28 973 Toekomst van de intensieve veehouderij

30 175 Besluit luchtkwaliteit 2005

F1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 januari 2018

De leden van de toenmalige vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening hebben kennisgenomen van de brief van de toenmalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieuf2, d.d. 9 november 2016 over de zevende rapportage inzake de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), alsmede de brief van 2 juni 20173 over het maatregelenpakket en vervolgacties die met betrekking tot de luchtkwaliteit rondom veehouderijen. Naar aanleiding hiervan is op 3 juli 2017 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

De huidige Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft op 18 januari 2018 gereageerd.

De huidige vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving4 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu

Den Haag, 3 juli 2017

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief5, d.d. 9 november 2016, waarbij u de zevende rapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (hierna: NSL) aanbiedt. Tevens hebben zij met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 2 juni 20176, medeondertekend door de Staatssecretaris van Economische Zaken, over het maatregelenpakket en vervolgacties die u op het oog heeft met betrekking tot de luchtkwaliteit rondom veehouderijen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven en willen graag naar aanleiding daarvan een aantal vragen aan u voorleggen. De GroenLinks-fractieleden danken u voor het toezenden van de brieven en hebben enkele vragen die zij graag aan u willen stellen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

In uw brief van 9 november jl. spreekt u uw zorg uit over de luchtkwaliteit in de buurt van pluimveehouderijen. U meldt dat er samen met de sector gekeken wordt hoe de luchtkwaliteit verbeterd kan worden. Inmiddels zijn de SP-fractieleden ervan op de hoogte dat de pluimveehouderij enigszins op haar schreden terugkeert; verbeteringen zijn wellicht op de korte termijn niet te verwachten. Hoe denkt u toch tot maatregelen, al dan niet in samenspraak met de sector, te kunnen komen?

De gemeenten spelen een grote rol bij het bewaken van de luchtkwaliteit, ook in het licht bezien van de aanstaande Omgevingswet. Bent u bereid de gemeenten een helpende hand te bieden, om zo snel mogelijk op te komen voor de gezondheid van omwonenden?

In uw brief van 2 juni 2017 meldt u dat circa 355.000 burgerwoningen binnen 250 meter van een veehouderij liggen. Intussen is uit het VGO-onderzoek7 op te maken dat (te) dicht op een veehouderij wonen schadelijke effecten kan hebben op de gezondheid. Kunt u aangeven hoe u denkt de luchtkwaliteit in de omgeving van pluimveehouderijen te verbeteren?

Tevens beschrijft u in uw brief van 2 juni 2017 een maatregelenpakket dat, tot uw teleurstelling, te elfder ure afketste op weerstand van de sector. Bent u met de SP-fractieleden van mening dat maatregelen dan wellicht, in het belang van omwonenden, afgedwongen moeten worden? Zo ja, welke aanpak wilt u dan volgen? Zo nee, op welke manier gaat u dan de gezondheid van omwonenden beschermen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van GroenLinksfractie lezen in uw brief van 2 juni jl. dat de pluimveesector is teruggekomen op het maatregelenpakket voor de aanpak van fijnstof, dat samen met hen is opgesteld. Kunt u aangeven wat de redenen zijn dat de pluimveesector is teruggekomen op deze maatregelen?

Waarom is de datum waarop de doelen voor de reductie van fijnstof door pluimveehouderijen behaald moeten zijn, pas op 1 januari 2027 gesteld, gezien de aantasting van de gezondheid (grotere gevoeligheid voor infecties, waardoor meer kans op longontsteking of verminderde longfunctie) van mensen die in de buurt van pluimveebedrijven wonen? Daarbij wijzen de GroenLinks-fractieleden tevens op de vaststelling door Alterra, dat zeer veel mensen vlakbij een veehouderijbedrijf wonen: 355.000 burgerwoningen liggen binnen 250 meter van een veehouderij en 87% van de veehouderijbedrijven ligt binnen 250 meter van een burgerwoning.8 Zijn er tussendoelen tussen nu en 2027 gesteld? Zo nee, waarom niet?

De monitoringsrapportage van het NSL meldt dat in 2015 op 9,9 kilometer sprake was van een NOx-concentratie boven de grenswaarde. Welke maatregelen worden genomen en wanneer zullen de overschrijdingen beëindigd zijn?

De monitoringsrapportage van het NSL vermeldt verder dat naast Amsterdam en Rotterdam er ook enkele andere steden zijn die binnenstedelijke knelpunten ten aanzien van overschrijding van NOx kennen. De leden van de GroenLinks-fractie wijzen bijvoorbeeld op overschrijdingen en bijna-overschrijdingen op de ringweg rond Utrecht. Welke maatregelen zal het Rijk nemen om de overschrijding van NOx-normen op snelwegen rond de steden aan te pakken?

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) geeft aan dat op 84% van de 71.000 onderzochte toetspunten langs wegvakken waar de snelheid is of wordt verhoogd in 2016, de concentratie NOx met snelheidsverhoging lager is dan in 2015.9 Zijn er binnen deze 84% punten waarbij de NOx-concentratie nog boven de norm ligt of vlak tegen de norm aan? Zo ja, welke maatregelen worden hier getroffen?

Op 5,5% van de toetspunten ligt de NOx-concentratie hoger dan in 2015. Leidt dit tot overschrijdingen van de norm? En welke maatregelen neemt u, zowel op de punten waar wel een verhoging van de concentratie NOx is, maar geen overschrijding, als waar een overschrijding is?

Zullen op die punten waar de NOx-concentratie vlak tegen de grenswaarde aanligt, extra maatregelen uit voorzorg worden genomen?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 1 september 2017.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, E.M. Sent

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 januari 2018

Hierbij ontvangt u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de antwoorden op de vragen van de SP-fractie en GroenLinks-fractie.

Zoals beschreven in de brief van 2 juni jl. (kst: 28 973/30 175, D) heeft het vorige kabinet met de sector overleg gevoerd over een maatregelenpakket om tot verbetering van de luchtkwaliteit in de buurt van pluimveehouderijen te komen. Dit maatregelenpakket is samen met de sectororganisaties opgesteld. De pluimveesector is destijds, om hen moverende redenen10, teruggekomen op het bovengenoemde maatregelenpakket. Vervolgens is de uitwerking van het voorziene pakket, inclusief bepaling van de transitiepaden, in gang gezet, waarbij is aangegeven de besluitvorming over wettelijke maatregelen aan het volgende kabinet te laten. Wij gaan weer in overleg met de pluimveesector over het maatregelenpakket. Besluitvorming door het kabinet over het maatregelenpakket zal plaatsvinden na dit overleg met de sector.

De GroenLinks-fractieleden vragen waarom de datum waarop de doelen voor de reductie van fijnstof door pluimveehouderijen behaald moeten zijn, pas op 1 januari 2027 is gesteld. Die datum gold in de plannen voor bestaande stallen. De genoemde datum van 1 januari 2027 was de uiterste datum waarop bestaande stallen aan de reductie-eis van 50% zouden moeten voldoen. Bij het vastleggen van zo’n eis in regelgeving moet er een redelijke implementatie- en overgangstermijn zijn. Er is in de onderhandeling niet over tussendoelen voor bestaande stallen gesproken. Zoals in de brief van 1 juni jl. aangegeven, was in 2019 een evaluatiemoment voorzien. Een wettelijke vastlegging van de eisen eerder dan 2020 is dan niet aan de orde. De implementatietermijn is daarmee ongeveer 6 jaar. Binnen die termijn tussendoelen stellen lag niet voor de hand. Los van bovengenoemd maatregelenpakket leidt het huidige beleid al tot een geleidelijke verbetering van de luchtkwaliteit in de omgeving van pluimveehouderijen. Sinds 1 augustus 2015 geldt voor nieuw te bouwen pluimveestallen een reductie-eis voor de emissie van fijnstof van minimaal 30%. Aanscherping van de emissie-eisen voor fijnstof uit pluimveestallen is noodzakelijk om de uitstoot van fijnstof op pluimveebedrijven in tien jaar minimaal te kunnen halveren, met het doel de luchtkwaliteit voor omwonenden te verbeteren. Om het handelingsperspectief van het lokaal bevoegd gezag te vergroten wordt momenteel gewerkt aan de ontwikkeling van een handreiking veehouderij en gezondheid. Hiermee wordt verduidelijkt welke mogelijkheden gemeenten en provincies hebben om handhavend op te kunnen treden en lokale maatregelen af te dwingen in het geval de luchtkwaliteit rond veehouderijen dit vereist. Voor de aanpak van NSL-knelpunten fijnstof rond veehouderijen verwijs ik naar mijn brief van 30 oktober 2017 (kst. 30 175 J).

Naar aanleiding van de NSL Monitoringsrapportage 2016 is gevraagd welke maatregelen er in het kader van het NSL worden genomen om de resterende NO2 overschrijdingen op te lossen. Zoals uit de bijlage bij de brief aan de Tweede Kamer van 22 september jongstleden (TK 30 175, nr. 256) blijkt, liggen de resterende NO2-overschrijdingen hoofdzakelijk langs drukke binnenstedelijke wegen. Deze punten zijn in beheer van gemeenten en vragen om lokale maatregelen. Ik ben momenteel in gesprek met de betreffende gemeenten om tot een concreet pakket aan maatregelen te komen om de resterende knelpunten zo spoedig mogelijk op te lossen. Zoals aangekondigd in mijn brief van 30 oktober 2017 (kst. 30 175 J) ben ik voornemens het NSL te wijzigen door aanvulling met deze analyse van de resterende luchtkwaliteitsknelpunten en een aanvullend maatregelenpakket. In het kader van deze wijziging worden zowel de Eerste als Tweede Kamer gehoord. Naar verwachting zal het gewijzigde NSL na de zomer van 2018 in werking treden. Van de zes in de NSL Monitoringsrapportage 2016 gerapporteerde NO2-overschrijdingen langs rijkswegen blijkt na nadere analyse door RWS alleen in Maastricht sprake te zijn van een overschrijding (bijlage VI Monitoringsrapportage 2016). Deze locatie zal na openstelling van de tunneltraverse niet langer een overschrijding zijn, waarmee geen aanvullende maatregelen langs rijkswegen nodig zijn.

Ten aanzien van de vragen naar aanleiding van het RIVM-onderzoek naar snelheidsverhogingen in 2016 merk ik op dat een snelheidsverhoging enkel wordt ingevoerd wanneer dat niet leidt tot een overschrijding van de milieunormen, waarbij voor luchtkwaliteit tevens een marge wordt aangehouden om eventuele schommelingen in concentraties over de tijd te kunnen ondervangen. Toetsing vindt niet alleen vooraf plaats, maar ook achteraf, via de jaarlijkse NSL-monitoring. Mocht daaruit blijken dat toch een overschrijding is ontstaan, dan zullen maatregelen worden genomen om de overschrijding ongedaan te maken. Uit het RIVM-onderzoek blijkt dat op de trajecten waar in 2016 de snelheid is verhoogd de maximale concentratie 37,3 µg/m3 bedroeg. Daarmee is er geen sprake van een overschrijding van de norm, en liggen alle (dus ook de 5,5% van de toetspunten waar de NOx-concentratie in 2016 hoger ligt dan in 2015) punten 3,2 µg/m3 of meer onder de waarde van 40,5 µg/m3(de waarde waaraan concentraties inclusief wettelijke afronding worden getoetst). Aanvullende maatregelen zijn dan ook niet nodig.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven – Van der Meer


X Noot
1

Letter F heeft alleen betrekking op 28 973.

X Noot
2

Kamerstukken I 2016/17, 30 175, I.

X Noot
3

Kamerstukken I 2016/17, 28 973/30 175, D.

X Noot
4

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Sent (PvdA), Vos (GL), P. van Dijk (PVV), Vlietstra (PvdA), Atsma (CDA), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Jorritsma-Lebbink (VVD) (vicevoorzitter),N.J.J. van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Nooren (PvdA) (voorzitter), Pijlman (D66), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV),Van der Sluijs (PVV)

X Noot
5

Kamerstukken I 2016/17, 30 175, I.

X Noot
6

Kamerstukken I 2016/17, 28 973/30 175, D.

X Noot
7

Kamerstukken II 2016/17, 28 973, nr. 181, bijlage rapport «Veehouderij en Gezondheid Omwonenden».

X Noot
8

Kamerstukken I 2016/17, 28 973/30 175, D, p. 4.

X Noot
9

Kamerstukken I 2016/17, 30 175, I, p. 3.

Naar boven