29 407
Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten

nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2004

Donderdag 29 april is de motie Bruls/Varela (TK 2003–2004, 29 407, nr.12) aangenomen die het kabinet verzoekt om de kortdurende seizoensarbeid in de land en tuinbouw ten behoeve van de oogst van open teeltgewassen voor een maximale duur van twee maanden in aanmerking te laten komen voor de vrijstelling van de individuele arbeidsmarkttoets en de verplichte vacaturemelding.

Daarnaast is 10 februari de motie Visser/Bruls (TK 2003–2004, 29 407, nr. 2) aangenomen welke het kabinet oproept om een flexibel stelsel van tewerkstellingsvergunningen inclusief een arbeidsmarkttoets te hanteren. Deze motie werd ingediend met het oog op het voorkomen van verdringing van Nederlands arbeidsaanbod, die het vrij verkeer van werknemers met de Midden- en Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten Oost-Europese landen met zich mee zou kunnen brengen.

Naar aanleiding van de motie Visser/Bruls heb ik, na consultering van CWI, criteria opgesteld, waarbij ten aanzien van sectoren/beroepsgroepen waarvoor aantoonbaar onvoldoende geschikt en beschikbaar arbeidsaanbod is, de individuele arbeidsmarkttoets achterwege kan blijven. Ik heb CWI gevraagd om deze sectoren/beroepsgroepen aan te wijzen. CWI heeft in de brief van 16 april aangegeven dat de volgende beroepen aan de criteria voldoen: internationaal chauffeur, matroos en stuurman in de binnenvaart, OK-assistent, radiotherapeutisch laborant, radiodiagnostisch laborant, uitbener en slachter in de slachtsector en vleesverwerkende industrie.

De seizoenswerkzaamheden in de land- en tuinbouw werden niet vrijgesteld. CWI geeft in eerdergenoemde brief aan dat tegenover de vacatures in de land- en tuinbouw de verwachting staat dat het aanbod in de komende tijd zal toenemen, zowel door de opgelopen werkloosheid als door de per 1 januari 2004 in werking getreden Wet werk en bijstand (WWB). Bij de WWB zal de grotere financiële verantwoordelijkheid, de wijziging van het begrip passende arbeid in algemeen geaccepteerde arbeid en het maatregelenbeleid van de gemeenten zorgen voor een toename van het aanbod. De verwachting van CWI is dat het aanbod van arbeidskrachten door de WWB structureel zal toenemen.

Ik deel deze analyse en vanuit mijn eigen verantwoordelijkheid juich ik deze keuze ook toe. Het nu openstellen van de sector zou de prille werking van de WWB frustreren. Ik krijg deze signalen ook uit het land. Verschillende gemeenten geven aan dat zij problemen verwachten om (jonge) werkzoekenden aan het werk te krijgen als er geen voorrang meer is voor prioriteitgenietend aanbod, omdat tuinders aangeven te kiezen voor werknemers uit de Midden en Oost-Europese landen. Desalniettemin constateert ook CWI dat het extra aanbod vooralsnog waarschijnlijk niet zal kunnen voorkomen dat er tekorten aan arbeidskrachten zullen zijn voor de periode vanaf 1 mei 2004.

Om aan de motie Bruls/Varela tegemoet te komen en tegelijkertijd het doel van de motie Bruls/Visser niet uit het oog te verliezen, heb ik met CWI afgesproken dat CWI nadere afspraken met het LTO voor de land- en tuinbouw sector gaat maken. De nieuwe paragraaf 19a van de uitvoeringsregels van de Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) geeft CWI ten aanzien van sectoren waarvoor een tekort aan prioriteitgenietend aanbod dreigt de mogelijkheid vrijstelling te verlenen van de individuele arbeidsmarkttoets, indien de Centrale organisatie werk en inkomen adequate schriftelijk vastgelegde afspraken heeft gemaakt met vertegenwoordigers van de desbetreffende sector/beroepsgroep over de mate waarin de sector/beroepsgroep zelf actief is in de oplossing van de knelpunten in de personeelsvoorziening.

Gelet op het op korte termijn dreigende personeelstekort heeft het CWI mij meegedeeld een tijdelijke vrijstelling van de individuele arbeidsmarkttoets te overwegen, voor de periode 1 juni – 1 september 2004 voor zover het seizoenswerk in de tuinbouw (de open teelten) betreft. Voorwaarde is dat LTO tijdig voor 1 juni afspraken maakt met CWI en gemeenten over hoe werkgevers zich zullen inzetten om in toenemende mate prioriteitgenietend aanbod te werven en hoe werkgevers beschikbaar aanbod zullen plaatsen. Op basis van een beoordeling van deze afspraken zal het CWI vervolgens een besluit nemen over de tijdelijke vrijstelling.

De vrijstelling zou dan moeten gelden voor aanvragen van twv's, waarbij de werkzaamheden zelf daadwerkelijk vóór 1 september 2004 starten. Dit dient te blijken uit de bij de aanvraag van de tewerkstellingsvergunning overlegde concept-arbeidsovereenkomst. De duur van de afgegeven tewerkstellingsvergunningen zou dan gelijk moeten zijn aan de duur van de seizoenswerkzaamheden, met een maximum van 2 maanden. Het is hierbij niet toegestaan om werkzaamheden die langer duren dan 2 maanden op te splitsen in 2 perioden. De verplichting om vacatures te melden zou hierbij blijven bestaan.

Met deze afspraken kan worden bereikt dat de tekorten die op dit moment dreigen met een minimalisering van bureaucratie kunnen worden vervuld, en dat de stimulering van arbeidsaanbod voor de daaropvolgende maanden niet wordt tegengegaan. Hiermee wordt verdringing van Nederlands arbeidsaanbod tot een minimum beperkt en zullen de budgettaire gevolgen naar verwachting minimaal zijn.

Ik heb de VNG – in ons reguliere overleg – erop attent gemaakt dat gemeenten een goede mogelijkheid hebben om meer bijstandsgerechtigden aan de slag te krijgen door ze seizoenswerkzaamheden te laten verrichten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Naar boven