28 604
De Staat van de Europese Unie

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS VOOR EUROPESE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2002

Met genoegen bieden wij u de «Staat van de Europese Unie» aan. Hierin is beschreven de Europese agenda 2002–2003 vanuit Nederlands perspectief.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

A. Nicolaï

INHOUDSOPGAVE

 INLEIDING5
   
HOOFDSTUK 1:DE UITBREIDING VAN DE EUROPESE UNIE7
1.1Inleiding7
1.2Het Belgische en Spaanse voorzitterschap8
1.3Capita selecta onderhandelingshoofdstukken8
1.4Het Deense en Griekse voorzitterschap14
   
HOOFDSTUK 2:DE EUROPESE AGENDA IN VOGELVLUCHT18
2.1Asiel en migratie18
2.2Sociaal-economisch beleid (de Lissabon-strategie)20
2.3Landbouw en visserij23
2.4Strijd tegen het terrorisme26
2.4.1Intern26
2.4.2Extern28
2.5Effectiviteit van het externe beleid29
2.6Vrede en veiligheid30
2.7Ontwikkelingssamenwerking32
2.8Handelspolitiek en WTO33
2.9Regionale prioriteiten in het externe beleid34
2.10Europees bestuur36
2.10.1Witboek Europees bestuur36
2.10.2Hervormingen binnen de Commissie39
   
HOOFDSTUK 3:DE FINANCIËN VAN DE UNIE41
3.1De begroting41
3.1.1Besluit eigen middelen42
3.1.2Financiële perspectieven (prijzen 2003)42
3.1.3Begroting 200343
3.1.4De Nederlandse afdrachten op de rijksbegroting45
3.1.5De Nederlandse nettopositie46
3.2Beheer en controle48
3.2.1Financieel beheer binnen de EU48
3.2.2Financieel beheer in Nederland50
   
HOOFDSTUK 4:DE RAADSAGENDA'S51
4.1Europese Raad51
4.2Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen56
4.2.1Algemene Raad56
4.2.1.1Externe betrekkingen57
4.2.1.2Handelsbetrekkingen66
4.2.2Raad Ontwikkelingssamenwerking67
4.3Raad voor Economische en Financiële Zaken69
4.3.1Ecofinraad70
4.3.2Begrotingsraad75
4.4Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken76
4.5Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheiden Consumentenzaken85
4.5.1Raad Werkgelegenheiden Sociaal Beleid85
4.5.2Gezondheidsraad89
4.6Raad voor het Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)92
4.6.1Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad92
4.6.2Industrieraad97
4.6.3Onderzoeksraad100
4.7Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie103
4.7.1Transport- en Telecommunicatieraad103
4.7.1.1Telecommunicatie103
4.7.1.2Transport107
4.7.2Energieraad111
4.8Raad voor Landbouw en Visserij113
4.8.1Landbouwraad114
4.8.2Visserijraad116
4.9Raad voor het Milieu119
4.10Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur122
4.10.1Onderwijs- en Jeugdraad123
4.10.1.1Onderwijs123
4.10.1.2Jeugd125
4.10.2Cultuur en Audiovisuele Raad127
   
BIJLAGE:BEOORDELING NIEUWE COMMISSIEVOORSTELLEN130
   
 LIJST VAN AFKORTINGEN143
   
 TREFWOORDENREGISTER147

INLEIDING

De Europese Unie is essentieel voor Europa en voor Nederland. Voor Europa in verband met het bevorderen van vrede en veiligheid en van stabiliteit en welvaart. Voor Nederland omdat de samenwerking en afstemming van beleid binnen de Unie op steeds meer terreinen een elementaire voorwaarde vormt om de binnenlandse vraagstukken op adequate wijze te kunnen sturen en oplossen. De Unie is daarbij een gemeenschap van landen die, ieder vanuit hun eigen cultuur en traditie, fundamentele normen en waarden delen die zij wensen te beschermen en versterken. De toekomst van Nederland is verweven met die van de Europese Unie. Investeren in een vitale Unie is dan ook investeren in eigen toekomst.

Het belang van de Unie voor de Nederlandse samenleving staat evenwel in contrast met de geringe betrokkenheid van de bevolking bij de ontwikkeling ervan. Juist de aanstaande uitbreiding en de discussie over de toekomst van Europa zijn ontwikkelingen die niet zouden moeten passeren zonder levendig maatschappelijk debat. Het kabinet zal daaraan bijdragen door de verschillende aspecten van de uitbreiding en de verdieping breed onder de aandacht van het publiek te brengen, zoals de economische voordelen en de mogelijkheid om greep te herwinnen op grensoverschrijdende vraagstukken zoals asiel en migratie, milieu en veiligheid.

Deze Staat van de Unie volgt de inmiddels gebruikelijke opzet. De kern wordt gevormd door de hoofdstukken 2, 3 en 4. Deze behandelen respectievelijk het Europese beleid op hoofdlijnen met enige belangrijke accenten uit het afgelopen en het komende jaar, de financiën van de Unie en de gevolgen daarvan voor Nederland, en tenslotte de gedetailleerde werkprogramma's van de Europese Raad en de diverse formaties van de Raad van de Europese Unie.

Daaraan voorafgaand is een hoofdstuk opgenomen over de stand van zaken rond de uitbreiding van de Unie. Deze zal de komende jaren immers haar beslag krijgen. Het hoofdstuk heeft een feitelijk karakter en behandelt de huidige stand van zaken en het tijdpad van de uitbreiding onder het Deense en Griekse voorzitterschap. De regering meent evenwel dat de uitbreiding van zodanig belang is, dat zij een separate notitie voorbereidt met haar beleidsvoornemens voor de uitbreiding.

Het andere onderwerp dat op dit moment sterk in de belangstelling staat is de Conventie over de toekomst van Europa. Gezien de mogelijke gevolgen van deze discussie voor de Unie en voor Nederland – uitmondend in een Intergouvernementele Conferentie die zal besluiten over eventuele aanpassingen van de Europese verdragen zal de regering over dit onderwerp ook een separate notitie aan het Parlement aanbieden.

Beide genoemde notities – over de uitbreiding van de Unie en over de Conventie – kunnen als onderdeel van deze Staat van de Unie worden beschouwd.kst-28604-1-1.gif

HOOFDSTUK 1: DE UITBREIDING VAN DE EUROPESE UNIE

1.1 Inleiding

Volgens de in Nice overeengekomen road map1 zal de uitbreiding van de Europese Unie het komende anderhalf jaar zijn beslag krijgen. Tijdens de Europese Raad van Brussel (24–25 oktober 2002) beslist de Unie eerst welke kandidaat-lidstaten gereed zijn om toe te treden. Vervolgens zullen de toetredingsonderhandelingen met de zich kwalificerende kandidaat-lidstaten moeten worden afgerond tijdens de Europese Raad van Kopenhagen (12–13 december 2002).

Het jaar 2003 zal een overgangsjaar zijn. In dat jaar zullen zowel het Europees Parlement als de nationale parlementen hun instemming met de uitbreiding moeten geven en zullen in verscheidene landen de wettelijk vereiste referenda moeten worden gehouden. De door de Europese Raad geformuleerde doelstelling luidt dat de toetreders als lidstaten kunnen deelnemen aan de verkiezingen voor het Europese Parlement in 2004.

Nederland heeft steeds bepleit dat snelheid en kwaliteit in het uitbreidingsproces hand in hand moeten gaan.2 Doel is en blijft uiteraard volledige overname en implementatie van het acquis communautaire. Niettemin kunnen kandidaat-lidstaten indien nodig en dan onder precies vastgelegde voorwaarden – voor onderdelen van deze vereisten voor een vastgestelde periode uitstel krijgen (overgangstermijnen). Inmiddels is een behoorlijk aantal gedegen onderbouwde overgangstermijnen toegekend. Bij de onderhandelingen daarover heeft de regering zich steeds laten leiden door het effect van het gevraagde uitstel op:

– het functioneren van de interne markt;

– de veiligheid van de Europese burger in brede zin;

– het bestuur en recht in de nieuwe lidstaat;

– de financiën van zowel de EU als de nieuwe lidstaat.

In het algemeen overleg met de Kamer en in de notities van juni en november 20013 is het parlement op de hoogte gehouden van het verloop van deze onderhandelingen en van de door de regering ingenomen standpunten.

De regering is voorts van mening dat niet alleen de kandidaat-lidstaten gereed voor de uitbreiding moeten zijn, maar ook de Unie zelf. Parallel aan de afronding van de onderhandelingen moeten het functioneren en de financiën van de Unie ook op langere termijn na de uitbreiding zeker worden gesteld.

In institutioneel opzicht zal de Unie voor de uitbreiding gereed zijn na de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice. Belangrijke voorwaarde hiervoor is een positief resultaat van het (tweede) Ierse referendum, dat voorzien is in het najaar van 2002. Daarnaast acht de regering van belang dat een tijdige discussie plaatsvindt over beleidshervormingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het regionaal beleid (structuurfondsen en cohesiefonds) binnen de Unie. In juli 2002 verschenen de voorstellen van de Commissie voor de mid term review van het GLB. Ook ligt het voorstel nog op tafel om de nieuwe lidstaten in te faseren in de directe inkomenssteun. Indien de Europese Raad daartoe zou besluiten, moet hij volgens de regering ook het politieke besluit nemen om de inkomenssteun in zijn algemeenheid af te bouwen («no phasing in without phasing out»).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen tijdens het Belgische en Spaanse voorzitterschap. Vervolgens wordt vooruitgeblikt naar het Deense en Griekse voorzitterschap, waarbij onder meer wordt ingegaan op het ratificatieproces.

1.2 Het Belgische en Spaanse voorzitterschap

Tijdens het Belgische en Spaanse voorzitterschap werd goede voortgang geboekt in het toetredingsproces. Een groot deel van de werkkalender voor de onderhandelingen – de road map - kon worden afgewerkt: een aanzienlijk aantal onderhandelingshoofdstukken werd voorlopig afgesloten1 (zie onder 1.3).

Naast de overname van het acquis is het van groot belang dat deze wet- en regelgeving ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd. Daarom is veel aandacht besteed aan de versterking van de bestuurlijke en gerechtelijke capaciteit in de kandidaat-lidstaten. De Europese Raad van Laken (december 2001) verwelkomde het Commissievoorstel voor elk van de kandidaat-lidstaten hiertoe een speciaal actieplan op te stellen. Ook werd besloten om binnen het Phare-programma 250 miljoen euro vrij te maken voor extra inspanningen voor institution building. De actieplannen voor de kandidaat-lidstaten verschenen in april 2002. Hierin wordt een overzicht gegeven van de lopende inspanningen, de daarvoor beschikbare Phare-gelden en de lopende monitoringactiviteiten. De Commissie presenteerde naar aanleiding hiervan een rapport aan de Europese Raad van Sevilla (juni 2002). Hierin beschreef zij de voortgang van de kandidaat-lidstaten op bestuurlijk en gerechtelijk gebied.

Wat betreft de financiële aspecten van de uitbreiding, presenteerde de Commissie in februari 2002 een «common financial framework» (CFF). Het CFF vormde de basis voor de voorstellen die de Commissie later tijdens het Spaanse voorzitterschap deed voor de hoofdstukken «Landbouw» (inkomenssteun, quota, referentieperioden), «Begroting» en «Regionaal beleid». De reactie van de regering op het CFF werd op 4 februari 2002 naar de Kamer verzonden.

1.3 Capita selecta onderhandelingshoofdstukken

Vrij verkeer van kapitaal (hoofdstuk 4)

Het belangrijkste onderwerp in dit hoofdstuk betreft de aankoop van landbouwgrond in de kandidaat-lidstaten door EU-ingezetenen. Dit hoofdstuk is inmiddels met bijna alle kandidaat-lidstaten waarmee wordt onderhandeld afgesloten. Hongarije en Litouwen hebben verzocht het hoofdstuk opnieuw te openen en met Roemenië zijn de onderhandelingen nog niet afgerond. Waar met het merendeel van de kandidaat-lidstaten al in de zomer van 2001 overeenstemming kon worden bereikt, lukte dit met Polen pas in maart 2002. De aankoop van landbouwgrond door niet-ingezetenen is om historische redenen een gevoelig punt in Polen.

De onderhandelingen over de aankoop van landbouwgrond zaten lange tijd in een impasse vanwege de Poolse eis om een overgangstermijn van achttien jaar. Pas na het aantreden van de regering Miller in september 2001 kwam er beweging in de Poolse positie: het verzoek werd teruggebracht tot een overgangstermijn van twaalf jaar, vijf jaar langer dan de overgangsperiode die andere kandidaat-lidstaten kregen. Een uitzondering werd gemaakt voor de aankoop van grond door zelfstandige boeren uit de EU: zij kunnen al na drie jaar grond aankopen, met uitzondering van grond in Noordwest-Polen (overgangstermijn van zeven jaar). Het Poolse voorstel werd door de EU aanvaard, mede gezien de politieke gevoeligheid van het onderwerp in Polen. Wel werd, op aandringen van Nederland, bedongen dat de overgangstermijn voor zelfstandige boeren ingaat vanaf de datum van ondertekening van de pachtovereenkomst (een groep Nederlandse boeren pacht nu al grond in Polen) en niet vanaf het moment van toetreding. Evenals bij andere kandidaat-lidstaten werd daarnaast een vijfjarige overgangstermijn overeengekomen voor de aankoop van tweede huizen door niet-ingezetenen.

De regering heeft in de onderhandelingen ook verzocht om aandacht voor het investeringsklimaat in Polen. Op Nederlands verzoek bracht de Commissie hierover in mei 2002 een rapport uit. De regering hecht bijzonder aan deze rapportage. Zij rekent erop dat een en ander weer uitvoerig aan de orde komt in de aanstaande voortgangsrapportage over Polen.

Mededinging (hoofdstuk 6)

Het hoofdstuk over het Europese mededingings- en staatssteunbeleid is voorlopig afgesloten met Estland, Letland, Litouwen, Slovenië en Cyprus. De EU let er bij dit hoofdstuk streng op dat de kandidaat-lidstaten het acquis hebben overgenomen, zij over voldoende administratieve capaciteit beschikken om het beleid toe te passen (zoals een mededingingsautoriteit), en een geloofwaardig track record hebben bij de handhaving van het beleid (beoordeling staatssteun en fusies). Een specifiek probleem in dit hoofdstuk betreft de special economic zones in sommige kandidaat-lidstaten, waarin buitenlandse investeerders fiscale regelingen krijgen die in strijd zijn met het acquis. Ook de herstructurering van staatsbedrijven, waaronder staalbedrijven, vormt in een aantal landen nog een probleem. De afronding van dit hoofdstuk is voorzien in de herfst van 2002.

Landbouw (hoofdstuk 7)

Het hoofdstuk «Landbouw» is geopend met alle kandidaat-lidstaten waarmee wordt onderhandeld, met uitzondering van Roemenië. De discussie over het hoofdstuk valt uiteen in twee onderdelen: veterinaire, fytosanitaire en voedselveiligheidskwesties enerzijds en overige onderwerpen (marktordeningen, plattelandsbeleid, financiële vragen) anderzijds.

De onderhandelingen over veterinaire en fytosanitaire zaken en voedselveiligheid concentreerden zich op de vraag of een overgangstermijn kon worden toegekend voor de communautaire regels over gezondheidsbescherming in slachthuizen, vlees- en zuivelbedrijven. Daarnaast is er aandacht geweest voor de verwerking van specifiek risicomateriaal (BSE/TSE), de opzet van dierregistratiesystemen en de controle aan de toekomstige buitengrenzen van de Unie.

Hongarije, Slowakije, Letland, Litouwen, Tsjechië en Polen hebben verzocht om een overgangstermijn van drie tot vier jaar voor de regels voor gezondheidsbescherming in een vastgesteld aantal slachthuizen en vlees- en zuivelbedrijven. De Unie heeft uiteindelijk met dit verzoek ingestemd (behalve voor Polen), met de nadrukkelijke kanttekening dat het vlees uit deze bedrijven alleen op de lokale markt gebracht mag worden, voorzien van een eigen stempel en bijbehorend certificaat. Het vlees mag bovendien niet in andere bedrijven worden verwerkt, ook niet als deze bedrijven wel EU-conform zijn. De overgangstermijn geldt overigens slechts voor inrichtingseisen die niet cruciaal voor de volksgezondheid zijn. De EU zal de situatie in de kandidaat-lidstaten nauwgezet monitoren. De kandidaat-lidstaten zijn verplicht hierover regelmatig informatie te verstrekken. De Commissie zal deze informatie beoordelen en regelmatig terugkoppelen naar de lidstaten. De onderhandelingen met Polen over dit onderwerp konden nog niet worden afgerond. Naar verwachting zal hierover pas in de tweede helft van 2002 overeenstemming kunnen worden bereikt.

Gezien de enorme kosten die overname en met name implementatie van het veterinaire en fytosanitaire acquis met zich meebrengen voor zowel de publieke als de particuliere sector in de kandidaat-lidstaten, is ondersteuning door de EU onontbeerlijk. De Unie verstrekt onder meer hulp aan veterinaire overheidsdiensten voor de opbouw van administratieve capaciteit voor de opsporing en bestrijding van dierziekten, voorlichting over en bestrijding van BSE/TSE en ondersteuning van het fytosanitaire beleid. De regering hecht groot belang aan zorgvuldige behandeling van deze aspecten en heeft in de onderhandelingen geïnsisteerd op harde en controleerbare garanties voor voedselveiligheid. Zij zal nauwgezet toezien op de monitoring van de Commissie en de ontwikkelingen in de kandidaat-lidstaten.

Marktordeningen regelen de productie van en handel in een aantal landbouwproducten binnen de EU, waaronder suiker, zuivel, rundvlees en graan. Ze leggen productiequota en bijbehorende interventieniveaus vast. Met de besprekingen over het producttechnische deel van de marktordeningen werd tijdens het Belgische voorzitterschap begonnen. Tijdens het Spaanse voorzitterschap werd ook gesproken over de gevoeligere onderdelen van marktordeningen, zoals de omvang van quota en referentieperiodes en over de invulling van het plattelandsbeleid en financiële aspecten. De regering heeft de Commissiebenadering voor de toekenning van quota gesteund. Die moeten worden gebaseerd op zo recent mogelijke productiecijfers en niet op het productiepotentieel zoals de kandidaat-lidstaten zelf hebben voorgesteld.

De regering kan zich evenwel niet vinden in het Commissievoorstel voor toekenning van directe inkomenssteun aan landbouwers in de nieuwe lidstaten1. In het CFF stelde de Commissie voor inkomenssteun te verstrekken, oplopend van een niveau van 25 procent in 2004 tot 100 procent in 2013. Dit is niet in overeenstemming met de afspraken die in maart 1999 in Berlijn zijn gemaakt (financiële perspectieven en «Agenda 2000»).

Nederland heeft gezamenlijk met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk en Zweden weten te bewerkstelligen dat besluitvorming over het al dan niet toekennen van directe inkomenssteun in de nieuwe lidstaten wordt uitgesteld tot het najaar van 2002, wanneer ook wordt gesproken over de andere onderhandelingshoofdstukken met grote financiële implicaties, te weten regionaal beleid en budget. Deze drie onderhandelingshoofdstukken vormen samen het zogenaamde «financial package».

Transport (hoofdstuk 9)

Het hoofdstuk «Transport» werd inmiddels afgesloten met alle kandidaat-lidstaten behalve Tsjechië, Bulgarije en Roemenië. Het hoofdstuk omvat de gehele transportsector, waaronder wegtransport en maritieme veiligheid. Het gaat hier vooral om liberalisering en technische aanpassingen.

De onderhandelingen betroffen met name een door de Unie verzochte overgangstermijn voor cabotage bij het wegvervoer (binnenlands vervoer in een ander land). Dat verzoek werd ingegeven door het verschil in bedrijfskosten in de toekomstige en huidige lidstaten. Ook bij eerdere uitbreidingen van de EU werd indertijd gekozen voor een geleidelijke marktopening om marktverstoringen te voorkomen. Afhankelijk van de marktsituatie van de kandidaat-lidstaat is overeengekomen geen overgangstermijn in te stellen (Slovenië, Malta, Cyprus), dan wel een overgangstermijn van twee jaar (Baltische staten, Tsjechië, Slowakije) dan wel drie jaar (Polen, Hongarije). Deze overgangstermijnen kunnen eventueel door individuele lidstaten worden verlengd met twee jaar indien hiertoe voldoende redenen bestaan. Alleen indien ook na deze periode nog een reële vrees bestaat voor ernstige marktverstoring door liberalisering van de cabotagemarkt, kan een lidstaat om verdere verlenging van de overgangstermijn vragen met maximaal één jaar. De markt voor internationaal vervoer zal overigens wel bij toetreding onmiddellijk worden vrijgegeven.

De regering zag geen redenen voor een overgangstermijn voor cabotage, maar had begrip voor de zorg van andere lidstaten (waaronder vooral Duitsland) die vreesden voor ernstige verstoring van de eigen binnenlandse markt. Met de gevonden oplossing werd voldoende tegemoet gekomen aan de belangen van alle betrokkenen.

Fiscaal beleid (hoofdstuk 10)

Dit hoofdstuk kon inmiddels voorlopig worden gesloten met alle kandidaat-lidstaten, behalve met Malta en Roemenië. Het hoofdstuk regelt directe en indirecte belastingen en wederzijdse bijstand bij de heffing en invordering van belastingen.

Een belangrijk aandachtspunt vormde de harmonisatie van accijnzen, onder andere op alcoholhoudende dranken en sigaretten. Nagenoeg alle Midden- en Oost-Europese landen verzochten om een overgangstermijn voor de EU-sigarettenaccijns, mede omdat de sociale en economische gevolgen van een snelle prijsstijging voor sigaretten het draagvlak voor de uitbreiding zouden kunnen ondergraven. De EU toonde begrip voor dit argument en kende de kandidaat-lidstaten een overgangstermijn toe, met een geleidelijke accijnsverhoging voor sigaretten tot uiterlijk 31 december 2008 (2009 voor Letland, Litouwen en Estland). Om het risico van smokkel en fraude door grote prijsverschillen zoveel mogelijk te beperken, mogen de lidstaten kwantitatieve beperkingen stellen op de import van sigaretten door reizigersverkeer en mogen zij dit verkeer controleren.

Andere punten die vaak naar voren kwamen, betroffen verzoeken om lagere BTW-tarieven te mogen gebruiken voor bepaalde producten, en een BTW-vrijstelling voor het midden- en kleinbedrijf met een lage omzet.

Energie (hoofdstuk 14)

Dit hoofdstuk is inmiddels met het merendeel van de kandidaat-lidstaten voorlopig afgesloten. Het staat nog open met Bulgarije en Roemenië. De kandidaat-lidstaten committeren zich in dit hoofdstuk aan het liberaliseringsbeleid van de EU en de minimaal verplichte olievoorraden. Ook de problemen rond kerncentrales komen in dit hoofdstuk aan de orde. Inmiddels zijn met Slowakije, Bulgarije, Litouwen en ook Tjechië afspraken gemaakt over de beveiliging of sluiting van kerncentrales.

Structuurfondsen en regionaal beleid (hoofdstuk 21)

Het hoofdstuk «Regionaal beleid» is geopend met alle kandidaat-lidstaten en kon voorlopig worden afgesloten met Cyprus, Tsjechië, Estland, Letland en Litouwen. In het hoofdstuk wordt de verlening van structuur- en cohesiesteun aan de nieuwe lidstaten geregeld en worden afspraken gemaakt over administratieve en programmatische capaciteit in de kandidaat-lidstaten.

Tijdens het Spaanse voorzitterschap kon binnen de EU overeenstemming worden bereikt over de gemeenschappelijke posities van de EU (EUCP) voor de onderhandelingen met alle kandidaat-lidstaten behalve Bulgarije en Roemenië. Deze gemeenschappelijke positie behandelt de verdeling van middelen voor structuuren cohesiebeleid over de nieuwe lidstaten in de periode 2004–2006. Daar de overeengekomen verdeelsleutel alleen betrekking heeft op de periode tot 2007 – dit is mede op Nederlands initiatief zeer expliciet in de EUCP verwoord – kon relatief eenvoudig aansluiting worden gezocht bij de bestaande verordening voor het structuur- en cohesiebeleid. Deze loopt immers ook tot 2007. Bedragen worden in de EUCP niet genoemd. Afgesproken werd dat de bedragen pas in de eindfase van de onderhandelingen zullen worden ingevuld.

Justitie en binnenlandse zaken (hoofdstuk 24)

In dit hoofdstuk richt de aandacht zich niet op verzoeken om overgangstermijnen – deze zijn ook niet gevraagd maar op de wijze waarop het noodzakelijke vertrouwen tot stand kan worden gebracht voor wat betreft de capaciteit van de kandidaat-lidstaten om het acquis op dit gebied te implementeren. Het betreft onder andere buitengrenzen, asiel en migratie, politie-en justitiële samenwerking. Het hoofdstuk is inmiddels gesloten met alle kandidaat-lidstaten behalve Bulgarije en Roemenië. De regering heeft hierbij steeds geïnsisteerd op harde clausules over monitoring van de gedane toezeggingen en op verdere versterking van de bestuurlijke en gerechtelijke capaciteit.

Overigens verandert de uitbreiding in eerste instantie niets aan de huidige EU-buitengrenzen. Het Schengen-acquis zal door de kandidaat-lidstaten in twee tranches worden geïmplementeerd. Bij toetreding zal het belangrijkste deel van het Schengen-acquis moeten zijn overgenomen en uitgevoerd. Pas bij inwerkingstelling van het Verdrag van Schengen zullen de binnengrenzen met de nieuwe lidstaten worden opgeheven. Dit gebeurt eerst nadat de Raad unaniem heeft besloten tot opheffing van de binnengrenscontroles en nadat het «Schengen-informatiesysteem II» (SIS II) in werking is getreden. Voorwaarde hiervoor is uiteraard voldoende vertrouwen in de kwaliteit van de bewaking aan de nieuwe buitengrenzen. Hier bestaat dus een apart, tweede toetsmoment. De Unie heeft duidelijk gedefinieerd welke delen van het Schengen-acquis moeten zijn geïmplementeerd bij toetreding, en welke delen kunnen wachten tot de opheffing van de binnengrenscontroles en de volledige deelname in het SIS II. De door de kandidaat-lidstaten opgestelde Schengen-actieplannen en de bijbehorende monitoring richten zich dan ook niet zozeer op het moment van toetreding tot de Unie, maar lopen door tot het moment van opheffing van de binnengrenscontroles.

Begroting (hoofdstuk 29)

Het begrotingshoofdstuk omvat de regels over de opbouw, vaststelling en uitvoering van de EU-begroting. Tijdens het Spaanse voorzitterschap bereikte de EU overeenstemming over het uitstellen van de afsluiting van het hoofdstuk met alle kandidaat-lidstaten. Alleen met Roemenië moeten de onderhandelingen nog worden geopend. Discussiepunt betrof de budgettaire compensatie, dat wil zeggen de eventuele financiële compensatiemaatregelen die nieuwe lidstaten in de periode 2004–2006 kunnen worden geboden indien overige financiële afspraken daartoe aanleiding geven. Over maatregelen van deze aard kan pas worden gesproken wanneer de uitkomst van alle onderhandelingen bekend is.

Instellingen (hoofdstuk 30)

Het hoofdstuk «Instellingen» bevat de modaliteiten van de deelname van de nieuwe lidstaten in de instellingen van de Unie. Tijdens het Spaanse voorzitterschap is dit hoofdstuk met alle kandidaat-lidstaten geopend en met het overgrote deel ook gesloten. Alleen met Hongarije, Tsjechië en Letland staat dit hoofdstuk nog open. Het betreft hier onder andere de zetelverdeling in het Europees Parlement.

Het EU-standpunt ter zake is goeddeels bepaald door het (nog niet in werking getreden) Verdrag van Nice. Daarin zijn immers stemgewichten, aantal zetels en dergelijke vastgesteld voor een uitgebreide Unie, uitgaande van twaalf toetreders. Voor het overige wordt uitgegaan van de bestaande verdragsbepalingen. Voor vrijwel alle kandidaat-lidstaten waren deze voorstellen aanvaardbaar. Er zijn evenwel twee praktische problemen die op dit moment niet kunnen worden opgelost.

– Er wordt naar gestreefd dat de toetreders als lidstaat kunnen deelnemen aan de verkiezingen van het Europees Parlement in juni 2004. Een belangrijke bepaling van het Verdrag van Nice (aanpassing stemgewichten in de Raad) gaat echter pas in per 1 januari 2005. Ook de portefeuilleverdeling binnen de Commissie ligt praktisch gesproken vast tot 1 januari 2005, wanneer haar zittingsperiode afloopt. Indien de eerste toetredingen eerder plaatsvinden, kan niet worden ontkomen aan overgangsregelingen.

– Het Verdrag van Nice gaat uit van twaalf toetreders, terwijl het er in eerste instantie waarschijnlijk minder zullen zijn. Dit impliceert een herberekening van de drempel voor besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid.

De benodigde regelingen kunnen echter pas worden ontworpen wanneer vaststaat welke landen op welk moment zullen toetreden. Tegen die tijd zal ook het tweede Ierse referendum over het Verdrag van Nice hebben plaatsgevonden. Tot dan kan het hoofdstuk wel als gesloten worden beschouwd.

1.4 Het Deense en Griekse voorzitterschap

Tijdens het Deense voorzitterschap zal de EU zich uitspreken over de gereedheid van de kandidaat-lidstaten om toe te treden. De Unie streeft ernaar om tijdens de Europese Raad in Kopenhagen (december 2002) de onderhandelingen met deze kandidaat-lidstaten af te ronden. Tijdens het Griekse voorzitterschap zou vervolgens het toetredingsverdrag ondertekend moeten worden.

Beoordeling gereedheid

Medio oktober 2002 zal de Commissie haar jaarlijkse rapportages uitbrengen over de voortgang in de kandidaat-lidstaten. Daarbij zal de Commissie voor het eerst een mening uitspreken over de geschiktheid van specifieke kandidaat-lidstaten om daadwerkelijk toe te treden. Een positief advies betekent dat de Commissie meent dat de kandidaat aan alle toetredingscriteria voldoet en in staat is op het moment van toetreding de bijbehorende verplichtingen adequaat te vervullen. De Europese Raad in Brussel (24 en 25 oktober 2002) zal op basis van deze adviezen vervolgens een oordeel uitspreken.

Bij dit besluit dienen de vorderingen van de betreffende kandidaat op de drie Kopenhagen-criteria in hun totaliteit en samenhang te worden beoordeeld.

Deze criteria houden in dat nieuwe lidstaten:

– moeten beschikken over stabiele instellingen die de democratie, rechtsstaat, mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen;

– een functionerende markteconomie moeten hebben, alsmede het vermogen om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie te weerstaan; en

– in staat moeten zijn om de verplichtingen van het lidmaatschap op zich te nemen, hetgeen onder meer betekent dat zij het acquis communautaire dienen te hebben overgenomen en dit moeten kunnen implementeren en handhaven.

De toetredingsonderhandelingen hebben zich vooral gericht op het derde criterium: de overname, implementatie en handhaving van het acquis communautaire. De politieke en economische criteria – die uiteraard niet onderhandelbaar zijn – zijn echter van minstens zo groot belang. Bij het besluit de toetredingsonderhandelingen te openen, voldeden de kandidaat-lidstaten reeds aan de politieke criteria (onder andere eisen aan de rechtsstaat). Wat betreft de economische criteria concludeerde de Commissie in de voortgangsrapporten van november 2001 dat Malta en Cyprus voldoen aan de sub-criteria van een functionerende markteconomie en het kunnen weerstaan van de concurrentiedruk. Volgens de Commissie beschikken Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Litouwen, Letland en Estland over een functionerende markteconomie. Zij kunnen de concurrentiedruk op korte termijn weerstaan indien zij hervormingen doorzetten. Roemenië en Bulgarije voldeden aan geen van beide sub-criteria.

De Europese Raad in Brussel in oktober 2002 wordt een belangrijk moment. Hier wordt immers vastgesteld welke landen voldoen aan de toetredingscriteria en dus kunnen toetreden, mits zij erin slagen de onderhandelingen succesvol af te ronden.

Voor een aantal hoofdstukken, vooral die met institutionele of financiële consequenties, is het noodzakelijk het exacte aantal toetreders te kennen alvorens een definitieve positie kan worden ingenomen en een totaalresultaat kan worden uitonderhandeld. Hoewel uiteraard niets vaststaat tot het toetredingsverdrag is getekend, zal het besluit van de Europese Raad in Brussel in oktober 2002 bepalend zijn. De landen die door die Europese Raad geschikt worden bevonden voor toetreding, moeten er op kunnen rekenen dat zulks ook na de afsluiting van de onderhandelingen nog het geval zal zijn.

Vast staat dat in ieder geval Bulgarije en Roemenië (en Turkije, waarmee niet wordt onderhandeld) nog niet ver genoeg zijn om bij een eerste groep toetreders te horen. Voor de overige tien kandidaat-lidstaten dient eerst het oordeel van de Commissie te worden afgewacht. De regering zal de kandidaat-lidstaten individueel en op hun eigen merites beoordelen. Zij zal daarover voor en na de Europese Raad van oktober 2002 nauw overleg voeren met het parlement. De regering zal bij haar oordeel alle relevante factoren betrekken en alle opties open houden. Een big bang is geen tevoren vaststaand gegeven.

Afronding toetredingsonderhandelingen

Zodra bepaald is welke landen kwalificeren voor toetreding, zal worden geprobeerd met deze landen de onderhandelingen definitief af te ronden. Het gaat hierbij in de eerste plaats om het financial package waarbij de uitstaande financiële vraagstukken uit de hoofdstukken landbouw, regionaal beleid en begroting voor alle toetreders in samenhang moeten worden behandeld. Het Deense voorzitterschap en de Commissie zullen hiertoe voorstellen moeten doen. Daarnaast zal nog moeten worden onderhandeld over het hoofdstuk «Instellingen» (overgangsregelingen voor het jaar 2004, herberekeningen van de aantallen zetels in het Europees Parlement en drempels voor de stemmenweging, naar aanleiding van het uiteindelijke aantal toetreders). Tenslotte kunnen mogelijk nog enkele landenspecifieke gevoelige punten blijven openstaan tot het werkelijke eindspel. Naar verwachting zal de Europese Raad van Kopenhagen (december 2002) komen tot besluiten op basis waarvan de daadwerkelijke afronding van de onderhandelingen met de eerder in Brussel geïdentificeerde toetreders mogelijk wordt.

De regering acht het van belang dat, parallel aan de afronding van de onderhandelingen, uiterlijk in Kopenhagen ook verdere stappen worden gezet om doelmatig optreden en de financiële houdbaarheid van de Unie ook op langere termijn na de uitbreiding zeker te stellen. Het gaat hierbij in de eerste plaats om een politiek besluit over de door de regering gewenste beleidshervormingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De specifieke Nederlandse inzet voor deze hervormingen wordt weergegeven in de regeringsreactie op de desbetreffende interdepartementale beleidsonderzoeken van 20011. De door de regering gewenste beleidshervormingen zijn geen nieuwe conditionaliteiten in de toetredingsonderhandelingen. Het zijn parallelle processen. Tegelijkertijd mag het resultaat van de toetredingsonderhandelingen, gericht op besluitvorming in 2002, de gewenste beleidshervormingen niet onmogelijk maken (zie ook hoofdstuk 2.3). In 2002 zet de regering in op een agenda en een aanpak die sporen met de afspraken gemaakt in Berlijn. In dit verband is ook de mid term review van het GLB van belang.

Wat betreft de kandidaat-lidstaten die niet tot de eerste groep toetreders zullen behoren, streeft de regering ernaar dat de Europese Raad van Kopenhagen voor deze landen een herziene onderhandelingskalender vastlegt, met duidelijke en passende einddoelen. Met Turkije wordt niet onderhandeld zolang het land niet voldoet aan de politieke criteria voor lidmaatschap. Wel is de pre-toetredingsstrategie verder geïntensiveerd. Mede vanwege de kwestie Cyprus is het zaak de ontwikkelingen intensief te blijven volgen en te bezien wanneer een volgende stap kan worden gezet. De kwestie Cyprus zelf zal ook aan de orde zijn tijdens de Europese Raad van Kopenhagen.

Ondertekening en ratificatie toetredingsverdrag

Artikel 49 van het EU-Verdrag stelt dat de Raad met unanimiteit besluit over toetreding van nieuwe lidstaten, na raadpleging van de Commissie en na instemming van het Europees Parlement. De voorwaarden voor toetreding en de noodzakelijke verdragsaanpassingen – dat wil zeggen de neerslag van de onderhandelingsresultaten – worden vastgelegd in een toetredingsverdrag tussen de lidstaten en de toetreders. Dit verdrag moet door alle partijen worden bekrachtigd, in lijn met hun eigen grondwettelijke bepalingen. Het toetredingsbesluit en het verdrag over de voorwaarden van toetreding dienen dus van elkaar te worden onderscheiden.

Op basis van de afsluitende onderhandelingen in Kopenhagen wordt een ontwerp toetredingsverdrag opgesteld. De Commissie brengt ter zake advies uit. Het Europees Parlement neemt kennis van het ontwerp-toetredingsverdrag en van het advies van de Commissie. Het oordeelt per kandidaat over het toetredingsverzoek en legt zijn oordeel zonodig na stemming met gewone meerderheid vast in een aantal individuele wetgevingsresoluties. Het Europees Parlement ratificeert het verdrag echter niet. Pas wanneer de instemming van het Europees Parlement is verkregen, kan de Raad met unanimiteit formeel over de eigenlijke toetreding besluiten. Uiteraard zal de Kamer tijdens dit proces via de gebruikelijke procedures nauwgezet worden geïnformeerd.

Pas na het formele toetredingsbesluit van de Raad wordt het verdrag over de toetredingsvoorwaarden getekend. Het Griekse voorzitterschap voorziet ondertekening in het voorjaar van 2003. Dit verdrag bevat de resultaten van de afzonderlijke onderhandelingen met de individuele kandidaat-lidstaten, en de door hun toetreding noodzakelijk geworden aanpassingen van de bestaande verdragen. Het gaat hier dus om de juridische neerslag van de bereikte onderhandelingsresultaten.

Hoewel de regering bij een aantal gelegenheden heeft gepleit voor meerdere verdragen, zal net als bij eerdere toetredingen sprake zijn van een enkel verdrag voor alle toetreders samen. Dit is voor alle partijen overzichtelijker. Verdragstechnisch is het bovendien noodzakelijk de vereiste institutionele aanpassingen in hetzelfde verdrag op te nemen, zodat alle kandidaat-lidstaten tegelijk toetreden. Wanneer alle kandidaat-lidstaten eigen verdragen zouden hebben zouden zij immers in onbekende volgorde op verschillende momenten toetreden. Tegelijkertijd zouden de verdragen echter wel inhoudelijk naar elkaar moeten verwijzen (verdelingspercentages, aantal zetels, et cetera). Dit zou na elke individuele toetreding heronderhandeling van de institutionele bepalingen aan de omstandigheden van dat moment vereisen, en daarmee aanpassing van alle nog in ratificatie zijnde verdragen.

Voor de regering staat voorop dat de individuele beoordeling per kandidaat in de Nederlandse besluitvormingsprocedure moet zijn gewaarborgd. Deze beoordeling vindt plaats in oktober 2002 (voorafgaand aan het besluit van de Europese Raad over de gereedheid van de kandidaat-lidstaten) en in december (voorafgaand aan het definitieve besluit over toetreding). Gezien deze separate toetsingsmomenten zou de aansluitende nationale besluitvorming over de goedkeuringswet over de toetreding moeten kunnen plaatsvinden op basis van een enkel verdrag voor alle toetreders.

Kwaliteitsverzekering

Het uitbreidingsproces stopt niet op het moment van tekening van het toetredingsverdrag. Ook daarna zullen de inspanningen van de kandidaat-lidstaten moeten worden voortgezet, met monitoring door en ondersteuning van de Unie. Verdere ontwikkeling van bestuurlijk vermogen, de rule of law (rechtsstaat) en voortgezette structurele hervormingen in de kandidaat-lidstaten zijn hierbij essentieel. Met het oog hierop zullen accenten worden gezet in het preaccessiehulpbeleid en de bilaterale relaties met de toetreders worden geïntensiveerd.

Op het moment van toetreding zullen de preaccessieprogramma's moeten worden afgerond voor de eerste groep toetreders. Dat betekent dat middelen uit deze programma's nog tot 2004 kunnen worden vastgelegd en daarna niet meer. Het zal overigens nog tot enige tijd daarna duren voordat alle gecommitteerde middelen zijn uitgegeven. Tegelijkertijd wordt voorzien in extra aandacht voor de landen die niet tot de eerste groep toetreders zullen behoren. Ook Turkije ontvangt (met specifieke accenten) sinds 2002 preaccessiesteun1, zoals het vanaf eind 2000 al in aanmerking kwam voor het Nederlandse bilaterale steuninstrumentarium Matra en PSO. De intensivering en differentiatie van het Matra-programma zullen worden voortgezet al naar gelang de behoefte in de ontvangende landen. De regering zal bevorderen dat het bilaterale steuninstrumentarium zoveel mogelijk aansluit op de intensivering en uitfasering van de communautaire programma's.

Om de voortgang van institution building in een uitgebreide Unie te verzekeren, zal de regering actief bijdragen aan de ontwikkeling van postaccessiesamenwerking. Bestaande Nederlandse samenwerkingsrelaties, zoals met Polen, Tsjechië, Hongarije en Slowakije, zullen ook na toetreding worden voortgezet indien de betrokken landen dat wensen.

HOOFDSTUK 2: DE EUROPESE AGENDA IN VOGELVLUCHT

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste Europese onderwerpen op hoofdlijnen beschreven. Aangezien het komende jaar de uitbreiding van de Europese Unie centraal staat, wordt dit onderwerp separaat behandeld in hoofdstuk 1. In hoofdstuk 4 «De Raadsagenda's» is een meer gedetailleerde beschrijving te vinden van de werkzaamheden van de betrokken raadsformaties over de hieronder genoemde onderwerpen.

2.1 Asiel en migratie

Sinds de Europese Raad van Tampere (oktober 1999) werkt de Europese Unie binnen de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid aan een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid. In het belang van de ketenbenadering immigratie-integratie is integratie vanzelfsprekend onderdeel van dit beleid.

Een gezamenlijk EU-beleid kan effectiever dan nationaal beleid antwoorden formuleren op grensoverschrijdende vraagstukken van asiel en migratie. Bovendien kan Europees beleid bijdragen aan het verminderen van problemen rond illegale immigratie, misbruik van asielprocedures, georganiseerde criminaliteit (zoals mensenhandel en mensensmokkel) en integratie. Daarnaast zal het de negatieve beleidsconcurrentie tussen lidstaten terugdringen. Tot dusverre worden aanscherpingen in de ene lidstaat vrijwel automatisch beantwoord met striktere maatregelen in omringende lidstaten. Een gezamenlijk beleid zal meer stabiliteit en continuïteit bij asiel, migratie en integratie teweegbrengen. De Unie kan voorts een belangrijke bijdrage leveren aan een krachtiger integratiebeleid, dat er onder meer op gericht dient te zijn legale derdelanders rechten en plichten te geven vergelijkbaar met die van EU-burgers. In dit verband is gezamenlijk Europees optreden bij bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat van essentieel belang.

De Europese Raad van Laken (december 2001) constateerde dat, twee jaar na de Europese Raad van Tampere, het asiel- en migratiebeleid te weinig voortgang had gemaakt. De druk om een hoger tempo te realiseren nam toe. De Europese Raad slaagde er in Laken evenwel niet in om concrete afspraken te maken over de wijze waarop de werkzaamheden konden worden bespoedigd. In de eerste helft van 2002 is weer meer vaart gebracht in de ontwikkeling van het asiel- en migratiebeleid. De toestroom van illegale vreemdelingen die via de kusten, aangrenzende landen of luchthavens de Europese Unie bereikt, was aanleiding om vooral de strijd tegen illegale immigratie hoog op de Europese agenda te zetten. Ook de electorale ontwikkelingen in Europa gedurende het eerste semester van 2002 hebben het besef van urgentie bij de Europese aanpak van problemen die samenhangen met migratie doen toenemen.

De Europese Raad van Sevilla (juni 2002) heeft een krachtige impuls gegeven aan het Europees asiel- en migratiebeleid in al zijn aspecten. De Europese Raad heeft onderstreept dat de uitvoering van het Tampere-actieprogramma in alle opzichten versneld moet worden. Meer in het bijzonder heeft de Europese Raad gezegd dat met spoed uitvoering moet worden gegeven aan het actieplan ter bestrijding van illegale immigratie, de geleidelijke invoering van een gecoördineerd en geïntegreerd beheer van de buitengrenzen, de integratie van het immigratiebeleid in de betrekkingen van de Unie met derde landen en de bespoediging van de lopende wetgevingsprocedures over de vaststelling van een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid.

(Illegale) immigratie

De bestrijding van illegale immigratie omvat onder meer gemeenschappelijke afspraken over het visumbeleid, de versterking van de bewaking van de buitengrenzen en terugkeer van illegalen. Hiertoe heeft de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in februari 2002 een actieplan opgesteld. Het bestaat uit maatregelen die zowel het interne beleid betreffen (verbetering van het visumbeleid, grensbewaking en strafrechtelijke handhaving) als het externe beleid van de Unie (de integratie van asiel en migratie in het externe beleid van de EU, met name ten behoeve van een succesvol terugkeerbeleid). De Europese Raad van Sevilla heeft herziening van de lijst visumplichtige landen, de invoering van een gemeenschappelijk identificatiesysteem voor visa en het sluiten van terug- en overnameovereenkomsten als prioritair aangemerkt.

De integratie van het onderwerp asiel en migratie in het externe optreden van de Unie is steeds belangrijker geworden. Het accent ligt op samenwerking met de herkomst- en doorreislanden. Het bestaand beleid jegens deze landen, dat zich richt op samenwerking op migratiegebied, moet een minder vrijblijvend karakter krijgen. Tijdens het Spaanse voorzitterschap is het sterker aanspreken van derde landen op hun verplichtingen tot terug- en overname van illegale migranten een reële mogelijkheid geworden. De Europese Raad van Sevilla heeft geconcludeerd dat de Unie derde landen bijstand dient te verlenen bij maatregelen ter bestrijding van illegale migratie, maar dat aantoonbaar gebrek aan medewerking door een derde land gevolgen kan hebben voor zijn betrekkingen met de Unie. Daarbij moeten ontwikkelingsdoelstellingen en bestaande internationale verplichtingen wel worden gerespecteerd.

Reguliere migratie

Conform het Tampere-actieprogramma dient voorts voortgang te worden gemaakt met de totstandkoming van gemeenschappelijke normen voor gezinshereniging en de status van langdurig legaal verblijvende derde- landers.

Asiel

In 2000 is een Europees vluchtelingenfonds opgericht dat de financiële solidariteit tussen de lidstaten moet bevorderen. Ook is in 2000 een systeem voor een centraal register van vingerafdrukken van asielzoekers in het leven geroepen (Eurodac). In 2001 is de richtlijn met minimumnormen voor de tijdelijke bescherming van ontheemden aangenomen. Deze richtlijn is bedoeld voor situaties zoals die door de oorlog in Kosovo zijn ontstaan. Tenslotte is in april 2002 is een politiek akkoord bereikt over minimumnormen voor de opvang van asielzoekers.

Het gemeenschappelijk asielbeleid vordert gestaag, maar te traag. De regering zal zich tijdens de Deense en Griekse voorzitterschappen inzetten om, conform de conclusies van de Europese Raad van Sevilla, zoveel mogelijk onderwerpen op Europees niveau af te ronden. Dit geldt in het bijzonder voor de verordening «Dublin II» over de verantwoordelijkheid voor de behandeling van asielverzoeken, de afspraken over de definitie van een vluchteling en de afspraken over minimumnormen voor asielprocedures. De regering wil bereiken dat met goede Europese afspraken het asielbeleid van de lidstaten meer op elkaar aansluit. Hierdoor zullen de verschillen in het aantal asielzoekers minder groot worden. Verder zal de regering inzetten op Europese afspraken om internationale bescherming te bieden aan hen die dat echt nodig hebben.

2.2 Sociaal-economisch beleid (de Lissabon-strategie)

In maart 2000 kondigde de Europese Raad van Lissabon een nieuwe strategische doelstelling voor het sociaal-economische beleid van de Unie af om in 2010: «...de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie ter wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.» De Europese Raad van Gotenburg van juni 2001 voegde vervolgens milieu toe als integraal onderdeel van deze strategie. De Lissabon-strategie geeft daarmee richting aan het economisch, sociaal en milieubeleid van de Unie.

Achtereenvolgende Europese Raden hebben een groot aantal actiepunten geïdentificeerd om de Lissabon-strategie te verwezenlijken. Om de lidstaten te stimuleren deze actiepunten te vertalen in nationaal beleid is, naast de bestaande communautaire methode en bestaande vormen van beleidscoördinatie, de open coördinatiemethode in het leven geroepen. Dit is een effectieve maar niet dwingende vorm van Europese samenwerking, waarbij de lidstaten de resultaten van elkaars beleid afzetten tegen van tevoren overeengekomen indicatoren of streefcijfers. Goed presterende lidstaten bieden voorbeelden van succesvol beleid waar andere lidstaten van kunnen leren. Achterblijvende lidstaten worden aangespoord hun beleid te verbeteren. De Commissie speelt daarbij een belangrijke rol door de prestaties van lidstaten te meten en te beschrijven in het zogeheten syntheserapport. In dit rapport geeft de Commissie bovendien haar visie op de maatregelen die nodig zijn om de Lissabon-doelstellingen te verwezenlijken.

Om de prestatie van lidstaten en de Unie op diverse beleidsterreinen te kunnen meten en evalueren, zijn goede indicatoren en statistische gegevens nodig. De onderliggende statistische infrastructuur moet daarop aansluiten. Nederland streeft naar een statistisch systeem dat uitstijgt boven de lijst van los van elkaar staande structurele indicatoren.

De Europese Raad houdt jaarlijks in het voorjaar een vergadering die aan de Lissabon-strategie is gewijd. Hij maakt er de balans op en controleert de voortgang in de implementatie van de actiepunten. Waar nodig stelt hij nieuwe actiepunten vast om de strategie bij te sturen en aan te passen aan de ontwikkelingen. Hiermee geeft hij een belangrijke leidraad voor de werkzaamheden van de Europese instellingen en de lidstaten. Hij geeft hiermee ook richting aan de globale richtsnoeren voor het economische beleid, die een belangrijk instrument voor de implementatie van de Lissabon-doelstellingen zijn.

Sinds Lissabon hebben voorjaarsvergaderingen plaatsgevonden in Stockholm (maart 2001) en in Barcelona (maart 2002). De Europese Raad van Barcelona heeft een nieuwe impuls gegeven aan de Lissabon-strategie. In Barcelona namen de kandidaat-lidstaten voor het eerst deel aan een werksessie van de Europese Raad. De regering meent dat zij actief betrokken moeten worden bij de Lissabon-strategie. Dat is in het belang van de kandidaat-lidstaten: ook voor hen geldt de Lissabon-doelstelling en de bijbehorende maatregelen. Maar dat is ook in het belang van de huidige lidstaten die veel kunnen leren van de transformatieprocessen die de kandidaat-lidstaten de afgelopen periode hebben doorgemaakt.

Evenals de voorgaande jaren bepaalt de Lissabon-strategie in belangrijke mate de prioriteiten van het sociaal-economisch en milieubeleid voor het komende jaar. Voor verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen zijn volgens de Europese Raad van Barcelona het komende jaar de volgende gebieden van bijzonder belang:

1. coördinatie van het economische beleid;

2. duurzame ontwikkeling;

3. een gunstiger klimaat voor ondernemerschap en concurrentievermogen;

4. versterking van de sociale samenhang.

Daarnaast heeft de Europese Raad van Barcelona op voorstel van de Commissie drie gebieden aangewezen waar in 2002 een specifieke impuls nodig is:

5. actief beleid gericht op volledige werkgelegenheid;

6. onderlinge verbinding van de Europese economieën;

7. concurrerende kenniseconomie.

Deze gebieden worden hieronder kort besproken.

1. Een gezond macro-economisch beleid is de basis voor een goede ontwikkeling van de economie. Daarop zijn dan ook de twee belangrijkste elementen van economische beleidscoördinatie gericht (het stabiliteits- en groeipact en de globale richtsnoeren voor het economische beleid). De regering hecht er grote waarde aan dat de lidstaten de toezegging gestand doen om uiterlijk in 2004 een overschot op of (bijna) evenwicht in de begroting te bereiken. Zij pleit voor meer aandacht voor de implementatie van de globale richtsnoeren voor het economische beleid. Wel kunnen de procedures van de globale richtsnoeren eenvoudiger worden gemaakt. Meer aandacht is ook nodig voor de vraag hoe lidstaten de financiële last van de vergrijzing op verantwoorde, duurzame wijze opvangen. Daarbij kan voor landen met een pensioenomslagstelsel aan verschillende maatregelen gedacht worden, waaronder een extra verlaging van de staatsschuld onder de norm van 60 procent uit het Verdrag van Maastricht.

2. De Unie moet rekening houden met de lange termijn. De groei van nu mag toekomstige generaties niet in hun groeimogelijkheden belemmeren. Daarom is duurzame ontwikkeling belangrijk. De regering streeft ernaar dat de Unie ook haar verplichtingen voor duurzame ontwikkeling in de rest van de wereld gestand doet. Zij heeft dit benadrukt tijdens de voorbereidingen van Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg (augustus – september 2002). Voor wat betreft de interne dimensie zal de Unie in het komende jaar vooral aandacht geven aan betere beoordeling van de milieueffecten van beleid (de zogeheten duurzaamheidstoets), energie-efficiëntie, de vergroening van het transportbeleid en versnelde toepassing van milieutechnologie.

3. De «Staat van de Unie» van afgelopen jaar constateerde dat de interne markt nog niet «af» is. Ook komend jaar blijft het essentieel te werken aan een gunstig klimaat voor ondernemers en een groter concurrentievermogen. Om dat te bereiken zal de regelgeving voor de interne markt volledig in nationale wetten moeten worden omgezet. De regering streeft er tegelijkertijd naar dat de administratieve last van die regels minder wordt. Andere belangrijke punten voor het komende jaar zijn vermindering van de staatssteun en modernisering van de mededingingsregels.

4. De regering deelt de opvatting dat sociale samenhang nodig is om de Lissabon-doelstellingen te verwezenlijken. Dat betekent allereerst dat de welvaartsstaat mensen moet stimuleren tot werk. Werk is immers de beste waarborg tegen sociale uitsluiting. In het komende jaar zal de Unie verder werken met de open coördinatie van pensioenstelsels om hun financiële houdbaarheid en sociale doelstellingen te garanderen. Ook zullen de lidstaten verder werken met de open coördinatie van beleid ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Hier zal specifiek aandacht worden gegeven aan het grotestedenbeleid. Daarnaast zal worden gesproken over de toegankelijkheid, kwaliteit en financiële houdbaarheid van gezondheidszorg en ouderenzorg, uitmondend in een rapport aan de Europese Raad in het voorjaar van 2003.

5. Volledige werkgelegenheid is de kern van de Lissabon-strategie. Hervormingen van het werkgelegenheidsen arbeidsmarktbeleid staan daarom ook komend jaar centraal. Tijdens het Deense voorzitterschap zal de werkgelegenheidsstrategie worden geëvalueerd. Nederland streeft ernaar dat die evaluatie leidt tot eenvoudiger procedures die in de pas lopen met de globale richtsnoeren voor het economische beleid. De belangrijkste inhoudelijke thema's zijn: vergroting van de stimulans tot werken en modernisering van arbeidspatronen, arbeidsverhoudingen en arbeidsmarktinstellingen. Naast de evaluatie van de werkgelegenheidsstrategie zal het komende jaar verder worden gewerkt aan vergroting van de arbeidsmobiliteit.

6. De Europese Raad van Barcelona heeft geconstateerd dat op enkele terreinen de Europese economieën onvoldoende met elkaar verbonden zijn. Dit geldt onder meer voor de financiële markten. Maar ook de Europese energie-, vervoers- en communicatienetwerken zijn onvoldoende met elkaar verbonden. Nederland meent dat het komende jaar significante voortgang te zien moet geven bij de totstandkoming van een Europese markt voor gas en elektriciteit.

7. Kennis is de basis van de moderne economie. Het afgelopen jaar is veel voortgang geboekt bij de samenwerking tussen de lidstaten bij onderwijs. Deze samenwerking zal het komende jaar worden voortgezet. Daarnaast zal bijzondere aandacht gegeven moeten worden aan de vergroting van de Europese innovatiecapaciteit en de bevordering van speerpunttechnologieën. De Europese Raad van Barcelona heeft hierbij een ambitieuze doelstelling geformuleerd: in 2010 moet in totaal (publiek en privaat) 3 procent van het bruto nationaal product aan onderzoek, innovatie en ontwikkeling worden uitgegeven. De Europese Raad van Sevilla heeft in juni 2002 het actieplan Europa 2005 bekrachtigd. Dit plan zal een grote bijdrage leveren aan de totstandkoming van de kennismaatschappij, bijvoorbeeld door de bevordering van het gebruik van breedband in Europa.

De eerstvolgende voorjaarsvergadering van de Europese Raad zal in maart 2003 in Brussel plaatsvinden onder Grieks voorzitterschap. Tijdens de voorbereidingen hiervan zal weer de stand van zaken worden opgemaakt op de bovenstaande punten. De regering neemt daarbij hetzelfde basisprincipe in acht als bij de voorbereidingen van de afgelopen voorjaarsvergadering: de komende periode moet in het teken staan van het nakomen van de gemaakte afspraken. Europa zal er alleen in slagen op de langere termijn duurzame economische groei en een grotere werkgelegenheid te garanderen indien het:

– actiepunten in regels en beleid omzet en bestaande afspraken honoreert;

– de afgesproken maatregelen uitvoert, ondersteund door benchmarking en open coördinatie;

– een goede balans houdt in de Lissabon-strategie tussen economisch, sociaal en mileubeleid.

De Unie en de lidstaten moeten nu actie ondernemen. Uitstel tot de tweede helft van de periode tot 2010 maakt de strategische doelstelling onhaalbaar.

2.3 Landbouw en visserij

Landbouw

De regering zal in 2003 verder werken aan nieuwe oriëntaties voor de Europese landbouw in de mid term review van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, die in de zomer van 2002 van start is gegaan. Doelstelling van het regeringsbeleid is dat de landbouw een moderne, marktgerichte en in ecologisch, economisch en sociaal opzicht duurzame bedrijfstak wordt, die minder gestuurd wordt door subsidies, heffingen en regels.

Tijdens de Deense en Griekse voorzitterschappen zal de Raad vooral aandacht geven aan de toekomst van het Europese landbouwbeleid. In de zomer van 2002 heeft de Commissie voorstellen gedaan voor de mid term review van het landbouwbeleid. De Commissie heeft in haar voorstellen gekozen voor een brede aanpak van de hervormingen. Naast wijzigingen in de regelgeving voor granen, rogge, harde tarwe (durumtarwe), oliehoudende zaden, rijst, gedroogde veevoeders, dopvruchten en rundvlees, stelt zij voor het systeem van directe inkomenssteun en de inrichting van het plattelandsbeleid te hervormen. De Commissie noemt enkele mogelijke aanpassingen voor zuivel, maar spreekt geen voorkeur uit.

De Commissie stelt voor in het vervolg directe inkomenssteun niet meer te koppelen aan productie en het plattelandsbeleid te versterken. De extra financiële middelen voor plattelandsontwikkeling komen uit de zogeheten «dynamische modulatie». Dit is de verplichte afroming van de directe inkomenssteun met 3 procent per jaar vanaf 2004 tot een maximum van 20 procent in 2010. Kleinere agrarische bedrijven worden vrijgesteld van deze verplichte modulatie.

Ook wil de Commissie de toekenning van inkomenssteun ingrijpend vereenvoudigen. In de huidige situatie ontvangen boeren inkomenssteun uit diverse regelingen afhankelijk van het type bedrijf. In de toekomst wordt dat een enkel bedrag, dat overigens per bedrijf kan verschillen. De uitbetaling ervan wordt afhankelijk van milieu-, dierenwelzijns- en voedselveiligheidseisen («cross-compliance»). De nog bestaande prijssteun daalt verder. Boerenbedrijven krijgen zo meer vrijheid hun productie te veranderen, wat de marktwerking in de landbouw ten goede komt.

De Commissie streeft naar uitbreiding van de doelstellingen voor het plattelandsbeleid. Op dit moment zijn er al doelstellingen voor milieu, vervroegde uittreding en bosbouw en is er een steunregeling voor landbouw in probleemgebieden. Extra doelstellingen van het plattelandsbeleid worden:

– bevordering van de voedselkwaliteit; en

– bevordering aan het voldoen aan milieu-, voedselveiligheids- en dierenwelzijnseisen door boeren.

Verder beoogt de Commissie de regels te vereenvoudigen en de administratieve lasten voor uitvoerende instanties en producenten te verminderen.

Met haar voorstellen komt de Commissie tegemoet aan maatschappelijke zorgen over de landbouwproductie. Nederland ondersteunt die lijn. Dat geldt vooral voor de koppeling van uitbetaling van inkomenssteun aan dierenwelzijn, voedselveiligheid en milieu en de overheveling van inkomenssteun naar plattelandsbeleid. Overigens zijn de ervaringen met vrijwillige cross-compliance niet onverdeeld positief. Zoals blijkt uit het interdepartementaal beleidsonderzoek1 hierover is de praktische uitvoerbaarheid lastig. Bij de uitwerking van het systeem van verplichte cross-compliance moet hiermee rekening worden gehouden.

Nederland ziet de voorstellen van de Commissie als een volgende belangrijke stap op weg naar verdere hervorming van het gemeenschappelijke landbouwbeleid op lange termijn. De nu voorgestelde verdere hervorming moet in ieder geval overeind blijven, ondanks druk van anderen om de voorgestelde wijzigingen af te zwakken. In het huidige Europese krachtenveld heeft de Commissie een gedurfd voorstel gedaan. Door invoering van verplichte modulatie heeft de Commissie de onaantastbaarheid van de directe inkomenssteun op de helling gezet. Zij erkent dat het mogelijk en wenselijk is directe inkomenssteun af te bouwen.

De huidige voorstellen houden wel een risico in van een toename van de lasten voor de Nederlandse begroting. Daarmee verslechtert de Nederlandse nettopositie waarschijnlijk op korte en lange termijn. Gezien het Nederlandse standpunt dat marktwerking in het landbouwbeleid versterkt moet worden, is de regering van mening dat het proces van vermindering van de steun en bescherming van de landbouw met kracht moet worden voortgezet. De Nederlandse hervormingswensen gaan dan ook verder dan wat de Commissie voorstelt.

– De regering wil het tempo en de omvang versnellen van de vermindering van de inkomenssteun («degressiviteit»). Zij meent dat de vrijgekomen middelen slechts gedeeltelijk gebruikt moeten worden voor een intensivering van het plattelandsbeleid. Het totaal van de Europese landbouwuitgaven (inclusief nationale cofinanciering) moet dalen. Hoewel de voorstellen van de Commissie hierover niets zeggen, meent de regering dat ook de optie van cofinanciering van de directe inkomenssteun serieus overwogen moet worden. Hoewel de totale kosten gelijk blijven komt dan slechts een deel van de uitgaven uit de EU-begroting.

– Nederland is voorstander van een concreet tijdschema voor de verdere vermindering van prijssteun, inclusief verwerkingssteun. Vanwege de uitbreiding en de onderhandelingen in de WTO over interne steun, markttoegang en exportsteun is het van belang zoveel mogelijk marktordeningen in een vroeg stadium te hervormen. De voorgestelde aanpassingen verbeteren de marktgerichtheid van de Europese landbouw en zijn van belang voor het nakomen van bestaande WTO-verplichtingen en de inzet voor de nieuwe onderhandelingen. Om internationale verplichtingen aan te gaan over vermindering van de exportsteun en vergroting van de markttoegang, is een meer ambitieuze inzet bij de marktordeningen gewenst, mede voor de belangen van ontwikkelingslanden. Daarbij is in het bijzonder de hervorming van het zuivelbeleid van belang. Gezien de uitbreiding is het wenselijk de in «Agenda 2000» overeengekomen hervormingen niet in 2005, maar al in 2004 te laten beginnen. Dit voorkomt dat de nieuwe lidstaten eerst hun prijzen moeten verhogen om ze vervolgens een jaar na toetreding te moeten verlagen.

Verder zal de Raad zich intensief bezighouden met de landbouwonderhandelingen in de WTO, waarvoor de WTO eind maart 2003 een zogenaamd «modaliteitendocument» zal vaststellen. Dit document legt op hoofdlijnen vast hoe en in welk tempo verdere liberalisering en regulering van de landbouwsector zal gebeuren. Op basis hiervan zal elk WTO-lid een aanbod opstellen voor een individueel verplichtingenoverzicht voor interne en exportsteun en markttoegang (tarieven), te presenteren tijdens de vijfde ministeriële WTO-conferentie in september 2003 in Mexico. Daarna volgen gedetailleerde tariefonderhandelingen op het terrein van markttoegang.

Visserij

De regering zal zich in 2003 ook inzetten voor hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), waarvoor de Commissie in 2002 voorstellen heeft gedaan. De toestand van een aantal visbestanden in EU-wateren is de afgelopen jaren dramatisch verslechterd. Voornaamste oorzaak hiervoor is de overcapaciteit van de Europese vissersvloot. Nederland verwelkomt de door de Commissie gekozen insteek om niet langer verplichte reductiepercentages van de vloot vast te stellen. In plaats daarvan wordt in de Commissievoorstellen de vaststelling van totaal toegestane vangsthoeveelheden (de total allowable catches oftewel TAC's) in combinatie met visserij-inspanning (zoals het zeedagensysteem) het belangrijkste instrument bij het beheer van de visbestanden. Een restrictieve lijn in het visstandbeheer in combinatie met het bieden van een vangnet voor daardoor onrenderende vloten zal leiden tot een verdere inkrimping van de vloot. Verlaging van vlootcapaciteit wordt hierbij dus een gevolg van een proces van vrijwillige sanering.

De hervormingsvoorstellen omvatten verder maatregelen voor duurzaam meerjarig beheer van visbestanden gebaseerd op de ecosysteembenadering en het voorzorgsbeginsel, verbetering van controle en handhaving, versterking van de wetenschappelijke basis van het visserijbeleid en de opzet van regionale adviesraden. De regering bestudeert momenteel de voorstellen van de Commissie.

Bij de hervorming van het GVB wenst de regering niet alleen te kijken naar het interne visserijbeleid binnen de EU-wateren, maar ook daarbuiten. Zij streeft naar verantwoorde visserijafspraken met landen buiten de EU, die veelal ontwikkelingslanden zijn. Dergelijke overeenkomsten moeten een duurzame visstand waarborgen en mogen geen negatieve effecten op de lokale visserijsector hebben. Coherentie met het beleid voor ontwikkelingssamenwerking en budgettaire neutraliteit zijn daarbij het uitgangspunt. Op termijn moeten zowel de nationale als de communautaire subsidies voor de visserijsector worden afgebouwd. In de WTO wordt ook onderhandeld over disciplines voor subsidies voor de visserijsector en markttoegang voor visproducten (tarieven).

2.4 Strijd tegen het terrorisme

2.4.1 Intern

De gebeurtenissen van 11 september 2001 hebben terrorismebestrijding op de Europese agenda geplaatst. De Unie sprak haar solidariteit uit met het Amerikaanse volk en bood de VS aan nauw samen te werken. De Europese Raad kwam op 21 september 2001 in een extra zitting bijeen om een actieplan ter bestrijding van terrorisme op te stellen.

Daarin staan maatregelen voor een nauwere Europese samenwerking bij justitie en binnenlandse zaken, maar ook voor de veiligheid van de luchtvaart, de bescherming van de volksgezondheid en de bestrijding van de financiering van terrorisme.

Met voortvarendheid nam de Raad voorstellen aan zoals gezamenlijke regels voor de strafbaarstelling van terroristische delicten en nieuwe overleveringsprocedures tussen de lidstaten. Thans wordt op nationaal niveau de wetgeving gemaakt om deze afspraken uit te voeren. Dit betekent echter niet dat de aandacht voor terrorismebestrijding mag verslappen. Tijdens het Deense en Griekse voorzitterschap dient, ook wanneer de publieke perceptie van dreiging afneemt, de vaart erin te worden gehouden. Diverse plannen, zoals de verdere vormgeving van de samenwerking tussen Europol en Eurojust en de bescherming van informatiesystemen, moeten nog worden gerealiseerd. Daarnaast zal de uitvoering van de overeengekomen maatregelen aandacht vergen.

Na een fase waarin snelheid geboden was, is het nu tijd om de verbanden tussen de diverse activiteiten te benadrukken en de aandacht te richten op de ontwikkeling van een geïntegreerde visie op terrorismebestrijding. Dit zal ook in het komende jaar een punt van aandacht voor de regering blijven. Daarbij moet worden bedacht dat de Unie niet in een isolement opereert. De Europese activiteiten moeten worden gezien in een internationale context, waarbij de VN een belangrijke rol spelen.

Justitie en binnenlandse zaken

De buitengewone Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 20 september 2001 heeft maatregelen genomen om op korte termijn het veiligheidsniveau binnen de EU te verbeteren en terrorisme te bestrijden. De Raad legde nadruk op de verbetering van de politiële en justitiële samenwerking, zowel tussen de lidstaten als tussen de EU en de VS. De maatregelen die op 20 september zijn afgesproken, passen goed in het streven naar een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, zoals vastgelegd in het Verdrag van Amsterdam. Zij hebben hieraan een extra impuls gegeven.

Bij de samenwerking binnen de EU zijn aanzienlijke resultaten geboekt. De JBZ-Raad kwam regels voor een Europees aanhoudingsbevel (EAB) overeen, gericht op de invoering van nieuwe overleveringsprocedures tussen de lidstaten. Het EAB zal in januari 2004 in de lidstaten zijn ingevoerd. Overeenstemming is bereikt over een lijst van terroristische delicten en de daaraan te verbinden straffen. Op 6 maart 2002 is Eurojust (het orgaan voor de coördinatie van opsporingen en vervolgingen tussen de bevoegde nationale instanties) van start gegaan, met als (voorlopige) vestigingsplaats Den Haag. Bij Europol is een speciale task force voor terrorisme geformeerd, die moet zorgen voor informatie-uitwisseling tussen de nationale instanties voor terrorismebestrijding. Het resultaat van deze task force hangt sterk samen met de bereidheid van de lidstaten om systematisch relevante informatie ter beschikking te stellen. De task force zal tijdens het Deense voorzitterschap worden geëvalueerd. Sinds eind 2001 komen elk kwartaal de hoofden voor contraterrorisme van de nationale inlichtingen- en veiligheidsdiensten bijeen om hun onderlinge samenwerking te verbeteren.

Luchtvaart

In een extra spoedbijeenkomst van de Transportraad op 14 september 2001 werd besloten om, in samenwerking met internationale organisaties, urgente veiligheids- en beveiligingsmaatregelen voor de burgerluchtvaart te treffen. Er bestaat nog wel onduidelijkheid over de financiering van deze maatregelen: is dat een zaak van de overheid of van de gebruiker?

Nucleair, radiologisch, bacteriologisch en chemisch terrorisme

De regering is voorstander van een effectieve aanpak van de bestrijding van de gevolgen van nucleair, radiologisch, bacteriologisch en chemisch terrorisme (NRBC-terrorisme). De JBZ-Raad spreekt over verbeterde samenwerking binnen de Unie om de bevolking te beschermen tegen deze terroristische aanslagen. Deze samenwerking betreft onder andere de opsporing en identificatie van besmettelijke en giftige stoffen, de hulpverlening en de gezondheidsaspecten van NRBC-terrorisme. De aanwijzing van een Europees coördinator voor civiele beschermingsacties maakt hier deel van uit.

Op verzoek van de Gezondheidsraad werkt de Commissie momenteel aan een programma voor de bestrijding van NRBC-terrorisme. Er is een mechanisme opgezet voor informatie-uitwisseling, consultatie en coördinatie tussen lidstaten bij een eventuele chemische, nucleaire of biologische aanval. Bij zo'n aanval moet snel een diagnose kunnen worden gesteld door vroegtijdige detectie en identificatie van biologische en chemische bestanddelen. Voorts moet een Europese database voor de beschikbaarheid van vaccins en specialisten opgericht. De Europese Raad van Gotenburg (juni 2001) besloot al een Europees coördinatiecentrum voor de surveillance en bestrijding van infectieziekten op te richten. Dit kan goede diensten bewijzen.

Bestrijding financiering van terrorisme

Een beslissend element in de strijd tegen het terrorisme is de bestrijding van de financiering ervan. De Unie heeft zich hieraan gecommitteerd, ook in breder internationaal verband. Eén van de concrete maatregelen betreft de uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn ter bestrijding van witwassen van geld. Witwassen is immers één van de instrumenten voor de financiering van terrorisme. De behandeling van deze richtlijn kwam in een stroomversnelling door de aanslagen in New York en werd in december 2001 vastgesteld. Nu valt een breder scala van basisdelicten onder witwassen van geld en is de identificatie- en meldplicht uitgebreid tot een aantal niet-financiele activiteiten. De richtlijn stelt klantenidentificatie, het bewaren van bewijsstukken en melding van verdachte, financiële transacties verplicht voor een aantal branches waarvan gebleken is dat zij kwetsbaar zijn voor witwaspraktijken. Nederland zal deze richtlijn in de loop van 2002 implementeren. Conform de Nederlandse praktijk zullen de beroepsgroepen die meldingsplichtig worden, ongebruikelijke transacties melden. Dit gaat verder dan het systeem van melding van verdachte transacties dat andere landen hanteren. Nederland steunt de voor 2003 aangekondigde herziening van de witwasrichtlijn.

Sinds de aanslagen van 11 september stemmen de lidstaten hun beleid steeds meer af binnen de Financial Action Task Force on money laundering (FATF). Nederland steunt deze afstemming. Samenwerking draagt ertoe bij dat Europese normen tegen witwassen zoals de witwasrichtlijn kunnen worden geëxporteerd naar gebieden buiten de EU. Dit biedt een betere bescherming van de integriteit van de financiële stelsels binnen de EU.

Een andere maatregel is de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen tot bevriezing van vermogensbestanddelen. Deze is overigens op meer misdrijven dan alleen terrorisme van toepassing. Deze maatregel leidt ertoe dat beslissingen tot bevriezing van financiële tegoeden of bewijsstukken van een nationale rechter op diens verzoek in een andere lidstaat worden erkend en onmiddellijk ten uitvoer gelegd. Het bevroren goed wordt vervolgens overgedragen aan de verzoekende lidstaat (als bewijsstuk) of blijft in de lidstaat van tenuitvoerlegging ter uitvoering van een beslissing tot confiscatie.

2.4.2 Extern

Meteen na de aanslagen van 11 september 2001 werd duidelijk dat niet alleen de Verenigde Staten duidelijke verwachtingen had van de Europese bondgenoten, maar dat ook de Europese burger verwachtte dat de Unie haar verantwoordelijkheden zou nemen en de nieuwe uitdaging voortvarend tegemoet zou treden.

Nadat in het afgelopen jaar in een directe reactie op de aanslagen een groot aantal maatregelen is genomen, zal de Unie ook tijdens de Deense en Griekse voorzitterschappen op dit terrein alert en proactief blijven. Beide voorzitterschappen zullen streven naar maximale betrokkenheid van de kandidaat-lidstaten. Belangrijke aandachtsgebieden liggen in de preventieve sfeer en behelzen onder andere de bestrijding van internationale financiering van terrorisme, voorkomen dat terroristen het grondgebied van de EU gebruiken voor voorbereiding en uitvoering van activiteiten en voorkomen dat terrorisme vaste voet aan de grond krijgt in derde landen. De Unie zal zich inzetten voor een dialoog tussen culturen om het wederzijdse begrip te vergroten en daarmee het vermogen van verschillende samenlevingen om naast elkaar in vrede te leven. Een dergelijke dialoog vond in maart 2002 plaats met een ministeriële bijeenkomst tussen de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) en de EU.

De EU blijft een actieve aanpak voorstaan waar het gaat om bevriezen van tegoeden van personen en organisaties die zich schuldig maken aan terrorisme. Zij zal het gedurende het afgelopen jaar ontwikkelde instrumentarium effectief inzetten en zonodig verfijnen teneinde het net strakker dicht te trekken. Daarbij dient een zorgvuldig evenwicht te worden bewaard tussen effectiviteit van maatregelen en voldoende waarborgen voor rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

Internationaal werkt de Unie samen in de Financial Action Task Force on money laundering. Deze heeft de veertig bestaande aanbevelingen tegen witwassen aangevuld met acht aanbevelingen voor de strijd tegen financiering van terrorisme. De leden hebben zich gebonden aan deze aanbevelingen en zetten hen om in nationale wetten. De FATF onderzoekt derde landen die zich niet lijken te houden aan de aanbevelingen. Indien zij blijken te falen, plaatst de FATF hen op een zwarte lijst of neemt tegenmaatregelen.

Binnen de VN streeft de Unie naar een snelle inwerkingtreding van het VN-verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme. Nederland heeft dit verdrag inmiddels geratificeerd. Ook zijn diverse maatregelen genomen om de VN-resoluties over de bestrijding van terrorisme over te nemen in EU-kader. Daarnaast zal de Unie nauwgezet rapporteren aan het Counter Terrorism Committee, dat toeziet op de implementatie van resoluties 1373 en 1390 van de VN-Veiligheidsraad.

Bij de criminaliteitsbestrijding is de samenwerking met de VS sterk geïntensiveerd. Zo is al onder de voorloper van Eurojust informatie uitgewisseld tussen de EU en de VS. Europol heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de relevante diensten in de VS. Onderhandelingen over de uitwisseling van persoonsgegevens vinden nog plaats. Voorts heeft de Raad in april 2002 een mandaat vastgesteld voor onderhandelingen met de VS over een overeenkomst voor uitlevering en strafrechtelijke rechtshulp.

In haar relatie met derde landen zal de Unie samenwerking bij bestrijding van terrorisme hoog op de agenda zetten. Om deze samenwerking een meer bindend karakter te geven, zal de EU terrorismebestrijding in al haar facetten integreren in nieuwe samenwerkingsakkoorden met derde landen. Deze kunnen daarmee ook krachtiger worden aangesproken indien zij onvoldoende maatregelen nemen tegen terrorisme.

De regering zal er voor pleiten dat de lidstaten (bilateraal) en de Commissie (in de bestaande EU-programma's) meer middelen beschikbaar stellen aan derde landen, om hen te assisteren bij de implementatie van VN-verdragen en resoluties over terrorismebestrijding.

2.5 Effectiviteit van het externe beleid

De rol van Europa op het wereldtoneel wordt steeds belangrijker. Door de uitbreiding zullen de verplichtingen van en de verwachtingen over de Unie verder toenemen. Een effectief, coherent en slagvaardig extern beleid is een noodzakelijke voorwaarde voor een sterker Europa.

Er onstaat steeds meer aandacht voor de noodzaak van een effectief en coherent extern optreden van de Unie, zoals de regering reeds langere tijd heeft bepleit. Vergroting van de effectiviteit en coherentie van het externe beleid is inmiddels een vast onderdeel van de beraadslagingen van de Algemene Raad. Het externe beleid is ook een van de kernthema's van de Conventie over de toekomst van Europa.

Ook de Deense en Griekse voorzitterschappen zullen veel aandacht aan dit vraagstuk besteden vanuit verschillende invalshoeken, zoals het gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), ontwikkelingssamenwerking en de begroting. Een algemene beperking bij de vertaling van beleidsvoornemens naar concrete uitvoering is evenwel dat bijna elke lidstaat zijn eigen wensen en prioriteiten op het externe gebied heeft. Deze hebben meestal financiële consequenties, terwijl de financiële ruimte beperkt is. De regering zal er daarom voor pleiten om het jaarlijkse prioriteitendebat van de Algemene Raad beter te laten aansluiten bij de EU-begrotingscyclus.

De regering zal in 2003 aangeven dat de Unie naar haar mening inmiddels over voldoende instrumenten beschikt om een proactief extern beleid te voeren dat een weerspiegeling vormt zowel van de waarden die de Unie wenst uit te dragen, als van de concrete belangen die de Unie moet dienen. De uitdaging voor de komende jaren is deze instrumenten ook daadwerkelijk gecoördineerd, coherent en effectief in te zetten. De basis daarvoor zou kunnen worden gelegd in een gezamenlijke bespreking van de voor het externe beleid relevante onderdelen van de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie en het prioriteitendebat dat de Algemene Raad sinds 2000 jaarlijks voert. Ook kunnen de hoge vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid en de Commissie worden aangemoedigd nauwer samen te werken, onder andere door gezamenlijke strategiedocumenten.

Voorts zal de Unie telkens de impact van haar extern optreden tegen het licht moeten houden en zonodig moeten aanscherpen of aanpassen indien de instrumenten niet daadwerkelijk tot het gewenste effect leiden. De regering denkt daarbij specifiek aan de volgende elementen:

– operationalisering van de gemeenschappelijke strategieën;

– vergroten effectiviteit van het sanctie-instrumentarium;

– betere coördinatie van EU-hulp (zowel met lidstaten als met internationale financiële instellingen);

– meten van de effectiviteit van de geboden handelspreferenties zodat ontvangende landen er maximaal gebruik van kunnen maken;

– versterken van de effectiviteit van terug- en overnameovereenkomsten door derde landen aan te spreken op hun verplichtingen.

De Commissie zal ook in 2003 worden aangemoedigd verdere hervormingen door te voeren in het beheer en de uitvoering van de hulp, onder meer door vergaande delegatie van bevoegdheden naar de EU-delegaties in het veld, betere afstemming van haar hulpbeleid met ontvangende landen, andere donoren, de internationale financiële instellingen en de VN, en aansluiting bij beproefde methoden (zoals poverty reduction strategy papers).

Vanaf 1 januari 2003 zal bovendien de avondroodclausule van kracht worden. Daarmee vervallen committeringen indien zij binnen drie jaar niet tot contractering leiden. De regering vertrouwt erop dat hiermee de discipline bij de Commissie en ontvangende landen zal toenemen om snel tot uitvoering van programma's over te gaan.

2.6 Vrede en veiligheid

Tussen de Europese Raden van Gotenburg (juni 2001) en Sevilla (juni 2002) is het Europese veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) in een rustiger vaarwater gekomen. In december 2001 heeft de Europese Raad van Laken het EVDB operationeel verklaard. De institutionele structuur functioneert volledig. Zij bestaat uit:

– het Politiek en Veiligheidscomité (PSC);

– het EU Militair Comité (EUMC) en de EU Militaire Staf (EUMS); en

– het Comité voor Civiele Aspecten van Crisisbeheersing (CIVCOM).

Zie de «Staat van de Unie» van vorig jaar (hoofdstuk 7) voor een beschrijving van de taken. Inmiddels heeft de Unie de besluitvormingsprocedures uitgewerkt voor operaties onder haar leiding. Naar gelang de ervaringen zullen zij worden aangepast. Mede op Nederlands verzoek werden deze procedures beproefd tijdens de eerste EU-oefening in mei 2002. In mei 2002 kwamen de ministers van Defensie voor het eerst formeel bijeen binnen de Algemene Raad. In juni 2002 werd akkoord bereikt over de financiering van militaire operaties van het Europese veiligheids- en defensiebeleid. Vooralsnog komt er een gemengde financiering. Zij berust op het beginsel van costs lie where they fall maar voorziet, op Nederlandse aandrang, ook in de omslag van gemeenschappelijke kosten volgens de BNP-sleutel.

Belangrijke punten op de agenda van het EVDB voor de komende periode zijn de politiemissie van de EU in Bosnië-Herzegovina (EUPM) – die de politiemissie van de VN (UNIPTF) op 1 januari 2003 zal vervangen – en de mogelijke overname van de NAVO-operatie Task Force Fox in Macedonië. Voor deze overname is wel vereist dat de permanente regelingen tussen de EU en de NAVO gereed zijn, iets waaraan Nederland zeer hecht. Het geschil tussen Griekenland en Turkije over betrokkenheid van derde landen bij het EVDB staat overeenstemming echter in de weg. Om diezelfde reden kon ook geen akkoord worden bereikt over het capabilities development mechanism. Dit mechanisme volgt de capaciteitsversterking, zorgt voor politieke aandacht via rapportage aan de Europese Raad en regelt afstemming tussen de EU en de NAVO. Griekenland onthield in mei 2002 zijn steun aan het mechanisme. Met het oog op eventuele EVDB-operaties en de noodzakelijke versterking van de militaire capaciteiten zal tijdens het Deense Voorzitterschap hard gewerkt moeten worden aan de afspraken tussen de EU en de NAVO.

De Europese Raad van Helsinki (december 1999) heeft de doelstelling gesteld in 2003 binnen 60 dagen 60 000 militairen voor een termijn van minstens één jaar in te kunnen zetten voor crisisbeheersing (de zogeheten «Helsinki headline goal»). De Unie heeft diverse tekortkomingen vastgesteld, zoals in het strategische transport, de inlichtingen en de bevelvoering. Ook het «Defence Capabilities Initiative» van de NAVO identificeerde tekortkomingen. Tijdens de «Capabilities Improvement Conference» hebben de lidstaten zich verplicht de tekortkomingen op te heffen. Daar werd ook het Nederlandse voorstel voor een «European Capabilities Action Plan» aanvaard. Dit actieplan beklemtoont de coördinatie tussen de lidstaten bij capaciteitsversterking om de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen te vergroten en duplicatie te vermijden. De regering blijft zich inspannen voor versterking van de Europese militaire capaciteit, bijvoorbeeld door gezamenlijke verwerving of gezamenlijk gebruik van militaire middelen en door opnieuw geld uit te trekken voor Europese projecten in de komende kabinetsperiode.

Ook capaciteitsversterking op civiel terrein zal veel aandacht krijgen. Doeltreffende crisisbeheersing vraagt immers om een evenwichtige ontwikkeling van de militaire en de civiele capaciteiten. Tegen die achtergrond heeft de Europese Raad van Santa María da Feira (juni 2000) vier terreinen voor civiele crisisbeheersing vastgesteld:

– politie;

– rule of law (rechtsstaat);

– civiel bestuur; en

– civiele bescherming.

Bij politie heeft de Unie de doelstelling in 2003 5000 politiefunctionarissen te kunnen inzetten voor internationale politiemissies, waarvan 1000 binnen 30 dagen. Tijdens de eerste ministeriële politieconferentie in november 2001 bleek de Unie deze police headline goal te verwezenlijken met vrijwillige bijdragen. Nederland heeft 103 marechaussees en 30 politiemensen ter beschikking gesteld. Het «Police Action Plan» geeft een kwalitatieve impuls aan de inzet van politie. In de komende tijd krijgen interoperabiliteit en trainingsprogramma's daarbij de meeste aandacht.

Voor rule of law formuleerde de Europese Raad van Gotenburg (juni 2001) de doelstelling 200 functionarissen adequaat voorbereid in te kunnen zetten waar de rechtsstaat in het geding is. Tijdens de «Rule of Law Capabilities Commitment Conference» (mei 2002) bleek dat de lidstaten deze doelstelling samen kunnen halen.

Voor de civiele bescherming heeft de Europese Raad van Gotenburg als doel gesteld dat de lidstaten per 2003 in staat moeten zijn om binnen korte tijd interventieteams met een maximale omvang van 2000 personen op te zetten. Nationale bijdragen gebeuren op basis van vrijwilligheid en worden in september 2002 geïnventariseerd, zodat duidelijk kan worden of de doelstelling haalbaar is. De regering zal stringente voorwaarden koppelen aan de inzet van de Nederlandse teams.

2.7 Ontwikkelingssamenwerking

In het Europese ontwikkelingsbeleid zal Nederland zich blijven inzetten voor betere kwaliteit en effectiviteit. De hervormingen binnen het directoraat-generaal voor ontwikkeling van de Commissie, waarbij vereenvoudiging van procedures en delegatie van bevoegdheden sleutelbegrippen zijn, worden in de loop van 2003 afgerond. Zij moeten een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van de Europese hulp.

De hervormingen moeten niet alleen leiden tot een effectiever, maar ook tot een coherenter Europees beleid. Te vaak zijn de gevolgen van intern Europees beleid (zoals landbouw-, visserij- en migratiebeleid) negatief voor ontwikkelingslanden. Daarom moet incoherentie in het beleid voorkomen worden en moet geprobeerd worden een win-winsituatie te creëren waarbij hervorming van het beleid ook gunstig uitpakt voor ontwikkelingslanden. In dit verband verdient de relatie tussen ontwikkelingssamenwerking en migratie speciale aandacht. In de tweede helft van 2002 zullen hierover afspraken worden gemaakt aan de hand van voorstellen van de Commissie en het voorzitterschap.

De Europese Raad van Barcelona (maart 2002) heeft afspraken gemaakt over naleving van de norm voor officiële ontwikkelingshulp van 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen. Om de millenniumdoelstellingen te kunnen realiseren is het van groot belang dat de lidstaten de afspraken van de «Financing for development»-conferentie (Monterrey, maart 2002) nakomen en dat de omvang van de ontwikkelingshulp op de agenda blijft staan.

Verder zal de Unie verder inhoud geven aan afspraken over harmonisatie en coördinatie van hulp. Enkelepilot-projecten zullen helpen bepalen in hoeverre schaalvoordelen te behalen zijn. De inzet van de regering daarbij is de samenwerking met ontvangende landen te vereenvoudigen en te stroomlijnen. Hierdoor kunnen de middelen efficiënt en effectief worden ingezet.

De regering streeft naar spoedige ratificatie van het Cotonou-verdrag met de ACS-landen (Afrika, Caraïbisch gebied en Stille Zuidzee), zodat het begin 2003 formeel in werking kan treden. Naast Nederland, hebben alleen België en Italië het verdrag nog niet geratificeerd. Indien het verdrag niet op tijd in werking treedt, heeft dat gevolgen voor de hervormingen in de Commissie, vooral de delegatie van bevoegdheden naar het veld.

Het nieuwe financieel reglement van de Unie zal vanaf 1 januari 2003 de mogelijkheden verbeteren om financiële bijdragen te leveren aan programma's van de Verenigde Naties en internationale financiële instellingen (cofinanciering). De regering is voorstander van samenwerking met derden, zeker als daarmee schaalvoordelen en efficiencywinst te behalen zijn.

2.8 Handelspolitiek en WTO

Op handelsgebied beperkt Europa zich al lang niet meer tot de bevordering van de eigen, commerciële belangen en het bestendigen van de interne markt. Dit komt onder meer tot uiting in de totstandkoming van associatieakkoorden met derde landen, in de onderhandelingen die binnen het Cotonou-verdrag zullen gaan plaatsvinden over de economic partnership agreements(EPA)1 en over de speciale regelingen die getroffen worden voor de minst ontwikkelde landen (het «everything but arms»-besluit)2.

Daarnaast zal de «Doha Development Agenda» hoog op de agenda moeten staan. De vijfde WTO-ministeriële bijeenkomst zal plaatsvinden in september 2003, in Cancun (Mexico). Deze bijeenkomst zal de voortgang in de onderhandelingen inventariseren en dient als opmaat voor de tweede fase van de onderhandelingen, die op 1 januari 2005 moeten zijn afgerond. Het komende jaar bevat een zwaar werkprogramma waarbij onder meer bij markttoegang voor textiel, landbouw en diensten voortgang zal moeten worden gemaakt. Ontwikkelingslanden zullen daarnaast het komende jaar concrete resultaten willen zien: het ontwikkelingskarakter van de onderhandelingsagenda moet worden waargemaakt. Voorbeeld hiervan is de betrokkenheid van derde landen bij handelsgerelateerde intellectuele eigendomsrechten (TRIP's) voor gezondheidzorg, of het verstrekken van technische assistentie bij de onderhandelingen over en de naleving van WTO-verplichtingen.

Het belang van de ontwikkelingsdimensie in de «Doha Development Agenda» is groot. De inzet van de regering is erop gericht de EU hierbij een voortrekkersrol te laten vervullen, met thema's als verbetering van markttoegang in voor ontwikkelingslanden belangrijke sectoren, verbetering van de werking van het geschillenbeslechtingsmechanisme en de hierboven genoemde TRIP's, die belangrijk zijn voor de toegang tot essentiële medicijnen.

De brede Nederlandse doelstellingen voor de WTO, zoals geformuleerd in de aanloop naar de derde ministeriële bijeenkomst in Seattle (1999) blijven onverminderd gelden:

– versterking van de WTO als spil van het wereldhandelsstelsel;

– voortzetting van handelsliberalisatie in het belang van alle partijen;

– verdere integratie van ontwikkelingslanden in de WTO en de wereldhandel; en

– erkenning en uitwerking van de raakvlakken met andere beleidsterreinen, zoals milieu, voedselveiligheid en fundamentele arbeidsnormen.

2.9 Regionale prioriteiten in het externe beleid

Europa is in vele opzichten gebaat bij stabiliteit aan haar grenzen (voor een uitgebreide analyse, zie hoofdstuk I van de voorgaande «Staat van de Unie»). In het externe beleid van de Unie zullen in 2002 en 2003 de betrekkingen tussen de uitgebreide unie en haar (nieuwe) buren alsmede de trans-Atlantische betrekkingen dan ook de meeste aandacht vragen.

Westelijke Balkan

Het grote belang dat de Unie hecht aan verdere integratie van de Westelijke Balkan in de Euro-Atlantische structuren zal het komende jaar in de eerste plaats gestalte krijgen door verdere invulling van het stabilisatie- en associatieproces (SAP). Op tal van gebieden (stabiliteit, veiligheid, justitie en binnenlandse zaken, handel, transport) heeft de EU grote belangen in de regio. Ook wegens de aanstaande uitbreiding is het van groot belang om de relatie tussen EU en de potentiële kandidaat-lidstaten in de Westelijke Balkan verder te verdiepen. De EU zal derhalve zowel politiek, humanitair als economisch moeten blijven investeren in de regio. Daarbij dient een zorgvuldig evenwicht te worden gevonden tussen snelheid en kwaliteit van het proces. De regering hecht eraan dat de voorwaarden die de EU aan de landen in de regio heeft gesteld waaronder volledige samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal volledig worden gerespecteerd. Vanaf 2002 zal de EU de landen in de regio via twinning-programma's assisteren om hun institutionele capaciteit te versterken. Met een totaal hulpvolume van circa 700 miljoen euro per jaar uit het CARDS-programma is de Balkan de regio die de meeste EU-hulp per capita ontvangt.

Nadat reeds in 2001 met Macedonië en Kroatië stabilisatie- en associatieovereenkomsten (SAO) zijn gesloten, zal de EU naar verwachting na de zomer van 2002 onderhandelingen over een SAO kunnen openen met Albanië. Wat betreft de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ) zal zo mogelijk in het najaar van 2002 een haalbaarheidsstudie worden verricht naar de opening van SAO-onderhandelingen. Essentieel daarbij is dat Servië en Montenegro hun overeenkomst over de vorming van een nieuwe unie implementeren en daarbij tot goede afspraken komen over bevoegdheidsverdeling tussen Unie en republieken (waaronder een interne markt, monetaire zaken, douane).

Naast het stabilisatie- en associatieproces komt de groeiende EU-rol in de Westelijke Balkan tot uitdrukking in de overname door de EU van de VN-politiemissie in Bosnië, die is voorzien met ingang van 2003. Deze politiemissie, die zich mede richt op de ontwikkeling van de rechtsstaat in Bosnië, is de eerste civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU onder het Europees veiligheids- en defensiebeleid. Verder is de Unie in principe bereid om – na de verkiezingen in Macedonië dit najaar en op verzoek van de regering van dat land – de NAVO-operatie in Macedonië ter bescherming van EU- en OVSE-waarnemers over te nemen, indien verlenging van de operatie noodzakelijk wordt geacht en indien een permanente regeling voor EU-NAVO-samenwerking («Berlijn plus») tot stand is gekomen.

Nieuwe oosterburen

Na toetreding van de kandidaat-lidstaten worden Wit-Rusland, Oekraïne en Moldavië nieuwe oosterburen van de Unie. De Russische Federatie is dat al. Zoals beschreven in de vorige «Staat van de Unie» staat de regering samenwerking met deze buurlanden op een breed terrein voor: veiligheid en stabiliteit inclusief bestrijding van terrorisme, corruptie en criminaliteit, handel en investeringen, democratie en goed bestuur, rechtsstaat en respect voor de mensenrechten, sociale aspecten van het transitieproces in deze landen, gezondheidszorg en milieu. Deze vraagstukken, die voor een groot deel grensoverschrijdende gevolgen hebben, kunnen immers slechts gemeenschappelijk worden opgelost.

De Commissie zal in het najaar van 2002 een mededeling presenteren over verdieping en verbreding van de relatie met Wit-Rusland, Oekraïne en Moldavië onder de noemer «wider Europe». De regering ondersteunt een dergelijke aanpak, maar benadrukt dat de landen grote onderlinge verschillen vertonen waarmee rekening moet worden gehouden. De relatie met Rusland staat enigszins los van die met andere buren vanwege de geopolitieke omvang van dat land. De onderhandelingen voor Russische toetreding tot de WTO zijn, tot tevredenheid van Nederland, in de afgelopen periode geïntensiveerd. Het moment van toetreding hangt in belangrijke mate af van de benodigde aanpassing in het Russische handelspolitieke beleid. De EU zal hierbij in 2003 verdere technische assistentie bieden. De kwestie Kaliningrad vormt een heet hangijzer en zal voor 2003 moeten worden opgelost. Litouwen en Polen zullen immers in 2003 al visa eisen voor transit van Russen over hun grondgebied.

De regering benadrukt dat de samenwerking met de oosterburen pijleroverstijgend van aard is. Zij hecht er bovendien aan dat deze samenwerking zich ontwikkelt in het bredere kader van andere multilaterale fora, vooral de Raad van Europa, de OVSE en de WTO. Het EU beleid ter zake dient beter te worden afgestemd met die organisaties om gebruik te maken van de aldaar aanwezige expertise en toegevoegde waarde. Nederland wil hieraan een bijdrage leveren als voorzitter van de OVSE (januari-december 2003), de Raad van Europa (november 2003-mei 2004) en de Europese Unie (juli-december 2004).

Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied

De situatie in het Midden-Oosten is het afgelopen jaar opnieuw verslechterd. De voortdurende zelfmoordaanslagen en de Israëlische invallen in Palestijns gebied hebben een klimaat gecreëerd waarin onderhandelingen niet van de grond komen ondanks intensieve pogingen van de Unie en de VS en niettegenstaande initiatieven vanuit de regio. De EU werkt in het kader van het «kwartet» nauw samen met de VS, de VN en Rusland om via actieve diplomatie de partijen te bewegen tot onderhandelingen. De hoge vertegenwoordiger voor het GBVB Solana, en de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het Midden-Oosten Moratinos, spelen hierbij een belangrijke rol. De regering acht het van groot belang dat de EU haar bemiddelende rol voortzet.

In een breder kader blijft de samenwerking met de landen rond de Middellandse Zee voor de regering van belang. Hoewel dit zogenaamde Barcelona-proces gedomineerd wordt door de situatie in het Midden-Oosten, blijft het een forum waarbinnen de Unie haar samenwerking met al haar partners in deze regio vormgeeft.

Transatlantische betrekkingen

De «New Transatlantic Agenda» (NTA) vormt sinds 1995 het kader waarbinnen de trans-Atlantische betrekkingen tussen de EU en de VS worden besproken. In juni 2001 zijn in Gotenburg zes strategische thema's en prioriteiten overeengekomen:

– veiligheidsvraagstukken;

– bevordering van het multilaterale handelssysteem;

– criminaliteitsbestrijding;

– bescherming van het milieu;

– armoedebestrijding; en

– digitale economie.

Zij vormen een weerslag van de gedeelde waarden en de gemeenschappelijke belangen tussen de EU en de VS en Canada.

Dat deze thema's nog steeds actueel zijn, wordt bevestigd door de uitkomsten van de topontmoetingen in mei 2002 (EU-VS en EU-Canada) waaruit de agenda voor het Deense en Griekse voorzitterschap kan worden afgeleid. De meest in het oog springende prioriteit zal blijven de gezamenlijke strijd tegen het terrorisme. Daaronder vallen onder meer bestrijding van massavernietigingswapens en van financiering van terrorisme, alsmede intensivering van de samenwerking op het terrein van justitie en binnenlandse zaken.

Een tweede prioriteit betreft handel en ontwikkeling waarbij vooral aandacht zal worden besteed aan het verloop van de nieuwe WTO-ronde, duurzame ontwikkeling, de beheersing van de handelsconflicten (in het bijzonder staal, foreign sales corporations en genetisch gemodificeerde organismen). Tot slot streven de VS en de EU naar een gezamenlijke benadering van regionale GBVB-onderwerpen (in het bijzonder het Midden-Oosten, Afghanistan, de Westelijke Balkan en Rusland).

In 2003 zal de EU meer aandacht besteden aan public diplomacy ten opzichte van de VS. Sinds het aantreden van de regering Bush lijkt aan beide kanten van de Atlantische Oceaan een groeiend onbegrip te ontstaan over een aantal in het oog springende beleidsterreinen, zoals het Internationaal Strafhof, de aanpak van het broeikaseffect en de als te pro-Palestijns ervaren EU-opstelling in het Midden-Oosten. Ondanks de verschillen van mening over de aanpak van deze en andere kwesties, blijft de transatlantische band sterk, mede door een gedeelde culturele achtergrond en gemeenschappelijke normen en waarden. De regering hecht zeer aan inspanningen die de wederzijdse beeldvorming positief kunnen beïnvloeden.

2.10 Europees bestuur

2.10.1 Witboek Europees bestuur

Op 25 juli 2001 publiceerde de Europese Commissie het «Witboek Europees bestuur»1. Dit witboek analyseert de wijze waarop de instellingen van de Unie omgaan met de bevoegdheden die het Unieverdrag hun toebedeelde en doet voorstellen daarin verbeteringen aan te brengen. Uitgangspunt is dat de verbeteringen dienen te worden gerealiseerd binnen de bestaande verdragen. Het witboek loopt daarmee vooruit op – en tot op zekere hoogte parallel met – de institutionele hervormingen waarover in de Conventie wordt gediscussieerd en waarover in de daaropvolgende intergouvernementele conferentie (IGC) van 2004 beslissingen dienen te worden genomen. Hieronder volgt een samenvatting van de reactie van de regering op het witboek, die op 31 maart 2002 aan de Commissie is verzonden.

De regering onderschrijft de doelstellingen van het witboek en ondersteunt het standpunt van de Commissie dat verandering van Europees bestuur vraagt om een gezamenlijk optreden van niet alleen de Europese instellingen, maar ook van lidstaten, de regionale en lokale overheden en maatschappelijke organisaties. De regering benadrukt dat de voorstellen erop gericht dienen te zijn dat niet alleen de burger meer betrokken wordt bij het Europese bestuur, maar ook dat het Europese bestuur beter voeling houdt met de ideeën van de burger.

Meer betrokkenheid en meer openheid

De regering onderschrijft een groot aantal voorstellen in het witboek voor meer openheid van het bestuur, meer betrokkenheid van burgers bij de beleidsvorming en meer flexibiliteit van instrumenten bij de tenuitvoerlegging van Europees beleid. De regering acht het voorstel dat Europese instellingen on line informatie verschaffen over het besluitvormingsproces een goed initiatief, maar benadrukt dat daarmee niet kan worden volstaan. Het is daarnaast van groot belang dat een goede en ruimhartige toepassing aan de in 2001 vastgestelde openbaarheidverordening wordt gegeven. Op termijn moet het openbaarheidsbeginsel als bedoeld in artikel 255 van het EG-verdrag gelden voor alle Europese instellingen èn voor agentschappen of andere organen voor zover deze zijn belast met bestuurstaken.

De voorstellen een grotere betrokkenheid te realiseren van de decentrale overheden bij de voorbereiding en uitvoering van Europese regelgeving worden in grote lijnen ondersteund. De besluiten van de Unie kunnen aan kracht en draagvlak winnen indien bij de voorbereiding meer wordt gelet op haalbaarheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Bij de uitvoering van communautaire regelgeving spelen de decentrale overheden een belangrijke rol, vooral vanuit een oogpunt van effectiviteit van bestuur. Het proces van beleidsvoorbereiding moet in beginsel toegankelijk zijn voor alle wettelijk toegestane maatschappelijke organisaties. Organisaties die willen participeren dienen wel een bepaalde verwantschap te hebben met het desbetreffende beleidsterrein. Voorop blijft staan dat de besluitvorming binnen de Unie een verantwoordelijkheid is van de Europese instellingen. Daarin kunnen alleen de nationale overheden een medebeslissende verantwoordelijkheid vervullen.

Het is wenselijk te onderzoeken of op terreinen waarop de Commissie bevoegd is (vergelijk de huidige mededingingspraktijk artikelen 81 en 82 van het EG-verdrag) de burger kan worden gehoord over een voorgenomen beschikking van een Europees bestuursorgaan. Daarmee zou de betrokkenheid van de burger bij het Europese bestuur kunnen worden vergroot.

Beter beleid, betere regelgeving en betere resultaten

De regering onderschrijft de analyse dat Europese regelgeving in een aantal gevallen onnodig gedetailleerd is en deelt de opvatting dat regelgeving niet altijd het meest geschikte beleidsinstrument is om gewenste maatschappelijke ontwikkelingen te sturen. Daarom dient er meer aandacht te zijn voor implementatie van Europees beleid via andere instrumenten dan wetgeving, zoals via convenanten, open coördinatie en zelfof coregulering. De keuze van het instrument dient in belangrijke mate te worden bepaald door de (verwachte) effectiviteit.

De regering steunt het voorstel om in aanvulling op het programma ter vereenvoudiging van de gemeenschapsregelgeving voor de interne markt, de kwaliteit van alle Europese regelgeving te verbeteren. Zij wijst in dat kader op het proces van kwaliteitsverbetering dat jaren geleden in Nederland in gang is gezet. De regering is van mening dat een Europees wetgevingsproces, waarin maatschappelijke wensen en bedoelde en onbedoelde effecten van het voorgenomen beleid systematisch en transparant in kaart worden gebracht, de effectiviteit en werkbaarheid van EG-regelgeving vergroot.

De regering is met de Commissie van mening dat streng dient te worden opgetreden tegen inbreuken op gemeenschapswetgeving. In dat licht is de maatregel van de Commissie om de klachtprocedure voor derden voor (naleving van) regelgeving te verbeteren, een goede ontwikkeling.

De Commissie heeft voortvloeiend uit het «Witboek Europees bestuur» in juni 2002 een actieplan en een pakket van vier mededelingen over het onderwerp verbetering kwaliteit van EG-regelgeving aangenomen. Vanwege de brede focus van deze voorstellen kan het actieplan ook bijdragen aan de vergroting van de legitimiteit van de Europese Unie in de Nederlandse samenleving.

Voorstellen voor mondiale governance

Anders dan de Commissie, is de regering van mening dat de bestuurshervorming zich zou moeten richten op zowel het interne als het externe optreden van de Unie. Het idee om bij het ontwikkelen van beleidsvoorstellen met een internationale dimensie de dialoog met gouvernementele en non-gouvernementele betrokkenen uit derde landen te intensiveren, wordt ondersteund. Ook staat de regering positief tegenover het voorstel om het gebruik van nieuwe instrumenten op mondiaal niveau (richtsnoeren voor gebruik expertise, proactieve benadering door de EU van internationale netwerken) te bevorderen als aanvulling op bindende internationale wetgeving. Verder is de regering het eens met de Commissie dat het externe optreden van de Unie verbetering behoeft, onder meer door in internationale fora met één stem te spreken.

Heroriëntatie van (het beleid van) de instellingen

In het witboek wordt gesteld dat de Commissie belangrijke maatregelen heeft genomen om haar capaciteit voor strategische planning en beleidsvorming te versterken (jaarlijks vaststellen strategische prioriteiten, jaarlijkse evaluatie bij het Europees Parlement over strategische prioriteiten en vermelding belangrijkste doelstellingen in het jaarverslag). Dat is een goed initiatief. De regering is het met de Commissie eens dat de Europese instellingen, omwille van de samenhang van het Europese beleid, een dialoog voeren over de beleidsdoelstellingen en beleidsprioriteiten van de Unie. In het witboek wordt ook gesproken over een heroriëntatie van het functioneren van de instellingen, die moet leiden tot verdragswijzigingen. De regering merkt op dat daarover wordt gesproken in de Conventie ter voorbereiding op de IGC 2004.

Uit het witboek volgt dat de Commissie eind 2002 verslag zal uitbrengen van de ontvangen reacties van de lidstaten en maatschappelijke organisaties. Op basis daarvan zal samen met de andere instellingen een nadere invulling van de thema's van dit witboek plaatsvinden.

2.10.2 Hervormingen binnen de Commissie

In maart 2000 heeft de Europese Commissie het «Witboek hervormingen van de Commissie» gepresenteerd. In dit witboek wordt een groot aantal maatregelen aangekondigd met als centrale doelstelling een effectievere en transparante Commissie. Deze maatregelen worden in het witboek rond vier overkoepelende thema's gegroepeerd:

– dienstverlening als cultuur;

– prioriteitstelling, allocatie en doelmatig gebruik van middelen;

– menselijk kapitaal; en

– audit, financieel management en controle.

In de afgelopen periode heeft de Commissie een groot aantal besluiten genomen en nieuwe wetgevingsvoorstellen aan de Raad voorgelegd. De belangrijkste hiervan hebben betrekking op de thema's menselijk kapitaal en audit, financieel management en controle. Deze maatregelen zijn de volgende.

– Er is een voorstel tot aanpassing van het statuut van de Europese ambtenaar. In velerlei opzicht kan dit voorstel worden gezien als het sluitstuk van de hervormingen van de Commissie. Veel van de aangekondigde maatregelen voor het vergroten van de effectiviteit en transparantie van de Commissie komen in dit voorstel in concrete vorm terug. Belangrijkste elementen in het nieuwe statuut zijn:

– een nieuwe carrièrestructuur voor de EG-ambtenaren;

– een heldere regeling voor klokkenluiders;

– een duidelijk kader voor een degelijk financieel management met een duidelijke verantwoordelijkheidsafbakening;

– een verbetering van het beoordelings- en promotiesysteem binnen het EG-apparaat; en

– een aanpassing van salaris- en pensioenensystematiek.

De regering is ingenomen met veel elementen van het voorstel. Op sommige onderdelen, zoals bevorderingen en salaris- en pensioenstructuur, zijn echter verbeteringen noodzakelijk. Het voorstel om in het statuut op te nemen dat communautaire ambtenarensalarissen en pensioenen wettelijk worden geïndexeerd aan de nationale salaris- en prijsontwikkelingen, waardoor ze onveranderlijk worden zonder een voorafgaand Commissievoorstel, wordt door de regering verworpen. De regering is verder van oordeel dat zo spoedig mogelijk inzicht moet worden verkregen in de financiële gevolgen van, onder meer, de voorstellen voor carrière en bevordering, de pensioenlasten en indexering. Zij heeft de Commissie verzocht deze informatie te verstrekken. Nederland zal samen met andere lidstaten passende tegenvoorstellen indienen om de begrotingsgevolgen te beperken. Doelstelling van de Raad is om in juni 2003 de behandeling van het voorstel van de Commissie af te ronden.

– De Commissie heeft op 17 april 2002 een besluit genomen om de beoordeling en benoeming van topambtenaren op een nieuwe en moderne manier te laten verlopen. Onderdeel van dit nieuwe beleid is dat alle topambtenaren op basis van precieze taakomschrijvingen regelmatig worden beoordeeld op hun functioneren en dat kandidaten voor topposities eerst intern worden gezocht voordat met een openbaar wervingsbericht extern op de Europese arbeidsmarkt zal worden geworven. Benoemingen zijn voor maximaal vijf jaar. Hiermee wil de Commissie een einde maken aan vaak politiek gemotiveerde benoemingen vanuit de lidstaten en de carrièregang binnen de dienst openstellen voor alle topposities. Bevordering zou hiermee op basis van merites gebeuren.

– Op 26 juni 2002 is het nieuwe financiële reglement voor de begroting van de Europese Unie aangenomen. Per 1 januari 2003 betekent dit dat de instellingen van de Gemeenschap met moderne regels voor begrotingsvoorbereiding, uitvoering en verantwoording zullen gaan werken. Belangrijk element hierbij is dat prestatie-indicatoren een centrale rol zullen spelen. Meer dan in het verleden zal dus zichtbaar worden gemaakt wat er gebeurd is met de Europese middelen en wat de behaalde resultaten zijn. Dit zal de transparantie en effectiviteit van het Europees beleid ten goede komen.

– Tenslotte is het binnen de stroomlijning van uitvoeringsstructuren bij de communautaire programma's zowel bij het interne als bij het externe beleid een voorstel bij de Raad ingediend voor een nieuw soort uitvoerend agentschap. Doel van deze uitvoerende agentschappen is om de Commissiediensten te ontlasten bij het uitvoeren van de veelal arbeidsintensieve uitvoeringstaken. Deze agentschappen zullen niet betrokken zijn bij beleidsbepaling (dat is een aangelegenheid voor Commissie, Raad en Europees Parlement) maar alleen bij de uitvoering. De Commissie hoopt op deze manier een doelmatiger en kosteneffectiever manier van uitvoering van taken te realiseren.

Doelstelling van de Commissie is om eind 2002 alle acties van het witboek hervormingen te hebben uitgevoerd. Het ziet er nu naar uit dat dit grotendeels het geval zal zijn, met enkele uitzonderingen zoals de herziening van het statuut van de Europese ambtenaar. Duidelijk is wel dat de Commissie veel goed werk heeft verricht. De uiteindelijke resultaten zullen moeten uitwijzen of er dan ook inderdaad sprake is van een effectievere en transparante Commissie.

HOOFDSTUK 3: DE FINANCIËN VAN DE UNIE

Doel van dit hoofdstuk is een overzicht te geven van de financiële aspecten van het EU-beleid. Hierbij wordt eerst ingegaan op de budgettaire kant van de Unie (systematiek Europese begroting, begroting 2003, de Nederlandse afdrachten aan de Unie). Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen in het beheer van de Europese middelen (financieel beheer, controle en fraudebestrijding).

3.1 De begroting

De EU-begroting bestaat uit drie schillen (zie schema). De buitenste schil wordt gevormd door het eigenmiddelenplafond. Dit geeft het maximum aan van de inkomsten die de Unie ter beschikking heeft om haar uitgaven te financieren. Dit wordt uitgedrukt in een percentage van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de lidstaten gezamenlijk en is door de Raad vastgesteld op 1,24 procent.

De volgende schil wordt gevormd door de financiële perspectieven (FP's). De FP's zijn tijdens de Europese Raad van Berlijn, in maart 1999, vastgelegd voor de periode 2000–2006. In het interinstitutionele akkoord tussen Raad, Europees Parlement en Commissie van mei 1999 zijn deze FP's als uitgavenmaxima overeengekomen, waarbinnen de jaarlijkse begroting moet worden vastgesteld. De binnenste schil wordt gevormd door de jaarlijkse begroting.

Tussen het plafond van de eigen middelen en de FP's zit een marge voor onvoorziene uitgaven. Deze heeft twee functies: hij dient als veiligheidsklep om de gevolgen van een eventuele lagere economische groei op te vangen waardoor het maximum aan beschikbare middelen voor de Unie zou verminderen. Bovendien moet zij het mogelijk maken de verschillende maxima (plafonds) van de FP's te herzien wanneer zich onvoorziene uitgaven voordoen die niet binnen de FP's kunnen worden opgevangen. Tot dusverre is dit niet nodig geweest.

Grafiek 1. De drie schillen van de EU-begroting kst-28604-1-2.gif

3.1.1 Besluit eigen middelen

Het «Besluit eigen middelen» bepaalt de omvang van de afdrachten aan de Unie door de lidstaten en de verdeling hiervan over de vier eigen middelen. Bovendien legt het besluit het maximum aan middelen dat de Unie mag opvragen vast (1,24 procent van het BNI). De vier eigen middelen zijn landbouwheffingen, douanerechten, een deel van de BTW-ontvangsten in de lidstaten en de BNP-afdrachten.

Het «Besluit eigen middelen» had op 1 januari 2002 in werking moeten treden. Nederland heeft op 9 oktober 2001 het besluit geratificeerd. Op 31 december 2001 bleek dat niet alle lidstaten op tijd aan de ratificatie-eis hadden voldaan. Hierdoor moesten de afdrachten van de lidstaten nog via het oude «Besluit eigen middelen» in de begroting voor 2002 worden ingeschreven. Per 5 februari 2002 hadden alle lidstaten wel voldaan aan de ratificatie-eis waardoor het nieuwe «Besluit eigen middelen» per 1 maart 2002 in werking trad en met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 van kracht werd op de afdrachten van de Unie. De Commissie heeft ter uitvoering van dit nieuwe besluit een voorstel voor een gewijzigde en aanvullende begroting 2002 bij de Raad en Europees Parlement ingediend, waarmee de afdrachten volgens het nieuwe systeem in de begroting 2002 konden worden ingeschreven. In juni 2002 hebben Raad en Europees Parlement hun goedkeuring gehecht aan het Commissievoorstel. Voor Nederland betekent dit dat er vanaf 2002 besparingen op de afdrachten optreden. Deze besparingen zijn met name het gevolg van hogere inningskosten bij de landbouwheffingen en douanerechten die Nederland mag inhouden en de korting voor Nederland bij de financiering van de Britse compensatie. Hiermee verbetert de Nederlandse nettopositie.

3.1.2 Financiële perspectieven (prijzen 2003)

Tabel 1. De Financiële Perspectieven2000–2006, in miljoenen euro, in prijzen 2003
Vastleggingskredieten>2000200120022003200420052006
1. Landbouw41,73844,5346,58747,37846,28545,38645,094
2. Structuur maatregelen132,67832,72033,63833,96833,62533 38432,588
3. Intern Beleid6,0316,2726,5586,7966,9157,0347,165
4. Extern Beleid4,6274,7354,8734,9724,9834,9945,004
5. Administratieve Uitgaven4,6384,7765,0125,2115,3195,4285,536
6. Reserves906916676434434434434
7. Pretoetredingssteun3,1743,2403,3283,3863,3863,3863,386
Totaal vastleggingskredieten293,79297,189100,672102,145100,974100,04699,207
Totaal betalingskredieten91,32294,730100,078102,76799,55397,65997,075
Betalingskredieten in % van het EU BNI1,10%1,09%1,10%1,08%1,02%0,98%0,95%
Beschikbaar voor toetreding (betalingskredieten)  4,3977,2669,62612,38715,396
Maximum in Betalingskredieten91,32294,730104,475110,033109,179110,046112,471
Idem in % EU-BNI1,12%1,11%1,14%1,16%1,12%1,10%1,10%

1 Op basis van punten 16 en 18 van het interinstitutioneel akkoord zijn de vastleggingskredieten voor structuurbeleid aangepast opdat de totale onderuitputting (6,153 miljoen eur) in 2000 is herverdeeld over de jaren 2002–2006.

2 Vastleggingskredieten geven de bovengrens aan voor de uitgaven waartoe de EU zich in de loop der jaren kan verplichten. Betalingskredieten maken het mogelijk verplichtingen uit het lopend en eerdere begrotingsjaren na te komen.

3.1.3 Begroting 2003

Op 30 april 2002 heeft de Commissie een voorstel gedaan voor het voorontwerp van de begroting 2003. Daarmee is de reguliere begrotingsprocedure van start gegaan met als mijlpalen:

– eerste lezing door de Raad tijdens de Ecofinraad (onderdeel Begroting)1 van 19 juli 2002;

– eerste lezing door het Europees Parlement in oktober 2002;

– tweede lezing door de Raad tijdens de Ecofinraad (onderdeel Begroting) van 25 en 26 november 2002; en

– tweede lezing door het Europees Parlement in december 2002 en de vaststelling van de begroting door de voorzitter van het Europees Parlement.

In februari 2002 heeft de Commissie haar beleidsstrategie voor 2003 bekend gemaakt. Centraal thema is de uitbreiding: de instellingen van de Unie in 2003 moeten zich gereed maken om in de loop van 2004 maximaal tien nieuwe lidstaten te verwelkomen. Naast de uitbreiding worden verder stabiliteit en veiligheid en een duurzame en integratiegerichte economie als prioriteiten genoemd. De Commissie zal met voorrang mankracht en middelen inzetten voor deze drie doelstellingen.

Het voorontwerp van de Commissie is deels een vertaling van deze prioriteiten naar concrete begrotingsvoorstellen. Vooral de voorbereidingen voor de uitbreiding springen in het oog: de Commissie stelt dat de totale behoeften van alle instellingen niet binnen de kaders van de financiële perspectieven in te passen zijn (zie ook verder onder «categorie V: administratieve uitgaven»).

De totale door de Commissie voorgestelde vastleggingskredieten (toewijzing van gelden voor een bepaald programma) bedragen 100 miljard euro en de betalingskredieten (gelden voor betalingen in dat jaar) komen uit op 98 miljard euro. De EU-begroting uitgedrukt in betalingskredieten komt daarmee uit op 1,03 procent van het BNI van de vijftien lidstaten van de Unie. Ten opzichte van de financiële perspectieven zoals vastgesteld in Berlijn (maart 1999) bestaat er bij de vastleggingen een marge van 2,3 miljard euro en bij de betalingskredieten een marge van 4,7 miljard euro.

De Commissie stelt voor om in 2003 de vastleggingskredieten met 1,4 procent en de betalingskredieten met 2,7 procent te laten stijgen ten opzichte van de begroting 2002. De hoogste stijging is te zien bij de administratieve uitgaven: 5,2 procent (vastleggingskredieten) ten opzichte van 2002.

In categorie Ia (marktmaatregelen landbouw) is sprake van een stijging met 1,9 procent (vastleggingskredieten) ten opzichte van 2002, waardoor het totaal aan beschikbare middelen voor dit beleidsterrein op 45 miljard euro uitkomt. Nu de BSE- en MKZ-crises over hun hoogtepunt heen lijken te zijn en de stijgingen bij de marktordeningen (steunmaatregelen voor bepaalde producten) door de afspraken in Berlijn zich vanaf 2003 stabiliseren, is er dit jaar ten opzichte van de financiële perspectieven weer meer ruimte, namelijk 2,2 miljard. Deze ruimte kan gezien worden als een eventueel beschikbaar bedrag indien er zich gedurende het begrotingsjaar 2003 onverwachte ontwikkelingen voordoen.

In categorie II (structuurmaatregelen) stelt de Commissie voor om het gehele bedrag van 33 miljard euro beschikbaar te stellen voor de verschillende programma's in de lidstaten ter oplossing van structurele knelpunten (achterstandregio's, grensoverschrijdende problemen, grotestedenproblematiek, et cetera). Aangezien nu nagenoeg alle programma's voor de lidstaten door de Commissie zijn beoordeeld en goedgekeurd, is de verwachting dat de beschikbare financiële enveloppe volledig zal worden aangewend. Naast de volledige inzet van de beschikbare middelen stelt de Commissie ook voor om een additioneel bedrag van 27 miljoen euro beschikbaar te stellen uit het flexibiliteitsinstrument voor de afronding van een speciaal programma voor de herstructurering van de Spaanse en Portugese visserijvloot, die getroffen is door het niet doorgaan van een visserijakkoord met Marokko. Hierdoor zijn meestal arme vissers uit deze twee landen gedupeerd aangezien zij nu niet meer in deze visrijke wateren kunnen vissen. Het flexibiliteitsinstrument is een bedrag van maximaal 200 miljoen euro dat jaarlijks kan worden ingezet indien de begroting geen ruimte meer biedt en indien er sprake is van een onverwachte gebeurtenis.

In de categorieën III (intern beleid) en IV (extern beleid) zijn de stijgingen geringer en zijn er geen in het oog springende nieuwe voorstellen gedaan door de Commissie. Er is hoofdzakelijk sprake van meerjarige programma's, zoals voor het milieu, onderzoek, midden- en kleinbedrijf (intern beleid) en regionale programma's voor Azië, Latijns-Amerika, de Balkan en het Middellandse-Zeegebied (extern beleid) die alle een min of meer vaststaand uitgavenritme kennen.

In categorie V (administratieve uitgaven) is sprake van de grootste stijging doordat alle instellingen voorstellen in hun begroting hebben opgenomen ter voorbereiding op de voorziene uitbreiding in 2004. Deze voorstellen hebben betrekking op extra personeel voor vertaal- en tolkenwerk, aanpassing van gebouwen om meer lidstaten te kunnen herbergen, additionele ICT-faciliteiten en vertaling van de bestaande EU-regelgeving in de talen van de toekomstige lidstaten. De Commissie komt in haar voorontwerp tot de conclusie dat ondanks pogingen om de kosten zoveel mogelijk omlaag te brengen er toch sprake is van een overschrijding van het subplafond van de financiële perspectieven met 66 miljoen euro. Aangezien alle uitgaven van de Unie gedekt moeten zijn door inkomsten (de begroting is altijd sluitend) stelt de Commissie voor om eenmalig de resterende middelen van het flexibiliteitsinstrument in te zetten om deze additionele kosten op te vangen.

Tabel 2 Voorontwerp van de begroting 2003 – vastleggingen (in miljoenen euro's en prijzen 2003)
 BegrotingFinanciëleVoorontwerpVerschilMarge
 2002Perspectievenbegrotingin %(2)-(3)
  20032003(1)/(3) 
 (1)(2)(3)(4)(5)
Categorie 144 255.047 378.045 177.91.9%2 260.1
GLB39 660.142 680.040 419.81.9%2 260.1
Plattelandsbel.4 595.04 698.04 698.02.2%0.0
Categorie 233 838.033 968.033 995.00.5%– 27.0
Structuurfond.31 049.031 129.031 156.00.3%– 27.0
Cohesie Fond.2 789.02 839.02 839.01.8%0.0
Categorie 36 557.86 796.06 714.12.4%81.9
Intern Beleid     
Categorie 4*4 803.04 972.04 911.92.3%60.1
Extern Beleid     
Categorie 55 176.85 381.05 454.85.4%– 73.9
Adm. Uitgaven     
Categorie 60.676.00.434.00.434.0– 35.8%0,00
Reserves     
Categorie 73 328.03 386.03 386.01.7%0,00
Pre-accessie     
Vastleggingskredieten     
Totaal98 634.7102 315.098 225.61.4%2 038.5
Betalingskredieten     
Totaal95 654.8102 938.098 217.52.7%4 720.5

* Het bedrag dat in 2002 voor Categorie 2 beschikbaar was, is met 200 mln verhoogd vanwege de inzet van het flexibliteitsinstrument voor de grensregio's en de herstructurering van de Spaanse en Portugese visserijvloot.

De regering is over het algemeen ingenomen met het sobere voorstel dat de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement heeft voorgelegd. Op sommige plaatsten is er nog ruimte om een aantal optimistisch geschatte uitgavenvoorstellen neerwaarts bij te stellen. De inzet van het flexibiliteitsintrument voor de herstructurering van de Spaanse en Portugese visserijvloot en om een deel van administratieve uitgaven van de instellingen te financieren, is een punt van zorg voor de regering. De regering is van mening dat, indien bij een situatie van budgettaire krapte nieuwe prioriteiten worden gesteld, er sprake moet zijn van besparingen elders. Dit zal dan ook de inzet zijn bij onderhandelingen gedurende de rest van het jaar.

Het Europees Parlement heeft gezegd ook binnen het subplafond voor de administratieve uitgaven te willen blijven en mee te willen werken aan het vinden van besparingen. De inzet van het flexibiliteitsinstrument voor deze uitgaven wordt daarom ook door het Europees Parlement afgewezen. Het Europees Parlement en de Raad hebben tijdens de Ecofinraad (onderdeel Begroting) van 19 juli 2002 overeenstemming bereikt over de administratieve uitgaven van de instellingen voor het jaar 2003. Hoofdlijnen van het akkoord zijn handhaving van het plafond voor de uitgaven en het niet-inzetten van het flexibiliteitsinstrument.

3.1.4 De Nederlandse afdrachten op de rijksbegroting

Deze paragraaf geeft een overzicht van de Nederlandse afdrachten aan de Europese Unie op rijksniveau. Omdat een belangrijk deel van de ontvangsten niet op rijksniveau plaatsvindt, maar op het niveau van lagere overheden en individuele bedrijven, mondt deze presentatie niet uit in een nettopositie. De Nederlandse nettopositie wordt hierna beschreven. Tabel 3 geeft de verwachte ontwikkeling weer van de Nederlandse afdrachten aan de Unie tot en met 2006. De netto afdrachten laten vanaf 2001 een gestage groei zien. In 2002 is sprake van een (tijdelijke) daling van de nettoafdrachten omdat in dat jaar het nieuwe eigenmiddelenbesluit (van kracht sinds maart 2002) hogere inningskorting toestaat. Deze inningskorting is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 verhoogd van 10 procent naar 25 procent. Tenslotte valt op dat, eveneens als gevolg van het nieuwe eigenmiddelenbesluit, de BNP-afdracht in 2006 ruim 60 procent van de totale netto afdrachten zal uitmaken. Deze toename van de BNP-afdracht betekent een steeds grotere financiering van de EU-begroting naar rato van de relatieve welvaart van een lidstaat binnen de Unie. De sterkste schouders gaan hierdoor de grootste lasten dragen. Dit is een ontwikkeling die door Nederland gesteund wordt, aangezien het de meest billijke verdeling van lasten tot gevolg heeft.

Tabel 3: Nederlandse afdrachten aan de EU, in mln euro's
 200220032004200520062007*
Miljoenennota 2003 (bruto)52 005 8646 5956 8227 0927 235
Perceptiekostenvergoedingen692444474505533564
Miljoenennota 2003 (netto)4 5085 4206 1216 3176 5596 671
Waarvan:      
Landbouwheffingen246230230230230230
Invoerrechten1 4501 5471 6661 7901 9032 024
BTW-afdracht1 2311 301765794820844
BNP-afdracht2 2732 7863 9344 0084 1394 137

* O.b.v. extra-polaties FP's 2000–2006

3.1.5 De Nederlandse nettopositie

Tabel 4. De totale Nederlandse ontvangsten uit EU-beleidsuitgaven in 1999 en 2000
 20001999
 Miljoenen euro% EU-15Miljoenen euro% EU-15
1. Landbouwbeleid1 441,93,60%1 301,53,30%
– Exportsteun730,912,90%670,612,00%
– Inkomenssteun246,51,00%247,91,00%
– Plattelandsbeleid59,61,40%
– Overig404,911,20%3837,30%
     
2. Structuurbeleid478,21,70%166,80,60%
– Doelstelling 123,50,20%nvt*nvt
– Doelstelling 21503,90%nvtnvt
– Doelstelling 3240,47,80%nvtnvt
– Overig64,30%4,90%nvtnvt
     
3. Intern Beleid306,76,10%272,46,40%
– Onderzoek en Ontwikkeling225,67,10%179,97,30%
– TransEuropese Netwerken29,56,00%30,47,00%
– Interne markt, consument en industrie82,20%11,22,90%
– Energie, Euratom, milieu6,74,60%6,84,30%
– Opleiding, jeugd en sociaal beleid294,00%28,84,40%
– Overig7,95,90%15,37,90%
TOTAAL2 226,73,00%1 740,82,50%

* Met de afspraken tijdens de ER in Berlijn van maart 1999 zijn de structuurfondsen inhoudelijk veranderd een vergelijking tussen 2000 en 1999 is derhalve op programma niveau niet mogelijk. Bron: Rapport van de Commissie september 2001

Elk jaar in september presenteert de Commissie een rapport over beleidsuitgaven in de lidstaten in het voorgaande begrotingsjaar. Gegevens over het jaar 2001 zullen daarom beschikbaar komen in september 2002. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de ontvangsten uit de EU-beleidsmiddelen voor de laatste twee jaren waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Dit zijn de ontvangsten zoals door de Commissie zijn overgemaakt aan rijk, decentrale overheden en bedrijven. Het totale aandeel van Nederland in de EU-uitgaven is gestegen van 2,5 procent naar 3 procent. Voornaamste reden voor de stijging ligt erin dat in 2000 meer geld is ontvangen uit het Europese structuurbeleid en het Europees sociaal fonds in het bijzonder. De verklaring die de Commissie daarvoor geeft is dat in 2000 nog een groot aantal betalingen zijn gedaan voor de oude ESF-enveloppe over de periode 1993–1999. Tenslotte kan worden geconstateerd dat het relatief hoge aandeel van Nederland bij de exportrestituties in het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de EU ook in 2000 van toepassing bleef.

De optelsom van de Nederlandse nettoafdrachten en de Nederlandse ontvangsten geeft de Nederlandse nettopositie. De grafieken 2 en 3 geven de nettoposities van de verschillende lidstaten in 2000 en de Nederlandse nettopositie sinds 1970 weer. In 2000 is de Nederlandse netto positie tegenover het voorgaande jaar licht verbeterd. Nederland blijft echter relatief de grootste nettobetaler aan de Europese Unie.

Grafiek 2 Netto-posities EU-lidstaten 2000; in % BNPkst-28604-1-3.gif

De verbetering van de Nederlandse nettopositie in 2000 was het gevolg van een verbetering aan de ontvangstenkant vooral door de hogere ontvangsten uit het structuur- en landbouwbeleid. De verwachting voor de komende jaren is dat de ontvangsten uit de EU-begroting (tijdelijk) lager zullen uitvallen vanwege de achterstanden bij de uitvoering van het structuurbeleid. Vanaf 2003 zegt de Commissie dat er sprake zal zijn van een inhaaleffect waardoor geaccumuleerde betalingen bij de structuurfondsen versneld bij de lidstaten terecht zullen komen. Aan de afdrachtenkant zullen vanaf 2001 de effecten van een relatief lagere economische conjunctuur merkbaar worden. Daarnaast zal de Nederlandse nettopositie in 2001 naar verwachting verbeteren door de afspraken gemaakt tijdens de Europese Raad van Berlijn in maart 1999. Vanaf 2001 gaat de inningskorting bij de traditionele eigen middelen omhoog van 10 procent naar 25 procent. Vanaf 2002 betaalt Nederland bovendien een veel geringer deel van de compensatie van het Verenigd Koninkrijk. Het Nederlandse deel in de ontvangsten in de periode 2000–2006 zal gemiddeld genomen niet veranderen waardoor het saldo (de nettopositie) zich stabiliseert rond de -0,8 procent van het Nederlandse BNP.

Nettopositie Nederland, 1970–2000 kst-28604-1-4.gif

3.2 Beheer en controle

3.2.1 Financieel beheer binnen de EU

Financieel reglement

Op 4 juni 2002 heeft de Raad na concertatie met het Europees Parlement het herziene financiële reglement officieel vastgesteld. Dit reglement bevat de regels voor de EU-begrotingsopstelling, uitvoering en verantwoording. Het financiële reglement wordt nu vertaald in alle officiële EU-talen en zal binnenkort worden gepubliceerd. Het nieuwe financiële reglement zal per 1 januari 2003 van kracht worden.

Hiermee is de wettelijke basis vastgelegd voor de hervormingen die al in gang zijn gezet. De kern van de herziening is dat het begrotingsproces transparanter en meer flexibel wordt. In het begrotingsproces zal ook meer op outputcijfers gestuurd worden (activity based management). Daarnaast is een aantal fundamentele hervormingen op het terrein van beheer en controle vastgelegd:

– gedecentraliseerde structuur voor financieel beheer en controle;

– scheiding ex-ante- en ex-postcontrole; en

– de introductie van de Internal Audit Service.

Voor het externe beleid van de Unie is ook een aantal belangrijke wijzigingen opgenomen waardoor de Commissie nu programma's van derden rechtstreeks kan financieren, de uitvoering van hulpprogramma's kan worden gedelegeerd aan derden (waaronder de ontvangende landen zelf) en waarbij de mogelijkheid voor een volledige ontbinding van de EU-hulp wordt opengelaten wanneer dit in OESO-kader wordt overeengekomen.

Tenslotte is een zogenaamde avondroodclausule in het nieuwe financieel reglement opgenomen waardoor middelen die niet binnen een bepaalde periode zijn aangewend komen te vervallen. Het risico van een opbouw van stuwmeren aan hulpgelden, zoals in het verleden vaak het geval, wordt hiermee verkleind. De regering is ingenomen met het resultaat van de onderhandelingen. Het beheer, de verantwoording en de uitvoering van de begroting zullen met deze nieuwe regels een stuk beter kunnen worden.

Met de herziening van het financieel reglement heeft de Commissie nu invulling gegeven aan één van de belangrijkste steunpilaren van haar hervormingsbeleid: de verbetering van de financiële huishouding van de instellingen en de Commissie in het bijzonder. De regering is een groot voorstander van dit hervormingsbeleid en staat achter de inhoud van het herziene financieel reglement. Tijdens de onderhandelingen binnen de Raad en met het Europees Parlement en Commissie heeft Nederland een actieve rol gespeeld.

Jaarverslag Europese Rekenkamer en de kwantitatieve DAS

Tijdens de Ecofinraad van 5 maart 2002 heeft de Raad besloten het Europees Parlement een positief advies te geven om kwijting te verlenen aan de Commissie voor de uitvoering van de begroting 2000. Nederland en Oostenrijk hebben in aanvulling daarop een verklaring afgelegd dat zij niet kunnen instemmen met de voorliggende conclusies, aangezien hierin niet expliciet de oproep aan de Europese Rekenkamer is opgenomen om door de Europese Rekenkamer geconstateerde foutenpercentage in de DAS (déclaration d'assurances) op te nemen. De regering is voorstander van de publicatie deze foutenpercentages, omdat op deze manier de transparantie wordt vergroot en de democratische controle door het Europees Parlement (en de lidstaten) meer inhoud krijgt. Ook worden hiermee vergelijkingen van jaar op jaar mogelijk waardoor de voortgang beter kan worden gemeten. De regering heeft deze wens ook in een brief aan de Europese Rekenkamer geuit. Zij zal zich ook komend jaar inzetten dit punt in Brussel onder de aandacht te brengen, waarbij de wijze van presentatie van de controlerapporten en in samenhang daarmee de controlemethodologie belangrijke aspecten zijn.

Groenboek Europees openbaar ministerie

In mei 2002 is de regeringsreactie op het «Groenboek inzake de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de instelling van een Europese officier van justitie»1 aan de Commissie verstuurd.

Doelstelling van het groenboek is te komen tot de instelling van een onafhankelijke Europese openbare aanklager voor de strafrechtelijke bescherming van de financiële EG-belangen. Hoewel de Europese aanklager de centrale leiding van de opsporing en de vervolging zou moeten krijgen, wordt toch zoveel mogelijk gekozen voor een decentrale organisatie met als basis een afgevaardigde Europese officier van justitie per lidstaat en de medewerking van de nationale autoriteiten (opsporingsdiensten en politie). In het kader daarvan worden de nationale procedures met elkaar verbonden op basis van het principe van wederzijdse erkenning. De Europese aanklager moet een gecoördineerde aanpak tot stand brengen, maar opsporing, vervolging en berechting vinden nog steeds in de lidstaten plaats (decentrale aanpak). Door de instelling van een Europese aanklager zullen nationaal meer zaken moeten worden aangepakt dan nu het geval is.

In het regeringsstandpunt wordt de inhoud van het groenboek positief benaderd. Wel bestaat een aantal vragen en verzoeken om nadere uitwerking, die samenhangen met de gevolgen die de instelling van de Europese aanklager heeft voor het Nederlandse strafrecht en voor de structuur en werkwijze van de Nederlandse opsporingsdiensten.

3.2.2 Financieel beheer in Nederland

Ter verbetering van de controlestructuur binnen Nederland voor Europese gelden zijn het afgelopen jaar een tweetal wetten in werking getreden. De «Wet toezicht Europese subsidies» (TES), die op 1 mei 2002 in werking is getreden, verschaft de betrokken ministers bevoegdheden ten opzichte van decentrale bestuursorganen (provincies, gemeenten, productschappen, zelfstandige bestuursorganen, et cetera) die in ons land Europese subsidiegelden besteden. De toewijzing van deze bevoegdheden werden nodig bevonden omdat de staat jegens de Unie (financieel) aansprakelijk is voor het handelen van deze bestuursorganen. De wet voorziet in de volgende ministeriële bevoegdheden:

– informatierecht;

– aanwijzingsbevoegdheid; en

– verhaalsrecht.

Tegelijk met de opstelling van deze wet is de comptabiliteitswet herzien (achtste wijziging). Daardoor heeft de Algemene Rekenkamer de bevoegdheid gekregen om tot op het niveau van de uiteindelijke ontvanger van Europese subsidies controles te verrichten.

Ook zal de Tweede Kamer beter worden geïnformeerd over de besteding van de Europese subsidies. Ingevolge de Wet TES zijn de betrokken ministers verplicht, in overleg met de minister van Financiën, jaarlijks aan de Kamer rapporteren over de ontvangen EU-gelden en over de wijze waarop daarbij invulling is gegeven aan beheer, controle en toezicht. Daarnaast zal de Algemene Rekenkamer de komende jaren systematisch aan de Tweede Kamer rapporteren over haar onderzoeksuitkomsten op EU-terrein, onder meer door het jaarlijks uitbrengen van een EU-trendrapport (het eerste EU-trendrapport zal in februari 2003 verschijnen).

Door deze maatregelen moeten problemen zoals zich bij de subsidies uit het Europees sociaal fonds (ESF) hebben voorgedaan in de toekomst worden voorkomen. Bij beschikking van 14 maart 2002 heeft de Commissie aangegeven in totaal 157 miljoen euro aan ESF-subsidies terug te vorderen van Nederland. De terugvordering betreft de periode 1994–1996.

HOOFDSTUK 4: DE RAADSAGENDA'S

In dit hoofdstuk worden de agenda's van de Europese Raad en de Raad van de Europese Unie besproken. Tot voor kort bestonden de volgende formaties van de Raad van de Europese Unie:

– Algemene Raad;

– Raad Ontwikkelingssamenwerking;

– Ecofinraad;

– Landbouwraad;

– Milieuraad;

– Transport- en Telecommunicatieraad;

– Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid;

– Visserijraad;

– Industrie- en Energieraad;

– Raad Justitie, Binnenlandse Zaken en Civiele Bescherming;

– Interne Markt, Consumenten- en Toerismeraad;

– Onderzoeksraad;

– Begrotingsraad;

– Cultuur- en Audiovisuele Raad;

– Onderwijs- en Jeugdraad;

– Gezondheidsraad.

De Europese Raad van Sevilla (juni 2002) heeft besloten om het aantal formaties van de Raad van de Europese Unie te beperken en de oude indeling als volgt te wijzigen:

– Algemene Zaken en Externe Betrekkingen1;

– Economische en Financiële Zaken2;

– Justitie en Binnenlandse Zaken3;

– Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken;

– Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)4;

– Vervoer, Telecommunicatie en Energie;

– Landbouw en Visserij;

– Milieu;

– Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur5.

De nieuwe structuur is tijdens het Deense voorzitterschap in werking getreden. In dit hoofdstuk worden de werkzaamheden van de Raad van de Europese Unie nog weergegeven langs de lijnen van de oude raadsformaties. Wel zijn deze formaties voor zover mogelijk hergegroepeerd naar de nieuwe indeling.

4.1 Europese Raad

Vergaderdata 
  
24 en 25 oktober 2002:Europese Raad in Brussel
12 en 13 december 2002:Europese Raad in Kopenhagen
21 maart 2003:Europese Raad in Brussel
20 juni 2003:Europese Raad in Thessaloniki

Stand van zaken

Ontwikkeling van de Europese Raad

De Europese Raad is samengesteld uit staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten en de voorzitter van de Commissie. Zij worden bijgestaan door de ministers van Buitenlandse Zaken. Bij EMU-gerelateerde onderwerpen zijn de ministers van Financiën aanwezig. De Europese Raad geeft de impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en stelt algemene politieke beleidslijnen vast (artikel 4 van het EU-verdrag). Formeel gesproken neemt de Europese Raad dus geen besluiten. Hij keurt wel de conclusies goed die het voorzitterschap voor iedere bijeenkomst opstelt. Tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen is de Europese Raad in totaal vijf keer bijeengekomen. Eén van deze raden betrof een buitengewone spoedzitting direct na de aanslagen in New York en Washington in september 2001.

De Europese Raad van Nice (december 2000) bepaalde dat vanaf 2002 één bijeenkomst van de Europese Raad per voorzitterschap in Brussel zou worden gehouden. Het Spaanse voorzitterschap (voorjaar 2002) heeft hiervan vrijstelling gekregen omdat zijn voorbereidingen al te ver waren gevorderd om deze regel te kunnen toepassen. Het Deense voorzitterschap heeft nu de primeur. In Nice is ook afgesproken dat, zodra de Unie achttien leden telt, alle bijeenkomsten van de Europese Raad in Brussel zullen plaatsvinden. Wanneer dat het geval is, is niet precies te voorspellen: het is afhankelijk van de voortgang in de toetredingsonderhandelingen en de snelheid van de ratificatieprocessen in de lidstaten. Het Ierse voorzitterschap (voorjaar 2004) heeft niettemin gezegd zijn Europese Raden in Brussel te laten plaatsvinden, ongeacht het aantal lidstaten.

De vorige «Staat van de Unie» stelde dat er in de ogen van de regering meer aandacht moest uitgaan naar de wijze waarop de Europese Raad in het Europese besluitvormingsproces past. In het zicht van de uitbreiding van de Unie heeft dit vraagstuk aan belang gewonnen. Tijdens de Europese Raad van Sevilla (juni 2002) is een aantal praktische hervormingen overeengekomen:

– de Europese Raad zal in beginsel twee keer per half jaar bijeenkomen (tot dan toe tenminste twee keer per jaar);

– rekening houdend met de bestaande EMU-mechanismen zullen de bijeenkomsten van de Europese Raad worden voorbereid door de nieuwe raadsformatie voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen die de voorbereidingen coördineert en de agenda opstelt;

– de Europese Raad zal in beginsel één dag in beslag nemen, met aan de vooravond een diner van de staatshoofden en regeringsleiders en de voorzitter van de Commissie; het aantal zitplaatsen aan de vergadertafel en de omvang van de delegaties worden beperkt;

– de Europese Raad beraadslaagt over beslispunten op zijn agenda en brengt zijn politieke opvattingen onder de aandacht van de relevante raadsformatie die daaruit passende conclusies trekt.

Hervormingen die een verdragswijziging vergen, zullen moeten worden besproken in de Conventie over de toekomst van Europa, voor de daaropvolgende intergouvernementele conferentie. Dat neemt niet weg dat de Europese Raad in Sevilla heeft besloten zelf, parallel aan de Conventie, de vormgeving van het voorzitterschap van de Unie te bestuderen. Daarbij heeft hij expliciet gesteld dat eventuele aanpassing van het huidige systeem van halfjaarlijkse roulatie in geen geval afbreuk mag doen aan het beginsel van gelijkheid tussen de lidstaten. Het Deense voorzitterschap zal in december 2002 een eerste verslag aan de Europese Raad uitbrengen over de vormgeving van het voorzitterschap en het talenregime in een uitgebreide Unie.

De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen (Brussel, Gent, Laken, Barcelona en Sevilla)

De eerste maanden van het Belgische voorzitterschap werden gedomineerd door de terroristische aanslagen in New York en Washington van 11 september 2001. Na de aanslagen kwam op 21 september 2001 een extra Europese Raad bijeen. Van deze bijeenkomst ging een krachtig signaal uit van solidariteit met het Amerikaanse volk, van daadkracht bij de strijd van het terrorisme en van vertrouwen in een krachtig Europa. De Europese Raad nam een actieplan aan voor de bestrijding van het terrorisme. Dit actieplan vormde de basis voor de werkzaamheden van diverse raadsformaties.

Op 19 oktober 2001 kwamen de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten en de voorzitter van de Commissie informeel bijeen in Gent. Zij betoonden nogmaals hun volledige solidariteit met de VS en besteedden aandacht aan de militaire, politieke en humanitaire situatie in Afghanistan. De bijeenkomst besprak verder de gevolgen van de aanslagen voor de economische situatie en de voorbereidingen voor de invoering van euromunten en eurobiljetten. Tenslotte werd van gedachten gewisseld over een «Verklaring van Laken» die tijdens de bijeenkomst in december zou worden aangenomen.

De Europese Raad van Laken (14–15 december 2001) stond in het teken van de toekomst van Europa. Hij aanvaardde de «Verklaring van Laken» waarmee een «Conventie over de toekomst van Europa» in het leven werd geroepen. De Conventie zal onder leiding van de Franse oud-president Giscard d'Estaing aanbevelingen en opties formuleren ter voorbereiding van een intergouvernementele conferentie. In Laken werd besloten tot het mandaat van de Conventie (opties en, daar waar consensus is gebleken, aanbevelingen), de duur ervan (openingszitting op 1 maart 2002, afsluiting na één jaar zodanig dat de resultaten aan de Europese Raad kunnen worden voorgelegd), en de inhoudelijke aandachtspunten.

In Laken werd gerapporteerd over de voortgang bij het actieplan voor de bestrijding van het terrorisme. De Europese Raad constateerde dat het op schema lag: kort tevoren was overeenstemming bereikt over twee kaderbesluiten over het Europese aanhoudingsbevel en terrorismebestrijding. Daarnaast werd in Laken de voortgang van de totstandkoming van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid geëvalueerd, zoals afgesproken door de Europese Raad van Tampere (oktober 1999). De Europese Raad van Laken concludeerde dat Europese politie- en justitiesamenwerking vordert, maar dat de resultaten bij het Europees asiel- en migratiebeleid achterbleven bij de verwachtingen. De Europese Raad van Laken is er echter niet in geslaagd de impuls aan het proces te geven waar Nederland op had ingezet. Ook werd aandacht besteed aan de introductie van de euromunten en -biljetten en werd een verklaring aangenomen over de operationalisering van het Europese veiligheids- en defensiebeleid.

De voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad tijdens het Spaanse voorzitterschap (15–16 maart 2002 te Barcelona) was zoals gebruikelijk gewijd aan de Lissabon-strategie. Er was brede overeenstemming over het belang van implementatie van de afspraken uit deze strategie om het potentieel voor economische groei en werkgelegenheid te vergroten. Ook werd gesproken over de versterking van de kenniseconomie en, zoals Nederland al eerder had bepleit, de ontwikkeling van maatregelen om de gevolgen van de vergrijzing het hoofd te bieden. De Europese Raad bevestigde verder de samenhang tussen de economische, sociale en milieudimensies van de strategie. Tot slot stelde de Europese Raad vast dat het geheel van processen en procedures rond de Lissabon-strategie moet worden vereenvoudigd en gestroomlijnd.

De bijeenkomst in Barcelona had de primeur dat voor de eerste keer de kandidaat-lidstaten deelnamen aan een werkzitting van de Europese Raad.

De tweede bijeenkomst van de Europese Raad tijdens het Spaanse voorzitterschap (21–22 juni in Sevilla) stond in het teken van illegale immigratie. Meer in het algemeen gaf de Europese Raad een impuls aan de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, zoals drie jaar geleden in Tampere overeengekomen. Hij besteedde daarbij bijzondere aandacht aan het gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid, dat moet worden gebaseerd op:

– integratie van legale immigranten;

– een asielbeleid dat internationale verplichtingen respecteert; en

– bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.

Verder drong de Europese Raad aan op versterking van het beheer van de buitengrenzen. Zie voor deze onderwerpen ook hoofdstuk 4.4.

Ook bereikte de Europese Raad in Sevilla overeenstemming over praktische hervormingen van de eigen werkwijze en van de Raad van de Europese Unie. Hij besprak zoals gebruikelijk enkele buitenlandspolitieke kwesties, waaronder het Midden-Oosten, Zimbabwe en de betrekkingen tussen India en Pakistan. Bovendien bevestigde hij in een verklaring dat het Verdrag van Nice het Ierse neutraliteitsbeginsel onverlet laat. Deze verklaring moet het de Ierse regering gemakkelijker maken een tweede referendum over het Verdrag van Nice met succes af te sluiten.

Beleid in voorbereiding

De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Deense voorzitterschap (Brussel 24–25 oktober en Kopenhagen 12–13 december 2002)

Tijdens het Deense voorzitterschap streeft de EU naar afronding van de toetredingsonderhandelingen met de verst gevorderde kandidaat-lidstaten. De Europese Raad van Sevilla constateerde dat Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië hiervoor goed op schema liggen. Naar verwachting zal het toetredingsverdrag voorjaar 2003 kunnen worden getekend. De Europese Raden in het najaar van 2002 zullen daarom in het teken van de uitbreiding staan.

De Europese Raad van Brussel in oktober 2002 zal bepalen welke kandidaat-lidstaten voldoen aan de toetredingscriteria en in staat zijn op moment van toetreding aan de verplichtingen van het lidmaatschap te voldoen. Met deze kandidaat-lidstaten worden de eindonderhandelingen gevoerd. Het besluit van de Europese Raad zal mede gebaseerd zijn op de voortgangsrapportages per land van de Commissie, die op 16 oktober 2002 verschijnen. Hierin beschrijft de Commissie of de kandidaat-lidstaten aan de drie Kopenhagen-criteria voldoen.

De Europese Raad van Kopenhagen zal naar verwachting de onderhandelingen afronden met de in Brussel geïdentificeerde kandidaat-lidstaten, waaronder die over het financiële pakket (landbouw, structuurbeleid en begroting).

Vanwege de discussie of boeren uit de kandidaat-lidstaten wel of niet in aanmerking komen voor directe inkomenssteun, werd de besluitvorming over het Europese standpunt over de financiële aspecten uitgesteld. De Europese Raad van Sevilla concludeerde dat de financiële en andere vraagstukken die nog niet zijn behandeld, zo spoedig mogelijk moeten worden geregeld. Volgens de regering kan pas worden besloten over het financiële pakket in het najaar van 2002, als parallel een politieke beslissing wordt genomen over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Indien daarbij het besluit zou vallen directe inkomenssteun voor de nieuwe lidstaten in te faseren, moet de Europese Raad volgens de regering ook het politieke besluit nemen om de inkomenssteun in zijn algemeenheid af te bouwen («no phasing in without phasing out»). De regering wil voorkomen dat besluiten over de uitbreiding hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onmogelijk maken. Zie over de uitbreiding van de Unie verder hoofdstuk 1.

De Europese Raad van Kopenhagen zal ook een verslag behandelen van het voorzitterschap over de vormgeving van het voorzitterschap van de EU en over het talenregime in een uitgebreide Unie (zie hierboven).

De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Griekse voorzitterschap (Brussel 21 maart 2003 en Thessaloniki 20 juni 2003)

Over de agenda van de Europese Raden tijdens het Griekse voorzitterschap is nog niet veel bekend. Zoals gebruikelijk zal de voorjaarszitting van de Europese Raad zijn gewijd aan de Lissabon-strategie. Aan de hand van het syntheserapport van de Commissie zal de Europese Raad bepalen hoe het staat met de implementatie van de strategie en haar daar waar nodig bijsturen. Het Griekse voorzitterschap wil naar verwachting bijzondere aandacht geven aan:

– ondernemerschap en het midden- en kleinbedrijf;

– werkgelegenheid;

– netwerksectoren; en

– toepassing van informatie- en communicatietechnologie.

In de aanloop naar de voorjaarsvergadering van de Europese Raad van 2003 zal de regering haar visie in een afzonderlijk standpunt neerleggen.

Het Griekse voorzitterschap heeft nog geen enkele informatie gegeven over onderwerpen die op de agenda van de Europese Raad van Thessaloniki zouden kunnen staan.

Referenties

– verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel (Kamerstuk 2001/2002„ 21 501–20, nr 169)

– verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad te Gent (Kamerstuk 2001/2002, 21 501–20, nr 171)

– verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad te Laken (Kamerstuk 2001/2002, 21 501–20, nr 179)

– verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad te Barcelona (Kamerstuk 2001/2002, 21 501–20, nr 189)

– verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad te Sevilla (Kamerstuk 2001/2002, 21 501–20, nr 194)

– http://www.ue.eu.int/newsroom (Europese Raad)

– http://www.eu2002.dk (Deens voorzitterschap)

4.2 Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

De nieuwe Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) is een samenvoeging van de Algemene Raad en de Raad Ontwikkelingssamenwerking. De beschrijving hieronder volgt deze oude indeling.

Vergaderdata 
  
22 en 23 juli 2002:Raad in Brussel
30 en 31 augustus 2002:informele bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken (Gymnich) in Elsinore
30 september 2002:Raad Brussel
4 en 5 oktober 2002:informele bijeenkomst van ministers van Defensie in Athene1
21 en 22 oktober 2002:Raad in Luxemburg
18 en 19 november 2002:Raad in Brussel
9 en 10 december 2002:Raad in Brussel
27 en 28 januari 2003:Raad in Brussel
24 en 25 februari 2003:Raad in Brussel
14 en 15 maart 2003:informele Raad (Defensie) in Athene
18 en 19 maart 2003:Raad in Brussel
14 en 15 april 2003:Raad in Luxemburg
2, 3 en 4 mei 2003:informele Raad (Gymnich) op Kreta
19 en 20 mei 2003:Raad in Brussel2
17 en 18 juni 2003:Raad in Luxemburg
23 juni 2003:Raad in Luxemburg (eventueel)

1 Onder Grieks voorzitterschap.

2 Tijdens de behandeling van de defensieonderwerpen op 19 mei 2003 zullen ook de Europese NAVO-landen worden uitgenodigd die geen lid zijn van de EU.

4.2.1 Algemene Raad

Naast de specifieke onderwerpen van de Algemene Raad (zie hieronder) vervult deze raadsformatie ook een meer coördinerende en institutionele (horizontale) rol voor het gehele beleid van de Unie. Vraagstukken die niet binnen de bevoegdheid van een andere vakraad vallen, komen voor rekening van de ministers van Buitenlandse Zaken. Zij bewaken ook het totale overzicht van de werkzaamheden van de andere vakraden.

Deze functie is versterkt door de Europese Raad van Sevilla. In de nieuwe formatie van Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen zijn beide beleidsterreinen gescheiden. Daarbij is opnieuw vastgelegd dat deze Raad (onderdeel Algemene Zaken) het officiële voorportaal is van de Europese Raad: hij bereidt de zittingen van de Europese Raad voor, en waakt over de tenuitvoerlegging van de besluiten ervan, rekening houdend met de bestaande EMU-mechanismen. Tenslotte liggen aan de Raad (onderdeel Algemene Zaken) de strategische en operationele werkprogramma's van de Raad van de Europese Unie voor, die in Sevilla zijn ingesteld.

4.2.1.1 Externe betrekkingen

Stand van zaken – thema's

Terrorisme

Na de aanslagen van 11 september 2001 heeft de Europese Unie interne en externe maatregelen genomen tegen terrorisme. Ter ondersteuning van haar externe reactie heeft de Unie een analyse gemaakt van ratificatie en implementatie van VN-verdragen die verband houden met terrorismebestrijding, mogelijke terroristische dreigingen en steun aan terrorisme in derde landen. Voor een aantal prioritaire landen heeft de EU speciale maatregelen genomen. Zo tekende zij een handels- en samenwerkingsakkoord met Pakistan vanwege het speciale belang van dat land in de coalitie tegen terrorisme. Verder haalde de Unie de relaties met de Centraal-Aziatische republieken aan. Mede op Nederlandse aandrang heeft de EU terrorismebestrijding een centraal thema gemaakt in haar relaties met derde landen. In nieuwe samenwerkingsovereenkomsten zal de EU een terrorismebestrijdingsclausule opnemen om samenwerking op dit belangrijke terrein te formaliseren.

De Unie heeft de noodzakelijke maatregelen genomen om te voldoen aan de verplichtingen van Veiligheidsraadresoluties 1373 en 1390 over de bestrijding van terrorisme en daarover aan het Counter Terrorism Committee gerapporteerd. Zo heeft zij op 27 december 2001 een besluit genomen over het instrumentarium om tegoeden van terroristen in de hele Unie te bevriezen. Op de bijbehorende bevriezingslijst staat inmiddels een groot aantal terroristische personen en organisaties. Bovendien heeft de Unie de aanbevelingen over witwassen van de Financial Action Task Force on money laundering (FATF) uitgevoerd.

Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB)

In 2002 hield de Raad zich voor het eerst bezig met EVDB-operaties onder leiding van de Unie. De Raad van februari 2002 besloot tot oprichting van de EU politiemissie (EUPM) in Bosnië-Herzegovina ter opvolging van de politiemissie van de VN (IPTF). Vanaf januari 2003 zal de Unie leiding geven aan verdere hervorming van de lokale politie, die een essentieel onderdeel is voor de opbouw van de Bosnische rechtsstaat. Sinds april 2002 is een planningteam actief om voorbereidingen te treffen voor deze missie.

In het voorjaar is de discussie gestart over de eerste militaire operatie van de EU. Het betreft de mogelijke opvolging van de NAVO-operatie Task Force Fox in Macedonië. Deze operatie zorgt voor de veiligheid van internationale waarnemers van de EU en de OVSE die toezien op de naleving van de overeenkomst van Ohrid. De Unie zal daarbij gebruik maken van NAVO-middelen. De Europese Raad van Barcelona (maart 2002) heeft vastgesteld dat overname van Task Force Fox alleen mogelijk is als er permanente afspraken zijn over de samenwerking tussen de EU en de NAVO. Daarvoor zal eerst het geschil tussen Griekenland en Turkije over de deelname van derde landen moeten worden opgelost.

Sinds de zomer van 2000 werken vier gezamenlijke werkgroepen een overeenkomst tussen de EU en de NAVO uit. De overeenkomst bevat afspraken over de beveiliging van documenten van de NAVO, militaire capaciteit en de toegang van de EU tot NAVO-middelen bij een operatie onder leiding van de EU. Het geschil tussen Griekenland en Turkije over deelname van derde landen (lees Turkije) in het EVDB frustreert de totstandkoming van de afspraken. Tijdens de Europese Raad van Sevilla (juni 2002) bleek een doorbraak opnieuw niet mogelijk. Afgewacht moet worden of dat later dit jaar wel het geval is. De regering zal zich actief inzetten om een oplossing te vinden.

De hoge vertegenwoordiger en speciale vertegenwoordigers

De hoge vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, Javier Solana, is het «buitenlandse gezicht» geworden van de EU. Hij heeft gezorgd voor verdere ontwikkeling van de buitenlandspolitieke rol van de EU. Hij voorkwam een breuk tussen Servië en Montenegro en doorbrak de patstelling rond de geboortekerk in Bethlehem.

De Raad benoemt speciale vertegenwoordigers om de hoge vertegenwoordiger te ondersteunen bij het gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid. Zij vertegenwoordigen de Unie in landen of regio's die extra politieke aandacht vergen. De Raad benoemde in 2001 een nieuwe speciale vertegenwoordiger voor Afghanistan, waarmee hij uitdrukking gaf aan het belang van de wederopbouw van een stabiel Afghanistan. Verder benoemde de Raad een speciale vertegenwoordiger van de Unie in Bosnië om te verzekeren dat de EU politiemissie in Bosnië integraal onderdeel wordt van het brede rule of law-beleid. Daarnaast bestonden reeds speciale vertegenwoordigers voor het Midden-Oosten, het Grote-Merengebied, Macedonië en voor het stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa. In totaal zijn er zes speciale vertegenwoordigers.

Gemeenschappelijke strategieën

In januari 2002 heeft een evaluatie van de gemeenschappelijke strategieën plaatsgevonden. De hoge vertegenwoordiger en de Commissie constateerden dat de uitvoering van de gemeenschappelijke strategieën was verbeterd. Gerichtere werkplannen die meerdere voorzitterschappen bestrijken hebben gezorgd voor meer continuïteit. Tegelijkertijd zagen zij structurele tekortkomingen: de strategieën zijn niet operationeel; er worden teveel prioriteiten en geen posterioriteiten gesteld. Bij de herziening van de gemeenschappelijke strategieën voor Rusland en Oekraïne in 2003 moeten deze tekortkomingen goed worden aangepakt.

Stand van zaken – derde landen

Balkan

Tijdens het Belgische en Spaanse voorzitterschap is het stabilisatie- en associatieproces verdiept. En marge van de Raad van oktober 2001 werd de stabilisatie- en associatieovereenkomst met Kroatië getekend. De Raad van juni 2002 bereikte overeenstemming over het onderhandelingsmandaat voor de Commissie voor een overeenkomst met Albanië. Op Nederlandse wens bevat het mandaat een stevige terrorismebestrijdingsclausule en een terugen overnameclausule.

In oktober 2001 namen de landen van de Westelijke Balkan voor het eerst deel aan de Europese Conferentie: een overleg tussen de lidstaten, de kandidaat-lidstaten, Oekraïne, Moldavië en nu ook de landen van de Westelijke Balkan. Zij sloten zich bij die gelegenheid aan bij de Europese inspanning in de strijd tegen het terrorisme.

De Unie heeft bij herhaling het belang benadrukt van samenwerking van de landen in de regio met het Joegoslavië-tribunaal, zoals de toegang tot getuigen en documenten en de arrestatie en overdracht van verdachten, waaronder Karadzic en Mladic. Dit is essentieel voor verdere toenadering van de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ) en Bosnië tot de Euro-Atlantische structuren.

De economische betrekkingen tussen de Balkan-landen en de EU worden geïntensiveerd. Het stabiliteitspact en de stabilisatieen associatieovereenkomsten ondersteunen dit. Zij bevatten bepalingen over handelsliberalisering en overname van het acquis voor de interne markt.

Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland en Moldavië

In het voorjaar van 2002 heeft de Raad gesproken over de relatie van de EU met de nieuwe buren na uitbreiding. Deze discussie concentreerde zich op Oekraïne, Wit-Rusland en Moldavië, die ook worden aangeduid met wider Europe. Na uitbreiding worden ook de directe grenzen van de Unie met Rusland langer. Vanwege zijn geopolitieke gewicht vergt het land een bijzondere behandeling. Met Rusland, Moldavië en Oekraïne bestaan (pijleroverstijgende) samenwerkingsverbanden in de vorm van partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten. Met Wit-Rusland zijn de onderhandelingen daarover nooit gestart wegens de politieke situatie.

Tijdens de topontmoeting tussen Rusland en de EU (eind mei 2002 in Moskou) zijn belangrijke economische stappen gezet, zoals toekenning van de status van markteconomie aan de Russische Federatie (RF) en Russische toezeggingen over de hervorming van de energiemarkt. Het Russisch WTO-lidmaatschap komt dichterbij maar de onderhandelingen zijn nog niet in het finale stadium. Een belangrijk punt waarop nog grote verschillen van inzicht bestaan tussen de EU en Rusland betreft het personenverkeer over land tussen Kaliningrad en de rest van Rusland, dat na toetreding van Litouwen tot de EU alleen door Schengen-gebied zal kunnen gaan. Naast de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst is er tussen de Unie en Rusland een energiedialoog en een High Level Group on the Common European Economic Space.

De topontmoeting tussen de EU en Oekraïne vond plaats op 4 juli 2002. Er is gesproken over de Oekraïense parlementsverkiezingen van maart 2002, de uitbreiding van de EU, samenwerking bij crisismanagement, economische ontwikkelingen en regionale politieke ontwikkelingen. Tijdens de samenwerkingsraad met Moldavië in april 2002 is gesproken over de mogelijkheid van een vrijhandelsakkoord tussen de EU en Moldavië, de situatie in Trans-Dnjestrië en grensoverschrijdende douanesamenwerking. De betrekkingen met Wit-Rusland zijn het afgelopen jaar niet verbeterd. Om het Wit-Russische isolement te doorbreken, heeft de EU in 2002 laten weten onder welke voorwaarden zij Wit-Rusland wil steunen bij politieke en economische hervormingen.

Het vredesproces in het Midden-Oosten en het Middellandse-Zeegebied

De situatie in het Midden-Oosten was een terugkerend onderwerp op de agenda van de Raad. De Unie oefende publieke en stille diplomatieke druk uit op beide partijen om zich aan gemaakte afspraken te houden en terug te keren naar de onderhandelingstafel. Hoge vertegenwoordiger Solana en speciale vertegenwoordiger Moratinos speelden hierbij een centrale rol. De Raad ondersteunde actief het Saudische vredesinitiatief en het plan voor een internationale vredesconferentie.

Met haar toezegging twaalf Palestijnen op te nemen die door Israël van terrorisme werden beschuldigd, droeg de Unie bij aan oplossing van de impasse rond de geboortekerk in Bethlehem. Nederland nam zelf geen Palestijnen op. Mede op Nederlands aandringen werd bovendien besloten maatregelen te nemen tegen de importen onder preferentieel tarief uit de Israëlische nederzettingen in de Palestijnse gebieden.

Het Spaanse voorzitterschap heeft het Barcelona-proces een stevige impuls gegeven. Conform het besluit van de Europese Raad van Barcelona in maart 2002 besloot de ministeriële conferentie («Barcelona V») in april 2002 in Valencia een investeringsfaciliteit bij de EIB op te richten voor de private sector in het Middellandse-Zeegebied. Verder nam zij het «Actieplan voor het Barcelona-proces» en een kaderdocument over versterkte samenwerking bij asiel en migratie aan. De associatieakkoorden met Algerije en Libanon werden in de eerste helft van 2002 ondertekend. Het associatieakkoord met Jordanië trad op 1 juni 2002 in werking. Daarmee is Syrië de enige Middellandse-Zeepartner waarmee nog geen associatieakkoord gesloten is.

De Raad van juni 2002 heeft een mandaat aangenomen voor onderhandelingen over een handelsakkoord met Iran. In een verklaring bij het mandaat staat dat afspraken zullen worden gemaakt over terrorismebestrijding en over een politieke dialoog over zorgpunten als massavernietigingswapens, de strijd tegen terrorisme, mensenrechten en de houding van Iran ten opzichte van de situatie in het Midden-Oosten. De regering hecht aan de link tussen het akkoord en de afspraken over een politieke dialoog.

Afrika

In de tweede helft van 2001 kwam de situatie in het Grote-Merengebied vaak aan de orde. De Raad wilde een actievere rol van de EU. Hij benadrukte het belang van een reguliere en constructieve dialoog tussen de landen in de regio, vooral tussen de Democratische Republiek Kongo en Rwanda. Ook sprak de Raad zijn steun uit voor het Lusaka-akkoord en het interne vredesproces in de Democratische Republiek Kongo. Aan het eind van 2001 steunde de Raad de totstandkoming van de tijdelijke Zuid-Afrikaanse beschermingsmacht in Burundi.

De zorgwekkende situatie in Zimbabwe, waaronder het politieke geweld in aanloop naar de verkiezingen, was een terugkerend thema. Conform artikel 96 van het Verdrag van Cotonou (het consultatie- en sanctieartikel) besloot de Raad gesprekken met Zimbabwe te voeren over mensenrechten, democratische principes en de rule of law. Omdat resultaten uitbleven, werd deze consultatieprocedure nog voor de verkiezingen afgebroken en nam de Raad sancties tegen Zimbabwe. De Raad stelde ook vast dat de verkiezingen niet free and fair waren verlopen.

In 2001 besteedde de Unie bijzondere aandacht aan de Hoorn van Afrika en het conflict tussen Ethiopië en Eritrea. Nederland was voorzitter van de Friends of UNMEE. De EU heeft zich ingespannen de conflicten in de West-Afrikaanse landen Sierra Leone, Liberia en Guinee te helpen oplossen. Na de dood van rebellenleider Savimbi en het staakt-het-vuren in Angola steunde de Raad de vredesinitiatieven van de Angolese regering.

Azië

Begin oktober 2001 presenteerde de Commissie haar nieuwe strategie voor samenwerking met Azië. De EU besloot tot een duidelijkere betrokkenheid bij Azië. Armoedebestrijding en conflictpreventie vormen hierbij belangrijke onderwerpen. Na verdrijving van de Taliban gaf de Unie in 2002 een substantiële bijdrage van bijna 200 miljoen euro aan de wederopbouw van Afghanistan. Speciaal vertegenwoordiger Klaiber speelde een belangrijke rol bij de voorbereiding van de Loya Yirga in juni 2002. Verder besprak de Raad de ontwikkelingen in Indonesië, de onafhankelijkheid van Oost-Timor en de relatie met China. De ministers van Buitenlandse Zaken van de Asia-Europe Meeting (ASEM) ontmoetten elkaar in juni 2002 en spraken over terrorisme, Kasjmir en het Koreaanse schiereiland. Tegen het einde van het Spaanse voorzitterschap vroegen de ontwikkelingen in Kasjmir en de relatie tussen India en Pakistan bijzondere aandacht van de Raad.

Latijns-Amerika

De topontmoeting in mei 2002 tussen de EU en de landen van Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied (de EU-LAC-top) nam het besluit de samenwerking tussen de EU en de Andes-landen en tussen de EU en Centraal-Amerika te intensiveren. De samenwerking moet leiden tot goed functionerende economieën, een intensieve politieke dialoog en regionale integratie.

In april 2002 werd overeenstemming bereikt over een associatieakkoord met Chili, dat het komend jaar zal worden getekend. Het akkoord behelst een vrijhandelszone, een politieke dialoog en samenwerking op andere gebieden.

Trans-Atlantische betrekkingen

De gezamenlijke strijd tegen het terrorisme was een belangrijk onderwerp in de trans-Atlantische betrekkingen tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen. In december 2001 ondertekenden de VS en Europol een overeenkomst over intensievere samenwerking tussen politie-, informatie- en inlichtingendiensten. De Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken bereikte in april 2002 overeenstemming over de start van onderhandelingen met de VS over een overeenkomst voor wederzijdse rechtshulp in strafzaken en uitlevering (zie ook hoofdstuk 2.4).

In maart 2002 kondigden de Verenigde Staten importbeperkingen aan voor een groot aantal staalproducten. De Raad van maart 2002 en de Europese Raad van Barcelona steunden de geschillenbeslechtingsprocedure die de EU bij de WTO is gestart. Zij riepen op tot een niet-escalerende, weloverwogen aanpak volgens WTO-regels. De Raad werkt aan een verordening aan die het mogelijk maakt op korte termijn aanvullende invoerrechten in te stellen op Amerikaanse producten, als tegenmaatregel op de Amerikaanse invoerbeperkingen, indien de VS onvoldoende uitsluitingen en geen handelspolitieke compensatie biedt.

Beleid in voorbereiding – thema's

Terrorisme

De Raad blijft nauw betrokken bij de strijd tegen het terrorisme. Hij coördineert het Europese actieplan tegen het terrorisme. In contacten met derde landen zal terrorisme en terrorismebestrijding actief aan de orde worden gesteld. De EU zal dit formaliseren door een terrorismebestrijdingsclausule op te nemen in nieuwe akkoorden. Waar nodig zal de Unie tegenover derde landen een landenspecifiek beleid voeren van «the stick and the carrot».

Een belangrijke maatstaf is de uitvoering van resoluties 1373 en 1390 van de Veiligheidsraad door derde landen. Het Counter Terrorism Committee van de Veiligheidsraad zal vaststellen of zij daarbij aanvullende technische assistentie nodig hebben. De Unie kan hieraan een bijdrage leveren in haar reguliere samenwerkingsprogramma's. Ook zelf zal de Unie verder werken aan implementatie van maatregelen uit resoluties 1373 en 1390. Zij zal daarbij bijzondere aandacht geven aan de bestrijding van financiering van terrorisme door het Europese instrumentarium voor bevriezing van tegoeden te verbeteren.

Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB)

Samen met de hoge vertegenwoordiger zullen de komende voorzitterschappen verder werken aan de ontwikkeling van het EVDB. Daarbij heeft snelle totstandkoming van permanente overeenkomsten tussen de EU en de NAVO prioriteit. Verder verdienen de ontwikkeling van de Europese militaire en civiele capaciteit, intensivering van Europese samenwerking bij bewapening en de betrokkenheid van Europese NAVO-leden die geen EU-leden zijn bijzondere aandacht. Gezien de uitzonderingspositie van Denemarken zal gedurende het Deense voorzitterschap Griekenland de defensieonderwerpen voorzitten.

Het European Capabilities Action Plan beoogt de coördinatie tussen de lidstaten bij capaciteitsversterking te verbeteren. Inmiddels zijn er zeventien landenpanels. Deze panels doen voorstellen voor capaciteitsversterking op bepaalde terreinen. Griekenland is van plan deze voorstellen te bespreken tijdens een ministeriële conferentie in het voorjaar van 2003. Op Nederlands aandringen zal in de komende periode ook worden onderzocht hoe het actieplan kan worden gebruikt bij het Defence Capabilities Initiative van de NAVO.

De Unie wil een rol spelen bij vier terreinen van civiele crisisbeheersing: politie, rule of law; civiel bestuur en civiele bescherming. Het Deense voorzitterschap zal verder werken aan de uitvoering van hetPolice Action Plan. Het is van plan een actieplan op te stellen voor de rule of law. De gedachten over civiel bestuur zijn nog niet ver ontwikkeld. Alleen douane en niet-bindende richtlijnen voor civiel bestuur hebben aandacht gekregen. Verdere verkenningen zijn noodzakelijk over de ondersteuning die de EU kan geven bij civiel bestuur. Het Spaanse voorzitterschap heeft een begin gemaakt met de uitwerking van civiele bescherming.

In het najaar van 2002 zullen de lidstaten, vermoedelijk tijdens een ministeriële Capability Improvement Conference, moeten zeggen welke middelen zij voor civiele crisisbeheersing ter beschikking willen stellen. Het Deense voorzitterschap wil verder aandacht besteden aan de civiel-militaire coördinatie bij crisisbeheersing. Het wil principes uitwerken om de coherente en effectieve inzet te bevorderen van militaire middelen, politie en andere instrumenten van de EU voor crisisbeheersing.

De voorbereidingen van de Europese politiemissie in Bosnië zullen veel aandacht vragen tijdens het Deense en Griekse voorzitterschap. Deze missie zal illustreren in hoeverre de EU civiele crisisbeheersingsoperaties kan uitvoeren. Ook derde landen kunnen een bijdrage geven aan crisisbeheersingsmissies. Er zal een inventarisatie worden gemaakt met welke partners de EU samenwerkingsverbanden kan aangaan voor civiele crisisbeheersing. De Unie zal de samenwerking de Verenigde Naties, de OVSE en de Raad van Europa uitwerken.

Gemeenschappelijke strategieën

Het einde van de huidige gemeenschappelijke strategieën voor Rusland (juni 2003) en voor Oekraïne (december 2003) dwingt de Raad zich te buigen over de toekomst van het instrument van de gemeenschappelijke strategieën. Ondanks de magere resultaten tot nu toe, is de Nederlandse inzet dat het kind niet met het badwater moet worden weggegooid. De strategieën zijn potentieel een waardevol instrument voor een effectief en coherent extern beleid. Zij bieden bovendien de mogelijkheid van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid over onderwerpen in de tweede pijler. Wel moet de reikwijdte worden beperkt en moet er een beter verband komen tussen doelen en middelen om de strategieën een goed kader te laten vormen voor het externe beleid van de Unie.

Beleid in voorbereiding – derde landen

Balkan

In de komende periode wordt het stabilisatie- en associatieproces verder verdiept. Waarschijnlijk zal de Unie onderhandelingen beginnen met Albanië en met de FRJ over een stabilisatie- en associatieovereenkomst. Bij de FRJ vormen samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal en goede afspraken over de interne markt van Servië en Montenegro belangrijke voorwaarden om de onderhandelingen te openen.

Het Griekse voorzitterschap zal een conferentie organiseren binnen het Zagreb-proces (de politieke samenwerking tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan over een groot aantal onderwerpen). Regionale samenwerking, justitie- en binnenlandse zaken en politieke samenwerking zullen daarbij centraal staan. Ook zal in 2003 meer twinning (institutionele ondersteuning door detachering van nationale experts) plaatsvinden. Nederland zal daaraan bijdragen. De Westelijke Balkan zal in 2003 ongeveer 700 miljoen euro ontvangen aan communautaire hulp die is bedoeld voor democratisering, reconstructie, regionale samenwerking, justitieen binnenlandse zaken en steun bij de overname van het acquis. Ook geven diverse lidstaten, waaronder Nederland, aanzienlijke bilaterale hulp.

Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland en Moldavië

Eind 2002 presenteert de Commissie onder het motto wider Europe een mededeling over de betrekkingen met de nieuwe oosterburen van de Unie na uitbreiding. De Unie erkent de Europese roeping van deze landen. In tegenstelling tot de Balkan-landen rekent zij hen echter niet als potentiële kandidaten voor het lidmaatschap. Wel wil de Unie de samenwerking versterken op gebieden als veiligheid, economisch beleid en justitie en binnenlandse zaken. Voordat daarbij nieuwe vormen van samenwerking worden gebruikt, wenst de regering eerst te bezien hoe bestaande instrumenten optimaal kunnen worden benut.

In november 2002 is een volgende topontmoeting tussen de EU en Rusland gepland. Een oplossing voor het personenverkeer over land tussen Kaliningrad en de rest van Rusland staat dan hoog op de agenda. Oekraïne oefent druk uit voor een associatieakkoord dat uitzicht biedt op lidmaatschap van de Unie. Het land beschouwt zichzelf als een fundamenteel andere partner voor de EU dan Wit-Rusland en Moldavië. In Moldavië probeert de Unie probeert bij te dragen aan verbetering van de economische en politieke situatie.

Begin 2002 heeft de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) in samenwerking met de Wereldbank, de Europese Investeringsbank (EIB) en de Commissie het NDEP-fonds opgericht (Northern Dimension Environmental Partnership). Dit fonds heeft twee loketten, één voor algemene milieuprojecten en één voor het opruimen van nucleair afval in Noordwest-Rusland. De regering heeft toegezegd deel te nemen aan het nucleaire loket, op voorwaarde van het totstandkomen van het Multilateral Nuclear Environmental Programme in Russia. Dit betreft een raamovereenkomst waarin de basisregels opgenomen zijn voor de uitvoering van projecten in Rusland, met name over aansprakelijkheid en belastingen.

Als enige van de nieuwe buren heeft Wit-Rusland een regering die nauwelijks bereid is tot politieke hervormingen of samenwerking met de EU. De Unie zal blijven proberen het maatschappelijk middenveld (zoals het midden- en kleinbedrijf, onafhankelijke media en universiteiten) te bereiken en te ondersteunen. Diplomatieke en politieke contacten zullen op een laag pitje staan zolang president Lukashenko aan de macht is en hervormingen uitblijven.

Het vredesproces in het Midden-Oosten en het Middellandse-Zeegebied

Leidraad voor het Europese beleid voor het Midden-Oostenconflict is dat de partijen zelf tot een oplossing moeten komen en dat de Unie daarbij alle mogelijke ondersteuning wil bieden. De Nederlandse inzet in de Raad blijft daarom vooral bepaald door de gebeurtenissen in de regio en de rol van de Verenigde Staten.

In het Barcelona-proces ligt de nadruk op aansluiting van de Middellandse-Zeelanden bij het Europese systeem van oorsprongsregels, de dialoog over terrorismebestrijding en de EIB-faciliteit. Het Griekse voorzitterschap zal een ministeriële bijeenkomst over migratie organiseren. De voortgang in de politieke dialoog is zoals gewoonlijk sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in het Midden-Oosten. Waarschijnlijk kunnen de onderhandelingen over een associatieakkoord met Syrië het komende jaar worden afgerond. In de aanloop naar het Nederlandse EU-voorzitterschap zal de regering bekijken of het initiatieven binnen het Barcelona-proces kan ontplooien om de samenwerking met Middellandse-Zeelanden verder uit te werken.

Afrika

Waarschijnlijk zullen het Grote-Merengebied, de Hoorn van Afrika, West-Afrika en Zimbabwe aandachtspunten blijven voor de Raad. Hij zal de Afrikaanse vredesprocessen en vooral die in de Grote-Merenregio volgen en waar mogelijk ondersteunen. Indien de situatie in Zimbabwe niet verbetert, kan de Raad besluiten nieuwe sancties te treffen tegen dat land. De Raad zal wellicht ook aandacht moeten geven aan het steeds nijpender voedseltekort in Zuidelijk Afrika. In de aanloop van de ministeriële bijeenkomst van de EU en de SADC in november 2002 in Kopenhagen zal worden gesproken worden over de samenwerking met deze regio. Tenslotte zal de Raad gebruik blijven maken van de mogelijkheden van het Verdrag van Cotonou om een politieke dialoog te voeren.

Azië

De spanningen tussen India en Pakistan vragen aandacht. Daarbij zal de Unie de Amerikaanse en Russische inspanningen ondersteunen om een oplossing te vinden voor het conflict. De Raad zal de relaties met de Association of South East Asian Nations (ASEAN) evalueren. Afghanistan blijft veel aandacht en financiële middelen vergen.

In september 2002 zal in Kopenhagen een topontmoeting plaatsvinden van de EU en de ASEM, waar de spanningen tussen India en Pakistan en de ontwikkelingen op het Koreaanse schiereiland aan de orde zullen komen. In 2003 zullen een bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken van de ASEM en een bijeenkomst tussen de EU en de ASEAN plaatsvinden. Tijdens deze bijeenkomsten zal ook over Myanmar worden gesproken. Afhankelijk van ontwikkelingen in dat land, kan de Unie besluiten tot positieve maatregelen.

Latijns-Amerika

Het Deense en Griekse voorzitterschap zullen de resultaten van de afgelopen EU-LAC-top (mei 2002) uitwerken. Dit behelst intensivering van de betrekkingen met de Andes-landen en de landen in Centraal-Amerika. Na afronding van de Doha-ronde wordt bezien of een WTO-conform vrijhandelsakkoord nog tot wederzijds voordeel kan strekken.

De Unie zal haar onderhandelingen met Mercosur over een associatieakkoord voortzetten. Er wordt een begin gemaakt met de onderhandelingen over handelsliberalisering. De onderhandelingen over samenwerking op diverse terreinen en over de politieke dialoog zijn zo goed als afgerond.

Trans-Atlantische betrekkingen

Op de agenda van het Deense en Griekse voorzitterschap staat een versterking van het strategische partnerschap tussen de EU en de Verenigde Staten en Canada. De samenwerking richt zich op bevordering van de stabiliteit in de wereld en op de behartiging van gemeenschappelijke waarden en belangen. Er is een belangrijke rol voor de strijd tegen het terrorisme, intensievere samenwerking bij justitie en binnenlandse zaken en samenwerking bij de nieuwe WTO-ronde. Nederland zal erop aandringen dat de trans-Atlantische dialoog een sterker politiek accent krijgt.

In 2003 zal een topontmoeting plaatsvinden tussen de EU en Canada en tussen de EU en de Verenigde Staten.

4.2.1.2 Handelsbetrekkingen

Stand van Zaken

WTO

In het najaar van 2001 heeft de Raad zich gebogen over de voorbereidingen voor de vierde ministeriële conferentie van de WTO in Doha. Uiteindelijk is het mandaat voor de Commissie hetzelfde gebleven als dat voor de vorige, mislukte bijeenkomst in Seattle in 1999. In Doha ging de Raad (in een speciale zitting van ministers van Handel) akkoord met de Ministerial Declaration van de Doha-bijeenkomst, die het startschot was van een nieuwe multilaterale handelsronde.

Nederland heeft de Commissie opgeroepen aandacht te besteden aan de eisen van ontwikkelingslanden over implementatie. De discussie over implementatie gaat over de problemen van ontwikkelingslanden bij de uitvoering van bestaande WTO-akkoorden. Om het draagvlak bij de ontwikkelingslanden te vergroten zijn extra inspanningen voor implementatie en additionele markttoegang (voor onder andere textiel) noodzakelijk.

Algemeen preferentieel systeem

Het algemeen preferentieel systeem (APS) is een autonoom handelspolitiek instrument van de EU. Het doel ervan is de export van producten uit ontwikkelingslanden naar de EU te bevorderen door hun tariefpreferenties te geven en zo een bijdrage te leveren aan industrialisatie en economische groei in deze landen. De Raad van december 2001 bereikte overeenstemming over een nieuwe verordening voor het APS. Deze verordening loopt tot en met 31 december 2004. Het nieuwe APS bevat het «everything but arms»-principe. Op grond hiervan kunnen de minst ontwikkelde landen hun producten, met uitzondering van wapens, zonder rechten of quota uitvoeren naar de EU. De regering streefde bij de herziening naar een zo groot mogelijke markttoegang voor ontwikkelingslanden. Hoewel het nieuwe APS een verbetering is ten opzichte van het oude, is het niveau van handelsvoordelen voor ontwikkelingslanden dat de regering voor ogen stond niet bereikt. Indien er echter geen akkoord was bereikt, zou het lopende APS zijn verlengd. Daarmee waren ontwikkelingslanden slechter af geweest.

Landen en gebieden overzee

De Unie legt de betrekkingen met de landen en gebiedsdelen overzee vast in het LGO-besluit. In november 2001 heeft de Raad unaniem een nieuw LGO-besluit aangenomen, na intensief overleg met alle betrokken lidstaten, waaronder Nederland. De regering heeft een uitgebalanceerd resultaat behaald voor de Nederlandse Antillen en Aruba op het gebied van handel (met goede quota's voor suiker en rijst), ontwikkelingshulp via het Europese ontwikkelingsfonds en verbreding van de samenwerking met de Unie door deelname aan gemeenschapsprogramma's.

ACS-landen

De Unie heeft een bijzondere samenwerking met landen uit Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Zuidzee (de ACS-landen). De Raad keurde in juni het mandaat voor de Commissie goed om vanaf september 2002 onderhandelingen te voeren met landen en regio's van de ACS-groep over de afsluiting van Economic Partnership Agreements (EPA's). Hiermee wordt binnen het Verdrag van Cotonou getracht regionale samenwerking te bevorderen. De regering staat kritisch tegenover EPA's, omdat zij een principiële voorkeur heeft voor multilaterale handelsliberalisering boven bilaterale akkoorden. Zij hecht daarom aan de clausule uit het Verdrag van Cotonou waaruit blijkt dat de Commissie een gelijkwaardig alternatief zal bieden aan landen die geen EPA wensen.

EU-VS

Zie «Trans-Atlantische betrekkingen».

Beleid in voorbereiding

WTO

In de loop van 2003 zal de Raad het onderhandelingsmandaat voor de Commissie voor de vijfde ministeriële conferentie van de WTO vaststellen. Zie verder hoofdstuk 2.8.

4.2.2 Raad Ontwikkelingssamenwerking

Stand van Zaken

De Belgische en Spaanse voorzitterschappen hebben het Europese standpunt voor twee belangrijke internationale conferenties voorbereid:

– «Financing for Development» in Monterrey van 18 tot 22 maart 2002 en

– de «Wereldtop voor duurzame ontwikkeling» (WSSD) in Johannesburg van 26 augustus tot 4 september 2002.

Financing for Development

In de aanloop naar de conferentie «Financing for Development» (FfD) heeft Nederland geprobeerd donorlanden concrete en bindende toezeggingen te laten doen over verhoging van hun officiële ontwikkelingshulp (ODA). Uiteindelijk zouden alle landen moeten voldoen aan het streefcijfer van de VN voor ODA, namelijk 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen.

Als Europese inzet voor FfD heeft de Europese Raad van Barcelona (maart 2002) afspraken gemaakt over de ODA van de lidstaten. De afspraken behelzen het volgende.

– De lidstaten die de doelstelling van 0,7 procent nog niet hebben bereikt, onderzoeken hoe zij die doelstelling kunnen bereiken en zetten daarvoor een tijdschema uit.

– Als eerste stap zullen die lidstaten zorgen dat hun ODA in 2006 ten minste 0,33 procent van het bruto nationaal inkomen bedraagt.

– De lidstaten die wel al aan de doelstelling voldoen, handhaven hun inspanningen.

Met deze afspraken zal de ODA van de lidstaten in 2006 een Europees gemiddelde van 0,39 procent van het bruto nationaal inkomen bereiken. De regering wenst de uitvoering van deze afspraak te controleren. Dat zou mogelijk zijn indien de Commissie over de voortgang rapporteert aan de Raad.

Visserij en armoedebestrijding

De Raad heeft de mededeling «Visserij en armoedebestrijding» besproken en conclusies aangenomen. Om de coherentie van het beleid te verbeteren, heeft de regering zich ingezet om de mededeling ook in de Visserijraad te behandelen. De Raad heeft dit gedaan tijdens de bespre- king van het visserijakkoord met Mauretanië.

Betrokkenheid maatschappelijk middenveld

Het Belgische voorzitterschap heeft een studiedag georganiseerd over de rol van het maatschappelijk middenveld in landen in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Zuidzee bij de uitvoering van het Verdrag van Cotonou. Een kwart van de middelen van het nieuwe Europese ontwikkelingsfonds (EOF) is daarvoor bestemd. Dit dwingt de Commissie en de nationale overheden in de landen zelf meer aandacht te geven aan het maatschappelijk middenveld.

Wereldtop voor duurzame ontwikkeling

Het Belgische en Spaanse voorzitterschap hebben het standpunt van de EU voor de «Wereldtop voor duurzame ontwikkeling» (WSSD) voorbereid. De Europese Raad in Sevilla (juni 2002) heeft het standpunt bevestigd. De Unie streeft naar een driedelig resultaat van de WSSD:

– de WSSD moet een politieke verklaring opleveren over duurzame ontwikkeling;

– er moet een actieprogramma worden opgesteld dat door alle overheden wordt aanvaard;

– de WSSD moet leiden tot samenwerkingsverbanden (partnerships) waarmee overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties bijdragen aan de verwezenlijking van het actieprogramma.

Vertrekpunt voor de Europese inzet zijn de resultaten van FfD en de vierde ministeriële conferentie van de WTO in Doha. Met haar inzet wil de Unie bijdragen aan armoedebestrijding, duurzame consumptie en productie, vermindering van milieuvervuiling, coherentie, goed bestuur, de financiering van duurzame ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. De sectoren die daarbij prioriteit verdienen zijn: gezondheid, water, energie, handel, mondiale publieke goederen en duurzame consumptiepatronen. De regionale focus moet op Afrika liggen.

Beleid in voorbereiding

Tijdens het Deense voorzitterschap zal de Raad zich concentreren op een goede afloop van de WSSD en de uitvoering van de afspraken. Vervolgens starten in september de onderhandelingen voor de Economic Partnership Agreements (EPA's), waarmee binnen het Verdrag van Cotonou wordt getracht regionale samenwerking te bevorderen. Over de prioriteiten van het Griekse voorzitterschap is nog weinig bekend.

Handel

Het verband tussen handel en ontwikkeling staat centraal tijdens het Deense voorzitterschap. De regering heeft handel altijd als essentieel onderdeel van ontwikkeling gezien. Ook binnen het Europees ontwikkelingsbeleid spelen handel en regionale integratie een grote rol. Ter voorbereiding op de onderhandelingen over de EPA's heeft de Raad het mandaat voor de Unie inmiddels vastgesteld.

Migratie en ontwikkelingssamenwerking

Op herhaald Deens verzoek en mede in het licht van de actuele ontwikkelingen heeft de Raad de Commissie verzocht een mededeling te publiceren over migratie en ontwikkelingssamenwerking. Mogelijk zal de Unie tijdens het Deense voorzitterschap een beleidskader voor migratie en ontwikkelingssamenwerking vaststellen. De migratieproblematiek vereist een geïntegreerde, alomvattende benadering. Om de migratiedruk te verminderen, moet ook het ontwikkelingsbeleid rekening houden met migratiestromen. Uitgangspunt hierbij iscodéveloppement, oftewel «medeontwikkeling». Dit principe gaat ervan uit dat migranten een belangrijke rol kunnen spelen in de ontwikkeling van hun land. De opleiding en werkervaring van migranten die na een verblijf in de EU terugkeren, ontwikkelingsprojecten en spaarregelingen bevorderen de economische ontwikkeling en stabiliteit in landen van herkomst, waarmee de migratiedruk vermindert.

Harmonisatie en coördinatie

De Europese Raad van Barcelona (maart 2002) heeft verklaard concrete stappen te willen zetten naar coördinatie van het beleid en harmonisatie van procedures in 2004. De EU zal een aantal pilot-projecten uitvoeren voor vijf landen, dat meer inzicht in de modaliteiten moet geven.

Ontbinding van de hulp

In het Development Assistance Committee van de OESO zijn afspraken gemaakt over de ontbinding van ontwikkelingshulp. De EU zal verder spreken over de implementatie van deze afspraken. Ontbinding van hulp kan een bijdrage leveren aan de verdere effectiviteit van de hulp.

4.3 Raad voor Economische en Financiële Zaken

De nieuwe Raad voor Economische en Financiële Zaken is een samenvoeging van de Ecofinraad en de Begrotingsraad. De beschrijving hieronder volgt deze oude indeling.

Vergaderdata 
  
11 juli 2002:Eurogroep in Brussel
12 juli 2002:Raad in Brussel
19 juli 2002:Raad in Brussel
6 en 7 september 2002:informele bijeenkomst ministers van Economische en Financiële Zaken in Kopenhagen
7 oktober 2002:Eurogroep in Luxemburg
8 oktober 2002:Raad in Luxemburg
4 november 2002:Eurogroep in Brussel
5 november 2002:Raad in Brussel
25 en 26 november 2002:Raad in Brussel
2 december 2002:Eurogroep in Brussel
3 december 2002:Raad in Brussel
20 januari 2003:Eurogroepin Brussel
21 januari 2003:Raad in Brussel
17 februari 2003:Eurogroep in Brussel
18 februari 2003:Raad in Brussel
6 maart 2003:Eurogroep in Brussel
7 maart 2003:Raad in Brussel
11, 12 en 13 april 2003:informele Raad in Chania
12 mei 2003:Eurogroep in Brussel
13 mei 2003:Raad in Brussel
2 juni 2003:Eurogroep in Luxemburg
3 juni 2003:Raad in Luxemburg

4.3.1 Ecofinraad

Eurogroep

Gewoonlijk komen de twaalf lidstaten die de euro hebben ingevoerd als Eurogroep bijeen op de avond voorafgaand aan de Ecofinraad. De vaste agendapunten van de Eurogroep in het afgelopen jaar waren:

– de economische situatie in de eurozone;

– de praktische aspecten van de introductie van de euro; en

– de internationale rol van de euro.

Ook speelde de begrotingssituatie in lidstaten een prominente rol in de discussies in de Eurogroep. Verder behandelde de Eurogroep globalisering en ontwikkeling en debatteerde zij over structurele kwesties als belasting- en sociale zekerheidsstelsels.

Tijdens het Spaanse voorzitterschap is het functioneren van de Eurogroep verder verbeterd. Zij besteedt bijvoorbeeld meer aandacht aan structurele onderwerpen. De status van de Eurogroep zal in de Conventie over de toekomst van Europa aan de orde komen. De regering wenst de huidige praktijk van een goed functionerende informele Eurogroep te bestendigen en, waar mogelijk, verder te stroomlijnen.

Stand van zaken

Tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen heeft de Ecofinraad zich geconcentreerd op de volgende hoofdthema's:

– invoering van euromunten en -biljetten;

– economische beleidscoördinatie;

– gevolgen vergrijzing;

– integratie van financiële markten;

– afronding belastingpakket;

– richtlijn voor energiebelasting; en

– financiële gevolgen uitbreiding Europese Unie.

Succesvolle invoering van de euromunten en -biljetten

Door de grondige voorbereidingen van deelnemende lidstaten en de Europese instellingen is de introductie van de euromunten en -biljetten vlekkeloos verlopen. De deelnemende landen hebben 15 miljard eurobankbiljetten gedrukt en 51 miljard euromunten geslagen. In de eerste weken van 2002 hebben zij 8 miljard bankbiljetten en 38 miljard munten gedistribueerd onder 218 000 banken en postkantoren. Daarnaast hebben de deelnemende lidstaten 9 miljard nationale bankbiljetten en 107 miljard nationale munten uit omloop genomen. De inwoners van de deelnemende lidstaten hebben de nieuwe munt snel omarmd, wat bleek uit de enthousiaste aankoop van mini kits met euromunten. Al aan het einde van de eerste week van januari 2002 waren de meeste contante betalingen in euro's. Aan het einde van de tweede week, waren er nog maar weinig nationale munten en bankbiljetten in omloop.

Economische beleidscoördinatie

Terwijl de eurozone een gemeenschappelijk monetair beleid heeft, is het economische beleid vooral een nationale aangelegenheid. Coördinatie van het economisch beleid (waaronder het begrotingsbeleid) is daarom belangrijker geworden. Een uniform monetair beleid verhoudt zich immers slecht met het sterk uiteenlopende economische beleid in de lidstaten. Beleidsconcurrentie zorgt voor convergentie van het economische beleid. Beleidscoördinatie – dat op zich daar ook aan kan bijdragen – is nodig om een level playing field te scheppen en ongewenste neveneffecten tegen te gaan. Het Nederland uitgangspunt is daarom: beleidsconcurrentie waar mogelijk, beleidscoördinatie waar nodig. De regering meent dat het huidige coördinatieraamwerk van het financieel-economisch beleid naar wens functioneert.

De globale richtsnoeren voor het economische beleid zijn het overkoepelende instrument voor economische beleidscoördinatie. Hoewel zij niet juridisch bindend zijn, gaan de lidstaten wel een politieke verplichting aan. De lidstaten worden in de globale richtsnoeren steeds meer afzonderlijk aangesproken op hun beleid. Onder invloed van de Lissabon-agenda hebben de globale richtsnoeren een steeds grotere reikwijdte gekregen (met bijvoorbeeld structurele hervormingen, duurzame ontwikkeling). De Raad heeft de globale richtsnoeren voor 2002, na bespreking tijdens de Europese Raad van Sevilla, in juni 2002 vastgesteld. De globale richtsnoeren overkoepelen diverse instrumenten en procedures voor coördinatie van onderdelen van het sociaal-economisch beleid: het stabiliteits- en groeipact voor het begrotingsbeleid, het Luxemburg-proces voor het werkgelegenheidsbeleid, het Cardiff-proces voor structurele hervormingen van product- en kapitaalmarkt en het Keulen-proces voor de macro-economische dialoog (zie voor een uitgebreide beschrijving hoofdstuk 6 van de «Staat van de Unie» van vorig jaar).

Het stabiliteitsprogramma (of convergentieprogramma voor lidstaten die nog niet aan de euro deelnemen) is een van de belangrijkste rapportages van de lidstaten voor economische beleidscoördinatie. In zijn stabiliteitsprogramma vermeldt een lidstaat hoe hij in het komende jaar zal voldoen aan de doelstelling uit het stabiliteits- en groeipact van een begroting nabij evenwicht of met een overschot. Volgens de globale richtsnoeren 2002 moeten de lidstaten ernaar streven dit doel in 2004 te bereiken.

Indien een lidstaat een begrotingstekort heeft van meer dan 3 procent van zijn bruto nationaal product, kan de Raad hem in het uiterste geval financiële sancties opleggen. Voorafgaand daaraan kan de Commissie de Raad adviseren een early warning te geven aan een lidstaat die de grens van 3 procent dreigt te overschrijden. In het najaar van 2001 bleek uit de stabiliteitsprogramma's van Duitsland en Portugal dat hun begrotingstekorten te dicht bij de 3 procent kwamen. De Commissie heeft daarom voorgesteld deze landen een early warning te geven. Na felle discussies in de Eurogroep en de Raad, is de Raad uiteindelijk akkoord gegaan met een verklaring waarin Duitsland en Portugal zich committeren aan verdere begrotingsconsolidatie, met daarbij de opmerking dat de Commissie met haar voorstel juist heeft gehandeld. Meer in het algemeen blijkt dat sommige lidstaten in een periode van economische tegenwind en verkiezingen moeite hebben met de naleving van afspraken uit de economische beleidscoördinatie. Nederland hecht er echter veel waarde aan dat dat toch gebeurt.

Gevolgen vergrijzing

Op Nederlands initiatief heeft de Europese Raad van Stockholm (maart 2001) vastgesteld dat de Raad in de globale richtsnoeren en de stabiliteitsprogramma's de gevolgen moet toetsen van de vergrijzing voor de houdbaarheid op lange termijn van de overheidsfinanciën. De lidstaten moeten daarom in hun stabiliteitsprogramma's hieraan aandacht besteden. Dit is voor het eerst in de stabiliteitsprogramma's voor 2002 gebeurd. De rapportage was aanleiding voor de Raad lidstaten op te roepen tot een ambitieuzere reductie van de overheidsschuld, vergroting van de arbeidsparticipatie en doorvoeren van pensioenhervormingen.

Integratie van financiële markten

Het «Actieplan financiële diensten», dat de Raad in 2000 heeft vastgesteld, bevat een pakket van 43 maatregelen dat moet leiden tot geïntegreerde financiële markten in 2005. Tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen is voortgang geboekt bij de voltooiing van het actieplan. In haar zesde voortgangsrapportage (mei 2002) uitte de Commissie zich positief over de ontwikkelingen.

Belangrijk onderdeel van het actieplan voor financiële diensten is het zogeheten «Lamfalussy-plan». Dit plan bevat voorstellen voor een versnelde wetgevingsprocedure die moet leiden tot integratie van de Europese effectenmarkten in 2003. Na onderhandelingen van bijna een jaar hebben de Raad en de Commissie een compromis bereikt met het Europees Parlement over de uitvoering van de aanbevelingen van het Lamfalussy-plan. Verder heeft de Raad in het afgelopen jaar een akkoord bereikt over belangrijke onderdelen van het actieplan voor financiële diensten, waaronder de richtlijn voor grensoverschrijdende betalingen, de richtlijn voor pensioenfondsen, de richtlijn over marktmisbruik en de richtlijn voor assurantietussenpersonen. De richtlijn voor pensioenfondsen ziet toe op veilige en efficiënte belegging van de bijdragen. Zij maakt grensoverschrijdende activiteiten voor pensioenfondsen mogelijk. Nederland heeft voldoende garanties weten te bereiken om het eigen karakter van zijn systeem van bedrijfspensioenen onaangetast te laten.

Afronding belastingpakket

Tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen werd moeizame vooruitgang geboekt met het belastingpakket. Doel van dit pakket is schadelijke belastingconcurrentie te voorkomen en de werking van de interne markt te bevorderen. Het belastingpakket bestaat uit drie onderdelen:

– een gedragscode ter voorkoming van schadelijke belastingconcurrentie;

– een richtlijnvoorstel voor de afschaffing van bronheffing op interest- en royaltybetalingen tussen verbonden ondernemingen;

– een richtlijnvoorstel voor de fiscale behandeling van rente op spaartegoeden.

Een ambtelijke groep op hoog niveau coördineert de werkzaamheden en verzekert een gelijkmatige voortgang op de drie onderdelen van het belastingpakket. Het belastingpakket kan alleen worden uitgevoerd wanneer er overeenstemming is over alle drie de onderdelen. De onderhandelingen over het richtlijnvoorstel over interest en royalty zijn bijna afgerond. Over geen van de drie onderdelen heeft de Raad echter al een definitief akkoord bereikt. De Europese Raad van Santa María da Feira (juni 2000) heeft bepaald dat het belastingpakket voor het einde van 2002 moet zijn afgerond.

Richtlijn voor energiebelasting

De Europese Raad van Barcelona (maart 2002) heeft de Raad verzocht om, parallel met het akkoord over de opening van de energiemarkten, uiterlijk in december 2002 een akkoord te bereiken over de aanneming van de richtlijn voor energiebelasting. Tijdens het Spaanse voorzitterschap is grote vooruitgang geboekt. Een ambtelijke groep op hoog niveau zorgt vanaf mei 2002 dat het tempo in de onderhandelingen gehandhaafd blijft.

Financiële gevolgen uitbreiding Europese Unie

De discussie in de Raad over de financiële gevolgen van de uitbreiding spitst zich toe op directe inkomenssteun in de landbouwsector van de kandidaat-lidstaten en de overige hoofdstukken met grote financiële gevolgen namelijk de hoofdstukken «Begroting» en «Regionaal beleid». Nederland wenst vast te houden aan de aanname van de Europese Raad van Berlijn (maart 1999) dat geen directe inkomenssteun wordt toegekend aan kandidaat-lidstaten. In ruil daarvoor reserveerde de Europese Raad een relatief hoog bedrag voor plattelandsontwikkeling voor de nieuwe lidstaten. De reden hiervoor was dat inkomenssteun noodzakelijke hervormingen en modernisering van de landbouw in de nieuwe lidstaten in de weg zal staan. De discussie over de inkomenssteun is pas echt van start gaan na de presentatie door de Commissie van de mid term review van het landbouwbeleid in de zomer van 2002. Ook de discussie over de hoofdstukken «Begroting» en «Regionaal beleid» zal in de tweede helft van 2002 worden geïntensiveerd. Hierbij speelt een rol dat er twijfels zijn over de absorptiecapaciteit van structuurfondsen in de kandidaat-lidstaten.

ASEM

De ministers van Financiën van de Asia-Europe Meeting (ASEM) spraken in juli 2002 in Kopenhagen over economische ontwikkelingen in Europa en Azië, bestrijding van witwassen en van financiering van terrorisme, versterking van het internationaal financieel bestel en monetaire en financiële samenwerking.

Beleid in voorbereiding

Economische beleidscoördinatie

Het is in Nederlands belang dat de afzonderlijke lidstaten afspraken en aanbevelingen uit de economische beleidscoördinatie nakomen. De groeivertraging in 2001 en 2002 mag geen reden zijn dat niet te doen. Bij de vaststelling of de lidstaten de afspraken naleven, is de onafhankelijke rol van de Commissie erg belangrijk. Zij vervult deze rol goed, getuige ook haar voorstel voor een early warning aan Duitsland en Portugal.

De regering streeft naar goede implementatie van bestaande afspraken en verkleining van wat de Commissie de delivery gap noemt. Daarom zou zij het toejuichen indien de Commissie in het syntheserapport en implementatierapport de prestaties van afzonderlijke lidstaten tegen elkaar afzet en nagaat wat de verschillen veroorzaakt. Verder wil de regering dat lidstaten elkaar en de Commissie in een vroeg stadium informeren over economische beleidsmaatregelen en begrotingsontwikkelingen die een effect kunnen hebben op de economie van de EU. De informatie-uitwisseling mag echter niet leiden tot voorafgaande goedkeuring door de Commissie van nationale begrotingen.

Integratie van financiële markten en regulering van effectenmarkten

De Raad zal verder werken aan de aanneming van maatregelen uit het actieplan voor financiële diensten. Hij zal speciale aandacht geven aan de maatregelen voor integratie van de effectenmarkten te bewerkstelligen, waarvoor de Europese Raad van Stockholm een uiterste termijn heeft gesteld van eind 2003. De richtlijnen overnamebiedingen en grensoverschrijdende fusies prijken in de komende periode ook hoog op de agenda.

Gevolgen vergrijzing

De stabiliteitsprogramma's van de meeste lidstaten tonen weinig ambitie de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op langere termijn te versterken. Verkiezingen, gebrekkige begrotingsdiscipline en afnemende economische groei zorgen daarvoor. De lidstaten moeten een beter inzicht geven in de gevolgen van de vergrijzing voor hun begrotingen. Het is dan ook positief dat de lidstaten in het najaar van 2002 nationale pensioenstrategieën presenteren.

Uitbreiding EU

De Raad zal zich in het najaar van 2002 buigen over de financiële gevolgen van de uitbreiding. Zoals eerder gememoreerd gaat het hierbij vooral om de hoofdstukken «Landbouw», «Begroting» en «Regionaal beleid». De discussie zal hierbij vooral gaan over de directe inkomenssteun, de structuurfondsen en eventuele financiële compensatie. Indien de tijdsplanning het toelaat, zou het ook voor de hand liggen dat de Raad zich buigt over de dit najaar te verschijnen voortgangsrapportages van de Commissie en dan vooral over de beoordeling of de kandidaat-lidstaten voldoen aan de economische Kopenhagen-criteria.

De samenwerking met de kandidaat-lidstaten over de economische voorbereiding van deze landen op toetreding tot de Unie, die in de lente van 2001 is gestart, zal worden voortgezet. Alle kandidaat-lidstaten hebben een economisch programma (Pre-Accesion Economic Program) ingediend bij de Commissie. De Raad heeft in een gezamenlijke vergadering met hen deze programma's beoordeeld. De economische programma's zijn inmiddels geactualiseerd en zullen in het najaar van 2002 opnieuw worden beoordeeld. Ook is er een dialoog voorzien tussen de Raad en de kandidaat-lidstaten over het toezicht op de financiële markten.

Referenties

– Mededeling van de Commissie: «Verslag over de voorbereidingen voor de invoering van de eurobankbiljetten en -muntstukken»

– Sixth Report on the Progress of the Financial Services Action Plan: «An improving climate – but quite some way to go»

– Aanbeveling van de Commissie over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap voor 2002.

– http://www.minfin.nl (het ministerie van Financiën)

– http://www.dnb.nl (De Nederlandsche Bank)

– http://www.europe.eu.int/comm/index (de Europese Commissie)

4.3.2 Begrotingsraad

Zie tevens hoofdstuk 3 («De financiën van de Unie»).

Stand van zaken

De behandeling van EU-begroting 2003 verloopt volgens het volgende stramien:

– presentatie van het voorontwerp van de begroting van de Commissie tijdens de reguliere Ecofinraad van mei 2002;

– eerste lezing van het voorontwerp van de begroting tijdens de Ecofinraad (onderdeel Begroting) van 19 juli 2002 en vaststelling ontwerpbegroting door de Raad;

– eerste lezing van de ontwerpbegroting door het Europees Parlement in plenaire zitting van oktober 2002;

– tweede lezing van de ontwerpbegroting zoals geamendeerd door het Europees Parlement op 25 en 26 november 2002; en

– tweede lezing van de ontwerpbegroting door het Europees Parlement in december 2002 en de vaststelling van de begroting voor 2003.

In 2003 verloopt de voorbereiding van de begroting voor 2004 langs dezelfde lijnen. Daarbij hoort ook de aanname dat er, zoals in het verleden, twee aparte Raden zullen worden gewijd aan de eerste en tweede lezing van de begroting door de Raad. Het opgaan van de Begrotingsraad in de Ecofinraad zou daarom geen gevolgen moeten hebben voor de manier waarop de jaarlijkse begrotingsprocedure is ingericht.

Op 19 juli 2002 kwam de Ecofinraad (onderdeel Begroting) bijeen ter bespreking van de EU-begroting 2003. Voorafgaand aan de eerste lezing van de begroting door de Raad is traditiegetrouw een delegatie van de begrotingscommissie van het Europees Parlement ontvangen. Tijdens deze conciliatie is getracht mogelijke geschilpunten tussen Raad en Europees Parlement op te lossen. De belangrijkste twee discussiepunten waren de financiële middelen voor het gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en de administratieve uitgaven voor de instellingen van de Unie.

De Raad heeft in zijn eerste lezing de beschikbare middelen voor het GBVB opgehoogd van 40 miljoen euro (voorstel Commissie) naar 47,5 miljoen. In 2002 was 30 miljoen beschikbaar. Doel van de Raad tijdens de conciliatie met het Europees Parlement was een akkoord te krijgen voor deze verhoging van in totaal 17,5 miljoen. Reden voor deze verhoging ligt erin dat de EU in 2003 de leiding over de politiemissie in Bosnië van de Verenigde Naties zal overnemen. De delegatie van het Europees Parlement beschikte echter niet over een mandaat om nu al een oordeel over deze wens van de Raad te kunnen uitspreken. Van zijn kant wenste het Europees Parlement een afspraak te maken met de Raad over de inzet van de noodhulpreserve voor andere dan strikt humanitaire zaken. Uiteindelijk is een compromis tussen deze twee wensen gevonden met de opstelling van een gezamenlijke verklaring waarin deze twee elementen zijn samengebracht. De Commissie heeft zich met deze verklaring geassocieerd.

Voor de administratieve uitgaven is met het Europees Parlement overeengekomen dat het subplafond van de financiële perspectieven voor de administratieve uitgaven van de instellingen moet worden gerespecteerd. Hiermee is het voorstel van de Commissie om het flexibiliteitsinstrument voor de administratieve uitgaven in te zetten van de baan. De Commissie was tot de slotsom gekomen dat het niet mogelijk was de optelsom in te passen van alle wensen van de instellingen binnen het subplafond van de financiële perspectieven voor categorie V. Zij kwam uit op een overschrijding van 66 miljoen euro. Nadat alle definitieve ramingen van de instellingen binnen waren, bleek deze overschrijding 74 miljoen te zijn. Voornaamste reden voor deze overschrijding was de wens van alle instellingen zich voor te bereiden op de naderende uitbreiding. Hiervoor waren vooral op het personele vlak (tolken en vertalers) additionele middelen nodig.

De Raad heeft tijdens de voorbereidingen voor de eerste lezing een andere insteek gekozen, waarbij door kortingen op niet-uitbreidingsgerelateerde begrotingsposten financiële ruimte werd gemaakt voor de additionele wensen inzake de voorbereiding voor de uitbreiding. Deze aanpak is nu door het Europese Parlement overgenomen. Een oplossing binnen de kaders van de financiële perspectieven werd zo mogelijk. Tijdens de Raad van 25 november 2002 zal deze afspraak definitief worden ingevuld.

Na de eerste lezing van de Raad bedragen de totale vastleggingskredieten 99,5 miljard euro en de betalingskredieten 97 miljard euro. Ten opzichte van de begroting 2002 is er bij de vastleggingskredieten sprake van een stijging met 0,9 procent en bij de betalingskredieten met 1,4 procent. De totale marge – het verschil tussen de door de Raad vastgestelde ontwerpbegroting en de financiële perspectieven – bedraagt 2,8 miljard euro (vastleggingskredieten). Het totaal aan betalingskredieten komt overeen met 1,01 procent van het Europese BNP.

4.4 Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken

Deze Raad is door de Europese Raad van Sevilla in de oude vorm gehandhaafd.

Vergaderdata 
  
13 en 14 september 2002:informele bijeenkomst van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken in Kopenhagen
14 en 15 oktober 2002:Raad in Luxemburg
28 en 29 november 2002:Raad in Brussel
20 december 2002:Raad in Brussel
27 en 28 februari 2003:Raad in Brussel
28 en 29 maart 2003:informele Raad in Veria
4 april 2003:Raad in Luxemburg
5 en 6 juni 2003:Raad in Luxemburg
6 juni 2003:informele bijeenkomst van ministers van Openbaar Bestuur op Rhodos

Stand van zaken – asiel en migratie

In 1999 heeft de Europese Raad van Tampere afgesproken vaart te maken met de ontwikkeling van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. In de eerste helft van 2004 moeten de fundamenten voor deze ruimte zijn gelegd. Ruim twee jaar na Tampere heeft de Europese Raad te Laken de balans opgemaakt van de samenwerking bij asiel en migratie en de politie- en justitiesamenwerking. Hij constateerde dat de samenwerking in het asiel- en migratiebeleid minder snel en wezenlijk was dan verwacht, hoewel alle lidstaten gezamenlijk beleid als onontbeerlijk beschouwen.

Tijdens het Spaanse voorzitterschap zijn echter vorderingen gemaakt. De toestroom van illegale vreemdelingen en de electorale ontwikkelingen in de eerste helft van 2002 plaatsten asiel- en migratiebeleid hoog op de agenda van de Europese Raad van Sevilla van juni 2002. De Europese Raad besloot de migratieproblematiek de komende periode prominent op de agenda te houden. Hij stelde vast dat voor een gezamenlijk beheer van de migratiestromen meerdere aspecten van belang zijn: integratie van legale immigranten, een asielbeleid dat internationale verplichtingen respecteert en een krachtige aanpak van illegale immigratie en mensenhandel. Daarbij moet een effectieve regeling van de terugkeer van afgewezen asielzoekers worden opgezet. Ook is overeengekomen dat meer voortgang moet worden geboekt met harmonisatie van het asiel- en migratiebeleid op basis van het Verdrag van Amsterdam.

Het doel van een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid is asielzoekers evenwichtiger te verdelen over de lidstaten en asylum shopping te voorkomen. Het Verdrag van Amsterdam schrijft voor dat er voor mei 2004 gemeenschappelijke minimumnormen voor de asiel- en migratiewetgeving van de lidstaten moeten zijn. Het einddoel van het asielbeleid van de Europese Raad van Tampere is nog ambitieuzer is: namelijk een gemeenschappelijk asielstelsel.

Een aantal maatregelen is reeds getroffen. In 2000 is een Europees vluchtelingenfonds opgericht. Dit fonds is een concrete stap naar grotere financiële solidariteit tussen de lidstaten bij opvang van asielzoekers, integratie van vluchtelingen en terugkeer van afgewezen asielzoekers. Ook is in 2000 een systeem voor een centraal register van vingerafdrukken van asielzoekers in het leven geroepen («Eurodac»). Uiterlijk begin 2003 moet het operationeel zijn. In 2001 is een richtlijn met minimumnormen voor de tijdelijke bescherming van ontheemden aangenomen. Deze richtlijn is bedoeld voor situaties van een plotselinge, massale instroom zoals tijdens de crises in Bosnië en Kosovo. De richtlijn bevat afspraken over de beschermingsperiode, de opvang en het recht op gezinshereniging. In april 2002 heeft de Raad een voorlopig akkoord bereikt over minimumnormen voor de opvang van asielzoekers, dat in het najaar van 2002 zal worden bekrachtigd.

De Commissie heeft eind november 2000 een mededeling over een Europees immigratiebeleid uitgebracht. Hierin pleit zij voor verruiming van de arbeidsmigratie. De lidstaten hebben dit voorstel niet overgenomen. De behoefte aan arbeidsmigranten is immers sterk afhankelijk van de demografische en economische omstandigheden in de lidstaten. De regering is geen voorstander van een algemene verruiming van arbeidsmigratie omdat het geen oplossing is voor knelpunten op de arbeidsmarkt. Wel is er in enkele sectoren zo'n grote vraag naar arbeid dat zij niet met het arbeidspotentieel uit de EER kan worden opgelost. In die gevallen moeten de mogelijkheden voor tijdelijke migratie worden onderzocht. Het betreft hier vooral hoogopgeleide kennismigranten. Dit tijdelijke verkeer van dienstenleveranciers in specifieke sectoren zal ook aan de orde komen in de dienstenonderhandelingen in de WTO.

Op verzoek van de Europese Raad van Laken heeft het Spaanse voorzitterschap een «Actieplan ter bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel» opgesteld dat in februari 2002 door de Raad is aangenomen. Het plan voorziet in een geïntegreerde aanpak met een interne dimensie (verbetering van het visumbeleid, grensbewaking en strafrechtelijke handhaving) en een externe dimensie (de integratie van het asiel- en immigratiebeleid in het externe beleid van de EU, vooral voor een succesvol terugkeerbeleid). Belangrijkste elementen van het actieplan zijn de minder fraudegevoelige visumstickers bijvoorbeeld door toepassing van biometrie, de instelling van een Europese databank over visumafgifte en visumweigering en de stapsgewijze ontwikkeling van een gemeenschappelijk beheer van de buitengrenzen. De Commissie stelt hierbij een Europees grenspolitiekorps voor. In Sevilla bleek dat nog weinig lidstaten hiervoor voelen. De regering meent dat het voorstel eerst moet worden uitgewerkt op elementen als de bevoegdheidsverdeling, de financiering en de parlementaire controle. In de tussentijd zouden verdergaande praktische werkafspraken kunnen worden gemaakt om de samenwerking bij het beheer van de buitengrenzen te versterken. De regering ondersteunt een dergelijk streven.

Een belangrijk onderdeel uit het actieplan is het gemeenschappelijk terugkeerbeleid voor personen die illegaal in de EU verblijven. De Commissie heeft dit uitgewerkt in een groenboek. Overigens zo'n beleid al in ontwikkeling: sinds 1999 wordt standaard in alle overeenkomsten met derde landen een terug- en overnameclausule opgenomen. Dit betreft de akkoorden met Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Kroatië, Egypte, Georgië, Libanon, Macedonië, Oezbekistan en het Verdrag van Cotonou. De Unie onderhandelt over terug- en overnameovereenkomsten, of zal dat binnenkort doen, met Rusland, Marokko, Pakistan en Sri Lanka. Daarna komen China, Turkije, Albanië en Oekraïne aan bod. De terug- en overnameovereenkomsten met Hong Kong en Macao zijn beide reeds ondertekend.

De Europese Raad van Sevilla heeft benadrukt dat, voor een succesvol terugkeerbeleid, het asiel- en migratiebeleid veel meer moet worden geïntegreerd in het externe beleid van de Unie dan nu het geval is. In 2002 is mede daarom het mandaat van de High Level Working Group on Asylum and Migration (HLWG) uitgebreid. Deze werkgroep is op Nederlands initiatief in 1999 opgericht om de samenwerking te verbeteren met derde landen waar asiel- en migratiestromen vandaan komen (herkomst en doorreis). Het nieuwe mandaat geeft de HLWG de mogelijkheid om zich naast bestaande actieplannen ook op andere vraagstukken te richten. Het gaat hierbij onder meer om partnerschappen met derde landen en vroegtijdige consultatie van landen en regio's van doorreis en oorsprong. De relatie tussen migratie en andere beleidsvelden is nu expliciet in het mandaat opgenomen.

Stand van zaken – politiële en justitiële samenwerking

Justitiële samenwerking

De Europese Raad van Tampere heeft opgeroepen tot wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en vonnissen en de onderlinge aanpassing van de wetgeving om de samenwerking en de bescherming van de rechten van het individu verbeteren. In een Europese rechtsruimte moeten burgers en rechtspersonen in alle lidstaten even gemakkelijk toegang kunnen hebben tot de rechter als in hun eigen land.

Om de toegang tot de rechter te verbeteren heeft de Commissie in januari 2002 een voorstel gedaan voor minimumnormen voor rechtsbijstand in civiele zaken. De regering steunt dit voorstel, maar is van mening dat het slechts van toepassing moet zijn op grensoverschrijdende geschillen. Ook heeft de Commissie een groenboek gepubliceerd over alternatieve geschillenbeslechting in handels- en civiele zaken. Het betreft hier nog een eerste verkenning, die in oktober 2002 zal worden uitgewerkt.

Eind 2000 heeft de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken een programma van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen goedgekeurd. De Europese Raad van Laken (december 2001) heeft het belang hiervan benadrukt zowel voor het burgerlijk recht als het strafrecht.

In het burgerlijk recht is vooruitgang geboekt bij de harmonisatie van familierecht. In mei 2002 heeft de Commissie een voorstel gedaan voor de wederzijdse erkenning van ouderlijke verantwoordelijkheid. Dit voorstel bepaalt welke rechter bevoegd is wanneer een kind in een ander land verblijft dan waar het zijn reguliere verblijfsplaats heeft. Het stelt verder regels voor voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen over omgangsrecht.

Ook in het strafrecht zijn besluiten genomen over wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen, met name ter bevriezing van vermogensbestanddelen. In juni heeft de Raad het Europese aanhoudingsbevel vastgesteld. Het moet de overlevering van verdachten uit de lidstaten versnellen en zal begin 2004 in werking treden.

Criminaliteitsbestrijding

Na de aanslagen in de VS heeft criminaliteitsbestrijding inclusief terrorisme in de Unie nieuwe prioriteit gekregen. Er is veel vooruitgang geboekt met operationele samenwerking en met de wettelijke basis hiervoor.

Met de inwerkingtreding van het besluit tot oprichting van Eurojust is deze organisatie op 6 maart 2002 formeel van start gegaan. De zetel van Eurojust is tijdens de Europese Raad van Laken (december 2001) voorlopig toegewezen aan Den Haag; de voorbereidingen voor deze tijdelijke vestiging zijn in een vergevorderd stadium. Eurojust is een samenwerkingsverband van nationale magistraten (meestal officieren van justitie) uit de lidstaten, dat als voornaamste doel heeft de coördinatie van opsporing en vervolging van ernstige vormen van grensoverschrijdende, georganiseerde criminaliteit te verbeteren. De oprichting van Eurojust is een belangrijke stap voorwaarts in het proces van verbetering van de justitiële samenwerking binnen de EU. De regering acht een nauwe samenwerking tussen Eurojust en Europol van groot belang. Het is daarom noodzakelijk dat spoedig de daarvoor vereiste samenwerkingsovereenkomst tussen beide organisaties tot stand komt.

Om fraude met gemeenschapsgelden en andere misdrijven, gericht tegen de financiële belangen van de EG, beter te kunnen aanpakken, heeft de Commissie in een groenboek voorgesteld een Europese aanklager voor EG-fraude in te stellen. Deze zou, via in de lidstaten werkzame plaatsvervangende EG-aanklagers, zelfstandig strafvervolging moeten kunnen instellen. Gegeven het grote belang dat zij hecht aan een goede fraudebestrijding, heeft de regering in een eerste reactie gemeld de voorstellen met een positieve blik te willen bezien. Bij de verdere uitwerking van de voorstellen verdienen onder andere de democratische controle op de EG-aanklager, de relatie met relevante ontwikkelingen binnen de derde pijler (onder andere wederzijdse erkenning), de gevolgen voor de nationale strafrechtspleging en de wijze van financiering aandacht1.

Er is overeenstemming over aanpassing van de Europol-overeenkomst. De bevoegdheden van Europol worden uitgebreid voor de bestrijding van ernstige internationale criminaliteit, zoals witwassen, terrorisme en mensenhandel. Ook is er overeenstemming over de deelname van Europol aan gezamenlijke onderzoeksteams en de mogelijkheid om een lidstaat te verzoeken onderzoeken te doen. Tenslotte heeft Europol een overeenkomst gesloten over terrorismebestrijding met operationele diensten in de VS. Onderhandelingen vinden nog plaats over de uitwisseling van persoonsgegevens.

De Raad van juni 2002 heeft een kaderbesluit aangenomen over gemeenschappelijke onderzoeksteams ter bestrijding van drugshandel, mensenhandel en terrorisme. De regering meende dat de toegevoegde waarde ervan beperkt is, omdat de «Overeenkomst over wederzijdse rechtshulp in strafzaken» van 2000 al voorziet in dergelijke teams. In oktober 2001 is bovendien overeenstemming bereikt over een protocol bij deze overeenkomst, met maatregelen voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en witwassen. Dit protocol is ook relevant voor de bestrijding van terrorisme2.

De Unie werkt aan de harmonisatie van straffen voor georganiseerde criminaliteit, terrorisme en illegale drugshandel. Uitwerking hiervan vond plaats via een stelsel van zogenaamde minimale maximumstraffen, waarbij de maximumstraf niet lager mag zijn dan een Europees vastgesteld minimumaantal jaren. Nadeel hiervan was dat elke keer een besluit genomen moest worden over de hoogte van deze straf. De meeste lidstaten gaven daarom voorkeur aan een nieuw stelsel. Hierbij zijn er vier strafniveaus naarmate de ernst van het delict. Bij elk van de niveaus hoort een bandbreedte van minimale maximumstraffen, variërend van maxima van tenminste 1 tot 3 jaar tot tenminste 10 jaar. Dit principe is inmiddels toegepast in de voorstellen ter bestrijding en strafbaarstelling van kinderpornografie en de illegale drugshandel. De onderhandelingen over beide besluiten zijn echter nog niet afgerond.

Als deel van het actieplan ter bestrijding van terrorisme heeft de Raad in juni 2002 een besluit vastgesteld met een lijst van terroristische delicten en de daaraan te verbinden straffen. De invoering in de nationale wetgeving van de lidstaten zal in 2003 zijn beslag krijgen.

Drugsbestrijding

Het «EU actieplan drugs 2000–2004» is de uitwerking van de drugsstrategie van de Unie. Het plan omvat alle aspecten van het drugsbeleid, zowel vraagvermindering als rechtshandhaving. Het richt zich niet alleen op samenwerking binnen de EU maar ook op samenwerking met derde landen. De kandidaat-lidstaten hebben de doelstellingen van de Europese drugsstrategie onderschreven en het actieplan aanvaard. Zij hebben toegezegd nationale drugsstrategieën te ontwikkelen. Ook willen zij de onderhandelingen snel afronden over hun deelname aan het Europees Waarnemingscentrum Drugs en Drugsverslaving (EWDD).

Binnen het gemeenschappelijk optreden inzake nieuwe synthetische drugs heeft de Raad in 2002 na advies van het EWDD besloten het middel PMMA te verbieden via de regelgeving voor verdovende middelen (in Nederland de opiumwet).

De Commissie heeft een studie opgesteld over strafrechtbepalingen (definities en strafmaat) en de praktische toepassing daarvan ter bestrijding van illegale drugshandel. Dit is de basis voor een kaderbesluit over harmonisatie van omschrijvingen van strafbare feiten en straffen voor illegale drugshandel. De inzet van de regering is dat het voorstel het nationale drugsbeleid niet aantast. De Raad van juni 2002 kon geen akkoord bereiken omdat de lidstaten het oneens waren over de minimale maximumstraf voor handel met verdovende middelen. Het Deense voorzitterschap zal de behandeling waarschijnlijk voortzetten.

De regering hecht grote waarde aan de bestrijding van productie en handel in synthetische drugs en van de illegale handel in stoffen die bij de productie ervan worden gebruikt. Zij wenst een verbetering van de Europese samenwerking op dit gebied. De Unie moet kandidaat-lidstaten helpen productie en handel van verdovende middelen te bestrijden. Nederland coördineert een Phare-project voor synthetische drugs. Hierbij zijn alle kandidaat-lidstaten betrokken en wordt samengewerkt met het EWDD en Europol.

Stand van zaken – civiele bescherming

In oktober 2001 heeft de Raad het voorstel van de Commissie aangenomen om een communautair coördinatiemechanisme op te zetten voor civiele bescherming in noodsituaties. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de conclusies van de Europese Raad van Santa María da Feira (juni 2000). Het coördinatiemechanisme maakt bijstandsinterventies in noodsituaties in de lidstaten mogelijk. De Commissie beheert een 24-uurs waarnemings- en informatiecentrum en een gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem. Zij zal hierbij samenwerken met andere internationale organisaties.

Naar aanleiding van de aanslagen in New York heeft de Europese Raad van Gent (oktober 2001) aan de Raad en de Commissie gevraagd om een programma op te stellen ter verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten in het licht van de dreiging van biologisch en chemisch terrorisme. De Europese Raad sprak zich ook uit voor de aanstelling van een Europese coördinator en het opzetten van een Europees agentschap op dit terrein. De Commissie heeft hierop in eerste instantie zeer terughoudend gereageerd. De Raad zal pas nader over een eventueel Europees agentschap spreken nadat is besloten over de instelling van een Europese coördinator. De regering gaat er vooralsnog van uit dat diens mandaat een Europees agentschap overbodig zal maken.

Beleid in voorbereiding – asiel en migratie

Het Verdrag van Amsterdam bepaalt dat de Raad voor 2004 een beslissingen moet nemen over het asielbeleid. De Europese Raad van Sevilla heeft enkele voorstellen als spoedeisend aangemerkt. Dit betreft:

– de «Dublin II-verordening» die vaststelt welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag (voor december 2002);

– normen voor de vluchtelingenstatus en de inhoud van die status, en bepalingen voor gezinshereniging en de status van langdurig ingezetenen (voor juni 2003); en

– minimum normen voor asielprocedures (voor eind 2003).

Ook moeten afspraken worden gemaakt over langdurig verblijvende onderdanen van derde landen en over toelating van derdelanders tot arbeid of studie.

De Europese Raad van Sevilla heeft daarnaast de volgende maatregelen uit het actieplan tot prioriteit verheven: herziening van de visumplichtige derde landen, een visuminformatiesysteem, aanvaarding van een repatriëringsprogramma en kaderbesluiten over bestrijding van mensenhandel. Tenslotte heeft hij aangedrongen op maatregelen voor een beter beheer van de buitengrenzen. Vanaf 2002 worden stappen gezet om de samenwerking en de kwaliteit van nationale diensten voor grensbewaking te verbeteren.

Het Deense voorzitterschap wil een discussie voeren over de relatie tussen ontwikkelingssamenwerking en migratie. Intensivering van economische en ontwikkelingssamenwerking, handel en conflictpreventie kunnen de oorzaken voor migratie helpen verminderen. In toekomstige samenwerkingsrelaties van de Unie of Gemeenschap moet een clausule komen over gezamenlijk beheer van migratiestromen.

Indien landen van oorsprong of transit onvoldoende meewerken aan gezamenlijke beheersing van migratiestromen, doet zich de vraag voor of ontwikkelingssamenwerking gebruikt mag worden als een middel om hen tot medewerking te bewegen. De Europese Raad van Sevilla heeft afgesproken dat de vaststelling of een land te kort schiet met eenparigheid van stemmen moet gebeuren. Daarna zijn maatregelen uit het GBVB en andere beleidsterreinen mogelijk. De maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het beleid van de Unie en met door de Unie aangegane verbintenissen. De doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking (armoedebestrijding) mogen niet in het gedrang komen.

De Commissie zal eind oktober 2002 rapporteren over de financiën voor het gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid. De Raad moet in juni 2003 rapporteren over de voortgang op het asiel- en migratiebeleid.

Beleid in voorbereiding – politiële en justitiële samenwerking

Om de burger betere toegang tot de rechter te geven, wil de regering minimumnormen stellen voor rechtsbijstand in grensoverschrijdende civiele zaken. Een snelle uitwerking van het «Groenboek betreffende de alternatieve geschillen beslechting in handels- en civiele zaken» is belangrijk, zodat de Commissie tijdens het Griekse voorzitterschap een voorstel kan doen.

Tijdens de Raad van juni 2002 heeft de Commissie een presentatie gehouden over een mogelijke Europese executoriale titel voor niet-betwiste vorderingen. Het voorstel beoogt beslissingen van gerechten van andere lidstaten over onbetwiste vorderingen dezelfde status te geven als beslissingen van eigen rechters. Voor de tenuitvoerlegging van zulke beslissingen uit andere lidstaten is dan geen exequatur-procedure (de machtiging tot tenuitvoerlegging van een vonnis van een vreemde rechter) meer nodig. De regering ziet dit als een civielrechtelijke prioriteit bij de totstandkoming van de Europese rechtsruimte. Gezien de grote autonomie van de lidstaten in het procesrecht zullen de onderhandelingen hierover niet gemakkelijk zijn.

Het besluit tot bevriezing van vermogensbestanddelen en bewijsstukken moet worden vastgesteld. De Raad is begonnen met onderhandelingen over een kaderbesluit over wederzijdse erkenning van boetes. De regering meent dat niet alleen strafrechtelijke boetes maar ook administratieve sancties zoals verkeersboetes hieronder moeten vallen, op voorwaarde dat er goede beroepsmogelijkheden zijn. Bij de wederzijdse erkenning in strafzaken is het Nederlandse uitgangspunt dat de nationale rechterlijke toets zoveel mogelijk blijft gehandhaafd. Ook de dubbele strafbaarstelling moet in beginsel gehandhaafd blijven.

Wijziging van de Europol-overeenkomst gebeurt nu volgens nationale ratificatieprocedures. Dit is omslachtig en tijdrovend. In de komende periode moet een besluit worden genomen over een eenvoudigere procedure. De Nederlandse inzet is dat de nationale parlementen voldoende betrokken moeten blijven. De huidige democratische controle op Europol is gefragmenteerd en ondoorzichtig, met een rol voor nationale parlementen, het Europees Parlement, de nationale en het gemeenschappelijke controleorgaan en de raad van bestuur van Europol. Het Deense voorzitterschap zal beginnen met besprekingen om de democratische controle te verbeteren. De regering hecht aan een goede democratische controle en meent dat dit alleen op Europees niveau kan gebeuren. Het voorzitterschap doet wellicht ook een voorstel om de operationele ondersteuningscapaciteiten van Europol te ontwikkelen in samenwerking met de nationale autoriteiten.

Bij de uitwerking van het «Actieplan ter bestrijding van terrorisme» geeft het Deense voorzitterschap prioriteit aan de totstandkoming van overeenkomst tussen de EU en de Verenigde Staten over wederzijdse rechtshulp. Het voorzitterschap zal een voorstel indienen over preventie, onderzoek en vervolging van terrorisme in samenwerking met de VS.

Het Deense voorzitterschap wil de onderhandelingen afronden over de bestrijding van racisme en xenofobie en over de bescherming van informatiesystemen. Het is van plan een voorstel te presenteren voor politie- en justitiesamenwerking ter verbetering van informatie-uitwisseling uit nationale databanken als middel om misdrijven te onderzoeken en te vervolgen. Daarnaast wil het voorstellen doen voor versterking van de samenwerking tussen instanties voor de opsporing en vervolging oorlogsmisdadigers en de immigratieautoriteiten met hun evenknieën in andere lidstaten.

Beleid in voorbereiding – civiele bescherming

Meerdere werkgroepen bereiden een reactie voor op eventuele nucleaire, radiologische, biologische en chemische bedreigingen (NRBC-bedreigingen). In juni 2002 besloot de Raad een alomvattend samenwerkingsprogramma op te stellen. Dit programma moet in oktober 2002 worden afgerond en zal in december 2002 aan de Europese Raad worden aangeboden. De regering zal er op toezien dat er geen overlap ontstaat tussen de initiatieven van verschillende organisaties en dat eventuele lacunes zullen worden opgevuld. Zo heeft zij in juli 2002 in EU- en in NAVO-kader een voorstel ingediend voor betere afstemming tussen EU en NAVO voor civiele bescherming bij een aanval met massavernietigingswapens. Tijdens het Deense voorzitterschap zal verder moeten worden gesproken over verbetering van de samenwerking tussen de EU en internationale organisaties.

Referenties

Asiel en migratie

– Conclusies van het voorzitterschap Europese Raad van Tampere (SN 200/99)

– Conclusies van het voorzitterschap Europese Raad van Laken (SN 300/01)

– Conclusies van het voorzitterschap Europese Raad van Sevilla (SN 200/02)

– Algemeen plan ter bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel in de Europese Unie (6621/02)

Politiële en justitiële samenwerking

– Conclusies van de Raad van 13 juli 2001 over de veiligheid van de bijeenkomsten van de Europese Raad en andere vergelijkbare gebeurtenissen (10916/01)

– Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere op http://www.europa.eu.int/council/off/conclu/index.htm

– Evaluatie van de conclusies van de Europese Raad van Tampere (14926/01)

– Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Laken op http://www.europa.eu.int/council/off/conclu/index.htm

– Conclusies van de Raad van 20 september 2001 (12156/01)

– http://www.eu2002.dk

Civiele bescherming

– Conclusies van het voorzitterschap voor de Europese Raad van Santa María da Feira, de Europese Raad van Gent en de Europese Raad van Laken op http://ue.eu.int/en/Info/eurocouncil/index.htm

– Besluit van de Raad establishing a Community mechanism to facilitate reinforced cooperation in civil protection assistance interventions (2001/792/EG) op http://www.europa.eu.int/comm/environment/civil/

– Ontwerpprogramma voor verbetering van de samenwerking in de Europese Unie bij de bescherming van de bevolking tegen nucleaire, radiologische, bacteriologische en chemische dreigingen (9593/02)

– Ontwerpbesluiten Unieverdrag: Brief minister met aanvullende geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 13 en 14 juni 2002 (Kamerstuk 2001–2001, 23 490, nr. 13N/237)

– Ontwerpbesluiten Unieverdrag; Brief minister met het verslag van de JBZ-Raad van 13 juni 2002 (Kamerstuk 2001–2002, 23 490, nr. 239)

4.5 Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

De nieuwe Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken is een samenvoeging van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid en de Gezondheidsraad. De beschrijving hieronder volgt deze oude indeling. Verder behandelt deze nieuwe raadsformatie het onderwerp consumentenbescherming uit de Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad. Voor een beschrijving van het onderwerp consumentenbescherming zie aldaar (hoofdstuk 5.6.1).

Vergaderdata 
  
12 en 13 juli 2002:informele bijeenkomst van ministers van Werkgelegenheid en Sociaal Beleid in Kolding
7 en 8 oktober 2002:Raad in Luxemburg
2 en 3 december 2002:Raad in Brussel
24 januari 2003:informele Raad (Werkgelegenheid) in Nafplion
28 februari 2003:Raad in Brussel
6 maart 2003:Raad in Brussel
5 en 6 juni 2003:Raad in Luxemburg
24 juni 2003:Raad in Luxemburg

4.5.1 Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid

Stand van zaken

Tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen had de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid een intensief programma. Opvallend hierbij was het verschil in insteek van beide voorzitterschappen. Waar tijdens het Belgische voorzitterschap sociale bescherming speerpunt voor de werkzaamheden was, was dit bij het Spaanse voorzitterschap de werking van de arbeidsmarkt.

Lissabon-strategie

De belangrijkste werkzaamheden van de Raad waren gericht op de Lissabon-strategie. Ter voorbereiding op de Europese Raad van Laken deed de Raad voorstellen voor de invulling van het Europees sociaal model. De belangrijkste punten hiervan zijn toepassing van de open coördinatiemethode op pensioenen en het «Gezamenlijk rapport van Raad en Commissie over de bestrijding van de armoede en de bevordering van sociale insluiting». Aan de vooravond van de Europese Raad van Laken dienden de sociale partners een rapport in waarin zij hun betrokkenheid bij de Lissabon-strategie onderstrepen.

De Europese Raad van Barcelona richtte zich op het laten slagen van de Lissabon-strategie. De conclusies van de Europese Raad die van belang zijn voor de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid behandelen de volgende thema's:

– het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten en bevordering van de vaardigheden en de mobiliteit van de beroepsbevolking;

– verlaging van de belastingdruk op lage inkomens;

– aanpassing van belasting- en uitkeringsstelsels zodat werken loont en het zoeken naar een baan wordt gestimuleerd;

– evaluatie van de regelgeving over arbeidsovereenkomsten om een passend evenwicht te bereiken tussen flexibiliteit en zekerheid;

– stimulering van oudere werknemers om langer op de arbeidsmarkt actief te blijven;

– doelstellingen voor kinderopvang; en

– implementatie van het «Actieplan vaardigheden en mobiliteit».

Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

In september 2001 heeft de Raad een akkoord bereikt met het Europees Parlement over het budget van het «Actieprogramma sociale insluiting». De implementatie van dit programma bevindt zich in de fase van de eerste ronde van projectvoorstellen.

De Europese Raad van Laken heeft het «Gezamenlijk rapport van Raad en Commissie over de bestrijding van de armoede en de bevordering van sociale insluiting» goedgekeurd. Hij heeft daarbij indicatoren vastgesteld om de beleidsresultaten van de lidstaten met elkaar te vergelijken. De open coördinatie van armoedebestrijding en sociale uitsluiting heeft een tweejaarlijkse cyclus. De lidstaten dienen in 2003 hun tweede nationale actieplannen over sociale insluiting in.

Europese coördinatie nationale pensioenstelsels

De Europese pensioenstrategie gebruikt de open coördinatiemethode om pensioenstelsels te hervormen en ervoor te zorgen dat:

– de stelsels hun sociale doelstellingen kunnen blijven verwezenlijken («adequacy»),

– de stelsels financiële houdbaarheid blijven («financial sustainability») en

– de stelsels beter te laten inspelen op de behoeften en leefpatronen van een veranderende samenleving («modernisation»).

Op 15 september 2002 moeten de lidstaten hun nationale actieplannen indienen voor de hervormingen van hun pensioenstelsels. In deze actieplannen moeten zij beschrijven voor welke uitdagingen op de lange termijn zij bij pensioenen staan en welke beleidsaanpassingen daarvoor nodig zijn. Een gemeenschappelijk rapport van Commissie en Raad over deze nationale actieplannen zal worden aangeboden aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2003.

Europese werkgelegenheidsstrategie 2002

De Europese Raad van Laken heeft het jaarlijkse werkgelegenheidspakket goedgekeurd. Dit pakket bestaat uit:

– het «Gezamenlijk werkgelegenheidsrapport 2001»

– een beschikking van de Raad over de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2002

– een aanbeveling van de Raad met landenspecifieke aanbevelingen voor 2002.

De regering kon zich vinden in de twee aanbevelingen voor Nederland. De aanbevelingen richten zich op verkleining van de armoedeval en vermindering van het aantal WAO-ers.

De Raad heeft besloten kwaliteit van de arbeid op te nemen als horizontale doelstelling in de werkgelegenheidsrichtsnoeren. De regering heeft dit gesteund omdat kwaliteit van arbeid de productiviteit van de beroepsbevolking ondersteunt en daarmee goed in de Lissabon-strategie past. Daar waar spanningen zijn tussen bevordering van de kwaliteit en arbeidsparticipatie mag de participatiedoelstelling van de Lissabon-strategie niet uit het oog worden verloren.

In de loop van 2002 wordt de werkgelegenheidsstrategie geëvalueerd. De informele bijeenkomst van ministers van Werkgelegenheid en Sociaal Beleid op 19 januari 2002 in Burgos wijdde een eerste bespreking aan de evaluatie. De ministers benadrukten dat verhoging van de Europese arbeidsparticipatie tot 70 procent in 2010 de centrale doelstelling moet zijn. De Europese Raad moet in zijn jaarlijkse voorjaarsvergadering onderzoeken of voldoende voortgang is geboekt. Verder drongen de ministers aan op eenvoudigere procedures en vermijden van overlappingen in de procedures. De rol en de verantwoordelijkheid van de sociale partners werd benadrukt. De Europese Raad van Barcelona bepaalde daarom dat de werkgelegenheidsrichtsnoeren gesynchroniseerd moeten worden met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. De regering meent wel dat het aantal richtsnoeren beperkt moet worden. De nadruk moet komen te liggen op de uitvoering ervan door de lidstaten.

Coördinatie van socialezekerheidsstelsels

De Europese Raad van Laken in december 2001 heeft uitgangspunten vastgesteld voor de modernisering van de verordening over coördinatie van socialezekerheidsstelsels. Op basis hiervan is tijdens het Spaanse voorzitterschap begonnen met uitermate technische onderhandelingen. Inmiddels is er overeenstemming over herziening van een deel van de verordening. Ook heeft de Raad besloten de werking van de verordening uit te breiden tot onderdanen van landen buiten de EU die legaal in de Unie verblijven, zodat deze personen hun opgebouwde socialezekerheidsrechten behouden bij vestiging elders in de Unie.

Europese coöperatieve vennootschap

De Raad heeft overeenstemming bereikt over de Europese coöperatieve vennootschap. Het betreft Europese regels voor de oprichting van een Europese coöperatieve vennootschap, de inhoud van de statuten, de hoogte en samenstelling van het kapitaal, de positie van bestuurders en leden de medezeggenschap van werknemers. Deze regels sluiten nauw aan bij die voor de Europese vennootschap.

Arbeidsomstandigheden

De Raad heeft overeenstemming bereikt over twee richtlijnen over arbeidsomstandigheden: een over werken op hoogte (steigers) en een over trillingen. Hij heeft een gemeenschappelijk standpunt bereikt over de «Richtlijn ter bescherming van werknemers tegen gevaren van asbest». Verder heeft de Raad een resolutie aangenomen over een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie. Inzet daarvan is meer rekening te houden met nieuwe psychosociale risico's zoals werkdruk en RSI.

Beleid in voorbereiding

De Raad zal het nieuwe werkgelegenheidspakket voor 2003 voorleggen aan de voorjaarsvergadering van de Europese Raad in maart 2003. Daarnaast zal hij tijdens het Griekse voorzitterschap de evaluatie van de Europese werkgelegenheidsstrategie afronden.

In de tweede helft van 2002 zal de Commissie een mededeling presenteren over de verankering van de sociale dialoog in de Lissabon-strategie. De Commissie stelt voor het Permanent Comité voor Arbeidsmarktvraagstukken te vervangen door een tripartiet comité voor groei en werkgelegenheid, dat zou kunnen dienen als centraal overlegorgaan tussen Raad, Commissie en Europese sociale partners over de Lissabon-strategie.

Daarnaast zal de Raad verder werken aan de modernisering van de coördinatie van socialezekerheidssystemen. Belangrijkste doelstelling is verdere vereenvoudiging van de verordening. Ook zal de Raad het voorstel van de Commissie voor een richtlijn over de bescherming van uitzendkrachten verder behandelen. De Commissie heeft dit voorstel ingediend nadat onderhandelingen in de Europese sociale dialoog over een raamovereenkomst waren mislukt.

Inmiddels zijn de voorbereidingen gestart voor de nieuwe nationale actieplannen over sociale insluiting. Doelstellingen zijn bevordering van arbeidsparticipatie, bestrijden van sociale uitsluiting en bescherming van de rechten van kwetsbare groepen. De Commissie stelt voor deze doelstellingen aan te scherpen. De Raad zal de aangescherpte doelstelling eind 2002 vaststellen.

Referenties

Werkgelegenheidspakket:

– Besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (5224/02)

– Aanbeveling van de Raad over de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (5225/02)

– Gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie over de werkgelegenheid 2001 (13 421/01)

– «Nationaal actieplan werkgelegenheid 2002»

Overig:

– Gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad over sociale integratie (15 223/01)

– Gezamenlijk verslag van het Comité voor Sociale Bescherming en het Comité voor Economische Politiek over doelstellingen en werkmethoden op pensioengebied (14 098/01)

– Joint contribution by the social partners to the Laeken European Council, 7 december

– Mededeling van de Commissie «De Europese sociale dialoog, een kracht voor modernisering en verandering» (COM(2002) 341)

– Mededeling van de Commissie «Actieplan voor vaardigheden en mobiliteit» (COM(2002) 72)

– Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten (COM(2002) 149)

– Richtlijn 2001/86/EG van de Raad tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap over de rol van de werknemers, PbEG L 294 van 10 november 2001

4.5.2 Gezondheidsraad

Stand van zaken

Actieprogramma volksgezondheid

De Raad en het Europees Parlement hebben op 8 mei 2002 overeenstemming bereikt over het nieuwe actieprogramma volksgezondheid. Met dit programma wordt beoogd op een integrale wijze de kennis en informatiesystemen over gezondheid te verbeteren, snel en adequaat op gezondheidsbedreigingen te reageren en de oorzaken van ziekten en gezondheidsproblemen aan te pakken door gezondheidsbevordering en ziektepreventie. Het totaalbedrag voor dit zesjarige programma (2003–2008) is uiteindelijk vastgesteld op 312 miljoen euro.

Bloed en bloedproducten

De richtlijn voor bloed en bloedproducten heeft tot doel de totstandkoming van veiligere bloedvoorzieningssystemen in Europa. Reeds eerder bereikte de Raad een politiek akkoord, waarbij vooral discussie plaatsvond over de reikwijdte van de richtlijn. De richtlijn verplicht niet tot onbetaalde donatie, maar schrijft voor dat bloeddonaties in beginsel vrijwillig en onbetaald moet plaatsvinden. Bloeddonatie om niet vormt een belangrijk aspect bij de beschikbaarheid van veilig bloed. In de zomer van 2002 wordt de tweede lezing van de richtlijn door het Europees Parlement afgerond.

Nucleair, radiologisch, bacteriologisch en chemisch terrorisme

De Raad discussieerde naar aanleiding van de aanslagen in de VS op 11 september 2001 over de centrale rol van volksgezondheidsinstanties bij de bestrijding van de gevolgen van nucleair, radiologisch, bacteriologisch en chemisch terrorisme (NRBC-terrorisme) en de noodzaak van een doeltreffende samenwerking en coördinatie tussen lidstaten op dit vlak. De Raad en de Commissie hebben een programma opgezet voor de oprichting van een consultatiemechanisme van experts en voor de ontwikkeling van een strategie voor de beschikbaarheid en voorraden van serums, vaccins en antibiotica. Ook is een mechanisme opgezet voor informatie-uitwisseling, consultatie en coördinatie tussen de lidstaten bij een eventuele chemische, nucleaire of biologische aanval. De Commissie wenst daarnaast een Europees netwerk van experts en een Europees coördinatiecentrum voor de surveillance en bestrijding van zowel bewust verspreide als natuurlijk optredende infectieziekten op te richten.

Vrij patiëntenverkeer

De Europese gezondheidsministers overlegden in februari 2002 op informele basis in Malaga over het vrije verkeer van patiënten in Europa. Aan de orde kwam hierbij de verscheidenheid van de gezondheidszorgsystemen binnen Europa. De Raad nam juni 2002 conclusies aan over het vrije patiëntenverkeer. In de conclusies wordt geconstateerd dat de Unie een gemeenschappelijk model kent, gebaseerd op gelijke toegang, solidariteit en universele dekking. Voor het vrije patiëntenverkeer is de ontwikkeling van grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten van groot belang, evenals de uitwisseling van informatie. Hierbij dient de procedure van open coördinatie te worden toegepast. Dit dossier is in sterke mate afhankelijk van de betrokkenheid van de Europese ministers van Volksgezondheid. Afgesproken is voorts dat het Deense voorzitterschap en de Commissie zullen samenwerken aan een high level process of reflection. De bedoeling daarvan is een forum van voldoende hoog niveau te creëren waar over het onderwerp van het vrije patiëntenverkeer van gedachten kan worden gewisseld.

Geneesmiddelenregelgeving

De Commissie heeft een voorstel voor herziening van de geneesmiddelenregelgeving aan de Raad voorgelegd. Met deze voorstellen beoogt de Commissie een balans te vinden tussen enerzijds het waarborgen van de kwaliteit, beschikbaarheid en veiligheid van geneesmiddelen en anderzijds – mede met het oog op de uitbreiding van de EU – de bevordering van marktwerking in Europa. De voorstellen zijn vooral gericht op versterking van de Europese registratieprocedure en aanscherping van de geneesmiddelenwetgeving. De regering meent dat de beoogde aanpassingen in de regelgeving niet ten koste mogen gaan van de kwaliteit van de farmaceutische zorgverlening en van de belangen van patiënten. Ook dienen de aanpassingen te passen binnen de doelstellingen van het kostenbeheersingsbeleid en is de bevordering van een innovatief en concurrerend Europees bedrijfsleven van belang.

In de Raad van juni 2001 vond een oriënterend debat plaats over de verplichte centrale registratieprocedures voor geneesmiddelen met nieuwe actieve stoffen en de samenstelling van de raad van beheer van het Europees Bureau voor Geneesmiddelen (EMEA). Tijdens de Raad van juni 2002 spraken veel lidstaten zich uit voor versterking van centrale beoordeling, echter met behoud van nationale decentrale beoordeling. Vertegenwoordiging van de industrie in de raad van beheer van de EMEA werd onacceptabel geacht. Het ziet er naar uit dat per lidstaat minimaal een vertegenwoordiger zal plaatsnemen in de raad van beheer.

Medische hulpmiddelen

De Raad heeft conclusies aangenomen over de toegang voor patiënten tot medische hulpmiddelen. Die moet worden bereikt door samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie. Gedacht kan worden aan goed gebruik van medische hulpmiddelen conform instructies van de fabrikant, in de vorm van trainingen in het gebruik en het onderhoud van de hulpmiddelen en de beschikbaarheid van adequate handleidingen.

Tabak

De Raad heeft juni 2002 gesproken over het voorstel tot een richtlijn over reclame en sponsoring van tabaksproducten. Met deze richtlijn streeft hij naar onderlinge gelijkschakeling van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op dit gebied. Daarnaast moet de richtlijn bijdragen aan het beter functioneren van de interne markt bij het vrije verkeer van producten en diensten. De richtlijn heeft enige vertraging opgelopen. De eerste lezing door het Europees Parlement zal naar verwachting plaatsvinden in oktober 2002. De Raad van juni 2002 nam daarnaast kennis van een voorstel van de Commissie tot een aanbeveling over tabakspreventie, die het mogelijk maakt op nationaal niveau verdere maatregelen te nemen.

Beleid in voorbereiding

Binnen de Lissabon-strategie zullen de Raad en de Commissie in het voorjaar van 2003 een rapport aan de Europese Raad voorleggen, waarbij de toegang, kwaliteit en financiële houdbaarheid van de gezondheids- en ouderenzorg zal worden onderzocht. De Commissie zal gelijktijdig een voorstel presenteren over de Europese gezondheidskaart ter vervanging van bestaande papieren voor behandeling in een andere lidstaat.

De Raad zal de activiteiten rond tabak voortzetten. Dit betekent concreet dat hij zich zal voorbereiden op de vijfde onderhandelingsronde van de WHO-kaderovereenkomst, die in oktober 2002 zal plaatsvinden. Daarnaast zal op ambtelijk niveau het voorstel voor een richtlijn over reclame en sponsoring van tabaksproducten worden uitgewerkt, alsmede een voorstel tot een aanbeveling van de Raad gericht op tabakspreventie en op initiatieven om tabaksgebruik te ontmoedigen.

In de Raad van juni 2002 heeft de Commissie een voorstel tot een aanbeveling van de Raad over de preventie en de beperking van de risico's die samenhangen met drugsverslaving gepresenteerd. De komende maanden zal dit voorstel op ambtelijk niveau verder worden uitgewerkt.

Ook zal de komende maanden op ambtelijk niveau een voorstel voor een richtlijn over de kwaliteit en de veiligheid van menselijke weefsels en lichaamscellen worden besproken. De Commissie diende dit voorstel in juni 2002 in. Hierin worden kwaliteits- en veiligheidseisen gesteld voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen om zo de volksgezondheid te beschermen en overdracht van ziekten te voorkomen. De richtlijn heeft alleen betrekking op lichaamsmateriaal dat bestemd is voor gebruik bij een geneeskundige handeling. Met deze richtlijn wordt gestreefd naar een hoog kwaliteits- en veiligheidsniveau in de hele keten van weefsel- en celtransplantaties in alle lidstaten, dit mede gelet op het vrije verkeer van personen en goederen binnen de EU. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het evenwicht tussen enerzijds de garantie van anonimiteit en vertrouwelijkheid van de donor en anderzijds de herleidbaarheid van cellen en weefsels.

In de Raad van juni 2002 heeft de Commissie gezegd dat zij werkt aan een voorstel voor regelgeving voor kindergeneesmiddelen, dat daarna op ambtelijk niveau zal worden uitgewerkt. De Commissie heeft in juni 2002 een rapport uitgebracht dat de werking van de huidige regelgeving over medische hulpmiddelen evalueert. Op basis van dit rapport zal zij voorstellen doen voor herziening van de bestaande regelgeving.

Het Deense voorzitterschap zal zich onder meer inspannen voor validatie van criteria voor gezondheidssites en zal hierover in september 2002 een conferentie in Kopenhagen organiseren.

Referenties

– Actieprogramma volksgezondheid (COM(2000) 285)

– Richtlijn over bloed en bloedproducten, (10609/02)

– NRBC-terrorisme (COM(2001) 404)

– Verkeer van patiënten in Europa (10217/02)

– Geneesmiddelenverordening (10645/02) San 107

– Richtlijn medische hulpmiddelen (93/42/EEG)

– Richtlijn reclame en sponsoring tabak (10184/01)

– Aanbeveling tabakspreventie (10237/02)

– Voorstel voor een richtlijn over menselijke weefsels en cellen (10238/02)

– Aanbeveling over preventie drugsverslaving (9322/02)

4.6 Raad voor het Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)

De nieuwe Raad voor het Concurrentievermogen is een samenvoeging van Interne Markt-, Consumenten en Toerismeraad, de Industrieraad1 en de Onderzoeksraad. Het onderwerp consumentenbescherming heeft echter een plaats gekregen in de nieuwe raadsformatie voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken. De beschrijving hieronder volgt de oude indeling.

Vergaderdata 
  
30 september 2002:Raad in Brussel
11 en 12 oktober 2002:informele bijeenkomst van ministers van Concurrentievermogen in Nyborg
14 en 15 november 2002:Raad in Brussel
26 november 2002:Raad in Brussel
3 maart 2003:Raad in Brussel
12 en 13 mei 2003:Raad in Brussel
19 mei 2003:Raad in Brussel

4.6.1 Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad

De interne markt is één van de hoekstenen van de Unie. De interne markt bestaat uit de vrijmaking van het intracommunautaire verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal, onder de voorwaarde van onbelemmerde concurrentie. De EU is inmiddels al heel ver gekomen, maar de interne markt is nooit af; het is een project waaraan voortdurend moet worden gewerkt. In de komende jaren zal de interne markt door de euro en de uitbreiding een nieuwe impuls krijgen.

De Commissie heeft in april 2002 de derde herziening van de strategie voor de interne markt uitgebracht. Hierin onderzoekt zij of doelstellingen voor de vervolmaking van de interne markt het afgelopen jaar zijn verwezenlijkt en beschrijft zij vervolgacties. De evaluatie gaf een gemengd beeld: slechts de helft van de doelstellingen uit de vorige herziening waren gerealiseerd. De Commissie noemt dertig nieuwe actiepunten. In de vorige versie waren het er ruim tachtig. De strategie heeft zo een handzamer karakter gekregen. De regering verwelkomt de nadruk op verwezenlijking van onderwerpen uit de Lissabon-strategie, waaronder het gemeenschapsoctrooi, overheidsaanbestedingen, liberalisering van elektriciteits- en gasmarkten en het actieplan voor financiële diensten.

Uit het meest recente scorebord voor de interne markt blijkt dat Nederland goed presteert bij omzetting van richtlijnen in nationale wetgeving. Nederland heeft een score (lees: deficit) van 1,3 procent. Nederland is daarmee één van de zeven lidstaten die aan de doelstelling van 1,5 procent omzettingsdeficit voldoen en blijft op de vierde plaats van de ranglijst staan. Om deze positie te handhaven moet Nederland voor de voorjaarsvergadering van de Europese Raad in 2003 nog 54 richtlijnen in nationale wetgeving omzetten.

Stand van zaken

Aanbestedingen

De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over het richtlijnvoorstel voor overheidsopdrachten voor diensten, leveringen en werken. Over het aanvullende richtlijnvoorstel voor overheidsopdrachten voor nutssectoren zal tijdens het Deense voorzitterschap een akkoord moeten worden bereikt. Deze voorstellen bundelen en moderniseren de bestaande Europese aanbestedingsrichtlijnen. Definitieve afronding van het traject voor eind 2002 zou mogelijk moeten zijn, conform de oproep van de Europese Raad te Barcelona.

De regering heeft voorgesteld om gebonden ontwikkelingshulp binnen de reikwijdte van de richtlijn te brengen. Daarmee krijgen ontwikkelingslanden meer kans overheidsopdrachten voor ontwikkelingshulp binnen te halen. Hiervoor was echter onvoldoende steun. Wel is afgesproken dat dit punt zal worden geagendeerd op de eerste Raad Ontwikkelingssamenwerking tijdens het Deense voorzitterschap (inmiddels opgegaan in de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen).

In de nieuwe richtlijn is nu expliciet opgenomen dat milieucriteria kunnen worden toegepast bij de toewijzing van overheidsopdrachten. De regering is hiermee tevreden. Daarnaast heeft zij gepleit om ook sociale criteria expliciet als gunningscriterium op te nemen in de richtlijn. Dat is niet gelukt. Uiteindelijk moest de regering genoegen nemen met een compromis om in de overwegingen van de richtlijn op te nemen dat het mogelijk is sociale aspecten mee te laten wegen in het aanbestedingsproces: bij de bepaling van de opdracht, de technische specificaties, de selectie van de opdrachtnemer en bij gunning en uitvoering van de opdracht.

Erkenning van beroepskwalificaties

De Raad behandelt momenteel een voorstel van de Commissie voor een richtlijn voor wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties. Om het stelsel van wederzijdse erkenning eenvoudiger en beter toepasbaar te maken, worden alle bestaande richtlijnen hierin samengevoegd. Het voorstel behandelt beroepskwalificaties voor artsen, ziekenverplegers, tandartsen, dierenartsen, verloskundigen, apothekers en architecten. De Commissie wil zo spoedig mogelijk een definitief akkoord over het voorstel bereiken.

Cosmeticarichtlijn

De Raad heeft in november 2001 politiek akkoord bereikt over de cosmeticarichtlijn. Het compromis van het Belgische voorzitterschap kiest voor een partieel dierproevenverbod met daaraan gekoppeld een partieel handelsverbod. Nederland heeft nu al een totaalverbod op dierproeven. De regering had graag gezien dat zo'n verbod ook van toepassing zou worden in de hele Unie. De Commissie gaf Nederland wel de verzekering dat het zijn verbod mag handhaven. Uiteindelijk heeft Nederland zich van stemming onthouden. Inmiddels heeft het Europees Parlement amendementen voorgesteld om in 2012 een volledig test- en handelsverbod te verwezenlijken. Tijdens het Deense voorzitterschap moeten de Raad en het Europees Parlement een compromis hierover bereiken.

Europese levensmiddelenwet en de Europese Voedselveiligheidsautoriteit

In februari 2002 heeft de Raad de verordening over een algemene Europese voedselwet goedgekeurd en daarmee de oprichting van de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EVVA). Hiermee is in het recordtempo van iets meer dan een jaar een geheel nieuw Europees voedselveiligheidsbeleid tot stand gekomen. Op 1 januari 2002 is de EVVA met haar werkzaamheden begonnen. De voorlopige vestigingsplaats is Brussel. De Europese Raad later besluiten over de definitieve vestigingsplaats. Lille, Barcelona, Parma en Helsinki zijn hiervoor kandidaat.

Europese interne markt voor financiële diensten

In 2005 moet er een interne markt zijn voor financiële diensten en in 2003 voor de effectensector. In september 2002 bereikte de Raad akkoord over het richtlijnvoorstel voor de verkoop op afstand van financiële diensten. De richtlijn beoogt regels te harmoniseren voor de verkoop van financiële diensten als verzekeringen, bancaire en effectendiensten via internet, per post, fax of telefoon. Er is een geclausuleerde overgangsperiode voorzien tot 2004 voor de implementatie van de richtlijn.

Verder werd een politiek akkoord bereikt over het voorstel over verzekeringsbemiddeling. Doel is een interne markt te scheppen voor verzekeringstussenpersonen en de consumentenbescherming op een hoog niveau te houden. Het voorstel voorziet in regels voor beroepsbekwaamheid en integriteit van verzekeringstussenpersonen, informatieverplichting aan verzekeringnemers en wederzijdse erkenning door lidstaten van tussenpersonen.

De Commissie heeft verder voorstellen ingediend over de tarieven voor grensoverschrijdend betalingsverkeer. Het is immers moeilijk verklaarbaar dat na de introductie van de euro de kosten van grensoverschrijdende geldtransacties nog steeds hoger zijn dan tarieven voor binnenlandse transacties. De Raad bereikte een compromis over gelijkschakeling van de tarieven per juli 2002 voor pinnen en elektronische betalingen en per juli 2003 voor bankovermakingen. De banken kregen hiermee enige maanden respijt om de betalingsinfrastructuur op orde te brengen.

Voedingssupplementen

Tijdens het Belgische voorzitterschap bereikte de Raad een akkoord over harmonisatie van voorschriften voor voedingssupplementen. De lidstaten waren het oneens over de methode om dagelijkse maximale hoeveelheden vitaminen en mineralen vast te stellen. Uiteindelijk is gekozen voor toxicologisch bepaalde maxima. Overschrijding van deze maxima is schadelijk voor de gezondheid. Ook moet echter de zogenaamde voedingsreferentiewaarde (de hoeveelheid waarbij geen verschijnselen van voedingstekorten optreden) in aanmerking worden genomen.

Beleid in voorbereiding

Gemeenschapsoctrooi

Het gemeenschapsoctrooi is een vast agendapunt op elke Raad. Voor de besluitvorming is unanimiteit nodig. De Europese Raad van Lissabon heeft een uiterste termijn voor de beschikbaarheid van het octrooi gesteld op eind 2001. Ook het afgelopen jaar is het echter niet gelukt een politiek akkoord te bereiken. Uiteindelijk erkende de laatste Raad van het Spaanse voorzitterschap na moeizame onderhandelingen de «Gemeenschappelijke politieke benadering» als basis voor verdere werkzaamheden. Tegelijkertijd concludeerde hij dat over geen enkel punt definitief akkoord is totdat er overeenstemming is over het totale pakket.

De «Gemeenschappelijke politieke benadering» heeft de volgende uitgangspunten:

– De claims (de kern van het octrooi) worden in alle officiële EU-talen vertaald. Na uitbreiding zijn dit 20 talen! Het was echter de enige mogelijkheid om unanimiteit te bereiken. Om de vertaalkosten te verlagen en zo de drempel voor het middenen kleinbedrijf zo laag mogelijk te houden, had de regering voorkeur gegeven aan vertaling van alleen de independent claims (een beperkt deel van de claims).

– De octrooitaksen moeten worden gebaseerd op de kosten die de octrooibureaus werkelijk maken. De inkomsten gaan voor de helft naar het Europese Octrooibureau en voor de helft naar de nationale octrooibureaus. Daarnaast zijn er criteria voor de verdeling van de inkomsten tussen de landen.

– Voor de beslechting van octrooigeschillen komt er in eerste instantie een centraal panel (rechtbank) in Luxemburg. Pas wanneer het systeem van rechtspleging volgroeid is, kunnen regionale panels buiten Luxemburg worden opgezet.

Het Deense voorzitterschap krijgt nu de moeilijke taak een definitief akkoord te bereiken.

Consumentenbescherming in de Europese Unie

De Raad buigt zich het komende jaar over de vormgeving van consumentenbescherming op Europees niveau. De Commissie heeft het afgelopen jaar een groenboek uitgebracht met mogelijkheden:

– verder gaan op de huidige weg door, waar nodig, Europese wetgeving op te stellen voor bepaalde goederen en diensten; of

– een gemengde aanpak die bestaat uit een kaderrichtlijn met basisregels en criteria voor eerlijke handelspraktijken, waar nodig aangevuld met sectorspecifieke richtlijnen.

Een meerderheid van de lidstaten wil de gemengde aanpak. De regering is daar geen groot voorstander van. Het bedrijfsleven is verdeeld, maar geeft over het algemeen de voorkeur aan zelfregulering boven wettelijke maatregelen. Er zullen nog verdere consultaties plaatsvinden na het verschijnen van de Commissiemededeling.

Parallel aan het groenboek heeft de Commissie een voorstel voor een verordening gedaan om grensoverschrijdende verkoopbevordering zoals kortingsacties, waardebonnen en spelletjes makkelijker te maken. De regering is voorstander van het voorstel omdat het de belemmeringen voor grensoverschrijdende promotieacties wegneemt. Nederland heeft nauwelijks nationale beperkingen. Het voorstel geeft een impuls aan grensoverschrijdende handel. Wel acht de regering aanpassing van het voorstel nodig om speciale regelgeving voor alcohol, tabak en kansspelen veilig te stellen. Een aantal lidstaten wacht liever op de uitwerking van het groenboek voordat regels voor verkoopbevordering worden aangenomen.

Diensten van algemeen belang

De Europese Raden van Nice, Laken en Barcelona hebben de Commissie verzocht duidelijkheid te geven over de toepassing van staatssteun- en mededingingsregels op ondernemingen die diensten van algemeen belang uitvoeren. De Commissie deed verslag aan de Europese Raad van Sevilla (juni 2002) over haar werkzaamheden aan richtsnoeren voor staatssteun, die de juridische zekerheid moeten vergroten. Daarnaast presenteerde zij een mededeling over de evaluatiemethodiek voor diensten van algemeen belang. Hiermee kwam zij tegemoet aan zorgen over de kwaliteit en beschikbaarheid van nutsdiensten, nu die grotendeels worden geliberaliseerd. De evaluatiemethodiek bevat indicatoren voor de prijs, het aantal dienstenaanbieders, kwaliteit, sociale en territoriale cohesie en de gevolgen voor werkgelegenheid en milieu.

Daarnaast wordt aan het eind van 2002 een studie verwacht over de wenselijkheid van een horizontale kaderrichtlijn over diensten van algemeen belang. De kaderrichtlijn zou de principes die ten grondslag liggen aan diensten van algemeen belang nader definiëren. Met de Commissie meent de regering dat liberalisering van diensten van algemeen belang niet in de weg hoeft te staan van de kwaliteit ervan. Nieuwe wetgeving is hiervoor niet nodig.

Actieplan over kwaliteit van regelgeving

Tijdens de Europese Raad van Sevilla presenteerde de Commissie haar actieplan over de kwaliteit van regelgeving. Het is het antwoord van de Commissie op de oproep van eerdere Europese Raden tot verbetering van de kwaliteit van regelgeving. Het actieplan bevat voorstellen voor impact assessment van en consultatie over nieuwe regelgeving, vereenvoudiging van bestaande wetgeving en alternatieven voor «klassieke» regelgeving.

De regering steunt het tamelijk ambitieuze actieplan. Het beslaat alle aspecten van wetgeving. Het komt nu aan op een goede en snelle uitvoering. Hiervoor is in ieder geval een interinstitutioneel akkoord (tussen de Europese instellingen) nodig waarin de maatregelen uit het actieplan worden vervat. De Raad van mei 2002 heeft zich uitgesproken voor de instelling van een monitorgroep die bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten. De uitvoering van de voorstellen voor vereenvoudiging van regelgeving is één van de prioriteiten tijdens het Deense voorzitterschap.

Referenties

– Herziening van de strategie voor de interne markt 2001: http://www.europa.eu.int/comm/internalmarket/en/update/st rategy/2002stratreviewnl.pdf

– Scorebord voor de interne markt: http://www.europa.eu.int/comm/internalmarket/en/update/sc ore/index.htm

– Actieplan voor de dienstensector http://www.europa.eu.int/comm/internalmarket/en/services/ services/com888nl.pdf

– Zesde voortgangsverslag over het actieplan voor financiële diensten:http://www.europa.eu.int/comm/internalmarket/en/finances/ actionplan/progress6nl.pdf

– Richtlijnvoorstellen voor overheidsopdrachten: http://www.europa.eu.int/comm/internalmarket/en/publproc/ general/com275nl.pdf en http://www.europa.eu.int/comm/internalmarket/en/publproc/ general/com276nl.pdf

– Voorstel voor een verordening voor het gemeenschapsoctrooi: http://www.europa.eu.int/comm/internalmarket/en/indprop/412nl.pdf

– Voorstel voor een algemene voedselwet en de EVVA: http://www.europa.eu.int/comm/food/fs/intro/efapropnl.pdf

– Verordening over verkoopbevorderende activiteiten: http://www.europa.eu.int/comm/internalmarket/comcom/unfai r/01–1351nl.pdf

– Mededeling van de Commissie «Follow-up van het groenboek consumentenbeleid»: http://www.europa.eu.int/comm/consumers/policy/developments/faircommpract/communicationen.pdf

– Actieplan «Simplifying and improving the regulatory environment» (COM(2002) 278)

4.6.2 Industrieraad

De Industrieraad heeft het afgelopen jaar tweemaal regulier vergaderd. Daarnaast heeft het Spaanse voorzitterschap een aantal informele bijeenkomsten georganiseerd in Spanje voor de industrieministers. In Gerona hebben zij gediscussieerd over de financiering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie in Europese bedrijven en intellectueel eigendom. De belangrijkste aanbevelingen van deze vergadering betroffen de stimulering van private investeringen («durfkapitaal») in onderzoek en ontwikkeling en de bevordering van de mobiliteit van onderzoekers. Daarnaast waren er ministersbijeenkomsten in Aranjuez over de rol van het midden- en kleinbedrijf en in Malaga over de Euromediterrane samenwerking. Onder Belgisch voorzitterschap heeft in Genval een informele vergadering plaatsgevonden over staatssteun (zie hieronder).

Stand van Zaken

De Industrieraad kent een aantal terugkerende thema's, waaronder concurrentiekracht en ondernemingsbeleid, duurzaamheid, staatssteun- en mededingingsbeleid en scheepsbouw.

Concurrentiekracht en ondernemingsbeleid

De afgelopen Raden hebben conclusies aangenomen over concurrentiekracht en ondernemingsbeleid. Zij benadrukken het belang van onderwijs en training, stimulering van ondernemersschap, een efficiëntere arbeidsmarkt, arbeidsproductiviteit, ICT-verspreiding en innovatie.

De Commissie publiceert jaarlijks in het voorjaar een concurrentiekrachtrapport. De belangrijkste onderwerpen uit het rapport van 2002 zijn de factor arbeid (human capital) in de Europese economie en de productiviteitsontwikkeling in de dienstensector. Het rapport «Productiviteit: sleutel voor concurrentiekracht» beziet de ontwikkeling van de productiviteit in de Europese Unie. De afgelopen jaren is de groei van de arbeidsproductiviteit gedaald. Dit brengt de Lissabon-doelstelling in gevaar. De tanende groei van de arbeidsproductiviteit is niet te wijten aan één bepaalde sector. De oorzaak lijkt vooral het relatief beperkte gebruik van ICT en onvoldoende innovatie. Het rapport wijst op de noodzaak de productiviteitsgroei in de Europese Unie op peil te brengen en pleit voor vergroting van de arbeidsmobiliteit in de EU. Het concludeert dat de lidstaten de komende jaren meer politieke wil zullen moeten tonen om de doelstellingen van Lissabon waar te maken.

Verder heeft de Raad conclusies aangenomen over het effect van e-economy op de concurrentiekracht van Europese bedrijven. Basis daarvoor was de mededeling van de Commissie «De impact van de e-economy op Europese bedrijven: economische analyse en beleidsimplicaties» van november 2001. Deze mededeling zet uiteen welke maatregelen nodig zijn om de voordelen van de e-economy te benutten.

De Commissie heeft geconcludeerd dat de lidstaten teleurstellende vorderingen hebben gemaakt bij de tenuitvoerlegging van maatregelen voor ondernemerschap uit de Lissabon-strategie. Instrumenten van de Commissie om de vorderingen van het ondernemingenbeleid te volgen zijn het jaarlijkse verslag over het concurrentievermogen, verschillende scoreborden, benchmarking, de jaarlijkse verslagen over de BEST-procedure (Business Environment Simplification Taskforce) en de tenuitvoerlegging van het «Europese handvest voor kleine ondernemingen» en de «Waarnemingspost voor Europese MKB-bedrijven».

Duurzaamheid

De Raad heeft zich gebogen over de bijdrage van ondernemingsbeleid aan duurzame ontwikkeling. Bij alle wetgevingsinitiatieven die het concurrentievermogen (innovatie en investeringen) van de Europese industrie kunnen beïnvloeden, heef de Raad een rol te spelen in het vinden van een balans tussen de economische, sociale en milieubelangen.

Het afgelopen jaar behandelde de Raad drie dossiers binnen duurzame ontwikkeling: de strategie voor chemische stoffen, het richtlijnvoorstel voor emissiehandel en het richtlijnvoorstel voor milieuaansprakelijkheid. De regering meent dat de Commissievoorstellen voor chemische stoffen moeten zorgen voor een effectief systeem van bescherming tegen aanvaardbare kosten. Zij pleit daarom voor grotere verantwoordelijkheid voor de industrie. In plaats van overheden op te zadelen met tijdrovende en kostbare procedures en testvereisten, zouden bedrijven zelf verifieerbare gegevens en risicobeoordelingen moeten aanleveren. Verder heeft de regering gewezen op het belang van een goed Europees systeem voor verhandelbare emissierechten voor CO2.

Staatssteun

In oktober 2001 heeft tijdens het Belgische voorzitterschap een informele bijeenkomst van industrieministers plaatsgevonden over staatssteun. Staatssteun bedreigt nog steeds de verhoudingen op de interne markt. Het motto van de bijeenkomst was «minder steun, maar beter bestede steun». De trend naar meer horizontale steun (zoals stimulering van onderzoek en ontwikkeling en milieusteun) en minder sectorspecifieke en ad-hocsteun moet worden versterkt. De regering is voor verdere terugdringing van staatssteun conform de Stockholm-doelstelling (aantoonbare reductie van totale volume aan steun in 2003), en steunt initiatieven om steun te concentreren op horizontale doelstellingen.

Om staatssteun inzichtelijk te maken heeft de Commissie een register en een scorebord voor staatssteun opgesteld. Uit het meest recente scorebord blijkt dat het volume aan staatssteun daalt. De steun richt zich bovendien steeds meer op minder concurrentieverstorende horizontale doelen. Als percentage van het BNP is staatssteun gedaald in elf lidstaten. In Nederland is het percentage echter iets gestegen. Dit is het gevolg van de hogere staatssteun aan het treinvervoer. Nederland is overigens, na het VK en Zweden, de lidstaat met het laagste percentage staatssteun.

Mededinging

In haar verslag over het mededingingsbeleid geeft de Commissie elk jaar een overzicht van ontwikkelingen in de Europese mededingingswetgeving en staatssteunprocedures. Over het jaar 2001 is het aantal onderzoeken van de Commissie naar concentraties en allianties licht gedaald. De slechtere economie in de geïndustrialiseerde wereld lijkt daarbij een rol te spelen.

Beleid in uitvoering

Scheepsbouw

De Raad heeft gesproken over een defensief steunmechanisme voor de Europese scheepsbouwindustrie, gekoppeld aan een klacht bij de WTO tegen Zuid-Korea. De regering heeft zich tegen de herintroductie van (tijdelijke) scheepsbouwsteun opgesteld. De Raad heeft het voorstel echter met gekwalificeerde meerderheid aangenomen. De lidstaten mogen werven tot 1 maart 2004 maximaal 6 procent steun geven.

Modernisering communautair mededingingsbeleid

In september 2000 heeft de Commissie voorgesteld het communautaire mededingingsbeleid te herzien. De Raad streeft ernaar de verordening eind 2002 aan te nemen. Het afgelopen jaar is voortgang geboekt bij een netwerk van nationale mededingingsautoriteiten. Op basis van een Nederlands-Duitse bijdrage hebben de Raad en de Commissie een gezamenlijke verklaring opgesteld. Zij legt de positie van de nationale mededingingsautoriteiten en de verantwoordelijkheden van de Commissie vast om een consistent beleid en rechtszekerheid voor bedrijven te bevorderen. De verklaring zal gelijktijdig met de verordening worden aangenomen.

Een belangrijk vraagstuk blijft de verhouding van nationaal en Europees recht bij handel tussen de lidstaten. De regering bepleit voorrang voor het communautaire recht conform de jurisprudentie van het Europese Hof. Een aantal lidstaten meent echter dat nationale mededingingswetgeving toepasbaar moet blijven als dit niet in strijd is met de verdragsartikelen. De regering acht dit aanvaardbaar mits dit parallel gebeurt en renationalisatie van het mededingingsrecht wordt voorkomen.

Het Nederlandse standpunt over de voorgenomen modernisering is overwegend positief: het handhavingsysteem wordt effectiever, administratieve lasten verminderen en de nationale handhavingsystemen convergeren verder. Bovendien worden de bevoegdheden van de NMa versterkt.

Biotechnologie

De Europese Raad van Stockholm heeft een strategie opgesteld om het potentieel van biotechnologie beter te benutten. Dit past binnen de Lissabon-doelstelling het concurrentievermogen te bevorderen. De Commissiemededeling «Levenswetenschappen en biotechnologie: een strategie voor Europa» is hiervoor een goede basis en houdt rekening met de zorgen in de samenleving. De Commissie zal een plan van aanpak opstellen met een implementatie schema. Het Deense voorzitterschap zal dit onderwerp verder behandelen.

Referenties

Industrie:

– Mededeling van de Commissie «De impact van de e-economy op de concurrentiekracht van Europese bedrijven» (COM(2001) 711)

– Mededeling van de Commissie «Productiviteit: de sleutel tot het concurrentievermogen van de Europese economieën en ondernemingen» (COM(2002) 262)

– Jaarverslag over de uitvoering van het Europees handvest voor kleine bedrijven (COM(2002) 68)

– Vijfde rapport van de Commissie over de situatie in de mondiale scheepsbouw (COM(2002) 205)

Mededinging:

– Voorstel van de Commissie voor een «Verordening betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het verdrag» (COM(2000) 582)

– «31ste overzicht van het mededingingsbeleid 2001» (SEC(2002) 462)

Staatssteun

– Scorebord staatssteun voorjaar 2002 (COM(2002) 242)

4.6.3 Onderzoeksraad

Stand van Zaken

Europese onderzoeksruimte

De Europese onderzoeksruimte is een belangrijk element in de Lissabon-strategie. Een cruciaal middel voor de verwezenlijking van de Europese onderzoeksruimte vormt het «Zesde kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2002–2006)» dat eind 2002 in werking moet treden. De Onderzoeksraad stond tijdens het Spaanse voorzitterschap vooral in het teken van een tijdige afronding van de besluitvorming over dit kaderprogramma. Dit betrof drie wetgevingsdossiers: het eigenlijke besluit over het zesde kaderprogramma, de deelnameregels en de vijf specifieke programma's. Door een soepele samenwerking tussen de instellingen konden de eerste twee dossiers tijdens het Spaanse voorzitterschap worden afgerond.

De belangrijkste uitgangspunten van het kaderprogramma zijn:

– concentratie op een aantal geselecteerde prioriteitsgebieden;

– structurering van onderzoeksactiviteiten in Europa;

– versterking van de basis van de Europese onderzoeksruimte; en

– vereenvoudiging en versoepeling van de uitvoeringsvoorwaarden.

Het Commissievoorstel voor het kaderprogramma kent zeven prioriteitsgebieden:

1. genomics en biotechnologie voor de gezondheidszorg;

2. technologie voor de informatiemaatschappij;

3. nanotechnologieën, intelligente materialen (materialen met een informatiecomponent), nieuwe productieprocédés;

4. lucht- en ruimtevaart;

5. voedselveiligheid en gezondheidsrisico's;

6. duurzame ontwikkeling van en veranderingen in het aardsysteem; en

7. burgers en bestuur in de Europese kennismaatschappij.

De Commissie heeft daarnaast een achtste prioriteit geïdentificeerd die zich richt op activiteiten die een breder onderzoeksgebied beslaan. In dit kader kan de Commissie beleidsonderzoek ondersteunen en anticiperen op nieuwe wetenschappelijke en technologische behoeften in de Unie. Voorts kan binnen deze prioriteit onderzoek ondersteund worden waarbij het midden- en kleinbedrijf is betrokken en kan internationale samenwerking worden ondersteund met derde landen. Tenslotte zullen hieruit ook deelactiviteiten van de Gemeenschappelijke Centra voor Onderzoek (de onderzoeksinstellingen van de Commissie) worden gefinancierd. De hogefluxreactor in Petten is onderdeel van één van de vijf gemeenschappelijke centra.

Belangrijk onderdeel van het zesde kaderprogramma zijn twee nieuwe instrumenten, de geïntegreerde projecten en de netwerken van excellentie. Deze grootschalige instrumenten richten zich op integratie van het Europese onderzoek. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2004 zal een evaluatie van de nieuwe instrumenten plaatsvinden.

Ethiek

Tijdens de onderhandelingen over het kaderprogramma is veel aandacht besteed aan ethische aspecten van onderzoek. Het Europees Parlement wenste grenzen te stellen aan de financiering van bepaalde vormen van biomedisch onderzoek in het kaderprogramma. In het gemeenschappelijke standpunt werd opgenomen dat fundamentele ethische beginselen gerespecteerd zullen worden. De Raad verklaarde deze later in de specifieke programma's te zullen uitwerken. In dat kader werd vervolgens afgesproken dat geen gemeenschapsgelden beschikbaar gesteld mogen worden voor onderzoek naar het reproductief kloneren van mensen, onderzoek tot wijziging van het menselijk genetisch erfgoed, en onderzoeksactiviteiten die uitsluitend zijn gericht op het kweken van menselijke embryo's voor onderzoeksdoeleinden of om embryonale stamcellen te verkrijgen. Aangezien de Raad evenwel verdeeld bleef over onderzoeksactiviteiten die gebruik maken van menselijke embryo's en stamcellen afkomstig uit menselijke embryo's die na IVF zijn overgebleven, dreigde uitstel van de inwerkingtreding van het gehele zesde kaderprogramma. Naar het zich nu laat aanzien, kan het nieuwe kaderprogramma's toch tijdig worden geïmplementeerd op basis van de afspraak om uiterlijk 31 december 2003 nadere uitvoeringsbepalingen voor dergelijk onderzoek op te stellen. Tot die tijd zal dit onderzoek niet worden opgenomen in de oproepen. Een uitzondering geldt voor onderzoek naar bestaande stamcellijnen. De Commissie zal de wetenschappelijke ontwikkelingen en de ontwikkeling van wetgeving en ethische regels gedurende deze periode nauw volgen en in september 2003 hierover rapporteren.

Het Spaanse voorzitterschap heeft veel energie gestoken in de wederzijdse openstelling van nationale onderzoeks- en technologieprogramma's. Op een informele Raad werd afgesproken op een vijftal wetenschapsgebieden een netwerk te creëren van nationale programmamanagers om ervaring op te doen met verdergaande coördinatie. De Commissie heeft in aanvulling op dit initiatief een uitvoeringsregeling uitgewerkt voor het onderdeel «Versterken van de grondslagen van de Europese onderzoeksruimte» van het zesde kaderprogramma. Deze regeling maakt het mogelijk om ook andere initiatieven gericht op samenwerking en coördinatie van nationale en regionale programma's te ondersteunen.

De Europese Raad van Barcelona nam nog een andere conclusie aan die van belang is voor de Onderzoeksraad. De algemene uitgaven voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in de Unie moeten worden verhoogd om vóór 2010 in totaal (publiek en privaat) 3 procent van het BBP te benaderen. Tweederde deel hiervan zal van bedrijven moeten komen. Achtergrond is de grote achterstand van de EU bij onderzoek en ontwikkeling, vooral ten opzichte van de VS en Japan. De Nederlandse regering heeft voorafgaand aan de Europese Raad van Barcelona krachtig gepleit voor een geïntegreerde Europese onderzoeks- en innovatieruimte. De Commissie heeft voorgesteld om begin hierover 2003 maatregelen te nemen.

Beleid in voorbereiding

Om de Europese onderzoeksgemeenschap in staat te stellen mee te helpen bij de voorbereiding van de eerste voorstellen onder het zesde kaderprogramma, heeft de Commissie een uitnodiging gepubliceerd zogenaamde expressions of interest in te dienen. De resultaten hiervan zullen worden gebruikt bij het opstellen van de werkprogramma's in het najaar van 2002. De lidstaten zullen worden betrokken bij de vaststelling van de werkprogramma's.

Het Deense voorzitterschap stelt de voortgang in de realisering van de Europese onderzoeksruimte centraal. Dit zal onder andere gebeuren op basis van een mededeling hierover van de Commissie. In vervolg op een conferentie over de noodzaak van een European Research Council zal de Raad zich mogelijk buigen over de wenselijkheid van de creatie van een onafhankelijk publiek financieringsmechanisme van Europees onderzoek. Verder zal de Raad spreken over de toekomstige rol en organisatie van de Europese onderzoekssamenwerking binnen de organisatie European Co-operation in Scientific and Technical Research(COST). Hierin werken 34 Europese landen samen op onderzoeksgebied.

Referenties

– Zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebeid van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002–2006) (PE-CONS 3535/0)

– Specifieke programma's ter implementatie van het zesde kaderprogramma (COM(2002) 43)

– Regels voor de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten in het kaderprogramma 2002–2006 (COM(2001) 822 en COM(2001) 823)

– http://www.egl.nl/

– http://www.cordis.lu/

– http://europa.eu.int/comm/dgs/research

4.7 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

De nieuwe Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie is een samenvoeging van de Transport- en Telecommunicatieraad en de Energieraad1. De beschrijving hieronder volgt deze oude indeling.

Vergaderdata 
  
3 en 4 oktober 2002:Raad in Luxemburg
25 november 2002:Raad in Brussel
5 en 6 december 2002:Raad in Brussel
22 februari 2003:informele bijeenkomst van ministers van Energie in Thessaloniki
7 maart 2003:Raad in Brussel
27 en 28 maart 2003:Raad in Brussel
14 mei 2003:Raad in Brussel
31 mei, 1 en 2 juni 2003:informele bijeenkomst van ministers van Koopvaardij aan boord van een cruiseschip
2 en 3 juni 2003:Raad in Luxemburg

4.7.1 Transport- en Telecommunicatieraad

4.7.1.1 Telecommunicatie

Stand van zaken

Na jaren van mondiaal optimisme belandde de telecomsector in 2000 in een dal. ICT-ondernemingen zagen hun aandelenkoersen dalen en liepen forse verliezen op. Desondanks constateerde de Commissie in haar zevende implementatierapport dat de Europese telecomsector in 2001 met ruim 9 procent boven het gemiddelde groeide. De omzet van de mobiele diensten groeide, net als in het jaar daarvoor, het snelst met 22 procent. Eind 2001 bedroeg de omzet ruim 80 miljard euro. De mobiele penetratiegraad groeide zelfs met 36 procent. Niettemin blijven vaste telefoons met 51 procent van de totale omzet het grootste segment van de telecomsector.

In haar implementatierapport beoordeelde de Commissie verder hoe lidstaten de Europese telecommunicatiewetgeving omzetten in nationale wetten. Zij constateerde dat sommige lidstaten de regels onvolledig of incoherent hadden doorgevoerd. Dit gold vooral voor de verordening voor local loop unbundling. Met deze verordening krijgen telecomaanbieders toegang tot lokale toegangsnetwerken (het laatste stukje koperdraad waarmee huishoudens en bedrijven zijn aangesloten op het hoofdnetwerk).

Nederland kreeg een redelijke beoordeling over implementatie van de Europese telecomregels. De belangrijkste kritiek ging over concurrentie op de nationale telecommunicatiemarkt. De Commissie meent dat de juridische instrumenten van de OPTA te zwak zijn om gezonde mededinging af te dwingen. Zij hoopt dat de amendering van de Nederlandse Telecomwet in september 2001 de OPTA in staat stelt local loop unbundling (toegang tot het locale toegangsnetwerk) af te dwingen. Verder meent zij dat Nederland concurrentie moet bewerkstelligen bij digitale huurlijnen. Dat zijn digitale telefoonlijnen voor exclusief gebruik van één huurder die daarvan meervoudig gebruik kan maken, bijvoorbeeld voor telefonie maar ook voor data-uitwisseling).

Open Network Provision Review

Tijdens het Belgische voorzitterschap zijn de onderhandelingen afgesloten over nieuwe regels voor de telecomsector, de zogenaamde «Open Network Provision Review » of ONP-herziening. Hiermee is voldaan aan de Lissabon-doelstelling dit voor het einde van 2001 te doen. De enige uitzondering was de privacyrichtlijn, waarover besluitvorming plaatsvond tijdens het Spaanse voorzitterschap. Lidstaten moeten de nieuwe regels medio 2003 in nationale wetgeving hebben omgezet.

Post

De Raad bereikte in oktober van 2001 een akkoord over verdere liberalisering van de postsector. Het akkoord houdt een liberalisering in van de markt voor brieven inclusief direct mail. De gewichtsgrenzen van het gereserveerde domein (monopolie) voor briefpost dalen in 2003 tot 100 gram en in 2006 tot 50 gram. Als tegemoetkoming aan landen met een belangrijke toerismesector zoals Spanje, Griekenland en Italië, bevat het akkoord voorwaarden waaronder lidstaten grensoverschrijdende uitgaande post voor hun nationale posterijen mogen blijven reserveren. Er kon geen overeenstemming worden bereikt over einddatum voor volledige liberalisering van de postsector. In plaats daarvan doet de Commissie in 2006 een studie naar de situatie op de Europese postmarkt. Die studie zal de basis zijn voor nieuwe besluiten van de Raad en het Europees Parlement over verdere liberalisering. Het ontbreken van een einddatum was reden voor de regering om als enige lidstaat tegen het voorstel te stemmen.

eEuropa

Het «Actieplan eEuropa 2002» dateert uit 2000. Het is een belangrijk element in de Lissabon-strategie. Het bevat een overzicht van de communautaire werkzaamheden om de totstandkoming van de informatiemaatschappij te bevorderen. Het plan heeft geleid tot nieuwe regels voor de telecomsector (ONP-herziening, zie hierboven) en een «.eu»-internetdomein. In Nederland heeft het actieplan bijgedragen aan implementatie van het Kennisnet (een initiatief om scholen on line te brengen), aan investeringen in ICT bij de overheid en aandacht voor de veiligheid en integriteit van netwerken.

Gezien de positieve bijdrage aan de kennismaatschappij, is er een vervolgactieplan opgesteld met een looptijd tot 2005: het «Actieplan eEuropa 2005». Dit nieuwe actieplan wil zowel de vraag naar als het aanbod van nieuwe infrastructuur en gerelateerde diensten bevorderen. Aan de vraagzijde voorziet het actieplan in stimulering van e-content met nieuwe producten voor e-government, e-learning, e-health en e-business. Aan de aanbodzijde voorziet het in actie voor breedband en netwerkveiligheid. Overheden kunnen een actieve rol spelen door hun vraag naar ICT-diensten en vooral breedbanddiensten te bundelen. Zo moedigen zij investeringen in nieuwe netwerkinfrastructuur aan. Instrumenten uit het actieplan zijn best practices enbenchmarking.

TEN-telecom

De Raad en het Europees Parlement hebben tijdens het Spaanse voorzitterschap overeenstemming bereikt over herziening van het telecommunicatieprogramma uit de trans-Europese netwerken (TEN-telecom). Het herziene programma legt meer nadruk op de markt. De invoering van innovatieve diensten voor de burger zal worden gestimuleerd. Ook gaat het programma zich meer richten op de strategische prioriteiten van het actieplan voor eEuropa. TEN-telecom verwijst daarom naar breedbandtechnologie. Andere nieuwe aandachtsgebieden zijn interoperabiliteit en interconnectie van netwerken, mobiele diensten en netwerkveiligheid.

Beleid in voorbereiding

Nu de onderhandelingen over de ONP-herziening zijn afgerond, zal de aandacht van de Raad verschuiven naar uitvoering en handhaving van regels en naar de ontwikkeling van soft law (mededelingen en aanbevelingen van de Commissie). De beleidsagenda van de Raad voor de komende periode zal worden bepaald door het «Actieplan eEuropa 2005».

Implementatie van de nieuwe regels

De lidstaten zijn bezig met de omzetting van de nieuwe telecomregels in nationale wetten. De ONP-richtlijnen verwijzen naar maatregelen ter completering van het pakket. Het betreft:

– institutionele maatregelen zoals de oprichting van enkele groepen op hoog niveau en comités;

– richtsnoeren van de Commissie over definitie en beoordeling van aanmerkelijke marktmacht;

– een aanbeveling van de Commissie over marktsegmenten die nationale mededingingsautoriteiten moeten analyseren om te bepalen of er effectieve concurrentie bestaat; en

– een beschikking over de afbakening en definitie van transnationale telecommarkten.

Breedband

Het «Actieplan eEuropa 2005» geeft een prominente plaats aan breedbandinfrastructuur en breedbandtoepassingen. Vanuit een beleidsmatig oogpunt zal deze technologie steeds meer worden geïntegreerd in andere beleidsterreinen zoals de toepassing van de nieuwe ONP-regels, het frequentiebeleid, onderzoeksactiviteiten en veiligheid.

E-government

Een ander belangrijk aandachtsgebied van het «Actieplan eEuropa 2005» is e-government. Een slagvaardige en transparante overheid die volop gebruik maakt van ICT, zowel bij elektronische dienstverlening als bij realisering van nieuwe beleidsopgaven, wordt gezien als een belangrijk onderdeel van de informatiemaatschappij. Onder andere via benchmarking en een richtlijn voor minimumvoorwaarden voor beschikbaarheid van overheidsdocumenten wordt hieraan invulling gegeven.

E-commerce

Het Europese e-commerce-beleid richt zich op regels en bevordering. Het zesde kaderprogramma voor onderzoek en het TEN-budget bevatten financiële middelen voor onderzoek en andersoortige activiteiten voor e-commerce. Op regelgevend vlak zullen de richtlijnen e-commerce en elektronische handtekening worden herzien.

Veiligheid

In de informatiemaatschappij wordt veiligheid van netwerken en informatie steeds belangrijker. Dit geldt vooral voor elektronische handel en elektronische overheidsdiensten. De Raad streeft naar een geïntegreerde aanpak van netwerkveiligheid. De Commissie zal het komende jaar een aantal activiteiten hiervoor starten. Zij zal een internationaal overleg over netwerkbeveiliging voorstellen. Ook doet zij onderzoek naar elektronische en biometrische identiteitsvaststelling. De Commissie is van plan een Europese cyber security task force en een Europees waarschuwingssysteem voor computervirussen op te richten. Het gebruik van smartcards voor beveiliging van elektronische diensten en van elektronische handtekeningen zal worden gestimuleerd. De onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen hiervoor zijn als prioriteiten aangeduid in het zesde kaderprogramma voor onderzoek.

Frequentiebeleid

Doel van het EU-frequentiebeleid is eerlijke voorwaarden te scheppen voor de toegang tot het radiospectrum. De Commissie heeft een mededeling gepresenteerd over de volledige implementatie van de derde generatie mobiele communicatienetwerken. De mededeling is een voorloper van een mededeling die de Commissie volgend jaar zal uitbrengen over herziening van de UMTS-beschikking.

Gebruik van open platforms

De Europese Raad van Barcelona heeft de Commissie en de lidstaten opgeroepen het gebruik van open platforms te bevorderen. Hierdoor krijgen burgers meer keuzevrijheid bij diensten van de informatiemaatschappij. Het gaat hierbij vooral om toegang via digitale televisie en mobiele communicatie. Televisie is een belangrijk medium voor elektronische communicatiediensten vanwege het brede publiek. Digitale televisie biedt bovendien veel toepassingsmogelijkheden. De Commissie zal komen met een mededeling over de overgang van analoge naar digitale televisie.

Invoering van het nieuwe internetprotocol

Om een mogelijk adressentekort op het internet te ondervangen, wordt gewerkt aan een nieuw internetadresprotocol (de technische standaard voor internetverkeer), het zogenaamde Ipv6-protocol. Hiervoor moeten alle betrokkenen (industrie, overheid, dienstenaanbieders en onderzoeksinstellingen) samenwerken. In de komende periode zal Ipv6-infrastructuur in de bestaande netwerken worden opgenomen. Ook wordt gewerkt aan standaardisatie. Het zesde kaderprogramma voor onderzoek bevat hiervoor onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

Internetbeheer

De Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN) is de private organisatie die onder contract van de Amerikaanse overheid het technische beheer van internet coördineert. ICANN wordt de komende periode gereorganiseerd. Europa wil dat overheden nauwer betrokken worden bij ICANN, zodat de organisatie meer rekening houdt met het publieke belang van het internet.

Referenties

– Zevende verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving (COM(2001) 706): http://europa.eu.int/eur-lex/nl/com/rpt/2001/com2001_0706nl01.pdf

– «Actieplan eEuropa 2005»: http://www.europa.eu.int/informationsociety/eeurope/actionplan/indexen.htm

– e-content: http://www.cordis.lu/econtent

– TEN-telecom: http://europa.eu.int/informationsociety/programmes/tentel ecom/indexen.htm

– ONP-review: http://europa.eu.int/ISPO/infosoc/telecompolicy/review99/ Welcome.html

– Postdiensten: http://www.europa.eu.int/comm/internalmarket/en/postal/in dex.htm

– Internetbeleid (waaronder de «.eu»-domeinnaam, ICANN, veiliger internet en bestrijding computermisdaad): http://europa.eu.int/ISPO/eif/InternetPoliciesSite/Intern etPoliciesHome.html, http://europa.eu.int/ISPO/eif/InternetPoliciesSite/Intern etGovernance/Main.html en http://europa.eu.int/ISPO/eif/InternetPoliciesSite/Crime/ crime1.html

4.7.1.2 Transport

Stand van zaken

De belangrijkste onderwerpen die de Transportraad besprak tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen waren:

– het Europese satellietnavigatiesysteem Galileo;

– burgerluchtvaart;

– het witboek «Gemeenschappelijk vervoerbeleid tot 2010; tijd om te kiezen»;

– maritieme veiligheid en het mariene milieu (de «Erika-pakketten»);

– dodehoekspiegels; en

– trans-Europese netwerken (TEN's).

Galileo

Voor de totstandkoming van het Europese satellietplaatsbepalings- en navigatiesysteem Galileo is een tijdpad opgesteld met de volgende fasen: ontwerp (vanaf 2000), ontwikkeling (tot 2005), stationering (tot 2007) en inwerkingtreding (vanaf 2008). Tijdens het Belgische voorzitterschap kon geen overeenstemming worden bereikt om over te gaan naar de ontwikkelingsfase, ondanks de oproep van diverse Europese Raden tot een positieve beslissing over de voortgang van het project. Met name de onzekerheid over het plafond in de publieke financiering en de deelname van het bedrijfsleven in de beheersstructuur waren hier debet aan. De regering had tevens kritiek op de geringe invloed van bedrijfsleven en overheid in de ontwikkelingsfase. Tijdens het Spaanse voorzitterschap nam de Raad van maart 2002 uiteindelijk de definitieve beslissing om over te gaan naar de ontwikkelingsfase nadat overeenstemming was bereikt over deze essentiële zaken. Tevens is afgesproken dat na afloop van de ontwikkelingsfase zal worden bepaald of en onder welke voorwaarden zal worden overgegaan tot stationering.

Luchtvaart

Na de aanslagen in de VS vond op 14 september 2001 een extra Transportraad plaats. Besloten werd een multidisciplinaire ad-hocgroep in het leven te roepen die met verschillende internationale organisaties (ECAC, ICAO) onder andere een verordening voorbereidt over urgente veiligheidsmaatregelen in de burgerluchtvaart (een verplichtend systeem van gelijke controle, controle ruimbagage en invoering van audits). De verordening verplicht verder de lidstaten om ter uitvoering van deze maatregelen een nationaal beveiligingsplan aan te nemen en een instantie aan te wijzen voor de coördinatie en supervisie hiervan. De verordening is nog niet aangenomen; er vindt nu overleg plaats met het Europees Parlement.

De economische gevolgen van de aanslagen voor de luchtvaartsector waren enorm. Niet alleen in de VS, maar ook in Europa werd de luchtvaart geconfronteerd met een sterk afgenomen vervoersvraag en stijgende kosten. Daarnaast bieden de private verzekeringsmaatschappijen sindsdien geen afdoende dekking meer tegen molestschade (hoge premies, verminderde zekerheid door ontbindingsvoorwaarden binnen zeven dagen na een volgende ramp). In de nasleep van de aanslagen werd lidstaten toegestaan om overheidsdekking te geven tegen molestschade voor luchtvaartmaatschappijen en luchtvaartgerelateerde ondernemingen. Deze maatregel is sindsdien maandelijks verlengd. Separaat hiervan wordt de mogelijkheid onderzocht van een fonds voor dekking van molestschade van de luchtvaartsector zelf.

Tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen werd weinig voortgang geboekt in het dossier over het gemeenschappelijke Europese luchtruim (single European sky). De volgende knelpunten bleven onopgelost:

– civiel-militaire samenwerking en coördinatie;

– civiel-militair gebruik van het luchtruim;

– de rolverdeling tussen de EU en Eurocontrol;

– de bevoegdheden van de Gemeenschap binnen het EU luchtruim.

Het doel van de single European sky is vanaf 2004 het luchtruim in de hogere luchtlagen om te vormen tot één gemeenschappelijk luchtruim onder één wettelijk regiem. Dit is vanuit veiligheids-, economisch en milieuoogpunt wenselijk. De Raad van juni 2002 stelde een tijdpad voor de behandeling van dit dossier vast.

Tijdens het Belgische voorzitterschap werd een besluit genomen tot oprichting van het Europese agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA). Een besluit over de zetel van dit agentschap is nog niet genomen. Nederland houdt vast aan de kandidatuur van Hoofddorp voor EASA, waar de voorloper van de EASA, deJoint Aviation Authority, is gevestigd.

Witboek «Gemeenschappelijk Vervoerbeleid tot 2010; tijd om te kiezen»

Tijdens de informele Transportraad van september 2001 presenteerde de Commissie het witboek «Gemeenschappelijk Vervoerbeleid tot 2010». Doel van het witboek is congestie en milieuvervuiling te verminderen door verschuiving van wegvervoer naar andere vervoersvormen (modal shift) en loskoppeling van de transportgroei van de economische groei. Het witboek bevat ongeveer 60 voorstellen voor een duurzaam, vervoersbeleid, waaronder:

– het tweede spoorpakket met voorstellen voor regelgeving voor goederen- en personenverkeer zoals harmonisatie van de spoorwegveiligheid, interoperabiliteit voor het hele spoorwegnet, oprichting van een agentschap voor de spoorwegveiligheid, uitbreiding van de toegangsrechten tot binnenlands goederenvervoer (cabotage) en toetreding van de gemeenschap tot de Conventie voor Internationaal Spoorvervoer (COTIF);

– modernisering van het openbaar vervoer;

– stimulering van schoon stedelijk vervoer; en

– prijsbeleid, waaronder regels voor prijzen voor infrastructuurgebruik.

De regering steunt de probleemanalyse in het witboek, maar is kritisch over de modal shif'-doelstelling aangezien deze onvoldoende is voor het realiseren van een duurzaam vervoerbeleid.

Door de urgente werkzaamheden bij de burgerluchtvaart na de aanslagen in de VS, vond tijdens het Belgische voorzitterschap geen inhoudelijke discussie meer plaats. De Raad van juni 2002 heeft de discussie over het witboek afgerond met conclusies van het Spaanse voorzitterschap.

Maritieme veiligheid en het mariene milieu

Het Belgische en het Spaanse voorzitterschap hebben goede voortgang geboekt met de Erika-pakketten: de maatregelen na het ongeluk met de Maltese tanker Erika in 1999. De verordening voor de versnelde uitfasering van enkelwandige tankers en de richtlijnen voor havenstaatcontrole en klassebureaus (toezicht op inspectiebureaus) zijn aangenomen. Ook de richtlijnen voor verplichte volg- en informatiesystemen op schepen en de oprichting van een Europees agentschap voor de maritieme veiligheid (EMSA) zijn een feit. Er loopt een internationaal overleg over extra compensatie van de schade van olieverontreiniging bovenop het bestaande olieschadefonds (IOPCF).

Dodehoekspiegels

De Commissie en andere lidstaten delen het belang dat Nederland hecht aan verplichte dodehoekspiegels op vrachtwagens. De Raad behandelt inmiddels het voorstel voor dodehoekspiegels op nieuwe vrachtwagens. De Commissie heeft toegezegd in het najaar van 2002 ook een voorstel te presenteren voor de toepassing van dodehoekspiegels op bestaande voertuigen. In afwachting van Europese regels kunnen lidstaten dodehoekspiegels alvast nationaal verplicht stellen.

Trans-Europese netwerken

Het belang van deze netwerken is gelegen in de bijdrage ervan aan de werking van de interne markt en versterking van de economische en sociale samenhang. Tijdens het Spaanse voorzitterschap werd geen overeenstemming bereikt over de herziening van de richtsnoeren voor de selectie van projecten, noch over uitbreiding van de lijst met prioritaire projecten. De Betuwelijn en de hogesnelheidslijn staan onder andere op deze lijst. Ook is er nog geen overeenstemming over wijziging van de verordening voor de subsidieverlening aan TEN-projecten voor transport en energie. De regering kon zich niet vinden in de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, die leiden tot ophoging van het budget en van het communautaire financieringspercentage.

Beleid in voorbereiding

Het Deense voorzitterschap zal prioriteit geven aan de single European sky en het tweede spoorpakket.

Op luchtvaartgebied zal de totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees luchtruim nader worden uitgewerkt. Aangezien het gemeenschappelijke luchtruim in 2004 dient te worden gerealiseerd (conform het besluit van de Europese Raad van Lissabon), is het aan het Deense en Griekse voorzitterschap om de knelpunten snel op te lossen.

Het Deense voorzitterschap beoogt verdere uitwerking van het tweede spoorpakket, dat zowel goederen- als personenvervoer omvat. Dit is deels een aanpassing en verscherping van het eerste spoorwegpakket, dat in maart 2001 in werking is getreden. De regering is hiervan voorstander. Er zijn evenwel ook lidstaten die menen dat het tweede pakket te snel op het eerste volgt en die geen heil zien in verdere liberalisering van de sector.

Het Deense voorzitterschap zal verder de verkeersveiligheid proberen te vergroten door voortgang te boeken met de voorstellen voor wegcontroles (digitale tachograaf) en de dodehoekspiegel (waarom de regering tijdens de Raad van maart 2002 had verzocht), de richtlijn voor snelheidsbegrenzers, en de verordening over de rusten rijtijden van chauffeurs. Voorts staat de herziening van de TEN-richtsnoeren en prioriteitenlijst geagendeerd, evenals een eerste bespreking van nieuwe voorstellen voor prijsbeleid. Ook op het terrein van luchtvaart en zeevervoer tenslotte zullen veiligheids- en milieumaatregelen de aandacht van de Raad blijven vragen.

Het Griekse voorzitterschap zal naar verwachting als speerpunten aandragen:

– short sea shipping en safety and security in shipping;

– havenontwikkeling;

– de TEN's;

– de Single European sky;

– de voortzetting van Galileo en het spoorpakket.

Het is op dit moment niet duidelijk wanneer de Raad zich opnieuw over Galileo zal buigen. Galileo bevindt zich in 2003 in de ontwikkelingsfase. De regering zal blijven inzetten op een zo hoog mogelijke private bijdrage. Zij stelt kostenbeheersing centraal en zal zich daarbij aansluiten bij gelijkgezinde lidstaten. Nederland staat achter het bereikte compromis dat er geen directe participatie van het bedrijfsleven in de joint undertaking zal plaatsvinden voordat de tenderfase is afgerond, omdat dit anders belangenverstrengeling bij private partijen in de hand werkt. Tenslotte zal de regering blijven benadrukken dat Galileo een civiel programma onder civiele controle is.

Referenties

– Beleidsrapportage Galileo «Een Europees systeem voor satellietnavigatie en plaatsbepaling», september 2002

– Witboek «Gemeenschappelijk vervoerbeleid tot 2010: tijd voor keuzes» (COM(2001) 370)

– Mededeling over een gemeenschappelijk Europees luchtruim (COM(2001) 123)

– Mededeling over een gemeenschappelijk beleid voor veilige zeeën (COM(2000) 603, COM(2000) 325, COM(2000) 326 en COM (2000)327): http://www.ue.eu.int/newsroom/newmain

– http://www.radionavigatie.nl/galeuropesecom missie.html

4.7.2 Energieraad

Stand van zaken

De liberalisering van de energiemarkt blijft het belangrijkste onderwerp op de agenda van de Energieraad. Het Spaanse voorzitterschap heeft de voorstellen van de Commissie tot aanpassing van de bestaande elektriciteits- en gasrichtlijn goed op de Europese agenda gezet. Tijdens de Raad van Barcelona in maart 2002 was de liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt een van de belangrijke discussiepunten. De Europese Raad heeft hierover conclusies op hoofdlijnen aangenomen. Hij heeft de Raad opgeroepen eind 2002 overeenstemming te bereiken over zowel de liberaliseringrichtlijnen als de richtlijn voor energiebelasting. Omdat marktopening voor Frankrijk moeilijk ligt, heeft de Europese Raad huishoudens uitgezonderd van de afspraak dat vanaf 2004 alle verbruikers vrije afnemers zullen worden. Dit zal moeten leiden tot minstens 60 procent marktopening. Dit is een verdubbeling tegenover de bestaande richtlijnen die voorzien in een marktopening per 2003 van 35 procent voor elektriciteit en 28 procent voor gas. De voorjaarsvergadering van de Europese Raad in 2003 zal besluiten over de verdere vrijmaking van de markt.

Naast de voorstellen tot aanpassing van de elektriciteits- en gasrichtlijn bevat het pakket liberaliseringsvoorstellen van de Commissie een voorstel voor een verordening voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit. Deze verordening beoogt de grensoverschrijdende elektriciteitshandel beter te laten functioneren in een geliberaliseerde markt. Zij is een eerste opzet voor een systeem voor kostentoerekening van grensoverschrijdend elektriciteitstransport en bevat principes hoe er met capaciteitstekorten moet worden omgegaan. Er vindt een overleg plaats tussen overheden, regelgevers, netwerkbeheerders (het Florence-proces). De resultaten daarvan zullen worden vertaald in de verordening.

De Raad heeft overeenstemming bereikt over een compromisvoorstel voor staatssteun voor de kolenindustrie, na het einde van het EGKS-verdrag in juli 2002. Het voorstel beoogt een geleidelijke vermindering van de steun gerekend vanaf het niveau in 2001.

Eind december 2001 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht over Europese energie-infrastructuur. Zij heeft daaraan een voorstel gekoppeld voor een verordening met nieuwe richtsnoeren voor trans-Europese netwerken (TEN's). In de mededeling stelt de Commissie dat adequate infrastructuur en een niet-discriminerende toegang daartoe onontbeerlijk zijn voor een goed functionerende elektriciteits- en gasmarkt en voorzieningszekerheid. Dat geldt vooral voor netwerken met grote invloed op het concurrentievermogen van de interne energiemarkt of die de continuïteit van de energievoorziening versterken. Een uitwerking in projecten moet nog plaatsvinden. Voor Nederland zijn de elektriciteitsverbinding tussen Frankrijk, België, Nederland en Duitsland en de gasverbinding tussen het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland en Rusland van belang.

Er is een voorstel ter bevordering van biobrandstoffen in de vervoerssector. Het voorstel bestaat uit twee delen:

– een ontwerprichtlijn voor stimulering van het gebruik van biobrandstoffen; en

– aanpassing van de richtlijn over de mogelijkheid een verlaagd accijns toe te passen op biobrandstoffen.

Beide voorstellen zijn aan elkaar gekoppeld.

De Commissie heeft de reacties op het groenboek over energievoorzieningszekerheid geanalyseerd. Zij constateert dat er overeenstemming is over de noodzaak de energievraag te verkleinen. Verschillen van inzicht zijn er over het beheer van olie- en gasvoorraden. De Commissie beraadt zich of nieuwe voorstellen gewenst zijn. De Commissie onderschrijft het belang van de dialoog met energieproducenten waaronder Rusland. Zij concludeert verder dat nucleaire energie een onlosmakelijk deel is van de discussie. Daarbij is een oplossing voor nucleair afval essentieel. De Commissie bestudeert de mogelijkheid van gemeenschappelijke standaarden en praktijken voor nucleaire veiligheid.

Beleid in voorbereiding

De komende periode blijft liberalisering van de energiemarkt speciale aandacht houden. De Raad moet eind 2002 overeenstemming bereiken over een aangepaste elektriciteits- en gasrichtlijn en over de richtlijn voor energiebelastingen. Ook de energiemarkt voor de huishoudens moet nog worden geliberaliseerd. Een meerderheid in de Raad, waaronder Nederland, staat op de vastleggen van een einddatum die niet te ver weg is. Verder is de openbare dienstverplichting een belangrijk element in de discussies: moeten afgelegen gebieden en kwetsbare groepen extra worden beschermd? De zuidelijke lidstaten willen sterke consumentenbescherming in de richtlijnen opnemen. De regering heeft als uitgangspunt dat een vrije markt extra consumentenbescherming vergt, maar dat lidstaten deze zo veel mogelijk nationaal moeten kunnen invullen. Zij pleit ervoor slechts een deel van de openbare dienstverplichting te harmoniseren en het andere deel optioneel te maken. De regering heeft goede hoop dat de lidstaten elkaar op die manier kunnen vinden.

De regering streeft naar het verplichten van stroometikettering zodat consumenten vast kunnen stellen hoe stroom is geproduceerd. Dit vergroot de transparantie en bevordert de keuzevrijheid voor consumenten. Door de actieve Nederlandse opstelling zijn er inmiddels enkele voorzichtige medestanders. De regering zal het onderzoek naar de technisch-economische mogelijkheden van stroometikettering deze zomer inbrengen in de Europese discussie. Ook heeft zij het voornemen om in het najaar van 2002 een internationale studiedag te organiseren.

In haar voorstellen voor de toegang tot netwerken heeft de Commissie ook gasopslag en andere flexibele instrumenten (lees: capaciteitsdiensten) opgenomen. Nederland heeft van begin af aan hierbij voorbehouden gemaakt. Nederland wil niet dat flexibiliteit van producerende gasvelden zoals het Groningen-veld onder de definitie van «andere flexibele instrumenten» komt te vallen. Ook de flexibiliteit van het kleineveldenbeleid moet van de werking van de richtlijn worden uitgesloten.

De Raad zal het programma «Intelligente energie voor Europa» aan de orde stellen. Het betreft een voortzetting van het huidige energiekaderprogramma. Het programma beoogt beleidsonderbouwende studies over energiebesparing, duurzame energie, transport en samenwerking met ontwikkelingslanden.

Naast het groenboek over energievoorzieningszekerheid zijn er diverse andere richtlijnen die effect hebben op de energievoorziening. Deze richtlijnen worden soms in andere raadsformaties behandeld. Het betreft:

– het richtlijnvoorstel over emissiehandel (Milieuraad),

– de richtlijn voor energiebelasting (Ecofinraad),

– de richtlijnen voor liberalisering van de energiemarkt, inclusief stroometikettering binnen de elektriciteitsrichtlijn (Energieraad)

– de richtlijn over duurzame energie (Energieraad), en

– het richtlijnvoorstel over biobrandstoffen (Energieraad).

Een goede afstemming tussen deze richtlijnen is een punt van aandacht. De Commissie moet hierbij een coördinerende rol spelen. Vooral de afstemming tussen de richtlijnen voor energiebelasting en emissiehandel is opportuun.

Referenties

– Nederlandse elektriciteitswet (Stb 98–427)

– Nederlandse gaswet (Stb 2000–305)

– Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van de richtlijnen voor elektriciteit (96/92/EG) en gas (98/30/EG) (COM(2001) 125)

– Voorstel voor een richtlijn voor energiebelastingen

– Groenboek «Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening» (COM(2000) 769)

– Beschikking 1254/96/EG tot opstellen van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken

– Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: programma «Intelligente energie voor Europa» (2003–2006) (COM(2002) 162)

4.8 Raad voor Landbouw en Visserij

De nieuwe Raad voor Landbouw en Visserij is een samenvoeging van de Landbouwraad en de Visserijraad. De beschrijving hieronder volgt deze oude indeling.

Vergaderdata 
  
15 en 16 juli 2002:Raad in Brussel
7, 8, 9 en 10 september 2002:informele bijeenkomst van ministers van Landbouw in Nyborg
23 en 24 september 2002:Raad in Brussel
14, 15 en 16 oktober 2002:Raad in Luxemburg
27, 28 en 29 november 2002:Raad in Brussel
16, 17, 18 en 19 december 2002:Raad in Brussel
9 januari 2003:Raad in Brussel (eventueel)
20 en 21 januari 2002:Raad in Brussel
10 en 11 februari 2003:Raad in Brussel (eventueel)
24 en 25 februari 2003:Raad in Brussel
17 en 18 maart 2003:Raad in Brussel
31 maart 2003:Raad in Brussel (eventueel)
14 en 15 april 2003:Raad in Luxemburg
12 en 13 mei 2003:informele Raad (Landbouw) op Korfoe
26 en 27 mei 2003:Raad in Brussel
11 en 12 juni 2003:Raad in Luxemburg

4.8.1 Landbouwraad

Stand van Zaken

Evenals in de voorgaande periode domineerde voedselveiligheid de agenda van de Landbouwraad tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen. De oprichting van een Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EVVA) en aanname van een Europese voedselwet werd in de eerste Landbouwraad onder het Spaanse voorzitterschap een feit. De Raad sloot hiermee de eerste fase af van het Europese traject ter verbetering van de voedselveiligheid, ingezet in januari 2000 met het witboek over voedselveiligheid van de Commissie.

Een belangrijk onderwerp voor de voedselveiligheid is BSE of gekkekoeienziekte. De Raad heeft zich hiermee intensief beziggehouden sinds het oplaaien van de BSE-crisis eind 2000. Alle lidstaten passen nu communautaire maatregelen toe zoals verplichte BSE-testen, de verwijdering en vernietiging van specifiek risicomateriaal als de wervelkolom en het verbod op het gebruik van diermeel. Er bestaat onduidelijkheid over de mogelijkheid of schapen en geiten BSE kunnen oplopen. Een Brits onderzoek naar dit onderwerp bevatte zo veel onregelmatigheden dat het onbruikbaar was. In Nederland concentreert het onderzoek zich op resistentie van schapen en geiten tegen BSE. De regering heeft in de Raad aandacht gevraagd voor de nationale steunmaatregelen en de uiteenlopende verrekeningsmethoden van de BSE-testkosten in de lidstaten. De vergoedingen voor testkosten zouden Europees geharmoniseerd moeten worden om concurrentieverstoring tegen te gaan. De regering meent dat geen nationale vergoedingen voor testkosten moeten worden gegeven aangezien dit een eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven is. De scherpere controles en andere maatregelen tegen BSE lijken het vertrouwen te herstellen van de consument in de veiligheid van rundvlees.

De Raad heeft zich verder gebogen over zoönose: infectieziekten die van een dier op de mens kunnen overgaan. Uit een rapport van de Commissie bleek dat zoönose regelmatig voorkomt: vooral besmettingen van salmonella en campylobacter maken nog steeds slachtoffers. De Commissie heeft daarom een pakket maatregelen voorgesteld dat moet zorgen voor een salmonellavrije voedselketen in 2009. De regering had graag een eerdere datum gezien waarbij ook campylobacter is inbegrepen en zal daarom verdergaande maatregelen treffen om salmonella en campylobacter uit te bannen.

Eind december 2001 vond mede op Nederlands initiatief een conferentie over mond- en klauwzeer plaats. Zij ging niet alleen in op de veterinaire aspecten van uitbraken van mond- en klauwzeer, maar ook op de sociaal-maatschappelijke gevolgen. De regering zal het non-vaccinatiebeleid verder ter discussie stellen. Vanwege handelsproblemen die opheffing van het non-vaccinatiebeleid met zich meebrengt, moet deze problematiek in de OIE (Office International des Epizooties) besproken worden. Hoewel de algehele invoering van een preventieve vaccinatiestrategie onvoldoende steun vindt bij andere lidstaten, konden Nederlandse plannen voor noodvaccinatie, die niet leidt tot het doden van gezonde dieren, op grote steun rekenen. Commissaris Byrne zal naar verwachting tijdens het Deense voorzitterschap voorstellen presenteren om de kans op uitbraken van mond- en klauwzeer te verkleinen. Dit betreft bijvoorbeeld verbetering van de inspectie aan de grens en strengere eisen bij transport van dieren. Andere maatregelen hebben betrekking op een betere bestrijding van een ziekte-uitbraak. Het gaat dan onder andere om betere volgsystemen van dierbewegingen en verbeterde bestrijdingsplannen.

De Commissie presenteerde in het najaar van 2001 een voortgangsverslag over de uitvoering van de richtlijn voor gewasbeschermingsmiddelen. Nederland betreurt de vertraging bij de harmonisatie van de toelating van werkzame stoffen, die nu uiterlijk in 2008 bereikt moet worden. De beperkte onderzoekscapaciteit van de Commissie om te bepalen of honderden verschillende middelen kunnen worden toegelaten is de voornaamste reden voor de vertraging.

De Raad nam voorts een aantal besluiten over de marktordeningen. Hij keurde een driejarige verlenging goed van de quotaregeling voor aardappelzetmeel. Het ondersteuningsprogramma voor de dopvruchtensector (noten en dergelijke) werd met een jaar verlengd. Ondanks grote meningsverschillen tussen verschillende lidstaten en de Commissie keurde de Raad herzieningen goed van de marktordeningen voor schapen en geiten en voor tabak. De regering meent dat verdergaande aanpassing van deze marktordeningen wenselijk was geweest. Zo was zij voorstander van een verdere afbouw van financiële ondersteuning van tabaksproductie en streefde zij naar een verdere hervorming van de marktordening van schapen en geiten. Wel heeft Nederlandse aandrang bij deze laatste marktordening ertoe geleid dat de Commissie heeft toegezegd voorstellen te doen ter verbetering van de identificatie- en registratieregeling. Een goede identificatieen registratieregeling is van groot belang bij de bestrijding van besmettelijke dierziekten. De regering heeft bovendien aangedrongen op bijstelling van deze marktordeningen tijdens de mid term review van het gemeenschappelijke landbouwbeleid,.

Beleid in voorbereiding

Zie hiervoor hoofdstuk 2.3 «Landbouw en visserij».

Referenties

– Commissievoorstel voor een mid term review van het gemeenschappelijke landbouwbeleid

– Kabinetsstandpunt over het interdepartementale beleidsonderzoek over cross-compliance, brief van de minister van LNV aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 juni 2002, (Kamerstukken 2001–2002, nr. 28 438)

4.8.2 Visserijraad

Stand van zaken

Met enige vertraging zijn uiteindelijk nog tijdens het Spaanse voorzitterschap de Commissievoorstellen voor de hervorming van het gemeenschappelijke visserijbeleid (GVB) gepresenteerd. De voorstellen zijn grotendeels in lijn met het groenboek over de herziening van het GVB en houden een fundamentele beleidswijziging in (zie verder onder beleid in voorbereiding).

De drie Raden die in het afgelopen jaar zijn gehouden (twee tijdens het Belgische voorzitterschap en één tijdens het Spaanse voorzitterschap) stonden vrijwel geheel in het teken van de alarmerende toestand waarin meerdere visbestanden zich bevinden. Vooral kabeljauw en heek worden in hun voortbestaan bedreigd. In de loop van 2001 is om deze reden gedurende een tiental weken een deel van de Noordzee geheel afgesloten voor visserij. Hierdoor werd de Nederlandse platvisvloot, die kabeljauw voornamelijk als bijvangst vangt, zwaar getroffen. In aansluiting op de noodmaatregelen is met Noorwegen afgesproken om in het stelsel van technische maatregelen de maaswijdten te vergroten. Inmiddels heeft de Commissie een herstelplan voor kabeljauw en heek gepresenteerd en heeft de Raad een eerste oriënterend debat over de Commissievoorstellen gevoerd. De Commissie stelt voor een meerjarig regime in te stellen voor toegestane vangsthoeveelheden, gecombineerd met regulering van de visserijinspanning. De regering kan zich in grote lijnen vinden in de door de Commissie gekozen lijn, maar zal wijzen op het belang dat de verschillende visserijtakken op proportionele wijze bijdragen in het herstel van de kabeljauw- en heekbestanden.

De Raad heeft in juni 2002 een politiek akkoord bereikt over het beheer van diepzeevisbestanden en het verkrijgen van betere wetenschappelijke informatie over deze soorten. Voor de diepzeevis, die vanwege de trage aanwas bijzonder kwetsbaar is voor overbevissing, waren tot nu toe geen TAC's (total allowable catches) en quota vastgesteld. De voorstellen worden nog voor advies aan het Europees Parlement voorgelegd.

De Raad besloot in december 2001 het vierde meerjarige oriëntatieprogramma (MOP IV) met één jaar te verlengen. De regering heeft daarbij gezegd bezwaren te hebben tegen de daarmee gepaard gaande doortrekking van de reductiepercentages van de Nederlandse vloot en heeft gepleit voor meer nadruk op het reguleren van de visserijinspanning. De voorstellen binnen de hervorming van het GVB komen voor een groot deel aan de Nederlandse wensen tegemoet (zie ook onder «Beleid in voorbereiding»).

De traditionele discussie over TAC's en quota in december 2001 vond plaats in het licht van de alarmerende situatie van enkele visbestanden. De meeste TAC's voor 2002 werden om deze reden vastgesteld op een lager niveau dan in 2001. Nederland is van mening dat op deze wijze een goed evenwicht is gevonden tussen het belang van een biologisch verantwoorde vangsthoeveelheid en de economische effecten die verbonden zijn aan een daling van de TAC. Overigens was niet voor alle soorten een lagere TAC noodzakelijk: voor makreel en wijting werd een hogere TAC vastgesteld dan in 2001. Voor Noordzeeharing bleef de TAC gelijk, maar een groter deel van deze soort mag in het Kanaal worden gevangen. Voor Nederland is dit van belang vanwege andere kwaliteiten van de Kanaalharing die hem commercieel interessant maakt.

In de NEAFC (North-East Atlantic Fisheries Commission) is het in 2001 niet mogelijk gebleken een akkoord te bereiken over het gezamenlijke beheer (met Noorwegen) van blauwewijtingbestanden. Op deze manier loopt het duurzame beheer van deze voor Nederland belangrijke vissoort gevaar. De regering zal dan ook blijven aandringen op het maken van internationale afspraken over de blauwe wijting.

Het protocol inzake de visserijovereenkomst met Mauretanië is vernieuwd. Niettegenstaande het grote belang van deze overeenkomst voor de Nederlandse vissers, heeft de regering gezegd bezwaren te hebben tegen de wijze waarop zij tot stand is gekomen. Ten eerste was de verhoging van het budget voor het protocol aanzienlijk. Ten tweede meende de regering dat de uitbreiding van de visserijrechten op koppotigen (inktvis en dergelijke) niet op basis van een adequate wetenschappelijke analyse heeft plaatsgevonden. Ook is onvoldoende aandacht besteed aan de belangen van de lokale Mauretaanse visserijvloot. De regering heeft om deze reden de Commissie opgeroepen meer aandacht te besteden aan de coherentie tussen het externe visserijbeleid en het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Nederland streeft ernaar om in de context van de discussie over de hervorming van het GVB een algemeen debat te voeren over de vraag hoe in de toekomst moet worden omgegaan met de externe visserijakkoorden waarbij de belangen van ontwikkelingslanden een belangrijke rol spelen.

Vanwege de mislukking van de onderhandelingen over de visserijovereenkomst met Marokko is een Commissievoorstel aangenomen over herstructurering van de Spaanse en Portugese visserijvloot, die voor een belangrijk deel afhankelijk waren van deze overeenkomst. De herstructurering, waarvoor een bedrag van in totaal 197 miljoen euro is uitgetrokken, richt zich vooral op steunmaatregelen voor de sloop van vaartuigen en sociaal-economische ondersteuningsmaatregelen. Ter financiering van dit programma werd in 2002 bij uitzondering een beroep gedaan op het flexibiliteitsinstrument voor 170 miljoen euro; de overige 27 miljoen euro zullen worden opgenomen in de begroting voor 2003. Voor het flexibiliteitsinstrument is gekozen omdat het niet mogelijk is om geld over te hevelen van categorie IV (extern beleid te weten de vrijgekomen middelen door de mislukking van het Marokko-akkoord) naar categorie II (structuurbeleid).

Beleid in voorbereiding

De Commissievoorstellen voor hervorming van het gemeenschappelijke visserijbeleid zullen de discussie in de Raad het komende jaar domineren. De hervormingsvoorstellen worden in 2002 in drie etappes gepresenteerd. Het eerste pakket, waarover de Raad in juni een eerste oriënterend debat voerde, betreft verordeningen voor de bescherming en duurzame exploitatie van visserijbestanden. Verder bevatte het eerste pakket een aanpassing van de verordening over structurele financiële ondersteuning in de visserijsector, een gemeenschappelijk actieplan om milieueisen te integreren in het GVB en een plan van aanpak om illegale visserij tegen te gaan.

In de tweede helft van 2002 zullen voorstellen volgen voor sociaal-economische maatregelen ter ondersteuning van herstructurering, een actieplan ter verbetering van wetenschappelijke advisering, een actieplan tegen discards (het overboord zetten van ongewenste bijvangst), een actieplan voor visserijmanagement in mediterrane landen en maatregelen ter verbetering van controle en handhaving. De Commissie presenteerde al in 2001 een verslag over het toezicht op de uitvoering van het GVB. De regering zal binnen de discussie over de hervorming van het GVB om bijzondere aandacht voor dit onderwerp vragen.

De regering steunt de hoofdrichting van de hervormingsvoorstellen: een groter accent op duurzaamheid van de visserij, de ecosysteembenadering, de toepassing van het voorzorgsbeginsel en de meerjarenbenadering. Dit geldt ook voor een meer marktgerichte benadering in het beleid en de handhaving van de relatieve stabiliteit (verdeling van de quota op historische basis).

Bij de hervorming van het GVB wenst de regering niet alleen te kijken naar het interne visserijbeleid binnen de EU-wateren, maar ook daarbuiten. Zij streeft naar verantwoorde visserijafspraken met landen buiten de EU, die veelal ontwikkelingslanden zijn. Dergelijke overeenkomsten moeten een duurzame visstand waarborgen en mogen geen negatieve effecten op de lokale visserijsector hebben. Coherentie met het beleid voor ontwikkelingssamenwerking is daarbij het uitgangspunt.

De regering zal zich in de discussie over de hervorming van het GVB baseren op de volgende uitgangspunten, zoals ook uiteengezet in een memorandum aan de Tweede Kamer1 naar aanleiding van het groenboek over de herziening van het GVB. Dit memorandum is eveneens toegezonden aan de Commissie en de lidstaten.

– Nederland staat voor een duurzame exploitatie van aquatische ecosystemen. In deze optiek liggen enerzijds de continuïteit van de visserij als economische activiteit op basis van een duurzame exploitatie van de visbestanden en anderzijds de bescherming van het ecosysteem in elkaars verlengde en behoren deze in beginsel niet tegenstrijdig te zijn.

– Nederland hecht aan de verdere toepassing en ontwikkeling van de voorzorgsbenadering in het GVB.

– Nederland wenst het communautaire karakter van het visserijbeleid te handhaven en is tegen oplossingen die renationalisatie met zich brengen.

– Voor Nederland blijft wetenschappelijk onderzoek de basis vormen voor het visserijbeleid.

– De visserij moet evenals andere bedrijfstakken – ook in Europees verband – in de eerste plaats als een economische activiteit worden beschouwd. Vanuit dat oogpunt acht Nederland een grotere marktwerking in het GVB noodzakelijk. Het visserijbeleid moet evenwel niet alleen op de sociaal-economische gevolgen worden beoordeeld maar zal ook rekening moeten houden met de gevolgen voor het aquatische ecosysteem.

– Nederland beoordeelt mogelijke wijzigingen in het toekomstige GVB in het licht van consistentie van het instrumentarium, draagvlak, globaal karakter van de regelgeving, controleerbaarheid en handhaafbaarheid.

– Nederland is van mening dat financiële steun op termijn zowel nationaal als communautair afgebouwd moet worden.

Referenties

– Brief aan de Kamer over het groenboek GVB (Kamerstuk 21 501–17, nr. 114)

– Commissievoorstellen voor de hervorming van het GVB

4.9 Raad voor het Milieu

De Europese Raad van Sevilla heeft deze Raadsformatie in de oude vorm gehandhaafd.

Vergaderdata 
  
19, 20 en 21 juli 2002:informele bijeenkomst van ministers van Milieu in Sønderborg
17 oktober 2002:Raad in Luxemburg
9 en 10 december 2002:Raad in Brussel
4 maart 2003:Raad in Brussel
5 mei 20 003:informele bijeenkomst van ministers van Milieu in Athene
27 mei 2003:Raad in Brussel

Stand van zaken

Tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen werd het zesde milieuactieprogramma afgerond. In dit programma wordt het kader voor het EU-milieubeleid voor de komende vijf tot tien jaar vastgesteld. Het is een strategisch document dat nog in actieplannen zal worden uitgewerkt. Er zijn vier prioriteitsgebieden geïdentificeerd:

– klimaatverandering;

– natuur en biodiversiteit;

– milieu en gezondheid;

– duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en afvalbeheer.

Twee andere belangrijke dossiers die werden afgerond betreffen de richtlijn over ozon in de lucht en de kaderrichtlijn over de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai. De dossiers over elektrische apparaten en toegang tot milieu-informatie zijn nog in behandeling.

Tijdens het Belgische voorzitterschap zijn gemeenschappelijke standpunten bereikt over:

– de richtlijn over pleziervaartuigen;

– de richtlijn over niet voor de weg bestemde mobiele machines;

– de richtlijn over publieke inspraak bij de opstelling van plannen en programma's;

– de richtlijn over kwaliteit van brandstoffen;

– het communautair actieprogramma ter ondersteuning van NGO's

– de aanbeveling voor een geïntegreerd kustbeheer.

Het aantal dossiers dat de Raad tijdens het Spaanse voorzitterschap kon afronden, is beperkt aangezien de eerste lezing van het Europees Parlement op zich liet wachten. Wel is een richtlijnvoorstel over milieuaansprakelijkheid in behandeling genomen. Deze richtlijn stelt een beperkt aansprakelijkheidssysteem voor, dat gericht is op voorkoming en herstel van ernstige schade aan het milieu door risicovolle beroepsmatige activiteiten. De richtlijn is van toepassing op water, biodiversiteit in natuurgebieden en bodem en omvat in principe ook de schade die door genetisch gemodificeerde organismen kan worden aangericht. Mede vanwege de toetreding van nieuwe lidstaten is de regering van oordeel dat harmonisatie van milieuaansprakelijkheid wenselijk is. De inzet van de regering is er op gericht om de richtlijn zoveel mogelijk te laten aansluiten bij het beginsel van «de vervuiler betaalt».

Tijdens het Spaanse voorzitterschap zijn de onderhandelingen begonnen over het voorstel tot wijziging van de richtlijn over verpakkingen en verpakkingsafval. Het voorstel beoogt de percentages voor terugwinning en materiaalhergebruik zoals opgenomen in de verpakkingsrichtlijn te verhogen, wat de regering verwelkomt. Ook is in behandeling genomen een herziening van de Seveso II-richtlijn over de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Deze herziening gebeurt naar aanleiding van de milieuramp in de Baia Mare (Roemenië), de vuurwerkramp in Enschede en de ontploffing van de meststoffenfabriek in Toulouse (Frankrijk). De wijziging betreft een verhoging van de normen voor externe veiligheid, wat aansluit bij het Nederlandse beleid.

Ook vond overleg plaats tussen de lidstaten over een thematische strategie voor bodembescherming. Dit is een uitvloeisel van één van de actiepunten uit het zesde milieuactieprogramma. Een Europese bodemstrategie moet degradatieprocessen tegengaan en bijdragen aan beter beleid voor waterbeheer, biodiversiteit, klimaat, landbouw en natuur.

Tenslotte heeft de EU op het terrein van biodiversiteit vier actieplannen aangenomen en zich intensief bezig gehouden met de voorbereiding en uitwerking van de zesde conferentie van partijen bij het Biodiversiteitsverdrag die in april 2002 in Den Haag werd gehouden.

Klimaatverandering

Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen blijft één van de voornaamste doelstellingen op milieugebied. Daarom is opnieuw veel aandacht besteed aan de onderhandelingen over het Kyoto-protocol bij het Klimaatverdrag. Ondanks dat de VS hadden aangekondigd het protocol onaanvaardbaar te vinden, zijn tijdens CoP6-bis in Bonn (juli 2001) toch met succes besluiten genomen die het Kyoto-protocol voor zoveel mogelijk partijen bij het verdrag ratificeerbaar maken. Het bereikte politieke akkoord is vervolgens tijdens CoP7 in Marrakech (november 2002) verder in juridische teksten uitgewerkt.

Op 31 mei hebben de EG en de lidstaten het Kyoto-protocol geratificeerd. Om aan de verplichtingen van het protocol te voldoen, wordt in de Raad onderhandeld over de richtlijn voor CO2-emissiehandel. Het voorstel beoogt het opzetten van een Europees stelsel voor de handel in emissierechten.

Terwijl de uitvoering van het protocol ter hand wordt genomen, bereidt de EU zich reeds voor op de onderhandelingen in de VN voor verdere verplichtingen in de tweede budgetperiode, beginnend in 2012. Tegelijk wordt druk op de VS uitgeoefend om, desnoods buiten het Kyoto-protocol, een vergelijkbare emissiereductie te realiseren.

Biotechnologie

Bij biotechnologie zijn tijdens de Belgische en Spaanse voorzitterschappen verschillende dossiers in behandeling genomen. Vanwege de verschillende raakvlakken van biotechnologie zijn de dossiers behalve in de Milieuraad ook in andere raadsformaties aan de orde geweest (onder andere Landbouwraad, Industrieraad). Voor de genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) is een drietal voorstellen voor verordeningen in behandeling:

– een verordening over de toelating en etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders;

– een verordening over de traceerbaarheid en etikettering van deze producten in productieketens;

– een verordening over de grensoverschrijdende verplaatsing van GGO's waarmee het bioveiligheidsprotocol (ofwel Cartagena-protocol) door de EG wordt geïmplementeerd.

De regering staat een spoedige inwerkingtreding van het Cartagena-protocol voor en heeft zelf in januari 2002 het protocol als eerste lidstaat geratificeerd. Verwacht wordt dat het protocol begin 2003 in werking zal treden.

De voortgang bij de verordeningen over de toelating en de traceerbaarheid en etikettering in productieketens van GGO-producten is beperkt. De adviezen in eerste lezing van het Europees Parlement lieten lang op zich wachten. In de EU is een de facto moratorium van kracht op de toelating van GGO's. Een blokkerende minderheid van lidstaten stelt de inwerkingtreding van nieuwe, aangescherpte regelgeving voor etikettering, traceerbaarheid en milieuaansprakelijkheid als voorwaarde voor het opheffen hiervan. Dit is een ernstige belemmering voor de toelating van nieuwe GGO's en vergroot de achterstand van de EU met de VS. De regering is voorstander van opheffing van het moratorium. Uitgangspunt bij de onderhandelingen over de verordeningen is dat zij voldoende voorwaarden moeten bieden voor een verantwoorde toelating van GGO-producten (onder andere voor milieu en veiligheid), de keuzevrijheid voor de consument moeten garanderen en geen handelsbarrières mogen opwerpen voor derde landen, waaronder ontwikkelingslanden.

Tenslotte heeft de Commissie op de Europese Raad van Barcelona de strategie voor biotechnologie gepresenteerd. Deze overkoepelende strategie maakt deel uit van de Lissabon-strategie. Zij bevat een gemeenschappelijke visie gericht op het versterken van de concurrentiepositie van de Europese biotechnologiesector, binnen maatschappelijke randvoorwaarden en met aandacht voor de positie van ontwikkelingslanden. Aan de strategie is een uitgebreid actieplan gekoppeld. De Commissie zal tijdens de voorjaarstop van 2003 rapporteren over de voortgang. De strategie sluit goeddeels aan bij de «Integrale Nota Biotechnologie». Deze nota zal voor Nederland het uitgangspunt blijven bij de verdere uitwerking van de strategie en het actieplan.

Duurzame ontwikkeling

Voorts blijft de verdere uitwerking van de Europese duurzaamheidsstrategie, die in juni 2001 tijdens de Europese Raad van Gotenburg is aangenomen, op de agenda staan. Voor wat betreft de milieucomponent van de strategie is het zesde milieuactieprogramma daarbij het uitgangspunt (zie hierboven). Op de Europese Raad van Barcelona in maart 2002 is voor het eerst ook de milieudimensie van duurzame ontwikkeling – naast de sociale en economische dimensies – in de context van een jaarlijkse voorjaarsbijeenkomst getoetst aan de hand van speciaal daarvoor ontwikkelde indicatoren. De regering blijft er sterk aan hechten dat bij afwegingen die gemaakt worden binnen duurzaamheid de milieudimensie een volwaardige plaats wordt toegekend.

De Unie heeft ook een verantwoordelijkheid voor duurzame ontwikkeling in de rest van de wereld. De zogenaamde externe dimensie van de strategie geeft hier nadere invulling aan en wordt uitgewerkt binnen de voorbereidingen van de «Wereldtop over duurzame ontwikkeling» (Johannesburg, augustus en september 2002). In de Raad krijgt daarbij vooral de relatie aandacht tussen armoedebestrijding en de milieudimensie van duurzame ontwikkeling.

Beleid in voorbereiding

De verdere behandeling van de verschillende biotechnologiedossiers staat hoog op de Deense prioriteitenlijst. Voorts worden gemeenschappelijke standpunten voor aantal belangrijke dossiers verwacht, waaronder milieuaansprakelijkheid en CO2-emissiehandel.

Op basis van een witboek uit februari 2001 werkt de Commissie aan een nieuw Europees beleid voor chemische stoffen. De regering onderschrijft de belangrijkste doelstellingen van het witboek: een hoog beschermingsniveau voor mens en milieu, een effectieve interne markt en het verbeteren van de mogelijkheden van de industrie voor innovatie en daarmee haar concurrentiepositie. De regering streeft naar een zo nauw mogelijke aansluiting bij de uitgangspunten van de nationale strategienota voor het omgaan met chemische stoffen (SOMS). Zij pleit voor een effectief systeem van bescherming met aanvaardbare kosten, hetgeen kan worden bereikt door meer verantwoordelijkheid bij de industrie te leggen.

De Commissie werkt momenteel aan een witboek over geïntegreerd productenbeleid. Het doel van geïntegreerd productenbeleid is de bevordering van een markt voor groenere producten. De regering vindt het van groot belang dat het witboek een relatie tussen het producten- en stoffenbeleid van de EU legt, omdat beide beleidsterreinen nauw met elkaar zijn verweven. Ook hecht de regering aan een grotere verantwoordelijkheid voor de producenten dan in het groenboek (juni 2001) het geval was.

4.10 Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

De nieuwe Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur is een samenvoeging van de Onderwijs- en Jeugdraad en de Cultuur- en Audiovisuele Raad. De beschrijving hieronder volgt deze oude indeling.

Vergaderdata 
  
11 en 12 november 2002:Raad in Brussel
20 februari 2003:Raad in Brussel (eventueel)
5 maart 2003:informele bijeenkomst van ministers van Onderwijs in Ioannina
5 en 6 mei 2003:Raad in Brussel
24 mei 2003:informele bijeenkomst van ministers van Cultuur in Thessaloniki

4.10.1 Onderwijs- en Jeugdraad

4.10.1.1 Onderwijs

Stand van zaken

Werkprogramma

De Raad van februari 2002 nam een gedetailleerd werkprogramma aan over de follow-up van het «Doelstellingenrapport voor onderwijs en beroepsopleiding». In het werkprogramma staan dertien doelstellingen op het terrein van kwaliteit, toegankelijkheid van de onderwijssystemen en internationale samenwerking. Het programma voorziet een open coördinatiemethode met behulp van indicatoren en benchmarks.

Naar aanleiding van een oproep van Raad en Commissie sprak de Europese Raad in Barcelona zich binnen de Lissabon-strategie uit voor de vorming van een Europese onderwijs-, onderzoeks- en innovatieruimte voor eind 2010.

Leven lang leren

Op basis van de Commissiemededeling «Een Europese ruimte voor een leven lang leren» (november 2001) publiceerde de Raad een actieplan en een resolutie over een leven lang leren. De resolutie heeft zowel betrekking op formeel als niet-formeel leren en betrekt vooral de jeugd bij het formuleren van een strategie. De resolutie erkent dat iedereen, ongeacht leeftijd, toegang moet hebben tot een leven lang leren. De nadruk ligt op transparantie van onderwijssystemen en erkenning van vaardigheden.

Actieplan vaardigheden en mobiliteit

De Europese Raad van Barcelona sprak over het «Actieplan vaardigheden en mobiliteit» van de Commissie. Het gros van de aanbevelingen in dit rapport ligt op het terrein van onderwijs. Vooral moeten vaardigheden voor wiskunde, wetenschap en technologie worden ontwikkeld en dient een keuze voor een loopbaan in wetenschappelijke, technische en ICT-functies door de overheid te worden gestimuleerd. Voorts is een verbetering van wederzijdse erkenning van diploma's en vaardigheden en het vroegtijdig leren van vreemde talen van belang.

Taal

In november 2001 nam de Raad een resolutie aan over het bevorderen van taaldiversiteit en het leren van talen.

Samenwerking met derde landen op het terrein van hoger onderwijs

De Commissie heeft in de zomer van 2001 een mededeling uitgegeven over versterking van de samenwerking op gebied van hoger onderwijs tussen de EU en derde landen. In de Raad van november 2001 is hierover gediscussieerd. In 2002 zal de Commissie hierover een programmavoorstel uitbrengen (zie ook beleid in voorbereiding).

Tempus III is een samenwerkingsprogramma op dit terrein met de niet kandidaat-lidstaten in Oost-Europa (onder meer landen van voormalig Joegoslavië en Albanië) en de landen van de voormalige Sovjet-Unie. Naar aanleiding van de aanslagen in de VS heeft de Commissie een voorstel gedaan om dit programma uit te breiden naar de Middellandse-Zeelanden, teneinde het begrip tussen de EU-lidstaten en de Middellandse-Zeelanden te versterken. De Raad van mei 2001 bereikte hierover politieke overeenstemming.

Europees jaar van opvoeding door sport 2004

De Raad heeft in mei 2001 een besluit genomen over de instelling van een Europees jaar van opvoeding door sport 2004. Met dit besluit wordt de Gemeenschap een rechtsgrondslag geboden voor de financiering van een reeks met sport verband houdende activiteiten. Nederland zal tijdens zijn voorzitterschap in de tweede helft van 2004 de slotmanifestatie van het Europese jaar van opvoeding door sport organiseren.

De Europese Raden van Barcelona en Sevilla

Naast het al eerder genoemde gedetailleerde werkprogramma en de acties rond een leven lang leren sprak de Europese Raad van Barcelona zich uit voor een Bologna-proces voor beroepsonderwijs (zo genoemd omdat daar in 1999 een intergouvernementele overeenkomst over het hogere onderwijs werd gesloten). De Europese Raad van Sevilla nam kennis van een haalbaarheidsstudie naar het versterken van jumelages tussen middelbare scholen in Europa via internet.

Beleid in voorbereiding

Gedetailleerd werkprogramma en leven lang leren

De Raad en de Commissie zullen aan de Europese Raad in het voorjaar van 2004 rapporteren over het gedetailleerde werkprogramma over de follow-up van het doelstellingenrapport voor onderwijs- en beroepsopleiding en over de doelstelling waarover de Raad zich in februari 2002 uitsprak om in 2010 het Europese onderwijssysteem tot een wereldwijde standaard te maken. In de opgezette werkgroepen en indicatorengroep zal worden nagegaan hoe het onderwijsbeleid in de lidstaten zich tot elkaar verhoudt. Daarnaast zal worden nagegaan of er kwantitatieve Europese uitdagingen of doelstellingen kunnen worden geformuleerd. Ook zal aan de Europese Raad gerapporteerd worden over de voortgang in het actieprogramma voor een leven lang leren.

Beroepsonderwijs

Tijdens het Deense voorzitterschap zal een actieplan worden aangenomen om verder structuur te geven aan de samenwerking bij beroepsonderwijs. In dit kader heeft het Deense voorzitterschap het voornemen een informele ministersconferentie te beleggen met de onderwijsministers uit de lidstaten, de kandidaat-lidstaten en de EVA- landen om een Bologna-verklaring voor het beroepsonderwijs te ondertekenen.

Hoger onderwijs

In september 2002 zal de Commissie waarschijnlijk een programma voor samenwerking tussen de EU en derde landen op het terrein van het hoger onderwijs aannemen.

Overig

In het najaar van 2002 zal de Commissie waarschijnlijk een voorstel publiceren voor een kennisunie met als oogmerk het EU-beleid voor onderwijs en onderzoek beter op elkaar af te stemmen. Daarnaast worden voorstellen verwacht met betrekking tot een update van het actieprogramma e-learning en de uitwerking van voorstellen voor een Europees jaar voor de talen 2004.

Referenties

– Gedetailleerd werkprogramma voor het doelstellingenrapport en de open coördinatiemethode (Pb 14–0602 C142/1-22).

– «Een Europese ruimte voor een leven lang leren» (COM(2001) 678).

– Mededeling van de Commissie «Vaardigheden en mobiliteit» (COM(2001) 72).

– Follow-up Europese Raad van Barcelona

– Besluit van de Commissie «Europees jaar opvoeding door sport» (COM(2001) 584).

– Trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs, Tempus III

– Voorstel van de Commissie «Samenwerking derde landen en hoger onderwijs» (COM(2001) 385).

4.10.1.2 Jeugd

Stand van zaken

Tijdens een door het Belgische voorzitterschap georganiseerde conferentie in Gent (november 2001) heeft de Commissie het witboek «Een nieuw elan voor de jeugd van Europa» gepresenteerd. De Jeugdraad van februari 2002 besloot de open coördinatiemethode voor het terrein jeugdzaken nader uit te werken. Ook werd besloten het aspect jeugd voortaan ook op andere beleidsterreinen in te brengen (horizontale werking). Op basis daarvan hebben de directeuren-generaal Jeugd tijdens een door het Spaanse voorzitterschap georganiseerde bijeenkomst te Murcia (maart 2002) gesproken over de follow-up van het witboek. Ook vonden besprekingen hierover plaats met jongeren en kandidaat-lidstaten. De Raad van mei 2002 aanvaardde een resolutie over het witboek. Hierin is de open coördinatiemethode voor jeugdzaken nader uitgewerkt.

Als eerste activiteit voor de horizontale werking van het aspect jeugd heeft de raadswerkgroep Jeugd in april 2002 een advies uitgebracht aan het Onderwijscomité over de mededeling van de Commissie over een leven lang leren. Het advies is verwerkt in de resolutie over de follow-up van deze mededeling. In mei 2002 heeft de Raad deze resolutie aanvaard.

De resolutie over een leven lang leren heeft zowel betrekking op formeel als niet-formeel leren en onderstreept het belang van de bijdrage van de jeugdsector hierbij.

De Raad aanvaardde resoluties over sociale integratie van jongeren, over stimulering van initiatief, ondernemingszin en creativiteit van jongeren en over bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat op het internet (juni 2001). Daarnaast nam de Raad een aanbeveling aan over mobiliteit van jongeren (juli 2001) en een resolutie over de meerwaarde van jongerenvrijwilligersactiviteiten (november 2001). De Commissie presenteerde een evaluatieverslag over de programma's «Jeugd voor Europa» en «Europees vrijwilligerswerk».

Tenslotte hebben activiteiten plaatsgevonden binnen het kinderbeleid. Zo zijn de ministers voor Kinderbeleid twee keer bijeengekomen ter voorbereiding van mondiale bijeenkomsten (zoals de VN-Kindertop in mei 2002) en van een Europees observatorium voor de rechten en beleidsvormen voor het kind.

Beleid in voorbereiding

In juli 2002 zal worden gestart met de uitvoering van de open coördinatiemethode. De Commissie zal vragenlijsten rondsturen over participatie en informatie, twee van de vier prioriteiten uit het witboek over jeugd. De Commissie zal voorjaar 2003 aan de Raad een syntheseverslag uitbrengen met voorstellen voor algemene doelstellingen. De andere twee onderwerpen uit het witboek (vrijwilligersactiviteiten en betere kennis over jeugd) zullen daarna worden opgepakt. In 2004 zal de Commissie een evaluatieverslag over de open coördinatiemethode voorleggen aan de Raad, waarbij wijzigingsvoorstellen zullen zijn gevoegd.

Dit verslag zal ook een samenvatting bevatten van de nationale en communautaire initiatieven over horizontale werking van de jeugddimensie op andere beleidsterreinen.

Het streven van de Commissie is erop gericht om in de herfst van 2003 een voorstel voor een nieuw EU-programma voor jeugd te presenteren. Dit programma is een vervolg op het huidige programma voor jeugd dat tot en met 2006 loopt. Ter voorbereiding zal het lopende programma in de eerste helft van 2003 worden geëvalueerd.

In juli 2002 is een jeugdconventie gehouden. De voorstellen van deze conventie zullen worden voorgelegd aan de Conventie over de toekomst van Europa.

Referenties

– Witboek «Een nieuw elan voor de jeugd van Europa» (14441/01)

– Resolutie over Europese samenwerking bij jeugdzaken (8857/02)

4.10.2 Cultuur en Audiovisuele Raad

Stand van zaken

Werkplan voor Europese samenwerking bij cultuur

In mei 2002 nam de Cultuur en Audiovisuele Raad een werkplan aan om cultuur een centraal element van de Europese integratie te maken. Dit werkplan vloeit voort uit de onder het Belgische voorzitterschap aangenomen resolutie over de plaats van cultuur in het Europese bestel. In deze resolutie werd opgeroepen om de toepassing van de cultuurparagraaf in het EG-verdrag (artikel 151) te verbeteren.

Het werkplan bevat een aantal onderwerpen dat voor 2005 moet zijn uitgewerkt:

– het vraagstuk van de toegevoegde waarde van Europese acties op cultureel terrein;

– de toegang tot en zichtbaarheid van Europese culturele samenwerking;

– een aantal horizontale aspecten zoals de synergie met andere communautaire terreinen, de uitwisseling van goede praktijken en de bevordering van mobiliteit;

– de dialoog tussen culturen;

– de samenwerking met de nieuwe lidstaten; en

– internationale samenwerking met internationale organisaties en derde landen.

De Raad heeft aangegeven het stimuleringsprogramma «Cultuur 2000» te willen verlengen tot en met 2006. De regering zal hiermee slechts kunnen instemmen als de uitvoering van het programma wordt verbeterd en indien een akkoord wordt bereikt over de financiering.

Juridische aspecten van cinematografische en andere audiovisuele werken

De Commissie heeft over dit onderwerp een mededeling uitgebracht met een aantal beleidsoriëntaties. De mededeling richt zich op de bescherming van audiovisueel erfgoed, de registratie van films, een mogelijke gegevensbank voor de eigenaren van rechten, de exploitatie van rechten, de gevolgen van e-cinema, het BTW-tarief voor audiovisuele diensten, de classificatieproblematiek (onder andere de geschiktheid voor verschillende leeftijden) en de verduidelijking van definities (zoals de vraag wat een Europees werk is). De benadering van de Commissie op dit terrein is zeer behoedzaam. Voor de meeste onderwerpen wordt nog nadere studie en overleg met de lidstaten aangekondigd alvorens de Commissie nadere voorstellen zal doen. Een belangrijk onderwerp van de mededeling is voorts het communautaire steunbeleid voor de filmsector. De Commissie wenst flexibel om te gaan met het gebruikte steunplafond van 50 procent voor «moeilijke films», zoals low budget films en films met een beperkt taalgebied.

Cultuur en de kennismaatschappij

De Raad nam tijdens het Belgische voorzitterschap een resolutie aan waarin hij benadrukte dat cultuur een essentieel onderdeel is van de kennismaatschappij. In de resolutie wordt aandacht gegeven aan digitalisering van cultuur, culturele websites en de toegankelijkheid van het culturele leven voor alle lagen van de bevolking. De Raad onderstreepte dat cultuur een belangrijk middel vormt voor de bevordering van wederzijds begrip. Deze resolutie moet mede worden gezien in het licht van de Lissabon-strategie die de Europese culturele diversiteit beoogt te exploiteren en te verspreiden.

Tijdens het Spaanse voorzitterschap vroeg de Raad aandacht voor de problemen die kennisorganisaties (archieven, bibliotheken en musea) ondervinden doordat een steeds groter deel van het toekomstige erfgoed digitaal wordt geproduceerd. De Raad staat voor ogen dat de desbetreffende organisaties deze problematiek onderling analyseren alvorens op communautair niveau eventuele vervolgactie wordt ondernomen.

Illegale export van cultuurgoederen

De inzet van de Raad is hier gericht op verbetering van de werking van de verordening en de richtlijn over illegale uitvoer van cultuurgoederen. De verordening schept een regime van vergunningen voor uitvoer van beschermde cultuurgoederen vanuit EU en de richtlijn regelt teruggave van goederen die onrechtmatig buiten een lidstaat zijn gebracht. De Raad nam in november 2001 een resolutie over dit onderwerp aan. Daarin wordt de Commissie opgeroepen om adequate maatregelen te nemen om de toepassing van de regelgeving te verbeteren. Ook wordt de aandacht gevestigd op het belang dat de kandidaat-lidstaten het acquis op dit terrein overnemen.

Mededingings- en staatssteunkwesties

De Commissie heeft in november 2001 een mededeling gepubliceerd over de toepassing van de regels voor staatssteun op publieke omroepen. Zij benadrukt daarin de bijzondere betekenis van de publieke omroep voor de democratische, sociale en culturele behoeften van de samenleving, en stelt vast dat de steun aan de publieke omroep tot op heden doorgaans is beoordeeld op grond van de verdragsbepaling over diensten van algemeen belang (artikel 86 lid 2 EG). De regering deelt deze visie en ondersteunt de case by case-benadering die de Commissie heeft gekozen aangezien er sprake is van verschillende nationale publieke omroepstelsels.

Herziening richtlijn «Televisie zonder grenzen»

Op voorstel van de Commissie ging de Raad van mei 2002 akkoord met een herziening van de richtlijn «Televisie zonder grenzen» in 2004. De Commissie streeft ernaar tegelijkertijd een nieuw Media-programma op te zetten. De regering kon zich hierin vinden, mits een helder tijdspad wordt overeengekomen en aandacht wordt besteed aan de invloed van de nieuwe media en technologische ontwikkelingen en indien een akkoord wordt bereikt over de financiering. Voor eind 2002 zal de Commissie een werkprogramma voor de herziening uitbrengen.

Vaste boekenprijs

Het Europees Parlement heeft in februari 2002 aanbevelingen aan de Commissie gedaan voor een richtlijn over de vaste boekenprijs. Het Europees Parlement is van mening dat een vaste boekenprijs bescherming biedt aan literaire producties en daarmee de culturele verscheidenheid in Europa. Een vaste boekenprijs stimuleert immers uitgeverijen ertoe niet alleen commercieel succesvolle boeken uit te brengen, maar ook cultureel waardevolle kleinere edities. Volgens het Europees Parlement is de vaste boekenprijs door recente besluiten van de Commissie in gevaar gebracht en dient er een richtlijn te komen met een economisch en juridisch kader voor lidstaten met nationale prijsbindingsstelsels. Nederland heeft in ieder geval tot 2005 een vaste boekenprijs.

Beleid in voorbereiding

De agenda op het terrein van cultuur zal tot en met 2004 in het teken staan van het door de Raad vastgestelde werkplan voor Europese samenwerking voor cultuur (zie onder stand van zaken). Het Deense voorzitterschap zal daarnaast aandacht besteden aan de tussentijdse evaluatie van het «Cultuur 2000»-programma en een rapportage van de Commissie over de mobiliteit in de culturele sector van personen en goederen.

Wat het audiovisuele beleid betreft zal de discussie over de toekomst van de richtlijn «Televisie zonder grenzen» worden voortgezet. Het Deense voorzitterschap is voornemens om over dit onderwerp Raadsconclusies op te nemen. Tot slot is onder het Deense voorzitterschap een gedachtewisseling begonnen over stimulering van de Europese content-productie voor de nieuwe media.

De prioriteiten van het Griekse voorzitterschap zijn nog niet bekend, maar vast staat al wel dat ook de Griekse agenda voor een groot deel zal worden bepaald door het werkplan voor cultuur en de lopende agenda op audiovisueel terrein.

Referenties

– Resolutie van de Raad over een nieuw werkplan voor Europese samenwerking bij cultuur (PbEG C 162 van 6 juli 2002)

– Mededeling van de Commissie «Juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken» (COM(2001) 534)

– Resolutie van de Raad over cultuur en kennismaatschappij (PbEG C 32 van 5 februari 2002)

– Resolutie van de Raad over uitvoer en teruggave van cultuurgoederen (PbEG C 32 van 5 februari 2002)

BIJLAGE

BEOORDELING NIEUWE COMMISSIEVOORSTELLEN

Fiches opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) 2001–2002

Titel ficheDeptNr Comdoc (def)Kamerstuk 22 112/ dd.
1. Mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement: Actieprogramma voor de horizontale integratie van het gendergelijkheidsaspect («mainstreaming of gender equality») in de ontwikkelingssamenwerking van de GemeenschapBZ(01)295205 dd. 21-09-01
2. Mededeling van de commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het economisch en sociaal comitë en het comitë van de regio's over een nieuw kader voor samenwerking voor wat betreft de activiteiten op het gebied van voorlichting en communicatie van de EU.BZ(01)354206 dd. 02-10-01
3. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: de ontwikkeling van de Buitenlandse DienstBZ(01)381206 dd. 02-10-01
4. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Evaluatie en toekomstige oriëntatie van Verordening (EG) nr. 1292/96 inzake voedselhulpbeleid en voedselhulpbeheer en bijzondere operaties ter ondersteuning van de voedselzekerheid. BZ(01)473208 dd. 12-10-01
5. Mededeling van de Commissie «Europa en Azië: een strategisch raamwerk voor een versterkte associatie»BZ(01)469213 dd. 09-11-01
6. Voorstel voor een Verordening van de Raad inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in het kader van de strijd tegen (de financiering van) het internationale terrorismeBZ(01)569213 dd. 09-11-01
7. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht van de burgers van de Unie en hun familieleden om zich op het grondgebied van de lidstaten vrij te verplaatsen en er vrij te verblijven.BZ(01)257214 dd. 15-11-01
8. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld. BZ(01)570215 dd. 30-11-01
9. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1683/95 betreffende de invoering van een uniform visummodelBZ(01)577215 dd. 30-11-01
10. Voorstel voor een: - Verordening van de Raad tot aanpassing van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de instemmingsprocedure goedgekeurde besluiten van de Raad - Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de procedure van artikel 251 van het verdrag goedgekeurde besluiten van het Europees Parlement en de Raad - Verordening van de Raad tot aanpassing van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad - Verordening van de Raad tot aanpassing van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (unanimiteit) goedgekeurde besluiten van de Raad. BZ(01)789223 dd. 04-03-02
11. Mededeling over beheer van Gemeenschapsprogramma's middels een netwerk van Nationale AgentschappenBZ(01)648223 dd. 04-03-02
12. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: «Informatie- en communicatietechnologieën in ontwikkelingslanden. De rol van ICT in de EG-ontwikkelingspolitiek.»BZ(01)770224 dd. 11-03-02
13. Mededeling: «Structurele indicatoren»BZ/EZ(01)619217 dd. 03-01-02
14. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een periode van ten hoogste drie maanden vrij kunnen reizen op het grondgebied van de lidstaten, alsmede tot invoering van een specifieke reisvergunning en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang met het oog op een bezoek van ten hoogste zes maanden. BZ/JUST(01)388208 dd. 12-10-01
15. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad; Codificatie van het acquis communautaireBZ/JUST(01)645218 dd. 04-02-02
16. Mededeling van de Commissie aan de raad en het Europees Parlement: waterbeheer in ontwikkelingslanden; beleid en prioriteiten in de ontwikkelingssamenwerking van de Europese UnieBZ/OS(02)132235 dd. 06-06-02
17. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over hulp voor armoedeziekten (HIV/AIDS, malaria en tuberculose) in ontwikkelingslanden. BZ/OS(02)109235 dd. 06-06-02
18. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende steun voor beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslandenBZ/OS(02)120236 dd. 07-06-02
19. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de rol van onderwijsen scholing in de armoedebestrijding in ontwikkelings-landenBZ/OS(02)116239 dd. 05-07-02
20. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Gezondheid en armoedebestrijding in ontwikkelingslandenBZ/OS(02)129239 dd. 05-07-02
21. Mededeling: eEurope 2002: De realisatie van een EU-kader voor de exploitatie van overheidsinformatie. BZK(01)607218 dd. 04-02-02
22. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement; Civiele bescherming–preventieve waakzaamheid voor eventuele noodsituatiesBZK(01)707219 dd. 05-02-02
23. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze GemeenschappenBZK(02)213(juli)
24. Witboek Europees bestuurBZK/BZ(01)428210 dd. 19-10-01
25. Mededeling van de commissie aan de raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende e-europa 2002: toegankelijkheid van websites van de overheid en de inhoud daarvanBZK/VWS(01)529216 dd. 11-12-01
26. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004EZ(01)293206 dd. 02-10-01
27. Groenboek inzake de bevordering van een Europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijvenEZ(01)366210 dd. 19-10-01
28. Mededeling van de Commissie naar een strategische visie op biowetenschappen en biotechnologie; consultatiedocumentEZ(01)454213 dd. 09-11-01
29. Resultaten van de programmering van de bijstandsverlening uit de structuurfondsen voor de periode 2000-2006 (doelstelling 1)EZ(01)378213 dd. 09-11-01
30. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV)EZ(01)449215 dd. 30-11-01
31. Groenboek over de consumentenbescherming in de Europese UnieEZ(01)531216 dd. 11-12-01
32. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende staatssteun voor de kolenindustrieEZ(01)423216 dd. 11-12-01
33. Mededeling van de Commissie over de invloed van uitbreiding op regio's grenzend aan kandidaatlidstaten – communautaire actie voor grensregio's. EZ(01)378217 dd. 03-01-02
34. Rapport voor de Europese Raad van Laken over de diensten van algemeen belangEZ(01)598217 dd. 03-01-02
35. - Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's: Effectieve probleemoplossing in de interne markt («SOLVIT») EZ(01)702219 dd. 05-02-02
- Aanbeveling van de Commissie van 7 december 2001 betreffende beginselen voor het gebruik van «SOLVIT»   
36. Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake verkoopbevorderende activiteiten in de Interne Markt (Sales Promotion). EZ(01)546219 dd. 05-02-02
37. Voorstel voor een beschikking van het Europees parlement en de Raad betreffende het communautair statistisch programma voor de periode 2003-2007EZ(01)683221 dd. 18-02-02
38. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: «Biowetenschappen en biotechnologie – een strategie voor Europa»EZ(02)027226 dd. 28-03-02
39. Groenboek over de herziening van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de RaadEZ(01)745226 dd. 28-03-02
40. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingenEZ(02)092232 dd. 03-05-02
41. - Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: «Europese infrastructuur». - Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van beschikking nr 1254/96/EG tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector. - Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het economisch en sociaal comité van de regio's over de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren voor trans-Europese energienetwerken in de periode 1996-2001EZ(01)775236 dd. 07-06-02
42. Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende instelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van AmerikaEZ(02)202236 dd. 07-06-02
43. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: «Strategie voor het consumentenbeleid 2002–2006EZ(02)208(juli)
44. Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: Programma «Intelligente energie voor Europa»(2003–2006)EZ(02)162(juli)
45. Interpretatieve mededeling van de Commissie betreffende het gemeenschapsrecht van toepassing opoverheidsopdrachten en de mogelijkheden om sociale aspecten hierin te integreren. EZ/SZW(01)566217 dd. 03-01-02
46. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeigasuitstootrechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de RaadEZ/VROM(01)581219 dd. 05-02-02
47. Mededeling van de Commissie over de vereenvoudiging en verbetering van het wetgevingsprocesEZ/JUST(01)726223 dd. 04-03-02
48. Interpretatieve mededeling van de Commissie betreffende het gemeenschapsrecht van toepassing opoverheidsopdrachten om milieu overwegingen hierin te integreren.EZ/VROM(01)274211 dd. 25-10-01
49. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Strategie ter voorbereiding van de kandidaat-lidstaten op de toetreding tot de EG-EVA-verdragen van 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer en de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer.FIN(01)289207 dd. 09-10-01
50. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende handel met voorkennis en markmanipulatie (marktmisbruik)FIN(01)281207 dd. 09-10-01
51. Voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over grensoverschrijdende betalingen in euro. FIN(01)439207 dd. 09-10-01
52. Voorstel voor een richtlijn van de raad strekkende tot het garanderen van een effectieve belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rente in de Gemeenschap.FIN(01)400211 dd. 25-10-01
53. Voorstellen van de Commissie voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad over administratieve samenwerking op het gebied van BTW en een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter aanpassing van Richtlijn 77/799 betreffende wederzijdse bijstand op het gebied van directe en indirecte belastingenFIN(01)294212 dd. 31-10-01
54. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de tenuitvoerlegging van het actieplan voor risicokapitaal (APRK)FIN(01)605219 dd. 05-02-02
55. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité «Naar een Interne Markt zonder fiscale belemmeringen», Een strategie tot het mogelijk maken van een geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting voor ondernemingen voor wat betreft hun EU-wijde activiteiten. FIN(01)582221 dd. 18-02-02
56. - Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de wenselijkheid van vernieuwing van het actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap («Douane 2007») FIN(02)026226 dd. 28-03-02
- Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende goedkeuring van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap («Douane2007»)   
57. - Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake de wenselijkheid van de voortzetting van een actieprogramma ter verbetering van de belastingstelsels van de interne markt - Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt(Fiscalis 2007 programma)FIN(02)010226 dd. 28-03-02
58. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bijzondere regeling voor reisbureausFIN(02)064229 dd. 09-04-04
59. - Initiatief van het Koninkrijk België en het Koninkrijk Zweden met het oog op de aanneming van een verordening van de Raad betreffende de ontwikkeling van een Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) - Initiatief van het Koninkrijk België en het Koninkrijk Zweden met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende de ontwikkeling van een Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)JUSTn.v.t. (lidstaat-initiatief) Gepubl. in PbEG 2001/C 183/07 resp 183/08)206 dd. 02-10-01
60. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de GemeenschapJUST(01)272207 dd. 09-10-01
61. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over Europees VerbintenissenrechtJUST(01)398210 dd. 19-10-01
62. Ontwerp-voorstel voor een kaderbesluit inzake het Europese aanhoudingsbevel en de overleveringsprocedures tussen de lidstatenJUST(01)522211 dd. 25-10-01
63. Initiatief van het Koninkrijk Belgie, de Franse Republiek, het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk voor aanname door de Raad van een ontwerp-kaderbesluit over gemeenschappelijke onderzoeksteamsJUSTPbEG C 295 dd. 20-10-01211 dd. 25-10-01
64. Ontwerp-kaderbesluit inzake het bestrijden van het terrorismeJUST(01)521211 dd. 25-10-01
65. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een open coördinatiemethode voor het communautair immigratiebeleidJUST(01)387212 dd. 31-10-01
66. Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel.JUST(01)259213 dd. 09-11-01
67. Ontwerp-kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties.JUST(01)259213 dd. 09-11-01
68. Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediendJUST(01)447215 dd. 30-11-01
69. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheidJUST(01)505216 dd. 11-12-01
70. Groenboek: Schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijvenJUST(01)536216 dd. 11-12-01
71. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchtelingen of als personen die anderszins internationale bescherming behoeven.JUST(01)510219 dd. 05-02-02
72. Voorstel voor een kaderbesluit van de raad betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaatJUST(01)664221 dd. 18-02-02
73. Groenboek betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de instelling van een Europese aanklagerJUST(01)715223 dd. 04-03-02
74. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratieJUST(01)672224 dd. 11-03-02
75. Werkdocument van de Commissie: «Verband tussen de bescherming van de interne veiligheid en de naleving van internationale verplichtingen en instrumenten op het gebied van bescherming».JUST(01)743224 dd. 11-03-02
76. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het gemeenschappelijk asielbeleid en de invoering van een open coördinatiemethodeJUST(01)710229 dd. 09-04-04
77. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de verblijfstitel met een korte geldigheidsduur die wordt afgegeven aan de slachtoffers van hulp bij illegale immigratie of mensenhandel die met de bevoegde autoriteiten samenwerkenJUST(02)071233 dd. 15-05-02
78. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende zaken, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand en andere financiële aspecten van civiele proceduresJUST(02)013233 dd. 15-05-02
79. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Democratische controle op EuropolJUST(02)095235 dd. 06-06-02
80. Groenboek betreffende alternatieve wijzen van geschillenbeslechting op het gebied van het burgerlijk en het handelsrechtJUST(02)196238 dd. 27-06-02
81. Groenboek over een communautair terugkeerbeleid ten aanzien van personen die illegaal in de Europese Unie verblijvenJUST(02)175238 dd. 27-06-02
82. Voorstel voor een kaderbesluit over aanvallen op informatiesystemenJUST(02)173239 dd. 05-07-02
83. Voorstel voor een verordening van de Raad tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen. JUST(02)159240 dd. 18-07-02
84. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingenin huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, tot intrekking van de verordening (EG) nr. 1347/2000 en tot wijziging, wat betreft onderhoudsverplichtingen, van verordening (EG) nr. 44/2001JUST(02)222240 dd. 18-07-02
85. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijnen 78/660/EEC, 83/349/EEC en 91/647/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen en verzekerings-ondernemingenJUST(02)259240 dd. 18-07-02
86. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.JUST(02)233240 dd. 18-07-02
87. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van de Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 88/357/EEG, 90/232/EEG van de Raad en Richtlijn 2000/26/EG betreffende deverzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven.JUST(02)244(juli)
88. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 68/151/EEG van de Raad met betrekking tot de openbaarmakingsvereisten voor bepaalde soorten ondernemingenJUST(02)279(juli)
89. Voorstel voor een besluit van de raad tot vaststelling van een kaderprogramma op basis van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie – Politiële en justitiële samenwerking in strafzakenJUST/BZK(01)646224 dd. 11-03-02
90. Voorstel voor een richtlijn van het EP en de Raad inzake milieubescherming door het strafrechtJUST/VROM(01)139207 dd. 09-10-01
91. Voorstel voor een Verordening van de Raad ter bevordering van de omschakeling van vaartuigen en vissers die tot in 1999 afhankelijk waren van de visserijovereenkomst met MarokkoLNV(01)384211 dd. 25-10-01
92. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/29/EG van de Raad inzakeongewenste stoffen en producten in diervoedingLNV(01)493212 dd. 31-10-01
93. Verordening tot vaststelling voor 2002 van de vangstmogelijkheden voor diepzeevissenLNV(01)764221 dd. 18-02-02
94. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot verlenging van de financiering van in het kader van Titel II bis van Verordening (EEG) nr. 1035/72 goedgekeurde programma's voor de verbetering van de kwaliteit en van de afzet van bepaalde dopvruchten en sint-jansbrood en tot vaststelling van specifieke steun voor hazelnotenLNV(01)667222 dd. 04-03-02
95. Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde bestanden van kabeljauw en heekLNV(01)724224 dd. 11-03-02
96. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling, voor de oogsten 2002, 2003 en 2004 en per soortengroep, van de garantiedrempels per lidstaat en de premies voor tabaksbladeren en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2075/92. LNV(01)684224 dd. 11-03-02
97. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende opening van een tariefcontigent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit. LNV(02)094231 dd. 03-05-02
98. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelenLNV(02)139233 dd. 15-05-02
99. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende opening van een autonoom tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteitLNV(02)199235 dd. 06-06-02
100. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding. LNV(02)153239 dd. 05-07-02
101. Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriftenLNV(02)108239 dd. 05-07-02
102. Mededeling met betrekking tot de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (de «Roadmap»)LNV(02)181(juli)
103. Voorstel verordening met betrekking tot beheer en duurzame exploitatie van visbestanden in het kader van het Gemeenschappelijk VisserijbeleidLNV(02)185(juli)
104. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor structurele acties van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.LNV(02)187(juli)
105. VO tot vaststelling van een noodmaatregel van de EG voor de sloop van vissersvaartuigenLNV(02)190(juli)
106. Mededeling van de Commissie: Actieplan van de Gemeenschap ter bestrijding van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij.LNV(02)180(juli)
107. Mededeling van de Commissie tot vaststelling van een actieplan van de Gemeenschap om te integrerenLNV(02)186(juli)
108. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Mobiliteitsstrategie voor de Europese onderzoekruimteOCW(01)331207 dd. 09-10-01
109. Mededeling van de Commissie aan EP en Raad: Over een nauwere samenwerking met derde landen op hoger onderwijs gebiedOCW(01)385207 dd. 09-10-01
110. Ontwerp van een gedetailleerd werkprogramma voor de followup op het verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels. (Mededeling van de Commissie)OCW(01)501214 dd. 15-11-01
111. Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werkenOCW(01)534215 dd. 30-11-01
112. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europese Jaar van opvoeding door sport 2004OCW(01)584219 dd. 05-02-02
113. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieplan Wetenschap en SamenlevingOCW(01)714222 dd. 04-03-02
114. Mededeling van de Commissie: Een Europese Ruimte voor levenslang leren realiserenOCW(01)678222 dd. 04-03-02
115. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 253/200/EG tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied «Socrates»OCW(02)193(juli)
116. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité: Ondersteuning van de nationale strategieën ten behoeve van veilige en betaalbare pensioenen door middel van een geïntegreerde benaderingSZW(01)362207 dd. 09-10-01
117. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werkSZW(01)417207 dd. 09-10-01
118. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging, ten gunste van de medewerkers van de leden van het Europees Parlement, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71SZW(01)344208 dd. 12-10-01
119. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité: Bevordering van fundamentele arbeidsnormen en verbetering van de sociale governance in de context van de globalisering.SZW(01)416211 dd. 25-10-01
120. Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de loonkostenindexSZW(01)418213 dd. 09-11-01
121. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid in loondienst en economische activiteiten als zelfstandige. SZW(01)386217 dd. 03-01-02
122. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees parlement, het economisch en sociaal comité en het comité van de regio's: Een sterkere lokale dimensie voor de Europese Werkgelegenheidsstrategie.SZW(01)629 
123. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en leefomstandigheden (EU-SILC)SZW(01)754224 dd. 11-03-02
124. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallenSZW(02)059233 dd. 15-05-02
125. Mededeling van de Commissie: «Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006»SZW(02)118233 dd. 15-05-02
126. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachtenSZW(02)149238 dd. 27-06-02
127. Voorstel voor een Aanbeveling van de Raad betreffende de toepassing van de wetgeving inzake degezondheid en de veiligheid op het werk van zelfstandigenSZW(02)166238 dd. 27-06-02
128. Mededeling «Actieplan van de Commissie voor vaardigheden en mobiliteit»SZW(02)072239 dd. 05-07-02
129. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van «slots» op communautaire luchthavensV&W(01)335205 dd. 21-09-01
130. Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een gemeenschappelijke ondernemingGalileoV&W(01)336205 dd. 21-09-01
131. Witboek: Het Europees Vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen. V&W(01)370215 dd. 30-11-01
132. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: (= COM(01)123) - Actieprogramma voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim - Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim - Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (= COM(01)564) - Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de levering van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim - Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim V&W(01)123 en (01)564216 dd. 11-12-01
- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeheer   
133. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoerV&W(01)573216 dd. 11-12-01
134. Mededeling van de Commissie: Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid(GMES)Grote lijnen van een GMES-actieplan van de EC (Aanloopperiode 2001-2003)V&W(01)609218 dd. 04-02-02
135. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad over het vaststellen vangemeenschappelijke maatregelen op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart. V&W(01)575218 dd. 04-02-02
136. Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken. V&W(01)545219 dd. 05-02-02
137. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op de luchthavens in de GemeenschapV&W(01)695221 dd. 18-02-02
138. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijk regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchtenV&W(01)784222 dd. 04-03-02
139. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van «slots» op communautaire luchthavensV&W(02)007223 dd. 04-03-02
140. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een ecopuntensysteem voor vrachtwagens in transito door Oostenrijk voor het jaar 2004.V&W(01)807223 dd. 04-03-02
141. Verordening van de Raad betreffende de zevende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoerV&W(01)698224 dd. 11-03-02
142. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de gemeenschapV&W(02)008 224 dd. 11-03-02
143. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van spiegels en aanvullende systemen voor indirect zicht en van voertuigen met deze voorzieningen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEGV&W(01)811224 dd. 11-03-02
144. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de totstandbrenging van een communautair kader voor geluidsclassificering van civiele subsonische vliegtuigen met het oog op de berekening van geluidsheffingenV&W(01)074224 dd. 11-03-02
145. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de EG- typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, getrokken verwisselbare uitrustingsstukken, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan (wijziging van 74/150/EEG)V&W(02)006227 dd. 04-04-02
146. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren (Marco Polo)V&W(02)054227 dd. 04-04-02
147. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheids-certificeringV&W(02)021227 dd. 04-04-02
148. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 96/48/EG van de Raad en van Richtlijn 2001/16/EG betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteemV&W(02)022227 dd. 04-04-02
149. Aanbeveling voor een besluit van de Raad teneinde de Commissie toe te staan te onderhandelen over de toetreding van de Gemeenschap tot het COTIF 99 verdragV&W(02)024227 dd. 04-04-02
150. Voorstel voor een Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de GemeenschapV&W(02)025227 dd. 04-04-02
151. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (ERA)V&W(02)023229 dd. 09-04-04
152. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: «Het internet van de volgende generatie Actieprioriteiten voor de overgang naar het nieuwe internet protocol IPv6»V&W(02)096232 dd. 03-05-02
153. - Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comite van de Regio's inzake het vervolg op het communautair meerjaren actieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van het internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken alsmede, - Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Beschikking nr. 276/1999/EG tot vaststelling van een communautair meerjaren actieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken. V&W(02)152235 dd. 06-06-02
154. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende bescherming tegen subsidiëring en oneerlijke tariefpraktijken bij de levering van luchtdiensten vanuit landen die geen lid zijn van de Europese GemeenschapV&W(02)110235 dd. 06-06-02
155. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepenV&W(02)158236 dd. 07-06-02
156. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro passagiersschepenV&W(02)158236 dd. 07-06-02
157. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's: Naar de volledige uitrol van het mobiele communicatiesysteem van de derde generatieV&W(02)301240 dd. 18-07-02
158. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en Comité van de Regio's «eEurope 2005: een informatiemaatschappijvoor iedereen»V&W/EZ(02)263240 dd. 18-07-02
159. Mededeling van de Commissie betreffende Strategie van de Gemeenschap inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylenVROM(01)593217 dd. 03-01-02
160. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 70/156/EEG en 80/1268/EEG van de Raad wat betreft de meting van de emissie van kooldioxide en het brandstofverbruik van voertuigen van categorie N1VROM(01)543217 dd. 03-01-02
161. Mededeling van de Commissie inzake de tenuitvoerlegging van de eerste fase van het Europees Programma inzake klimaatveranderingVROM(01)580217 dd. 03-01-02
162. Mededeling van de Commissie over alternatieve brandstoffen voor het wegvervoer en een pakket maatregelen ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen, vergezeld van 1) een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van het gebruik van biobrandstoffen en 2) van een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/81/EEG wat betreft de mogelijkheid om een verlaagd accijnstarief toe te passen op bepaalde minerale oliën die biobrandstoffen bevatten en op biobrandstoffenVROM(01)547217 dd. 03-01-02
163. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. VROM(01)624221 dd. 18-02-02
164. Voorstel voor een richtlijn tot wijziging richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval. VROM(01)729222 dd. 04-03-02
165. Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de inen uitvoer van gevaarlijke chemische stoffenVROM(01)803227 dd. 04-04-02
166. Voorstel voor een richtlijn betreffende milieu-aansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschadeVROM(02)017229 dd. 09-04-04
167. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's)VROM(02)085231 dd. 03-05-02
168. Mededeling: Naar een thematische strategie inzake bodembeschermingVROM(02)179236 dd. 07-06-02
169. Voorstel voor een Richtlijn van de Raad inzake de controle op hoog radioactieve ingekapselde bronnenVROM(02)130238 dd. 27-06-02
170. Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende het Europees Jaar van personen met een handicap 2003VWS(01)271205 dd. 21-09-01
171. Mededeling betreffende de tenuitvoerlegging van het EU-actieplan inzake drugs(2000-2004)VWS(01)301205 dd. 21-09-01
172. -Mededeling van de Commissie inzake een communautaire strategie tegen antimicrobiële resistentieVWS(01)333205 dd. 21-09-01
- Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde   
173. Voorstel voor een beschikking van het EP en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2001-2006).VWS(01)302205 dd. 21-09-01
174. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de reclame en sponsoring voor tabaksproducten.VWS(01)283207 dd. 09-10-01
175. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EGVWS(01)182208 dd. 12-10-01
176. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoedersVWS(01)425208 dd. 12-10-01
177. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelenVWS(01)495211 dd. 25-10-01
178. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/13/EG met betrekking tot de vermelding van de ingrediënten van levensmiddelen.VWS(01)433214 dd. 15-11-01
179. Mededeling van de Commissie inzake communautaire en nationale maatregelen in verband met borstimplantaten.VWS(01)666218 dd. 04-02-02
180. Witboek: «Een nieuwe stimulans voor de Europese Jeugd».VWS(01)681221 dd. 18-02-02
181. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruiktVWS(01)703223 dd. 04-03-02
182. Mededeling van de Commissie over de toekomst van de gezondheidszorg en de ouderenzorg: de toegankelijkheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid waarborgen.VWS(01)723223 dd. 04-03-02
183. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vijfentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad inzake beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld; c/m/r)VWS(02)070226 dd. 28-03-02
184. Voorstel voor een richtlijn van Europese parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG wat traditionele kruidengeneesmiddelen betreft. VWS(02)001229 dd. 09-04-04
185. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificatiesVWS(02)119235 dd. 06-06-02
186. Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de preventie van en de beperking van de risico's die samenhangen met de drugsverslaving.VWS(02)201240 dd. 18-07-02
187. Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellenVWS(02)319(juli)
188. - Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen, het toezicht en de geneesmiddelenbewaking met betrekking tot geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (aanpassing VO 2309/93). - Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG (communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik). - Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG (communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik). VWS/LNV(01)404221 dd. 18-02-02
189. - Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bestrijding van salmonella en andere door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers en houdende wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG, 72/462/EEG en 90/539/EEG van de Raad. - Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de RaadVWS/LNV(01)452214 dd. 15-11-01
- Verslag van het Europees Parlement en de Raad over de met het oog op de bestrijding en de preventie van zoönoses ten uitvoer te leggen maatregelen.    

Stand implementatie Europese regelgeving

Bij de bewaking van implementatietermijnen van Europese richtlijnen en kaderbesluiten houdt het ministerie van Buitenlandse Zaken een implementatie-overzicht bij. Elk kwartaal bespreekt de Interdepartementale Commissie Europees Recht, subcommissie Implementatie (ICER-I) aan de hand van dit implementatie-overzicht de bestaande achterstanden bij de omzetting van richtlijnen. Op basis van dit overzicht wordt gerapporteerd aan de Ministerraad. Buitenlandse Zaken zendt het kwartaaloverzicht implementatie EG-richtlijnen vervolgens aan de Tweede Kamer.

Schematisch overzicht van de stand van zaken van de implementatie:

Tot en metAchterstandInbreukproceduresm.b.t. achterstandUitgevoerd in 2e kwartaalUitgevoerd t/m 2e kwartaal
30-06-0228202445
31-03-0229222121
31-12-0129171586 (2001)
30-09-0125123971
30-06-0125143252

Het directoraat-generaal voor de interne markt publiceert tweemaal per jaar het zogenaamde scorebord. In dit scorebord wordt de stand van zaken van de implementatie van internemarktrichtlijnen van alle lidstaten weergegeven. Nederland heeft in de verslagperiode (september 2001 – mei 2002) de vierde plaats in de EU-rangorde behaald. Uit het scorebord van mei 2002 blijkt dat Nederland 1,3 procent van de Europese internemarktregelgeving nog niet of slechts gedeeltelijk heeft geïmplementeerd. Nederland is daarmee één van de zeven lidstaten die aan de doelstelling van de Europese Raad van Barcelona (maart 2002) van maximaal 1,5 procent omzettingsdeficit heeft voldaan.

Voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2003 is de doelstelling gesteld op 100 procent implementatie van die richtlijnen waarvan de uitvoeringstermijn reeds meer dan twee jaar is verstreken. Om deze doelstelling te halen moet Nederland voor die tijd nog 54 richtlijnen in nationale wetgeving omzetten.

LIJST VAN AFKORTINGEN

ACS-landenlanden in Afrika, het Caraïbische gebied en de Stille Oceaan
APSalgemeen preferentieel stelsel
ASEANAssociation of South-East Asian Nations
ASEMAsia-Europe Meeting
  
BBPbruto binnenlands product
BESTBusiness Environment Simplification Taskforce
BNCWerkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen
BNIbruto nationaal inkomen
BNPbruto nationaal product
BSEbovine spongiform encephalopathy of gekkekoeienziekte
BTWbelasting op toegevoegde waarde
  
CARDSCommunity Assistance Programme for Reconstruction, Development and Association
CIVCOMComité voor Civiele Aspecten van Crisisbeheersing
CoP6zesde conferentie van partijen bij het Klimaatverdrag
CoP6-bisherhaalde zesde conferentie van partijen bij het Klimaatverdrag
CoP7zevende conferentie van partijen bij het Klimaatverdrag
COTIFConventie voor Internationaal Spoorvervoer
CO2kooldioxide
CFFhet gemeenschappelijke financiële raamwerk voor de uitbreiding(common financial framework)
  
DASdéclaration d'assurances (verklaring van de Europese Rekenkamer)
  
EABEuropees aanhoudingsbevel
EASAEuropese Luchtvaartveiligheidsautoriteit (European Aviation Safety Authority)
EBRDEuropese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (European Bank for Reconstruction and Development)
ECACEuropean Civil Aviation Conference
ECBEuropese Centrale Bank
EEREuropese Economische Ruimte
EGEuropese Gemeenschap
EGKSEuropese Gemeenschap voor Kolen en Staal
EIBEuropese Investeringsbank
EMSAEuropees Agentschap voor de Maritieme Veiligheid (European Maritime Safety Agency)
EMUEconomische en Monetaire Unie
EOFEuropees ontwikkelingsfonds
EPEuropees Parlement
EPAeconomic partnership agreements
ESFEuropees sociaal fonds
EUEuropese Unie
EUCPgemeenschappelijke posities van de EU (EU common positions)
EUMCMilitair Comité van de Europese Unie
EUMSMilitaire Staf van de Europese Unie
EUPMPolitiemissie van de EU in Bosnië-Herzegovina (EU Police Mission)
EuratomEuropese Gemeenschap voor Atoomenergie
EurodacEuropees systeem voor de inventarisatie en vergelijking van vingerafdrukken van asielzoekers
EurojustEuropese Eenheid voor Justitiële Samenwerking
EuropolEuropese Politiedienst
EVAEuropees vrijhandelsakkoord
EVVAEuropese Voedselveiligheidsautoriteit
EVDBEuropees veiligheids- en defensiebeleid
EWDDEuropees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving
  
FATFFinancial Action Task Force on money laundering
FfDde conferentie Financing for Development
FP'sfinanciële perspectieven
FRJFederale Republiek Joegoslavië
  
GBVBgemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
GGOgenetisch gemodificeerde organismen
GLBgemeenschappelijk landbouwbeleid
GVBgemeenschappelijk visserijbeleid
  
HLWGWerkgroep op Hoog Niveau voor Asiel en Migratie (High Level Working Group on Asylum and Migration)
  
IBOinterdepartementaal beleidsonderzoek
ICAOInternational Civil Aviation Organization
ICTinformatie- en communicatietechnologie
ICTYJoegoslavië-tribunaal
IGCintergouvernementele conferentie
IFI'sinternationale financiële instellingen
IMOInternational Maritime Organisation
InterregInitiatief van de Gemeenschap betreffende grensgebieden
IOPCFolieschadefonds
Ipv6internetprotocol, versie 6
IVFin-vitrofertilisatie
  
JBZbeleidsterreinen van Justitie en Binnenlandse Zaken
  
LGOlanden en gebieden overzee
  
MATRAProgramma Maatschappelijke Transformatie
MEDA-programmaEuro-Mediterraan partnerschapsprogramma
MEDIA-programmaMesures pour Encourager le Développement de l'IndustrieAudiovisuelle
Mercosurvrijhandelsovereenkomst tussen Argentinië, Brazilië, Paraguay, Uruguay
MKBmidden- en kleinbedrijf
MKZmond- en klauwzeer
MOL'sminst ontwikkelde landen
  
NAVONoord-Atlantische Verdragsorganisatie
NEAFCNoordoost-Atlantische Visserijcommissie (North-East Atlantic Fisheries Commission)
NGOniet-gouvernementele organisatie
NmaNederlandse Mededingingsautoriteit
NRBC-terrorismenucleair, radiologisch, bacteriologisch en chemisch terrorisme
  
ODAofficiële ontwikkelingshulp
OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OICOrganisatie van de Islamitische Conferentie
OIEOffice International des Epizooties
ONP-reviewreview van de open network provision
OPTAOnafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit
OVSEOrganisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
  
PEPpre-accession economic programme
PHAREPologne, Hongrie; Aide à la Reconstruction Economique
PMMAparamethoxymethylamfetamine
PSCPolitiek en Veiligheidscomité
PSOProgramma Samenwerking Oost-Europa
  
RFRussische Federatie
RSIrepetitive strain injury
  
SADCSouthern African Development Community
SAPstabilisatie- en associatieproces
SAOstabilisatie- en associatieovereenkomst
SIS IISchengen-informatiesysteem II
SLIMsimplified legislation for the internal market
SOMSnationale strategienota voor het omgaan met chemische stoffen
  
TAC'stotaal toegestane vangsthoeveelheden (total allowable catches)
TACIShet programma Technical Assistance to the Commonwealth of Independent States
TEMPUSTranseuropees mobiliteitsprogramma voor universiteitsstudies
TENtrans-Europese netwerken
TESWet toezicht Europese Subsidies
TRIPs-verdraghet verdrag voor trade related intellectual property rights
TSETransmittable spongiform encephalopathy
UMTSUniversal Mobile Telecommunications System
UNIPTFde politiemissie van de VN in Bosnië-Herzegovina
  
VKVerenigd Koninkrijk
VNVerenigde Naties
VSVerenigde Staten van Amerika
  
WAOarbeidsongeschiktheidswet
WHOWereldgezondsheidsorganisatie (World Health Organisation)
WSSDWereldtop voor duurzame ontwikkeling (World Summit on Sustainable Development)
WTOWereldhandelsorganisatie (World Trade Organisation)

Trefwoordenregister

ACS-landen 33, 67, 143

Afrika 33, 60, 61, 65, 67, 68, 143

Agenda 2000 10, 25

Alcohol 11, 95

APS 66, 143

Armoedebestrijding 36, 61, 68, 82, 86, 122, 131

Aruba 66

ASEAN 65, 143

ASEM 61, 65, 73, 143

Asiel 4, 5, 12, 18, 19, 20, 53, 54, 60, 77, 78, 79, 82, 84, 134, 144

Audiovisueel 127, 129

Balkan 34, 36, 44, 58, 59, 63, 64

Begroting 4, 8, 13, 15, 21, 24, 30, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 51, 55, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 117

Belastingen 11, 64, 112, 113, 133

Biodiversiteit 119, 120

BNC 130, 143

BSE 9, 10, 43, 114, 143

Capabilities Commitment Conference 32

Capabilities Improvement Conference 31

Cardiff-proces 71

CARDS 34, 143

Coherentie 25, 29, 32, 68, 117, 118

Communicatie 22, 55, 81, 106, 130, 139, 144

Conflictpreventie 61, 82

Criminaliteitsbestrijding 29, 36, 79

Crisisbeheersing 31, 34, 62, 63, 143

Cultuur 4, 5, 39, 51, 122, 123, 127, 128, 129

Democratie 14, 35

Democratisering 63

Douane 34, 42, 62, 132, 133

Douanesamenwerking 59

Drugsbestrijding 81

Drugs 80, 81, 91, 92, 134, 140, 141

Duurzaamheid 21, 97, 98, 118, 122

Duurzame ontwikkeling 21, 36, 67, 68, 71, 98, 101, 122, 146

EASA 108, 109, 143

EBRD 64, 143

ECB 143

EER 78, 143

EEuropa 104, 105, 107

Effectenmarkten 72, 74

Effecten 21, 25, 38, 47, 71, 94, 117, 118

EGKS 111, 143

EIB 60, 64, 143

EMU 52, 56, 143

Energiebesparing 113

Energie 4, 12, 21, 22, 46, 51, 59, 68, 70, 73, 102, 103, 110, 111, 112, 113, 132, 144

EOF 68, 143

EPA 33, 67, 68, 69, 143

EUMS 31, 144

Euratom 46, 144

Eurodac 19, 77, 144

Eurogroep 69, 70, 72

Eurojust 26, 27, 29, 79, 80, 144

Europol 26, 27, 29, 61, 80, 81, 83, 144

Euro 110

EVA 125, 133, 144

EVDB 30, 31, 57, 58, 62, 144

Financiële Perspectieven 42

Fraudebestrijding 41, 80

Galileo 107, 110, 111, 137

GBVB 29, 35, 36, 75, 82, 144

Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid 58

Gemeenschappelijk Visserijbeleid 136

Gemeenschapsoctrooi 92, 95, 97

Gezondheid 9, 27, 33, 68, 88, 89, 91, 94, 101, 119, 131, 137

Gezondheidszorg 22, 35, 90, 101, 140

GGO 121, 140, 144

GLB 7, 15, 44, 144

Goed bestuur 35, 68

GVB 25, 116, 117, 118, 119, 144

Handelsbetrekkingen 4, 66

Headline goal 31, 32

IBO 144

IGC 37, 38, 144

IMO 144

Inbreukprocedures 142

Industrie 4, 46, 51, 90, 92, 97, 98, 99, 100, 106, 111, 121, 122, 131, 144

Informatiemaatschappij 101, 104, 105, 106, 139

Institutionele hervormingen 36

Intergouvernementele Conferentie 5

Internationale financiële instellingen 30, 33, 144

Interne markt 7, 21, 22, 33, 34, 38, 46, 59, 63, 72, 91, 92, 93, 94, 96, 98, 110, 122, 132, 133, 142

Internet 94, 104, 106, 107, 124, 126, 139, 144

JBZ 26, 27, 85, 144

Jeugd 4, 46, 51, 122, 123, 125, 126, 140

Justitie 4, 12, 19, 26, 34, 36, 49, 51, 61, 63, 64, 65, 76, 79, 80, 144

Justitiesamenwerking 53, 77, 83

Kandidaat-lidstaten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 20, 21, 28, 34, 35, 54, 55, 59, 73, 74, 75, 81, 124, 125, 128, 133

Kenniseconomie 20, 21, 54

Kennis 16, 22, 78, 89, 91, 101, 104, 124, 125, 126, 127, 128, 129, 133

Keulen-proces 71

Klimaat 9, 21, 35, 120

Klimaatverandering 119, 120, 139

Klimaatverdrag 120, 143

Kyoto-protocol 120, 121

Landbouw 4, 7, 8, 9, 10, 15, 23, 24, 25, 32, 33, 42, 43, 46, 47, 51, 55, 73, 74, 113, 114, 115, 116, 120, 121, 135, 138, 144

Latijns-Amerika 44, 61, 65

LGO 66, 144

Lissabon-strategie 4, 20, 21, 22, 23, 54, 55, 85, 86, 87, 88, 91, 92, 98, 100, 104, 121, 123, 128

Luchtvaart 26, 27, 107, 108, 109, 110, 137, 138, 143

Luxemburg-proces 71

Maritieme veiligheid 11, 107, 109

MATRA 144

MC 31, 144

MEDA 144

Mededinging 9, 22, 37, 96, 97, 99, 100, 104, 105, 128, 145

MEDIA 144

Mensenrechten 14, 35, 60

Mercosur 65, 144

Mid term review 7, 15, 23, 73, 115, 116

Middellandse Zee 35

Midden-Oosten 35, 36, 54, 58, 60, 64

Migratie 4, 5, 12, 18, 19, 32, 53, 54, 60, 64, 69, 77, 78, 79, 82, 84, 134, 144

Milieubescherming 135, 136

Milieu 5, 20, 21, 23, 24, 34, 35, 36, 44, 46, 54, 64, 68, 93, 96, 98, 107, 108, 109, 110, 118, 119, 120, 121, 122, 132, 137, 138, 139

MKB 98, 144

MKZ 43, 145

Mobiliteit 22, 86, 89, 97, 98, 123, 125, 126, 127, 129, 136, 137, 145

MOL 145

MS 109, 122, 143, 145

Nauwere samenwerking 136

NAVO 31, 34, 35, 56, 57, 58, 62, 84, 145

Nederlandse Antillen 66

NGO 119, 145

Noodhulp 76

NTA 36

Oekraïne 35, 58, 59, 63, 64, 78

OESO 48, 69, 145

Ondernemerschap 21, 55, 98

Onderwijs 4, 22, 51, 97, 122, 123, 124, 125, 131, 136

Onderzoek 4, 15, 22, 24, 29, 37, 44, 46, 50, 51, 67, 80, 83, 84, 87, 92, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 105, 106, 107, 112, 114, 115, 116, 118, 123, 125, 133, 136, 144

ONP 104, 105, 107, 145

Ontwikkelingslanden 25, 32, 33, 34, 66, 93, 113, 117, 118, 121, 130, 131

Ontwikkelingssamenwerking 4, 26, 29, 32, 51, 56, 67, 69, 82, 93, 117, 118, 130, 131

Open coördinatie 20, 22, 23, 38, 85, 86, 90, 123, 125, 126, 134

Openbaarheid 37

OS 102, 131

OVSE 34, 35, 57, 63, 145

Pensioenstelsels 22, 86

PEP 145

PHARE 145

Politie 4, 7, 9, 12, 14, 15, 16, 19, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 40, 49, 52, 53, 55, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 68, 71, 76, 77, 78, 83, 88, 89, 93, 94, 95, 98, 116, 120, 124, 130, 144, 145

Post 17, 48, 58, 71, 76, 94, 98, 104, 107, 145

PSC 30, 145

PSO 17, 145

Rechtsstaat 14, 17, 31, 32, 34, 35, 57

Rule of law 17, 31, 32, 58, 60, 62

Rusland 35, 36, 58, 59, 63, 64, 78, 112

Scheepsbouw 97, 99, 100

Schengen 12, 13, 59, 133, 145

Sociaal-economisch beleid 4, 20, 71

Sociale insluiting 85, 86, 88

Staatssteun 9, 22, 96, 97, 98, 99, 100, 111, 128, 131

Stemmenweging 15

Tabak 90, 91, 92, 95, 115, 135, 140

TACIS 145

Telecommunicatie 4, 51, 103, 104, 105, 107, 145

TEN 105, 106, 107, 110, 112, 145

Toerisme 4, 51, 85, 92, 104

Toetredingsonderhandelingen 7, 14, 15, 52, 54

Transatlantische betrekkingen 36

Transportbeleid 21

Transport 4, 11, 27, 31, 34, 51, 103, 107, 108, 109, 110, 111, 113, 115

TRIPs 145

Tuberculose 131

Turkije 15, 16, 17, 31, 57, 58, 78

Uitbreiding 5, 7, 8, 11, 12, 15, 17, 18, 24, 25, 27, 29, 34, 43, 44, 52, 54, 55, 59, 64, 70, 73, 74, 76, 90, 92, 95, 109, 110, 117, 132, 137, 143

Veiligheid 4, 5, 7, 18, 26, 27, 29, 30, 31, 34, 35, 36, 41, 43, 53, 54, 57, 62, 64, 77, 84, 88, 90, 91, 104, 105, 106, 108, 109, 110, 112, 114, 120, 121, 134, 137, 138, 139, 141, 143, 144, 145

Veiligheidsbeleid 29, 58, 75, 144

Verenigde Naties 33, 63, 76, 145

Verenigde Staten van Amerika 132, 145

Vergrijzing 21, 54, 70, 72, 74

Verkeersveiligheid 110

Visserij 4, 23, 25, 26, 32, 44, 45, 51, 68, 113, 115, 116, 117, 118, 135, 136, 144, 145

VN 26, 29, 30, 31, 34, 35, 57, 67, 121, 126, 145

Voedselveiligheid 9, 10, 23, 24, 34, 94, 101, 114, 144

Volksgezondheid 4, 10, 26, 51, 85, 89, 90, 91, 92, 140

Voorlichting 10, 130

Voorzorgsbeginsel 25, 118

VS 26, 29, 35, 36, 53, 61, 62, 67, 79, 80, 83, 89, 102, 108, 109, 120, 121, 124, 145

Werkgelegenheid 4, 21, 22, 23, 51, 54, 55, 71, 85, 86, 87, 88, 92, 96, 137

WTO 4, 24, 25, 26, 33, 34, 35, 36, 59, 61, 65, 66, 67, 68, 78, 99, 146


XNoot
1

De onderhandelingen over de overname van het acquis communautaire van de EU door de kandidaat-lidstaten zijn verdeeld over 30 thematische hoofdstukken. De road map is de werkkalender waarin de behandeling van deze onderhandelingshoofdstukken worden verdeeld over respectievelijk het Zweedse, Belgische en Spaanse voorzitterschap.

XNoot
2

Regeringsnotitie «Stappen naar Toetreding, een nieuwe fase in het EU-Uitbreidingsproces» (november 2000). Kamerstuk 2000-2001, 23 987, nr 3.

XNoot
3

De «Voortgangsnotitie over de uitbreiding» (juni 2001) en de notitie «EU-Uitbreiding – Op weg naar de Eindfase» (november 2001), Kamerstukken 2000-2001, 23 987, nrs. 6 en 9.

XNoot
1

Een hoofdstuk geldt als «voorlopig afgesloten» als de onderhandelende partijen het er over eens zijn dat naar verwachting geen verdere onderhandelingen meer nodig zijn over de voorwaarden voor toetreding op het betreffende gebied. Dit gebeurt mede op basis van toezeggingen van de kandidaat-lidstaten om resterend en eventueel nieuw acquis over te nemen en de bestuurlijke structuren op te zetten om dit acquis ook daadwerkelijk te implementeren. Indien een kandidaat zijn inspanningsverplichtingen niet nakomt en het acquis niet implementeert kan een hoofdstuk weer worden heropend.

XNoot
1

Zie het kabinetsstandpunt over «De financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na uitbreiding van de Europese Unie» naar aanleiding van het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) en de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken «Uitbreiding van de Europese Unie, Common Financial Framework 2004-2006 for the Accession Negotiations» en «Negotiations on Chapter 7 (Common Agricultural Policy) Issues paper» van 4 februari 2002, Kamerstukken 27 912, nr. 1 en 27 913, nr. 1.

XNoot
1

Zie voetnoot 5.

XNoot
1

Vo. 2500/2001 van 17 december 2001.

XNoot
1

Zie voetnoot 5.

XNoot
1

Met EPA's wordt getracht regionale samenwerking tussen ontwikkelingslanden te bevorderen.

XNoot
2

Het «everything but arms»-besluit behelst rechtenvrije import van alle goederen (behalve wapens en munitie) uit de armste ontwikkelingslanden.

XNoot
1

Commissie van de Europese Gemeenschappen: «Europese Governance een witboek», Brussel 25 juli 2001, COM (2001) 428, def.

XNoot
1

De Begrotingsraad is inmiddels opgenomen in de nieuwe Raad voor Economische en Financiële Zaken.

XNoot
1

COM(2001) 715.

XNoot
1

Met inbegrip van EVDB en ontwikkelingssamenwerking.

XNoot
2

Met inbegrip van begroting.

XNoot
3

Met inbegrip van civiele bescherming.

XNoot
4

Met inbegrip van toerisme.

XNoot
5

Met inbegrip van de audiovisuele sector.

XNoot
1

Zie de brief van de minister van Justitie van 4 juni 2002 (Kamerstukken II, 2001/2002, 22 112, nr. 237).

XNoot
2

De wetsvoorstellen tot goedkeuring en uitvoering van de overeenkomst en het protocol liggen reeds in de Tweede Kamer (nrs. 28 350 tot en met 28 354).

XNoot
1

Formeel was er sprake van een Industrie- en Energieraad. Deze raadsformatie had echter afzonderlijke agenda's voor de onderdelen industrie en energie. Van daadwerkelijke integratie van beide onderwerpen was maar zeer beperkt sprake.

XNoot
1

Formeel was er sprake van een Industrie- en Energieraad. Deze raadsformatie had echter afzonderlijke agenda's voor de onderdelen industrie en energie. Van daadwerkelijke integratie van beide onderwerpen was maar zeer beperkt sprake.

XNoot
1

(10 september 2001, kamerstuk 2001–2002, 21 501-17, nr. 114).

Naar boven