29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

33 552 Slachtofferbeleid

Nr. 416 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 maart 2018

Met deze brief informeren wij uw Kamer over de beoordeling door het openbaar ministerie en de politie van verzoeken van nabestaanden om kennis te nemen van beschikbare informatie en stukken in gevallen waarin zij twijfels hebben over de vaststelling dat hun dierbaren zijn overleden door een ongeval of zelfdoding. Hiermee reageren wij op de motie van het lid Van Nispen, ingediend bij de begrotingsbehandeling 2017 en diverse toezeggingen hierover aan uw Kamer.1

Recht op kennisneming

De motie verzoekt de regering de mogelijkheden voor nabestaanden om het onderzoekdossier te laten onderzoeken uit te breiden met inachtneming van de privacy, en de Kamer hierover te informeren. De motie behelst de gevallen waarin geen strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden of waarin het onderzoek is gestopt en nabestaanden twijfels hebben bij de vaststelling dat hun dierbaren door een ongeval of zelfdoding om het leven zijn gekomen. Om die reden verzoeken zij om de verstrekking van stukken uit het onderzoekdossier met het oogmerk nader onderzoek te (laten) doen of na te (laten) gaan of een strafrechtelijk onderzoek alsnog dient plaats te vinden.

Het wetboek van strafvordering kent een regeling voor de kennisneming van processtukken door slachtoffers en nabestaanden. Het recht op inzage in of verstrekking van stukken houdt in die regeling (artikel 51b Sv) verband met het belang dat slachtoffers/nabestaanden hebben in het strafrechtelijke onderzoek.

In de gevallen waarin echter geen strafrechtelijk onderzoek plaatsvindt kunnen nabestaanden zich niet beroepen op deze of een andere regeling waaraan het recht op kennisneming kan worden ontleend.

Wat het openbaar ministerie doet

Het openbaar ministerie is er wettelijk niet aan gehouden stukken ter inzage voor te leggen of te verstrekken aan deze groep nabestaanden. Dit geldt ook voor de politie. Dit neemt niet weg dat politie en openbaar ministerie in voorkomende gevallen ruimte zien om verzoeken om kennis te nemen van het dossier te honoreren. Het openbaar ministerie doet dit omdat hij het op grond van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens als zijn taak ziet vragen van nabestaanden zo goed mogelijk te beantwoorden, hen te informeren en desgevraagd inzage te geven in de stukken of deze te verstrekken.

Het openbaar ministerie erkent dat het goed is over het beleid waarmee de verzoeken van nabestaanden worden beoordeeld, meer duidelijkheid te verschaffen. Vertrekpunt is dat verzoeken om inzage in de stukken ruimhartig zullen worden beoordeeld. Het OM zal echter terughoudend zijn bij verzoeken waarbij het oogmerk is deze stukken door te verstrekken aan derden ten behoeve van verder onderzoek. Van terughoudendheid met het verstrekken van stukken zal zeker sprake zijn als deze naar andere personen dan de overledene te herleiden gegevens bevatten. Dan geldt het uitgangspunt: geen verstrekking tenzij.

Nabestaanden met twijfels over de uitkomsten van het onderzoek kunnen zich tot het openbaar ministerie wenden met een verzoek tot het verrichten van nader onderzoek. Ook kunnen zij bij het Gerechtshof beklag doen.

Aanpassing Aanwijzing Slachtofferzorg en Aanwijzing Wjsg

Het OM heeft mij toegezegd in afstemming met de politie meer duidelijkheid te zullen geven over de kennisneming van informatie en stukken door nabestaanden met twijfel over de doodsoorzaak. Er zullen handvatten komen in welke gevallen en onder welke condities kennisneming mogelijk is. Het OM zal kijken of deze handvatten kunnen worden opgenomen in de Aanwijzing Slachtofferzorg en de Aanwijzing Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens of dat een specifieke leidraad voor de bejegening van deze groep nabestaanden die twijfelen over de doodsoorzaak, meer op zijn plaats is. Het is van belang dat deze groep nabestaanden niet tussen wal en schip valt. Verder zal het OM samen met de politie voorzien in een duidelijke verwijsfunctie zodat nabestaanden van deze categorie weten tot wie zij zich op welk moment met een informatievraag kunnen richten en wat hun rechten en/of mogelijkheden zijn. Wij zullen uw Kamer informeren zodra de aanpassing van de genoemde aanwijzingen, dan wel de publicatie van een leidraad, gereed is.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Motie Van Nispen (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 42). Tevens reageert deze brief op een verzoek en toezegging gedaan in het algemeen overleg Strafrechtelijke onderwerpen van 17 november 2016 (Kamerstuk 29 279, nr. 358), een toezegging over de problematiek in gesprek te gaan met het Landelijk Advocatennetwerk geweld- en zedenslachtoffers (LANGZS) (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 42), een toezegging de hier bedoelde motie te zullen uitvoeren gedaan tijdens het algemeen overleg DNA-onderzoek in strafzaken van 9 februari 2017 (Kamerstuk 31 415, nr. 15) en meest recent een toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg Slachtofferbeleid van 16 november 2017.

Naar boven