nr. 34
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2008
In antwoord op de vraag gesteld door mevrouw Van Gent waarbij zij een
brief vraagt aan de minister-president en mij over de stand van zaken bij
het maximeren en normeren van de inkomens in de publieke en semipublieke sector
kan ik uw Kamer als volgt berichten.
Op 5 september 2007 heeft de Adviescommissie rechtspositie politieke
ambtsdragers (commissie Dijkstal) haar vijfde advies, getiteld «Normeren
en Waarderen», uitgebracht. Dit advies heb ik u toegezonden op 6 september
(Kamerstukken II 2006/07, 28 479, nr. 32. De aanleiding van de adviesopdracht
was een motie waarin het kabinet werd opgeroepen om voorstellen te doen voor
een normering van de salarisniveaus in de semipublieke sector (motie van de
leden Bakker c.s, Kamerstukken II 2005/06, 30 300, nr. 53).
De aanpak die het toenmalige kabinet bij het streven naar een sectorale
normering voor ogen stond, omvatte drie fasen, te weten: normering, verankering
en handhaving. De commissie heeft zich willen beperken tot de meer principiële
vraagstelling. De vraag omtrent de handhaving achtte de commissie een uitvoeringstechnische
kwestie die zij aan het kabinet gelaten heeft.
Het vraagstuk van de handhaving van topinkomens in de juridisch nog onafgebakende
semipublieke sector is buitengewoon complex. Het gaat om een groot aantal
instellingen waarbij de bevoegdheden van vakministers in hun velden sterk
kan verschillen.
Het kabinet zal binnenkort bepalen welke sectoren als semi-publieke sector
zullen worden aangemerkt en welk beloningsregime van toepassing zal zijn.
Nadat het kabinet een besluit heeft genomen zal de kamer hier uiteraard over
worden geïnformeerd.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens
de Minister-President,
G. ter Horst