29 214
Subsidiebeleid VWS

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2005

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij per brief van 17 november jongstleden (kenmerk 05-VWS-B-102) gevraagd het tijdpad te schetsen dat mij voor ogen staat voor de implementatie van mijn beleidsvoornemens inzake de kennisinfrastructuur.

Mijn beleidsvoornemens inzake de financiering en positionering van de VWS-relevante kennisinfrastructuur kunnen niet los worden gezien van de continue verbetering die VWS aanbrengt in zijn kennisfunctie. Die verbetering van de kennisfunctie vindt enerzijds plaats door meer expliciete aandacht voor een heldere vraagarticulatie en het opstellen van kennisprogramma’s die VWS-breed worden afgestemd. Anderzijds wordt systematisch het opdrachtgeverschap en de programmering veel scherper ingevuld. Dat is reeds sterk zichtbaar ten aanzien van het RIVM (de omvorming tot een agentschap is in dat proces zeer dienstig geweest) en de samenhangende programmering van ZonMw. Dat wordt ook steeds zichtbaarder in de programmering en de opdrachtverlening aan de andere kennisinstellingen.

Bij deze programmering volgen we ondermeer de filosofie zoals die is neergelegd in de OCW-notitie «kennis voor de samenleving», voortgangsrapportage implementatie kabinetsstandpunt brugfunctie TNO en GTI’s. Een wezenlijk kenmerk daarvan is de goede interactie tussen kennisvragers en kennisaanbieders.

Momenteel wordt binnen VWS gewerkt aan een systematisch VWS-brede behoefteanalyse om de belangrijkste kennisvragen te identificeren. De uitkomsten hiervan zullen doorwerken in de programmering van de verschillende kennisinstellingen en adviescolleges voor 2007 en verder. De werkprogramma’s van de verschillende instellingen worden veelal in het voorjaar en zomer voorbereid. Een aantal wordt met prinsjesdag aan de Kamer voorgelegd.

Wat betreft het tijdpad van de implementatie geldt in algemene zin dat jaarlijks op basis van programmatische invulling afspraken worden gemaakt. Voor de in mijn brief genoemde instellingen geldt meer specifiek het volgende:

Voordat het werkprogramma 2007 wordt vastgesteld heb ik met het NIVEL en het Trimbos-instituut nadere structurele afspraken gemaakt en vastgelegd die richtinggevend zijn voor de besteding van middelen voor 2007 en daarna.

Met het RIVM heb ik afspraken gemaakt over de vorming van verschillende centra, die een aantal publieke functies vervullen. Ik noem hierbij:

– het centrum voor infectieziekten (reeds operationeel),

– het centrum voor bevolkingsonderzoek (operationeel per januari 2006),

– het centrum voor jeugdgezondheid (operationeel per januari 2006),

– het centrum voor gezondheid, milieu en veiligheid (voorbereiding gestart, start gepland per januari 2006),

– het centrum gezond leven (voorbereiding nog te starten; start gepland per januari 2007).

Voor het jaar 2007 zal ik voor het RIVM voor 1 september de Kennisvragen 2007 formuleren op basis waarvan ik voor 1 december 2006 de offertes ontvang voor de gewenste activiteiten in 2007. De formele goedkeuring van de activiteiten en begroting volgt dan voor 1 januari 2007.

Met ZonMw zal in 2006 gesproken worden over haar strategische notitie voor ontwikkelingen in periode 2007–2010. Voor 1 januari 2006 zal – conform de Wet Zon – de begroting en jaarplan voor 2006 worden goedgekeurd.

Met het CBO is een meerjarig subsidie programma: «Kwaliteitskennis met publiek belang» afgesproken. De kennisontwikkeling vindt plaats in 4 Clusters van activiteiten, waaronder agenderen en programmatisch prioriteren van onderwerpen; strategie-, methode- en instrumentenontwikkeling; ontwikkelen van innovatieve mogelijkheden tot verbetering en standaardisatie van zorgprocessen; het ontwikkelen en vaststellen van standaarden van zorginhoudelijke kwaliteit zoals indicatoren, formats voor richtlijnen en informatieverstrekking en organisatorische inbedding. Daarbij is voor de komende jaren gekozen voor de volgende relevante thema’s:

– patiëntveiligheid,

– logistiek, doelmatigheid en resultaat gerichte besturing,

– kwaliteitssystemen in zorgketens

– patiëntgerichtheid en zelfmanagement bij chronisch zieken,

– normering van zorginhoudelijke kwaliteit,

– leiderschap en complete omvorming van organisaties.

Op het gebied van Langdurige Zorg, Jeugd, en Maatschappelijke Inzet zijn drie kenniscentra in wording. Het doel is dat deze centra per 1 januari 2007 in juridische zin een entiteit vormen. In programmatisch opzicht is er reeds sprake van een eerste proeve van een programma dat richtinggevend is voor de inhoudelijke samenwerking van 9 instellingen die op zullen gaan in de drie beoogde kenniscentra.

Voor alle andere, niet met name genoemde instellingen geldt dat de subsidiëring dan wel opdrachtverlening volgt op de inhoudelijke beleids- en kennisagenda van VWS en zijn beslag krijgt in de verschillende jaarwerkplannen.

Ik hoop u hier mee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Naar boven