29 359
Vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet

nr. 94
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 oktober 2006

Naar aanleiding van de uitvoerige discussie tijdens de plenaire behandeling van de ontwerp Geneesmiddelenwet over de belangenverstrengeling tussen arts en apotheker, heb ik in mijn brief van 29 juni 2006 (Kamerstukken II 2005–2006, 29 359, nr. 90) mijn aanpak hiervan uiteengezet.

Die aanpak bestaat uit continuering en aanpassing van het verbod om afspraken te maken over het leveren van geneesmiddelen aan derden (artikel 18 van het Besluit uitoefening artsenijbereidkunst: BUA). Daarnaast heb ik een onderzoek toegezegd naar feitelijke en juridische verschijningsvormen van samenwerking tussen arts en apotheker.

Met de aanpassing van het verbod van artikel 18 BUA en de opname daarvan in het Besluit Geneesmiddelenwet beoog ik:

• de (huis-)arts rechtstreeks onder het verbod te brengen;

• dergelijke afspraken tussen rechtspersonen en beroepsbeoefenaren te verbieden;

• feitelijke samenwerkingsverbanden (incl. financiële deelnames) met hetzelfde gevolg te verbieden.

Het aangepaste verbod beoogt geen afspraken te verbieden voorzover die uitsluitend zijn ingegeven door overwegingen van een goede geneesmiddelenvoorziening. Daarbij valt te denken aan:

• afspraken met zorgverzekeraars over het belonen van doelmatig voorschrijven en farmacotherapieafspraken tussen beroepsbeoefenaren en zorgverzekeraars;

• het farmacotherapieoverleg tussen voorschrijvers en apotheekhoudenden;

• afspraken over rationele geneesmiddelenvoorziening in instellingen die eerste-lijnszorg leveren.

Inmiddels heeft de Raad van State advies uitgebracht over het concept Besluit Geneesmiddelenwet met het aangepaste verbod. Binnenkort zal ik u het nader rapport en de tekst en toelichting van het Besluit Geneesmiddelenwet sturen.

Bij brief van 21 augustus 2006 heb ik de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) formeel verzocht een onderzoek in te stellen naar de gevolgen van verticale integratie in de geneesmiddelenvoorziening en de (vormen van) samenwerking tussen artsen en apotheekhoudenden. De NZa heeft laten weten dit onderzoek graag uit te willen uitvoeren. In verband met capaciteitsproblemen en prioritering door de NZa kan het onderzoek echter niet in 2006 worden uitgevoerd, aldus de NZa.

Het onderzoek zal in 2007 worden uitgevoerd. Daarbij zal specifieke aandacht worden besteed aan de belangenverstrengeling en de mogelijke gevolgen voor de marktwerking en de bekostiging. Volgens planning van de NZa zal het onderzoek in juli 2007 zijn afgerond.

Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kan worden bezien of de aanpassing van het verbod van artikel 18 BUA, zoals opgenomen in artikel 11 van het concept-Besluit Geneesmiddelenwet, voldoende is of aanvulling behoeft, al dan niet in het kader van de tariefwetgeving.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Naar boven