29 435 Nota Ruimte

Nr. 262 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2010

Bij deze informeer ik uw Kamer over een aantal onderwerpen op het gebied van de uitvoering van de Nota Ruimte waarvoor mijn ambtsvoorgangers hebben toegezegd uw Kamer nog voor de begrotingsbehandeling te informeren. Specifiek gaat het dan om:

  • 1. Maatschappelijke kosten-batenanalyses van gebiedsontwikkelings-projecten;

  • 2. Verzakelijking bedrijventerreinen, motie Van Heugten en leegstand kantoren;

  • 3. Panorama’s langs infrastructuur en nationale landschappen.

1. MKBA’s van gebiedsontwikkelingsprojecten

Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer toegezegd te zullen onderzoeken in hoeverre het instrument van de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) toereikend is om complexe gebiedsontwikkelingsprojecten te beoordelen en heeft uw Kamer toegezegd een kabinetsreactie te geven op de evaluatie van de MKBA’s van de Nota Ruimteprojecten. Daarnaast vraagt de motie Wiegman-Van Meppelen Scheppink (kamerstuk 32 123 A, nr. 27) om een herijking en verruiming van de focus van de MKBA.

Op basis van de evaluatie van de MKBA’s van de Nota Ruimteprojecten (bijlage 1 en 2)1 concludeert het kabinet dat bij gebiedsontwikkelingsprojecten altijd een brede afweging noodzakelijk is, waarbij meerdere studies en onderzoeken een rol spelen. De spelregels voor het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) voorzien daar ook in. De Handreiking «MIRT-verkenning» van mei 2010 geeft – naast de MKBA – een overzicht van de andere instrumenten die beschikbaar/verplicht zijn tijdens de eerste fase van een project, bijvoorbeeld plan-m.e.r. effectonderzoeken, marktscans en financiële rapportages (inclusief business cases). Dit biedt een voldoende basis voor de besluitvorming. Het kabinet concludeert tevens dat het instrument «MKBA» voor gebiedsontwikkelingsprojecten nog volop in ontwikkeling is. Er zijn verbeteringen nodig en mogelijk op methodologisch vlak, bij de inzet van het instrument en bij de communicatie rondom het instrument. In deze kabinetsperiode zullen daarom de volgende acties worden uitgevoerd:

  • 1. Commitment en overeenstemming over doel/probleemanalyse MKBA.

  • 2. De integrale gebiedsontwikkelingsprojecten waarin het rijk participeert verlopen via de MIRT-systematiek. Bij de actualisatie van de MIRT spelregels zal aandacht zijn voor het benadrukken van het belang om vroegtijdig op bestuurlijk niveau over het doel van de MKBA te spreken. Handreikingen ten behoeve van de wijze waarop dit kan geschieden, krijgen een plek in de (te herziene) Handreiking MIRT-verkenningen en het Kader OEI bij MIRT-verkenningen.

  • 3. Standaardisatie van meet- en waarderingsmethoden, ter vergemakkelijking van de toepassing van het instrument.

  • 4. Ontwikkeling van formats voor een evenwichtige en toegankelijke presentatie van de resultaten van de MKBA’s, met aandacht voor de presentatie van immateriële effecten en onzekerheden.

Ook na het uitvoeren van deze acties zullen er grote, complexe gebiedsontwikkelingsprojecten blijven waarbij het gebruik van het instrument «MKBA» extra aandacht vereist. In die gevallen kan een second opinion van de planbureaus wenselijk zijn. Hierover zullen dan nadere afspraken worden gemaakt.

2. Verzakelijking bedrijventerreinen, motie Van Heugten en leegstand kantoren

Verzakelijking bedrijventerreinen

In de procedurevergadering van de vaste commissie voor VROM van 8 september 2010 is gesproken over de brief van mijn ambtsvoorganger d.d. 14 juli 2010 inzake uitvoering motie Pieper en Linhard over publiek-private samenwerking bij (herstructurering van) bedrijventerreinen (Kamerstuk 32 123 XI, nr. 32). Uw Kamer heeft mij gevraagd u voor de begrotingsbehandeling te informeren over de selectie van de pilots verzakelijking (brief met kenmerk 31 253-25/2010D33670). Door de provincies zijn 22 voorstellen ingediend. Mede op basis van advisering door een externe klankbordgroep en contacten met IPO en VNG heb ik onlangs besloten om daaruit de volgende 6 voorstellen te selecteren:

  • Groningen/Regio Oost; Verzakelijking in Oost-Groningen;

  • Noord-Holland/Koggenland; Distriport Huurmarkt, Ontwikkelen innovatieve beleggerstrategie;

  • Noord-Holland/Metropoolregio Amsterdam; Gebiedsgericht uitgeven bedrijventerreinen via een open gebiedsfonds;

  • Noord-Brabant/Breda; Publiek-private samenwerking bij (herstructurering van) bedrijventerreinen;

  • Noord-Brabant/Deurne; Herstructurering bedrijventerrein Kranenmortel;

  • Limburg/Heerlen; C-Mill.

De komende periode worden in overleg met de indieners nadere afspraken gemaakt over de uitwerking van deze pilots, die een looptijd hebben van maximaal 1,5 jaar. De pilots geven inzicht in meer of andere mogelijkheden om private investeringen te genereren en daaraan gekoppeld nieuwe vormen van publieke-private samenwerking. De pilots kunnen ook bijdragen aan de ontwikkeling van instrumenten zoals een verzakelijkingscan of het breder toepassen van bestaande mogelijkheden van parkmanagement. Ik verwacht dan ook dat de resultaten van de pilots een impuls kunnen geven aan de verdere invulling van het verzakelijkingstraject.

Motie Van Heugten

Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer toegezegd uw Kamer jaarlijks te informeren over de uitvoering van de motie Van Heugten. In 2010 hebben vier projecten hun bijdrage vanuit de motie Van Heugten (Kamerstuk 31 700 XI, nr. 16) gekregen. Dit zijn de projecten:

  • Ontwikkeling stationsgebied en Poort van Veendam (€ 5 miljoen);

  • Gebiedsontwikkeling Vliegbasis Soesterberg/Masterplan Dorp Soesterberg (€ 10 miljoen);

  • Gebiedsontwikkeling Corridorproject in Noordoostpolder (€ 5 miljoen);

  • Project Oldenzaal-Centraal (€ 5 miljoen).

Zoals in de brief van mijn ambtsvoorganger over de stand van zaken voor de motie Van Heugten uit april 2009 (kamerstuk 29 435, nr. 230) is aangegeven, wordt de bijdrage voor de Oude Rijnzone meegenomen binnen het Nota Ruimte traject. Inmiddels is voor dit project een subsidiebeschikking afgegeven. Daarmee is ook de bijdrage van € 12,5 miljoen vanuit deze motie aan de Oude Rijnzone toegekend.

Twee projecten hebben nog geen bijdrage ontvangen. Dit zijn het project herstructurering/transformatie locatie Schaepman in Zwolle en het project herstructurering/transformatie Venekoten-Noord in Oosterwolde. Vanuit mijn ministerie vindt regelmatig overleg plaats over de voortgang van de beide trajecten. Beide gemeenten hebben hun oorspronkelijke ambities moeten bijstellen, omdat deze in de huidige economische omstandigheden niet haalbaar bleken. De bedoeling is om in 2011 de bijdragen aan de laatste twee projecten te verstrekken.

Leegstand kantoren

Op 13 juli 2010 is uw Kamer geïnformeerd over de problematiek op de kantorenmarkt, de aanpak van de leegstand en de rol van het rijk hierbij (kamerstuk 32 123 XI, nr. 79). In deze brief is verwezen naar een door het rijk geïnitieerde kantorentop op 25 mei jl. en de afspraak dat de betrokken partijen samen werken aan de totstandkoming van een actieprogramma. Dit actieprogramma is in concept gereed en ligt nu voor bij de leden van de bestuurlijke werkgroep voor hun reactie en instemming. Het gaat hier om de branchevertegenwoordigers van markt- en overheidspartijen, zijnde NEPROM, IVBN, VB, VNG, IPO en bestuurders van de gemeenten Amsterdam en Heerlen. In het concept actieprogramma is voorgesorteerd op een decentrale aanpak, waarin vooral provincies, gemeenten én uiteraard marktpartijen (ontwikkelaars en beleggers) aan zet zijn om de leegstand aan te pakken en in de toekomst te voorkomen. Het actieprogramma leegstand kantoren wordt naar verwachting komend voorjaar aangeboden aan uw Kamer.

3. Panorama’s langs infrastructuur en nationale landschappen

Structuurvisie voor de Snelwegomgeving

In de brief Samenwerkingsagenda Mooi Nederland (Kamerstuk 31 500, nr. 19) heeft mijn ambtsvoorganger toegelicht welke bestuurlijke afspraken met de provincies zijn gemaakt om uitvoering te geven aan de motie Wiegman-Van Meppelen-Scheppink c.s. (Kamerstuk 31 500, nr. 10). In deze motie verzoekt uw Kamer om in overleg met de provincies tot bescherming van panorama’s te komen, ook buiten de negen Nationale Snelwegpanorama’s, zoals benoemd in de Structuurvisie «Zicht op mooi Nederland». Hierbij meld ik uw Kamer hoe ver de provincies zijn met het uitwerking geven aan de ambities uit genoemde motie. Ik baseer me hierbij op de terugmelding die ik via het IPO heb ontvangen. Ik beschouw de motie hierbij als uitgevoerd.

Acht provincies hebben specifiek beleid gericht op de bescherming van landschap of inpassing van infrastructuur in landschap bezien vanuit het kenmerk openheid. Het betreft Overijssel, Drenthe, Groningen, Flevoland, Zuid-Holland, Gelderland, Limburg en Zeeland. De overige provincies onderscheiden buiten de door het Rijk aangewezen snelwegpanorama’s geen specifieke provinciale panorama’s, maar hanteren wel in hun structuurvisies, verordeningen of bestuurlijke afspraken meer algemene uitgangspunten ten aanzien van de bescherming van gebiedskenmerken en het werken aan kwaliteit in ruimtelijke ontwikkelingen.

De uitvoering van het provinciale panoramabeleid komt enerzijds neer op het inspelen op te beschermen kwaliteiten in inrichting, beheer en onderhoud van gebied en infrastructuur en anderzijds het met betrokken partijen entameren van specifieke initiatieven en projecten.  Meerdere provincies zijn betrokken bij routeontwerpen voor nationale infrastructuur. Provinciale initiatieven voor routeontwerp komen deels als onderdeel van integrale planvorming voor in Overijssel, Zeeland, Flevoland, Groningen en Limburg.

Nationale Landschappen

Op 30 september 2010 ontving mijn ambtsvoorganger van uw vaste commissie voor VROM het verzoek te reageren op de evaluatie Nationale Landschappen.

De reactie op deze evaluatie zal worden meegenomen in de actualisatie van het ruimtelijk beleid.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven