29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

Nr. 104 Herdruk 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Ontvangen ter Griffie van de Tweede Kamer op 17 augustus 2010.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 16 september 2010.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 augustus 2010

1. Inleiding

Ziekenhuizen zijn zelf verantwoordelijk voor het opleiden van gespecialiseerde verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat hierbij sprake is van een vorm van marktfalen. Door de (hoge) kosten van deze opleidingen en het feit dat daar geen geoormerkte vergoedingen tegenover staan, wordt er door de ziekenhuizen niet altijd voldoende personeel opgeleid voor de betreffende functies. Daardoor dreigen er tekorten te ontstaan. Aangezien het hierbij veelal gaat om cruciale functies kan dat leiden tot problemen in de zorgvoorziening, bijvoorbeeld langere wachttijden. Het huidige systeem, waarbij elk ziekenhuis een individuele verantwoordelijkheid heeft voor het opleiden van voldoende personeel, biedt onvoldoende garanties dat er voldoende opgeleid wordt.

In het Algemeen Overleg Arbeidsmarkt van zowel 4 februari 2009 als 15 april 2010 (kamerstukken 29 282, nrs. 81 en 98) is mij door de TK-leden dan ook gevraagd om met oplossingen te komen. Daarop is in goed overleg met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Federatie van Universitair medisch centra (NFU) besloten om tot een aanpassing van het huidige systeem te komen. De verantwoordelijkheid voor het opleiden komt meer te liggen op het niveau van de ziekenhuissector als geheel, waarbij alle ziekenhuizen een bijdrage leveren aan de kosten voor het opleiden van gespecialiseerd personeel en individuele ziekenhuizen tegelijkertijd sterkere prikkels krijgen om daadwerkelijk op te leiden. Daartoe wordt op de VWS-begroting het Fonds Ziekenhuis Opleidingen ingesteld.

Dit fonds wordt gevuld via een structurele overheveling van premiegefinancierde middelen in het Budgettaire Kader Zorg (BKZ) voor de ziekenhuizen naar de begrotingsgefinancierde middelen van VWS per 2011. Ik zal deze middelen jaarlijks op basis van een subsidieregeling uitkeren aan de ziekenhuizen naar rato van de daadwerkelijk geleverde opleidingsinspanningen. Het fonds blijft overigens deel uit maken van het BKZ.

Ik wil benadrukken dat voor het opleiden van gespecialiseerde verpleegkundigen en het medisch ondersteunend personeel de ziekenhuizen primair zelf verantwoordelijk blijven. De oprichting van een fonds door VWS is bedoeld om het veld te faciliteren bij het nemen van deze verantwoordelijkheid. Vandaar ook dat het fonds geheel tot stand komt via een overheveling van financiële middelen van de ziekenhuizen naar de VWS-begroting. In de bijgevoegde brief en de bijbehorende gezamenlijke verklaring, die ik samen met de NVZ en de NFU heb opgesteld, zijn de contouren van dit fonds en de daarvoor benodigde budgetoverheveling vastgelegd.

In deze brief beschrijf ik mijn voornemen voor de aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aangaande de nadere uitwerking van de correctie op de budgetten van de ziekenhuizen ten behoeve van het instellen van het Fonds Ziekenhuis Opleidingen. Voor alle instellingen zal deze correctie dus leiden tot een budgetverlaging.

2. Generieke budgetcorrectie tbv Fonds Ziekenhuis Opleidingen

De budgetoverheveling naar de begroting van VWS in 2011 is, conform de gezamenlijke verklaring, gebaseerd op de gemiddelde opleidingsinspanningen van de ziekenhuizen in de jaren 2006 tot en met 2008 en komt daarmee uit op een structurele overheveling van € 112 miljoen (prijspeil 2010). Dit macrobedrag zal in zijn geheel in mindering worden gebracht op de (FB-)budgetten (A-segment) van alle individuele instellingen. Deze generieke budgetoverheveling betekent dat alle ziekenhuizen bijdragen aan de vulling van het fonds, ook de ziekenhuizen die op dit moment geen opleidingsinspanningen verrichten.

Ik heb er voor gekozen het macrobedrag geheel in mindering te brengen op de (FB-)budgetten van het A-segment. Dat geeft de meeste zekerheid dat het fonds gevuld wordt met het benodigde bedrag van € 112 miljoen. Omdat het op te leiden personeel echter ook werkzaam zal zijn voor het B-segment, wordt voor de verdeling van het macrobedrag over de individuele ziekenhuizen het uitgangspunt gehanteerd dat de omvang van het vrije B-segment in de verdeelgrondslag zal worden betrokken. Dit betekent dat instellingen met een relatief groot budgetdeel en klein B-segment niet onevenredig zwaar worden aangeslagen.

3. Aanwijzing ex WMG

Om uitvoering te geven aan het bovenstaande ben ik voornemens op grond van artikel 7 juncto de artikelen 57 en 59 van de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) een aanwijzing te geven aan de NZa.

Ik informeer u hierbij, op grond van artikel 8 van de WMG, over de zakelijke inhoud van mijn voornemen tot het geven van deze aanwijzing. Overeenkomstig genoemd artikel zal tot het geven van deze aanwijzing niet eerder worden overgegaan dan nadat 30 dagen zijn verstreken na verzending van deze brief.

4. Zakelijke inhoud aanwijzing inzake budgetcorrectie ten behoeve van Fonds Ziekenhuis Opleidingen

  • Deze aanwijzing is van toepassing op zorg geleverd door instellingen voor medisch specialistische zorg waarop in 2011 de budgetsystematiek van toepassing is, met uitzondering van de epilepsie-inrichtingen en instellingen voor revalidatie. Het gaat derhalve om de algemene en categorale ziekenhuizen (inclusief long/astmacentra), de academische ziekenhuizen, de radiotherapeutische centra en de dialysecentra. Hierna wordt het geheel van deze instellingen met de term ziekenhuizen aangeduid.

  • Bij de ziekenhuizen wordt per 1 januari 2011 een neerwaartse budgetcorrectie met een macrobedrag van structureel € 112 miljoen (prijspeil 2010) doorgevoerd. Dit bedrag wordt aangepast aan de nominale ontwikkeling in 2011 (indexering), waarmee de budgetcorrectie op prijspeil 2011 wordt gebracht.

  • Voor de verdeling van het op de budgetten in mindering te brengen macrobedrag over de individuele ziekenhuizen gelden de volgende uitgangspunten:

    • 1. De toedeling van het macrobedrag van € 112 miljoen naar het niveau van de individuele ziekenhuizen dient te geschieden op basis van het aandeel van het individuele ziekenhuis in het macrobudget in het basisjaar.

    • 2. Het basisjaar waarop het macrobudget en de standen van de individuele ziekenhuizen betrekking hebben en de daarbij te hanteren peildatum worden door de zorgautoriteit nader vastgesteld.

    • 3. Het macrobudget en de standen van de individuele ziekenhuizen hebben betrekking op het A- en B-segment tezamen. Bij de toedeling van het macrobedrag wordt de omvang van het vrije B-segment in de verdeelgrondslag betrokken.

    • 4. Het macrobudget en de standen van de individuele ziekenhuizen worden uitsluitend geschoond voor loonkosten medische specialisten en aios, inclusief schoning voor loonkosten medisch specialisten en aios academische component (waarbij de technische uitwerking van deze schoning mede afhankelijk is van de keuze van het basisjaar).

  • De op basis van het voorgaande per individuele instelling berekende budgetcorrectie wordt per 2011 als nominale korting in het budget van het A-segment verwerkt.

Ik zal een afschrift van deze brief versturen aan de NZa, de NVZ vereniging van ziekenhuizen, de NFU en ZN.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over mijn voorgenomen aanwijzing aan de NZa inzake de budgetoverheveling ten behoeve van het Fonds Ziekenhuis Opleidingen.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

I.v.m. een correctie in de termijndatum.

Naar boven