28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 508 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 augustus 2017

Bij de introductie van de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers (WMG) is ervoor gekozen de implementatie eerst in enkele startgebieden te beproeven alvorens over te gaan tot landelijke uitrol. Eventuele knelpunten kunnen in de proefperiode snel gesignaleerd en verholpen worden. De ervaringen met de WMG zijn onder auspiciën van het WODC geëvalueerd door het bureau DSP-groep.

Hierbij bied ik u het rapport Blazen bij geweld aan1, waarin de resultaten van de evaluatie zijn vervat. Met het onderzoeksrapport wordt tevens een eerste invulling gegeven aan de motie van Van Oosten en Marcouch, waarin de regering verzocht wordt de uitvoering van de WMG te monitoren.

Op 1 januari 2017 is de WMG in werking getreden. Deze wet geeft de politie de bevoegdheid bij verdachten van geweldsmisdrijven een middelenonderzoek uit te voeren, indien er aanwijzingen zijn dat het geweld onder invloed van alcohol of drugs is gepleegd. Als uit het middelenonderzoek blijkt dat het alcoholpromillage boven de grenswaarde van 0,8 ligt, of dat het gebruik van amfetamine, cocaïne of methamfetamine meer dan 50 microgram per liter bloed bedraagt, dan kan de officier van justitie in zijn strafbeschikking of strafeis en de rechter in zijn vonnis het middelengebruik betrekken bij het bepalen van de aard en de hoogte van de op te leggen sanctie. In lijn met de motie-Marcouch kan dit leiden tot een hogere straf van maximaal 75%.2 Maar het middelengebruik kan ook aanleiding geven tot het opleggen van bijzondere voorwaarden, zoals het alcoholverbod of gedragsinterventies die ingrijpen op het middelengebruik. Aldus draagt de WMG bij aan het voorkomen van (recidive van) geweld onder invloed.

Startgebieden WMG

Tijdens de proefperiode fungeerden drie basisteams als startgebied voor de WMG. Zij zijn gesitueerd in een kleine, middelgrote en grote gemeente – respectievelijk Veluwe-West, Alkmaar en Eindhoven-Zuid – zodat ook uitvoeringsverschillen naar gelang de grootte van de gemeente in kaart konden worden gebracht. In de drie startgebieden is alleen op alcoholgebruik getest, omdat de speekseltesters voor drugsgebruik nog niet beschikbaar waren; het aanbestedingstraject voor deze speekseltesters is naderhand in mei afgerond. De politie heeft de WMG vooral beproefd in de horecagebieden, omdat hier met vaste teams gewerkt wordt die qua instructie en uitvoering eenvoudiger aangestuurd kunnen worden. Bovendien was de verwachting dat als er knelpunten zouden zijn, deze zich vooral bij het uitgaansgeweld zouden manifesteren vanwege de piekbelasting in de avonden en de weekenden.

Resultaten van de evaluatie

De evaluatie is gedurende een beperkte periode van drie maanden uitgevoerd, omdat de resultaten beschikbaar moesten zijn voor de beoogde landelijke uitrol per 1 juli 2017. Vier vragen stonden tijdens de onderzochte periode centraal:

  • 1. Hoe is de instructie bij de politie, parketten en reclassering en voorlichting (intern en extern) verlopen?

  • 2. Is de landelijke procedure voor de toepassing van de WMG en het daarop gebaseerde Besluit en de ministeriële regeling correct gevolgd?

  • 3. Welke resultaten zijn in de eerste drie maanden geboekt met de WMG?

  • 4. Wat zijn de randvoorwaarden voor een succesvolle landelijke uitrol?

Instructie en voorlichting

Ter beantwoording van de eerste onderzoeksvraag kan geconstateerd worden dat de instructie en voorlichting over het algemeen goed zijn verlopen. Bij de politie zijn instructies gegeven in de vorm van briefings en daarnaast is men via het train-de-trainer principe opgeleid. De betrokken parketten zijn geïnformeerd via de reguliere nieuwsbrief, intranet en het ZSM-werkoverleg. Bij de reclassering verliep de informatievoorziening via intranet en presentaties in werkoverleggen. Het publiek is in de startgebieden voorgelicht via de campagne die door mijn ministerie ontwikkeld is. Ook de politie heeft enkele voorlichtingsactiviteiten ontplooid, zoals op Facebook.

Landelijke procedure

In de toepassing van de WMG – de tweede onderzoeksvraag – deden zich geen onoverkomelijke knelpunten voor. Daar waar de politie afweek van de procedure, was dit vooral toe te schrijven aan gebrek aan routine met de inzet van de WMG. Zo is de WMG niet in alle zaken toegepast waar dit had gekund. Ook zijn bepaalde voorschriften niet altijd in acht genomen, zoals het vastleggen van negatieve testresultaten in het proces-verbaal en het wijzen van de verdachte op zijn recht op tegenonderzoek. In de eerste maand waren er enkele logistieke knelpunten, zoals het niet beschikken over voldoende testen, maar deze problemen zijn meteen opgelost.

Bij de reclassering en het OM waren er vanwege de korte doorlooptijd van de evaluatie nog te weinig zaken om de effecten van de WMG goed te kunnen beoordelen. Maar naar het zich laat aanzien sluit de aanpak naadloos aan bij de reeds gangbare werkprocessen. Bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waren nog geen aanvragen voor een bloedonderzoek binnengekomen. Dit was geen verrassing. Immers, bloedonderzoek is vooral aan de orde bij het testen op drugs – hetgeen in de proefperiode niet van toepassing was – en komt bij het testen op alcohol slechts sporadisch voor, na een onvoltooide ademanalyse.

Resultaten

In de eerste drie maanden heeft de politie in de startgebieden in 49 zaken de WMG toegepast. Dit aantal ligt lager dan de circa 194 zaken die verwacht konden worden als de WMG op alle daarvoor in aanmerking komende geweldsincidenten was toegepast; het lagere aantal vloeit vooral voort uit de keuze van de politie om de WMG in de startfase vrijwel alleen bij uitgaansgeweld toe te passen. De aandacht voor alcoholgebruik is desondanks in de dossiers toegenomen van 13% naar 19%. Deze percentages zijn vanwege de kleine aantallen nog niet significant, maar worden dat wel als de wet nu landelijk wordt ingevoerd. Via het OM is in de onderzochte periode één WMG-zaak strafrechtelijk afgehandeld. Hierbij is de straf met 75% verhoogd.

Randvoorwaarden

Voor de beantwoording van de vierde onderzoeksvraag, de randvoorwaarden voor landelijke uitrol, doen de onderzoekers diverse aanbevelingen, zoals het labelen van zaken als WMG, het blijven monitoren van de uitvoering en het terugkoppelen van het effect van de WMG in het verdere strafproces naar de politie. Daarnaast bevelen de onderzoekers aan een implementatie-checklist beschikbaar te stellen naast het implementatieplan waarover de eenheden reeds beschikken.

Beleidsreactie

Hoofddoel van deze evaluatie van de proefperiode was na te gaan of zich bij de implementatie van de WMG onvoorziene knelpunten voordoen. Uit het onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Per 1 juli is daarom gestart met de landelijke uitrol, die in de periode van 19 juni tot 16 september begeleid wordt door een landelijke campagne van mijn ministerie. Tijdens de landelijke uitrol wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de instructie van de politie, bestaande uit een e-learning en opleiding van de Politieacademie die door alle «blauwe» agenten gevolgd zal worden. De implementatiegroep WMG, bestaande uit politie, OM, verslavingsreclassering, NFI en VenJ, zal de uitvoering blijven monitoren, zodat waar nodig bijgestuurd kan worden. Zoals aangegeven tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel zal de WMG bovendien vier jaar na de inwerkingtreding landelijk geëvalueerd worden.3

Middelengebruik vormt een belangrijke risicofactor voor geweldpleging. Naar schatting 26% tot 43% van het geweld in Nederland wordt gepleegd onder invloed van alcohol, 3% onder invloed van drugs en 3% tot 12% onder invloed van alcohol en drugs.4 Vaak leidt dit geweld tot ernstiger lichamelijk letsel in vergelijking met geweldpleging waaraan geen middelengebruik vooraf is gegaan. In het strafrechtelijk traject werd het middelengebruik bij geweldplegers voorheen niet standaard vastgelegd door de politie. Met de landelijke introductie van de WMG komt er meer aandacht voor de relatie tussen middelengebruik en geweld, waardoor er meer sancties op maat kunnen worden opgelegd. Op deze manier kunnen sancties effectiever en meer betekenisvol zijn, waardoor ook de kans op herhaling van het geweld vermindert.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Motie-Marcouch, Kamerstuk 28 684, nr. 300, en de Aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen, Stcrt. 2015, nr. 4952, blz. 8.

X Noot
3

Kamerstuk 33 799, nr. 6.

X Noot
4

J.G. Ramaekers, R.J. Verkes, J.G.C. van Amsterdam ea. Middelengebruik en geweld. Een literatuurstudie naar de relatie tussen alcohol, drugs en geweld. Maastricht University, Radboud UMC, AMC, 2016.

Naar boven