28 380
Financiële verantwoordingen over het jaar 2001

nr. 29
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN (XIII) OVER HET JAAR 2001

Deze financiële verantwoording bestaat uit:

– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;

– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 2001, voorzien van een toelichting.

De financiële verantwoording van de agentschappen Senter en EVD bestaat uit de rekening van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten, zoals blijkt uit de bijgevoegde staat, voorzien van een toelichting en de balans per 31 december 2001, voorzien van een toelichting.

Den Haag 5 juni 2002

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2001

INHOUDSOPGAVEBlz.
   
BEGROTINGSSTATEN3
   
TOELICHTING 
   
Algemeen deel8
Het algemeen deel bestaat uit de volgende hoofdstukken: 
IInleiding8
IIKerncijfers EZ8
IIIFinancieel beheer10
IVActieplan Professioneel inkopen15
   
Artikelsgewijze toelichting16
 Uitgaven16
 Hoofdbeleidsterrein 
 01 Algemeen16
 02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid32
 03 Industrie- en Dienstenbeleid62
 04 Ruimtelijk Economisch Beleid68
 05 Ondernemerschap en Marktwerking78
 07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering88
 09 Energiebeleid106
 Ontvangsten120
 Hoofdbeleidsterrein 
 01 Algemeen120
 02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid122
 03 Industriebeleid124
 04 Ruimtelijk Economisch Beleid125
 05 Ondernemerschap en Marktwerking125
 07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering128
 09 Energiebeleid129
 Agentschap Senter132
 Agentschap EVD145
   
Bijlage 1Saldibalans per 31 december 2001 van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en de bij die saldibalans behorende toelichting158
Bijlage 2Administratieve lasten170

Financiële verantwoording van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) over het jaar 2001 Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel uitgaven en verplichtingen

   (1)(2)(3)=(2)–(1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
   Verplich-tingenUitgavenVerplich-tingenUitgavenVerplich-tingenUitgaven
   EUR1000EUR1000EUR1000EUR1000EUR1000EUR1000
  TOTAAL 1 737 189 4 021 732 2 284 543
         
01 Algemeen 376 426 412 006  
 01Apparaatsuitgaven EZ314 826316 832369 907366 29755 08149 465
 03Loonbijstelling6 4486 448  – 6 448– 6 448
 04Prijsbijstelling8 3578 357  – 8 357– 8 357
 05Onvoorzien1 1341 134  – 1 134– 1 134
 06Uitgaven post-actief personeel3 8993 8992 7532 753– 1 146– 1 146
 12Europees Octrooibureau3 3173 3173 4443 444127127
 15Adviescolleges1 4211 4181 4171 292– 4– 126
 55Bijdrage aan het agentschap Senter35 30235 02050 37738 22015 0753 200
         
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid 508 267 464 437  
 01Onderzoek en voorlichting ten behoeve van technologiebeleid   91 91
 02Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering252 010183 402234 834149 049– 17 176– 34 353
 03Internationale en algemene technologiestimulering49 78653 91558 79353 1619 007– 754
 04Overheidsaanschaffingen en bevordering bedrijfsgerichte samenwerking7 0796 8004 8255 698– 2 254– 1 102
 05Syntens31 16231 48034 72634 0793 5642 599
 06Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling34 42233 88840 51839 3236 0965 435
 07Internationale ruimtevaartprogramma's57 97939 15926 16042 432– 31 8193 273
 08Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart19 96625 72949 24930 37229 2834 643
 09Speur- en ontwikkelingswerk40 00939 90030 48126 985– 9 528– 12 915
 12Technologische infrastructuur108 38674 935120 14164 59711 755– 10 338
 13Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking 19 059 18 650 – 409
         
03 Industrie- en Dienstenbeleid 41 987 103 889  
 03Versterking economische structuur3 3884 2113 0283 680– 360– 531
 04Industriële promotie6 7716 3756 6935 559– 78– 816
 05Steun scheepsbouw 23 27929 07131 44629 0718 167
 08Bijdrage auto-ontwikkeling Nedcar B.V. 7 3063 50662 5493 50655 243
 09Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981 817 655 – 162
04 Ruimtelijk Economisch Beleid 189 063 189 194  
 01Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige5 2235 2238 3696 1613 146938
 05Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie6 3693 407 1 918– 6 369– 1 489
 06Projecten gefinancierd uit het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling      
 08Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking88 66857 360131 31457 37842 64618
 09Regio-programma's 51 3643 49333 3323 493– 18 032
 10Investeren in stedelijke en regionale economische ontwikkeling74 32638 69436 13067 353– 38 19628 659
 11Toeristisch beleid22 42133 01522 94223 052521– 9 963
         
05 Ondernemerschap en Marktwerking 59 083 47 171  
         
  Ondernemerschap      
 01Voorlichting en advisering MKB 567 394 – 173
 02Onderzoek en onderwijs MKB9 5458 38612 0368 6632 491277
 03Borgstellingsregelingen454 07521 555356 42814 384– 97 647– 7 171
 05Bedrijfsbeëindigingshulp4 8954 8954 9744 9747979
 07Hulp bedrijven bij calamiteiten      
         
  Diensten      
 12Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999 1 391 1 061 – 330
         
  Marktwerking      
 21Marktwerking7 1877 6732 9363 320– 4 251– 4 353
 22Bijdrage Nederlands Meetinstituut13 60114 61615 38014 3751 779– 241
         
07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering 207 483 226 454  
 01Internationale organisaties7 2297 8196 7367 326– 493– 493
 02Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen31 76521 40529 61824 002– 2 1472 597
 03Stimulering exportactiviteiten213 27799 674147 289100 503– 65 988829
 04Bijdrage aan agentschap EVD22 90720 95924 38225 0451 4754 086
 05Afwikkeling economische hulp Oost-Europa tot 2000 33 079 43 674 10 595
 07Economische samenwerking en kennisoverdracht66 47924 54763 32725 904– 3 1521 357
         
09 Energiebeleid 354 880 2 578 581  
         
  Energiebeleid vanaf 1996      
 01Energiebesparingstechnologie74 68995 60863 96876 530– 10 721– 19 078
 02Duurzame energie96 16154 78441 98842 138– 54 173– 12 646
 03Energievoorzieningsonderzoek6351 162 467– 635– 695
 04Beleidsondersteuning en overige uitgaven4 1355 14715 6055 58311 470436
 05Energieonderzoek Centrum Nederland29 70929 71038 63337 8508 9248 140
 06Doelfinanciering NITG-TNO13 79613 7962 359891– 11 437– 12 905
 07CO2-reductie33 4378 52250 50615 60217 0697 080
 08Deelname in aandelenkapitaal TenneT  835 551835 551835 551835 551
 12Garanties energiebeleid 2 405182 0082 084182 008– 321
 13Compensatie kolenvergasser Demkolec  180 597163 535180 597163 535
         
  Doorsluisposten      
 21Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten65 48065 48073 56673 5668 0868 086
 22Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.67 15967 1591 318 1091 318 1091 250 9501 250 950
         
  Afwikkeling energiebeleid tot 1996      
 31Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven   12 12
 32Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie 8 393 4 424 – 3 969
 33Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied 2 712 2 239 – 473
 35Investeringssubsidies energiebesparing      

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

Financiële verantwoording van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) over het jaar 2001 Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel ontvangsten

   (1)(2)(3) =(2)–(1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
   OntvangstenOntvangstenOntvangsten
   EUR1000EUR1000EUR1000
  TOTAAL2 262 1722 780 560518 388
      
01 Algemeen39 61043 795 
 01Diverse ontvangsten4 1875 5871 400
 11Ontvangsten Bureau voor de Industriële Eigendom23 59723 704107
 21Ontvangsten Centraal Planbureau1 2981 562264
 31Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek10 52812 7542 226
 41Terugontvangsten Senter 188188
      
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid123 238102 490 
 02Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten36 30231 409– 4 893
 04Diverse ontvangsten technologiebeleid28 85143 12914 278
 05Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking58 08427 952– 30 132
      
03 Industriebeleid13 02367 066 
 03Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie13 02366 96553 942
 04Ontvangsten garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981 101101
      
04 Ruimtelijk Economisch Beleid9083 656 
 03Diverse ontvangsten ruimtelijk economisch beleid9083 6562 748
      
05 Ondernemerschap en Marktwerking97 133102 902 
 01Ontvangsten uit borgstellingsregelingen14 15814 806648
 12Opbrengst van casino's78 95880 6381 680
 13Opbrengst afgifte exploitatievergunningen speelautomaten1 5881 66072
 15Ontvangsten Nederlands Meetinstituut1 0675 6404 573
 21Diverse ontvangsten Ondernemerschap en Marktwerking1 361158– 1 203
      
07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering1 8157 031 
 01Ontvangsten BEB1 8156 2414 426
 02Ontvangsten EVD 790790
      
09 Energiebeleid1 986 4462 453 620 
 01Inkomsten uit aardgas1 831 4572 288 255456 798
 02Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.67 15974 7507 591
 03Ontvangsten voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten65 48073 5658 085
 04Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V.20 42014 931– 5 489
 05Ontvangsten zoutwinning1 3611 676315
 06Diverse ontvangsten Energie567443– 124

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Ministerie van Economische Zaken Onderdeel agentschappen Senter en EVD

  (1)(2)(3) =(2)–(1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  EUR1000EUR1000EUR1000
01Senter   
 Totale baten38 41245 8617 449
 Totale lasten38 25443 9135 659
 Saldo van baten en lasten1591 9481 789
     
 Totale kapitaalontvangsten   
 Totale kapitaaluitgaven1 5431 442– 101
     
02EVD   
 Totale baten20 80124 4733 672
 Totale lasten20 51124 3003 789
 Saldo van baten en lasten290173– 117
     
 Totale kapitaalontvangsten1 429449– 980
 Totale kapitaaluitgaven2 0341 245– 789

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

I Inleiding

De toelichting bij de rekening bevat per begrotingsartikel een inhoudelijke toelichting bij opmerkelijke verschillen tussen de begrotingsraming, zoals vastgesteld bij de oorspronkelijke begroting (de Wet van 12 februari 2001, Stb. 137) en de uiteindelijke realisatie. Aangezien deze verschillen (in het merendeel van de gevallen) al in de eerdere suppletore begrotingen zijn toegelicht, heeft de toelichting bij de rekening veelal een samenvattend karakter en wordt zonodig verwezen naar de toelichting bij de betrokken suppletore begroting.

II Kerncijfers EZ en verloop van de begrotingsuitvoering 2001

In de navolgende opstelling zijn kerncijfers ten aanzien van de EZ-begroting weergegeven. In de aansluitende tekstblokken is respectievelijk ingegaan op de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten. In de op de tabel aansluitende tekst is voor een meer specifieke toelichting doorverwezen naar de individuele begrotingsposten die in de artikelsgewijze toelichting zijn behandeld.

kerncijfers EZ (bedragen x EUR mln)
 Stand vaststellingswet 2001Stand 2e suppletore begroting 2001Realisatie 2001Realisatie 2000
Uitgaven totaal1 7374 0304 0221 889
– personele uitgaven229255244239
– materiële uitgaven9211812597
– afrondingsverschil   – 1
– beleids- en overige uitgaven,1 4163 6573 6531 554
waarvan voor:    
• industrieel en algemeen technologiebeleid508486464523
• industrie- en dienstenbeleid42112104146
• ruimtelijk economisch beleid189190189169
• ondernemerschap en marktwerking59534756
• buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering207203226208
• wir   64
• energiebeleid3552 5702 579348
• overige uitgaven56444339
• afrondingsverschil – 1+ 1+ 1
     
Verplichtingen totaal2 3994 9734 7382 533
waarvan voor:    
• industrieel en algemeen technologiebeleid601620600558
• industrie- en dienstenbeleid106142109
• ruimtelijk economisch beleid197217202392
• ondernemerschap en marktwerking489491392471
• buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering342353271281
• energiebeleid3852 8092 803335
• overige verplichtingen375422428386
• afrondingsverschil   + 1
     
Stand verplichtingen ultimo  5 6145 385
waarvan voor:    
• reguliere verplichtingen  2 8472 854
waarvan:    
– binnen begrotingsverband  2 7062 705
– buiten begrotingsverband  141149
• garantieverplichtingen  2 7682 530
• afrondingsverschil  – 1+ 1
     
Ontvangsten totaal2 2622 7502 7812 159
– ontvangsten uit aardgas1 8312 2562 2881 719
– diverse ontvangsten EZ431494492440
– afrondingsverschil  + 1 

Uitgaven

Ten opzichte van de oorspronkelijk begroting 2001 is per saldo EUR 2 285 mln meer uitgegeven, waarvan EUR 2 237 mln aan beleidsuitgaven. De grootste verschillen betreffen:

• Industrieel en algemeen technologiebeleid (– EUR 44 mln). Ten opzichte van de vastgestelde begroting 2001 zijn vooral lagere uitgaven gerealiseerd op de artikelen 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering (– EUR 34,3 mln) en 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk (– EUR 12,9 mln). Bij artikel 02.02 gaat het met name om kasherschikkingen die verband houden met de uitfinanciering van reeds aangegane verplichtingen bij de onderdelen Voorbereiding Technologische Productie en Elektronische Snelweg. In het geval van artikel 02.09 worden de lagere uitgaven voornamelijk veroorzaakt door een bijdrage aan het Ministerie van OCenW voor Genomics en een tragere kasuitfinanciering van reeds aangegane verplichtingen.

• Industrie- en dienstenbeleid (+ EUR 62 mln). De hogere uitgaven hebben vrijwel geheel betrekking op artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling Nedcar B.V. (+ EUR 55,2 mln) waar de opbrengsten van de verkoop van reserveonderdelen van de V400-serie en aflossingen op leningen zijn verwerkt. Ook op artikel 03.05 Steun scheepsbouw (+ EUR 8,2 mln) zijn hogere uitgaven gerealiseerd in verband met de zogenaamde «decembercontracten» die eind 2000 zijn aangegaan voor het bouwen van schepen op Nederlandse werven.

• Energiebeleid (+ EUR 2 224 mln). Bij energiebeleid zijn de uitgaven vele malen hoger dan de oorspronkelijke begroting 2001. Dit wordt met name veroorzaakt door drie omvangrijke posten. De Staat is op 25 oktober 2001 eigenaar geworden van het landelijk hoogspanningsnet. Dit is verantwoord op artikel 09.08 Deelname in aandelenkapitaal TenneT (+ EUR 836 mln). Tevens wordt op grond van de Overgangswet Elektriciteitsproductiesector een tegemoetkoming voor de kolenvergasser Demkolec en voor stadsverwarmingsprojecten gegeven. Dit is op artikel 09.13 (+ EUR 164 mln) verwerkt. Op artikel 09.22 Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V. is de overname van de door DSM gehouden certificaten EBN opgenomen (+ EUR 1 243 mln).

Verplichtingen

Het gerealiseerde verplichtingenbedrag 2001 komt per saldo EUR 2 339 mln hoger uit dan oorspronkelijk was geraamd. De voornaamste afwijkingen zijn:

• Industrie- en dienstenbeleid (+ EUR 32 mln). De hogere verplichtingenrealisatie wordt met name veroorzaakt door de hierboven bij de uitgaven reeds genoemde extra middelen ten behoeve van de «decembercontracten» voor de scheepsbouw op artikel 03.05 (+ EUR 29,1 mln).

• Ondernemersschap en marktwerking (– EUR 97 mln). De lagere verplichtingenrealisatie komt vrijwel geheel voor rekening van artikel 05.03 Borgstellingsregelingen (– EUR 97,6 mln). Vanwege de conjuncturele luwte die in de tweede helft van 2001 is ingetreden, zijn minder MKB-kredieten verstrekt, hetgeen doorwerkt in de verleende borgstellingen.

• Buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering (– EUR 71 mln). Met name op artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten is sprake van een lagere realisatie van verplichtingen (– EUR 66,0 mln). Het betreft voor een groot deel mutaties die betrekking hebben op de SENO- en GOM-faciliteit in zowel de eerste en tweede suppletore begroting als de slotwet. Daarnaast zijn minder verplichtingen aangegaan onder het Besluit Subsidies Exportfinancieringsarrangementen (BSE), onder andere vanwege het aflopen van het EU-productiesteunregime voor de scheepsbouwsector.

• Energiebeleid (+ EUR 2 418 mln). Het hoger gerealiseerde bedrag aan verplichtingen wordt met name verklaard door de posten die reeds bij de uitgaven zijn genoemd (aankoop EBN + EUR 1 243 mln, aankoop Tennet + EUR 836 mln en compensatie Demkolec en stadsverwarmingsprojecten + EUR 181 mln).

Ontvangsten

In 2001 is EUR 519 mln meer ontvangen dan in de oorspronkelijke begroting 2001 was voorzien. Deze meevaller concentreert zich bij de aardgasbaten (+ EUR 457 mln).

III Financieel beheer en bedrijfsvoering

Inleiding

Aansluitend wordt ingegaan op een aantal ontwikkelingen rond de bedrijfsvoering en het financieel beheer binnen EZ, waaronder de verbetering van de informatievoorziening in begrotingen en financiële verantwoordingen (vragen Commissie van Zijl).

Bedrijfsvoering

Met ingang van 1 april 2001 is de organisatiestructuur van EZ (informeel) gewijzigd. Een nieuw samengestelde hoofdstructuur bestaande uit directoraten-generaal met zowel daarbinnen als daartussen een grote mate van flexibiliteit, staan garant voor een organisatie die zich soepel aanpast aan wijzigende ontwikkelingen en prioriteiten.

Een dergelijke flexibiliteit vergt ook aanpassing van de werkwijze en de aansturing. Met het tot stand gebrachte organisatie & formatierapport is een goede balans gevonden tussen flexibiliteit en zekerheid.

Met resultaatgericht werken als uitgangspunt is «projectmatig werken» binnen het departement verder versterkt. Behalve de resultaatgerichtheid, wordt daarmee ook de samenwerking tussen organisatieonderdelen gestimuleerd. Op individueel niveau komt de filosofie van resultaatgericht management tot uiting in de organisatiebrede invoering van «individuele werkplannen», waarin resultaatafspraken worden vastgelegd tussen medewerker en leidinggevende. Tezamen met de invoering van «persoonlijke ontwikkelingsplannen» en een nieuw loopbaanbeleid, is een HRM-beleid tot stand gebracht dat past bij een kennisintensieve organisatie als EZ.

De nieuwe organisatie die aldus tot stand is gebracht, vergt ook een herziening van de interne bedrijfsvoering. De bestaande planning- & controlcyclus is zodanig aangepast dat deze resultaatgericht management en flexibiliteit ondersteunt en tegelijkertijd beheersbaar houdt. Het resultaatgerichte management wordt gefaciliteerd door een transparante doorvertaling van enerzijds de EZ-strategie naar VBTB-begroting en anderzijds het EZ-jaarplan, via werkplannen per organisatieonderdeel, naar individuele werkplannen. Inbedding van expliciete momenten voor afweging van prioriteiten en posterioriteiten in deze cyclus ondersteunt de gewenste flexibiliteit.

De EZ-brede benadering van de strategie en prioriteiten en posterioriteiten is verder geaccentueerd door het «SG/DG-beraad» om te vormen tot een «Bestuursraad» waarin de collectieve verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de EZ-strategie wordt gecombineerd met de eenhoofdige verantwoordelijkheid voor de directoraten-generaal.

Om de Bestuursraad te ontlasten van de bedrijfsvoering, werd het Bedrijfsvoeringscollege ingesteld. In dit college hebben naast de plaatsvervangend directeuren-generaal, de directeuren c.q. directeuren-generaal van de «buitendiensten» en agentschappen zitting. Onder voorzitterschap van de plaatsvervangend secretaris-generaal vindt hier besluitvorming plaats over alle aspecten van de interne bedrijfsvoering.

Naast structuur, werkwijze en bedrijfsvoering, is aandacht besteed aan de organisatiecultuur. Op basis van departementsbrede input zijn de normen vastgesteld die het management en de medewerkers van EZ hanteren bij de uitvoering van hun werkzaamheden.

Tenslotte is een «veranderingsmonitor» samengesteld om te kunnen volgen of de beoogde veranderingen zich ook daadwerkelijk voordoen en eventueel tijdig te kunnen bijsturen.

Naast de bovengenoemde EZ-brede veranderingen, zijn bij enkele organisatieonderdelen belangrijke wijzigingen in de bedrijfsvoering uitgevoerd c.q. in gang gezet.

Zo is, als uitvloeisel van een interdepartementaal beleidsonderzoek, na een intensief voorbereidingstraject met ingang van 1 januari 2002 het Bureau voor de Industriële Eigendom omgevormd tot het derde agentschap van EZ. Met ingang van dezelfde datum is het «tijdelijk agentschap» Novem opgericht. Dit tijdelijk agentschap zal de transformatie van de BV Novem tot agentschap van EZ voorbereiden.

Naast agentschapvorming zijn twee ZBO-trajecten in 2001 in voorbereiding genomen. Bij het CBS zijn de eerste stappen gezet om naast de ingrijpende reorganisatie, eveneens als uitvloeisel van een interdepartementaal beleidsonderzoek, de organisatie voor te bereiden op de mogelijke verkrijging van de ZBO-status per 1 januari 2004. Datzelfde geldt voor de NMa, waarvoor de voorbereidingen om deze dienst meer op afstand van het departement te plaatsen, zijn voortgezet.

Administratieve Organisatie

Voorgaande organisatiewijzigingen zijn aanleiding geweest om de Administratieve Organisatie (AO) en de Interne Controle (IC) van de dienstonderdelen aan te passen. Naast verwerking van de gevolgen van de reorganisatie in de AO, heeft regulier onderhoud plaatsgevonden en zijnbestaande beschrijvingen geactualiseerd. Hierbij zijn tevens wijzigingen doorgevoerd als gevolg van het invoeren van de euro per 1 januari 2002. Mede op grond van de reorganisatie van het kerndepartement is het EZ-brede mandaatbesluit geactualiseerd. Uiteraard is deze aanpassing verwerkt in de onderliggende ondermandaatbesluiten van de dienstonderdelen. Als gevolg hiervan zijn tevens de AO-beschrijvingen aangepast. Via het Audit-Committee en de AO-coördinatieteams zijn de taken van de departementale AO-onderhoudsorganisatie bewaakt en zijn kaders aangereikt voor het stroomlijnen en opstellen van AO-procedures.

Geautomatiseerde ondersteuning van financieel beheer

Parallel aan bovenstaande ontwikkelingen op organisatorisch gebied en op het gebied van sturing en beheersing, heeft een ingrijpende aanpassing van het geautomatiseerde bedrijfsvoeringssysteem plaatsgevonden. De «herinrichting» van het door EZ al langer gebruikte SAP biedt mogelijkheden om meer en betere managementinformatie te genereren en de invoering van het baten-lastenstelsel soepeler te laten verlopen.

Dit project vloeide voort uit de Strategienota rond het departementale ERP-pakket. Op basis van deze nota zullen in de komende jaren nog diverse andere projecten worden uitgevoerd ter verdere ondersteuning van de departementale bedrijfsvoering.

Het project Herinrichting had als belangrijkste doel het inrichten van één systeem ter vervanging van het bestaande financiële-, personele- en inkoopsysteem en het zoveel mogelijk vervangen van de maatwerkprogrammatuur en maatwerkrapportages door standaardapplicaties. Tevens is in het project meegenomen de conversie naar de VBTB-indeling van de begroting en het verwerken van de nieuwe organisatiestructuur van het departement. Het project is op 22 februari 2002 succesvol afgesloten.

Toezichtsfunctie

Omdat de uitkomsten van het toezicht op rechtmatigheid sinds enige tijd een bevredigend beeld vertonen en het financieel beheer binnen EZ in algemene zin op orde is, vindt – voor een geselecteerd aantal dossiers en binnen een aantal specifieke voorwaarden – een verschuiving van het zwaartepunt plaats van het ex ante-toezicht door FEZ naar het ex ante-toezicht door financiële stafbureau's van beleidsonderdelen. In voorkomende gevallen vervangt FEZ haar ex ante-toezicht door ex post-toezicht, hetgeen onder meer leidt tot kortere doorlooptijden van financiële dossiers. Deze accentverschuiving in het toezichtsveld wordt gefaseerd uitgevoerd. Per 1 maart 1999 is deze verschuiving doorgevoerd voor een eerste groep van dossiers. Begin 2000 is een dergelijke verschuiving voor een tweede groep van dossiers doorgevoerd. In het laatste kwartaal van 2001 is hierin weer een volgende stap gezet.

In het vierde kwartaal van 2001 zijn de werkgroepen Toezicht beleidsgelden en Toezicht apparaatgelden ingesteld. Beide werkgroepen hebben als opdracht gekregen in april 2002 te rapporteren.

Voor de werkgroep Toezicht beleidsgelden zal dit rapport zich toespitsen op de kwalitatieve en kwantitatieve verbetering van de (decentrale) financiële beheersfunctie, met daarbij eenduidige normen en toetsingskaders aan de hand waarvan de kwaliteit van het financiële beheer bij de DG's gemeten zal worden.

De werkgroep Toezicht apparaatgelden zal moeten vaststellen hoe het toezicht op apparaatuitgaven binnen EZ op de meest efficiënte wijze kan worden vormgegeven en ondersteunend kan zijn aan de in de toekomst te verstrekken mededeling over de bedrijfsvoering, inclusief voorstellen voor implementatie daarvan. De toezichtelementen moeten worden bepaald. Hiervoor zijn uniforme definities en procedures noodzakelijk.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het geheel van de door EZ getroffen maatregelen biedt een voldoende waarborg voor een doeltreffende bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O). Zie hiervoor onder meer de diverse rapportages aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 22 150, nrs. 5 en 11).

Een belangrijk aspect bij M&O is de juistheid van de door derden aangeleverde gegevens. Deze gegevens worden bij het beleidsinstrumentarium van EZ gewaarborgd door controle (gecertificeerde jaarrekeningen van de aanvragers en accountsverklaringen bij eindafrekeningen). Op deze wijze wordt de kans op M&O zoveel mogelijk beperkt. Bij actualisatie van het beleidsinstrumentarium is aandacht voor M&O een vast onderdeel van het financieel beheer door EZ. Het instrumentarium wordt in beginsel jaarlijks doorgelicht op de M&O-gevoeligheid van het aspect «derdengegevens». Bij de achtereenvolgende actualisaties is steeds geconcludeerd dat de getroffen maatregelen een voldoende waarborg vormen voor een doeltreffende bestrijding van M&O.

Verbetering van de informatievoorziening in begrotingen en financiële verantwoordingen

De Tweede Kamer heeft in 1999 vier onderwerpen geselecteerd die in de financiële verantwoording van EZ over 1999 specifiek belicht zouden moeten worden (werkgroep Financiële Verantwoordingen, Kamerstukken II 1998/99, 26 347, nr. 1–2). In de financiële verantwoording over 1998 (zie paragraaf «Financieel beheer») is uitvoerig ingegaan op de elementen die per onderwerp aan de orde zouden moeten komen. Daarbij is aangegeven dat de door de werkgroep gevraagde verbijzonderingen met betrekking tot het onderwerp «instrumenten in het kader van het grote stedenbeleid» niet beschikbaar zijn. Nadien heeft de werkgroep Financiële Verantwoordingen van de Tweede Kamer te kennen gegeven dat over dit onderwerp niet meer in de financiële verantwoordingen van EZ gerapporteerd hoefde te worden (Kamerstukken II 1999/2000, 16 953, nr. 1).

Aansluitend zijn de onderwerpen genoemd met een verwijzing naar de artikelsgewijze toelichting, waar de onderwerpen worden behandeld.

• ICT-beleid (artikel 02.02).

• Instrumentarium en tijdpad om te komen tot een vermindering van de administratieve lasten (artikel 05.21 en bijlage 2).

• Doelmatigheid exportinstrumentarium (artikel 07.03).

Opmerkingen van de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het rechtmatigheidsonderzoek over 2000

De Algemene Rekenkamer (AR) constateerde over 2000 een aantal tekortkomingen op het gebied van het financieel beheer bij Economische Zaken. Op elk van deze punten wordt aansluitend ingegaan.

• Toezicht op de beleidsuitvoering buiten het ministerie: Over het jaar 2000 constateerde de AR dat de uitvoering van het toezicht door het ministerie op de rechtmatige besteding van EFRO-gelden, alsmede het financieel beheer daarvan door de provincies, gebrekkig was. Om de verantwoordelijkheden van EZ en de uitvoerders duidelijk in kaart te brengen, zijn in 2001 convenanten afgesloten met de betrokken provincies. De accountantsdienst van EZ heeft haar controlewerkzaamheden op dit gebied geïntensiveerd door middel van het houden van projectbezoeken. Daarbij is het overleg tussen de beleidsafdeling, de accountantsdienst en FEZ gestructureerd, waarbij onder meer aandacht wordt geschonken aan de voortgang van de afwikkeling van het programma 1994–1999, de uitgeoefende toezichtfunctie, geconstateerde onregelmatigheden en de auditbevindingen van de accountantsdienst van EZ. Er wordt nog gewerkt aan een protocol onregelmatigheden dat op dit moment wordt afgestemd met het Ministerie van LNV en de provincies. Ten aanzien van het beheer van de structuurfondsen is door EZ en LNV een opdracht verstrekt voor een onafhankelijke audit. Ten aanzien van de MAP heeft de AR geconstateerd dat alsnog maatregelen getroffen moeten worden aangaande het toezicht op de inning en besteding van de MAP-gelden door de energiedistributiebedrijven. In 2001 zijn de leden van Energiened door EZ verzocht informatie te verschaffen ten behoeve van de rechtmatigheidstoets 1997–2000 en zijn aanwijzingen gegeven inzake de wijze waarop het beheer in de komende tijd dient te geschieden. Bovendien zijn eisen geformuleerd ten aanzien van de te leveren verantwoordingsinformatie. Het verzamelen van de informatie ten behoeve van de rechtmatigheidstoets over de periode 1997–2000 zal in 2002 nog een vervolg krijgen.

• Financiële functie: De AR constateert dat een aantal financiële stafbureau's een heldere doelstelling en een uitgebalanceerde formatie, gebaseerd op een risicoanalyse van de beleidsterreinen, ontbeert. EZ heeft de bezetting van de financiële stafbureau's van de DG's bij de reorganisatie tegen het licht gehouden. Tevens is in het vierde kwartaal de werkgroep Toezicht beleidsgelden gestart, waarin onder meer binnen het huidige toezichtmodel een verdere herijking van het toezicht mogelijk wordt gemaakt door het zelfstandiger afdoen van dossiers binnen het DG.

• Administratieve organisatie: De AR constateerde achterstanden op het gebied van de AO-beschrijvingen. Inmiddels zijn de meeste AO-beschrijvingen gereed en voor de overige AO-beschrijvingen zijn plannen van aanpak aanwezig. Aan het reguliere onderhoud van de AO-beschrijvingen zal meer aandacht worden besteed.

• Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst: Als gevolg van reorganisaties zullen de verschillende Informatiebeveiligingsplannen (IB-plannen) moeten worden geactualiseerd en de Afhankelijkheids- en Kwetsbaarheidsanalyses (A&K-analyses) opnieuw worden uitgevoerd. Planning is om geactualiseerde IB-plannen en uitgevoerde A&K-analyses gereed te hebben voor 1 april 2002 (kerndepartement). Het CBS gaat uit van een planning die er op gericht is om vóór september 2002 alle relevante processen en informatiesystemen te hebben beveiligd conform het VIR. De AD stelt regelmatig onderzoek in naar de voortgang bij de diverse dienstonderdelen.

• Ontvangsten Mijnwet: De AR constateerde een tekortkoming bij interne controle op juistheid en volledigheid van de Mijnwet-ontvangsten en vroeg aandacht voor de gevolgen, in termen van toezicht, verantwoording en controle, bij uitbesteding van de uitvoering van de Mijnwet. Na de invoering van de nieuwe Mijnbouwwet per 2003 zullen de uitvoerende taken, met uitzondering van de vergunningen onder verantwoordelijkheid van de minister van EZ, door het Ministerie van Financiën worden verricht. Tot het moment van overdracht zal de accountantsdienst van EZ de werkzaamheden op dit gebied continueren.

• Informatievoorziening in het kader van de Borgstellingsregeling Midden- en Kleinbedrijf (BBMKB): De AR constateerde een verschil tussen de informatie van de banken en de informatie bij EZ zelf inzake de feitelijk opgenomen kredietstanden. Nadere analyse toont echter dat de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de informatie niet gelijk zijn, waardoor de standen per definitie ongelijk zullen zijn. De AR is op de hoogte gesteld van deze bevindingen en heeft begin 2002 een brief ontvangen met voorgestelde en reeds geïmplementeerde oplossingen. In de jaarverslaggeving 2001 is derhalve bij het artikel 05.03 een stelselwijziging toegepast.

• CBS: De AR heeft in 1999 onder meer kanttekeningen geplaatst bij de kostentoerekening van uren en werk voor derden, de controle op de vergoeding voor interviewers en de voorbereidingen voor de introductie van de euro. In het jaar 2000 was door de reorganisatie onvoldoende voortgang geboekt. In 2001 is voortgang geboekt door middel van controle op de voortgang van de projecten door middel van de maandelijkse managementrapportages, de wijziging formele vaststelling en interne publicatie van de administratieve organisatie (AO), alsmede toetsing op naleving van de AO. Het eurotraject is ondermeer door hoge prioritering binnen de directie inmiddels ook bij het CBS naar tevredenheid verlopen.

• De AR heeft in haar rapport over 2000 geconcludeerd dat de EVD op het niveau van de deelprogramma's over voldoende kwaliteitsindicatoren beschikt voor de meting van de doelmatigheid. Op een lager niveau, dat van de individuele projecten, is nog niet bij alle deelprogramma's een volledige set van kwaliteitsindicatoren samengesteld. Daardoor is het niet mogelijk om over de gehele linie projecten aan de hand van deze kwaliteitsindicatoren te evalueren. Op het niveau van de projecten heeft de EVD de definiëring van indicatoren die een indicatie geven van de doelmatigheid en de effectiviteit in 2001 afgerond.

IV Actieplan Professioneel Inkopen

Het project «Professioneel Inkopen en Aanbesteden EZ» (PIA EZ) kent drie fasen. De eerste fase, de inventarisatie en analyse van het huidige inkopen en aanbesteden in EZ, is eind 2000 afgerond. Belangrijkste conclusie was dat meer coördinatie en samenwerking binnen het ministerie efficiencyvoordelen kan opleveren. De uitkomsten van de eerste fase vormden de input voor de tweede fase: het opstellen van een actieplan met daarin op de professionalisering gerichte maatregelen. In 2001 heeft deze tweede fase zijn beslag gekregen en zijn voorstellen ontwikkeld om tot meer coördinatie en samenwerking te komen en de inkoop van materieel, personeel en adviesdiensten verder te professionaliseren. Belangrijkste voorstellen zijn:

• De oprichting van een coördinatie- en expertisecentrum binnen EZ: een klein, hoogwaardig team van inkoopprofessionals, dat de inkoopactiviteiten van de verschillende EZ-diensten coördineert en daarbij ook de diensten adviseert en ondersteunt.

• De opzet van een digitaal kenniscentrum op het intranet, waarmee kennis en hulpmiddelen inzake inkoop en aanbesteding aan de medewerkers ter beschikking kunnen worden gesteld.

Verder is gewerkt aan een uniformering van de door de diverse EZ-diensten gehanteerde algemene voorwaarden bij het verstrekken van opdrachten. Ook is besloten om via een Europees aanbestedingstraject raamovereenkomsten te sluiten voor de inkoop van adviesdiensten. In 2002 zullen de voorstellen worden uitgevoerd (fase 3) met als doel dat:

• EZ aantoonbaar voldoet aan de Europese aanbestedingsrichtlijnen.

• Het inkopen gecoördineerd verloopt waarbij gebruik wordt gemaakt van aanwezige expertise en eigentijdse hulpmiddelen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Uitgaven

01.00 Algemeen

Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2001314 826316 832
Realisatie 2001369 907366 297
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 55 081+ 49 465

Toelichting realisatie 2001

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven verantwoord van het kernministerie en de diensten. De belangrijkste verschillen ten opzichte van de vastgestelde begroting betreffen:

• aan dit artikel toegevoegde middelen uit hoofde van loon- en prijsbijstelling (EUR 16,8 mln);

• aan de EZ-begroting toegevoegde respectievelijk binnen de EZ-begroting vrijgemaakte middelen voor extra werkzaamheden door de NMa/DTe en de verhuizing van beide diensten (EUR 14,7 mln);

• aan de EZ-begroting toegevoegde middelen voor de extra werkzaamheden van het CBS in verband met de toename van de informatiebehoefte van de Europese Unie (EUR 1,8 mln) en vrijgemaakte middelen voor de versnelling van de reorganisatie van het CBS en diverse huisvestingstechnische aanpassingen (EUR 5,2 mln);

• binnen de EZ-begroting vrijgemaakte middelen voor aanpassing van het project herinrichting ERP-systeem (SAP) en het verbeteren, beveiligen en uitbreiden van het netwerk (EUR 4,4 mln);

• binnen de EZ-begroting vrijgemaakte middelen voor de voorlichtingsprojecten Economie van de 21e eeuw en Groene energie (EUR 3,8 mln);

• binnen de EZ-begroting vrijgemaakte middelen voor het startkapitaal van het per 1 januari 2001 als agentschap opererende EVD (EUR 1,9 mln);

• van het ministerie van BZK overgehevelde middelen voor onder andere trainees, kinderopvang en IKAP (EUR 1,3 mln);

• diverse beleidsmatig minder relevante mutaties en hogere (verplichtingen)realisatie (EUR 5,2 mln);

Opbouw van de personele raming voor geheel EZ
(Bedragen x EUR1000)begrotingrealisatieverschil
Gemiddelde begrotingssterkte in fte3 971,83 876,3– 95,5
Gemiddelde prijs per fte49,27350,9791,706

Toelichting:

De stijging van de gemiddelde prijs per fte wordt verklaard door de stijging van de salarissen als gevolg van de nieuwe CAO en incidentele loonontwikkelingen.

Tabel 2: Verdeling van budgetten personeel en materieel
Kernministerie en buitendiensten (bedragen x EUR 1 mln)budget personeel2budget materieel2totaal apparaatsuitgaven
 begrotingrealisatiebegrotingrealisatiebegrotingrealisatie
Algemene leiding11,11,10,60,61,71,7
Beleidsontwikkeling en uitvoering:3      
– Innovatie14,610,78,45,223,015,9
– Marktordening & Energie12,211,58,25,720,517,2
– Ondernemingsklimaat7,116,83,87,510,924,3
– Buitenlandse economische      
betrekkingen8,49,04,54,712,913,7
Ondersteuning:      
– Algemene economische politiek2,32,31,11,13,43,4
– Voorlichting42,43,12,610,55,013,7
– Interne zaken5,66,95,24,810,811,7
– Financieel economische zaken2,82,71,41,34,24,0
– Financiering en deelnemingen31,70,00,80,02,50,0
– Accountantsdienst51,91,80,60,62,52,4
– Personeel, organisatie en informatie5,97,23,13,69,010,9
– Juridische zaken1,91,91,22,33,14,2
Buitendiensten:      
– ECD0,10,00,00,00,10,0
– CPB9,09,92,52,911,512,8
– Bureau I.E.7,78,15,04,912,713,0
– SodM2,72,80,81,23,54,0
– CBS110,8111,933,648,4144,4160,3
– EVD0,00,10,02,00,02,1
– NMa (incl. DTe)7,111,94,117,611,229,5
Overig:      
– Overige personeelsuitgaven613,814,8  13,814,8
– Reorganisatie CBS5,08,3  5,08,3
– Overige materiële uitgaven6  3,22,03,22,0
Totaal224,1243,090,7126,9314,9369,9

1 Inclusief Minister en Staatssecretaris

2 De artikelsubs Materieel Kernministerie, Automatisering en Voorlichting zijn over de budgetten van de dienstonderdelen verdeeld.

3 De EZ-organisatie is opnieuw ingericht: DG Industrie & Diensten, Economische structuur en Energie zijn omgevormd tot 3 nieuwe DG's. Tevens valt de stafdirectie Financiering en deelnemingen nu onder DG Ondernemingsklimaat.

4 Het materieel budget van Voorlichting is over de budgetten van de dienstonderdelen verdeeld, zie 2). De realisatie echter niet, dit in verband met een andere werkwijze.

5 Exclusief externe accountants.

6 Betreft de budgetten die niet specifiek toebehoren aan een dienstonderdeel.

Toelichting:

De tabel bevat een verdeling van de apparaatsuitgaven naar de verschillende onderdelen van het Ministerie. De verschillen worden voor het grootste deel verklaard in de hierboven weergegeven «Toelichting realisatie 2001». In aanvulling daarop worden de verschillen op het personele en materiële budget van het DG Innovatie (EUR – 7,0 mln), Marktordening en Energie (EUR – 3,3 mln), Financiering & Deelnemingen (EUR – 2,5 mln) en het DG Ondernemingsklimaat (EUR 13,4 mln) grotendeels verklaard door de nieuwe inrichting van EZ.

De overschrijding van het personele budget van Voorlichting, Interne Zaken en Personeel, Organisatie en Informatie (EUR 3,3 mln) houdt onder meer verband met een strategische doorlichting van de stafdienst Interne Zaken en extra werkzaamheden in verband met de reorganisatie van EZ.

Daarnaast kent het materiële budget van juridische zaken een overschrijding van EUR 1,1 mln vanwege de toename van proceskosten inzake een proces met betrekking tot gasboringen.

Het overige verschil wordt verklaard door beleidsmatig minder relevante mutaties (EUR 2,0 mln).

Het verschil tussen begroting en realisatie van de budgetten van het NMa en het CBS worden hierna separaat toegelicht.

Automatisering kerndepartement
(Bedragen verpl. x EUR1000)begrotingrealisatieverschil
1. Exploitatie6 1018 5392 438
2. Nieuwe ontwikkelingen4 4926 6272 135
3. Exploitatie (% totaal)58%56%– 2%
4. Nieuwe ontwikkelingen (% totaal)42%44%2%

Toelichting:

In 2001 heeft standaardisatie plaatsgevonden van de PC's. Een groot aantal PC's is daarom vervroegd vervangen, hetgeen heeft geleid tot hogere exploitatieuitgaven. De standaardisatie leidt op termijn echter tot schaalvoordelen bij de inkoop en het beheer.

In 2001 is ook een start gemaakt met een volledige herinrichting van het bedrijfsvoeringssysteem SAP. De «herinrichting» van SAP biedt mogelijkheden om meer en betere managementinformatie te genereren en de rijksbrede invoering van het baten-lastenstelsel soepeler te laten verlopen.

Huisvesting

Met ingang van 1999 heeft elk ministerie in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting een budget voor huisvesting gekregen. Onderstaand is een kengetal opgenomen waarin de huur en overige huisvestingsuitgaven per fte zijn opgenomen. Het kengetal betreft het gehele ministerie (exclusief de agentschappen Senter en EVD).

Huisvestingskengetallen
 begrotingrealisatieverschil
huisvestingsuitgaven per fte in EUR6 0156 680665

Euro

Door de interne projectgroep Invoering Euro zijn in 2001 zes voortgangsrapportages uitgebracht aan het Bedrijfsvoeringscollege, dat fungeerde als stuurgroep van het project.

In de eerste helft van het jaar was de aandacht bij de uitvoering van het project geconcentreerd op het inlopen van de achterstand, die vooral op het terrein van automatisering was opgelopen.

In het tweede kwartaal is een uitgebreide audit op het project uitgevoerd, die geleid heeft tot enige bijsturing in de activiteiten. Halverwege het jaar was de achterstand zo goed als ingelopen, wat ook in het najaar in de tiende voortgangsrapportage van de Interdepartementale Werkgroep voor de invoering van de Euro (IWE) aan de Tweede Kamer is gemeld.

Na de nodige aanpassingen in de sfeer van Administratie en Organisatie in de tweede helft van het jaar, was rond de jaarwisseling 2001/2002 de aandacht bij de uitvoering van het project geconcentreerd op de (data)conversies van alle geautomatiseerde systemen. Ook deze conversies zijn zonder (ernstige) problemen verlopen. Inmiddels kan gemeld worden dat in februari 2002 de evaluatie en afsluiting van het project heeft plaatsgevonden.

Toelichting diensten EZ

Algemeen

Voor een nadere toelichting op de activiteiten van Bureau I.E., het CBS, SodM en NMa/DTE wordt verwezen naar de laatst verschenen jaarverslagen van deze diensten.

Bureau voor de Industriële Eigendom

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x EUR1000)begrotingrealisatieverschil
Materiële uitgaven4 9974 904– 93
Personeelsuitgaven7 6718 089417
Personele omvang (fte's)167,3154,0*– 13,3

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2001

De overschrijding van de personeelsuitgaven wordt met name veroorzaakt door een bij eerdere suppletore begroting verwerkte uitbreiding van de formatie (EUR 0,5 mln). De formatie-uitbreiding houdt verband met de overgang van het Bureau I.E. naar een baten-lastendienst. Het overige verschil wordt verklaard door het saldo van toevoeging van de loonbijstelling (EUR 0,2 mln) en de personele onderbezetting (EUR – 0,3 mln).

Kengetallen Bureau I.E.
(bedragen x EUR1000)begroting aantalrealisatieverschilbegroting kn/prod. Realisatie kn/prod. verschil
1. Onderzoeken stand der techniek2 1502 023– 1271 3531 222– 131
2. Verleende octrooien en certificaten16 20015 1881 0121841928
3. Wettelijke adviezen208– 129 34816 0546 706
4. Registreren en beheren octrooirechten131 000129 337– 1 663175– 12
5. Instandhouding bibliotheek en collectien.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.
6. Documentenleveranties1 250 000686 470– 563 530110
7. Verspreiden van kennis van octrooisystemen21 90021 080– 820849410
(inzet capaciteit in uren)      

Toelichting

De hogere gemiddelde kosten van wettelijke adviezen (3) zijn het gevolg van een lager maar bewerkelijker aantal adviezen. Het achterblijvende aantal documentleveranties (6) is het gevolg van de uitbreiding van het aantal aanbieders dat via Internet zelf octrooi-informatie opvraagt.

ProductPrestatie-indicatorNormRealisatie
1. Onderzoeken naar stand der techniekAfhandelingtermijn verzoekenBinnen 9 maanden na indiening van premier depot aanvraag100%
 Afhandelingtermijn verzoeken mbt aanvragen met voorrangsdatumBinnen 6 maanden na indiening in NL van eerder in buitenland ingediende aanvragen100%
2. Verleende octrooien en certificatenInschrijvingstermijnBinnen 18 mnd na eerste indieningsdatum100%
3. Wettelijke adviezenOordeel kwaliteit advies100% van geënquêteerde gebruikers tevreden over de uitgebrachte adviezen100%*
4. Registreren en beheren octrooirechtenRegistratietermijn octrooiaanvragenRegistratie < 5 werkdagen na ontvangstgeen meting**
 Registratietermijn overige documenten90% binnen 24 uur geregistreerd87%
 Onjuiste registraties< 1% foute registraties ontvangen documenten0,05%
5. Instandhouden bibliotheek collectieBeschikbaarheid nieuwe collectie80 % van ontvangen materiaal binnen 2 weken beschikbaar in leeszaal85%
6. Leveren van octrooidocumentenLevertijd documenten (eigen collectie)Verzending binnen 2 dagen na bestelling100%
7. Verspreiden van kennis van octrooi-systeemRealisatie activiteiten100 % realisatie van de activiteiten t.o.v. overeengekomen inzet100%

* Er is geen enquête afgenomen, maar alle adviezen zijn ongewijzigd overgenomen door de rechter

** In 2001 zijn er geen klachten ingediend tegen Bureau I.E. inzake achterstand in de registratie in het openbare register

Centraal Bureau voor de Statistiek

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x EUR1000)begroting*realisatieverschil
Materiële uitgaven33 57948 37314 794
Personeelsuitgaven110 786120 1949 408
Personele omvang (fte's)*2 150,02 161,011,0

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2001

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt in belangrijke mate verklaard door een toevoeging van middelen voor loon- en prijsbijstelling (EUR 8,3 mln), Europese verplichtingen (EUR 1,1 mln), vervanging van de brandmeldinstallatie (EUR 0,7 mln), inrichting van het kinderdagverblijf (EUR 0,9 mln), kinderopvang (EUR 0,4 mln), het Vervoersmanagementplan (EUR 0,3 mln), huisvesting (0,4 mln) en diverse mutaties (EUR 0,4 mln). Tevens is in verband met versnelling van de uitgaven ten behoeve van de reorganisatie, het reorganisatiebudget verhoogd van EUR 5,0 mln naar EUR 8,9 mln.

Het verschil tussen de begroting en realisatie wordt verder veroorzaakt door lagere personele kosten (EUR - 8,7 mln) en hogere materiële kosten (EUR 11,5 mln). Dit verschil wordt voor een groot deel verklaard doordat personele kosten voor de inhuur van personeel ten laste van de materiële begroting zijn geboekt (EUR 9,4 mln). Na correctie hiervan wordt het resterende verschil verklaard door hogere huisvestingskosten (EUR 0,6 mln) vanwege aanpassing van de gebruiksvergoeding (prijsstijging RGD en afstoten ruimte) en hogere kosten die in verband staan met de hogere opbrengsten (EUR 2,2 mln).

Uitgaven per statistisch thema (in EUR1000)*begrotingrealisatieverschil
1 mensen en hun activiteiten   
– apparaatsuitgaven19 81914 487– 5 332
– aantal fte's315294– 21
2 bedrijfsleven   
– apparaatsuitgaven23 47523 740265
– aantal fte's378507129
3 quartaire sector   
– apparaatsuitgaven7 4416 682– 759
– aantal fte's12114221
4 economie   
– apparaatsuitgaven17 66616 032– 1 634
– aantal fte's28031131
5 milieu   
– apparaatsuitgaven2 6222 504– 118
– aantal fte's42464
6 regionale statistieken   
– apparaatsuitgaven1 9381 324– 614
– aantal fte's3025– 5
7 algemeen   
– apparaatsuitgaven16 59818 8822 284
– aantal fte's2672769
8 niet statistische onderwerpen   
– apparaatsuitgaven44 27972 16227 883
– aantal fte's717563– 154
9 totaal   
– apparaatsuitgaven**133 838155 81321 975
– aantal fte's2 1502 16111

* betreft saldo van uitgaven en ontvangsten per statistisch thema

** inclusief uitgaven en ontvangsten voor het CBS die op de centrale budgetten geboekt worden

Toelichting

Als gevolg van wijzigingen in de organisatie wordt een aantal basiswerkzaamheden, zoals automatiserings- en ontwikkelingsprojecten, rechtstreeks aan het statistisch thema toegerekend. Dit verklaart grotendeels de lagere realisatie van het aantal fte's bij niet statistische onderwerpen (8) en de hogere realisatie bij het thema bedrijfsleven (2). Ook de directe uitgaven van de reorganisatie (EUR 8,3 mln) zijn verwerkt onder de niet statistische onderwerpen (8). Het verschil wordt verder verklaard door de hierboven beschreven toevoeging van middelen aan de oorspronkelijke begroting (EUR 16,3 mln) en de hierboven beschreven extra uitgaven (EUR 2,8 mln).

De reorganisatie heeft geleid tot intensivering van activiteiten als standaardisering, berichtgeversservice en gebuikersservice. Hierdoor zijn de kosten van het thema algemeen (7) toegenomen.

Centraal Planbureau

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x EUR1000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven2 4982 887389
personeelsuitgaven9 0259 907882
personele omvang* (fte's)138,6145,36,7

* exclusief personeel gefinancierd uit werken in opdracht

Toelichting realisatie 2001

De hogere personeelsuitgaven worden grotendeels verklaard door toevoeging van loonbijstelling (EUR 0,5 mln) en enkele kleinere mutaties. De hogere materiële uitgaven betreffen hogere uitgaven voor aanvullende projecten en zijn volledig gefinancierd uit budgetoverheveling en ontvangsten van externe opdrachtgevers.

Kengetallen CPB I
AandachtsgebiedPrestatie-indicatorNormRealisatie
1. Goede beoordeling van de kwaliteit van het CPBEvalueren kwalitatief functioneren CPB door visitatiecommissieElke 5 á 6 jaar onderzoek door (internationale) visitatiecommissien.v.t. in 2001
2. Goede beoordeling in evaluaties van projecten en prognoses(Interne) beoordeling kwaliteit van onderzoek100% monitoren en evalueren met behulp projectplannen en voortgangsrapportagesgerealiseerd
 Monitoren en evalueren trefzekerheid van prognosesIn één of meer kaders van het CEP 2001 aandacht besteden aan de trefzekerheid van één of meer variabelenniet gerealiseerd
 (Externe) beoordeling van projecten en modellenUitvoeren van één peer review in 2001niet gerealiseerd
 Kwaliteit van wetenschappelijke publicatiesVerder uitbouwen van CPB netwerk; In 2001 publiceren van 18 discussionpapers; per kwartaal voor ten minste 2 «articles» uit CPB report een referee report uitgerealiseerd; 3 discussion papers, gem. 3 articles
3. Inspelen op wensen van de klantenAnticiperen op de kwaliteitseisen die andere afnemers dan «de wetenschap» stellen aan CPB-productenImplementeren van de conclusies en doelstellingen van het in 2000 gehouden onderzoekgerealiseerd
 Toegankelijkheid van CPB-rapportenMonitoren bezoeken externe web-sitegerealiseerd, groei 274%
4. Verbeteren van de kwaliteit van de werkomgevingKennisopbouw en -uitwisselingIn 2001 organiseert het CPB tweewekelijkse seminars, 2 internationale en 10 workshopsgerealiseerd

Toelichting

Monitoren en evalueren trefzekerheid prognoses (2): in 2001 is in het Centraal Economisch Plan (CEP) geen aandacht besteed aan de trefzekerheid van variabelen. Dit is in verband met drukke werkzaamheden doorgeschoven naar een volgende periode. De geplande peer review (2) is uitgesteld naar 2002. Het aantal discussion papers (2) is lager dan begroot. Dit wordt gecompenseerd door een stijging van het aantal publicaties uit andere categorieën.

Anticiperen op kwaliteitseisen van andere klanten dan «de wetenschap» (3). Aanbevelingen uit onderzoek van de commissie Bakker zijn in 2001 deels opgepakt en worden in 2002 verder uitgewerkt. Al gerealiseerd in 2001 zijn: departementen feedback vragen op CPB-werkplan 2002, onderdelen van CEP en CPB report via persberichten bekendmaken voordat complete publicatie verschijnt en (meer) workshops houden met doelgroepen buiten de wetenschap.

Kengetallen CPB II
(x EUR1000)begrotingrealisatieverschil
1 aantal Centraal Economisch Plan11
– apparaatsuitgaven704829125
– aantal fte9,510,30,8
2 aantal Macro-Economische Verkenning11
– apparaatsuitgaven370539169
– aantal fte5,06,71,7
3 aantal CPB report44
– apparaatsuitgaven18521732
– aantal fte2,52,70,2
4 aantal onderzoeksprojecten4036– 4
(waarvan resulterend in een onderzoeksmemo)– 18– 3(– 15)
– apparaatsuitgaven3 6304 7591 129
– aantal fte49,059,110,1
5 aantal aanvullende projecten122311
– apparaatsuitgaven1 2551 724469
– aantal fte17,017,0
6 aantal externe notities607818
– apparaatsuitgaven593507– 86
– aantal fte86,3– 1,7
7 ondersteuning en overig niet toegelichte activiteiten:   
* aantal CPB documenten8168
* aantal bijzondere publicaties363
* wetenschappelijke artikelen98– 1
– apparaatsuitgaven4 7864 220– 566
– aantal fte64,652,4– 12,2
8 totaal   
– apparaatsuitgaven11 52312 7941 271
– aantal fte*155,6154,5– 1,1

* inclusief tijdelijk personeel

Toelichting

De inzet van mensen en middelen voor de MEV (2) is groter dan geraamd omdat in verband met de gebeurtenissen van 11 september 2001 een update van de MEV is gemaakt. Op het gebied van onderzoek (4) zijn eveneens meer mensen en middelen ingezet dan verwacht. Een voorbeeld van een thema dat relatief veel inzet heeft gevergd, is economie en fysieke omgeving. In dat verband zijn diverse kosten-baten analyses uitgevoerd voorafgaand aan kabinetsbesluiten.

Bij de aanvullende projecten (5) zijn hogere kosten zichtbaar, terwijl de personele inzet conform begroting is. De verklaring hiervoor is dat de materiële uitgaven voor de aanvullende projecten – zoals uitbesteding van onderzoek – hoger waren dan begroot. Deze zijn echter gedekt door hogere ontvangsten.

Staatstoezicht op de Mijnen

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x EUR1000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven8131 226413
personeelsuitgaven2 6662 76498
personele omvang (fte's)46,042,5*– 3,5

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2001

Het verschil tussen begroting en realisatie bij de materiële uitgaven wordt veroorzaakt door toegevoegde middelen voor de verhuizing van SodM (EUR 0,4 mln).

Kengetallen SodM
(x EUR1000)begrotingrealisatieverschil
kerntaak handhaving   
1 voorlichting   
– apparaatsuitgaven144113– 31
– aantal fte1,91,2– 0,7
2 afgegeven beschikkingen   
– apparaatsuitgaven7675– 1
– aantal fte1,00,8– 0,2
3 monitoren   
– apparaatsuitgaven12818860
– aantal fte1,72,00,3
4 verifiëren   
– apparaatsuitgaven726628– 98
– aantal fte9,66,7– 2,9
5 auditen   
– apparaatsuitgaven189113– 76
– aantal fte2,51,2– 1,3
6 onderzoeken   
– apparaatsuitgaven2192256
– aantal fte2,92,4– 0,5
kerntaak advisering   
7 juridische advisering   
– apparaatsuitgaven18975– 114
– aantal fte2,50,8– 1,7
8 bestuurlijke advisering   
– apparaatsuitgaven14423591
– aantal fte1,92,50,6
9 ondersteuning en overige niet toegelichte activiteiten   
– apparaatsuitgaven1 6642 338674
– aantal fte22,024,92,9
totaal kerntaak handhaving (1 t/m 6)   
– apparaatsuitgaven1 4821 342– 140
– aantal fte19,614,3– 5,3
totaal kerntaak advisering (7 en 8)   
– apparaatsuitgaven333310– 23
– aantal fte4,43,3– 1,1
totaal (1 t/m 9)   
– apparaatsuitgaven3 4793 990511
– aantal fte46,042,5– 3,5

Toelichting

In 2001 bleek dat het monitoren (3) meer tijd vergde omdat de te beoordelen boorprogramma's en locatiespecifieke veiligheids- en gezondheidsdocumenten uitgebreider waren. De inzet in 2001 bij het verifiëren (4) is lager dan begroot. Naar aanleiding van het het vastgestelde strategische beleidsplan en het vijf jaren handhavingsplan zijn er wel voorbereidingen getroffen voor inspecties voor 2002. Dit zal in 2002 zijn vruchten afwerpen. De omvang van audits (5) is beperkt gebleven door een gebrek aan capaciteit. Vertraging in de besluitvorming over het Mijnbouwbesluit heeft ertoe geleid dat de activiteiten bij juridische advisering van SodM beperkt zijn gebleven (7), terwijl internationale ontwikkelingen, harmonisatie van wetgeving en werkzaamheden voor de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) aanleiding zijn geweest voor extra capaciteitsinzet op het gebied van bestuurlijke advisering (8). SodM heeft in 2001 veel inspanningen verricht om het strategisch beleidsplan te actualiseren. Ook heeft de verhuizing de nodige capaciteit gevergd. Voorgaande ontwikkelingen verklaren met name het verschil tussen begroting en realisatie ten aanzien van ondersteunende werkzaamheden (9).

Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa)

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x EUR1000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven3 00512 3049 299
personeelsuitgaven5 97710 1024 125
personele omvang (fte's)106,1118,9*12,8

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2001

De hogere materiële uitgaven worden met name veroorzaakt door bij eerdere suppletore begrotingen aangebrachte mutaties in verband met extra middelen voor huisvesting (EUR 8,4 mln) en voor onderzoeken voor de Mededingingswet (EUR 0,4 mln). Het resterende verschil is een saldo van diverse kleinere tegenvallers (EUR 0,5 mln).

De hogere personele uitgaven worden voornamelijk veroorzaakt door bij eerdere suppletore begrotingen verwerkte formatie-uitbreiding (EUR 2,2 mln), loonbijstelling (EUR 0,4 mln) en overige mutaties (EUR 0,4 mln). Het restant van de overschrijding (EUR 1,1 mln) wordt verklaard door onder andere de inhuur van expertise.

Kengetallen NMa*
aantallenbegrotingrealisatieverschil
1a (reguliere) ontheffingsverzoeken kartelverbod10030– 70
1b ontheffingsverzoeken kartelverbod in het kader van de overgangsregelingn.v.t.133133
2 (ex officio) onderzoeken naar kartel206– 14
3 ingediende klachten300135– 165
4 gemelde concentratievoornemens180135– 45
5 vergunningsaanvragen ten behoeve van een concentratie51– 4
6 sanctiebeschikkingen206– 14
7 bezwaarzaken11564– 51
8 beroepszaken4512– 33
9 aanvragen tot lasten onder dwangsom100– 10
10 ondersteunen en adviseren EU5025– 25

* incl. zaken in verband met de Electriciteitswet

Toelichting

Bij het opstellen van de ramingen is ervan uitgegaan dat de ontheffingsverzoeken in het kader van de overgangsregeling (1b) in 2000 zouden zijn afgehandeld. In tegenstelling tot de raming heeft de afhandeling in 2001 alsnog een groot beslag gelegd op de beschikbare capaciteit van de NMa. Mede als gevolg hiervan is het aantal gerealiseerde onderzoeken (2) lager dan geraamd. Daarnaast is gebleken dat het leveren van bewijs voor een overtreding van de Mededingingswet meer tijd en capaciteit kost dan verwacht. Een andere oorzaak van het lage aantal onderzoeken is dat er enkele zware onderzoeken zijn uitgevoerd, zoals naar de benzinemarkt en de markt waarop de notarissen opereren. Voor de overige verschillen geldt dat de NMa afhankelijk is van indieningen/verzoeken van derden.

Dienst uitvoering en Toezicht energie (DTe)

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x EUR1000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven1 0785 3064 228
personeelsuitgaven1 1041 879775
personele omvang (fte's)1520,8*5,8

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2001

De hogere materiële uitgaven worden met name veroorzaakt door bij eerdere suppletore begrotingen aangebrachte mutaties in verband met extra middelen voor huisvesting (EUR 1,5 mln), te verrichten onderzoeken voor de Electriciteitswet en de Gaswet (EUR 1,6 mln) en een overheveling van artikelsub 01.01–700 personeel DTe (EUR 0,5 mln). Het resterende verschil is een saldo van diverse kleinere tegenvallers (EUR 0,6 mln). De hogere personele uitgaven worden veroorzaakt door bij eerdere suppletore begrotingen verwerkte mutaties voor uitbreiding van de formatie (EUR 1,2 mln) en een overheveling naar artikelsub 01.01–720 materieel DTe (EUR – 0,5 mln).

Artikel 01.03 Loonbijstelling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20016 4486 448
Realisatie 2001
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 6 448– 6 448

Toelichting realisatie 2001

In 2001 is de loonbijstelling 2001 ontvangen van het Ministerie van Financiën (EUR 17,3 mln). Tevens is de meerjarige doorwerking van de bij tweede suppletore begroting 2000 uitgedeelde loonbijstelling 2000 verwerkt (EUR 3,7 mln) en is de loonbijstelling 2001 uitgedeeld (15,7 mln). Tevens is EUR 4,4 mln ingezet binnen het geheel van de EZ-begroting.

In onderstaande tabel wordt de toedeling van loonbijstelling weergegeven zoals die gedurende het gehele jaar 2001 heeft plaatsgevonden. Hier zijn de verplichtingenbedragen opgenomen die op de desbetreffende artikelen zijn verwerkt. Vanwege verschillen in rekenregels wijken die bedragen in enkele gevallen af van de mutaties op dit artikel.

(verplichtingbedragen x EUR1000)2001
01.01 Apparaatsuitgaven EZ– 14 316
01.06 Post-actief personeel– 285
01.12 Europees Octrooibureau– 50
01.15 Adviesraden– 35
01.55 Senter– 1 260
02.05 Syntens– 1 211
02.06 NNI– 33
02.06 Marin– 71
02.06 TNO– 1 726
02.06 NLR– 64
02.06 WL Hydraulics– 47
02.12 STW– 573
02.12 TTI's– 744
04.01 ROM's– 174
04.11 NBT– 379
05.02 EIM– 136
05.22 NMI– 384
09.05 ECN– 791
09.06 NITG-TNO– 459
Totaal– 22 740

Artikel 01.04 Prijsbijstelling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20018 3578 357
Realisatie 2001
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 8 357– 8 357

Toelichting realisatie 2001

In het jaar 2001 is prijsbijstelling uitgedeeld door het Ministerie van Financiën (EUR 19,0 mln) en zijn middelen toegedeeld aan diverse prijsgevoelige uitgaven en ingezet binnen het geheel van de EZ-begroting (EUR 27,4 mln).

In onderstaande tabel wordt de toedeling van prijsbijstelling weergegeven zoals die gedurende het gehele jaar 2001 op de aangegeven artikelen heeft plaatsgevonden.

(verplichtingbedragen x EUR1000)2001
01.01 Apparaatsuitgaven EZ– 2 338
01.15 Adviesraden– 23
01.55 Senter– 260
02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering– 228
02.05 Syntens– 1 036
02.06 NNI– 10
02.06 Marin– 20
02.06 TNO– 487
02.06 NLR– 19
02.06 WL Hydraulics– 13
02.07 Ruimtevaart– 1 762
02.12 STW– 163
02.12 TTI's– 212
03.03 Vernieuwingsprogramma's– 42
04.01 ROM's– 50
04.08 Langman– 2 485
04.10 Bedrijfsomgeving (onderzoekskosten)– 49
04.11 NBT– 493
05.02 Onderzoek en onderwijs MKB– 98
05.22 NMI– 211
09.04 Beleidsondersteuning en overige uitgaven– 52
09.05 ECN– 452
09.06 NITG-TNO– 131
Totaal– 10 634

Artikel 01.05 Onvoorzien

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20011 1341 134
Realisatie 2001
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 1 134– 1 134

Artikel 01.06 Uitgaven post-actief personeel

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20013 8993 899
Realisatie 20012 7532 753
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 1 146– 1 146

Toelichting realisatie 2001

Over de jaren heen vertonen de uitgaven een dalende trend. De daling is echter niet precies vooraf te bepalen.

Ramingskengetallen wachtgeld
(bedragen x EUR1000)begrotingrealisatieverschil
1. Wachtgeld*6 0444 325– 1 719
2. Aantal wachtgelders ultimo van het jaar177174– 3
3. Rekenkundig gemiddeld uitgekeerd bedrag**34,14624,856– 9,289

* Betreft totaal van 01.06–020 en 01.01–030 incl. apparaatsuitgaven USZO.

** De feitelijk gemiddelde uitkering (excl. overige kosten) zal van dit bedrag afwijken omdat onder 1 de totale uitgaven zijn opgenomen en onder 2 het aantal wachtgelders per ultimo van elk jaar.

Toelichting

Als gevolg van een intensiever reïntegratiebeleid is het aantal ex-medewerkers met een ontslaguitkering gedaald. Tevens zijn de neveninkomsten gestegen waardoor de last per uitkeringsontvanger is gedaald.

Artikel 01.12 Europees Octrooibureau

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20013 3173 317
Realisatie 20013 4443 444
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 127+ 127

Toelichting realisatie 2001

Het verschil bestaat uit twee componenten. Enerzijds is EUR 0,4 mln meer aan pensioengelden terugbetaald aan oud medewerkers van het Europees Octrooibureau (EOB). Anderzijds is EUR 0,3 mln minder uitgegeven aan adviezen van het EOB.

Ramingskengetallen EOB
 begrotingrealisatieverschil
1. Budget (verplichtingen x EUR1000)*2 4052 116– 289
2. Aantal nieuwheidsonderzoeken1 8001 749– 51
3. Tarief per onderzoek**1 3361 210– 126

* budget betreft enkel adviesaanvragen aan EOB. Terugbetaling pensioengelden aan ex-EOB medewerkers blijft buiten beschouwing.

** de restitutie van het EOB is verwerkt in het gerealiseerde tarief per onderzoek.

Toelichting realisatie 2001

Het verschil wordt veroorzaakt door hogere restituties van het EOB. Dit betreft bij het EOB ingediende octrooi-aanvragen met een verzoek tot een internationaal nieuwheidsonderzoek, die in eerste instantie nationaal zijn ingediend.1

Artikel 01.15 Adviescolleges

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20011 4211 418
Realisatie 20011 4171 292
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 4– 126

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie:

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 AER9027690272
020 Adviesraad Wetenschap en techniek579620576625
030 Raad desk. Nat. Stand. 24232421
035 Adviescollege Administratieve lasten597454597330
040 Personeel adviescolleges1324413244
Totaal1 4211 4171 4181 292

De Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) is het adviesorgaan voor het wetenschapsen technologiebeleid. De Raad heeft tot taak de regering en de Staten-Generaal te adviseren over het te voeren wetenschaps- en technologiebeleid in nationaal en internationaal verband, daaronder begrepen de wetenschappelijke en technologische informatieverzorging. De AWT is in 2001 door een onafhankelijke commissie onder leiding van professor Dittrich geëvalueerd. De conclusies van deze evaluatie waren in hoofdlijnen dat de AWT de analyses meer in samenwerking met het veld moet verrichten, dat de positie van het secretariaat meer procesondersteunend moet zijn en dat het veld (Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) en bijvoorbeeld Forum voor Techniek) toekomstige raadsleden zou moeten voordragen. Tevens zou de overheid de AWT moeten opwaarderen tot hét exclusieve adviesorgaan op het gebied van wetenschap en technologie en een grotere betrokkenheid van politieke en ambtelijke top moeten hebben. Ten slotte moet de AWT zich richten op adviseren, waarbij verkenningen slechts als instrument worden gehanteerd.

De kabinetsreactie is grotendeels in lijn met de adviezen van de evaluatiecommissie. De ver-kenningentaak zal bij de AWT worden stopgezet en elders belegd. Tevens zal de vergoeding aan raads-leden worden verhoogd. Ook zal de betrokkenheid tussen de ambtelijke top en de AWT worden verbeterd.

Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200135 30235 020
Realisatie 200150 37738 220
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 15 075+ 3 200
Uitvoeringskosten per DG (verplichtingen x EUR1000)
 ramingrealisatieverschil
DG Industrie en Diensten (oude DG I&D)18 444 *
DG Innovatie (nieuw) 25 114*
DG Economische Structuur (oude DG ES)2 107 *
DG Ondernemingsklimaat (nieuw) 2 628*
DG Energie (oude DG E)6 857 *
DG Marktordening en Energie (nieuw) 14 265*
DG Buitenlandse Economische Betrekkingen7 8948 370476
Totaal35 30250 37715 075

* Met ingang van 1 april 2001 is EZ (informeel) gereorganiseerd. Hierbij zijn voor de oude DG's I&D, ES en E de nieuwe DG's Innovatie, Ondernemingsklimaat en Marktordening en Energie in de plaats gekomen. Omdat de raming in de begroting 2001 de indeling van de oude DG's volgde, is die raming niet goed vergelijkbaar met de realisatie die de nieuwe DG's volgt. Daarom zijn verschillende rijen in de tabel gehanteerd.

Toelichting realisatie 2001

DGI

Voor de uitvoering van het DGI-instrumentarium 2002 is in 2001 aan Senter een bedrag van EUR 22,7 mln gecommiteerd. Verder is een bedrag van EUR 2,4 mln toegezegd voor individuele (vervolg)opdrachten. De hogere realisatie van de verplichtingen is het gevolg van:

1. De opdracht voor 2002 van het programma Energiebesparing door innovatie is in het jaar 2001 door DG Innovatie verstrekt en niet meer door DG Marktordening en Energie.

2. In het kader van de stroomlijning van het technologie-instrumentarium zijn de regelingen op het gebied van kennisoverdracht (Subsidieregeling Kennisoverdracht Ondernemers MKB en Subsidieregeling Kennisoverdracht Brancheorganisaties MKB) in de loop van 2001 bij Senter geconcentreerd.

3. Er wordt een toenemend beroep op een aantal langer lopende regelingen (TS en WBSO) gedaan.

DGO

De uitvoeringskosten van Senter voor DGO-instrumenten betreffen de het Besluit Borgstellingskredieten MKB (BBMKB), de Stimuleringsregeling Regionale Economische Activiteit (StiREA) en de opvolger daarvan, de Tenderregeling Investeringsprogramma Provincies (TIPP).

De uitvoering van de BBMKB regeling is per 1 oktober overgedragen aan Senter. In het verleden werd de regeling uitgevoerd door de stafdirectie Financieringen & Deelnemingen die bij de reorganisatie van het departement is opgegaan in de beleidsdirectie Ondernemerschap en Financieel ondernemingsklimaat. De scheiding tussen beleid en uitvoering is een van de belangrijkste drijfveren geweest om de regeling over te dragen aan Senter.

DGME

De hogere realisatie van de uitvoeringskosten bij DGME wordt veroorzaakt door oorspronkelijk niet-geraamde opdrachten voor de uitvoering van de EIA 2002 (Energie-investeringsaftrek), de EINP 2002 (subsidieregeling Energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren) en een tweetal onvoorziene uitvoeringsopdrachten in het kader van het CO2-reductieplan. In eerdere jaren werden de opdrachten voor de uitvoering van EIA en EINP pas lopende het uitvoeringsjaar gegeven. Door een versnelling van de procedure is dit voor 2002 voorafgaand aan het uitvoeringsjaar gebeurd. Zie ook de toelichting bij 09.01 Energiebesparingstechnologie.

Kengetallen met betrekking tot de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van Senter zijn vermeld in de toelichting bij de baten- en lastendienst. De internetsite van Senter is www.senter.nl

02.00 Industrieel en algemeen technologiebeleid

Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2001252 010183 402
Realisatie 2001234 834149 049
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 17 176– 34 353

Toelichting realisatie 2001

De onderschrijding op het verplichtingenbudget wordt per saldo in hoofdzaak veroorzaakt door een geringer beroep op een aantal regelingen (E.E.T., Kennisdiffusie MKB) en onderzoeksbudgetten en een overtekening van het budget voor de Electronische Snelweg.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
600 Stimulering strategische samenw. 4 53814 2808 840
620 Voorbereiding techn. Productie28 71728 59316 2638 376
710 PBTS/Milieureferentieprojecten/SP1 8153 1967 8426 833
715 First mover faciliteit6 807 2 833 
720 IOP  1 7621 768
730 Maritiem onderzoek1 3611 3612 7502 159
740 Flankerend beleid22 66215 35112 8858 354
745 Elektronische Snelweg26 68251 26828 16230 932
750 Infralijn20 6411213 1253 497
751 Infralijn DGI 10 234 1 224
752 Infralijn DGO 271 27
754 E.E.T.58 99147 48830 29525 553
755 PIA 240 166
760 TWA409306404310
780 Informatietechnologie  31890
800 BTS62 34632 44842 88445 094
810 Kennisdiffusie MKB21 5794 3719 4125 620
811 TNO/MKB-initiatief  188127
812 Kennisoverdrachtsinstrumenten 5 256 79
813 Afwikkeling nieuwe BTS 29 901  
Totaal252 010234 834183 402149 049

Stimulering Strategische Samenwerking

Stimulering Strategische Samenwerking is gericht op het bevorderen van samenwerking tussen de publieke kennisinfrastructuur en bedrijven op het gebied van fundamenteel en industrieel strategisch onderzoek. In juli 2001 is door de Europese Commissie goedkeuring verleend voor de bijdrage aan het Avantium-project. Het project van Avantium richt zich op snelle screenings- en experimenteermethoden in de chemie. Het omvat een strategische samenwerking met de TU-Delft, TU-Eindhoven en de U-Twente. Het programma bedraagt in totaal circa EUR 15 mln, waarvan voor circa EUR 6 mln door de universiteiten wordt uitgevoerd.

Voorbereiding technologische produktie (VTP)

De verplichtingen die aangegaan zijn vanuit VTP betreffen enkele bijdragen aan majeure projecten in het kader van de IPR-regeling. Met deze projecten zullen voor EUR 250 miljoen aan investeringen met 170 directe arbeidsplaatsen worden gerealiseerd. De uitgaven zijn in 2001 achtergeble-ven bij de raming. De oorzaak hiervan is onder meer dat de toezeggingen aan de projecten in 2001 laat in het jaar zijn geschied, zodat in het kader van deze projecten geen betalingen zijn gedaan.

Milieureferentieprojecten

Milieureferentieprojecten worden gestimuleerd door middel van het subsidiëren van eerste praktijktoepassingen en van meetprogramma's voor ontwikkelde milieutechnologie. In 2001 zijn veertien eerste praktijktoepassingen ondersteund met een totaalbedrag van EUR 1,090 mln en twee meetprogramma's met een totaalbedrag van EUR 0,064 mln. Op de website van Senter is een aantal referentieprojecten beschreven: www.senter.nl.

Schoner Produceren (SP)

Onder het programma Schoner Produceren, dat in 2002 afloopt, vallen de Energie- en Milieu Adviezen (EMA) en Voorlichting en Doorlichting (V&D). Beide regelingen richten zich op verbeteringen op het gebied van milieu en energie in de bedrijfsvoering van het MKB en van non-profit instellingen.

Voor 2001 is het subsidieplafond van de EMA op nihil gesteld vanwege een overlap met de stimuleringsregelingen EIA en de MIA. Eventuele opheffing van de EMA wordt pas voorzien na afronding van de evaluatie van het gehele programma Schoner Produceren.

In het kader van de V&D, die zich richt op intermediaire organisaties voor het MKB, zijn er in 2001 23 doorlichtingsprojecten gehonoreerd, met een totaal verplichtingenbeslag van EUR 2,042 mln.

Het programma Schoner Produceren is op het internet te vinden onder: http://www.schonerproduceren.nl.

First Mover Faciliteit

In 2001 zijn de vormgeving en de uitgangspunten voor de First Mover Faciliteit (FMF) in overleg met de betrokken brancheorganisaties verder verkend en geconcretiseerd. Mede op basis hiervan is de FME bereid gevonden om het voortouw te nemen in de verdere uitwerking en realisatie van de FMF in de vorm van een onderlinge waarborgmaatschappij; een verzekering waarmee de risico's van een eerste praktijktoepassing van nieuwe milieutechnologieën gedekt kunnen worden. Ultimo 2001 is de fase van het opstellen van een concreet businessplan gestart, waaruit de (bedrijfseconomische) haalbaarheid van de faciliteit moet blijken. Naar verwachting komt het businessplan in de eerste helft van maart 2002 beschikbaar, waarna een definitief «go/no-go» besluit over de realisatie zal worden genomen.

Subsidieregeling Maritiem Onderzoek

De SMO-regeling draagt bij in de projectkosten van maritieme onderzoeksen haalbaarheidsprojecten, die in een samenwerkingsverband worden uitgevoerd. Met ingang van mei 2001 is de SMO-regeling opgegaan in de nieuwe regeling «Technologische Samenwerking», categorie «Maritieme samenwerkingsprojecten». In 2001 heeft nog één SMO-tender plaatsgevonden, waarin 13 projecten zijn ingediend en 4 projecten zijn gehonoreerd. In 2001 zijn in totaal 8 aanvragen gecommiteerd, 4 uit de laatste tender van 2000 en 4 uit de eerste tender van 2001.

Flankerend beleid

Het grootste deel van de aangegane verplichtingen heeft betrekking op Life Sciences (EUR 14,5 mln). De overige EUR 0,85 mln is verdeeld over in omvang relatief geringe bijdragen aan projecten en onderzoeks-opdrachten.

Life sciences

Het Actieplan Life Sciences, verder genoemd het BioPartner-programma, heeft ten doel het aantal startende ondernemingen op het gebied van de Life Sciences in Nederland te vergroten. Meer in het algemeen gesteld is het beleidsdoel om het klimaat voor nieuw ondernemerschap op dit gebied in Nederland op langere termijn structureel te verbeteren. De Kamer is hierover separaat geïnformeerd middels de «Eerste evaluatie van het BioPartner Programma» (Kamerstukken II, 1999–2000, 25 518, nr. 20).

Het BioPartner-programma (www.Biopartner.nl) is nu ruim één jaar operationeel. Het bij de start gekozen ambitieniveau voor het programma, te weten een gemiddelde toename van vijftien starters per jaar, blijkt haalbaar.

In het eerste jaar is het accent gelegd op de bekendheid van het programma. Binnen de «Subsidieregeling zaaiprojecten life sciences» zijn tot en met 2001 twaalf projecten gehonoreerd. Tot dusver hebben tien instellingen een voorstel ingediend voor een BioPartner Center, waarvan er zes zijn gehonoreerd. Er zijn tot en met 2001 zes aanvragen ingediend voor Facilities Support, waarvan er vijf zijn goedgekeurd. Er zijn tien Start Up Venture projecten toegekend.

Specifiek ten aanzien van het jaar 2001 zijn de aantallen gehonoreerde projecten als volgt:

Actieplan Life Sciences (BioPartner)aantalbedragen x EUR1000
Network: platform facilitering ondernemerschap32 725
Subsidieregeling zaaiprojecten Life Sciences21 941
Facilities support12 723
Centers incubators47 081
Start-up ventures147
Totaal1114 517

Elektronische snelweg

Onder Elektronische overheid valt een dertigtal projecten dat de elektronische toegankelijkheid van de overheid moet vergroten, de publieke dienstverlening moet verbeteren en het interne functioneren naar een hoger plan moet trekken. Activiteiten die in dit kader worden gefinancierd omvatten onder meer de programma's stroomlijning basisgegevens en overheidsloket 2000 (OL2000), de ontwikkeling van een rijksoverheidsintranet en de regeling interactieve beleidsvorming. De overheid als wet- en regelgever omvat het programma Informatietechnologie en Recht (ITeR) waaraan dit jaar een extra impuls is gegeven. Kennis en toegankelijkheid richt zich op het elektronisch ontsluiten van het cultureel en wetenschappelijk erfgoed en op het verder digitaliseren van bibliotheken.

Innovatie van ICT-ontwikkelingen in de marktsector omvat naast de KREDO-regeling (waarvan 2001 het laatste jaar was) het verder stimuleren van elektronisch zaken doen en het op een hoger plan brengen van internetgebruik in het MKB. Onder de noemer (tele-)communicatie zijn projecten gefinancierd die deel uitmaken van de campagne Veilig Internetten (Surf-op-Safe).

Actielijnen Nationaal Actieplan (bedragen x EUR1000)
ICT en Overheid (Elektronische Overheid)19 413
Kennis en Toegankelijkheid4 007
Innovatie van ICT-ontwikkeling in de marktsector7 446*
Overheid als wet en regelgever1 384
(Tele-)communicatie1 486
Overig0 003
Totaal33 739

* w.v. EUR 4,5 mln. KREDO

Infralijn en beleidsonderbouwend onderzoek

Het budget voor infralijn en beleidsonderbouwend onderzoek is in 2001 voor nieuwe projecten gesplitst in een budget voor enerzijds inschakeling van kennisinstituten en opdrachten voor (beleidsonderbouwend) onderzoek voor beleid op het gebied van Ondernemingsklimaat en anderzijds Innovatiebeleid (artikelsubs 751 en 752). De uitfinanciering van de lopende projecten en opdrachten is verantwoord op artikelsub 750. De nieuwe activiteiten op dit terrein zijn in 2001 achtergebleven bij de ramingen. De afwikkeling van bestaande projecten is wel conform verwachting geschied.

Twinning (beleidsprioriteit Van Zijl / Van Walsum)

Twinning is eind 1998 als private onderneming opgericht om de dynamiek in de ICT-startersmarkt een impuls te geven en het aantal kwalitatief hoogwaardige ICT-starters in Nederland te vergroten.

Twinning heeft tot en met ultimo 2001 ruim 1 130 businessplannen beoordeeld en in 56 verschillende bedrijven geparticipeerd. Op 31 december 2001 waren er vier Twinning centra: in Amsterdam, Eindhoven, Twente en Delft/Rotterdam. In februari 2002 is besloten om het Twinning Center Eindhoven te sluiten.

In het Startfonds is EUR 10,1 mln beschikbaar, waarvan EUR 5,5 mln afkomstig is van derde partijen. Tot eind 2001 is vanuit het Startfonds EUR 8,4 mln geïnvesteerd in 50 participaties. De gemiddelde investering per bedrijf in het Startfonds bedraagt circa EUR 163 360. Het aantal participaties in beheer was op 31 december 2001 nog 40. Tot en met ultimo 2001 zijn 10 bedrijfjes failliet gegaan of geliquideerd. Het afgeboekte vermogen is EUR 7,4 mln.

Vanuit het Groeifonds zijn in 2001 14 converteerbare leningen verstrekt voor een totaal bedrag van EUR 2,6 mln. Hiervan waren 11 leningen aan deelnemingen die in 2000 niet tot de portefeuille behoorden en dus als «nieuw» kunnen worden aangemerkt (afkomstig uit het Startfonds). Deze 11 leningen bedragen in totaal EUR 1,9 mln. Er zijn in 2001 4 deelnemingen failliet gegaan en er hebben twee verkopen plaatsgevonden.

De totale investeringen door het Groeifonds tot eind 2001 bedroegen EUR 24,5 mln in 37 deelnemingen, waarvan er 31 afkomstig zijn uit het Startfonds. De gemiddelde investering bedraagt circa EUR 662,812. Eind december 2001 waren er nog 30 participaties bij het Groeifonds in beheer. Op dat tijdstip waren in totaal 5 deelnemingen gefailleerd. Tot en met ultimo 2001 waren er 2 participaties verkocht.

In 2000 heeft een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden, waarvan EZ de uitkomsten bij brief aan de Kamer heeft medegedeeld (Kamerstukken II 2000/2001, 26 143, nr. 2). Op basis van de uitkomsten is besloten om Twinning aan de markt over te dragen.

In 2001 is een vervreemdingstraject ingezet, over de uitkomsten waarvan de Kamer in december is geïnformeerd (Kamerstuk 2001–2002, 26 143 nr. 5). Inzet van het vervreemdingstraject was continuering en uitbouw van het concept met een sterke strategische partner. Gebleken is dat marktpartijen op dit moment niet bereid of in staat zijn om Twinning op voor de Staat aanvaardbare voorwaarden over te nemen. Dit kan in belangrijke mate verklaard worden door de ingrijpende marktomslag die in de ICT markt heeft plaatsgevonden en de daaruit voorvloeiende terughoudende opstelling als het gaat om investeringen.

De gewijzigde marktomstandigheden hebben in 2001 uiteraard ook hun invloed gehad op de participatieportefeuille. Directie en RvC hebben een conservatieve benadering van de waarderingsregels van de Europese organisatie voor venture-capital (EVCA) toegepast, hetgeen – mede op basis van voorlopige cijfers over 2001 – heeft geleid tot een boekhoudkundig verlies voor de Staat van EUR 19,5 mln. Deze waarderingsmethode impliceert dat alle participaties voor 50% of 100% zijn afgewaardeerd, hetgeen overigens geen reflectie is van de potentiële waarde van de participaties.

Momenteel wordt gewerkt aan het business plan van Twinning, gericht op het stand alone scenario. Dit plan zal naar verwachting in de eerste helft 2002 door EZ en Twinning worden vastgesteld. Aan de hand van dit plan zullen tevens prestatie-indicatoren voor Twinning worden ontwikkeld.

Breedband: regeling pilots gemeenten

De subsidieregeling breedbandproeven (voorheen aangeduid op de begroting als glasvezelnetwer-ken) zal in 2002 worden gepubliceerd. Wel is in 2001 een bedrag van EUR 0,2 mln besteed aan het ondersteunende bureau en het kennisdiffusietraject.

Basisbedrijvenregister

Het Basisbedrijvenregister is een voorwaarde voor een situatie waarbij een ondernemer een bepaald gegeven slechts éénmaal hoeft aan te leveren. Het heeft daarmee een belangrijke faciliterende rol bij de reductie van administratieve lasten. Medio juli 2001 is de «Contourenschets Basisbedrijvenregister»1 aan de Tweede Kamer gezonden. Hierin wordt specifiek ingegaan op de inmiddels bereikte voortgang en de geformuleerde beleidsuitgangspunten ten aanzien van de doelstelling en taakstelling van een Basisbedrijvenregister. De brief gaat verder in op de gekozen aanpak, privacy- en wetgevingsaspecten, de bestuurlijke ophanging en de financiële consequenties.

Bedrijvenloket

In 2001 is in drie pilotregio's (NW Holland, Drenthe en Groningen) de één-loketgedachte voor vraaggerichte en geïntegreerde dienstverlening aan ondernemers verder ontwikkeld en zijn de instrumenten geïmplementeerd. Het concept wordt in de drie regio's op verschillende wijze ingevuld, waarbij in Drenthe is gekozen voor een fysiek bedrijvenloket waarin de Kamer van Koophandel, de gemeente en de Belastingdienst samenwerken. In NW Holland en Groningen gaat het om de realisatie van een elektronisch loket bij de afzonderlijke organisaties. Het accent ligt daarbij op dienstverlening (op het niveau van informatie en intake) aan starters. De resultaten van instrumentontwikkeling worden samengevoegd en (met een handleiding) opgenomen in een gereedschapskist, die begin 2002 beschikbaar is gekomen.

Om in 2002 tot een onderbouwd besluit over landelijke implementatie van het concept te komen, heeft het ministerie van EZ besloten om het project in 2002 voort te zetten. Daardoor ontstaat ruimte om in de pilots praktijktesten en effectmetingen uit te voeren en de bestaande instrumenten verder te ontwikkelen. Bovendien zal ten behoeve van frontoffices een uitgebreide elektronische vraag/antwoord-database worden ontwikkeld en wordt onderzocht hoe een effectieve (elektronische) koppeling tussen front- en backoffice in 2002 gerealiseerd kan worden. Voor deze activiteiten is in 2001 EUR 0,908 verplicht (onderdeel elektronische snelwegen).

Regeling Economie Ecologie en Technologie (E.E.T.)

Kengetallen Economie, Ecologie en Technologie (E.E.T.)*
(Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln)Artikel (sub)ramingrealisatieverschil
Ramingskengetallen    
1. Aantal aanvragen (=gehonoreerde subsidieaanvragen) 5044– 6
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag 1,1442 034891
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)02.02–75457,17644 972– 12 205
Doelmatigheidskengetallen    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 210161– 49
2. Kosten per prestatie (x EUR1000) 2,5932 106– 487
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 9513641
4. Kosten per prestatie (x EUR1000) 3,8212 361– 1 460
5. Overige uitvoeringskosten 0,908826– 81
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten programmabureau E.E.T.)02.02–7541,8151 414– 401
7. Uitvoerend personeel in fte (= progr.bureau E.E.T.) 1614,70– 1.3
Kwaliteitskengetallen    
Aantal ingediende bezwaarschriften 550
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 42– 2
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd  0 
Waarvan afgewezen  2 

Het E.E.T.-programma is gericht op projecten die lange termijn doorbraken (5 tot 20 jaar) kunnen bewerkstelligen welke een substantiële bijdrage leveren aan de vermindering van de milieubelasting en economisch haalbaar zijn. In 2001 hebben twee tenders plaatsgevonden. Van de gehonoreerde E.E.T.-projecten zijn er 22 regulier en 22 als zogenaamde «kiemprojecten» (éénjarige technologische onderzoeksprojecten met een verkennend karakter om te bezien of een meerjarig E.E.T.-project mogelijk is) aan te merken. De projecten zijn als volgt verdeeld over de in het E.E.T.-programma gedefinieerde thema's (eerste cijfer is tender 7, tweede tender 8):

– Duurzame industriële productieprocessen: 8+3 reguliere projecten en 2+7 kiemprojecten;

– Hernieuwbare grondstoffen: 2+2 reguliere projecten en 0+1 kiemproject;

– Duurzame energiebronnen: 0+2 reguliere projecten en 4+2 kiemprojecten;

– Verkeer en vervoer: 1+0 reguliere projecten en 2+0 kiemproject;

– Milieugerichte productontwikkeling: 4+0 reguliere projecten en 3+1 kiemprojecten.

De achtste tender kende minder aanvragen dan verwacht. Hierdoor zijn de verplichtingen achtergebleven bij de ramingen en is het totaal aantal aanvragen lager dan geraamd. Het aantal dossiers in beheer is groter doordat het iets langer duurt voordat projecten in de eindfase definitief worden afgerond. Informatie over de projecten is ook te vinden op www.eet.nl.

De evaluatie van het programma door een onafhankelijk bureau is in december 2001 gestart en zal medio 2002 worden afgerond.

Professioneel inkopen en aanbesteden (PIA)

De projectorganisatie PIA is sinds 1 april 2001 operationeel. De projectorganisatie heeft in nauwe samenwerking met in het bijzonder de coördinerende directeuren inkoop van de verschillende ministeries een aantal gezamenlijke deelprojecten op de rails gezet.

Het allerbelangrijkste is de kentering die tot stand wordt gebracht op het gebied van samenwerking en kennisdeling. Het samenbrengen van al diegenen die zich binnen de rijksoverheid bezighouden met inkopen en aanbesteden is cruciaal voor het welslagen van de gewenste professionaliseringsslag. Het gaat hierbij om het creëren van een attitude van samen-werken die leidt tot het daadwerkelijk delen van kennis en het feitelijk samen inkopen en aanbesteden. Bij beide componenten is een stijgende lijn waarneembaar. Een belangrijk hulpmiddel is het rijksbrede intranet RYX. Samen met het IOFD (Interdepartementaal Orgaan Facilitaire directeuren) behoort PIA tot de allereerste projecten die in de eerste helft van 2002 daadwerkelijk via RYX gaan communiceren en werken.

Voor de nulmeting is een project gestart gericht op het in kaart brengen van de inkoopportefeuilles van de ministeries en de onder hen ressorterende diensten. Een aantal ministeries heeft daartoe inkoopdiagnoses uitgevoerd of laten uitvoeren. Het vervolg hierop zal de vertaling zijn van de bevindingen naar de betrokken ministeries en zal van belang zijn voor ministeries die (nog) geen inkoopdiagnose gedaan hebben. Uiteindelijk moet het de managementinformatie opleveren die de leiding van de departementen in staat zal (gaan) stellen daadwerkelijk te sturen op de inkoopprocessen en -stromen.

Ook op het gebied van de inschakeling van ICT is een project gestart. Dit leidt tot besluitvorming in de zomer van 2002 over het concreet toepassen van elektronisch publiceren, elektronisch aanbesteden, elektronisch bestellen en de inzet van ICT bij de ondersteuning van het feitelijk inkoopproces. Denk bij dit laatste b.v. aan het invoeren van een e-contractenregister, een e-leveranciersoverzicht en dergelijke.

Bij diverse overheidsdiensten worden al van dit soort maatregelen genomen. PIA streeft naar het voorkomen van versnipperde toepassingen en het op verschillende plaatsen opnieuw uitvinden van het wiel. Dit is niet eenvoudig omdat veel diensten sterk gericht zijn op hun eigen omgeving en specifieke oplossingen. Inzet van PIA is met name van belang om successen van een gezamenlijke aanpak zichtbaar te maken zodat ze navolging krijgen. De toegevoegde waarde van zulke gezamenlijke acties is groter dan papieren directieven en van boven opgelegde verplichtingen.

Tenslotte is een project voor de helpfunctie in voorbereiding. Omdat de gemeenten de grootste spelers zijn op het gebied van de toepassing van de Europese aanbestedingsregels is de VNG gevraagd of zij een trekkende rol wil vervullen. Thans wordt gewerkt aan de opzet en wijze van uitvoering. Er wordt veel tijd gestoken in de voorbereiding om zoveel mogelijk draagvlak bij de gebruikers te creëren.

Na een inkoopanalyse in 2000 is het actieplan «professioneel inkopen en aanbesteden EZ» in 2001 uitgewerkt in drie deelprojecten: materieel, personeel en adviesdiensten. Alle drie de deelprojecten hebben geleid tot adviezen en verbeteringsvoorstellen gericht op professionalisering van de inkoop. Daarbij moet gedacht worden aan een Coördinatie en expertise centrum Inkoop, uniforme algemene voorwaarden, een digitaal kenniscentrum en raamovereenkomsten voor onderzoek. Deze zaken zullen in 2002 verder geïmplementeerd worden.

TWA

EZ heeft in zes landen Technisch Wetenschappelijk Attachés (TWA's) gestationeerd die informatie over technologie en technologiebeleid verzamelen, ten behoeve van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen, universiteiten en overheid. De belangrijkste diensten van het TWA-Netwerk zijn het (op verzoek) informeren van Nederlandse bedrijven en instellingen over technologische ontwikkelingen en het leggen van internationale contacten. De TWA-posten worden vanuit het ministerie in Den Haag ondersteund door de TWA-thuisbasis. WEB-site: http://www.technieuws.org. De evaluatie van TWA is thans in uitvoering.

BTS/Samenwerkingsinstrument

De BTS is in mei 2001 gewijzigd en wordt sindsdien aangeduid met de naam «Technologische Samenwerking». De regelingen BIT/EUREKA, BIT/Geïndustrialiseerde Landen, Maritiem Onderzoek en de ICT-doorbraakprojecten maken sinds mei onderdeel uit van de regeling «Technologische Samenwerking». Informatie is te vinden op internetsite www.senter.nl/samenwerking.

In het verslagjaar is subsidie toegezegd aan projecten verdeeld over drie tenders, waarvan de eerste eind november 2000 is gesloten en de tweede en derde respectievelijk in april en augustus 2001. De tender die in augustus 2001 sloot was de eerste tender van de nieuwe regeling «Technologische Samenwerking».

De projecten die in het kader van de categorieën «Internationaal» en «Opkomende markten» zijn gehonoreerd zijn over 2001 (nog) niet in onderstaande tabel verwerkt. Deze projecten worden verantwoord onder het artikel BIT.

Kengetallen BTS/Samenwerkingsinstrument*
(Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln)artikel (sub)ramingrealisatieverschil
Ramingskengetallen    
1. Aantal aanvragen (=gehonoreerde subsidieaanvragen) 10589–/16
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag 0,5290,6880,159
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)02.02–80055,54062,3496,809
Doelmatigheidskengetallen    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 240239–/- 1
2. Kosten per prestatie (x EUR1000) 3,4031,862–/- 1,541
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 450394–/- 56
4. Kosten per prestatie (x EUR1000) 1,7141,390–/- 0,324
5. Overige uitvoeringskosten 1,5881,303–/- 0,285
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringkosten Senter)01.55–0103,1762,996–/0,881
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 2822,1–/- 5,9
Kwaliteitskengetallen    
Aantal ingediende bezwaarschriften 15161
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 12120
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd  4 
Waarvan afgewezen  8 

* De ramingskengetallen zijn conform de ontwerpbegroting opgebouwd uit het bedrag voor het Samenwerkingsinstrument na 1 mei 2001 (EUR 13,8 mln op 02.02–800) en de bedragen voor BTS (EUR 31,8 mln op 02.02–800), SMO (EUR 1,4 mln op 02.02–730), BIT-Eureka (EUR 5,4 mln op 02.03–010) en Geïndustrialiseerde landen (EUR 3,2 mln op 02.03–013) tot 1 mei 2001. De realisatiekengetallen zijn opgebouwd uit het bedrag voor het Samenwerkingsinstrument na 1 mei 2001 (EUR 29,9 mln op 02.02–813) en de bedragen voor BTS (EUR 32,4 mln op 02.02–800) tot 1 mei 2001.

Het aantal aanvragen is lager dan de prognose. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat Senter meer ervaring heeft met de regeling. In de fase voordat een project wordt ingediend, vindt al een natuurlijke schifting plaats door de informatie die Senter aan de geïnteresseerde bedrijven ver-schaft. De omvang en complexiteit van de projecten zijn hiermee toegenomen. De gemiddelde projectomvang en daarmee de subsidie per project is ook dit jaar weer gestegen, en wel naar EUR 0,688 mln.

De in 2001 gehonoreerde projecten waren als volgt verdeeld over de sectoren:

 
Landbouw en voedings- en genotmiddelenindustrie11%
Aardolie en aardgaswinning4%
Chemie en kunststofindustrie11%
Elektrische apparaten18%
Metaalindustrie & machinebouw16%
Overige industrie4%
Openbare nutsbedrijven2%
Bouwnijverheid3%
Logistiek en handel4%
Financiële instellingen4%
Computerservice- en ICT3%
Speur en ontwikkelingswerk10%
Overige dienstverlening10%
 100%

Kennisdiffusie MKB en kennisoverdracht

In 2001 is bij het ministerie van EZ de stroomlijningsoperatie technologie-instrumentarium afgerond. Centraal in deze operatie stond het stimuleren van activiteiten om het innovatievermogen van technologievolgende middelgrote en kleine ondernemingen te versterken. Hierbij zijn de bestaande instrumenten in beschouwing genomen. De vier instrumenten: subsidieregeling haalbaarheidsprojecten (HMKB), de subsidieregeling kennisdragers in het midden- en kleinbedrijf 1998 (KIM), de subsidieregeling kennisverzamelings- en kennisoverdrachtsprojecten (SKK) en het zogenaamde TNO-MKB initiatief zijn komen te vervallen. Hiervoor zijn twee nieuwe regelingen in de plaats gekomen: de subsidieregeling kennisoverdracht ondernemers MKB (SKO) en de subsidieregeling kennisoverdracht brancheorganisaties MKB (SKB). Daarnaast is EUR 145 144 ten behoeve van de Digitale Subsidieadviseur ingezet.

Kennisdiffusie MKB

In 2001 konden alleen in het eerste halfjaar aanvragen voor de regeling haalbaarheidsprojecten MKB (HMKB) worden ingediend, omdat dit een aflopende regeling is. In 2001 zijn 551 aanvragen ingediend, waarvan er 342 zijn toegewezen. Het gemiddelde bedrag aan toegewezen subsidie bedroeg EUR 9 232 per project. Er zijn in totaal 197 afwijzingen geweest. 101 zijn afgewezen op inhoudelijke of procedurele gronden. Verder zijn er 85 afgewezen op budgetuitputting en 11 in verband met het op dat moment vervallen van de SHP-regeling. Daarnaast zijn 12 aanvragen ingetrokken.

Onder Kennisdiffusie MKB vallen ook projecten die gericht zijn op het verbeteren van de kenniscirculatie en kennisdeling ter bevordering van samenwerking tussen bedrijven en innovatie. De projecten betreffen beleidsonderbouwend onderzoek ten behoeve van inzicht in kennisbehoeften en -aanbod en de ontwikkeling van tools ter bevordering van kenniscirculatie/-deling. In 2001 zijn vijf projecten gehonoreerd voor in totaal een bedrag van EUR 487 311.

Ook voor de SKK konden in 2001 alleen in het eerste halfjaar aanvragen worden ingediend. In 2001 zijn er 10 aanvragen SKK ingediend. Er zijn 7 SKK projecten gehonoreerd. Er zijn geen SKK projecten ingetrokken. Er zijn geen projecten afgewezen vanwege budgetuitputting. Het gemiddeld bedrag aan toegewezen subsidies aan de projecten in beheer is EUR 204 262 per project.

Kennisoverdrachtinstrument

De Kennisoverdrachtsregeling voor ondernemers is sinds 1 mei 2001 in werking. In 2001 zijn er 514 aanvragen geweest. Hiervan zijn 100 aanvragen afgewezen. Het afwijzingspercentage ligt hiermee op 19%. De stijging van het afwijzingspercentage ten opzichte van de vorige regeling wordt veroorzaakt door nieuwe criteria die de SKO kent ten opzichte van de oude KIM en de SHP (de voorgangers van de SKO).

Het gemiddeld bedrag aan toegewezen subsidie bedroeg voor strategieprojecten EUR 10 335 per project, voor haalbaarheidsprojecten EUR 8 360 per project en voor vernieuwingsprojecten EUR 10 065 per project.

Ook de regeling voor brancheorganisaties is sinds 1 mei 2001 van kracht. In 2001 zijn er 14 aanvragen geweest en 4 aanvragen gecommiteerd. 4 aanvragen zijn afgewezen, waarvan 2 op formele gronden. 4 aanvragen zijn nog in behandeling. Eventuele commiteringen zullen echter niet meer ten laste komen van het budget van 2001. Het gemiddeld bedrag aan toegewezen subsidie bedroeg in 2001 EUR 127 720 per project.

SKObedrag
aantal aanvragen514
aantal afgewezen100
aangegane verpl. strategieprojecten (x EUR1000,–)1 022 449
– gemiddelde subsidie (x EUR1000,–)10 335
aangegane verpl. vernieuwingsprojecten (x EUR1000,–)516 050
– gemiddelde subsidie (x EUR1000,–)8 360
aangegane verpl. haalbaarheidsprojecten (x EUR1000,–)1 776 870
– gemiddelde subsidie (x EUR1000,–)10 065
SKB 
aantal aanvragen14
aantal afgewezen4
Ingetrokken1
in behandeling4
aangegane verplichtingen (x EUR1000,–)510 878
gemiddelde subsidie (x EUR1000,–)127 720

Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200149 78653 915
Realisatie 200158 79353 161
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 9 007– 754

Toelichting realisatie 2001

De hogere verplichtingen zijn voornamelijk het gevolg van een groter beroep op het programmaonderdeel «EUREKA» binnen de regeling «Bedrijfsgerichte internationale technologieprogramma's» (BIT). Het aantal deelnemende Nederlandse bedrijven voor micro-electronica stimulering overtrof de verwachtingen, terwijl ook in absolute zin de gemiddelde projectkosten hoger waren dan verwacht.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 BIT/EUREKA5 44510 5164 5368 069
011 BIT/Opkomende markten4 3115 9684 1912 326
013 BIT/Geïndustrialiseerde landen3 1764 2913 8033 209
014 Eureka Secretariaat9813198131
020 Micro-elektronica stimulering36 75637 88741 28739 426
Totaal49 78658 79353 91553 161

BIT

Het budget voor BIT/EUREKA is begin april 2001 met EUR 5 miljoen opgehoogd zodat alle projecten die door de Adviescommissie van een positief advies waren voorzien, konden worden gehonoreerd.

In mei 2001 is de BIT opgegaan in de regeling «Technologische Samenwerking» (art. 02.02.800). BIT/EUREKA en BIT/Geïndustrialiseerde landen zijn opgegaan in de categorie «internationale samenwerkingsprojecten» en BIT/Opkomende markten in de categorie «opkomende markten samenwerkingsprojecten» van deze regeling. Nadere informatie over de regeling is te vinden op www.senter.nl/samenwerking.

Micro-elektronica stimulering

De Micro-elektronicastimuleringsprojecten vallen grotendeels onder de EUREKA-projecten MEDEA+ en ITEA.

MEDEA+ is een samenwerkingsprogramma van chipfabrikanten, de (toe)leveranciers van productieapparatuur en -systemen en enkele kennisinstellingen en is bedoeld om de Europese IC-industrie op mondiaal niveau een toonaangevende rol te laten spelen.

In 2001 ging het MEDEA+ programma van start. In dat jaar is tevens het voorafgaande MEDEA-programma geëvalueerd. De resultaten hiervan kwamen in oktober beschikbaar en gaven over het geheel een positief beeld.

In 2001 zijn 16 MEDEA+ projecten met Nederlandse deelneming van start gegaan. In totaal 9 Nederlandse ondernemingen participeren nu in één of meer MEDEA+ projecten.

ITEA (Information Technology for European Advancement) is een EUREKA R&D-programma op het terrein van «software voor software intensieve systemen». Hiermee worden de software-lagen tussen «Operating Systems» en de applicaties bedoeld (ook wel middle-ware genoemd). Het doel van ITEA is de kloof tussen software engineering in Europe versus de VS te dichten. ITEA moet bijdragen aan de ontwikkeling van betrouwbare software platforms. De Europese industrie is er van overtuigd dat dit het juiste moment is te trachten leidend te worden op het terrein van «software intensive systems design». Het ITEA Programma is zijn derde bestaansjaar ingegaan. Drie projectcalls zijn inmiddels afgesloten. Dit heeft 21 projecten opgeleverd. Hierin participeren 79 grote Europese bedrijven, 67 MKB bedrijven en 61 universiteiten en research-instellingen.

Artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20017 0796 800
Realisatie 20014 8255 698
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 2 254– 1 102
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 O en O collectiviteiten00272325
020 Overheidsaanschaffingen7 0794 8256 5285 373
Totaal7 0794 8256 8005 698

Toelichting realisatie 2001

Onder de Codema-regeling worden in samenwerking met het Ministerie van Defensie onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten ondersteund op militaire toepassingsgebieden. Het gaat om diverse technologieën. In 2001 zijn bijdragen toegezegd aan 15 projecten. In 6 gevallen gaat het om projecten in het kader van het Europese samenwerkingsprogramma Euclid. Hoewel er voldoende projecten zijn voorgedragen en behandeld in de Commissie Defensie Materieel is een deel van de verplichtingenruimte doorgeschoven naar 2002 omdat van enkele grotere projecten aan het eind van het jaar nog niet alle informatie beschikbaar was om de toezegging daadwerkelijk te kunnen doen.

Artikel 02.05 Syntens

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200131 16231 480
Realisatie 200134 72634 079
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 564+ 2 599

Syntens geeft voorlichting en eerstelijnsadvisering aan MKB-bedrijven. De missie van Syntens is het versterken van het vernieuwende vermogen van het midden- en kleinbedrijf door het actief bemiddelen in praktisch toepasbare kennis, met het accent op technologie en bedrijfsvoering.

Voor meer informatie over Syntens wordt verwezen naar http://www.syntens.nl/.Activiteiten die Syntens in 2001 heeft uitgevoerd, zijn:

• het geven van advies aan bedrijven, bijvoorbeeld op het terrein van ICT (met name elektronisch zakendoen), employability en productietechnologie;

• het doorverwijzen van bedrijven naar andere bedrijven, adviesorganisaties of kennisinstellingen;

• het organiseren van bijeenkomsten en workshops op diverse technologische en niet-technologische terreinen;

• het deelnemen aan lokale en regionale platforms en overlegorganen, met als taak kennis over te dragen en samenwerking met andere actoren in het veld te verbeteren.

Naar aanleiding van de resultaten van de zogenaamde nulmeting van Syntens (in 1998) heeft EZ het management van Syntens gevraagd een plan op te stellen om de kwaliteit (in termen van doelgerichtheid en doelmatigheid) van de dienstverlening aan het MKB te verhogen. Hiervoor is jaarlijks een bedrag van ruim EUR 0,9 miljoen beschikbaar gesteld. Op 16 oktober 2001 heeft het management van Syntens een plan (in de vorm van een rapport) voor de professionalisering van Syntens gepresenteerd aan EZ. Hoofdpunten hieruit zijn:

• het aantal regio's wordt in 2002 teruggebracht van 15 naar 6, waarbij het aantal vestigingen in principe gehandhaafd blijft;

• het primaire proces van Syntens (de dienstverlening aan het MKB) wordt centraal gesteld;

• de doelstelling van Syntens wordt aangescherpt; de hoofddoelstelling voor de komende jaren wordt het verhogen van het innovatieve vermogen van het MKB.

Mede naar aanleiding van de resultaten van de nulmeting zijn in 2001 in samenwerking met Syntens in concept nieuwe subsidievoorwaarden opgesteld voor de subsidieperiode 2003–2006. De definitieve versie wordt vastgesteld zodra de resultaten uit de evaluatie van de eerste subsidieperiode (1998–2002) beschikbaar komen (september 2002). Nieuw aan deze voorwaarden is de daarin beschreven systematiek van monitoring en evaluatie op basis van prestatie-indicatoren. De introductie van deze systematiek moet EZ (en Syntens zelf) in de toekomst beter inzicht verschaffen in de efficiency en de effectiviteit van de dienstverlening door Syntens.

Met name vanwege de hogere integratiekosten (voortvloeiend uit de fusie tussen IMK en ICNN in 1998) was de Reserve BedrijfsRisico's (RBR) van Syntens begin 2001 gereduceerd tot EUR 1,0 mln. Omdat de continuïteit van Syntens hierdoor in gevaar dreigde te komen, heeft EZ de RBR aan het einde van dat jaar met EUR 1,3 mln aangevuld tot EUR 2,3 mln, waarbij Syntens zich verplichtte de RBR verder op te hogen tot de gewenste waarde van EUR 2,7 mln uit het verwachte positieve exploitatieresultaat over dat jaar. De Tweede Kamer is door het ministerie over deze bijdrage aan de RBR van Syntens ingelicht (Kamerstukken II 2001/2002, 28 137, nr. 4).

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200134 42233 888
Realisatie 200140 51839 323
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 6 096+ 5 435

Toelichting realisatie 2001

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
025 NIM182329182329
110 NNI9871 192987884
120 MARIN2 1412 1342 1414 403
220 Oeso hoofdstuk V27 27 
415 Raad voor de Accreditatie1821 156182193
420 TNO doelsubs. hfdst.VIII25 91729 04426 02727 131
500 Nederland Distributieland454454454363
510 INK261293261276
515 NMI857 85867
520 Stichting Bos en Hout 12144155
620 NLR hoofdstuk XII1 9404 2922 0534 369
810 Stichting Koning Willem I68826884
840 WL Hydrolics1 4081 421326851
860 STW  279218
Totaal artikel 020634 42240 51833 88839 323

Het verschil tussen de raming en realisatie van de verplichtingen van TNO houdt verband met verhoging van het budget met EUR 0,9 mln en toekenning van loon- en prijsbijstelling.

NIM

NIM heeft als doelstelling het stimuleren van de vraag naar precompetitief maritiem onderzoek. In oktober 2000 is in overleg met de Vaste Kamercommissie Economische Zaken besloten de overheidsrelatie met het Nederlands Instituut voor Maritiem Onderzoek (NIM) op termijn te beëindigen. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft haar bijdrage aan de apparaatskosten van NIM per 1 januari 2001 beëindigd. Aangezien NIM voor het grootste deel van 2001 nog heeft gefunctioneerd, heeft EZ het aandeel van V&W aan de apparaatskosten van NIM voor haar rekening genomen. Per 1 januari 2002 zal NIM geen nieuwe activiteiten meer ontplooien. De lopende activiteiten worden afgebouwd en per 30 juni 2002 wordt de subsidierelatie met de overheid verbroken.

De consulentenfunctie van het NIM is na opheffing van het NIM ondergebracht bij het NML. De consulenten hebben als taak het «aanjagen van de maritieme R&D» onder meer door het inventariseren van de onderzoeksbehoefte, het opzetten en trekken van verkennend innovatief onderzoek, en het informeren en adviseren van bedrijven bij het opzetten van innovatief onderzoek.

Internationaal is de norm

Het Kabinet heeft in 2000 de nota «Internationaal is de norm» aan de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2000–2001, 21 670, nr. 10). Doel van «Internationaal is de norm» is het wegnemen van handelsbelemmeringen veroorzaakt door inefficiënte internationale normalisatie. Op basis van de nota zijn in 2001 door en via het Nederlands Normalisatie Instituut en de Raad van de Accreditatie studies en projecten uitgevoerd. Een volledig overzicht van de voortgang in 2001 wordt gegeven in een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer van 13 december 2001.

MARIN

MARIN heeft als doelstelling het opbouwen, toepassen en verspreiden van hoogwaardige technologische kennis ter versterking van de kennisintensiteit en concurrentiepositie van de Nederlandse maritieme sector.

De missiesubsidie voor MARIN bedroeg het afgelopen jaar EUR 4,4 mln. Van deze missiesubsidie is EUR 2,1 mln bijgedragen door EZ. Daarnaast is EUR 1,4 miljoen door V&W en EUR 0,8 mln door OCenW bijgedragen. Voor de toekomstige ontwikkeling van het instituut MARIN zijn enkele onderbouwende studies verricht, waarover de Kamer via vertrouwelijke brieven is geïnformeerd. De internetsite van MARIN is te vinden op http://www.marin.nl.

Raad voor de Accreditatie

Eind 2001 is aan de Raad voor de Accreditatie eenmalig een subsidie ad EUR 0,6 mln toegezegd als bijdrage in de maatregelen die nodig waren om de continuïteit van de Raad te waarborgen. Dit is gebeurd mede op basis van de uitkomsten van een extern onderzoek naar de financiële positie en de levensvatbaarheid van de Raad.

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR)

Het NLR heeft in 2001 EUR 2,26 mln extra beschikbaar gekregen, zodat het kan deelnemen aan (Europese) samenwerkingsprojecten waarbij sprake is van cofinanciering. Met deze middelen kan NLR betrokken blijven bij (Europese) ontwikkelingen op de eigen expertisegebieden en een vooraanstaande rol spelen bij innovatieve projecten in de internationale lucht- en ruimtevaart. Informatie over de activiteiten van het NLR is te vinden op www.NLR.nl.

Waterloopkundig Laboratorium Delft Hydraulics (WL Delft)

EZ geeft jaarlijks een basis- en een doelsubsidie aan WL Delft van circa EUR 1.4 mln. Daarvoor dient WL Delft jaarlijks een onderzoeksprogramma bij EZ in. In de loop van het jaar worden voorschotten aan WL uitgekeerd. De eindafrekening vindt in het daaropvolgende jaar plaats.

De internetsite van WL Delft is te vinden op www.wldelft.nl.

TNO

Op grond van de TNO-Wet van 19 december 1985 wordt jaarlijks een bijdrage aan TNO in het kader van het doel- en stimuleringsprogramma «om niet» ter beschikking gesteld. Wel worden afspraken gemaakt over de besteding van de door EZ beschikbaar gestelde middelen en de nagestreefde cofinanciering door het bedrijfsleven. Voor de activiteiten van deze instelling wordt verwezen naar haar jaarverslag. De internetsite van TNO is te vinden op www.tno.nl.

Artikel 02.07 Internationale ruimtevaartprogramma's

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200157 97939 159
Realisatie 200126 16042 432
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 31 819+ 3 273
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Deelname internationale ruimtevaart7 5068 4157 5068 416
015 Telecommunicatie6 8073 0873 0406 902
018 Ruimtetransport16 9848 32117 07413 300
020 Basistechnologie5 445545431 480
040 Aardobservatie2275 7924 5797 135
050 Ruimtestation/platform21 01006 9175 199
Totaal57 97926 16039 15942 432

In november 2001 heeft de ESA Ministerconferentie plaatsgevonden. Over de Nederlandse inzet op deze conferentie en de resultaten van deze conferentie is de Kamer separaat geïnformeerd (Kamerstukken II, 2001/2002, 24 446, nr. 11, 12 en 13). Aangezien de Ministerconferentie vrijwel aan het einde van het jaar plaats vond, zullen de verplichtingen die voortvloeien uit de tijdens deze conferentie gemaakte afspraken in 2002 worden vastgelegd. De in 2001 gereserveerde verplichtingenruimte wordt in verband hiermee doorgeschoven naar 2002. De bijdrage in de apparaatskosten van ESA (general budget) bedroeg EUR 8,4 miljoen.

De Kamer is vertrouwelijk geïnformeerd over de betrokkenheid van de Staat bij de overname van Fokker Space. De Kamer is eveneens geïnformeerd dat de overname van Fokker Space niet is door gegaan. Hier zijn geen financiële consequenties uit voortgekomen.

Artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200119 96625 729
Realisatie 200149 24930 372
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 29 283+ 4 643
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Bureaukosten NIVR1 8153 8711 8153 871
020 Nationaal ruimtevaartprogramma's3 6303 6303 6302 723
030 Militaire vliegtuigontwikkeling  15 88213 613
040 Civiele vliegtuigontwikkeling14 52141 7484 40210 165
Totaal19 96649 24925 72930 372

Toelichting realisatie 2001

Het verschil op kasbasis tussen de raming en de realisatie bij het onderdeel militaire vliegtuigontwikkeling (JSF) is veroorzaakt door vertragingen in de projectuitvoering en een geringer aantal declaraties dan verwacht.

De hogere realisatie van de verplichtingen in het kader van de civiele vliegtuigontwikkeling houdt met name verband met een aanzienlijke toename van het aantal aanvragen voor de regeling Civiele Vliegtuig Ontwikkeling (CVO), voortvloeiend uit de start van het A380-programma. In verband hiermee is circa EUR 30 mln aan verplichtingenruimte uit de jaren 2002 tot en met 2004 naar voren gehaald.

De internetsite van het NIVR is te vinden op www.NIVR.nl.

Bureaukosten

De totale bureaukosten bedroegen op basis van voorlopige cijfers NIVR in 2001 EUR 3,5 mln. Een klein deel (EUR 0,1 mln.) is gefinancierd uit het Revolving Fund. De rest komt ten laste van de EZ-begroting van 2001. Conform de vigerende procedure is in december 2001 aan het NIVR, vooruitlopend op de goedkeuring van de NIVR-begroting 2002, een voorschot van EUR 1 mln beschikbaar gesteld voor de financiering van de bureaukosten in de eerste maanden van 2002.

Civiele Vliegtuigontwikkeling

Het NIVR voert het Besluit subsidies «Civiele Vliegtuig-ontwikkeling» (CVO) uit. In deze regeling wordt onderscheid gemaakt naar projecten in het kader van industrieel onderzoek en naar projecten in het kader van pre-concurrentiële ontwikkeling. In de eerste categorie (industrieel onderzoek) zijn vorig jaar 11 nieuwe projecten gesubsidieerd. Hiermee was een totaal subsidiebedrag van EUR 13,7 mln gemoeïd. In de categorie «pre-concurrentiële ontwikkeling» zijn 2 projecten gesubsidieerd, voor een totaal subsidiebedrag van EUR 6,1 mln.

De door CVO in 2001 gesubsidieerde projecten zijn als volgt over de technologievelden verdeeld.

Technologieveldaantal projectenomvang x EUR 1 mln
Structurele vliegtuigcomponenten37,5
Ontwikkeling van materialen79,9
Mechanische en elektr. Systemen22,4
Ontwerp -en productietechnologiën10,01
Totaal1319,81

De uitvoering van deze projecten heeft er inmiddels toe geleid dat door het luchtvaartcluster (= bedrijven en kennisinstellingen) diverse werkpakketten voor de A380 zijn verworven.

JSF

De beleidsdoelstelling van de regeling demonstratie- en technologieontwikkelingsprojecten Joint Strike Fighter is om Nederlandse bedrijven met concrete producten in staat te stellen aan de Amerikaanse fabrikanten te demonstreren over de technologische vaardigheden te beschikken die nodig zijn om deel te nemen aan de verdere ontwikkeling en later productie van de Joint Strike Fighter. Omdat het gaat om zeer hoogwaardig producten die volgens de nieuwste methoden ontwikkeld worden, kwalificeren de bedrijven zich als neveneffect ook als toeleverancier van andere vliegtuigen. De stichting NIVR voert de genoemde regeling uit.

In 2001 zijn geen nieuwe projecten gestart. De 51 projecten zijn in volle gang. Een groot deel van de projecten is in 2001 in een vergevorderd stadium. Enkele kleinere projecten zijn inmiddels afgesloten.

Ruimtevaart NRT

Het Nationaal Ruimtevaarttechnologie programma (NRT) heeft tot doel de technologische basis en daarmee de concurrentiekracht van de Nederlandse ruimtevaartindustrie te versterken. Het ondersteunt technologieontwikkeling van Nederlandse bedrijven en instituten met het oog op het verwerven van opdrachten in internationaal verband op de institutionele en commerciële ruimtevaartmarkt. Het budget voor de NRT-activiteiten in 2001 bedroeg EUR 3,6 mln. Dit budget is als volgt besteed:

Projecten op technologieterrein:
Telecommunicatie/navigatie0,15
Aardobservatie/wetenschappelijke instrumenten0,51
Structuurdelen0,54
Voortstuwing0,49
Micronavigatie0,73
Software en simulatie0,35
Gebruik aardobservatiedata0,29
Overig0,57
Totaal3,63

Revolving fund NIVR

Niet specifiek voor een project beschikbaar gestelde middelen, alsmede de ontvangsten uit hoofde van onder meer in het verleden beschikbaar gestelde kredieten, royalties en licenties worden door het NIVR in het zogenaamde Revolving Fund gestort. Het saldo van het Revolving Fund bedroeg ultimo 2001 circa EUR 19,0 mln. Het verloop van het Revolving Fund in 2001 kan als volgt worden weergegeven (o.b.v. voorlopige cijfers NIVR).

(bedragen x EUR 1 mln.)
Saldo ultimo 2000 o.b.v. definitieve cijfers NIVR 16,40
   
Uitgaven 2001:  
– Ruimtevaartprogramma NRT0,30 
– Bureaukosten0,10 
– Overig0,04 
Totaal uitgaven NIVR 0,44
  15,96
Ontvangsten:  
– Inkomsten (royalties, etc.) uit projecten11,62 
– overige baten1,41 
Totaal ontvangsten rev. Fund 3,03
Saldo ultimo 2001 o.b.v. voorlopige cijfers NIVR 18,99

1 Inkomsten uit projecten worden gerealiseerd via een contractuele terugbetalingsregeling in het geval kredieten in het kader van het stimuleren van de civiele vliegtuigontwikkeling zijn verstrekt. Voor een aantal projecten geldt dat nadat het krediet inclusief rente is terugbetaald, de terugbetalingsregeling overgaat naar een royalty-regeling.

Artikel 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200140 00939 900
Realisatie 200130 48126 985
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 9 528– 12 915

Toelichting realisatie 2001

De onderschrijding op het verplichtingenbudget wordt veroorzaakt door de overgang van de TOK naar de TOP. Wat betreft de kasonderuitputting is de oorzaak met name gelegen in de overboeking van het budget voor Genomics naar OC&W en tragere uitfinanciering van aangegane verplichtingen.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
110 TOK36 37915 93932 30918 567
111 TOP 10 242 403
120 KREDO3 6303 5836 7027 193
130 MPO 717889822
Totaal40 00930 48139 90026 985

Technische Ontwikkelingskredieten

Doel van het instrument is het stimuleren van ontwikkelingsprojecten waaraan substantiële technische en commerciële risico's zijn verbonden. Het betreft een rentedragend krediet van 40% van de projectkosten dat wordt terugbetaald bij commercieel succes van het ontwikkelde product. In 2001 is één grote TOK-aanvraag gehonoreerd voor een bedrag van EUR 6,8 miljoen mln en 13 kleine aanvragen voor een totaalbedrag van EUR 9,1 mln. Met de invoering van de TOP-regeling in mei 2001 is de TOK-regeling uit 1997 ingetrokken.

Kengetallen Technische Ontwikkelingskredieten en Technische Ontwikkelingsprojecten
Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln.artikel (sub)ramingrealisatieverschil
Ramingkengetallen    
1. Aantal aanvragen (=gehonoreerde subsidieaanvragen) 6035– 25
2. Gemiddeld gehonoreerde toekenning per aanvraag 0,6060,7480,142
3. Toegelicht begrotingsbedrag (=subsidie)02.09–110/11136,37926,181– 10,198
Doelmatigheidskengetallen    
1. Aantal prestaties (=behandelde aanvragen) 12015939
2. Kosten per prestatie (x EUR1000) 4,0844,2250,141
3. Aantal prestaties (=dossiers in beheer) 600463– 137
4. Kosten per prestatie (x EUR1000) 0,9531,2120,259
5. Overige uitvoeringskosten 0,5670,8220,255
6. Toelichting begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter) 1,6292,0540,425
7. Uitvoerend personeel in fte (=Senter)01.55–01020,022,32,3
Kwaliteitskengetallen    
Aantal ingediende bezwaarschriften 11176
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 11198
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 165

Technische Ontwikkelingsprojecten

In mei 2001 is het «Besluit subsidies technologische ontwikkelingsprojecten» (TOP) van kracht geworden. Informatie over de TOP is te vinden op www.senter.nl/top. De TOP komt in de plaats van de TOK, MPO en KREDO. Doel van het instrument is gelijk aan die van de TOK: het stimuleren van ontwikkelingsprojecten waaraan substantiële technische en commerciële risico's zijn verbonden. Het belangrijkste verschil met de TOK is dat er bij de TOP sprake is van subsidieverstrekking, waarbij de subsidie – anders dan bij een kredietfaciliteit – zonder rentebijschrijving dient te worden terugbetaald op basis van de uit het ontwikkelingsproject voortvloeiende omzet. In 2001 werden 18 TOP-aanvragen gehonoreerd.

De overgang van TOK naar TOP in mei 2001 heeft geresulteerd in een forse daling van het aantal gehonoreerde aanvragen. De verklaring ligt in het feit dat TOK-projecten, die nog niet onder de TOK door Senter in behandeling waren genomen, opnieuw onder de TOP moesten worden ingediend. Hierdoor was het niet mogelijk om gedurende de eerste drie maanden van de TOP projecten te honoreren.

Kredietregeling Elektronische DienstenOntwikkeling (KREDO)

De KREDO-regeling is een ontwikkelingskrediet dat specifiek is gericht op de ontwikkeling van elektronische diensten. De aanvragen die bij de laatste tender van 2000 tevens de laatste van de regeling – zijn ingediend werden in 2001 afgehandeld. In de laatste tender van 2000 zijn 7 projecten gehonoreerd. Met de invoering van de TOP-regeling in mei 2001 is de KREDO-regeling ingetrokken.

Kredietregeling Milieugerichte Productontwikkeling

Deze regeling beoogt ondernemers te stimuleren hun producten milieuvriendelijker te (her)ontwerpen, door een krediet beschikbaar te stellen van 40% van de projectkosten. In geval de technische ontwikkeling mislukt of met het product geen omzet wordt gemaakt, behoeft het krediet niet terugbetaald te worden. De kredietregeling MPO is per 31 december 2000 gesloten. De in 2000 binnengekomen, maar nog niet gecommiteerde, zes aanvragen werden in 2001 afgehandeld.

Artikel 02.12 Technologische infrastructuur

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2001108 38674 935
Realisatie 2001120 14164 597
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 11 755– 10 338

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie:

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Technologische vernieuwing48 24321 97624 9489 610
015 ICT-Taskforce   6 530
016 Experimentele faciliteiten 11 345  
020 Onderzoek technologiebeleid2 2574 9611 8982 089
030 STW17 19417 93014 40514 383
040 IOP13 58215 9707 7695 229
050 Topinstituten22 33722 57019 95120 666
060 Technologie en Samenleving1 5762 8951 9602 696
070 KIM3 1972 1473 5502 973
080 BCT 321454421
090 Bijdrage DGI aan beleid BIE 17 621  
092 Adviezen EOB 2 405  
Totaal108 386120 14174 93564 597

Toelichting realisatie 2001

De lagere verplichtingen- en kasrealisatie voor technologische vernieuwing houdt verband met vertraging van projecten in het kader van de Kennisimpuls. Verder is een gedeelte van de verplichtingen verantwoord onder experimentele faciliteiten, welke onderstaand nader worden toegelicht.

Voor Bijdrage DGI aan beleid BIE houden de hogere verplichtingen verband met eerdere opdrachtverlening dan verwacht. In plaats van in het uitvoeringsjaar is vanaf 2001 de opdracht in het voorafgaande jaar verstrekt.

Technologische vernieuwing

Op dit artikelonderdeel wordt met name de kennisimpuls verantwoord, waarmee onder meer wordt beoogd een versnelling aan te brengen in strategisch onderzoek op geselecteerde technologiegebieden. Zo mogelijk worden bijdragen via bestaande kanalen (NWO, IOP) geleid, met een organisatorische/bestuurlijke betrokkenheid van het bedrijfsleven. In 2001 is vanuit het artikelonderdeel Technologische vernieuwing (02.12 010) bijgedragen aan het actieplan Genomics (EUR 15,9 mln verplicht) en EUR 4,5 mln aan het project IBOS (katalyse in relatie tot life sciences). Tenslotte is aan TNO een extra bijdrage toegekend van EUR 0,9 mln voor strategisch onderzoek in 2002 op geselecteerde gebieden, volgens de systematiek van de cofinancieringsregeling. De voorgenomen bijdrage voor nanotechnologie zal naar verwachting in 2002 tot verplichting leiden.

ICT-Taskforce

De projecten van de Taskforce Risseeuw zijn in 2000 gestart en hebben als doel de tekorten aan IT-personeel terug te dringen. Alle projecten zijn thans in uitvoering. Senter begeleidt de desbetreffende partijen. De eerste resultaten zullen in september 2002 aan de Tweede Kamer worden gestuurd. Voor meer informatie: www.ict-punt.nl en op de EZ-site www.arbeidsmarkt.ez.nl.

Experimentele faciliteiten

Stichting AXIS

De Stichting AXIS beoogt integrale oplossingen te ontwikkelen voor het probleem van de tekorten aan bèta's en technici op de arbeidsmarkt in Nederland. AXIS is een onafhankelijke stichting en spoort onderwijsinstellingen, intermediaire instellingen en bedrijven aan om in projecten met een grote voorbeeldwerking op alle niveaus de problemen aan te pakken. Inmiddels zijn circa 60 projecten met steun van AXIS gestart. Daarbij gaat het om drie typen van projecten: herontwerp van opleidingen, verbetering van opleiding en beroep, en overdracht en implementatie van kennis en ervaringen.

EZ, OCW, LNV en SZW hebben samen in 2001 een subsidie van EUR 5,4 mln aan AXIS verleend. Het EZ aandeel daarin bedroeg EUR 2,5 mln. De eindevaluatie start in de tweede helft van 2002 en loopt door tot in 2003. Tevens start in 2002 de voorbereiding van de follow-up van AXIS. Resultaten en inzichten van AXIS worden in ieder geval meegenomen bij de versterking van de beroepskolom in het beroepsonderwijs. Meer informatie over AXIS is te vinden op www.platform-axis.nl en op de EZ-site www.arbeidsmarkt.ez.nl.

Employability-advies

Na afronding van vier pilot-projecten in branches en een landelijk project van Syntens, heeft EZ in 2001 aan Syntens een subsidie van EUR 3,1 mln verleend voor het driejarige programma Mens en Kennis. Doel van het programma is om in drie jaar tijd 15 000 ondernemers in het MKB te overtuigen van het belang van een strategisch HRM-beleid, dat goed is geënt op de strategische doelen van de ondernemingen. Het gaat hierbij om eerstelijns advies (maximaal 16 uur per onderneming) en het organiseren van een goede doorverwijzing naar meer expertise. Meer informatie is te vinden via www.syntens.nl en op de EZ-site www.arbeidsmarkt.ez.nl.

Scholingsimpuls

In 2001 is de eerste tender van de Subsidieregeling scholingsimpuls van start gegaan. De regeling heeft als doel de ontwikkeling van innovatieve opscholingstrajecten (voor werkenden) met een grote voorbeeldwerking te stimuleren, zodanig dat meer werknemers een opscholingstraject gaan volgen. De regeling ondersteunt brancheorganisaties die opscholingstrajecten ontwikkelen, dit traject op een representatieve groep werknemers binnen de branche testen, en de ervaringen en resultaten van het traject actief verspreiden. De opscholingstrajecten worden ontwikkeld in samenwerking met aanbieders van scholing. Brancheorganisaties zijn de hoofdaanvragers. Omdat, na zorgvuldige voorbereiding, de eerste tender pas eind oktober 2001 werd gesloten, is besloten de eerste bundel van 10 voorbeeldprojecten medio januari 2002 pas te commiteren. Daarom is bij 2de suppletoire begroting het oorspronkelijk geraamde budget voor deze regeling overgeheveld naar de begroting van 2002.

Meer informatie is te vinden via www.senter.nl en op de EZ-site www.arbeidsmarkt.ez.nl.

Stichting WeTeN

In 2001 heeft de stichting WeTeN EUR 2,2 mln van EZ ontvangen. In 2000 is door de Ministeries van OCenW, EZ en LNV «Boeiend, betrouwbaar en belangrijk; nota wetenschapscommunicatie» uitgebracht. WeTeN heeft daaruit een Meerjarenplan afgeleid. Hoofdpunten daaruit zijn:

• opbouw van een inhoudelijk jaarthema, dat meer structuur in de wetenschaps- en technologiecommunicatie moet brengen;

• extra aandacht voor massamedia en ICT;

• ondersteuning van de professionalisering van de wetenschaps- en technologiecommunicatie-sector.

In het jaar 2001 heeft het veranderingsproces binnen WeTeN verder vorm gekregen. Voornaamste verandering was die van een organisatie die deels ook zelf activiteiten voor publiekscommunicatie uitvoerde naar de rol van expertisecentrum.

Over de Stichting WeTeN staat uitgebreide informatie op http://www.weten.nl/.

Onderzoek en voorlichting technologiebeleid

In het kader van onderzoek en voorlichting technologiebeleid is een groot aantal projecten uitgevoerd, veelal van geringe financiële omvang. De grootste projecten zijn:

1. EVC

In 2001 is EUR 3,4 mln aan subsidie verleend aan het Kenniscentrum EVC (Erkenning van elders Verworven Competenties). Andere deelnemende departementen zijn SZW en OCW. Doel van de erkenning van elders verworven competenties (EVC) is het zichtbaar maken van persoonlijke competenties of talenten. Daarmee worden transparantie en flexibilisering van het arbeidsaanbod bevorderd en informatie-asymmetrieën verminderd. Het kenniscentrum wil kennis en ervaringen met EVC (inter)nationaal uitwisselen en komen tot een succesvolle aanpak per branche of doelgroep. Meer informatie is te vinden op www.kenniscentrumevc.nl en op de EZ-site www.arbeidsmarkt.ez.nl.

2. Arbeidsradar

De Arbeidsradar is een benchmark-instrument dat voor een bepaalde beroepsgroep de arbeidsmarktsituatie onderzoekt. Door een integrale analyse wordt vastgesteld wat de kwantitatieve en kwalitatieve knelpunten zijn. De aanvragers van een Arbeidsradar kunnen branches, beroepsgroepen of sectoren zijn. De Arbeidsradars civiel-ingenieurs, bouwkundig ingenieurs en UT-personeel in de bouw zijn in 2001 afgerond en gepubliceerd. Er zijn in 2001 vijf nieuwe Arbeidsradars gestart: beroepsgoederenvervoer, procesoperators in de chemie, academici in de chemie, callcenters en de glastuinbouw. In totaal is in het kader van de Arbeidsradar in 2001 circa EUR 0,3 mln subsidie verleend.

Meer informatie over de Arbeidsradars is te vinden op www.arbeidsmarkt.ez.nl.

Technologiestichting STW

De Technologiestichting STW ondersteunt technisch-wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten in een match met de eerste geldstroom. De middelen daarvoor komen van OCenW/NWO en van EZ.

In 2001 heeft EZ aan STW een verplichtingenruimte van EUR 17,9 mln ter beschikking gesteld. NWO heeft voor 2002 EUR 24,6 mln toegezegd. In totaal bedroeg de bijdrage derhalve EUR 42,5 mln. In 2001 waren er in totaal 697,9 fte's en 755 personen met lopend STW-onderzoek bezig. Gemeten naar het aandeel van de EZ-subsidie gaat het om 294 fte's, respectievelijk 318 personen.

De beleidsdoelen van EZ ten aanzien van STW zijn het verbeteren van de wisselwerking tussen universiteiten en het bedrijfsleven op het gebied van technisch-wetenschappelijk onderzoek. In het verlengde daarvan ligt de doelstelling de (commerciële) toepassing van dit onderzoek te bevorderen.

Het utilisatierapport 2001 geeft aan dat van de 82 onderzoeksprojecten die in 1990 zijn gestart 36% heeft geleid tot een aanwijsbaar product. 8,5% heeft ook inkomsten of het vooruitzicht op inkomsten voor STW en de desbetreffende vakgroep opgeleverd, hetgeen duidt op commerciële toepassing.

Deelnemende bedrijven in de gebruikerscommissies bij het onderzoek zijn als eersten in de gelegenheid om de verworven kennis te benutten. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid dat onderzoekers zelf een eigen bedrijf oprichten. In drie gevallen is dat in 2001 gebeurd. STW-onderzoek heeft bijgedragen aan de start van 3 bedrijven in 2001 op het gebied van lithografie, medische technologie en van de animatietechniek met bewegende objecten.

Uit het lopende evaluatieonderzoek STW trekt het onderzoeksbureau de conclusie dat STW een breed bekende, door de projectindieners zeer gewaardeerde en succesvolle organisatie is voor de bevordering van toepassingsgericht technisch-wetenschappelijk onderzoek in Nederland.

Voor meer informatie over STW, zie op www.stw.nl/.

Innovatiegerichte Onderzoekprogramma's (IOP's)

In 2001 is een aantal innovatieve onderzoeksprogramma's uitgevoerd. De IOP's Katalyse (1989–2001) en Opto-Elektronica (1990–2001) zijn afgesloten. Het IOP Elektromagnetische vermogenstechniek is gestart. Een IOP Generieke Communicatie in de gebruikersomgeving is in voorbereiding genomen. Tevens is het NWO/FOM-programma Gedispergeerde meerfasenstroming vanuit het IOP ondersteund en is besloten tot een IOP-bijdrage aan het NWO-EW-programma Software Engineering. Uit het onderstaande overzicht blijkt welke bedragen hiermee zijn gemoeid.

In 2001 uitgevoerde IOP's (x EUR 1 mln)
1. Katalyse0,31
2. Opto-Elektronica
3. Industriële Eiwitten0,10
4. Genomics11,66
5. Oppervlaktetechnologie2,36
6. Beeldverwerking0,31
7. Milieutechnologie/Zware metalen
8. Mens machine interactie2,11
9. Precisietechnologie0,15
10. Elektromagnetische vermogenstechniek0,10
Totaal17,1
Doelmatigheidskengetallen IOP
 artikel (sub)ramingrealisatieverschil
1. Behandelde aanvragen (in aantallen) 9512833
2. Kosten per prestatie (x EUR1000)* 11,1180,659 
3. Aantal projecten in beheer (in aantallen) 30523273
4. Kosten per prestatie (x EUR1000) 1,2270,9640,263
5. Toegelicht begrotingsbedrag (uitvoeringskosten Senter) (x EUR 1 mln)01.55–0201,4521,590,138
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 14,217,02,8

* De afwijking ten opzichte van de ontwerpbegroting wordt verklaard door foutieve raming in de ontwerpbegroting.

In 2001 is het IOP-budget vanuit FES-middelen met EUR 4,99 mln per jaar verhoogd, op grond van de positieve evaluatie van het IOP-instrument in 1999. Hiermee kon een relatief omvangrijk IOP Genomics worden gestart. Dit maakt onderdeel uit van het Strategisch Actieplan Genomics van bedrijven en kennisinstellingen, dat moet leiden tot activiteiten over een breed front van toegepast onderzoek tot fundamenteel onderzoek. Tevens kon het IOP Precisietechnologie worden uitgebreid met een onderzoekslijn Microsysteemtechnologie en een nieuw IOP Elektromagnetische vermogenstechnologie worden opgestart. Daarnaast is op grond van een voorstudie besloten een nieuw IOP Generieke Communicatie in de gebruikersomgeving in voorbereiding te nemen. Hiermee wordt invulling gegeven aan een belangrijke onderzoekslijn in het kader van de in opdracht van EZ ontwikkelde Vrijbandvisie op breedbandcommunicatie.

IOP Genomics

In het najaar van 2000 en in 2001 zijn de eerste tenders voor verkorte en volledige aanvragen van het IOP Genomics georganiseerd. De ranking van 23 volledige aanvragen resulteerde in 7 projecten op 3 thema's van zeer hoog kwalitatief en innovatief niveau (beoordeling door internationale referenten met een 9 en hoger op een schaal van 0–10). Het honoreringspercentage van de gehele tender was met 10% relatief laag. Het gaat om grote projecten waarbij gemiddeld 5 projectleiders en 7 onderzoekers betrokken zijn. Gemiddeld zijn per project 4 bedrijven betrokken. Verder ontplooit de programmacommissie flankerende activiteiten ten behoeve van kennisoverdracht, netwerkvorming en het stimuleren van zwaartepuntsvorming.

Relatie IOP Genomics met genomics algemeen

Tweede helft 2001 is een Regie-orgaan bij NWO ingesteld dat de nationale strategie voor onderzoek naar genomics zal opstellen en uitvoeren. Het Kabinet heeft hiervoor voor de periode tot en met 2006 in totaal EUR 188,8 mln. beschikbaar gesteld. Het Regie-orgaan richt zich op een integrale aanpak over de gehele innovatieketen, van fundamenteel onderzoek tot aan toepassing, met inbegrip van kennisbescherming,exploitatie en interactieve communicatie met de samenleving over het onderzoek en de maatschappelijke aspecten daarvan. Het IOP Genomics zal integraal onderdeel uitmaken van de nationale strategie.

Technologische Top Instituten (TTI's)

Het instrument TTI's is bedoeld als bijdrage aan betere basisvoorwaarden voor innovatie in Nederland. Met behulp van een financiële stimulans worden researchinspanningen van consortia van bedrijven en kennisinstellingen op een beperkt aantal specifieke onderzoeksterreinen van potentieel internationale allure ten hoogste tot 50% gematched. De centrale taak van de Technologische Topinstituten is het doen van fundamenteel-strategisch onderzoek ten behoeve van de in het TTI deelnemende bedrijven.

De bijdrage per TTI is als volgt:

Subsidiejaar (bijdrage x EUR 1 mln)2002
Voedselwetenschappen6 308
Metaaltechnologie5 604
Telematica5 037
Polymeren5 491
Monitoring0 129
Totaal22 569

De TTI's hebben in 2001 in totaal 73 projecten gestart (TI: 24, NIMR: 22, DPI: 12, WCFS: 15). Bij de uitvoering van het basisprogramma werden in totaal 454 onderzoekers (gerekend in fte's) ingezet. De bijdragen van het bedrijfsleven bedroegen EUR 12 405 mln en die van de kennisinstellingen EUR 10 671 mln.

De tussenevaluatie gehouden in 2001 heeft de volgende uitkomsten en aanbevelingen opgeleverd:

• voortzetting subsidieverlening voor alle 4 TTI's;

• aandacht voor positie kennisinstellingen in TTI's, zowel naar functie (bijvoorbeeld TNO) als bestuurlijk;

• verlenging lange termijn perspectief van 4 naar 6 jaar, met behoud van eindevaluatie in 2005 en daarop volgende tender;

• meer aandacht en financiële ruimte voor internationalisering;

• aandacht voor externe kennisverspreiding bij vernieuwing business plannen;

• herijking indicatoren in 2002 voor monitoring en eindevaluatie;

• leereffecten van het TTI-model.

Voor meer informatie over de Technologische Topinstituten:

http://www.wcfs.nl/

http://www.nimr.nl/

http://www.telin.nl/

http://www.polymers.nl/

SDE & Connekt

De innovatieve onderzoeksclusters zijn afgeleid van het concept Technologische onderzoeksinstituten en zijn daarmee een vorm van publiek-private samenwerking op onderzoeksgebied met een sterk commitment van bedrijven en kennisinstellingen. De voorwaarden komen grotendeels overeen met die gesteld aan de TTI's. De innovatieve onderzoeksclusters (ook wel semi-TTI's genoemd) wijken op onder meer de volgende punten af van het TTI-concept:

• minder zware eisen aan aard en kwaliteit van het onderzoek (wel perspectief van upgrading);

• meer programma- dan institutioneel gericht;

• begrenzing bijdrage kennisinstellingen tot maximaal 25%.

Inmiddels zijn twee clusters ingesteld: het Samenwerkingsverband Duurzame Energie (SDE) en Connekt, kenniscentrum voor verkeer en vervoer.

SDE

In 2001 was de bijdrage van de kennisinstellingen EUR 0,647 mln, de bijdrage van de bedrijven was EUR 0,540 mln. Het aantal projecten dat gestart is bedraagt 3 en de inzet van personeel 23 fte. Uitgebreidere informatie staat op www.sde-research.nl/.

Connekt

De subsidieperiode was gesteld op 2001 tot en met 2004. In 2001 is deze met een jaar verlengd tot 2005 omdat de tender er toe leidt dat pas in 2002 met onderzoek kan worden gestart. Er is eenmalig gecommiteerd voor vijf jaar en afrekening vindt na vijf jaar plaats, zodat in 2001 commitering noch afrekening heeft plaatsgevonden. Voor meer informatie, zie: www.connekt.nl.

Technologie & Samenleving

In 2001 kende het programma vier thema's, te weten Criminaliteitspreventie, Preventie Arbeidsuitval, Reïntegratie Arbeidsgehandicapten en Sociale Integratie. Aangezien het betrekken van beleidsterreinen van andere departementen bij de technologische ontwikkelingen in economie en samenleving ten dele reeds autonoom geschiedt en geen stimulans meer nodig heeft vanuit een relatief beperkt programma, heeft de Stuurgroep Technologie en Samenleving besloten tot een afronding van het programma Technologie en Samenleving eind 2002. De komende twee jaren zal het programma, met inachtneming van de lopende afspraken met de deelnemende departementen, worden afgebouwd en beëindigd. Voor meer informatie over de Technologie en Samenleving: http://www.senter.nl/.

Kennisdragers in het MKB (KIM)

De subsidieregeling kennisdragers in het Midden- en Kleinbedrijf (KIM) heeft als doelstelling het vergroten van het innovatievermogen van het Nederlandse MKB. Via loonkostensubsidies wordt bevorderd dat hoger opgeleiden bij het MKB aan een innovatieproject gaan werken.

Als gevolg van de stroomlijningsoperatie technologie-instrumentarium van het Ministerie van Economische Zaken zijn onder andere de KIM-regeling en de subsidieregeling haalbaarheidsprojecten MKB 1998 (HMKB) opgeheven. Beide instrumenten zijn vervangen door de subsidieregeling kennisoverdracht ondernemers (SKO) die met ingang van 1 mei 2001 van kracht is. De KIM-regeling oude stijl zal medio 2002 worden afgerond.

Kengetallen KIM
(Bedragen x EUR1000)ramingrealisatie*verschil
RAMINGSKENGETALLEN   
1. Ontvangen aanvragen (aantallen)200120– 80
2. Toegewezen aanvragen (aantallen)190120– 70
3. Loonkostensubsidie per KIM'er4,1184,9900,872
4. Toegelicht begrotingsbedrag3 1972 147–/- 1 050
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN   
1. KIM'ers in dienst van MKB getreden (%)3480+ 46
2. Kosten van begeleiding/advies908550–/- 358
3. Overige uitvoeringskosten567545–/- 19
DOELTREFFENDHEIDSKENGETALLEN   
Continuering innovatie na beëindiging KIM-project (%)**7556–/- 19

* Realisatie heeft betrekking op de periode 1-1-2001 tot 1-5-2001, vanwege beëindiging van de KIM-regeling.

** Wijkt af van voorgaande jaren, omdat voorheen een koppeling bestond met het in dienst treden van de KIM'er.

Branchecentra voor Technologie

Doel van de Subsidieregeling Branchecentra voor Technologie 1998 (SBT, Stcrt. 206, bijlage 1), gewijzigd in 1999 (Stcrt. 50, zie bijlage 2), is het vergroten van de technologische kennis bij middelgrote en kleine ondernemingen door middel van voorlichting, advisering en scholing. Naast de regionale overdracht van technologische kennis via Syntens zijn ook branche-organisaties uitermate geschikt om dit proces te initiëren en te coördineren. Daarom kunnen branche-organisaties een subsidie aanvragen voor het stichten en gedurende de eerste twee jaren na stichting exploiteren van een branchecentrum voor technologie. De SBT zou aanvankelijk medio 2001 opgaan in de regeling Subsidieregeling Kennisover-dracht Branche-organisaties (SKB). Om uitvoeringstechnische redenen is besloten om de SBT buiten die regeling te houden en om het beschikbare budget voor 2001 en 2002 (elk jaar EUR 0,908 mln) samen te voegen tot EUR 1,815 mln voor 2001. De regeling SBT loopt af per 31-12-2002.

Artikel 02.13 Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200119 059
Realisatie 200118 650
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 409

De uitgaven van artikel 02.13 hebben uitsluitend betrekking op het project Gigaport.

Gigaport

In 1999 is EUR 64,43 mln toegezegd voor het project GigaPort. In het kader van GigaPort wordt een next-generation internet proeftuin ontwikkeld, zijnde een state-of-the-art breedbandige, nationale netwerkinfrastructuur, voorzien van geavanceerde kennis, demonstraties, quality of service, connecties en access. Het project is opgezet onder regie van de Ministeries van EZ, OCenW en V&W. De doelstellingen zijn onderverdeeld naar drie ambitieniveaus:

1. ontwerp, bouw en onderhoud van een in 2002 state-of-the-art breedbandnetwerk voor innovatie door onderzoek en ontwikkeling in het algemeen en gebruikt door universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten in het bijzonder (GigaPort Netwerk);

2. stimulering van kennisontwikkeling en -diffusie door middel van pilots en demonstrators in Nederland (GigaPort Applicaties);

3. versterking van de concurrentiepositie en economische ontwikkeling van Nederland (GigaPort als geheel) in de kennis en informatiegedreven, genetwerkte maatschappij.

Het GigaPort-project verloopt voorspoedig en verwacht wordt dat de doelstellingen in het oorspronkelijke businessplan binnen de projectperiode worden gerealiseerd. Dit is in de mid-term review (eind 2001) opgenomen in de rapportage van de Commissie van Wijzen.

Zo loopt de ontwikkeling van het GigaPortNetwerk volgens het businessplan, dat wil zeggen dat eind 2001 het netwerk volledig operationeel was op 10 Gigabit per seconde (15 PoP's). Thans wordt gewerkt aan het opwaarderen van de nationale backbone infrastructuur tot 80 Gigabit per seconde. Gewerkt wordt aan een vergroting van een 10-tal extra PoP's en een organisatie van de vraagbundeling via zogenaamde GigaMAN's (Gigabit Ethernet Metroplitan Area Networks). Het GigaPortNetwerk is één van de meest geavanceerde communicatie-netwerken ter wereld. Met GigaPort gaat Nederland in mondiaal verband gelijk op met de landen die vaak als koplopers worden gezien, te weten de VS, Canada en Singapore. Mede op basis van de voorloper van dit netwerk is de kennisuitwisseling tussen Nederlandse onderwijs- en kennisinstellingen onderling en met toonaangevende instituten in de VS, Europa en Azië en het bedrijfsleven in de afgelopen periode duidelijk geïntensiveerd.

Gebaseerd op een voorlopende doelgroep (universiteit- en hogeschoolpopulaties) is GigaPort in staat geweest versneld de uitrol van geavanceerde netwerkinfrastructuren in Nederland tot stand te brengen. Dit effect is bereikt in een publiek-private samenwerking in concrete innovatie-projecten: «showing by doing». GigaPort heeft met name (veel) grote partijen voor zich weten te winnen. Dit blijkt o.a. uit het feit dat reeds nu circa EUR 25 mln van de in het businessplan beoogde EUR 27,2 mln aan (GigaPort Applicaties) onderzoeksprojecten door het bedrijfsleven is gegenereerd.

Gigaport ligt hiermee ruim op schema. Gigaport besteedt veel aandacht aan het uitstralen van kennis die is en wordt opgedaan in de applicatieprojecten. Er zijn speciale GigaPort-kennisopbouwprojecten en pilots in samenwerking met het Telematica Instituut opgezet. Ook heeft GigaPort diverse technology assessments uitgevoerd. Resultaten daarvan werden veelvuldig via www.gigaport.nl opgevraagd. Nieuwe technology assessments en ook -verkenningen zijn gestart of gepland voor de resterende periode. Qua kennisverspreiding en communicatie met alle doelgroepen timmert GigaPort behoorlijk aan de weg. Vele workshops, Kennisseminars en Meetings of the Minds hebben plaatsgehad en werden druk bezocht. Sedert 2001 herbergt Media Plaza het «GigaPort Demonstratie-centrum». GigaPort publiceert veel en wordt in vele publicaties genoemd. Vrijwel alle kennisinstellingen in Nederland zijn betrokken bij een of meerdere GigaPort-projecten, al dan niet in samenwerking met bedrijven. Ook worden steeds meer hogescholen betrokken.

GigaPort heeft de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingslocatie versterkt. Een aantal bedrijven heeft duidelijk aangegeven dat de aanwezigheid van GigaPort in Nederland een belangrijke factor was in hun keuze voor ons land. De opbouw van kennis heeft eveneens een duidelijke impuls gekregen: een behoorlijk niveau aan additionele onderzoeksactiviteiten is tot stand gebracht. Leveranciers van telecommunicatie-apparatuur en diensten hebben aangegeven dat GigaPort hun innovatieplannen heeft versneld en nieuwe spelers zijn geactiveerd: zo is een aantal van de aanbestedingen voor proeven met nieuwe toegangstechnologieën gegaan naar kleinere, nieuwe spelers.

03.00 Industrie- en dienstenbeleid

Artikel 03.03 Versterking economische structuur

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20013 3884 211
Realisatie 20013 0283 680
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 360– 531
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR 1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010/011/012 Vernieuwingsprogramma's3 2862 0973 2552 725
040 T&U via Senter7878
060 Stim.Comm.Dienst.sector766781
100 Beheerskosten1111
200 Crisisbeheersing91879196
964 Bevordering Structuurversterking853
Totaal art 03033 3883 0284 2113 680

Toelichting realisatie 2001

Op het gebied van vernieuwingprogramma's is in 2001 slechts aan enkele projecten een bijdrage geleverd, met name op het gebied van distributie en afvalverwerking.

Dreamstart

Onder Vernieuwingsprogramma's valt ook Dreamstart, een platform voor technostarters, dat in mei 2000 door EZ is opgericht om partijen en activiteiten gericht op technostarters te verbinden en daarnaast nieuwe initiatieven ten behoeve van technostarters aan te jagen. Naast de informerende netwerkrol stimuleert Dreamstart het bewustzijn bij studenten en potentiële starters, maar ook bij universiteiten om een eigen beleid te voeren op dit gebied. Dreamstart brengt hiertoe ook partijen als universiteiten en ondernemingen bij elkaar. In 2001 is EUR 1,451 mln subsidie verstrekt ten behoeve van het operationele jaar mei 2001–mei 2002. Dreamstart kent een drietal taken:

• Verschaffen van informatie en het toegankelijk maken van bestaande en opkomende initiatieven;

• Het stimuleren van bewustwording omtrent techno-ondernemerschap bij bedrijven, publieke kennisinfrastructuur en (potentiële) technostarters;

• Vormen van netwerken die technostarters kunnen stimuleren.

Dreamstart doet dit alles via diverse projecten en door middel van de interactieve website (www.dreamstart.nl).

De verplichting en uitgave op artikelsub 060 zijn het gevolg van de uitspraak in een reeds zeer lang lopende gerechtelijke procedure over een schadevergoeding in het kader van het niet verlenen van een vergunning voor de exploitatie van een tankstation.

Artikel 03.04 Industriële promotie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20016 7716 375
Realisatie 20016 6935 559
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 78– 816

Toelichting realisatie 2001

Met de buitenlandse investeringsprojecten die in 2001 via het CBIN zijn aangetrokken zijn een investeringsbedrag van EUR 573 mln gemoeid en bijna 3500 arbeidsplaatsen gemoeid. Hoewel de hoofdmoot hiervan nog steeds afkomstig is uit de VS, is het percentage iets gedaald in vergelijking met 2000.

In de begroting voor 2001 is vermeld dat de effectiviteit van het kantoor in Singapore onderwerp was van een evaluatie. Inmiddels is het kantoor gesloten.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Adviezen werkz. derden1 0722 2868392 185
020 Europa817408653379
030 USA3 3222 9463 3222 223
040 Japan (incl. Hong Kong)929511929257
060 Korea13911113979
070 Taiwan297431297431
080 Singapore19501965
Totaal6 7716 6936 3755 559
Raming versus realisatie per buitenkantoor (x EUR1000)
Regioverplichtingen 
 aantal postenramingrealisatiegemiddeld per post
Den Haag (Adviezen werkz. derden)nvt1 0722 286nvt
Europa1817408408
USA53 3222 946589
Japan (incl. Hong Kong)3929511170
Korea1139111111
Taiwan1297431431
Singapore019500
Totaal116 7716 693608
Nadere specificatie(bedragen in EUR)
Herkomst van bedrijven (donorgebieden)aantal projecteninvestering in mlnarbeidsplaatsen
 200120002001200020012000
Noord-Amerika55571992112 3803 805
Azië243127078645916
Europa76104148457350
Totaal86945734373 4825 071
Aard der projecten (bedragen in EUR)
 aantal projecteninvestering in mlnarbeidsplaatsen
 200120002001200020012000
Productie/Assemblage12439196735248
Distributie283076531 093716
Int Dienstverlening Algemeen060260368
Europese hoofdkantoren223337817461 662
Call Centers43236133615
Overig (o.a. Marketing/Sales)2018671457751 462
Totaal86945734373 4825 071
Verdeling naar regio (bedragen in EUR)
 aantal projecteninvestering in mlnarbeidsplaatsen
 200120002001200020012000
Groningen2211943120545
Friesland1050120
Drenthe122003120175
Overijssel2214315548
Flevoland123110030
Gelderland41101212
Utrecht461716144147
Noord-Holland31431272011 1962 912
Zuid-Holland20203668555548
Zeeland102050
Noord-Brabant14122092529506
Limburg742910534148
Totaal86945734373 4825 071

Artikel 03.05 Steun scheepsbouw

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200123 279
Realisatie 200129 07131 446
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 29 071+ 8 167
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Steun scheepsbouwindustrie29 07122 14530 765
030 NESEC1 134681
Totaal art 030329 07123 27931 446

Toelichting realisatie 2001

Vanaf 1 januari 2001 is, mede door de inzet van Nederland op dit punt, in Europees verband productiesteun niet langer toegestaan. Contracten die voor 1 januari 2001 zijn getekend komen nog wel in aanmerking voor productiesteun.

In juni 2001 is een bedrag van EUR 31,8 mln ter beschikking gesteld voor de zeescheepsnieuwbouw voor opdrachten die in het jaar 2000, veelal voorwaardelijk, waren geplaatst. Dit is gedaan omdat het budget dat in 2000 beschikbaar was reeds ruim voor het eind van het jaar was uitgeput. Door het vooruitzicht dat er geen nieuw steunkader zou komen zijn juist in die laatste periode veel «naar voren gehaalde» opdrachten vergeven. Met het beschikbaar stellen van extra budget is het concurrentienadeel voor de Nederlandse werven ten dele opgeheven. Bij brief van 27 juni 2001 (Kamerstukken II 2000–2001, 27 400 XIII, nr. 61) is de kamer hier over nader geïnformeerd. Het additionele budget is ingezet via de Generieke Steun regeling. In het totaal zijn 46 aanvragen ingediend voor een totale contractsom van EUR 862,2 mln. Door het beperkte budget is hiervan EUR 544,5 mln gehonoreerd. Twee aanvragen konden om administratieve redenen niet in 2001 worden afgehandeld. Om deze reden is ruim EUR 2 mln overgeheveld naar 2002.

In de volgende grafiek wordt de verhouding orderbedrag/subsidiebudget over een reeks van jaren weergegeven. De subsidie als percentage van de opdrachtwaarde is in 2001 wat hoger uitgevallen dan in de voorgaande jaren, omdat er voor relatief veel grote schepen, waarvoor het toegestane percentage in de regeling hoger ligt, generieke steun is aangevraagd. kst-28380-29-1.gif

Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V.

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20017 306
Realisatie 20013 50662 549
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 506+ 55 243

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en Toelichting realisatie 2001

In 2001 zijn de overeenkomsten tussen VCC, NedCar en EZ getekend voor het verrekenen van de wederzijdse schuldposities. De begrotingsmutaties die hierop betrekking hebben zijn bij eerste en tweede suppletore begroting verwerkt. Samengevat houden de mutaties in dat als uitgave is verantwoord de aflossing van de schuld van EZ aan NedCar in verband met het verlies op de V400 serie. Daar tegenover zijn verantwoord als ontvangst (zie ontvangstenartikel 03.03) de vervroegde aflossing van (een deel van) de lening die EZ aan NedCar heeft verstrekt in verband met de ontwikkeling van de V400 serie en de opbrengsten uit de verkoop van spare-parts.

De verplichtingenmutatie betreft een ophoging van de schuld van EZ aan NedCar vanwege een hogere verlies op de V400 serie.

Artikel 03.09 Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2001817
Realisatie 2001655
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 162

Toelichting realisatie 2001

Op dit artikel worden betalingen verantwoord op in het verleden aangegane verplichtingen.

Artikel 03.12 Industriefaciliteit

Deze faciliteit is medio 2001 opgeheven. De daaruit voortvloeiende terugontvangst van EUR 21,3 mln wordt op ontvangstenartikel 02.04 Diverse ontvangsten technologiebeleid verantwoord.

04.00 Ruimtelijk economisch beleid

Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingmaatschappijen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20015 2235 223
Realisatie 20018 3696 161
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 146+ 938

Toelichting realisatie 2001

Met de vernieuwde beleidslijn Regionale Ontwikkelings Maatschappijen (ROM's) voor de periode 2001 t/m 2004 heeft de Tweede Kamer in oktober 2001 ingestemd. Hiermee is de nieuwe aansturingsvorm tussen het ministerie en de betrokken provincies over de door de ROM's te verrichten kernactiviteiten vastgelegd. Voorts is de financiering van genoemde activiteiten t/m 2004 door het ministerie en de betrokken provincies voor de 3 kleinere ROM's (BOM, OOM en GOM) verruimd, zodat deze ROM's in beginsel niet meer kunnen interen op hun participatievermogen. De bijdrage in de apparaatskosten van de GOM is in 2001 verhoogd.

Er zijn in 2001 besprekingen gestart tussen de provincies Overijssel en Gelderland en EZ over het opzetten van een gezamenlijke ontwikkkelingsmaatschappij, die in de plaats zou moeten komen van de GOM en de OOM.

De extra verplichting die is opgenomen onder artikelsub 750 betreft de afdekking van een aantal mogelijke claims van participaties die op de Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij. Door de gezamenlijke aandeelhouders is een tijdelijke lening ter beschikking gesteld.

Internetsites van de ROM's zijn:

www.nom.nl

www.liof.nl

www.bom.nl

www.nvgom.nl

www.oomnv.nl

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 NOM apparaatskosten2 2042 2982 2042 280
110 LIOF apparaatskosten1 2481 3011 2481 290
210 OOM apparaatskosten754786754780
310 GOM apparaatskosten409626409501
410 BOM apparaatskosten608634608629
610 Medewerkers overige instituten    
750 GOM financieringsbedrijf 2 723 681
Totaal5 2238 3695 2236 161

Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20016 3693 407
Realisatie 20011 918
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 6 369– 1 489

Toelichting realisatie 2001

De uitgaven hebben betrekking op de afwikkeling van oude projecten. De geraamde verplichtingenruimte is bestemd voor de baanverlenging van vliegveld Eelde. Het project wacht al diverse jaren op uitvoering. In 2001 zijn zodanige vorderingen gemaakt, dat het op dit moment de verwachting is, dat het project binnen afzienbare tijd haalbaar is. Er moet wel nog een aantal tijdrovende procedures worden doorlopen. Naar verwachting kan de bijdrage begin 2003 worden verstrekt, zodat de ruimte dient te worden doorgeschoven naar 2003.

Artikel 04.08 Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200188 66857 360
Realisatie 2001131 31457 378
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 42 646+ 18

Toelichting realisatie 2001

Betreft de centrale Investeringspremieregeling (IPR) en Kompas voor het Noorden. In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 IPR centraal deel20 4796 38221 14110 986
020 REONN57 16668 89026 66634 485
070 EFRO-cofinanciering11 02356 0429 55311 907
Totaal88 668131 31457 36057 378

IPR-centraal deel

In 2001 is slechts aan 3 projecten IPR toegekend. Daarnaast zijn er enkele grote projecten in behandeling waaraan ultimo 2001 de bijdrage nog niet kon worden toegezegd, maar waarvan wordt verwacht dat dit in het eerste kwartaal van 2002 zal gebeuren. Daardoor is slechts een klein gedeelte van het aantal geraamde arbeidsplaatsen gerealiseerd. Een deel van het voor 2001 beschikbare bedrag wordt daarom doorgeschoven naar 2002.

Kengetallen IPR-centraal
(Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln)artikel(-sub)ramingrealisatieverschil
Ramingskengetallen    
1. Toegezegde subsidies (in aantallen) 93– 6
2. Gemiddeld bedrag per toezegging 2,2752,075– 0,2
3. Toegezegde subsidies04.08–01020,56,2– 14,3
Doeltreffendheidskengetallen    
1. Te realiseren arbeidsplaatsen (in aantallen) 1 020165– 855
2. Premie per arbeidsplaats 0,0200,038+ 0,018
3. Investeringen 250,964,5– 186,4
4. Premiepercentage (in %) (subsidie/investeringen) 8,29,51,3

Op 0408–010 is ook EUR 156 000 verantwoord voor verificatieonderzoeken. Derhalve komt de realisatie voor IPR-centraal uit op EUR 6,226 mln.

Verdeling toezeggingen 2001 centrale IPR over provincies (bedragen x EUR 1 mln)
ProvincieInvesteringenArbeidsplaatsenProjectenSubsidie
Groningen28,82012 158
Friesland
Drenthe
Overijssel11,4511 634
Limburg24,314012 434
Totaal64,516536 226

Kompas voor het Noorden

Verantwoording

Het Kompas van het Noorden ging de facto pas in de zomer van 2000 van start en de goedkeuring van Europese Commissie van het EPD-D2 Noord-Nederland, naast EZ de andere grote financieringsbron, kon pas in de zomer van 2001 worden gemeld. Via voorfinanciering van Europese middelen door EZ kon echter een goede start worden gemaakt.

Recent is door het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) een analyse uitgevoerd van de voortgang over de periode tussen de start van het programma en ultimo 2001. De hieruit overgenomen cijfers betreffen dus de voortgang in de jaren 2000 én 2001, niet alleen 2001. Volgend jaar vindt er een externe evaluatie plaatsvinden (midterm review) die de validiteit van deze analyse, die is uitgevoerd door het SNN, moet aantonen. De cijfers hebben betrekking op de maatregelen vallend onder het Kompas, waaraan SNN zelf (via bijdragen aan het programma) sturing geeft.

De hieronder gepresenteerde resultaten betreffen grotendeels nog verwachtingen op basis van de activiteiten die zijn opgestart.

Algemene toelichting

Kompas voor het Noorden is een ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma voor de jaren 2000 t/m 2006 dat tot doel heeft de sociaal-economische achterstand van het Noorden t.o.v. de rest van Nederland weg te werken. De belangrijkste indicator betreft de netto gecreëerde werkgelegenheid. De commissie Langman berekende destijds dat het Noorden tussen 2000 en 2010 (ICES-periode) een additionele werkgelegenheidsgroei nodig had van 43 000 mensjaren om de achterstand in te lopen. Het Kompasprogramma is het spoorboekje voor de eerste 7 jaar, gelijklopend met de huidige looptijd van de Structuurfondsen. Het Kompas kent drie deelprogramma's: Markt, Stad en Land. In totaal worden in het Kompas een kleine 50 maatregelen onderscheiden, waaraan budget wordt toegekend waaruit projectsubsidies worden verstrekt of regelingenbudgetten worden gefinancierd. In onderstaande tabel is het aantal projecten en de daaraan toegekende subsidies tot en met 31 december 2001 weergegeven verdeeld over de thema's die binnen de deelprogramma's «Markt», «Land» en «Stad» onderscheiden worden.

Tabel: projecten en toegezegde bedragen t/m 31 december 2001
Deelprogramma/themaaantal projectenbedrag x EUR 1 mln.
Econ. Kerngebieden/verst. Marktsector  
– Verbet. Vestigingsvoorwaarden1127,9
– Versterking marktsector2851,6
– Versterking arbeidsaanbod125,5
Totaal deelprogramma «Markt»5185,0
Landelijk gebied  
– Verst. Marktgerichte landbouw41,5
– Toerisme en recreatie711,6
Totaal «Land»1113,1
Stedelijke centra  
– Bestaande werkgebieden op peil/stimulans43,5
– Kwaliteit binnensteden55,7
– Versterking hoger onderwijs/kennis313,2
Totaal «Stad»1222,4
   
Uitvoering12,1
Totaal Kompas voor het Noorden75122,6

De doelstelling van Kompas is om additionele, permanente werkgelegenheid te scheppen van minimaal 13 300 en maximaal 22 700 mensjaren zodat een flinke stap kan worden gezet om rond 2010 het streefgetal van het Langman-akkoord te halen: 43 000 mensjaren additionele werkgelegenheid. Daarnaast wordt als gevolg van de uitvoering van het hele programma een creatie van tijdelijke werkgelegenheid verwacht van 62000 mensjaren. Ruim 75% van de verwachte effecten moet komen van het deelprogramma Markt, waarin bijna de gehele EZ-bijdrage is geprogrammeerd. Naast de additionele werkgelegenheid (in mensjaren) is door EZ en SNN ook de indicator (uitgelokte en totale) investeringen geselecteerd. Als outputindicatoren zijn hectares nieuwe en geherstructureerde bedrijventerreinen, naast de m2 nieuwe en gerevitaliseerde kantoorruimte geselecteerd.

Resultaten op hoofdlijnen

1. Afgezet tegen het doel om in de hele Kompasperiode een additionele werkgelegenheid te bereiken van minimaal 13 300 en maximaal 22 700 heeft SNN in de eerste 2 jaar voor een bedrag van ruim EUR 123 mln aan commiteringen gerealiseerd (incl. regelingen), waarbij de verwachte additionele werkgelegenheid 5 341 mensjaren bedraagt. Daarbij zijn correcties uitgevoerd om dubbeltellingen tussen effecten van diverse maatregelen te voorkomen. Van dit bedrag ging EUR 68 mln naar de bedrijfsgerichte regelingen, waaronder de IPR. De ontwikkeling van het hele programma ligt aardig op koers. De bedrijfsgerichte regelingen zijn meer dan verwacht in trek.

2. De verwachte effecten qua additionele werkgelegenheid (5 341) vallen naar deelprogramma aldus uiteen:

– Markt 3 950

– Stad 1 391

– Land –

3. Het met de EZ-Kompasgelden gegenereerde totale investeringsvolume bedraagt over 2000 en 2001: EUR 711 mln.

4. Van het beoogde totaal aantal netto uitgeefbare hectares nieuw aangelegde bedrijventerreinen (1000 in de periode 2000–2006) is ultimo 2001 80 hectare ingevuld.

5. De invulling van het beoogde totaal aantal bruto hectares gerevitaliseerd bedrijventerrein (1 100) viel ultimo 2001 tegen: ca. 46 hectare.

6. Het aantal m2 als gevolg van de uitvoering van het programma nieuwe ontwikkeld bruto kantooroppervlak over 2000/2001 is: 217 800 (bijna totale doel t/m 2006).

7. Het aantal m2, als gevolg van de uitvoering van het programma gerenoveerd bruto kantooroppervlak over 2000/2001 beraagt 5 800, wat weer mager afsteekt bij het streefgetal voor de totale periode (200 000).

8. De IPR-decentraal beoogt in de hele periode 6 750 fte's bruto gecreëerde werkgelegenheid te bewerkstelligen; daarvan is in 2000/2001 ingevuld: 3 661 fte's. De ervaring bij IPR-projecten leert dat de werkelijk gerealiseerde werkgelegenheid ca. 20% lager uitvalt. In de tabel hieronder zijn de in 2001 in het kader van IPR-decentraal toegezegde bijdragen per provincie weergegeven.

IPR-decentraal

Projecten en verwachte resultaten 2001
Provincieinvesteringen (in mln EUR)arbeidsplaatsenprojectensubsidieTotaal (in EUR mln)per arbeidsplaats (in EUR)
Groningen86,36634611,016 591
Friesland73,1351408,825 071
Drenthe88,21 0614511,410 745
Overijssel16,76591,929 231
Totaal264,32 14014033,115 467

EFRO-cofinanciering

De Structuurfondsen stonden in 2001 veelvuldig in de publieke belangstelling. Na de goedkeuring door de Europese Commissie van de programma's voor Noord-, Oost- en Zuid-Nederland is in 2001 begonnen met de uitvoering van projecten die betrekking hebben op de structuurfondsperiode 2000–2006.

Behalve de landsdelige programma's is EZ ook betrokken bij het communautair initiatief INTERREG IIIA. Ook aan deze programma's gaf de Europese Commissie in 2001 haar goedkeuring. EZ sloot in 2001 convenanten met Duitsland en Vlaanderen waarmee ook INTERREG van start is gegaan.

De co-financieringsbijdragen voor de uitvoering van de goedgekeurde EPD's zijn in 2001 voor de hele periode gecommiteerd. De verplichtingenruimte is hiertoe vanuit latere jaren naar de begroting 2001 verschoven.

Mede als reactie op de in 2001 door de Algemene Rekenkamer geconstateerde tekortkomingen heeft EZ in 2001 haar rol als toezichthouder en controleur van de uitvoering door de provincies verzwaard. Dit is onder andere gebeurd door het sluiten van convenanten met de provincies voor de programmaperiode 2000–2006 en het intensiveren van overleg tussen betrokkenen, waarbij het toezicht door het Comité van Toezicht meer diepgang moet gaan krijgen.

Artikel 04.09 Regio-programma's

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200151 364
Realisatie 20013 49333 332
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 493– 18 032

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

Artikelonderdeeluitgaven
(bedragen x EUR 1000)geraamdrealisatie
010 ISP-regulier20 70222 348
520 Oost.mijnstreek Z-Limburg23 1423 399
610 EFRO-cofinanciering7 2917 585
908 Herin.en gap oost-isp
910 Regio-gelden
911 Subs. Pnl regulier229
Totaal51 36433 332

Toelichting realisatie 2001

De verplichtingenmutatievan EUR 3,5 mln betreft een administratieve correctie van de verplichtingenstand van een ISP-project.

Voor artikelsub 520 geldt dat de ontwikkeling van de infrastructuur en het bedrijventerrein Swentibold te Born zich nog in de beginfase bevinden. Hierdoor zijn de uitgaven sterk achtergebleven bij de raming. De invulling van het bedrijventerrein hangt samen met de ontwikkelingen bij NedCar nu Daimler Chrysler aandeelhouder is geworden in plaats van Volvo.

Artikel 04.10 Investeren in stedelijk en regionale economische ontwikkeling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200174 32638 694
Realisatie 200136 13067 353
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 38 196+ 28 659

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie:

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
(bedragen x EUR1000)geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 TIPP25 05934 03416 62918 200
015 Impuls bedrijventerreinen45 378 4 538 
020 Ruimtelijk economisch onderzoek3 8892 0963 0421 883
030 Fysieke stadseconomie  9 90842 693
040 Niet-fysieke stadseconomie  4 5774 577
Totaal74 32636 13038 69467 353

Toelichting realisatie 2001

Voldoende kwalitatieve ruimte voor economische activiteiten is een belangrijke randvoorwaarde voor het ondernemingsklimaat. Ruimte voor bedrijvigheid is dan ook één van de prioriteiten van het EZ-beleid. Het beleid rust op 2 pijlers:

• Het bevorderen van voldoende aanbod van nieuwe bedrijventerreinen om de toenemende vraag van bedrijven naar ruimte op te kunnen vangen;

• Het herstructureren van bestaande bedrijventerreinen, o.a. vanwege toenemende ruimtedruk en toenemende kwaliteitseisen (w.o. duurzaamheid).

Van deze 2 pijlers krijgt vooral herstructurering veel maatschappelijke en politieke aandacht. Hier ligt een forse opgave, omdat ca. 1/6 van het huidige arsenaal aan bedrijventerreinen is verouderd. Daarom is EZ in 2001 gestart met het opstellen van een actieplan herstructurering. In het actieplan staan acties die EZ samen met de betrokken partijen gaat uitvoeren om een groot deel van de verouderde bedrijventerreinen te herstructureren.

In het voorjaar van 2001 is de Tenderregeling Investeringsprogramma's Provincies (TIPP-regeling) in werking getreden. Deze regeling ondersteunt provincies en gemeenten bij projecten die gericht zijn op de ontwikkeling of herstructurering van bedrijventerreinen. Inmiddels zijn 2 tenders afgerond. Met deze tenders is in totaal EUR 75 mln toegezegd. Hiermee zal naar verwachting de komende jaren bijna 700 hectare nieuw terrein worden ontwikkeld en bijna 1700 hectare verouderd terrein worden herstructureerd. De laatste 2 tenders van de TIPP volgen in 2002 en 2003. De middelen die bij amendement aan de begroting 2000 voor de herstructurering van de bedrijventerreinen zijn toegevoegd (Amendement Hindriks, Kamerstukken II, vergaderjaar 2000–2001, 27 400 XIII, nr. 22) zijn hiermee grotendeels ingezet. De verplichtingenruimte die aan de begroting is toegevoegd met het tweede amendement ten behoeve van herstructurering van bedrijventerreinen is nog niet aangewend. Omdat de kasdekking hiervan afhankelijk is van de besluitvorming in het kader van de ICES, wordt de beschikbare verplichtingenruimte doorgeschoven naar latere jaren.

Als uitvloeisel van de Nota Milieu en Economie (1997) is EZ in 1999 gestart met het Programma Duurzame Bedrijventerreinen (DBT). Doel van dit programma is de duurzaamheid van zowel bestaande als nieuwe bedrijventerreinen te stimuleren. In 2001 is deze regeling aangepast, waardoor naast energie ook initiatieven van bedrijven/overheden op het gebied van bijvoorbeeld water, grond-/hulpstoffen, afval en intensief ruimtegebruik voor subsidiëring in aanmerking komen. Voor de nieuwe regeling zijn in 2001 24 aanvragen ingediend, waarvan er 6 zijn toegewezen, 1 is afgewezen en 1 is ingetrokken. Beoordeling van de overige aanvragen vindt in 2002 plaats.

Convenanten grotestedenbeleid

Omdat de convenantperiode GSB korter is dan de periode waarin de kasraming van de betalingen in de EZ-begroting is in 2001 een kasversnelling toegepast. De steden hebben hierdoor meer flexibiliteit in het tempo waarin de projecten gerealiseerd worden.

Medio 2001 is, na goedkeuring door de Raad van State de regeling gepubliceerd voor de projecten in het kader van de niet-fysieke onderdelen waarmee de stadseconomie verbeterd wordt. In 2000 waren al principetoezeggingen aan de steden gedaan, zodat de verplichtingen ook in dat jaar in de verantwoording zijn opgenomen. Op basis van de regeling zijn de toezeggingen definitief gemaakt.

Artikel 04.11 Toeristisch beleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200122 42133 015
Realisatie 200122 94223 052
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 521– 9 963

Toelichting realisatie 2001

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Div. toeristische organisaties2 1671 1342 1671 078
020 NBT19 18621 60219 18621 601
040 WTO161206161206
210 Toer. dienstverlening/infovoorz.90711 501167
totaal22 42122 94233 01523 052

Toerisme

In juli 2001 hebben de Staatssecretarissen van EZ en LNV de beleidsbrief Toerisme en Recreatie naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2000–2001, 26 419, nr.6). In deze nota wordt geschetst op welke wijze de groeipotenties van de toeristische sector verder verzilverd kunnen worden. De rol van de overheid is hierbij in eerste instantie gericht op de zorg voor een goed algemeen economisch beleid en generieke stimuleringsinstrumenten voor bijvoorbeeld innovatie en ondernemerschap. Daarnaast gaat het om een goede inbreng van toeristische belangen in grote nota's als de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en de nota Integraal Kustbeleid. Met Toerisme Recreatie Nederland (TRN), de overkoepelende intermediaire organisatie voor de toeristische marketing van ons land, zijn in 2001 nieuwe meerjarenafspraken gemaakt over inzet en verantwoording van middelen. In discussie met de Kamer is toegezegd een en ander in 2002 verder uit te werken in een concreet actieprogramma toerisme en recreatie. In 2001 is de integratie van de toeristische organisaties in TRN afgerond met de opname van het Nederlands Congres Bureau (NCB).

De imago campagne die bij de behandeling van de begroting voor 2002 is toegezegd zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2002 daadwerkelijk van start gaan. Ook zal begin 2002 een extra bijdrage aan TRN voor de kosten van de reorganisatie worden verstrekt.

In de begroting voor 2001 zijn enkele concrete doelstellingen voor inkomend toerisme opgenomen. De resultaten zijn hieronder vermeld, waarbij wordt opgemerkt dat het voorlopige cijfers betreft, omdat de resultaten van het vierde kwartaal nog op schattingen berusten.

• Doelstelling: de promotiemultiplier (indicator voor effectiviteit van de buitenlandse promotie-inspanningen) zal stijgen van 1:38 in 1998 tot 1:42 in 2005. De promotiemultiplier is van 1:39,9 in 2000 gedaald tot 1:38,6 in 2001.

De verklaring hiervoor is dat door de MKZ-crisis en de aanslag op 11 september 2001 zowel het bedrijfsleven als de consument pas op de plaats hebben gemaakt. Er zijn minder promotionele activiteietn aangevraagd. Ook de reorganisatie speelt een rol. Het aantal effectief aan promotionele activiteiten bestede uren is teruggelopen. Hierdoor stijgen de uurkosten op de projecten.

• Een gemiddelde stijging van inkomend toerisme met 3% per jaar.

De verwachting is dat 2001 een daling te zien zal geven in het inkomend toerisme van 7,5%; 9,25 miljoen buitenlandse bezoekers in plaats van 10 miljoen. Ook hier zijn de MKZ crisis en 11 september de belangrijkste verklaringen. Daarbij heeft Nederland een imagoprobleem in Duitsland. Met name het aantal Duitse bezoekers is gedaald van 2,9 miljoen naar 2,6 miljoen.

• 40 000 extra banen in 2005

De berekening van het aantal banen vergt een uitgebreid en kostbaar onderzoek dat EZ niet jaarlijks uitvoert. Als de groei in de bestedingen als een indicatie wordt genomen (geschat op EUR 26,0 mln voor 2000 en EUR 26,6 mln voor 2001), dan is het streefgetal van EUR 34,0 mrd in 2005 moeilijk haalbaar.

• 20% stijging aantal bezoekers Internet site (www.holland.com) per jaar (1998: 1 mln bezoekers)

Ondanks een daling van het aantal bezoekers in de weken na 11 september 2001 is het aantal bezoekers gestegen van 2,4 miljoen in 2000 tot 3,8 miljoen in 2001. Dit is een stijging van 58%.

• Doelstelling: Productversterking, onder andere door toename aantal toeristische samenwerkingsverbanden. Op het gebied van productversterking kunnen de volgende voorbeelden van TRN projecten gericht op het versterken van de concurrentiepositie van het Nederlands toeristisch product genoemd worden:

– Citybreaks: het stedenreisprogramma

– Neerlands Goed: Neerlands Goed voert voor typische, stijlvolle (zeer) kleinschalige Nederlandse verblijfsaccommodatie de marketing etc.

– «Varen door Holland»: versterken van de relatie tussen land- en waterrecreatie met vaarroutes door het hollandse land.

– Toeristisch-recreatieve mobiliteit: bereikbaarheid van toeristische regio's en objecten verbeteren

– Uitvoering groene nota (groene innovatie-agenda) voor het landelijke gebied oppakken met ANWB, Recron, Staatsbosbeheer en LTO.

Enkele gegevens over de TRN-begroting en de EZ-bijdrage daaraan
(Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln)artikel (sub)ramingrealisatieverschil
  20012001* 
Totale begroting TRN 33,733,4– 0,3
– Waarvan overheadkosten (algemene beheerskosten) 16,117,41,3
– Waarvan totale activiteitenkosten 15,813,3– 2,5
– Overheadkosten als % van de totale begroting 47,8%52,1%4,2%
– Bijdrage van EZ (excl. een bijdrage aan AVN van EUR 0,77 mln)05.12 02020,421,61,2
– Bijdrage van bedrijfsleven 13,310,4– 2,9

* betreft voorlopige cijfers; jaarrekening 2001 TRN is nog niet vastgesteld.

05.00 Ondernemerschap en marktwerking

Artikel 05.01 Voorlichting en advisering MKB

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2001567
Realisatie 2001394
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 173

Toelichting realisatie 2001

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

Artikelonderdeeluitgaven
(bedragen x EUR1000)geraamdrealisatie
130 Markt & ondernemerschap12
140 Branche centra technologie567382
Totaal567394

Betreft uitsluitend de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen.

Artikel 05.02 Onderzoek en onderwijs MKB

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20019 5458 386
Realisatie 200112 0368 663
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 491+ 277
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 eim3 8263 9933 8263 955
020/021/022 beleidsonder.onderz.omkb499429441427
210 ondernemers onderwijs
230 ondernemersonderw.&-schol450
240 MDW-onderzoek318803318545
250/251/252 PMO4 9026 8113 8013 286
Totaal art 05029 54512 0368 3868 663

Economisch Instituut voor het MKB (EIM)

In 1999 is het programma-onderzoek van het EIM geëvalueerd door een onafhankelijke commissie. Deze concludeerde dat het programma-onderzoek van het EIM van 1995–1998 van voldoende kwaliteit is geweest, maar dat de aansturing van het programma anders, namelijke onafhankelijker van het EIM moet worden ingevuld. In juni 2000 zijn hiertoe een onafhankelijke programmacommissie en een adviesraad ingesteld. Besloten is dat het programma-onderzoek onder de nieuwe sturingsrelatie wordt ingedeeld in 4 categorieën:

• basisinformatie

• modelbouw

• strategische verkenningen

• publieksproducten

EZ formuleert hierbij de beleidskaders voor het onderzoek. De prestatie-indicatoren zijn ten dele nog in ontwikkeling. Het gaat om criteria op de volgende terreinen:

• technisch wetenschappelijke kwaliteit

• proceskwaliteit

• relationele kwaliteit (link gebruikers in bedrijfsleven, wetenschap en beleid)

• zakelijke kwaliteit

Deze prestatie-indicatoren worden jaarlijks geoperationaliseerd door de programma-commissie. EZ keurt de indicatoren goed en heeft jaarlijks overleg met de commissie.

Meer informatie over het EIM is te vinden op www.eim.nl

Ondernemerschap

Ondernemerschap is een belangrijke bron voor welvaartsen economische groei. Het zijn ondernemers die door het ontwikkelen van nieuwe producten en productieprocessen en het nemen van de bijbehorende risico's de dynamiek en vernieuwing tot stand brengen die een noodzakelijke voorwaarde vormen voor economische vooruitgang. Daarom krijgt ondernemerschap ruim baan in het EZ-beleid. Doel is te komen tot een «samenleving met meer kansen en minder belemmeringen voor ondernemer-schap». Dit vormde de kern van de beleidsmaatregelen uit de nota De Ondernemende Samenleving (DOS) uit 1999. Het kabinet heeft eind 2001 aan de Tweede Kamer gerapporteerd over de voortgang. Uit de Voortgangsrapportage blijkt dat de uitvoering van de meeste actielijnen inmiddels goed op gang komt.

Beleidsonderbouwend onderzoek (DGI-deel)

De grootste commiteringen in 2001 betreffen een evaluatie van de commissie Ondernemerschap & Onderwijs à EUR 0,066 mln, een aparte monitor Ondernemerschap en Onderwijs à EUR 0,026 mln en een evaluatie onderzoek met betrekking tot het door EZ gesponsorde initiatief Mini-ondernemingen (à EUR 0,024 mln). De universiteit Nyenrode voert een haalbaarheidsstudie uit naar een coaching-netwerk voor potentieel snelle groeiers, met academisch geschoolde coaches. Het onderzoek moet inzicht bieden in het nut, de haalbaarheid en de ideale vorm van een dergelijk netwerk en tegelijkertijd een algemeen overzicht bieden van de reeds bestaande vormen van coaching en mentoring van (potentieel) snelle groeiers. De uiteindelijke doelgroep van het coachingsprogramma zijn aan de ene kant jonge, innovatieve bedrijven met een relatief sterke groeipotentie die er echter nog niet in slagen flink te groeien, aan de andere kant innovatieve bedrijven die een aantal jaren van snelle groei hebben laten zien maar nu tegen interne of externe blokkades voor groei aanlopen.

Samen met Growth Plus Nederland, het EIM en de Raad voor Zelfstandig Ondernemerschap (RZO) wordt een databank van snel groeiende ondernemingen opgezet. Snelle groeiers en potentieel snelle groeiers zijn namelijk moeilijk te bereiken. Een algemeen databestand moet hier verandering in brengen.

Aan MERIT is opdracht gegeven een survey van de (internationale) literatuur op het gebied van spin-offs uit kennisinstellingen te verrichten. Doel van het onderzoek is meer grip krijgen op de literatuur op dit gebied en beter zich te hebben op het fenomeen spin-off teneinde beleidsinitiatieven te ontwikkelen ter bevordering van het aantal spin-offs uit kennisinstellingen.

Projecten Markt en Ondernemerschap (PMO, DGI-deel)

Een deel van het budget is ingezet voor de nieuwe regeling Ondernemerschap en Onderwijs (zie afzonderlijke toelichting). Voor het overige zijn de grootste toezeggingen:

• het seminar Business Failure dat samen met de Europese Commissie in Noordwijk is georganiseerd (www.businessfailure.ez.nl). Dit had tot doel kennis uit te wisselen op het gebied van aanpassingen van de faillissementswet in Europa en daarbuiten;

• het project snelle groeiers dat via het platform GrowthplusNederland de snelle groeiers de mogelijkheid voor netwerkvorming biedt (EUR 0,12 mln);

• een aantal projecten dat zich richt op het stimuleren van ondernemerschap bij studenten:

– Livewire Ondernemersplanwedstrijd voor innovatieve starters (www.livewire.nl) In 2001 is EUR 0,068 mln gecommiteerd ten behoeve van het operationele jaar 2002;

– New Venture: Ondernemersplanwedstrijd voor innovatieve starters (www.newventure.nl). In 2001 is EUR 0,4 mln gecommiteerd voor het operationele jaar 2001–2002;

– Mini-ondernemingen: Programma waarin MBO- en HBO-studenten onder begeleiding gedurende één schooljaar een eigen bedrijf runnen (www.miniondernemingen.nl). In 2001 is EUR 0,14 mln gecommiteerd voor het operationele jaar 2001–2002.

Beleidsonderbouwend onderzoek en de Projecten Markt en Ondernemerschap (PMO, DGO-deel)

• Vestigingswet

Per 1 januari 2001 is de Vestigingswet versoepeld. Hiermee is een belangrijke toetredingsdrempel voor startende ondernemers weggenomen. De volledige intrekking van de Vestigingswet vindt uiterlijk plaats per 1 januari 2006, of zoveel eerder als mogelijk is.

• Faillissementswet

In dit kader heeft de MDW-werkgroep «Modernisering Faillissementswet» in oktober 2001 haar rapport uitgebracht dat door het kabinet vrijwel integraal is overgenomen. Hierdoor zal een verregaande wijziging van de Faillissementswet worden voorbereid.

• Etnisch Ondernemerschap

De onderzoeksresultaten omtrent ondernemerschap van etnische minderheden in Nederland geven een gunstig beeld van het etnisch ondernemerschap: het aantal ondernemers stijgt gestaag, de branchespreiding neemt toe en steeds meer etnische ondernemers kiezen voor hoogwaardige diensten. In november 2001 hebben de Minister van Grote Steden- en Integratiebeleid en de Staatssecretaris van Economische Zaken het rapport Monitor Etnisch Ondernemerschap 2000 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 412, nr. 2).

• Financiering

EZ en het NIVRA (het instituut voor registeraccountants) hebben een instrument ontwikkeld waarmee ondernemers en potentiële financiers meer inzicht kunnen verkrijgen in het «verborgen» kapitaal (de immateriële activa) van de onderneming. Dit inzicht kan vooral van pas komen bij het verkrijgen van financiering. Het instrument is sinds september 2001 te vinden op de website www.mkbalans.ez.nl

• Emancipatiebeleid

In de afgelopen jaren zijn, naast de emancipatietaakstellingen uit het «Actieplan Emancipatietaakstellingen Departementen», verschillende projecten uitgevoerd, onder meer op het terrein van vrouwelijk ondernemerschap en de doorbreking van het glazen plafond. Voorts heeft EZ bijdragen geleverd aan de «Commissie Dagarrangementen» en aan «Opportunity in bedrijf». Een nieuw project dat net is gestart is het opsporen van vrouwelijk toptalent voor commissariaten bij grote bedrijven.

Om tot een integrale aanpak te komen wordt ter uitvoering van het kabinetsstandpunt een project «gender mainstreaming» gestart. Doel van het project is de implementatie van «gender mainstreaming» in de dagelijkse praktijk van EZ, onder meer door concrete voorbeeldprojecten te initiëren op het gebied van «gender mainstreaming». Daarbij zal ook een strategie worden ontwikkeld om «gender mainstreaming» meer bekendheid te geven binnen EZ. Verder zal «gender mainstreaming» een aandachtsgebied worden in bestaande cursussen. De opgedane kennis uit bovengenoemde projecten dient als input. Een externe deskundige zal bij dit project betrokken worden.

MDW

De doelen van de MDW-operatie (marktwerking, deregulering en wetgeving) zijn verlaging van lasten voor burgers en bedrijven, meer ruimte voor marktwerking en verbetering van kwaliteit van wetten. MDW wordt gecoördineerd door de Ministeries van Economische Zaken en Justitie. MDW-projecten vormen één van de drie sporen waarlangs de operatie zich voltrekt.

In 2001 zijn de volgende nieuwe MDW-projecten opgestart:

– Innovatiebelemmerende en -stimulerende regelgeving;

– Intensief ruimtegebruik bedrijventerreinen;

– Veilen;

– IBO afval;

– Koper op de nieuwmarkt;

– Benchmark gemeentelijke dienstverlening;

– Overstapkosten;

– Verpleegkundigen en verzorgenden in het ziekenhuis.

Regeling Ondernemerschap en onderwijs

In april 2000 is de Commissie Ondernemerschap en Onderwijs ingesteld. Hoofddoelstelling van deze commissie is om het draagvlak en bewustzijn met betrekking tot ondernemerschap bij onderwijs en bedrijfsleven te vergroten. Belangrijkste instrument is de uitvoering van proef- en ontwikkelingsprojecten in het onderwijs. Om deze reden is eind september 2000 de Subsidie-regeling «Ondernemerschap en Onderwijs» in werking getreden. Deze regeling, die doorloopt tot en met 2002, is gericht op de ontwikkeling van leermiddelen, leermethoden en activiteiten om draagvlak, kennis en vaardigheden met betrekking tot ondernemerschap te vergroten bij leerlingen in basis-onderwijs tot en met universitair onderwijs.

Voor deze regeling is in 2001 voor ongeveer EUR 4,4 mln aan verplichtingen aangegaan. De grootste commiteringen betreffen de uitvoeringskosten Senter 2001 à EUR 0,13 mln en de bijbehorende sub-sidiebudgetten van de tweede en derde tender à totaal EUR 2,7 mln en diverse activiteiten gerelateerd aan de Commissie O&O (adviescommissie subsidieregeling, vergaderingen Commissie O&O, regio- en sectorbijeenkomsten).

Tevens heeft een eindafrekening plaatsgevonden ten aanzien van het meerwerk uit de eerste tender. De ontsluiting van de voorbeeldprojecten loopt via de website www.lerenondernemen.nl.

05.03 Borgstellingsregelingen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2001454 07521 555
Realisatie 2001356 42814 384
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 97 647– 7 171

Toelichting realisatie 2001

Deelnemende banken krijgen ieder een maximumbedrag tot waar zij garanties mogen verstrekken voor kredieten aan bedrijven. De garantieruimte in 2001 is niet volledig uitgeput. Dit heeft diverse oorzaken. Ten eerste is het loket eerder gesloten in verband met de omschakeling naar de euro. Ten tweede is er door diverse banken in 2001 gereorganiseerd. Uit ervaring is gebleken dat een operationeel gevolg hiervan is dat het aantal borgstellingskredieten terugloopt. Als derde oorzaak kan de «economische luwte» aangewezen worden. Een periode van onduidelijkheid met betrekking tot economische ontwikkeling. De effecten hiervan zijn in de regel pas een jaar later echt merkbaar. De houding ten aanzien van investeringen bij het MKB is echter al wel wat afwachtender geworden.

De verliesdeclaraties waren in 2001 beduidend minder dan geraamd. De oorzaak hiervan is gelegen in de uiteindelijk gunstige economische omstandigheden in de afgelopen periode. Hierdoor worden minder snel verliesdeclaraties ingediend.

In het kader van het Amsterdams akkoord inzake groei- en werkgelegenheid heeft de Europese Commissie geld beschikbaar gesteld ten behoeve van verbetering van de financieringsmogelijkheden van het MKB. Dit heeft geleid tot een participatie van het European Investment Fund in de BBMKB waardoor het verplichtingenplafond kon worden verhoogd met EUR 68 mln per jaar in de jaren 1999 tot en met 2001. Inmiddels is het contract met het EIF voor 2002 verlengd.

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Verliesdeclaraties MKB453 780356 42521 26014 366
310 Oude borgstellingsfondsen233233
410 Rentesubs. Waterkredieten27227215
Totaal454 075356 42821 55514 384
Kengetallen BBMKB
(Bedragen in verplichtingen x 1 mln)Artikel (sub)Raming 2001RealisatieVerschil
Ramingskengetallen    
1. Nieuwe kredietmeldingen (in aantallen) 4 1002 981– 1 119
2. Gemiddeld bedrag per krediet 0,1110,1190,008
3. Verstrekte kredieten05.03–010454356– 98
4. Uitstaand garantieobligo 1 4751 301– 174
Doelmatigheidskengetallen    
1. Meldingen en wijzigingen (in aantallen) 7 8006 093– 1 707
2. Controles verliesdeclaraties (in aantallen) 500271– 229
3. Controles schuldregelingen (in aantallen) 450186– 264
4. Buiteninvorderingstellingen (in aantallen) 700537– 163
5. Beheersposten (in aantallen) 250125– 125
6. Toegelicht begrotingsbedrag (uitvoering Kernministerie/Senter)*01.01–0101,077877– 200
7. Uitvoerend personeel in fte (= Kernministerie) 14,813,8– 1,0
KWALITEITSKENGETALLEN    
8. Bedrag gehonoreerde vs. Ingediende verliesdecl. (%) 95,093,0– 2,0

* De bank voert de regeling uit en krijgt in de regel als bijdrage in de incassokosten een percentage (20%) bij het afsluiten van een schuldregeling. De ontvangsten als gevolg van de schuldregeling komen binnen op ontvangstenartikel 05.01–010. Raming was gebaseerd op gemiddeld kostenniveau per arbeidsplaats. De realisatie is gebaseerd op daadwerkelijke kosten van behandelend dienstonderdeel.

Per 1 oktober 2001 is de uitvoering van de BBMKB ondergebracht bij Senter, de realisatiekosten van de uitvoeringskosten zijn opgebouwd uit 9/12 deel t.l.v. het kernministerie en 3/12 deel t.l.v. Senter.

Toelichting kengetallen:

Het aantal nieuwe kredieten is beduidend lager dan geraamd. De oorzaken zijn bovenstaand aangegeven. Doordat de gemiddelde kredietomvang hoger is geweest is dit effect niet proportioneel terug te vinden in de omvang van de verstrekte kredieten.

Onderstaande grafiek geeft de realisaties van de afgelopen jaren weer:kst-28380-29-2.gif

Artikel 05.05 Bedrijfsbeëindigingshulp

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20014 8954 895
Realisatie 20014 9744 974
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 79+ 79
Ramingskengetallen BBH
(Bedragen in verplichtingen)artikel (sub)ramingrealisatieverschil
1. Uitkeringsgerechtigden (in aantallen) 1 7231 777+ 54
2. Gemiddelde uitkering per jaar (x EUR1000) 2,8412,799– 0,042
3. Totaal bedrag uitkeringen (x EUR 1 mln)*05.054,8954,974+ 79

* excl. uitvoeringskosten in 2001 aan Senter.

Betreft de afwikkeling van in het verleden aangegane toekenningen

Artikel 05.12 Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20011 391
Realisatie 20011 061
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 330

Betreft de afwikkeling van in het verleden aangegane verplichtingen voor het toeristisch beleid tot en met 1999. Zie ook uitgavenartikel 04.11 Toeristisch beleid.

Artikel 05.21 Marktwerking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20017 1877 673
Realisatie 20012 9363 320
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 4 251– 4 353

Toelichting realisatie 2001

Het betreft (subsidie)bijdragen en uitgaven voor incidentele onderzoeken en projecten op het gebied van marktwerking.

Naast veel kleine projecten is ook een aantal grote projecten verplicht, te weten:

(x EUR1000)
Evaluatie Mededingswet160
Merktekens behendigheidsautomaten161
Wetsvoorstel M&O166
Basisbedrijvenregister154

In juni 2001 heeft het Kabinet de nota «Versterking van de positie van de consument» naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2000–2001, 27 879, nr. 2). In deze nota wordt een aantal actiepunten genoemd: doorlichting van 4 consumentenmarkten met de Consumentenmarkttoets, een onderzoek naar keurmerken, het opzetten van een internetportaal met consumentinformatie en het organiseren van een conferentie. In 2001 is een eerste aanzet voor deze acties gegeven.

Voor nadere informatie over administratieve lastenverlichting wordt hier volstaan met een verwijzing naar bijlage 2.

In de begroting voor het jaar 2001 was een bedrag van EUR 2,54 mln geraamd voor de uitvoering van de Wet Markt en Overheid. Dit bedrag was bestemd voor de bemensing van de krachtens het wetsvoorstel op te richten Commissie Markt en Overheid en uitbreiding van de NMa voor het toezicht op de handhaving. Anders dan bij het opstellen van de raming was voorzien, is de Wet Markt en Overheid niet in 2001 in werking getreden. De geraamde middelen zijn om die reden niet aangesproken.

Artikel 05.22 Bijdrage Nederlands Meetinstituut

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200113 60114 616
Realisatie 200115 38014 375
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 779– 241

Toelichting realisatie 2001

Jaarlijks worden tussen EZ en het NMi overeenkomsten afgesloten voor de uitvoering van werkzaamheden die voortvloeien uit de IJkwet en de Wet op de kansspelen. De werkzaamheden in het kader van de IJkwet dienen om de eerlijkheid in de handel te bevorderen. De Wet op de kansspelen reguleert het aanbieden van kansspelen in Nederland. In 2001 werden voor de uitvoering van overeenkomsten verplichtingen aangegaan voor een bedrag van circa EUR 12,7 mln.

Dit bedrag is als volgt verdeeld:x EUR 1 mln
Kansspelcontract1,6
Contract Wetgeving en Internationale vertegenwoordiging0,8
Contract Standaardenbeheer7,0
Meetmiddelencontract3,3

Via het kansspelcontract wordt toezicht uitgeoefend op de juiste wijze van exploitatie van speelautomaten en casinospelen. Voorts wordt de administratie verzorgd van de exploitatievergunningen, merktekens en de verklaringen van toelating van speelautomaten.

Het contract wetgeving en internationale vertegenwoordiging verzekert de staat van de technische en/of metrologische expertise van het NMi ter ondersteuning bij het tot stand komen van wettelijke voorschriften op het gebied van de metrologie en de speelautomaten en bij de vertegenwoordiging in internationale gremia.

Via het contract standaardenbeheer worden de werkzaamheden overeengekomen die noodzakelijk zijn om de in de IJkwet opgenomen standaarden te beheren of te verwezenlijken. Hierbij wordt aangesloten bij het kader van de Meterconventie (BIPM).

Via het meetmiddelencontract worden werkzaamheden uitgevoerd die betrekking hebben op de naleving van de bepalingen uit de IJkwet bij in gebruik zijnde meetmiddelen.

Naast de vergoeding voor deze contracten is er in 2001 een subsidie van EUR 0,7 mln aan NMi verstrekt voor werkzaamheden die niet onder de basiscontracten vallen, maar wel voortvloeien uit het feit dat het NMi is aangewezen als ijkinstelling. Verder zijn in 2001 aan het NMi subsidies van EUR 1,25 mln en EUR 0,45 mln verstrekt voor respectievelijk researchprojecten en Keycomparisons. Ten behoeve van de subsidies voor researchprojecten en Keycomparisons is bij suppletore begroting een bedrag van EUR 1,23 mln aan dit artikel toegevoegd. Verder is bij suppletore begroting een bedrag van EUR 0,56 mln aan dit artikel toegevoegd in verband met loon- en prijsbijstelling.

Tenslotte is in 2001 voor een bedrag van in totaal EUR 0,23 mln bijgedragen aan internationale metrologische organisaties waarvan de Nederlandse Staat lid is. De OIML bevordert internationale samenwerking op het gebied van wettelijke regelgeving en de Meterconventie beoogt het bevorderen van het gebruik van internationaal erkende eenheden en standaarden daarvoor.

Doelmatigheidskengetallen NMi
(Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln)Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
1. Standaardenbeheer    
– Gemiddelde beheers- en ontwikkelingskosten per standaard **0,83 
– Gemiddelde afschrijving per standaard **0,17 
2. Toezicht speelautomaten    
a) Controle exploitanten    
– Controlekosten per exploitant (x EUR1000) 0,240,240
– Controles per jaar per exploitant (in aantallen) 110
b) Controle speelautomaten    
– Controlekosten per speelautomaat (x EUR1000) 0,070,070
– Controles per kansspelautomaat per jaar (in aantallen) 0,330,330
– Controles per behendigheidsautomaten per jaar (in aantallen) 0,200,200
c) Administratieve werkzaamheden 0,130,10–/- 0,03
3. Controle meetmiddelen    
a) Controle meetmiddelen consumentensfeer    
– Prijsvariatie controle per meetmiddel (in EUR) 23,24 58,5423,14–58,54–/0,10–0
– Controles per meetmiddel per jaar (in aantallen) 0,250,250
b) Controle meetmiddelen industriële sfeer    
– Prijsvariatie controle per meetmiddel (in EUR) 65,34 462,8665,34 -462,860
– Controles per meetmiddel per jaar (in aantallen) 0,200,200
4. Assistentie wetgeving en overige uitgaven05.22–010904,84779,14–/- 125,70
Uitvoerend personeel in fte (= Kernministerie) 1,61,60
Totalen toegelichte begrotingsbedragen    
– Bijdrage EZ aan NMi *05.22–01013,35815,145+ 1,787
– Beheerskosten departement (gemiddeld)01.01–010**0,153 

* De bijdrage EZ verschilt van het totaal verplichtingenbedrag op artikelsub 05.22 010, omdat de kengetallen van het NMI exclusief de bijdragen van EZ aan missie Certin, extra werkzaamheden standaarden beheer en keycomparisons zijn.

** Deze bedragen waren ten tijde van het opstellen van de ontwerpbegroting nog in discussie tussen EZ en NMi.

07.00 Buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering

Algemeen

De stijging van de uitgaven ten opzichte van de raming voor 2001 wordt veroorzaakt door verschillende instrumenten waarop meer en sneller betalingsverzoeken gehonoreerd werden dan oorspronkelijk geraamd was. Een deel daarvan zal zich vertalen in lagere uitgaven in toekomstige jaren. De grootste afwijkingen doen zich voor bij de instrumenten PESP, EFI en PSO.

De uitvoering van een groot deel van het gehele BEB-instrumentarium is ondergebracht bij Senter (zie onderstaande tabel met vergoedingen aan Senter voor uitvoeringskosten).

Uitvoeringskosten Senter
Opdrachtsommen x EUR1000199920002001
PESP (07.02)507664699
PSI (07.02)138 220
PSB (07.02)259498548
Front office165152187
BSE & EFI (07.03)735684662
PSO (incl. PSI en Pré-acc.)*(07.07)4 6455 2265 469
Phare Twinning2432 
Totaal6 4497 2487 817

De cijfers voor 2001 geven de opdrachtsommen weer. Aangezien definitieve afrekening hierover nog moet plaatsvinden, zijn deze cijfers nog aan verandering onderhevig.

Artikel 07.01 Internationale organisaties

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20017 2297 819
Realisatie 20016 7367 326
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 493– 493
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Benelux2 7842 7002 7842 700
020 GATT/WTO3 1422 9963 1422 996
030 Grondstoffen en ov. Intern. Orga.1 3031 0081 3031 008
160 Bijdrage uitvoering Energiehand 00 
070 Vrijwillige bijdrage aan intern organisaties 32590622
Totaal7 2296 7367 8197 326

Toelichting realisatie 2001

Benelux

Het organisatieonderzoek is in 2001 uitgevoerd. Begin 2002 zal bezien worden welke aanbevelingen kunnen worden overgenomen. Verdere uitwerkingen zullen in de loop van 2002 worden geïmplementeerd.

Het pensioenfondsonderzoek is opgestart. Een aantal varianten is in vooronderzoek genomen. Dit loopt nog op dit moment.

Artikel 07.02 Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200131 76521 405
Realisatie 200129 61824 002
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 2 147+ 2 597
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
020 PESP9 53011 7476 8289 064
050 Evaluatie en beleidsondersteuning9081 7501 297513
060 Beurzenprogramma Indonesië 598261 
110 Programma Samenwerking Indonesië 2 7232 260 
120 Investeringsfaciliteit OM4 5385 1504 5385 150
130 Startende exporteurs7 2606 9913 9651 115
140 WTO-trustfund 421137 
150 Programma Starters Buitenland 4901 099 
160 Investeringsbevordering & techn. assistentie9 5293 9805452 188
170 VOC  2 215 
Totaal31 76529 61821 40524 002

Verplichtingen PESP naar regio's (x EUR 1000)kst-28380-29-3.gif

Toelichting realisatie 2001

Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP)

Site:www.senter.nl/pesp

Het PESP is in 2001 opnieuw stevig gegroeid. Werd in 1994 nog ca EUR 3,2 mln gecommiteerd, in 2001 is dat uitgegroeid tot ca EUR 11,7 mln. Deze groei is mede het gevolg van het beëindigen van het Investeringsbevorderings (IB)-deel (haalbaarheidsstudies) van de IBTA-regeling. Het instrument ligt nog steeds goed in de markt. In 2001 zijn 180 aanvragen bij Senter ingediend, waarvan er 108 daadwerkelijk tot een commitering hebben geleid. Zoals blijkt uit de grafiek, is de groei van het budget vooral ten goede gekomen aan de regio's Midden- en Oost-Europa en Midden- en Zuid-Amerika.

Senter heeft recentelijk de resultaten van afgeronde PESP-projecten gemeten. De multiplier van 97 afgesloten projecten in de periode 1998- medio 2001 is 21. Dit wil zeggen iedere euro overheidsgeld levert tenminste 21 euro directe export op. Dit resultaat komt overeen met de uitkomst van eerdere onderzoeken.

Om het rendement van het PESP verder te verbeteren en de groei van het PESP te beheersen is in 2001 een start gemaakt met een nadere aanscherping van de PESP-criteria. Deze zullen naar verwachting in het voorjaar van 2002 worden gepubliceerd.

Evaluatie- en beleidsondersteuning (EBO)

In 2001 zijn ter ondersteuning van het beleid naast vele kleinere opdrachten, zoals het financieren van brochures en het financieren van toezichthoudende missies ook twee evaluatie opdrachten verstrekt, één ten behoeve van het programma starters op buitenlandse markten (PSB) en één ten behoeve van het Programma Uitzending Managers (PUM). Verder is een subsidie verstrekt aan een project in het kader van de verbetering in de relatie met China. En ten slotte werd op dit onderdeel een aanvullende subsidie van EUR 0,45 mln gegeven ten behoeve van het Von Siebolthuis in Leiden teneinde de financiële afwikkeling van het renovatietraject van dit project mogelijk te maken.

Beurzenprogramma Indonesië/Programma uitzending managers Indonesië

Het PUM Indonesië project is in 1998 gestart. In 2001 zijn er 13 projecten geweest. Deze hebben tot doel gehad de relaties met Indonesië te versterken. Door de gebeurtenissen op 11 september 2001 blijft de realisatie van het aantal producten achter bij de raming. Financiële afronding van het programma vindt plaats in 2002.

Programma Samenwerking Indonesië (PSI)

Het PSI is beleidsmatig en financieel vanaf 1 januari 2001 overgedragen aan BuZa. De uitfinanciering van de voor oude PSI-projecten aangegane verplichtingen tot en met het jaar 2000 komt ten laste van de EZ-begroting.

Investeringsfaciliteit Opkomende Markten (IFOM)

Site:www.nibcapital.nl

Op de derdenrekening van de Nederlandse Investeringsbank bij de Rijkshoofdboekhouding is ultimo 2001 een bedrag beschikbaar van EUR 101,295 mln. Het totaal aan uitstaande borgstellingen is ultimo het jaar EUR 66,312 mln. Gelet op de financiële ruimte in de faciliteit is in overleg met NIBC besloten de in 2000 toegezegde verhouding 2:1 (uitstaande borgstellingen t.o.v. kasdekking op rekening courant) in 2001 nog niet te implementeren. In 2001 zijn 4 nieuwe borgstellingen met een totale omvang van EUR 3,358 mln afgegeven waaronder 3 kleine borgstellingen ten behoeve van het MKB (EUR 1,089 mln). In 2001 zijn 10 borgstellingen met een totaal van EUR 13,023 mln opgeëist en uitbetaald. De schades zijn over diverse landen verspreid. Het relatief kleine aantal nieuwe kredieten is mede het gevolg van stagnatie van de economische groei in Nederland en de onzekerheid na de gebeurtenissen van 11 september. De prioriteit van de Nederlandse Investeringsbank heeft in 2001 gelegen in onderhoud en beheer van de portefeuille. De gesprekken over overheveling van de faciliteit naar de Financieringsmaatschappij Ontwikkelingslanden zijn inmiddels opgestart.

In 2001 is de IFOM-landenlijst verder met een aantal opkomende markten (waaronder de Nederlandse Antillen) uitgebreid.

Programma starters op buitenlandse markten (PSB) in 2001

Site: www.evd.nl/psb

Voor het PSB zijn 925 (1999: 987; 2000: 934) aanvragen voor exportstrategieën, gedateerd 2001, ontvangen. In alle jaren is het streefgetal van 850 overschreden. Voor 899 is een positieve beschikking afgegeven. De overige zijn afgewezen of ingetrokken. Van de goedgekeurde strategieën heeft 45% (1999: 47%; 2000 44%) betrekking op starters, de rest op doorstarters.

De gegevens van de monitor per 31-12-2001 zijn nog niet beschikbaar. Al wel blijkt dat de (succesvolle) bedrijven vooral een beursdeelname gecombineerd met presentatiemateriaal inzetten of een marktverkenning samen met een bezoekprogramma al dan niet gecombineerd met presentatiemateriaal.

De evaluatie van het programma is in oktober 2001 van start gegaan. De Kamer zal in 2002 over de resultaten worden geïnformeerd.

Investeringsbevordering en Technische assistentie (IBTA)

Site:www.fmo.nl

De Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) is in 2001 EUR 6,625 mln aan verplichtingen aangegaan, tegen EUR 7,351 mln in 2000. Een mededeling is gepubliceerd met als onderwerp het niet langer beschikbaar stellen van subsidiegelden voor het Investeringbevorderingsluik (IB) van de IBTA-OE. Voor afwikkeling van aanvragen met een aanvraagdatum gelegen in 2000 is een extra budget gepubliceerd.

In het jaar 2001 zijn de landen met de meeste aanvragen Polen, Tsjechië en Roemenië, gevolgd door Slowakije en Rusland. Een nieuwe Technische Assistentie regeling is nagenoeg gereed en publicatie zal in het voorjaar van 2002 plaatsvinden. Deze regeling is gericht op het Midden- en Kleinbedrijf en heeft een ruimere definitie van managementondersteunings- en trainingsprojecten. Adviseurs kunnen nu ook lokaal worden ingehuurd tegen lokale vergoedingen. Bovendien is de landenlijst uitgebreid naar de landenlijst van het overig investeringsinstrumentarium en derhalve ook gelijk aan de lijst van IFOM. Als laatste is de regeling uitgerust met een inspanningsverklaring voor de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen ten aanzien van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en worden de aanvrager vragen gesteld over milieu, omkoping en arbeidsnormen. Het investeringsbevorderingsluik is in de nieuwe TA-regeling niet gehandhaafd vanwege de overlap met het overige instrumentarium, met name het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO) en het Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP).

VOC

In 2000 heeft EZ een toezegging van EUR 3.6 mln gedaan voor de VOC-activiteiten in het kader van de viering 400 jaar VOC. De uitgaven voor 2001 zijn een direct gevolg hiervan.

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2001213 27799 674
Realisatie 2001147 289100 503
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 65 988+ 829
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Besluit Subsidies Exportfinancieringsarr. BSE72 60511 12322 47323 199
020 Levering kapitaal goederen Argentinië 000
030 Exportfinancieringsarrangement Indonesië EFI) 71418 20933 403
040 Garantie herverzekering Inpres 8 0 0
060 Exportkredietverzekering opkomende markten140 672135 45258 99143 901
Totaal213 277147 28999 673100 503

Toelichting realisatie 2001

Besluit Subsidies Exportfinancieringsarrangementen (BSE)

In 2001 is een verplichtingenbedrag gerealiseerd van EUR 11 123,– Dit is beduidend lager dan in het voorgaande jaar (2000: EUR 59,912 mln). De belangrijkste reden is het verbod per 1-1-2001 van de Europese Commissie inzake productiesteun ten behoeve van de zeescheepsnieuwbouw. Evenals voorgaande jaren wordt veruit de meeste subsidie toegekend aan de zeescheepsbouw.

In 2000 vond dit voornamelijk plaats uit hoofde van het tijdelijke exportfinancieringsarrangement zeescheepsnieuwbouw dat dan ook per 1-1-2001 is ingetrokken. Nu de zeescheepsbouw wegvalt daalt het beroep op het BSE zeer sterk.

Op basis van de ex-post evaluatie van het BSE in 1999 zijn in 2000 een tweetal ex-ante onderzoeken uitgevoerd naar de opportuniteit van generieke rentesteun voor de Nederlandse exporteur. De Kamer is over de uitkomsten geïnformeerd (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 400 XIII, nr. 18). Het is op dit moment niet opportuun om een rentepositiestelsel in te voeren. Om toch het exporterende bedrijfsleven in een betere uitgangspositie te brengen, is in 2001 bezien hoe de bestaande rentefaciliteit (ROF) aangepast kan worden. De gewijzigde ROF wordt begin 2002 gepubliceerd. De wijziging betreft met name de berekeningssystematiek van de rentesubsidie en een uitbreiding van het landenbereik. De nieuwe ROF vervangt ook het Matchingfonds Licht.

Uit oogpunt van consistentie met de in de nieuwe ROF gehanteerde berekeningssystematiek voor de rentesubsidies is in 2001 ook een aanvang gemaakt met een wijziging van het Matchingfonds Zwaar. Deze wijziging wordt begin 2002 afgerond.

Kengetallen Besluit Subsidies Exportfinancieringsarrangementen (BSE)
(Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln)artikel (sub)ramingrealisatieverschil
Ramingskengetallen    
1. Aantallen (gehonoreerde aanvragen) 306– 24
2. Bedrag per eenheid (= aanvraag) 1,2101,6470,437
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)07.03–01036,30211,837– 24,465
Doelmatigheidskengetallen    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 6822– 46
2. Kosten per prestatie 0,0040,0150,011
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 5811355
4. Kosten per prestatie 0,0030,0060,003
5. Toegelicht begr.bedrag (= uitv.kosten Senter)01.55–0400,4510,6280,177
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 5,07,12,1

Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)

Bij de ramingskengetallen wordt geen rekening gehouden met het Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI) en het Exportfinancieringsarrangement zeescheepsnieuwbouw (EFZ). Immers, beide instrumenten zijn ingetrokken en er komen derhalve geen aanvragen meer.

In 2001 konden uitsluitend aanvragen voor het Matchingfonds (Licht en Zwaar) en de Renteoverbruggingsfaciliteit (ROF) worden ingediend. Aangezien aanvragen uit de zeescheepsnieuwbouw ook zijn weggevallen bij het Matchingfonds is het gerealiseerde aantal behandelde en gehonoreerde aanvragen fors achtergebleven bij de raming. Het EU-verbod op produktiesteun voor de zeescheepsnieuwbouw is hier de aanleiding. Door de toegenomen complexiteit van de aanvragen zijn de kosten per aanvraag wel gestegen.

Bij de doelmatigheidskengetallen wordt wel uitgegaan van het EFI en EFZ aangezien er voor beide instrumenten aanzienlijke aantallen beheersdossiers zijn. In de praktijk vraagt het beheer van een EFI of EFZ dossier aanmerkelijk meer tijd dan geraamd. Bij de vergelijking van de doelmatigheidskengetallen uit 2000 met die van 2001 dient er rekening mee te worden gehouden dat het EFI in 2000 niet is meegeteld en er voor het EFZ in 2000 geen beheersdossiers waren.

Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI)

Voor de EFI worden geen nieuwe projecten meer goedgekeurd. Wel worden toezeggingen van voorgaande jaren definitief vastgesteld. Dit betekent soms een aanpassing van de oorspronkelijke toezegging. Hierdoor is een klein bedrag verplicht in 2001. Ook heeft vaststelling geleid tot een groter aantal forse betalingen dan was geraamd.

Exportkredietverzekering Opkomende Markten (Beleidsprioriteit Van Zijl/Van Walsum)

Hieronder vallen zowel de Garantiefaciliteit Opkomende Markten (GOM) als de SENO-faciliteit. De risico's die door beide faciliteiten worden herverzekerd, worden afgedekt via een interne reserve bij Rijksschatkist. Voor de SENO-faciliteit geldt een 1:3 verhouding tussen de interne reserve en de herverzekeringsruimte. Voor de GOM-faciliteit geldt een 1:1 verhouding.

De in 2000 ingezette toegenomen vraag naar GOM-dekking heeft zich in 2001 voortgezet. In 2001 was in eerste instantie EUR 54 mln beschikbaar om deze vraag te faciliteren. Echter, gedurende het jaar is EUR 13,6 mln van de begrote middelen ingezet voor de HGIS-taakstelling. De resterende begrotingsmiddelen waren onvoldoende om de grote vraag naar dekking te facilteren. Het tekort is aangevuld door de interne reserves van de SENO-faciliteit en de GOM-faciliteit samen te voegen, waardoor een overheveling van herverzekeringsruimte van SENO naar GOM mogelijk werd. Eind 2001 bedroeg het GOM-deel in de interne reserve EUR 188,3 mln en het SENO deel EUR 89,8 mln Omdat de vraag naar de SENO-faciliteit is afgenomen was deze omvang voldoende om de vraag naar SENO-dekking te faciliteren (herverzekeringsruimte EUR 269,5 mln).

In januari 2001 heeft het Algemeen Overleg plaats gevonden over de beleidsreactie op de evaluatie van de SENO-faciliteit (Kamerstukken II, 2000/2001, 27 400 XIII, nr. 21). De beleidsconclusies die aan de aanbevelingen uit de evaluatie zijn verbonden zijn in 2001 nader ingevuld. De ophoging van de transactielimiet naar EUR 9,1 mln is verwezenlijkt en beide faciliteiten zijn toegankelijker voor het MKB door de invoering van een lager instaptarief voor dekkingstoezeggingen. De wijziging van de uitvoeringsstructuur is in 2001 opgestart en zal medio 2002 worden geformaliseerd. Bij deze nieuwe uitvoeringsstructuur is rekening gehouden met de mogelijke integratie met de reguliere exportkredietverzekering op termijn. De NCM is en blijft de verzekeringstechnische uitvoerder.

Verder zijn in 2001 de voorwaarden van beide faciliteiten aangepast aan de criteria ten aanzien van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en corruptie zoals vastgelegd in het kabinetsbeleid met betrekking tot Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Daarnaast is de GOM-faciliteit in 2001 aangepast om een krediettermijn tot maximaal 15 jaar voor transacties op Indonesië toe te staan. Deze aanpassing was noodzakelijk om de aansluiting tussen het ORET-programma en de GOM verder te optimaliseren.

Indicatoren SENO en GOM (voorlopige cijfers)*
(Bedragen in verplichtingen x EUR1000,–)SENOGOM
 RamingRealisatieRamingRealisatie
Schatting toename obligo*2720 4485791 734
Schatting exportvolume2317 47764104 540
Verwachte schadebetalingen25 613
Verloop obligo GOM-faciliteit (voorlopige cijfers)
(Bedragen x EUR1000)uitgereikte polissenuitgereikte dekkingstoezegginguitgereikte goedkeuringentotaal
Stand per 01-01-200131 04132 26225 00088 304
Mutaties bestaande polissen – 5 5865 897311
Einddatum polis0 0 
Ingetrokken – 24 802– 24 802 
Naar voorziening i.v.m. schade  0 
Van goedkeuring naar dekkingstoezegging 97 743– 95 6502 093
Van goedkeuring naar polis568 – 5680
Van dekkingstoezegging naar polis17 761– 18 867 – 1 106
Afgegeven in 200182036 68077 737115 237
Stand obligo per 31-12-200150 190117 43012 416180 037
Met obligo samenhangend exportvolume57 197133 82414 149205 170
Aantallen ultimo 20011624141

* Het verschil in de stand per 31.12 2000 met de cijfers uit de financiële verantwoording 2000 ontstaat doordat in de financiële verantwoording 2000 ongeauditeerde cijfers zijn opgenomen. De cijfers voor 2001 zijn eveneens ongeauditeerd.

In 2001 is de vraag naar GOM-dekking wederom toegenomen, waarmee ook de spreiding naar landen en sectoren. Naast Djibouti, Equator, Ghana, Indonesië, Tanzania en Ivoorkust zijn in 2001 ook transacties in de dekking aanvaard op Cuba, Ethiopië en Jemen. Ook de sectorspreiding is toegenomen. De bouw en aannemerij is de grootste sector gevolgd door scheepsbouw, transport, machinebouw, medische sector, onderwijs en de voedselverwerking.

Begin 2001 werd bekend dat Ghana de HIPC-status heeft aangevraagd waarmee het land in aanmerking komt voor nagenoeg volledige kwijtschelding in de Club van Parijs. De kwijtschelding zal naar verwachting geen gevolgen hebben voor de GOM-faciliteit omdat de polissen na juni 1999 (de «cut off date») zijn afgeven. Wel is in 2001 voor het eerst schade uitgekeerd onder de GOM en ook op Ghana ter waarde van in totaal EUR 59 000. Deze schade is veroorzaakt door de tijdelijke betalingsstop in Ghana gedurende het HIPC-onderhandelingsproces. Naar verwachting zal Ghana de schade in 2002 inlopen nu de modaliteiten van de HIPC-regeling bekend zijn.

Verloop obligo SENO-faciliteit (voorlopige cijfers)
(Bedragen x EUR1000)uitgereikte polissenuitgereikte dekkingstoezegginguitgereikte goedkeuringentotaal
Stand per 01-01-2001109 30922 9416 897139 148
Mutaties bestaande polissen– 1 882  – 1 882
Einddatum polis– 13 941  – 13 941
Ingetrokken0– 11 589 – 11 589
Naar voorziening i.v.m. schade– 5 088  – 5 088
Van goedkeuring naar dekkingstoezegging 24 177– 25 561– 1 384
Van goedkeuring naar polis1 338 – 1 347– 9
Van dekkingstoezegging naar polis8 051– 7 898 153
Afgegeven in 2001 1 56620 53522 101
Stand obligo per 31–12–200197 78729 197524127 509
Met obligo samenhangend exportvolume83 57924 955448108 982
Aantallen ultimo 2000133113147

* Het verschil in de stand per 31.12.2000 met de cijfers uit de financiële verantwoording 2000 ontstaat doordat in de financiële verantwoording 2000 ongeauditeerde cijfers zijn opgenomen. De cijfers voor 2001 zijn eveneens ongeauditeerd.

Het SENO-obligo bedroeg ultimo 2001 in totaal EUR 149,3 mln. Hierbij is een onderscheid te maken tussen een obligo ter waarde van EUR 127,5 mln wat aangemerkt wordt als beperkt risico (dekkingstoezeggingen en polissen) en een obligo van EUR 21,8 mln aan polissen waar een verhoogd risico aan is verbonden (schademelding). In 2001 is EUR 5,6 mln aan schade uitgekeerd. Dit bedrag is hoger dan voorgaande jaren vanwege drie nieuwe schades. De polissen in de schadeportefeuille beslaan diverse landen zoals Rusland, Oekraïne, Oezbekistan en Tajikistan. Voor een groot aantal schades wordt een actief recuperatiebeleid gevoerd waaronder juridische procedures. De kosten die hieruit voortvloeien zijn opgenomen in het totaal van uitgekeerde schades.

Het obligo van SENO is in 2001 licht afgenomen ten opzichte van het vorig jaar (EUR 8 mln).Hiervoor kunnen twee oorzaken worden aangewezen; zowel een afnemende vraag naar dekking (minder aanvragen), als intrekkingen omdat transacties niet tot stand zijn gekomen. Nog steeds leggen Rusland en de Oekraïne het grootste beslag op het obligo. Daarnaast staat obligo uit op Joegoslavië Bulgarije, Kazachstan, Macedonië, Moldavië, Montenegro, Roemenië en Servië. Hierbij zij opgemerkt dat Kazachstan en Roemenië oude polissen betreffen en dat de reguliere exportkredietverzekering inmiddels dekking biedt op deze landen.

Artikel 07.04 Bijdrage aan het agentschap EVD

Site: www.evd.nl

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200122 90720 959
Realisatie 200124 38225 045
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 1 475+ 4 086
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Versterking posten/voorlichting & promotie13 97412 70312 02613 900
020/120 Promotie8 93411 6798 93411 145
Totaal22 90824 38220 96025 045

Toelichting realisatie 2001

Het jaar 2001 was voor de EVD het eerste jaar als agentschap. Ter verduidelijking kan worden opgemerkt dat de ramingscijfers verwijzen naar de Ontwerpbegroting 2001 van EZ. Deze ramingen verschillen op wezenlijke punten van de uiteindelijke opdracht zoals die in het najaar van 2000 is opgesteld.

Kengetallen EVD
(Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln)raming 2001realisatie 2001verschil
Deelprogramma 2: Informatie   
Beleidsuitgaven   
Bijdrage cf agentschapsfinanciering8 60611 2002 594
Ontvangsten derden533315– 218
Aantal fte's819413
Informatieverzoeken35 00026 740– 8 260
Internetsite (unieke gebruikers per dag)1 0001 790790
Oplage publicaties75 00082 5917 591
Deelprogramma 3: Publiciteit buitenland   
Beleidsuitgaven   
Bijdrage cf agentschapsfinanciering1 0711 279208
Aantal fte's76– 1
Internetsite (pageviews per dag)7 50010 9323 432
Oplage publicaties520 000478 250– 41 750
Deelprogramma 4: Voorlichitng en Promotie   
Beleidsuitgaven   
Bijdrage cf agentschapsfinanciering7 1997 2067
Ontvangsten derden69272836
Aantal fte's2918– 11
Aantal projecten14015010
Aantal deelnemers3 6001 354– 2 246
Aantal branches/thema's4032– 8
Deelprogramma 6: Prioriteitslanden/Steunpunten   
Beleidsuitgaven   
Bijdrage cf agentschapsfinanciering712838126
Ontvangsten derden05353
Aantal fte's880
Deelprogramma 7: Promotionele projecten posten   
Beleidsuitgaven   
Bijdrage cf agentschapsfinanciering1 8151 663– 152
Aantal fte's20,4– 2
Deelprogramma 1/5/8: Handelsbemiddeling KvK/PSB/SBU   
Beleidsuitgaven   
Bijdrage cf agentschapsfinanciering2 5772 285– 292
Niet met activiteiten toegelicht begrotingsbedrag 115115

Deelprogramma 2: Informatie

Het verschil tussen de raming en de realisatie kent twee oorzaken. Ten eerste zijn de kosten van voorlichtingsprojecten ad EUR 1,3 mln opgenomen in Deelprogramma 2 en niet langer in Deelprogramma 4. Daarnaast is onder andere voor de digitalisering van de producten in Deelprogramma 2 extra personeel aangetrokken. Dit heeft geleid tot verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening van de EVD in het algemeen en van de website in het bijzonder. Het aantal bezoekers is in 2001 gestegen naar 1 790 per dag, maar dit leidde wel tot een afname van het aantal informatieverzoeken.

Deelprogramma 3: publiciteit buitenland/Holland Imago

De extra aandacht besteed aan de marketing van de internetsite www.hollandtrade.com heeft opnieuw geleid tot meer bezoekers op de site, waardoor het aantal pageviews de ramingen blijft overtreffen. Een aantal publicaties wordt inmiddels elektronisch uitgegeven, waardoor de realisatie lager is dan de raming. De gemaakte uurkosten vallen echter iets hoger uit dan geraamd doordat in de oorspronkelijke raming uitsluitend directe productie uren waren opgenomen.

Deelprogramma 4

Deelprogramma 4 omvat de Collectieve Marktbewerking. Zowel het aantal promotionele activiteiten als het aantal handelsreizen waren kleiner dan geraamd in de geactualiseerde opdracht. Voorts zijn er in het kader van Uitbesteding Posten (UP) 44 projecten uitgevoerd in 19 landen. De gerealiseerde projecten werden uitgevoerd in samenwerking met intermediaire organisaties uit het netwerk, zoals branche – en sector organisaties, export platforms en koepels als FME/NL, MKB en NCH.

Deelprogramma 6: Prioriteitslanden/steunpunten

In mei 2001 werd bij de EVD de Private Sector Liaison Officer (PSLO) voor de Wereldbank aangesteld. De Private Sector Liaison voorziet in handelsbevordering voor het Nederlands bedrijfsleven met de Wereldbank. Deze aanstelling vond plaats mede op verzoek van de Wereldbank Groep en DG BEB. De aanstelling van de PSLO was niet opgenomen in de oorspronkelijke raming van de agentschapsfinanciering.

Verder omvat Deelprogramma 6 de Netherlands Business Support Offices (NBSO's). In 2001 zijn kosten gemaakt voor het openen van een aantal nieuwe steunpunten, onder andere Krakau (Polen), Lyon (Frankrijk) en Recife (Brazilië). De aanloopkosten waren niet opgenomen in de raming.

De ontvangsten derden omvatten de bijdrage JETRO in het kader van het Japan Trade Action programma.

Deelprogramma 7: Promotionele projecten posten

Het programma PPP (Promotionele projecten posten) wordt in toenemende mate benut door de posten binnen de hiervoor gestelde kaders.

Deelprogramma 1/Deelprogramma 5/Deelprogramma 8: Handelsbemiddeling KvK/PSB/SBU

Deelprogramma 1 betreft de handelsbevordering door Kamers van Koophandel in het buitenland voor zover de handelsbevorderende taak van de betrokken ambassade is gedelegeerd aan de plaatselijke Kamer van Koophandel. In 2001 is het aantal gedelegeerde taken ten opzichte van de raming in overleg met de betrokken Kamers van Koophandel en ambassades afgenomen.

Deelprogramma 5 omvat Programma Starters op Buitenlandse markten. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar artikel 07.02.130 Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen.

Deelprogramma 8 betreft subsidie aan de Stichting tot Bevordering van de Uitvoering.

Niet met activiteiten toegelicht begrotingsbedrag

Deze sluitpost omvat de elektronische vierhoek (E4): het opzetten van een intranet verbinding tussen DG-BEB, de posten, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de EVD.

Artikel 07.05 Afwikkeling Economische hulp Oost-Europa tot 2000

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200133 079
Realisatie 200143 674
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 10 595
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Prog. Samenwerking Oost-Europa (PSO  24 05032 253
020 SENO faciliteit  5 614 
030 TRHIO  0 
040 IBTA  5 4453 967
050 Investeringsfaciliteit O.M.  0 
060 GOS-programma1  0 
110 Multilaterale projecten2  2 9501 201
111 OESO CCET/NIS  0 
120 Trustfunds  0 
140 Prog. Uitzending managers NMCP  553541
150 Evaluatie en beleidsondersteuning  98 
160 Managementtrainingen (Passage)  810
Totaal  33 07943 674

1 Het GOS-programma is in 1994 opgegaan in het PSO

2 Multilaterale projecten zijn in 1999 opgegaan in het PSO

Toelichting realisatie 2001

De overuitputting bij PSO is ontstaan doordat de uitbetalingen op de oude verplichtingen sneller plaatsvonden dan geraamd.

Artikel 07.07 Economische samenwerking en kennisoverdracht

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200166 47924 547
Realisatie 200163 32725 904
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 3 152+ 1 357

Toelichting realisatie 2001

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Prog. Samenwerking Oost-Europa (PSO59 44553 34518 19421 704
020 Managementtraining en assistentie3 4037 0782 7232 839
030 Trusfunds3 6302 9043 6301 361
Totaal66 47863 32724 54725 904

Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO)

site: www.senter.nl/pso

De onderstaande tabel met betrekking tot de verplichtingen PSO is inclusief de verplichtingen voor cofinanciering en trustfunds.

Verplichtingen PSO naar landen (x EUR 1000)kst-28380-29-4.gif

In het kader van het PSO-programma regulier hebben in 2001 toezichthoudende missies plaatsgevonden naar de Oekraïne, Rusland, Macedonië en Moldavië. De rapportages zijn inmiddels opgeleverd. Nu zal eerst een evaluatie van deze missies plaats vinden op basis waarvan de verbeterpunten worden vastgesteld.

Het zwaartepunt voor het PSO-programma ligt bij de vier kernlanden: Rusland, de Oekraïne, Roemenië en Bulgarije. Medio 2001 is Servië toegevoegd aan de lijst van landen waar het PSO-programma wordt uitgevoerd. Opvallend is de grote belangstelling.

De ODA landen verplichtingen zijn in 2001 afgenomen ten opzichte van 2000, omdat van het voor 2000 en 2001 beschikbare budget, totaal EUR 32,672 mln, in 2000 reeds EUR 20,647 mln was gecommitteerd.

Algemeen ontwikkeling

Het totale beleidsbudget voor 2001 is ruim EUR 59 mln inclusief ODA (EUR 12,7 mln) en aansluiting bij Internationale Financiële Instellingen (IFI's) (EUR 3,6 mln). Er zijn 34 tenders gepubliceerd, waarop in totaal 453 prekwalificatievoorstellen zijn ontvangen. Hieruit zijn na de gebruikelijke selectie 148 voorstellen voor kwalificatie geselecteerd. Uiteindelijk zijn 92 projecten gegund. De commitering van de projecten van de tender Bosnië-Herzegovina Energie en Milieu is overgeheveld naar 2002, waarschijnlijk worden voor deze tender vier projecten gegund.

Beheer

Eind 2001 zijn 357 projecten in beheer (2000: 356 projecten). In 2001 zijn in totaal 91 projecten afgesloten, tegen in totaal 89 projecten in 2000. Het aantal nieuw ontwikkelde projecten in 2001 is met 16% afgenomen ten opzichte van 2000 (2001: 92 projecten, 2000: 110).

Daarnaast zijn nog 28 Co-financieringsprojecten in beheer. In totaal zijn er dus 385 projecten in beheer. Hiervan zullen 13 projecten overgeheveld worden naar het programma Pré-accessie.

Servië

Staatssecretaris Ybema heeft tijdens zijn reis naar Joegoslavië van 25–27 juni in 2001 een Memorandum of Understanding tussen Nederland en Joegoslavië en een Memorandum of Understanding tussen Nederland en Servië getekend. Op basis daarvan is door Senter voor een totaalbedrag van EUR 2,7 miljoen in 2001 aan projecten ontwikkeld. De resultaten overtroffen de verwachtingen. In het totaal zijn er 41 voorstellen ontvangen en zijn er uiteindelijk 7 voorstellen gecommiteerd.

PSO Pré-accessie

Omdat Turkije de status heeft verworven van kandidaat-lidstaat met een bijzondere positie, is in 2001 een speciale faciliteit binnen PSO Pré-accessie beschikbaar gesteld.

Doelmatigheidskengetallen Programma Samenwerking Oost-Europa (incl. Multilaterale projecten)
(Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln)artikel (sub)ramingrealisatieverschil
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 210460 1)250
2. Kosten per prestatie 0,0060,005– 0,001
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 400357– 34
4. Kosten per prestatie 0,00910,0068– 0,0023
5. Toegelicht begr.bedrag (= uitv.kosten Senter)01.55–0405,3555,030,325
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 50,047,9– 2,1
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd    

1 het betreft hier het aantal ingediende projectvoorstellen (dus ook pre-kwalificatievoorstellen en 7 indentificatie-missies). In eerdere jaren is ten onrechte alleen uitgegaan van het aantal kwalificatievoorstellen; dit aantal is voor 2001 156 projecten)

Trustfunds

In 2001 is EUR 2,904 mln verplicht: EUR 1,543 mln voor de EBRD en EUR 1,361 mln voor de IFC. In totaal zijn 21 projecten (EBRD en IFC) goedgekeurd voor een bedrag van EUR 4,719 mln. Er is één toezichthoudende missie betreffende een omvangrijk EBRD-project uitgevoerd. Het in 2002 ontvangen eindrapport bevat relevante conclusies en aanbevelingen voor soortgelijke projecten in de toekomst.

Het totaal van de tot en met 2001 door EZ aangegane verplichtingen voor de Trustfunds van EUR 39,706 mln is als volgt verdeeld: WB EUR 15,474 mln, EBRD EUR 13,931 mln en IFC EUR 10,301 mln. Bij zowel EBRD, IFC als WB komen de renteopbrengsten ten goede aan het Trustfund.

Managementassistentie en Technische assistentie

Dit onderdeel bestaat uit de volgende drie programma's

– beurzenprogramma's (Stichting IHRD), EUR 583 160 gecommiteerd,

– managementtrainingen (de Baak), EUR 511 880 gecommiteerd,

– het programma uitzending managers (PUM), EUR 2 268 901 gecommiteerd

Beurzenprogramma's

Er zijn drie beurzenprogramma's, (Zuid-Afrika, BOR en Jeltsin) waarbij de deelnemers een training bij Nederlandse bedrijven ontvingen.

Het Beurzenprogramma Zuid-Afrika is op 1 januari 2001 gestart. In 2001 zijn er 15 deelnemers geweest. Het programma wordt in 2002 afgerond.

Het Beurzenprogramma Bulgarije, Oekraïne, Roemenië (BOR) had in 2001 22 deelnemers.

Zowel dit programma als het Rusland programma (Jeltsin) met in totaal 40 deelnemers, zijn vanaf 2002 geïntegreerd met de managementtrainingen van de Baak. Het beurzenprogramma zoals dat in 2001 operationeel was, is dus beëindigd.

Managementtrainingen

In het jaar 2001 zijn er 60 mensen uit Rusland, Roemenië en de Oekraïne op stage geweest (20 uit ieder land) bij Nederlandse bedrijven. Daarnaast zijn er 108 trainingen georganiseerd in de betrokken landen (36 in ieder land).

Programma Uitzending Managers

In totaal zijn er in 2001 496 missies geweest. Daarnaast zijn er 18 business links (contactdagen waarbij Nederlandse bedrijven buitenlandse bedrijven van één land ontmoeten) en 42 trainingen georganiseerd. De missies zijn regionaal als volgt verdeeld (zie ook onderstaande grafiek).

a. Groep 1: Rusland (173 missies), Bulgarije (29 missies), Roemenië (64 missies), Oekraïne (56 missies). In deze groep landen vonden in totaal 65% van de missies plaats.

b. Groep 2: Kroatië (41 missies) en Moldavië (10 missies). In deze groep landen vonden in totaal 10% van de missies plaats.

c. Groep 3: Estland (9 missies), Letland (15 missies), Litouwen (28 missies), Hongarije (9 missies), Slowakije (5 missies), Tsjechië (5 missies) en Polen (33 missies). In deze groep landen vonden in totaal 21% van de missies plaats.

d. Groep 4: Wit-Rusland 19 missies. (4 %)

Aantal missies in 2001kst-28380-29-5.gif

In 2001 is een stap gezet ten aanzien van de outputsturing van dit programma. Daarnaast is in 2001 gestart met de evaluatie van het reguliere PUM 1996–2000, samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op basis van de uitkomsten van deze evaluatie en de ervaringen met de outputfinanciering die in 2002 operationeel is, is het de bedoeling een meerjarige basisbeschikking af te sluiten.

09.00 Energiebeleid

Matrix energie-beleidsinstrumentarium (realisatie verplichtingen x EUR mln)kst-28380-29-6.gif

Toelichting

De bovenstaande matrix is een schematische weergave van het energie-instrumentarium. Verticaal staan de doelgroepen van het beleid: sectoren die of bij de energievoorziening betrokken zijn (kennisinstellingen, nutsector) of die energie verbruiken (industrie, consumenten). Horizontaal in de matrix staan fasen in de levenscyclus van een technologie of product en aspecten in de bedrijfsvoering waarop de instrumenten met name gericht zijn.

Naast het instrumentarium dat in de EZ-begroting is opgenomen maakt het energiebeleid ook gebruik van andere (fiscale) regelingen. Dat betreft de regeling energiepremies en de fiscale regelingen Regulerende Energie Belasting (REB), EnergieInvesteringsAftrek (EIA), Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen (VAMIL) en groen beleggen.

Het blok «BSE+» betreft de programma's die grotendeels door Novem en in mindere mate door Senter worden uitgevoerd. Binnen die programma's worden subsidies verstrekt, waarvoor het «Besluit subsidies energieprogramma's» (BSE) de juridische grondslag vormt. Naast subsidies verstrekt Novem ook opdrachten (de «+» in het schema).

De BSE+-subsidies en -opdrachten voor 2001 kennen de volgende specificatie (x EUR mln):

Realisatie verplichtingen
09.01Lange termijn onderzoek besparingstechnologie1,7
 Programma's industrie19,5
 Programma woningbouw en diensten4,5
 Programma's verkeer en vervoer2,6
09.02Programma's zon-thermisch0,5
 Programma's zon-photovoltaisch12,6
 Programma's windenergie6,8
 Programma's warmtepompen2,5
 Projectbureau duurzame energie1,7
Totaal 52,4

Voor Senter worden de uitvoeringskosten apart geraamd op artikel 01.55. Voor Novem staan de uitvoeringskosten op hetzelfde artikelsub als het betreffende programma. In dit overzicht zijn de kosten van Senter en Novem voor de uitvoering van de programma's niet opgenomen. Dit verklaart het verschil tussen de bovenstaande cijfers en de ramingen op het bedoelde artikelsub.

Artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200174 68995 608
Realisatie 200163 96876 530
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 10 721– 19 078

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij de eerste suppletore begroting is de verplichtingenraming verhoogd met EUR 8,3 mln. Het budget van de subsidieregeling Energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren (EINP) werd verhoogd met EUR 4,7 mln vanwege met name de koppeling aan de fiscale regeling Energieinvesteringsaftrek (EIA). Daarnaast is voor de afwikkeling van de tweede tender 2000 van het Novem-programma NETTO EUR 3,6 mln aan verplichtingen- en kasbudget naar 2001 doorgeschoven.

Bij de tweede suppletore begroting is in het kader van de internalisatie van het energiebeleid EUR 13,9 mln van DG Marktordening en Energie naar DG Ondernemingsklimaat overgeheveld. Het betrof hier middelen voor het programma Meerjarenafspraken-2 (MJA-2) en een Kenniscentrum voor het midden- en kleinbedrijf. Verder is EUR 2,2 mln overgeheveld naar artikel 02.12 Technologische infrastructuur voor het IOP Electromagnetische vermogenstechniek (EMVT).

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
030 Lange term onderzoek besparingstechn6 1672 6158 3288 146
110 Industrie (uitvoering door Senter)33 10019 73733 34019 137
120 Tenders energiebesparing (TIEB)  2 438774
130 Stimulering E&M-adviezen1 180 766 
140 NEWS/NETTO (uitvoering door Senter)5 1432 9994 5192 170
150 Nieuwe technieken    
210 Woningbouw/diensten3 6327 77618 82826 116
230 Verkeer en vervoer3 7873 6124 9665 377
240 Agrarische sector  3 3792002
250 Non-profit regeling (EINP) (uitvoering door Senter)21 68027 22919 04412 808
Totaal74 68963 96895 60876 530

Van de aangegane verplichtingen is EUR 13,6 mln besteed in het kader van de programma-overeenkomsten met Novem (www.novem.nl). Op basis van het besluit subsidies energieprogramma's verstrekt Novem in opdracht van EZ subsidies aan derden op grond van programma's die jaarlijks gepubliceerd worden. Door Senter is er een verplichtingenbedrag van EUR 20 mln toegezegd in het kader van het programma Energiebesparing door innovatie en EUR 27 mln in het kader van de EINP (Energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren).

Betalingen aan Novem

Betalingen aan Novem worden met name geraamd als onderdeel van de artikelen 09.01, 09.02, 09.32 en 09.33. In onderstaande tabel wordt het verloop van de ramingen van deze uitgaven alsmede de realisatie op artikelniveau weergegeven. Op basis van de meest actuele inzichten worden de ramingen op een aantal momenten bijgesteld. In de praktijk bleken de betalingen aan derden door Novem op grond van de uitvoering van energieprogramma's trager te verlopen dan geraamd, zodat ook de betalingen van EZ aan Novem zijn bijgesteld.

Novem-betalingen (bedragen x EUR 1 mln)
Artikel09.0109.020.93209.33Totaal
vastgestelde begroting724983 
stand miljoenennota543862 
stand najaarsnota604045 
Realisatie604045109
Kengetallen EINP (excl wind)
(Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln)artikel(-sub)realisatie
KENGETALLEN  
1. Aantallen technieken 2 848
2. Gemiddeld bedrag per subsidieaanvraag (x EUR1000) 15
3. Toegelicht bedrag realisatie (toegezegde aanvragen x gem bedr) 27,2
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN  
1. Aantal behandelde aanvragen 1 938
2. Aantal vaststellingen 1 441
3. Aantal toegezegde aanvragen 1 760
4. Toegelicht bedrag realisatie (= uitvoeringsk.)01.551,3
5. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 16,9

NB: In de begroting 2001 zijn hiervoor geen kengetallen opgenomen

Revolving fund kas-EZ (zie ook saldibalans, geconditioneerde vorderingen)

De kas-EZ wordt gevuld met terugontvangen gelden van leningen die door Novem zijn verstrekt aan derden. Verder wordt rente, berekend over de stand van kas-EZ gedurende het lopende jaar, toegevoegd.

Verloop Revolving fund (in euro's)
stand 1 januari 20013 871 042
Bij297 315
Af0
stand ultimo 20014 168 357

Artikel 09.02 Duurzame energie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200196 16154 784
Realisatie 200141 98842 138
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 54 173– 12 646

Belangrijkste mutaties in suppletore begrotingen

Bij de tweede suppletore begroting is een deel van de verplichtingenruimte (EUR 42 mln) over meerdere jaren verspreid omdat een aantal Novemprogramma's niet meer meerjarig gecommiteerd worden. Daarnaast is een verplichtingenbedrag van EUR 4,5 mln overgeheveld naar artikel 01.55 Bijdragen aan het agentschap Senter voor de uitvoering in 2002 van de EIA en EINP. Voorts is EUR 3 mln verplichtingenbudget naar 01.01 «Apparaatskosten EZ» overgeheveld in verband met de campagne «Groene Energie» en is EUR 2,3 mln overheveld naar DG I voor het deelproject duurzame waterstof. De uitgaven zijn op grond hiervan verlaagd.

Toelichting realisatie 2001

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
110 Zon-thermisch6 0882 1184 1192 155
120 Zon-photovoltaisch42 28114 70820 93116 696
130 Windenergie15 0777 5909 2685 371
140 Biomassa en afval23 1409 0239 0756 016
150 Warmtepompen3 9032 6273 9095 011
210 Stimulering zonneboilers 5021 952881
220 Wind einp3 4033 1771 750825
310 Projectbureau Duurzame E en overige uitgaven2 2692 2433 7805 183
Totaal96 16141 98854 78442 138

Van de aangegane verplichtingen is EUR 40 mln besteed in het kader van de programma-overeenkomsten met Novem. Op basis van het besluit subsidies energieprogramma's verstrekt Novem in opdracht van EZ subsidies aan derden op grond van programma's die jaarlijks gepubliceerd worden. Het overige deel betreft toezeggingen in het kader van de subsidieregeling actieve zon-thermische systemen en een bijdrage aan het projectbureau duurzame energie (PDE).

Realisatie duurzame energie 1990–2000 (bijdrage in PJ*) conform het protocol Duurzame Energie

Realisatie duurzame energie 1990–2000 (bijdrage in PJ)*
 19901995199819992000
Waterkracht0,70,70,90,71,2
Windenergie0,52,65,35,36,9
Zon-PV 0,010,030,050,07
Zon-thermisch0,10,20,30,40,4
Warmtepompenp.m.0,20,40,50,6
Warmte/koude opslag0,010,070,30,50,5
Bio-energie17,118,826,427,627,8
TOTAAL18233435373
Aandeel van totale energieverbruik0,7%0,8%1,1%1,2%1,2%**
Aandeel elektriciteitsgebruik1,0%1,4%2,2%2,3%2,7%

* uitgespaarde fossiele brandstof

** het aandeel duurzame energie is waarschijnlijk hoger, aangezien import nog niet wordt meegeteld.

Voor een kolom 2001 waren bij het opmaken van deze financiële verantwoording nog geen gegevens beschikbaar.

Betalingen aan Novem

Op dit artikel worden ook betalingen verantwoord aan Novem. Zie voor een nadere toelichting de overzichtstabel bij artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie.

Subsidieregeling actieve zon-thermische systemen

Senter heeft gedurende diverse jaren een subsidieregeling gevoerd ter stimulering van thermische zonne-energie (zonneboilers). Sinds 1 januari 2001 is thermische zonne-energie opgenomen in de energiepremieregeling (EPR). Daarmee is de EZ-regeling overbodig geworden. Voor 2001 is er dan ook een beperkt restbedrag gepubliceerd.

Kengetallen Stimulering zonneboilers
(Bedragen in verplichtingen x EUR 1 mln)artikel(-sub)realisatie
KENGETALLEN  
1. AantallenAanvragenZonneboilers
Vooraf aangevraagd331 754
Achteraf aangevraagd418844
2. Bedrag per eenheid (x EUR1000)per aanvraagper zonneboiler
Vooraf aangevraagd15,20,292
Achteraf aangevraagd0,4870,241
3. Toegelicht begrotingsbedrag (=subsidie)  
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN  
1. Aantal behandelde aanvragen (incl. een werkvoorraad)527 
2. Aantal vaststellingen519 
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringsk.)01.55 0,16 
4. Uitvoerend personeel in fte (= Senter)2,2 

NB: In de begroting 2001 zijn hiervoor geen kengetallen opgenomen.

Artikel 09.03 Energievoorzieningsonderzoek

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20016351 162
Realisatie 20010467
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 635– 695

Toelichting realisatie 2001

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
110 Hoge Flux Reactor    
120 Programma's kernenergie  165307
130 Nieuwe electriciteitstechnologie6350997160
Totaal63501 162467

Programma's kernenergie

Voor programma's kernenergie worden geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. Wel worden nog uitgaven gedaan op oude verplichtingen voor onderzoek naar de opslagmogelijkheden van radioactief afval en de instandhouding van de nucleaire kennis. Dit is een aflopende zaak.

Nieuwe elektriciteitstechnologieën

De geraamde verplichtingenruimte voor nieuwe elektriciteitstechnologieën is bij de tweede suppletore begroting overgeheveld naar artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie. Via dat artikel zijn de middelen in breder verband ten behoeve van de oorspronkelijke bestemming ingezet (zie toelichting bij artikel 09.01 betreffende het IOP Electromagnetische vermogenstechniek). De gerealiseerde uitgaven betreffen betalingen op oude verplichtingen.

Artikel 09.04 Beleidsondersteuning en overige uitgaven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20014 1355 147
Realisatie 200115 6055 583
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 11 470+ 436

Belangrijke mutaties suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is het verplichtingenbudget verhoogd met EUR 9,2 mln in verband met extra advisering in het kader van de liberalisering van de energiemarkt. De hiermee samenhangende verplichting is uiteindelijk uitgekomen op EUR 10,8 mln.

Verder is toen een verplichtingenbedrag van EUR 1,4 mln van artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie naar dit artikel 09.04 overgeheveld. Deze toevoeging is onder meer gebruikt voor de verlenging en uitbreiding van de programmaovereenkomst Novem-Staat 1999–2000 inzake CO2-opslag en methaanwinning.

Toelichting realisatie 2001

Op het artikel beleidsondersteuning is een veelheid aan projecten, onderzoeken en studies verplicht, onder meer op het gebied van de liberalisering van de energiemarkt. Een deel van de programmaovereenkomst Programmaontwikkeling & Internationaal (P&I) van Novem is hier ook verantwoord.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Beleidsondersteuning4 04415 6005 0565 574
110 Bijdragen mijnindustrie915919
Totaal4 13515 6055 1475 583

Artikel 09.05 Energieonderzoek Centrum Nederland

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200129 70929 710
Realisatie 200138 63337 850
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 8 924+ 8 140

Belangrijke mutaties suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2001

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Basis- en ENGINEfinanc.15 22519 24315 22419 243
020 Samenwerkingsfinanciering14 48419 39014 48618 607
Totaal29 70938 63329 71037 850

Met de Basis- en ENGINE (= missie)-financiering doet ECN (www.ecn.nl) onderzoek en ontwikkelt het instituut kennis en kunde op het gebied van duurzame energie, fossiele brandstoffen, nucleaire energie, energie-efficiency en beleidsstudies. Met de Samenwerkingsfinanciering voert ECN het van jaar tot jaar opgestelde Samenwerkingsprogramma uit. Dit programma bestrijkt dezelfde werkgebieden als de Basis- en ENGINE financiering. ECN brengt jaarlijks een jaarverslag uit waarin wordt ingegaan op de uitgevoerde activiteiten.

Het verschil tussen de raming en de realisatie is in de eerste plaats gelegen in de loon- en prijsbijstelling die bij tweede suppletore begroting is toegevoegd. Daarnaast is een verschil ontstaan omdat in 2001, vooruitlopend op de subsidietoezegging voor geheel 2002, een voorlopige voorziening is getroffen in de vorm van toezegging en betaling van subsidie voor het eerste kwartaal van 2002. Hiermee is de gewoonte verlaten om pas lopende het kwartaal te bevoorschotten. Omdat de subsidie een substantiële inkomstenpost van ECN is, dreigden hierdoor soms liquiditeitsproblemen.

Artikel 09.06 Doelfinanciering NITG-TNO

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200113 79613 796
Realisatie 20012 359891
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 11 437– 12 905

Belangrijke mutaties suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2001

Tot en met 2000 werd door EZ een doelsubsidie aan NITG-TNO verstrekt, bedoeld voor de totale geowetenschappelijke informatie- en onderzoeksfunctie van het NITG. Met ingang van 2001 zijn de algemene informatie- en onderzoeksfunctie ondergebracht in een nieuw samenhangend programma: «Data en Informatie Nederlandse Ondergrond»(DINO). De subsidie voor dit programma (EUR 11,83 mln) is afgesplitst van de EZ-doelsubsidie en bij eerste suppletore begroting 2001 overgeheveld naar OCW. Daarnaast is BTW-compensatie voor toekomstige opdrachten toegevoegd. Bij EZ resteren met ingang van 2001 uitsluitend de middelen bestemd voor opdrachten in het kader van de beleidsondersteuning op het gebied van de geowetenschappen. De realisatie betreft uitsluitend de in 2001 in dat verband geplaatste opdrachten en de op die opdrachten gedane betalingen.

Artikel 09.07 CO2-reductie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200133 4378 522
Realisatie 200150 50615 602
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 17 069+ 7 080

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Voor het CO2-reductieplan is bij eerste suppletore begroting een verplichtingenruimte van EUR 50,5 mln en een kasruimte van EUR 24,7 mln naar dit artikel overgeheveld vanaf de aanvullende post «Algemeen» op de Rijksbegroting. Deze ruimte was bestemd voor het aangaan van nieuwe verplichtingen in het kader van de derde tender van de EZ-regeling Besluit Subsidies CO2-reductieplan en de subsidieregeling houtmodificatie en het doen van betalingen op deze en in het verleden aangegane verplichtingen.

Bij tweede suppletore begroting is de kasruimte met EUR 15,9 mln verlaagd op basis van een geactualiseerde raming van het kasverloop, die een verlaging betekent ten opzichte van eerdere ramingen voor zowel het CO2-reductieplan als Joint Implementation (JI).

Bij slotwet is de verplichtingenruimte met een bedrag van EUR 31,7 mln andermaal verlaagd. De verlaging heeft betrekking op het onderdeel Joint Implementation (JI) en wordt veroorzaakt door het langzamer dan aanvankelijk verwacht realiseren van de beleidsintenties. De onbestede middelen blijven overigens in latere jaren voor JI beschikbaar.

Toelichting realisatie 2001

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 CO2-reduktieplan door EZ 50 006 14 521
020 Joint Implementation33 4375008 5221 081
Totaal33 43750 5068 52215 602

CO2-reductieplan

Door middel van het CO2-reductieplan is in 2001 één Mton CO2-reductie bereikt. In 2001 is de EZ-regeling uitgebreid naar andere broeikasgassen (dan alleen CO2 en is een nieuwe tender geopend.

Joint Implementation

De eerste openstelling van Emission Reduction Unit Procurement Tender (ERUPT-JI) heeft geleid tot de ondertekening van vier voorlopige contracten in april 2001. De projecten worden uitgevoerd in Polen, Tsjechië en Roemenië en leveren een maximale reductie van 3,9 Mton CO2 op. De gemiddelde prijs per ton CO2 bedraagt EUR 8,4. Met de projecten is een totaal investeringsbedrag van EUR 195 mln gemoeid. In december 2001 is ERUPT-JI voor een tweede maal opengesteld.

Artikel 09.08 Deelname in aandelenkapitaal TenneT

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2001
Realisatie 2001835 551835 551
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 835 551+ 835 551

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2001

Dit artikel is nieuw gecreëerd in de tweede suppletore begroting 2001. Tegen betaling van EUR 0,8 mld is de Staat op 25 oktober 2001 eigenaar van het landelijk hoogspanningsnet geworden. De Staat heeft per die datum alle aandelen van het Nederlands Electriciteitsadministratiekantoor (NEA) overgenomen in de landelijke netbeheerder TenneT B.V. (www.tennet.nl) en voorts alle aandelen in Saranne B.V., de vennootschap waarin de juridische eigendom van het net is ondergebracht. De Kamer is hierover op 25 oktober 2001 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2001–2002, 27 250, nr. 51).

Artikel 09.12 Garanties energiebeleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20012 405
Realisatie 2001182 0082 084
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 182 008– 321

Belangrijke mutatie in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2001

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
ArtikelonderdeelVerplichtingenUitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Leningen NPM 495 495
020 Leningen COVA 181 513  
140 Garanties stadsverwarming  2 4051 589
Totaal182 0082 4052 084

Als gevolg van de nieuwe «Wet Voorraadvorming Aardolieproducten 2001» heeft het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten (COVA) een hoger garantieplafond nodig om voldoende liquide middelen te kunnen aantrekken voor het aanhouden van een grotere hoeveelheid eigen voorraad. Het COVA garantiefonds van EUR 726,0 mln was daardoor niet meer toereikend en is daarom bij tweede suppletore begroting met EUR 181,5 naar EUR 907,6 mln verhoogd.

Artikel 09.13 Compensatie kolenvergasser Demkolec en stadsverwarmingsprojecten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2001
Realisatie 2001180 597163 535
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 180 597+ 163 535

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2001

Dit artikel is nieuw gecreëerd in de tweede suppletore begroting 2001. In de Overgangswet Elektriciteitsproductiesector (Stb. 2000, 607) is opgenomen dat een tegemoetkoming wordt verstrekt in de kosten die voortvloeien uit overeenkomsten met betrekking tot stadsverwarming tussen productiebedrijven en leveranciers (voor zover gesloten voor het tijdstip van intrekking van de Elektriciteitswet 1989), en de kosten verbonden aan het vervreemden en overdragen van de experimentele kolenvergasssingsinstallatie Demkolec. Deze tegemoetkoming zou gedekt moeten worden door een toeslag, verschuldigd door de afnemers van elektriciteit. De Europese Commissie kon zich medio 2001 niet in deze toeslag vinden. Bij de Tweede Kamer is daarom bij koninklijke boodschap van 21 december 2001 een wetsontwerp aanhangig gemaakt ter reparatie van de Overgangswet, met het voorstel de tegemoetkoming in de kosten ten laste van de Rijksbegroting te brengen.

Aan zowel kas als verplichtingen is suppletoir EUR 161,1 mln geraamd. EUR 163,5 mln is betaald. EUR 29,5 mln als voorschot ter dekking van de kosten in verband met de overeenkomsten met betrekking tot stadsverwarming, en EUR 134 mln als voorschot in de tegemoetkoming van kosten betreffende de experimentele kolenvergassingsinstallatie Demkolec. Dit laatste voorschot is iets hoger uitgevallen dan geraamd (EUR 2,4 mln).

Voor een bedrag van EUR 180,6 mln zijn verplichtingen aangegaan. Het verschil van EUR 19,5 mln is mede het gevolg van het treffen van een voorziening voor de kosten van een eventueel sociaal plan. De in 2001 aangegane verplichting betreft het zogenaamde onbetwiste deel. Een op korte termijn te starten arbitrageprocedure zal in 2002 uitsluitsel moeten geven over de hoogte van het momenteel nog betwiste deel.

Artikel 09.21 Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200165 48065 480
Realisatie 200173 56673 566
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 8 086+ 8 086

Toelichting realisatie 2001

Naar aanleiding van de «Wet voorraadvorming aarolieprodukten 2001» is besloten een garantieverplichting van EUR 181,5 mln aan de COVA te verstrekken (zie artikel 09.12 Garanties Energiebeleid). Ten opzichte van de voorraadverplichting 2000 voor COVA van 3,4 miljoen ton ruwe olie equivalent, stijgt de voorraadverplichting 2001 voor COVA met circa 850 000 ton tot 4,25 miljoen ton ruwe olie equivalent. De toename van de COVA-verplichting leidt tevens tot een stijging van de exploitatiekosten in 2001. Omdat het hier een doorsluispost betreft, wordt verder verwezen naar de toelichting op de realisatie bij artikel 09.03 Ontvangsten COVA.

Artikel 09.22 Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200167 15967 159
Realisatie 20011 318 1091 318 109
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 250 950+ 1 250 950
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Uitkering aan houder certificaten EBN67 15974 75067 15974 750
020 Aankoop niet-royeerbare certificaten EBN 1 243 359 1 243 359
Totaal67 1591 318 10967 1591 318 109

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De raming van het naar DSM N.V. door te sluizen dividend van Energiebeheer Nederland B.V. (EBN; www.ebn.nl) is bij tweede suppletore begroting met EUR 3,6 mln verhoogd. De dividenduitkering is uiteindelijk nog eens EUR 4 mln hoger uitgevallen (zie voor toelichting ontvangstenartikel 09.02 Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.).

Toelichting realisatie 2001

DSM N.V. had door middel van niet-royeerbare certificaten EBN B.V. een financieel belang in het huidige Gasgebouw. Zowel de Staat als DSM N.V. achtten dit met het oog op de komende herstructering van het Gasgebouw niet langer opportuun. Op 18 november 2001 is daarom een overeenkomst tussen Staat en DSM N.V. gesloten, waarbij DSM N.V. de certificaten EBN B.V. aan de Staat verkoopt voor een bedrag van EUR 1 243 mld. De feitelijke overdracht heeft eind december plaatsgevonden. De Kamer is hierover op 19 november 2001 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2001–2002, 28 109, nr. 1).

Artikel 09.31 Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2001
Realisatie 200112
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 12

Toelichting realisatie 2001

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane verplichtingen ter zake van adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven.

Artikel 09.32 Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20018 393
Realisatie 20014 424
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 3 969

Toelichting realisatie 2001

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane verplichtingen ter zake van de toepassing van energiebesparingstechnologie en duurzame energie. Het betreft met name betalingen aan Novem in het kader van in het verleden afgesloten programmaovereenkomsten.

Onderstaand is de raming afgezet tegen de uiteindelijke realisatie:

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeeluitgaven
 ramingrealisatie
111 Industrie1 482213
112 Gebouwde omgeving en vervoer996352
113 Tenderregeling energiebesparingsprojecten3 9191 976
422 Energiebesparingsadviezen  
426 Invest. in windturbines1 9961 813
427 Overige duurzame energie 70
Totaal8 3934 424

Artikel 09.33 Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20012 712
Realisatie 20012 239
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 473

Toelichting realisatie 2001

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane verplichtingen ter zake van onderzoek en ontwikkelingswerk op energiebeleid. Onderstaand is de raming afgezet tegen de uiteindelijke realisatie:

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeeluitgaven
 ramingrealisatie
020 Onderzoek actiniden & r-afval 27
110 Beleidsstudies  
210 Ontwikkeling kolenbeleid182 
510 Ond. energiebesparingstech. & duurzame energie2 5302 212
Totaal2 7122 239

Ontvangsten

01.00 Algemeen

Artikel 01.01 Diverse ontvangsten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20014 187
Realisatie 20015 587
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 400

Toelichting

De hogere ontvangsten worden verklaard door de bij eerdere suppletore begrotingen verwerkte bijdrage van BZK aan het personeelsbeleid (EUR 0,5 mln) en hogere personele ontvangsten (EUR 0,6 mln), voornamelijk vanwege de Ziektewet.

Daarnaast zijn de materiële ontvangsten in 2001 hoger uitgevallen dan begroot (EUR 0,5 mln). Het overige verschil (EUR – 0,2 mln) wordt verklaard door beleidsmatig minder relevante mutaties.

Artikel 01.11 Ontvangsten Bureau voor de Industriële eigendom

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200123 597
Realisatie 200123 704
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 107

Toelichting realisatie 2001

De hogere ontvangsten worden voornamelijk verklaard door terugontvangen uitgaven van vorige dienstjaren, zoals restitutie door de Rijksgebouwendienst van te veel betaalde huur.

Artikel 01.21 Ontvangsten Centraal Planbureau

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20011 298
Realisatie 20011 562
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 264

Toelichting realisatie 2001

De hogere ontvangsten zijn het gevolg van werken in opdracht en de start van meer projecten dan begroot.

Artikel 01.31 Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200110 528
Realisatie 200112 754
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 226

Toelichting realisatie 2001

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt verklaard door hogere ontvangsten in verband met werken in opdracht.

Werk voor derden groter dan 200 000 EURO
(bedragen x EUR1000)opdrachtgeverontvangst
Blaise licentieWestat351
Werk voor tweeden groter dan 200 000 EURO
(bedragen x EUR1000)opdrachtgeverontvangst
EuthanasieonderzoekMinisterie van SZ&W318
Fvw Top 10 vectorMinisterie van Financiën309
Contract debiteurenMinisterie van SZ&W359

Artikel 01.41 Terugontvangen bijdragen van Senter

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2001
Realisatie 2001188
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 188

Toelichting realisatie 2001

Het verschil wordt veroorzaakt door terugontvangen middelen uit hoofde van winstafdrachten Senter 1999/2000 en door meer/minder ontvangsten geraamd op grond van eindafrekeningen 2000 met betrekking tot diverse door Senter uitgevoerde regelingen.

02.00 Industrieel en algemeen technologiebeleid

Artikel 02.02 Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200136 302
Realisatie 200131 409
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 4 893

Toelichting realisatie 2001

Op dit artikel worden de TOK-ontvangsten verantwoord (zie ook uitgaven artikel 02.09). De omvang van de ontvangsten geeft een dalende tendens aan. Dit wordt mede verklaard door de dalende trend van de in de periode 1991–2001 aangegane verplichtingen. Verder wordt de terugbetaling op de TOK-kredieten bepaald door het commerciële succes van het ontwikkelingsproject. Dit gegeven verklaart mede de jaarlijkse fluctuaties in de ontvangstensfeer.kst-28380-29-7.gif

Artikel 02.04 Diverse ontvangsten technologiebeleid

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200128 851
Realisatie 200143 129
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 14 278
ArtikelonderdeelOntvangsten
 ramingrealisatie
010 Diverse ontvangsten technologiebeleid19 73934 109
020 Ontvangsten E.E.T.-gelden9 1129 020
Totaal28 85143 129

Toelichting realisatie 2001

Op dit artikel worden incidentele ontvangsten in het kader van technologiebeleid en de bijdrage van het Ministerie van OcenW aan de E.E.T.-regeling verantwoord.

De hogere ontvangst betreft voor EUR 9,4 mln een ontvangst uit de Fokker-boedel die oorspronkelijk voor het jaar 2000 was voorzien. Vooruitlopend op het formeel te nemen besluit om de Industriefaciliteit op te heffen, is het surplus van de eerder ter beschikking gestelde middelen door de Stichting teruggestort. Naar aanleiding daarvan is EUR 3,5 mln extra ontvangen als gevolg van gegeneerde rentebaten.

Artikel 02.05 Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200158 084
Realisatie 200127 952
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 30 132

Toelichting realisatie 2001

Op dit artikel worden de ontvangsten uit het Fes voor een aantal projecten verantwoord. Het verschil tussen de oorspronkelijke raming en de realisatie wordt voornamelijk veroorzaakt doordat van de beschikbare Fes-bijdrage voor EET, Kennis en innovatie, Bedrijventerreinen en de Regeling Experimentele Faciliteiten minder wordt opgevraagd in 2001. Deze middelen schuiven door naar latere jaren.

03.00 Industrie- en dienstenbeleid

Artikel 03.03 Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200113 023
Realisatie 200166 965
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 53 942

Toelichting realisatie 2001

Op dit artikel zijn de ontvangsten uit hoofde van de lening aan NedCar verantwoord evenals de ontvangsten uit verkopen spare-parts. Dat de realisatie veel hoger is dan de raming komt voort uit het feit dat in 2001 de wederzijdse schuldposities tussen VCC, NedCar en EZ zijn verrekend. Zie ook uitgavenartikel 03.08.

Artikel 03.04 Ontvangsten garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2001
Realisatie 2001+ 101
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 101

04.00 Regionaal beleid

Artikel 04.03 Diverse ontvangsten Regionaal Beleid

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2001908
Realisatie 20013 656
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 748

Toelichting realisatie 2001

De mutatie wordt voor EUR 1,8 mln veroorzaakt door niet geraamde ontvangsten uit de verkoop van overtollige gronden bij Beek in verband met het niet doorgaan van de uitbreiding van Maastricht-Aachen Airport.

05.00 Ondernemerschap en marktwerking

Artikel 05.01 Ontvangsten uit borgstellingsregelingen

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200114 158
Realisatie 200114 806
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 648

Toelichting realisatie 2001

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

ArtikelonderdeelOntvangsten
(x EUR1000)geraamdrealisatie
010 Terugbetalingen verliesdeclaraties3 9933 614
030 Rente kmkb/bbmkb91300
040 Provisie verstrekte kredieten10 07410 893
Totaal14 15814 807

Onder terugbetalingen verliesdeclaraties worden onder meer de opbrengsten van schuldregelingen verantwoord en correcties op ingediende verliesdeclaraties. De volgende grafiek geeft de realisaties van de afgelopen jaren weer: kst-28380-29-8.gif

Artikel 05.12 Opbrengst van casino's

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200178 958
Realisatie 200180 638
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 680

Toelichting realisatie 2001

Conform de beschikking casinospelen 1996 komt de netto-opbrengst van de gezamenlijke speelcasino's toe aan de Staat. De ontvangen bedragen betreffen het resultaat over de periode 1 oktober 2000 tot en met 30 september 2001. In 1998 zijn afspraken gemaakt om, ten laste van de netto-opbrengst, het eigen vermogen van Holland Casino in de periode 1999–2002 met EUR 22,7 mln te verhogen tot EUR 45,4 mln. (Kamerstukken II, 1998–1999, 26 200 XIII, nr. 2). In 2001 is het eigen vermogen toegenomen met EUR 7,26 mln. Bij het opstellen van de ramingen was daarmee reeds rekening gehouden. Ultimo 2001 bedraagt het eigen vermogen EUR 41,6 mln. Voor 2002 is gerekend met een verdere uitbreiding van met eigen vermogen met EUR 3,8 mln, waarna de beoogde stand van EUR 45,4 mln ultimo 2002 is bereikt.

Kengetallen Casino's (bedragen in EUR 1 mln)
 artikel (sub)ramingrealisatieverschil
1. Aantal bezoeken alle casino's (in 1 000) 5 7005 932+ 232
2. Gemiddelde opbrengst per bezoek (x EUR)* 0,0150,014–/- 0,001
3a. Totale opbrengst EZ (x EUR 1 mln) **05.127981+ 2
3b. Versterking E.V. (x EUR 1 mln) 7,267,260
4. Aantal casino's 1211–/- 1

* gerelateerd aan netto-bedrijfsresultaat per kalenderjaar;

** opbrengst na inhouding ter versterking van het eigen vermogen; de ontvangen bijdragen kunnen afwijken van het netto-bedrijfsresultaat, omdat de afdracht van het 4e kwartaal pas in het volgend kalenderjaar ontvangen wordt

Het aantal casino's is in 2001 gelijk gebleven. Het casino in Enschede, waarvan geraamd was dat het in 2001 zou openen, zal naar verwachting in juni 2002 worden geopend.

Artikel 05.13 Opbrengst afgifte exploitatievergunningen speelautomaten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20011 588
Realisatie 20011 660
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 72

Toelichting realisatie 2001

De ontvangsten uit de afgifte van exploitatievergunningen speelautomaten en merktekens vloeien voort uit de Wet op de kanspelen. Het toezicht op de wetgeving inzake speelautomaten en de afgifte van merktekens wordt verzorgd door Verispect B.V.. De ontvangsten worden maandelijks ontvangen. De betaling van de maand december wordt eenmalig gedaan in 2002.

Kengetallen speelautomaten
 artikel (sub)ramingrealisatie*verschil
1. Merktekens kansspelautomaten (in aantallen) 7 10011 0003 900
2. Tarief kansspelautomaten (x EUR1000) 0,1320,132 
3. Merktekens casino-automaten (in aantallen) 1 0001 300300
4. Tarief casino-automaten (x EUR1000) 0,1320,132 
5. Merktekens behendigheidsautomaten (in aantallen) 5 0002000– 3 000
6. Tarief behendigheidsautomaten (x EUR1000) 0,0110,011 
7. Verlening exploitatie vergunningen (in aantallen) 800775 
8. Tarief exploitatie vergunningen (x EUR1000) 0,4540,454 
9. Nieuwe exploitatie vergunningen (in aantallen) 4045 
10. Tarief nieuwe exploitatie vergunningen (x EUR1000) 2,2692,269 
11. Totale opbrengst (x EUR 1 mln)05.131,62,10,5

* Op basis van onvolledige gegevens. Enkele gegevens over 2001 zijn nog niet bekend.

Afwijkingen van ca. 10% mogelijk, met name voor wat betreft merktekens.

De verschillen tussen de raming en de realisatie worden veroorzaakt door (een combinatie van) de invoering per 01.01.2002 van de «Nijpels-automaat», waarvoor een nieuw type goedkeuring vereist was en de verwijdering van kansspelautomaten uit de «laagdrempelige» horeca, terwijl die slechts in geringe mate zijn vervangen door de daar wél toegestane behendigheidsapparaten.

Artikel 05.15 Ontvangsten Nederlands Meetinstituut

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20011 067
Realisatie 20015 640
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 4 573

Toelichting realisatie 2001

De aanmerkelijk hogere ontvangsten op dit artikel zijn het gevolg van de in 2000 getekende overname-overeenkomst tussen de TNO en de Staat omtrent de aandelen Holland Metrology. Omdat voor de feitelijke overdracht meer tijd nodig bleek dan voorzien heeft de overdracht in 2001 plaatsgevonden.

Artikel 05.21 Diverse ontvangsten Ondernemerschap en Marktwerking

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20011 361
Realisatie 2001158
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 1 203

Toelichting realisatie 2001

Bij tweede suppletore begroting is de raming bijgesteld als gevolg van de verwachte lagere ontvangsten in 2001.

07.00 Buitenlandse economische betrekkingen en export-bevordering

Artikel 07.01 Ontvangsten BEB

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20011 815
Realisatie 20016 241
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd+ 4 426
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelontvangsten
 ramingrealisatie
010 Ontvangsten gemengde kredieten681516
030 Overige ontvangsten BEB1 1341 470
040 Ontvangsten uit garanties04 254
050 Ontvangsten PSB00
Totaal1 8156 241

Toelichting realisatie 2001

Het grootste deel van de extra ontvangsten ten opzichte van de raming wordt verklaard door ontvangen premies en provenuen voor de SENO- en de GOM- faciliteit. Deze ontvangsten leiden tot hogere uigaven (desaldering) op artikel 07.03 stimulering exportactiviteiten.

Artikel 07.02 Ontvangsten Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2001
Realisatie 2001790
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd+ 790

09.00 Energiebeleid

Artikel 09.01 Inkomsten uit aardgas

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20011 831 457
Realisatie 20012 288 255
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 456 798

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2001

De raming van de gasbaten is zowel in de eerste als tweede suppletore begroting met EUR 212,4 mln verhoogd op grond van actuele gegevens over olieprijs, dollarkoers en afzet. Door de hogere olieprijs en dollarkoers is de realisatie nog eens EUR 32,1 mln hoger geworden.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x EUR1000)
Artikelonderdeelontvangsten
 ramingrealisatie
010 Aardgasbaten MOR Groningen1 270 5851 681 708
020 Aardgasbaten via EBN B.V.1 247 8961 512 436
030 Opbrengsten mijnwetgeving603 528 
031 Winstaandeel 558 405
032 Cijns 134 299
033 Oppervlakterechten 15 622
034 Verkenningsvergunningen 2
040 Dividend Gasunie via EBN5 4455 445
050 Dividend Gasunie3 6303 630
060 Bijdrage aan het Fes– 1 299 627– 1 623 292
Totaal1 831 4572 288 255
Kengetallen aardgasraming
 ramingrealisatieverschil
 Ontwerpbegroting 20012001 
Prijsgegevens   
Dollarkoers0,991,120,13
Olieprijs in dollar per vat24,024,60,6
Hoeveelheidgegevens (mrd m3)   
Nederlandse productie7474
Ontvangsten aardgasbaten (mld EUR)   
Niet belasting middelen   
– EZ-begroting1,8312,2880,457
– FES1,3001,6230,323
Vennootschapsbelasting1,6341,7700,136
Totaal4,7655,6810,916

De storting in het Fonds Economische Structuur (FES) bedraagt 41,5% van de totale niet- belastingmiddelen (EUR 3,911 mld), zijnde EUR 1,623 mld.

Artikel 09.02 Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200167 159
Realisatie 200174 750
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 7 591

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2001

De realisatie op dit artikel beftreft de winstuitkering van EBN B.V. aan de Staat ten behoeve van DSM N.V. Vanwege de koppeling van de gas- en olieprijs neemt bij een stijging van de olieprijs de winst van EBN B.V. toe. Als gevolg hiervan is de raming van de dividenduitkering bij tweede suppletore begroting met EUR 3,6 mln verhoogd. Daarenboven is uiteindelijk nog eens EUR 4 mln extra ontvangen.

Artikel 09.03 Ontvangsten voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200165 480
Realisatie 200173 565
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 8 085

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2001

Per 1 april 2001 is de «Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001» in werking getreden. Op grond van deze wet wijzigt de manier waarop Nederland invulling geeft aan zijn nationale voorraadverplichting. De voorraadverplichting voor het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten (COVA) stijgt met 25%. Dit heeft voor COVA hogere exploitatielasten tot gevolg. Deze worden gedekt door een verhoging van het heffingstarief (EUR 5,99 in plaats van EUR 4,99 per duizend liters).

Bij de eerste suppletore begroting is de raming met EUR 10,3 mln verhoogd. De realisatie is daar iets bij achtergebleven (EUR 2,2 mln).

Ramingskengetallen ontvangsten COVA
 RamingRealisatieVerschil
Heffingsplichtig volume (mln hectoliter)131125– 6
Tarief per hectoliter0,4990,499/ 0,5990,1
raming (x EUR 1 mln)65,4873,578,09

Artikel 09.04 Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V.

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200120 420
Realisatie 200114 931
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 5 489

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de raming met EUR 9,1 mln verlaagd. Voor 2001 was voor dit bedrag een extra dividenduitkering voorzien in verband met een gefaseerde aanpassing naar een meer marktconforme vermogenstructuur bij UCN. Deze uitkering wordt nu pas in 2002 ontvangen.

In 2001 is EUR 3,6 mln meer dividend ontvangen dan verwacht. Bij tweede suppletore begroting is de raming met EUR 3,6 mln aan de realisatie aangepast.

Artikel 09.05 Ontvangsten zoutwinning

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20011 361
Realisatie 20011 676
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 315

Toelichting realisatie 2001

Op basis van de overeenkomst van 13 juli 1918, behorende bij de mijnbouwconcessie voor de winning van zout heeft de Staat over 2000 in 2001 EUR 1,7 mln ontvangen. Dit bedrag is het product van 4,346 mln ton zout á EUR 0,39.

Artikel 09.06 Diverse ontvangsten Energie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x EUR1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2001567
Realisatie 2001443
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 124

Toelichting realisatie 2001

De ontvangsten op dit artikel betreffen met name verrekeningen met Novem in verband met in het verleden teveel betaalde voorschotten. Daarnaast wordt de dividenduitkering van Novem op dit artikel verantwoord.

AGENTSCHAP SENTER

Deze toelichting bevat de balans per 31 december 2001, de rekening van baten en lasten over 2001 en het kasstroomoverzicht 2001 van het agentschap Senter alsmede een toelichting.

1. Missie

Senter is een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken dat overheidsbeleid uitvoert op het terrein van technologie, energie, milieu, export en internationale samenwerking. Doelstelling hierbij is het duurzaam versterken van de positie van het bedrijfsleven en de kennisinstellingen in ons land.

2. Strategie en doelstellingen op hoofdlijnen

Zowel de scheiding van beleid en uitvoering als kwaliteit spelen een centrale rol in het realiseren van de missie van Senter. Dit wordt bereikt door:

• regelingen en programma's correct en efficiënt uit te voeren;

• klantgericht optreden en het kennen van de behoefte van het bedrijfsleven, ook om de beleidsmakers goed te kunnen informeren;

• het realiseren van beleidsdoelen en het meten van effecten daarvan;

• een integere, onafhankelijke en pro-actieve opstelling en een brede focus van de Senter-medewerker;

• het beschikken over deskundige en gemotiveerde medewerkers;

• het investeren in talenten, kennis en netwerken en deze optimaal te mobiliseren;

• het opereren vanuit een internationale scope met een focus op Nederland.

Klanttevredenheid

In 2001 zijn de volgende acties ondernomen om de klanttevredenheid en toegankelijkheid te verhogen:

– Het pilot-project «Elektronisch aanvragen van subsidies» bij de opdracht Innovatieve Onderzoeksprojecten (IOP) is naar tevredenheid afgerond. In 2002 zal het elektronisch aanvragen beschikbaar komen voor meerdere regelingen;

– De website (Senter.nl) is volledig vernieuwd;

– Het algemene adviespunt waar bedrijven terecht kunnen met vragen op subsidiegebied is verder uitgebouwd. Het aantal vragen aan dit adviespunt is verdrievoudigd ten opzichte van 2000;

– Senter heeft wederom continu aandacht gehad voor verkorting van de doorlooptijd van subsidiedeclaraties;

– Om de dienstverlening richting de klanten te optimaliseren wordt steeds meer samengewerkt met andere organisaties zoals NWO, FMO, Novem en Syntens. Ook met organisaties die de klanten vertegenwoordigen (Metaalunie, FME-CWM, MKB-Nederland) is de samenwerking geïntensiveerd.

3. Balans per 31 december 2001

Tabel 1 Balans per 31 december 2001 (vóór resultaatbestemming, in EURO 1 000)
 31-12-200131-12-2000
Activa  
Materiële vaste activa1 6841 634
Onderhanden werk4 3802 886
Debiteuren1 600988
Nog te ontvangen en vooruitbetaald1 112440
Liquide middelen16 07813 370
Totaal Activa24 85419 318
   
Passiva  
Agentschapsvermogen  
* exploitatiereserve1 9941 801
* onverdeeld resultaat1 9482 053
Egalisatierekening4 1524 152
Voorzieningen4 0393 181
Crediteuren2 322924
Overige schulden en nog te betalen kosten10 3997 207
Totaal passiva24 85419 318

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, dan wel op lagere economische bedrijfswaarde onder aftrek van lineaire afschrijvingen. De afschrijvingstermijn is gelijk aan de geschatte economische levensduur van de betreffende activa. Voor automatiseringsgoederen (hardware) is de economische levensduur geschat op drie jaar, voor de overige materiële vaste activa op vijf jaar. In het jaar van investeren wordt met ingang van de maand van ingebruikname afgeschreven. Softwareuitgaven worden direct ten laste van het resultaat gebracht op het moment van ingebruikname. Via out-of-pocketkosten gefinancierde investeringen worden, gezien hun specifieke opdracht-afhankelijkheid, volledig afgeschreven in het jaar van aanschaf.

Tabel 2 Specificatie van de materiële vaste activa (in EURO 1 000)
 automatiseringmeubilairoverigetotaal
Aanschafwaarde3 4291 1541 3365 919
Cumulatieve afschrijvingen– 2 406– 799– 1 081– 4 286
Boekwaarde 1 januari1 0233552551 633*
     
Investeringen1 119242571 418
Investeringen out-of-pocket24 24 
Aanschafwaarde desinvesteringen– 568  – 568
     
Afschrijvingen– 912– 233– 222– 1 367
Afschrijvingen out-of-pocket– 24  – 24
Cum. afschrijvingen desinv. 568 568 
Totaal mutaties2079– 16551
     
Aanschafwaarde4 0041 3961 3936 793
Cumulatieve afschrijvingen– 2 774– 1 032– 1 303– 5 109
Boekwaarde 31 december1 230364901 684

* Verschil met tabel 1 wordt veroorzaakt door omrekening naar Euro.

In 2001 heeft Senter meer geïnvesteerd dan was geraamd. Dit wordt met name veroorzaakt door een overloop van investeringen uit 2000 en investeringen in automatisering in verband met de opwaardering en aanschaf van nieuwe PC's en servers. De desinvesteringen betreffen hardware die is afgevoerd naar de Dienst Domeinen. Deze desinvesteringen waren volledig afgeschreven.

Onderhanden werk

De post onderhanden werk wordt gedefinieerd als de waarde van reeds verrichte, maar nog niet gedeclareerde activiteiten. Onderhanden werk uit hoofde van in behandeling zijnde aanvragen en declaraties of in uitvoering zijnde overige opdrachten, wordt gewaardeerd op de contractuele opbrengstwaarde, in evenredigheid met de geleverde productie en de bestede uren. Met mogelijke verliezen wordt rekening gehouden door het treffen van een voorziening.

Debiteuren

De post debiteuren is gewaardeerd tegen nominale waarde en betreft voornamelijk openstaande vorderingen op opdrachtgevers.

Nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten

De nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. De toename van het saldo nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten wordt met name veroorzaakt door vooruitbetaalde huurkosten en vooruitbetaalde kosten voor opdrachten.

Liquide middelen

Voor de ontwikkeling van de liquide middelen wordt verwezen naar het kasstroomoverzicht.

Agentschapsvermogen

Het agentschapsvermogen bestaat uit een exploitatiereserve en het nog onverdeelde resultaat over 2001. De exploitatiereserve is bedoeld voor het opvangen van algemene bedrijfsrisico's, die voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering van Senter. Overeenkomstig de regeling Vermogensvoorschriften Agentschappen van het Ministerie van Financiën, is de exploitatiereserve gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde totale omzet berekend over de afgelopen drie jaren.

Het nog onverdeelde resultaat over 2001 bedraagt EUR 1,9 mln. Senter heeft bij de secretaris-generaal (SG) van EZ het volgende voorstel tot resultaatbestemming ingediend:

 Voorstel 2001
Resultaatuitkering aan de eigenaar1 724
Toevoeging aan exploitatiereserve224
Totaal1 948

Egalisatierekening

Door de komende nieuwe huisvesting in Den Haag wordt Senter geconfronteerd met aanzienlijke investeringsuitgaven voor bouwkundige aanpassingen, installaties en inrichting. De egalisatierekening dient ter gedeeltelijke dekking van deze uitgaven, die voorzien worden in 2002 en 2003. Op deze egalisatierekening rust een terugbetalingsverplichting aan het moederdepartement indien de gelden niet voor de geoormerkte bestemming gebruikt worden. De terugbetalingsverplichting verloopt recht evenredig met de afschrijvingen van de investeringsgoederen. De hiermee samenhangende vrijval wordt ten gunste van het resultaat gebracht.

Voorzieningen

Voor het treffen van voorzieningen is door Senter een voorzieningenbeleid opgesteld, dat door de SG van Economische Zaken is goedgekeurd.

Voor specifieke risico's die zijn verbonden aan bepaalde activa of passiva of die verband houden met activiteiten van Senter, worden voorzieningen gevormd voor zover deze risico's op balansdatum bekend zijn en voortvloeien uit gebeurtenissen in het verslagjaar of voorgaande verslagjaren.

De samenstelling en het verloop van de voorzieningen waren in 2001 als volgt:

Tabel 3 Samenstelling en verloop voorzieningen (in EURO 1 000)
 voorziening 1 jan 2001dotatieonttrekkingvrijvalvoorziening 31 dec 2001
Personeel869193– 254– 118690
Assurantie eigen risico30879387
Herhuisvesting1 2711 708– 762 903
Informatisering60859– 539– 6959
Euro125– 125
Totaal3 1812 039– 994– 1874 039

Personeel

De voorziening personeel dient ter dekking van in de toekomst ten laste van Senter komende kosten bij schaalverschillen, langdurige ziekte en wachtgeld.

Assurantie eigen risico

Senter kan aansprakelijk worden gesteld indien Senter tijdens de uitvoering van een opdracht verwijtbaar gedrag heeft vertoond of in ernstige mate nalatig is geweest. Deze bepaling geldt niet ten aanzien van het moederdepartement. Bij relevante opdrachtgevers is de aansprakelijkheid contractueel beperkt tot de opdrachtsom van het onderhavige jaar.

De aansprakelijkheid van Senter geldt ook voor de niet-EZ opdrachten die samen met Novem worden uitgevoerd.

Herhuisvesting

Begin 2003 zal de verhuizing plaatsvinden van de Haagse vestiging naar een nieuw kantoorgebouw. Eén van deze uitgaven hierbij is de dubbele huur die Senter moet voldoen vanaf het moment van bouwkundige oplevering tot het moment van afloop van het huurcontract van het huidige pand.

Naast deze dubbele huur heeft de dotatie betrekking op de noodzakelijke toevoeging aan de voorziening herhuisvesting in verband met een geactualiseerde prognose van de te verwachten kosten.

Informatisering

De voorziening informatisering is bestemd voor afronding en implementatie van de nieuwe informatiehuishouding van Senter.

Euro

De voorziening Euro is benut ter dekking van de kosten in het kader van het Eurobestendig maken van de Eurogevoelige systemen en het vervangen van voorlichtingsmateriaal.

Crediteuren

De crediteuren zijn gewaardeerd tegen nominale waarde en betreffen hoofdzakelijk handelscrediteuren. Onder de crediteuren worden ook de nog aan personeelsleden uit te betalen declaraties van reis- en verblijfkosten en dergelijke verantwoord.

De toename van de positie ten opzichte van 2000 wordt met name veroorzaakt door de ultimo 2001 met het moederdepartement nog te verrekenen ambtelijke loonkosten van december 2001 en de eindafrekening van uitgevoerde opdrachten.

Overige schulden en nog te betalen kosten

De overige schulden en nog te betalen kosten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

De toename van deze post wordt grotendeels verklaard door een stijging van de te verrekenen kosten met opdrachtgevers en de nog te betalen resultaatuitkering 2000 aan het moederdepartement.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Hieronder volgt een opsomming van de verplichtingen die uit oogpunt van kostentoerekening niet in de balans zijn opgenomen, maar die vanwege aard en/of omvang wel vermelding behoeven om tot een juist oordeel te kunnen komen over de vermogenspositie van Senter.

Belangrijke financiële verplichtingen

• Senter huurt de benodigde kantoorruimten. Het huurcontract voor de Zwolse vestiging loopt tot 1 februari 2003. De gebruikersvergoeding per 1 januari 2002 bedraagt op jaarbasis circa EUR 0,7 mln. Het huurcontract voor de Zwolse nevenvestiging loopt tot 1 juli 2004. De jaarhuur, inclusief voorschot servicekosten, bedraagt per 1 januari 2002 op jaarbasis circa EUR 0,1 mln.

• Het huurcontract voor de Haagse vestiging loopt tot 31 maart 2003, waarbij de mogelijkheid bestaat om de huurtermijn telkens met één maand te verlengen. De jaarhuur, inclusief voorschot servicekosten, bedraagt per 1 januari 2002 circa EUR 1,6 mln. Op 28 januari 2002 is een huurovereenkomst afgesloten voor de nieuwe Haagse huisvesting «CentreCourt». Deze huurovereenkomst gaat in op 1 oktober 2002 en heeft een looptijd van 10 jaar. De jaarhuur, inclusief voorschot servicekosten en BTW component, bedraagt circa EUR 2,5 mln.

• Senter heeft voor het niet-ambtelijk personeel een detacheringsovereenkomst gesloten met een extern bureau met een opzegtermijn van zes maanden. Over de door dit bureau te hanteren tarieven worden jaarlijks afspraken gemaakt. De kosten van inhuur van personeel bij dit bureau bedragen circa EUR 10,5 mln.

• Senter heeft een contract afgesloten voor cateringactiviteiten voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van zes maanden. De cateringkosten bedragen circa EUR 0,3 mln per jaar.

• Senter heeft in 2001 een overeenkomst afgesloten voor drukwerk. Deze overeenkomst loopt tot 11 april 2004. De jaarlijkse kosten voor drukwerk bedragen circa EUR 0,4 mln.

Voorwaardelijke verplichtingen

• Senter voert in samenwerking met Novem een viertal opdrachten uit. Senter en Novem hebben samenwerkingsovereenkomsten gesloten, waarin is bepaald dat beide organisaties deze opdrachten voor gemeenschappelijke rekening en verantwoording uitvoeren in een 50/50-verhouding. Jegens opdrachtgevers en eventuele derden geldt voor partijen echter een hoofdelijke aansprakelijkheid.

• Samen met Nuffic voert Senter de opdracht Azië-faciliteit uit, waarbij Senter voor de opdrachtgever fungeert als formeel aanspreekpunt en hoofdaannemer. Senter en Nuffic zijn ten opzichte van derden hoofdelijk verbonden voor verplichtingen die door hen zijn aangegaan in het kader van de uitvoering van de opdracht.

4. Rekening van baten en lasten over 2001

Tabel 4 Baten-lastenoverzicht 2001 (in EURO 1 000)
Omschrijving(1) Oorspronkelijk vastgestelde begroting(2) Realisatie(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Omzet moederdepartement30 63036 4505 820
Omzet overige departementen6 9437 922979
Omzet overig6351 092457
Rentebaten204397193
Buitengewone baten
Totaal baten38 41245 8617 449
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personeel30 81234 4543 642
* materieel6 6257 158533
Rentelasten
Afschrijvingskosten   
* materieel1 0891 367278
* immaterieel
Mutatie voorzieningen– 2721 7932 065
Dekking uren interne projecten– 861– 861
Buitengewone lasten22
Totaal lasten38 25443 9135 659
    
Saldo van baten en lasten1591 9481 789

Baten algemeen

Ten tijde van de opstelling van de begroting (medio 2000) waren veel opdrachten voor het jaar 2001 óf nog niet bekend óf nog onzeker waardoor de realisatie hoger is dan de raming. De gerealiseerde omzet is met 19,0% gestegen ten opzichte van de raming.

De in de rekening van baten en lasten opgenomen omzet is exclusief de doorberekende out of pocket kosten. Deze externe opdrachtgebonden kosten (drukwerk, kosten adviescolleges e.d.) worden doorbelast aan de opdrachtgevers.

Omzet moederdepartement

De in 2001 bij EZ gerealiseerde omzet is met EUR 5,8 mln (19,0%) gestegen ten opzichte van de raming. De omzetgroei bij EZ is met name gerealiseerd bij het DG Marktwerking & Energie als gevolg van groei van bestaande opdrachten en bij het DG Ondernemingsklimaat als gevolg van de overgang van de Borgstellingskredietregeling naar Senter.

Omzet overige departementen

De omzet van de overige departementen is in 2001 gestegen met EUR 1,0 mln (14,1%) ten opzichte van de raming. Verantwoordelijk voor deze stijging is de groei van opdrachten van de ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Verkeer & Waterstaat en Buitenlandse Zaken.

Overige omzet

De overige omzet is met EUR 0,5 mln gestegen ten opzichte van de raming. Verantwoordelijk voor deze stijging is de groei van de opdrachten die Senter uitvoert voor de Europese Commissie. Conform verwachting is de omzet van opdrachten die Senter uitvoert voor diverse overige opdrachtgevers afnemend.

Rentebaten

De rentebaten betreffen de over 2001 ontvangen rente over het tegoed op de rekening-courant en de rentevergoeding op de deposito's.

Personele kosten

De hogere realisatie ten opzichte van de raming is hoofdzakelijk het gevolg van de toename van het volume van de omzet. De loonkosten zijn daarbij niet recht evenredig gestegen (11,8%) met het volume van de omzet (19,0%), doordat de inleenkosten zijn gereduceerd.

Senter stelt nieuw personeel meestal aan door tussenkomst van een detacheringbureau. Dit heeft tot gevolg dat bij een omzetgroei veelal een «verslechtering» optreedt van de verhouding tussen ambtenaren en relatief duurdere inleenkrachten. De omzetgroei in 2001 is echter gepaard gegaan met een verbetering van de verhouding Ambtenaar/Inhuur. Hierdoor is de groei van de gemiddelde loonkosten per FTE achtergebleven bij de omzetgroei. De verbetering van de verhouding Ambtenaar/Inhuur is met name bereikt door diverse omzettingsronden waarbij inhuurmedewerkers een ambtelijke aanstelling kregen aangeboden.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn ten opzichte van de raming gestegen met 8,0% en zijn derhalve niet recht evenredig gestegen met de omzet. Een relatief grote toename deed zich voor bij de automatiseringskosten door met name hogere kosten voor licenties. Tevens zijn de out of pocketkosten van interne projecten gestegen door de uitvoering van diverse projecten op het gebied van automatisering.

De afschrijvingskosten zijn hoger dan de raming. Dit wordt veroorzaakt door hogere automatiseringsinvesteringen.

Mutatie voorzieningen

De dotaties aan en de vrijval van voorzieningen in 2001 zijn als volgt te specificeren:

Tabel 5 Mutaties en vrijval voorzieningen (in EURO 1 000)
 realisatie 2001
Dotaties 
Voorziening personeel193
Voorziening assurantie eigen risico79
Voorziening herhuisvesting1 708
Voorziening informatisering59
Totaal dotaties2 039
  
Vrijval 
Voorziening personeel– 118
Voorziening informatisering– 69
 – 187
Voorziening onderhanden werk– 5
Voorziening debiteuren– 54
Totaal vrijval– 246
  
Ten laste van de exploitatie1 793

Dekking uren interne projecten

Tabel 6 Dekking uren interne projecten (in EURO 1 000)
 Realisatie 2001Begroting 2001
BAS– 1750
Euro– 6860
Ten gunste van de exploitatie– 8610

De kosten van extern ingehuurde medewerkers ten behoeve van twee interne projecten zijn in de rekening van baten en lasten ten laste van de post loonkosten verantwoord. Per saldo hebben deze kosten geen invloed op het resultaat, doordat zij deels vanuit de voorzieningen en deels vanuit een Rijksbijdrage (Euro) zijn gefinancierd.

5. Kasstroomoverzicht

Tabel 7 Kasstroomoverzicht 2001 (in EURO 1 000)
 (1) Oorspronkelijk vastgestelde begroting(2) Realisatie(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari9 02113 3704 349
2. Totaal operationele kasstroom2 2464 1501 904
    
3a. -/- totaal investeringen– 318– 1 442– 1 124
3b. + totaal boekwaarde desinvesteringen  
3. Totaal investeringskasstroom– 318– 1 442– 1 124
    
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement– 1 2251 225
4b. + eenmalige storting door moederdepartement
4c. -/- aflossingen op leningen
4d. + beroep op leenfaciliteit
4. Totaal financieringskasstroom– 1 2251 225
5. Rekening courant RHB en overige liquide middelen 31 december (=1+2+3+4)9 72516 0786 353

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de in de verslagperiode gerealiseerde liquiditeitontwikkeling. Het werkelijke saldo per 1 januari 2001 van de rekening courant RHB en overige liquide middelen is EUR 4,4 mln hoger dan begroot. Dit wordt met name verklaard door een lagere afname van de kortlopende schulden in 2000 dan verwacht bij het opstellen van de begroting.

De gerealiseerde operationele kasstroom in 2001 is EUR 1,9 mln hoger dan verwacht. Ten opzichte van de verwachting in de begroting is sprake van een hoger resultaat, een toename van de afschrijvingen, een toename van het onderhanden werk en een toename van de kortlopende schulden.

De gerealiseerde financieringskasstroom wijkt af van de begroting. Dit wordt veroorzaakt doordat de eenmalige uitkering aan het moederdepartement over 2000 nog niet heeft plaatsgevonden. Deze is overigens opgenomen onder de schulden op korte termijn.

Het saldo liquide middelen ultimo 2001 bestaat uit het bij de RHB aangehouden rekeningcourantsaldo van EUR 12,2 mln en de deposito's van EUR 3,9 mln. De hieraan gekoppelde bankrekeningen hebben zowel in 2001 als in 2000 per ultimo boekjaar een saldo van nihil.

8. Overzicht vermogensontwikkeling

Tabel 8 Overzicht Vermogensontwikkeling (in EURO 1000)
 19971998199920002001 begroot2001 realisatie
Eigen vermogen per 1 januari1 6402 3195 9244 8103 8543 854
Saldo van baten en lasten8063 7843 0092 0531591 948
Directe mutaties in het eigen vermogen:      
– uitkering aan moederdep. -– 1 850– 990– 1 860– 1 860
– exploitatiebijdrage door moederdepartement
– overige mutaties– 127– 179– 2 273– 2 019
Eigen vermogen per 31 december2 3195 9244 8103 8542 1533 942

Senter stelt de jaarrekening op vòòr resultaatbestemming. In het jaar daarna wordt het resultaat verdeeld conform de door de SG van EZ goedgekeurde resultaatbestemming.

Het eigen vermogen per 1/1 bevat het onverdeelde resultaat van het voorgaande boekjaar. Het eigen vermogen per 31/12 bevat tevens het onverdeelde resultaat van het huidige boekjaar.

9. Kengetallen

Tabel 9 Gemiddelde personeelsbezetting
 2001 realisatie2001 begroting2000 realisatie1999 realisatie
 fte's%fte's%fte's%fte's%
Ambtelijk33058308622835525355
Inhuur detachering24242191382274520545
Totaal ambtelijk en inhuur572100499100510100458100
Overige inhuur67 58 62 65 
Totaal639 556 572 523 

Senter streeft naar een flexibele bedrijfsvoering om de schommelingen in de omvang van de opdrachtenportefeuille goed te kunnen opvangen. Omwille van deze flexibiliteit wordt een deel van het personeelsbestand extern ingehuurd. Nieuwe medewerkers worden veelal aangetrokken via een detacheringbureau. In 2001 hebben diverse omzettingsronden plaatsgevonden waarbij inhuurmedewerkers een ambtelijke aanstelling hebben gekregen. Dit heeft ertoe geleid dat de gemiddelde verhouding ambtenaar/inhuur ten opzichte van 2000 verbeterd is. Ultimo 2001 bedraagt de verhouding overigens 64:36 en is daarmee nagenoeg gelijk aan de doelstelling.

Tabel 10 Gemiddelde loonkosten per fte (in EURO 1000)
 2001 realisatie2001 begroting2000 realisatie1999 realisatie
 loon-kostenloonk per fteloon-kostenloonk per fteloon- kostenloonk per fteloon- kostenloonk per fte
Ambtelijk16 50150,015 15649,213 68248,311 79446,6
Inhuur17 00755,014 79359,415 29652,914 19952,6
Totaal33 50852,529 94953,828 97850,625 99349,7
Overige pers. kosten946862778621    
Totaal pers. kosten34 45453,930 81155,329 75652,026 61450,9
Opleidingskosten als percentage loonkn2,0% 2,0% 1,9% 1,8% 

In 2001 zijn de gemiddelde loonkosten per fte met 3,4% gestegen ten opzichte van 2000. De ambtelijke loonkosten per fte zijn gestegen met 3,5% hetgeen voornamelijk wordt verklaard door CAO-ontwikkelingen en de reguliere beloningsronde.

Bij het ingeleende personeel is, naast deze kostenstijgingen, ook nog sprake van de verhoging van het BTW-tarief per 1 januari 2001. Deze kostenstijgingen tezamen laten de loonkosten per fte bij ingeleend personeel toenemen met 4,0% ten opzichte van 2000.

De gemiddelde loonkosten per fte zijn echter 2,4% lager uitgevallen dan begroot, opgebouwd uit hogere kosten per fte (1,6%) voor ambtenaren en lagere kosten per fte (– 7,4%) voor ingehuurd personeel. Naast de afname van de inleenkosten worden de lagere kosten ook verklaard door een verbetering van de verhouding ambtenaar/inhuur.

Tabel 11 Omzet per fte (in EURO 1000)
 2001 realisatie2001 begroting2000 realisatie1999 realisatie
 omzetomzet per fteomzetomzet per fteomzetomzet per fteomzetomzet per fte
 45 46471,138 20868,639 60169,236 22869,3

De omzet per fte is in 2001 hoger uitgekomen dan in 2000 (+ 2,7%) en hoger dan de begroting (+ 3,6%). Naast een gemiddelde stijging van de tarieven met 1,0% wordt deze stijging verklaard door een hogere productiviteit van de medewerkers.

Tabel 12 Toegevoegde waarde (TW) per fte (in EURO 1000)
 2001 realisatie2001 begroting2000 realisatie1999 realisatie
 TWTW per fteTWTW per fteTWTW per fteTWTW per fte
 36 94057,830 49454,732 66357,129 34256,1

De toegevoegde waarde wordt berekend door de omzet te verminderen met de materiële kosten, waarbij geabstraheerd wordt van de mutaties in de voorzieningen en de post dekking uren interne projecten. De toegevoegde waarde is het bedrag dat beschikbaar is voor de belanghebbenden bij de organisatie, in casu het beschikbare bedrag voor de beloning van de geleverde prestaties. Hiermee worden bedoeld de beloning van medewerkers voor verrichte arbeid en van de eigenaar voor het verstrekte vermogen.

De toegevoegde waarde per fte geeft een eerste indicatie van de doelmatigheid van Senter (voor inflatiecorrectie en nog zonder meegewogen ontwikkeling van de personele kosten). De in 2001 gerealiseerde toegevoegde waarde per fte ligt nominaal 1,2% hoger dan in 2000. Dit wordt veroorzaakt door de hogere omzet per fte.

Tabel 13 Materiële kosten per fte (in EURO 1000)
 2001 realisatie2001 begroting2000 realisatie1999 realisatie
 materiële kostenmat. ksten per ftemateriële kostenmat. ksten per ftemateriële kostenmat. ksten per ftemateriële kostenmat. ksten per fte
 8 52513,37 71413,86 93812,16 88613,2

Waar het kengetal omzet per fte vooral de doelmatigheidsontwikkeling in personele zin weergeeft, geeft het kengetal materiële kosten per fte vooral de doelmatigheidsontwikkeling in de materiële kosten weer. Voor een betere vergelijking is hierbij geabstraheerd voor de jaarlijks wisselende mutaties in de voorzieningen en de post dekking uren interne projecten.

De materiële kosten per fte zijn in 2001 9,9% hoger uitgevallen dan in 2000, maar liggen nog onder het niveau van de begroting. De groei ten opzichte van 2000 wordt met name verklaard door een stijging van de afschrijvings-, automatiserings- en huisvestingskosten.

Tabel 14 Doelmatigheid (in EURO 1000)
 2001 realisatie2001 begroting2000 realisatie1994 realisatie
Omzet45 46438 20839 60119 240
Gemiddeld tarief524517517541
Voor tariefontwikkeling gecorrigeerde omzet (A)46 93939 98541 43919 240
     
Totale lasten43 91138 25437 89817 903
Mutatie voorzieningen– 1 793– 272– 1 464– 577
Lasten exclusief mutatie voorzieningen42 11837 98236 43417 326
     
Inflatie4,5%3,25%2,6%basisjaar
Voor inflatie    
Gecorrigeerde lasten exclusief mutatie    
Voorzieningen (B)35 44132 30232 03717 326
Doelmatigheidskengetal (C=A/B)132,5%123,8%129,4%111,0%

Het kengetal van de doelmatigheidsontwikkeling geeft uitdrukking aan de kosten die benodigd zijn om de, voor prijseffecten gecorrigeerde, omzet te realiseren.

Per jaar wordt de omzet gecorrigeerd voor de tariefontwikkeling vanaf 1994. Het jaar 1994 is het eerste jaar van Senter als agentschap en geldt als basisjaar. Het gemiddeld ongewogen tarief (zonder rekening te houden met de bezetting) bedroeg toen EUR 541.

Ook de lasten worden gecorrigeerd. Ten eerste wordt gecorrigeerd voor de per jaar sterk wisselende mutaties aan voorzieningen. Vervolgens wordt gecorrigeerd voor de inflatie, wederom met 1994 als basisjaar. Een stijging in het kengetal weerspiegelt een gunstige, een daling een ongunstige ontwikkeling van de doelmatigheid.

Uit de tabel blijkt dat de doelmatigheid in 2001 21,5 procentpunt boven het basisjaar ligt en boven het niveau van 2000 (gestegen met 3,1 procentpunt). De hogere doelmatigheid wordt veroorzaakt doordat de stijging van de lasten, gecorrigeerd voor inflatie, achterblijft ten opzichte van de groei van de omzet.

AGENTSCHAP EVD

Deze toelichting bevat de balans per 31 december 2001, de rekening van baten en lasten over 2001 en het kasstroomoverzicht 2001 van het agentschap EVD.

1. Missie

De EVD heeft als taak de buitenlandse handel en investeringen van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken en te vergemakkelijken. Vanuit deze publieke taak wordt informatie aan bedrijven en intermediaire organisaties verstrekt en worden er voorlichtings-, promotionele en publicitaire activiteiten georganiseerd. De EVD beschikt hiertoe over een professionele informatiearchitectuur voor het verzamelen en verspreiden van informatie, werkt samen met het mondiale postennetwerk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) en beschikt over een brede expertise. Vanuit zijn overheidspositie en publieke taak kan de EVD opereren als neutrale, onafhankelijke partij en kan hij als overheidsdienst in het buitenland vaak deuren openen voor Nederlandse bedrijven die anders gesloten zouden blijven. De EVD richt zich binnen de geldende beleidskaders direct op de behoeften van het Nederlandse bedrijfsleven. Om zo goed mogelijk te kunnen voldoen aan de wensen van de bedrijven worden de producten en diensten voortdurend vernieuwd. Voor die productvernieuwing zijn de ICT-ontwikkelingen cruciaal. De EVD heeft daarin de afgelopen jaren dan ook aanzienlijk geïnvesteerd en zal dat ook in de toekomst blijven doen.

2. Strategie en doelstellingen op hoofdlijnen

De EVD wil de komende jaren zijn positie versterken als centrale overheidsorganisatie voor de internationalisatie van het bedrijfsleven. Om dit te bereiken streeft de EVD onder andere naar een grotere bekendheid bij de doelgroep, een groter bereik van de doelgroep en een grotere klanttevredenheid. Daarnaast streeft de EVD naar het verwerven van meer overheidsopdrachten die mede invulling geven aan de missie van de EVD.

In onderstaand overzicht zijn de doelstellingen die de EVD zich op totaalniveau heeft gesteld geconcretiseerd.

Tabel 1 Doelstellingen
DoelstellingNiveau 1999Niveau 2000Streefcijfer 2001Niveau 2001
Vergroting van de spontane bekendheid11%12%15%13%
Vergroten van de geholpen bekendheid40%45%50%44%
Groter bereik van de doelgroep (ca. 110 000 bedrijven)11%12%15%13%
Vergroten aantal klantcontacten900 0001 000 0001 000 000933 299
Vergroting percentage effectieve klantcontacten (tevredenheid)70%74%77%81%
Vergroting aantal effectieve klantcontacten630 000740 000770 000755 972

De vergroting van de bekendheid en het bereik van de EVD is in 2001 ten opzichte van 2000 gegroeid. De groei is niet zo groot als in de streefwaarden was weergegeven. Het communicatie- en marketingbeleid van de EVD is in 2001 niet, zoals gepland, van meet af aan uitgevoerd, onder andere vanwege vacatures. Met de introductie van een nieuw logo in mei en een nieuwe huisstijl in oktober is het startsein voor een intensivering van de communicatie en marketinginspanningen gegeven.

De realisatie van het percentage voor de klanttevredenheid in 2001 komt boven de gestelde streefwaarde uit. In het bijzonder de dienstverlening door middel van telefonische vraagbeantwoording en de internetsite worden door de Nederlandse bedrijven hoog gewaardeerd.

3. Producten en diensten EVD

De producten van de EVD staan ten dienste van de klant, het bedrijfsleven met exportpotentieel. De kosten daarvan worden in de regel in rekening gebracht bij de opdrachtgever (een ministerie). Een deel van de kosten wordt echter in rekening gebracht bij de klant (het bedrijfsleven). De aan de klant doorberekende kosten worden bepaald aan de hand van het EVD-prijsbeleid. De doelstelling van dat prijsbeleid is een prijsstelling voor de doelgroep te realiseren die recht doet aan de kerntaak van de EVD: bedrijven te stimuleren goed voorbereid buitenlandse markten te betreden. Daartoe geldt voor sommige producten een drempelverlagende prijs, die echter wel zo hoog is dat alleen echt geïnteresseerde bedrijven het product afnemen.

Naast de kosten die de kostprijs bepalen kent de EVD uitgaven die wel betrekking hebben op een product maar in feite doorsluisposten zijn. Het gaat hierbij om de Promotionele Projecten Posten (PPP) -middelen en de bijdrage aan de Stichting tot Bevordering van de Uitvoer (SBU). Met deze budgetten worden de posten in het buitenland en het Netherlands Trade and Investment Office (NTIO) te Taiwan gestimuleerd handelsbevorderende activiteiten te verrichten.

In paragraaf 5 (Rekening van baten en lasten over 2001) worden de producten en diensten nader toegelicht.

4. Balans per 31 december 2001

Tabel 2 Balans per 31 december 2001 (vóór resultaatsbestemming in EURO 1 000)
 31-12-200131-12-2000
Activa  
Materiële vaste activa757449
Onderhanden werk0201
Debiteuren126234
Nog te ontvangen1 0434 295
Liquide middelen7 0131
Totaal activa8 9395 180
   
Passiva  
Agentschapvermogen  
* exploitatiereserve535535
* onverdeeld resultaat1730
Voorzieningen1 4661 134
Lening Min.van Fin. 243449 
Crediteuren1 9090
Nog te betalen4 6133 061
Totaal passiva8 9395 180

Toelichting:

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

De grondslagen voor waardering en resultaatbepaling voor het agentschap zijn gebaseerd op de handleiding agentschappen en de regelingen vermogensvoorschriften en leen- en depositofaciliteit, zoals opgenomen in het Handboek financiële regelgeving, en op de Comptabiliteitswet. Deze eisen vertonen grote gelijkenis met de regels van het Burgerlijk Wetboek 2, titel 9.

Alle activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde tenzij anders vermeld.

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen historische aanschafprijs onder aftrek van lineaire afschrijvingen. De afschrijvingstermijnen bedragen voor aanpassingen aan het gebouw tien jaar, voor het inventaris vijf jaar en voor de hard- en software drie jaar.

In onderstaand overzicht wordt per categorie het verloop van de materiële vaste activa weergegeven:

Tabel 3 Verloop materiële activa (in EURO 1 000)
 inventarishard- en softwaretotaal
Aanschaffingsprijs93577670
Cumulatieve afschrijvingen48173221
Boekwaarde 1/145404449
    
Mutaties boekjaar:   
Investeringen274316590
Boekwaarde verkopen000
Afschrijvingen53229282
Totaal mutaties22187308
    
Aanschaffingsprijs3678931 260
Cumulatieve afschrijvingen101402503
Boekwaarde 31/12266491757

Onderhanden werk

Projecten die in het boekjaar zijn gestart en begrepen zijn in de opdracht voor het volgende boekjaar worden gewaardeerd op basis van de bestede uren maal het uurtarief op basis van nacalculatie en de gemaakte kosten van derden.

Debiteuren

Vorderingen op debiteuren worden gewaardeerd tegen nominale waarde onder aftrek van een per vordering bepaalde voorziening voor mogelijke oninbaarheid. Ultimo 2001 is de voorziening voor oninbare debiteuren nihil.

Het debiteurensaldo betreft de aan derden gefactureerde bedragen voor de verkoop van publicaties en dergelijke en bijdragen aan missies, bijeenkomsten en dergelijke.

Nog te ontvangen

De post «nog te ontvangen» bestaat uit vorderingen op het moederdepartement, te vorderen rente rekening courant RHB, vorderingen op derden, verrekenstukken en vooruitbetaalde kosten.

Tabel 4 Nog te ontvangen (in EURO 1 000)
 31-12-200131-12-2000
Af te rekenen opdracht 2001 DG BEB3930
Af te rekenen opdrachten 2001 Senter300
Vorderingen op EZ4174 295
Vooruitbetaalde kosten1150
Te vorderen rente rekening courant RHB560
Verrekenstukken280
Van derden te vorderen40
Totaal1 0434 295

Liquide middelen

Voor een toelichting op de liquide middelen wordt verwezen naar het kasstroomoverzicht.

Agentschapvermogen

Het vermogen bestaat uit een exploitatiereserve, welke wordt aangehouden ter bestrijding van alle in het risicobeleid genoemde risico's en is volgens de regeling vermogensvoorschriften gemaximeerd op 5% van de gemiddelde omzet over drie realisatiejaren.

Het saldo van het vorige boekjaar wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve met in acht name van de maximale omvang van deze reserve. Als de exploitatiereserve hoger wordt dan 5% wordt het meerdere als kortlopende schuld aan het moederdepartement opgenomen.

De exploitatiereserve bedraagt ultimo 2001 EUR 0,5 mln.

Het resultaat over het boekjaar 2001 bedraagt EUR 0,2 mln. Op basis van het risicobeleid streeft de EVD naar het opbouwen van de maximale exploitatiereserve van 5%. De EVD zal in haar resultaatsbestemmingsvoorstel aan de secretaris-generaal derhalve voorstellen het resultaat over het boekjaar 2001 toe te voegen aan de exploitatiereserve.

Voorzieningen

Voor specifieke risico's die verband houden met activiteiten van de EVD worden voorzieningen gevormd voor zover deze risico's op balansdatum bekend zijn en voortvloeien uit gebeurtenissen in het boekjaar of voorgaande boekjaren. Voorzieningen die verband houden met onderhanden werk of vorderingen worden rechtstreeks daarop in mindering gebracht.

In het risicobeleid is bepaald welke risico's afgedekt worden door voorzieningen. Onder de post voorzieningen is een voorziening personeel opgenomen voor een bedrag van EUR 1,5 mln. Dit bedrag is bedoeld voor de opvang van personele risico's, zoals wachtgeld. In de begroting is uitgegaan van een vast percentage van de loonsom voor een dotatie aan de voorzieningen. In de realisatie is gedoteerd als hier een onderbouwing aan ten grondslag lag in de zin van reëel te verwachten uitgaven in de toekomst.

Tabel 5 Voorziening personeel (in EURO 1 000)
 31-12-200131-12-2000
Stand 1/11 1340
Bij: toevoegingen6991 134
Af: vrijval2860
Af: onttrekkingen810
stand 31/121 4661 134

Lening Ministerie van Financiën

De EVD heeft de overname van de activa bij de start van het agentschap gefinancierd met een lening, gebruik makend van de regeling leen- en depositofaciliteit. De aflossing loopt gelijk met de periode waarin de resterende afschrijvingstermijnen vervallen.

Tabel 6 Lening Ministerie van Financiën (in EURO 1 000)
 hard- en softwareinventaristotaal
Hoofdsom40445449
Schuldrest21726243
Waarvan in volgend boekjaar af te lossen1409149
Rentepercentage5,19%5,27% 
Looptijd3 jaar5 jaar 

Nog te betalen

De kosten van derden voor projecten, die in 2001 nog niet tot betaling zijn gekomen, zijn onder de nog te betalen kosten opgenomen. Niet geraamd zijn de kosten van uren van EVD-ers die reeds aan de betreffende projecten hebben gewerkt. Verder is het verwachte bedrag voor instrumentele uitgaven waarvan de besteding nog niet is verantwoord (door bijvoorbeeld de posten in het buitenland) in deze post opgenomen.

De nog te betalen kosten personeel betreft de opgebouwde vakantierechten van EVD-ers en de afrekening van de loonkosten over december 2001. De afrekening opdrachten 2001 van het Ministerie van BZ betreft het verschil tussen de van BZ ontvangen voorschotten en de werkelijke kosten voor deze opdrachten.

Tabel 7 Nog te betalen (in EURO 1 000)
 31-12-200131-12-2000
Nog te betalen kosten projecten3 5212 673
Nog te betalen kosten personeel344250
Nog te betalen kosten materieel518138
Overige schulden aan derden10
Afrekening opdrachten 2001 BZ2290
 4 6133 061

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Hieronder volgt een opsomming van de verplichtingen die niet in de balans zijn opgenomen, maar die vanwege aard en/of omvang wel vermelding behoeven om tot een juist oordeel te kunnen komen over de vermogenspositie van de EVD.

Huur van kantoorruimte

De jaarhuur bedraagt EUR 0,7 miljoen. Het contract heeft een looptijd van 5 jaar tot en met 2005.

Tijdelijk personeel

De EVD heeft via een detacheringbureau zogenaamd «flexibel personeel» in dienst. De opzeggingstermijn van de daartoe afgesloten contracten varieert van één tot zes maanden. De kosten van inhuur bij dit bureau bedragen thans EUR 1,2 miljoen op jaarbasis.

BTW-regelgeving

Vanwege onduidelijkheid in de regelgeving rond de BTW-verplichtingen op levering van goederen en diensten uit het buitenland heeft de EVD in het verleden van leveranciers facturen ontvangen met uiteenlopende BTW-tarieven. Indien de fiscus bij een eventuele controle zou stuiten op een ten onrechte niet afgedragen BTW-bedrag, zal door de belastingdienst een vordering bij de betrokken leverancier worden ingesteld. Indien en voor zover deze vordering dan oninbaar zal blijken te zijn, bestaat de mogelijkheid dat de verschuldigde belasting alsnog door de EVD zal moeten worden afgedragen. De hoogte van het bedrag bij die eventualiteit is niet benaderbaar.

Loonbelasting bij afvloeiing van personeel

In 2001 is met betrekking tot een medewerker van de EVD een afvloeiingsregeling getroffen. Daarin is een bruto bedrag uitgekeerd onder de voorwaarde dat betrokkene dat bedrag zou aanwenden voor het afsluiten van een pensioenverzekering. Vooralsnog is daarvan aan de EVD geen bewijsstuk beschikbaar gesteld. Indien en voor zover betrokkene niet aan de gemaakte afspraak tegemoet komt, bestaat het risico dat de EVD alsnog loonbelasting en sociale lasten moet afdragen over het uitgekeerd bedrag. Het gaat dan om een bedrag van circa EUR 69 000.

5. Rekening van baten en lasten over 2001

Tabel 8 Baten-lastenoverzicht 2001 (in EURO 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement19 55420 8741 320
Opbrengst overige departementen02 3262 326
Opbrengst derden1 2251 096– 129
Rentebaten22177155
Totaal baten20 80124 4733 672
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten7 1558 5271 372
* directe materiële kosten apparaat9 11011 8432 733
* indirecte materiële kosten apparaat3 5013 225– 276
Rentelasten7123– 48
Afschrijvingskosten   
* materieel459269– 190
* immaterieel000
Dotaties aan voorzieningen214699485
Vrijval voorzieningen0– 286– 286
Totaal lasten20 511*24 3003 789
    
Saldo van baten en lasten290173– 117

* Verschil in telling wordt veroorzaakt door omrekening naar Euro.

Toelichting:

Baten

De omzet en opbrengsten worden gewaardeerd tegen opbrengstwaarde en worden als gerealiseerd beschouwd in de periode waarin de diensten zijn verricht en/of producten zijn geleverd.

Opbrengst moederdepartement

Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat in het eerste agentschapjaar de definities van kengetallen voor een aantal deelprogramma's zijn bijgesteld. Daarnaast zijn de cijfers geactualiseerd naar aanleiding van de door het DG BEB verstrekte opdracht. Dit heeft tot gevolg dat de totale kosten, kostprijzen per product en/of klantcontact voor 2001 bij sommige deelprogramma's afwijken van de ontwerpbegroting 2001. Om die reden is in alle tabellen tevens een kolom opgenomen waarin de cijfers voor 2001 zijn weergegeven op basis van de vernieuwde kengetallen. Op die manier is vergelijking van de verschillende jaren goed mogelijk.

De baten en lasten toegerekend naar de verschillende deelprogramma's geven het volgende beeld:

Tabel 9 Deelprogramma Informatie
Deelprogramma Informatie2001 Ontwerpbegroting12001 Opdracht2001 RealisatieVerschil
Totale kosten (EUR1000)9 25811 15811 20042
Ontvangsten van klanten (EUR1000)533414315– 99
Kostprijs per product (EUR)25134 31973 552– 60 767
Kostprijs per klantcontact (EUR)20,927,711,7– 16

1 De kolom ontwerpbegroting 2001 wijkt af van de ontwerpbegroting 2001 omdat er één deelprogramma is toegevoegd en geschoven is met producten tussen deelprogramma's. De totale kosten komen overeen met de ontwerpbegroting 2001. De cijfers in de kolommen ontwerpbegroting 2001 en opdracht 2001 komen overeen met de in de ontwerpbegroting 2002 gehanteerde cijfers.

De productenlijn van dit deelprogramma is in 2001 gewijzigd. Een aantal producten dat voorheen in hard copy beschikbaar werd gesteld, is nu nog uitsluitend digitaal te verkrijgen via de internetsite van de EVD. Dat betekent een efficiciencyslag op twee manieren: de betrokken producten kunnen goedkoper worden gedistribueerd en een groter aantal klanten wordt ermee bereikt. Tevens is het aantal producten gestegen doordat de EVD van het DG BEB opdracht heeft gekregen bij te dragen aan dossiervorming voor handelsmissies. Het aantal klantcontacten is in dit deelprogramma gestegen door het succes van de internetsite. Daardoor is de kostprijs per klantcontact aanzienlijk lager.

Tabel 10 Deelprogramma Holland Promotie
Deelprogramma Holland Promotie2001 Ontwerpbegroting12001 Opdracht2001 RealisatieVerschil
Totale kosten (EUR1000)1 0851 2651 27914
Kostprijs per product (EUR)2,1210 781106 605– 104 176
Kostprijs per klantcontact (EUR)2,10,60,3– 0,3

1 De kolom ontwerpbegroting 2001 wijkt af van de ontwerpbegroting 2001 omdat er één deelprogramma is toegevoegd en geschoven is met producten tussen deelprogramma's. De totale kosten komen overeen met de ontwerpbegroting 2001. De cijfers in de kolommen ontwerpbegroting 2001 en opdracht 2001 komen overeen met de in de ontwerpbegroting 2002 gehanteerde cijfers.

In de ontwerpbegroting werd voor het aantal producten uitgegaan van het aantal uitgaven van de bladen vermenigvuldigd met de oplage. In de opdracht voor 2001 wordt uitsluitend gekeken naar het aantal uitgaven. Het aantal producten is gestegen doordat de bijdragen van de EVD aan «Holland Horizon» (een blad van BZ) ook worden meegeteld. Het aantal klantcontacten is sterk gestegen vanwege de vele bezoekers van de internetsite (hollandtrade.com) waardoor de kostprijs per klantcontact is gedaald.

Tabel 11 Collectieve marktbewerking
Deelprogramma Collectieve Marktbewerking2001 Ontwerpbegroting12001 Opdracht2001 RealisatieVerschil
Totale kosten (EUR1000)7 9957 6237 206– 417
Ontvangsten van klanten (EUR1000)69266372865
Kostprijs per product (EUR)56 83653 54643 182– 10 364
Kostprijs per klantcontact (EUR)2 0975 3544 784– 570

1 De kolom ontwerpbegroting 2001 wijkt af van de ontwerpbegroting 2001 omdat er één deelprogramma is toegevoegd en geschoven is met producten tussen deelprogramma's. De totale kosten komen overeen met de ontwerpbegroting 2001. De cijfers in de kolommen ontwerpbegroting 2001 en opdracht 2001 komen overeen met de in de ontwerpbegroting 2002 gehanteerde cijfers.

Er zijn minder promotionele activiteiten gerealiseerd, waardoor het aantal producten lager uitkomt. Dit is er tevens de oorzaak van dat de kosten lager uitvallen. Aan de andere kant was voor het product «promotionele projecten DG BEB» een zogenaamde PM post opgevoerd. De realisatie hiervan is wel meegenomen in bovenstaand overzicht waardoor het aantal klantcontacten hoger dan geraamd uitvalt.

Tabel 12 Deelprogramma starters op buitenlandse markten
Deelprogramma Starters op buitenlandse markten2001 Ontwerpbegroting12001 Opdracht2001 RealisatieVerschil
Totale kosten (EUR1000)386355326– 29
Kostprijs per product/klantcontact (EUR)447417371– 46

1 De kolom ontwerpbegroting 2001 wijkt af van de ontwerpbegroting 2001 omdat er één deelprogramma is toegevoegd en geschoven is met producten tussen deelprogramma's. De totale kosten komen overeen met de ontwerpbegroting 2001. De cijfers in de kolommen ontwerpbegroting 2001 en opdracht 2001 komen overeen met de in de ontwerpbegroting 2002 gehanteerde cijfers.

De kosten van de coördinatie van het programma Starters op buitenlandse markten (PSB) waren lager dan in de raming was opgenomen. Bij het opstellen van de opdracht DG BEB werd rekening gehouden met een investering ten behoeve van de ontwikkeling van een extranet om de voortgang van deelnemers aan dit programma op een efficiëntere wijze te kunnen volgen. In het licht van de vertraagde evaluatie en de late beslissing over voortzetting van PSB is hiervan afgezien en zijn verder alle ontwikkel- en promotieactiviteiten in het tweede halfjaar getemporiseerd. Ten opzichte van de planning is een groter aantal exportstrategieën door de betrokken bedrijven opgesteld, waardoor een lagere kostprijs per product en per klantcontact resulteert.

Tabel 13 Individuele Marktbewerking
Deelprogramma Individuele Marktbewerking2001 Ontwerpbegroting12001 Opdracht2001 RealisatieVerschil
Totale kosten (EUR1000)722929838– 91
Ontvangsten van klanten (EUR1000)005353
Kostprijs per product/klantcontact (EUR)3972 063427– 1 636

1 De kolom ontwerpbegroting 2001 wijkt af van de ontwerpbegroting 2001 omdat er één deelprogramma is toegevoegd en geschoven is met producten tussen deelprogramma's. De totale kosten komen overeen met de ontwerpbegroting 2001. De cijfers in de kolommen ontwerpbegroting 2001 en opdracht 2001 komen overeen met de in de ontwerpbegroting 2002 gehanteerde cijfers.

Voorheen werden alle telefonische contacten met bedrijven als product en/of klantcontact gemeten. Na in 2000 ervaring te hebben opgedaan, worden producten en/of klantcontacten pas gemeten indien bedrijfsdossiers worden samengesteld ten behoeve van matchmakingactiviteiten.

Het aantal samengestelde bedrijfsdossiers is sterk gestegen ten opzichte van de verwachtingen. De uitbreiding van het aantal economische steunpunten is hiervan de belangrijkste oorzaak. Dit komt tot uitdrukking in een lagere kostprijs per product en per klantcontact.

Tabel 14
Deelprogramma Promotionele Projecten Posten, SBU, Handelsbevordering door KvK's, Elektronische vierhoek, Senter en DG Ondernemingsklimaat2001 Ontwerpbegroting12001 Opdracht2001 RealisatieVerschil
Totale kosten (EUR1000)1 3331 3641 121– 243
Instrumentele uitgaven (EUR1000)2 6952 7862 750– 36

1 De kolom ontwerpbegroting 2001 wijkt af van de ontwerpbegroting 2001 omdat er één deelprogramma is toegevoegd en geschoven is met producten tussen deelprogramma's. De totale kosten komen overeen met de ontwerpbegroting 2001. De cijfers in de kolommen ontwerpbegroting 2001 en opdracht 2001 komen overeen met de in de ontwerpbegroting 2002 gehanteerde cijfers.

De daling van de kosten voor handelsbevordering door Kamers van Koophandel (KvK) in het buitenland is de belangrijkste oorzaak dat de realisatie lager uitvalt dan geraamd. De omvang van deze «gedelegeerde taak» neemt sedert enkele jaren geleidelijk af vanwege het feit dat de betrokken posten van BZ deze taak weer zelf (kunnen) uitvoeren.

Opbrengst overige departementen

Onder de omzet overige departementen vallen de opdrachten die worden uitgevoerd voor het Ministerie van BZ. BZ geeft opdracht voor de inrichting van een aantal steunpunten in het buitenland voor de bevordering van de internationale handel. Voorheen werd dit niet in de exploitatie van de EVD opgenomen. In verband met de agentschapstatus van de EVD is dit in 2001 wel het geval. Daarnaast is BZ voor 50% opdrachtgever voor de elektronische vierhoek.

Tabel 15 Opbrengst overige departementen
Opbrengst overige departementen2001 Ontwerpbegroting12001 Opdracht2001 RealisatieVerschil
Opdrachten Buitenlandse Zaken    
Elektronische vierhoek (EUR1000)0163114– 49
Steunpunten (EUR1000)002 2122 212

1 De kolom ontwerpbegroting 2001 wijkt af van de ontwerpbegroting 2001 omdat er één deelprogramma is toegevoegd en geschoven is met producten tussen deelprogramma's. De totale kosten komen overeen met de ontwerpbegroting 2001. De cijfers in de kolommen ontwerpbegroting 2001 en opdracht 2001 komen overeen met de in de ontwerpbegroting 2002 gehanteerde cijfers.

Opbrengst derden

De omzet derden betreft de omzet die buiten de Rijksoverheid wordt gerealiseerd en heeft betrekking op bijdragen van bedrijven en instellingen aan promotionele en voorlichtingsactiviteiten en op de opbrengsten uit verkoop van voorlichtingsmateriaal.

Rentebaten

Doordat meer liquide middelen konden worden weggezet op een deposito, zijn de renteopbrengsten hoger dan geraamd.

Lasten

Lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.

Personele kosten

De stijging van de personele kosten ten opzichte van de ontwerpbegroting wordt bepaald door prijs- en volumeontwikkelingen. De prijsontwikkelingen zijn het gevolg van de CAO-verhoging en de reguliere beloningsronde.

De volumeontwikkeling komt tot uitdrukking in een groei van het personeelsbestand. Deze groei is deels een gevolg van de groei van de omzet en deels een gevolg van de agentschapstatus. De agentschapstatus doet een groter beroep op de faciliterende onderdelen van de organisatie dan het geval is bij een gewone buitendienst, zoals een intensiever financieel en personeel beleid en beheer.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn onder te verdelen in directeen indirecte materiële kosten. Directe materiële kosten zijn de kosten ten behoeve van de uitvoering van de deelprogramma's en daaronder vallende producten. In 2001 bedragen deze kosten EUR 11,8 mln. Hiertoe behoren onder andere kosten ten behoeve van de exploitatie van de Netherlands Business Support Offices (NBSO's), kosten in verband met het bevragen van externe databanken, kosten van standbouw, drukkosten en dergelijke. De stijging van de directe materiële kosten wordt met name veroorzaakt door de opdracht van het Ministerie van BZ in 2001 voor de steunpunten (EUR 2,1 mln). Voorts vallen de kosten voor het deelprogramma Informatie EUR 0,7 mln hoger uit dan begroot. Deze kosten blijven wel ruim binnen de grenzen van de opdrachtverlening DG BEB.

Indirecte materiële kosten zijn kosten die niet direct aan een product toe te rekenen zijn. In 2001 bedragen deze kosten EUR 3,2 mln. Dit is circa EUR 0,3 mln lager dan begroot. Belangrijkste oorzaak hiervan zijn ontvangsten over voorgaande jaren met betrekking tot de huisvesting van de EVD.

Dotaties aan voorzieningen

In 2001 is EUR 0,7 mln gedoteerd aan de voorziening voor personele kosten in verband met de opvang van personele risico's.

6. Kasstroomoverzicht

Onderstaand kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Tabel 16 Kasstroomoverzicht 2001 (in EURO 1 000)
 (1) Oorspronkelijk vastgestelde begroting(2) Realisatie(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening courant RHB 1 januari000
2. Totaal operationele kasstroom2 0407 8095 769
    
3a. -/- totaal investeringen– 1 098– 590508
3b. + totaal boekwaarde desinvesteringen000
3. Totaal investeringskasstroom– 1 098– 590508
    
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement– 545– 44996
4b. + eenmalige storting door moederdepartement   
4c. -/- aflossingen op leningen– 391– 206185
4d. + beroep op leenfaciliteit1 429449– 980
4. Totaal financieringskasstroom493– 206– 699
5. Rekening courant RHB 31 december (=1+2+3+4)1 4357 0135 578

Toelichting:

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten plus de afschrijvingen, zoals opgenomen in het verloopoverzicht van de materiële vaste activa. De kortlopende vorderingen zijn met EUR 3,6 mln afgenomen, met name door de afwikkeling van de vorderingen op het moederdepartement, zoals opgenomen in de openingsbalans bij de start van het agentschap. De balanspost voorzieningen is met EUR 0,3 mln toegenomen, zoals weergegeven in het verloopoverzicht van de voorzieningen. Daarnaast zijn de kortlopende schulden met EUR 3,5 mln toegenomen tengevolge van de toename van het saldo van de crediteuren (EUR 1,9 mln) en de toename van de nog te betalen kosten (EUR 1,6 mln).

Voor 2001 stond een investering gepland voor huisvesting. In de oorspronkelijk vastgestelde begroting was het uitgangspunt hiervoor een beroep te doen op de leenfaciliteit. Deze investering heeft in 2001 niet plaatsgevonden. Dit veroorzaakt de afwijkingen in de investerings- en financieringskasstroom ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting.

Het saldo liquide middelen ultimo 2001 bestaat uit het bij de RHB aangehouden rekeningcourant-saldo van EUR 3,8 mln en het termijndeposito van EUR 3,2 mln.

7. Overzicht vermogensontwikkeling

Tabel 17 Overzicht Vermogensontwikkeling (in EURO 1 000)
 19971998199920002001 begroot2001 realisatie
Eigen vermogen per 1 januarinvtnvtnvtnvt535535
Saldo van baten en lasten    290173
Directe mutaties in het eigen vermogen:      
– uitkering aan moederdep.    00
– exploitatiebijdrage door moederdepartement    00
– overige mutaties    00
Eigen vermogen per 31 december    825708

Toelichting:

Het resultaat over het boekjaar 2001 bedraagt EUR 0,2 mln. Op basis van het risicobeleid streeft de EVD naar het opbouwen van de maximale exploitatiereserve van 5%. De EVD zal in haar resultaatsbestemmingsvoorstel aan de secretaris-generaal derhalve voorgestellen het resultaat over het boekjaar 2001 toe te voegen aan de exploitatiereserve.

Bijlage 1 bij de toelichting

Saldibalans per 31 december 2001 van het Ministerie van Economische Zaken

(bedragen x EUR mln)
1)Uitgaven ten laste van de begroting4 021,8 2)Ontvangsten ten gunste van de begroting2 780,6
       
3)Liquide middelen3,1 4)Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding931,7
       
    4a)Interne reserve Inpres8/Seno/Gom298,3
       
5)Uitgaven buiten begrotingsverband5,6 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband19,9
8)Extra-comptabele vorderingen1 527,9  8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen1 527,9
       
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden3,3 9)Extra-comptabele schulden3,3
       
10)Voorschotten2 845,8 10a)Tegenrekening voorschotten2 845,8
       
11a)Tegenrekening garantieverplichtingen2 767,5 11)Garantieverplichtingen2 767,5
       
12a)Tegenrekening openstaande verplichtingen2 846,5 12)Openstaande verplichtingen2 846,5
       
13)Deelnemingen2 372,8 13a)Tegenrekening deelnemingen2 372,8
 TOTAAL16 394,3  TOTAAL16 394,3

Toelichting op de saldibalans per 31 december 2001.

1) Uitgaven ten laste van de begroting (EUR 4 021,8 mln.).

Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven.

Verrekening van de begrotingsuitgaven 2001 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

2) Ontvangsten ten gunste van de begroting (EUR 2 780,6 mln.).

Deze post betreft de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2001 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

3) Liquide middelen (EUR 3,1 mln.).

De post liquide middelen is als volgt opgebouwd:

saldo 31-12-01(x EUR1000)
Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ0
Saldo liquide middelen overige kasbeheerders1 920
Saldo rekening-courant TWA/CBIN1 200
Totaal3 120

4) Rekening-courant RHB (EUR 931,7 mln.).

De rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding geeft de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 2001 van genoemd Ministerie en is opgebouwd uit het saldo van de reguliere rekening-courant.(EUR 1 230,0 mln credit) en het saldo van de rekening-courant betreffende de Interne reserve (EUR 298,3 mln debet). Bij de vaststelling van dit saldo is rekening gehouden met de valutaposten 2001 welke door de Rijkshoofdboekhouding in 2002 zijn verwerkt, maar gevaluteerd zijn op 2001.

4a) Interne reserve (EUR 298,3 mln).

De Interne reserve is bestemd om eventuele toekomstige betalingen uit hoofde van verstrekte garanties in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de Garantiefaciliteit Opkomende Markten en SENO-faciliteit mogelijk te maken. In 2001 is de Interne reserve van de Garantiefaciliteit Opkomende Markten toegenomen met EUR 43,4 mln. In de begrotingswet 2001 (artikel 5) is de mogelijkheid tot het aanhouden van deze reserve opgenomen.

5) Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen) (EUR 5,6 mln.).

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. De nadere specificatie van deze post is als volgt:

saldo 31-12-01(x EUR1000)
a) Vorderingen op andere ministeries3 990
b) Intra-comptabele vorderingen EZ op derden1 150
c) Intra-comptabele vorderingen diensten435
d) Totaal5 575

Het bedrag van EUR 1,150 mln is het saldo van te ontvangen bedragen van de Europese Gemeenschap van EUR 0,521 mln. vermeerderd met een groot aantal kleinere vorderingen. Het bedrag van EUR 0,435 mln betreft de openstaande vorderingen van EZ diensten.

6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden) (EUR 19,9 mln.).

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die aan derden moeten worden betaald. De specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen is als volgt:

Saldo 31-12-01(x EUR1000)
a) Schulden aan andere ministeries6
b) Intra-comptabele schulden EZ aan derden8 069
c) Intra-comptabele schulden diensten11 805
Totaal19 880

Het bedrag van EUR 8,069 mln. betreft met name de per 31 december af te dragen loonbelasting en premies sociale lasten. De intra-comptabele schulden van de diensten betreffen met name een depot van octrooigemachtigden bij het Bureau voor de Industriële Eigendom.

8) Extra-comptabele vorderingen (EUR 1 527,9 mln.). 8a) Tegenrekening extra-comptabele vorderingen (EUR 1 527,9 mln.).

De extra-comptabele vorderingen worden bij ontvangst ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt. Het verloop van de extra-comptabele vorderingen in 2001 binnen EZ was als volgt:(x EUR 1 mln)

 (x EUR 1 mln)
Stand vorderingen eind 2000 1 695,3
Bij:In 2001 ontstane vorderingen51,8 
 Bijgeschreven dividend/rente12,3 
   64,1
   1 759,4
Af:Ontvangsten127,0 
 Ontvangen dividend/rente35,8 
 Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding68,7 
   231,5
Stand vorderingen eind 2001 1 527,9

Uit het bovengenoemd verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt dat het bedrag van de definitief buiteninvorderingstelling/kwijtschelding in 2001 EUR 68,7 mln. bedraagt. Dit bedrag is als volgt over de onderstaande begrotingsartikelen verdeeld:

(x EUR 1 mln)
Art. 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologie stimulering0,4
Art. 02.03 Internationale en algemene technologie stimulering0,1
Art. 02.04 Overheidsaanschaf. en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking0,1
Art. 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk27,8
Art. 05.03 Borgstellingsregelingen40,3
Totaal68,7

De extra-comptabele vorderingen zijn per hoofdbeleidsterrein, het agentschap Senter, NMa en IZ onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid) van de vorderingen. (x EUR1000).

Vorderingsoortdirect opeisbaarop termijn opeisbaargeconditioneerdniet invorderbaartotaal
Omschrijving
Algemeen4 7751 228 6 003 
Ind. en Alg. Techn. Beleid329 39321 264143 789174 478
Industrie- en Dienstenbeleid1 914287 221289 135  
Regionaal Beleid1 79968120 1864 45927 125
Diensten MKB en Ordening4023 0634 0331607 658
Buitenl. Ecn. Betr. en Exp.77628 915107 72313 214150 628
Energiebeleid9 36134 2292 63446 224 
BBV51 51  
Senter42 118346 745427 034385816 282
Nma3 2176 87110 088  
Dir. IZ 246 246 
Totaal62 531392 185908 561164 6411 527 918

De kolom direct opeisbare vorderingen van het voorgaande overzicht is op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom. (x EUR1000)

Art.Omschrijving<200020002001totaal
01.01Apparaatskosten EZ162 7812 788
01.15Adviescolleges  1010
01.55Bijdrage aan Senter  3838
02.02Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering  3232
04.01Bijdrage t.b.v. Rom's 1111 
04.08Bevord. Region. bedr. invest.1 767201 787 
05.22Bijdrage Nederlands Meetinstituut  1717
07.03Stimulering exportactiviteiten 13762775
09.02Duurzame energie  5959
 Winstuitkering Senter  1 9401 940
 Verispect (speelautomaten)  385385
 Mijnwetheffingen  9 3029 302
 BBV  5151
 Senter  42 11942 119
 Nma11133 1033 217
Totaal1 8793360 61962 531

Onderstaand worden per categorie, vorderingen die in verhouding tot het totaal van de vorderingen een grote omvang hebben, nader toegelicht. Per post is aangegeven aan welk artikel de vordering is gekoppeld.

Direct opeisbare vorderingen (x EUR1000)

Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ (EUR 2 788)

De aan dit artikel gerelateerde vorderingen hebben met name betrekking op de extra-comptabele vorderingen van het CBS (EUR 2002), personele vorderingen (EUR 690) en vorderingen van het CPB (EUR 79).

Artikel 04.08 Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking (EUR 1 787)

De vorderingen van voor 2000 betreft een drietal direct opeisbare vorderingen, groot EUR 1 470, EUR 240 en EUR 76, die ontstaan zijn in het kader van de IPR. De definitieve vaststelling van deze subsidies is het onderwerp van een beroepsprocedure.

Artikel 09.00 Mijnwetheffing (EUR 9 302)

Dit betreft de per 31 december 2001 nog te ontvangen bedragen uit hoofde van verleende vergunningen in het kader van de mijnwet.

Winstuitkering Senter (EUR 1 940)

Dit betreft de nog door Senter aan EZ te betalen resultaatuitkering over 2000.

Op termijn opeisbare vorderingen (x EUR1000)

Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ (EUR 1 157)

Deze vordering betreft het saldo van de in het kader van de PC-financieringsregeling aan EZ-medewerkers verstrekte gelden.

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van industriële ontwikkeling (EUR 6 807)

Dit betreft o.a. een in het kader van dit begrotingsartikel aan het Marin verstrekte lening.

Artikel 03.05 Steun scheepsbouw (EUR 1 815)

Deze vordering heeft betrekking op een aan NESEC verstrekte lening.

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten (EUR 17 304)

Dit betreft een op termijn opeisbare en inbare vordering inzake door EZ verstrekte kredieten in het kader van de stimulering van exportactiviteiten die door de NIO wordt geadministreerd en beheerd.

Geconditioneerde vorderingen (x EUR1000)

Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V. (EUR 281 548)

In het kader van de NedCar-deal is door de Staat een achtergestelde renteloze lening verschaft ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe automodellen bij NedCar. Per saldo resteert nog een leningbedrag van EUR 242 824. Daarnaast heeft de Staat nog een vordering op NedCar van per saldo EUR 38 724 uit hoofde van de zogenaamde spareparts concessionfee.

Artikel 04.09 Regio-programma's (EUR10 437)

Dit betreft een in het kader van dit begrotingsartikel verstrekte achtergestelde lening aan de LIOF.

Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa (EUR 98 256)

Dit bedrag is gestort op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding ten behoeve van de dekking van de uitvoering van de investeringsfaciliteit door de NIB.

Artikel 09.12 Garanties energiebeleid (EUR 30 060)

Deze vordering betreft een een zogenaamde regres-vordering aan de Nederlandse Pijpleiding Maatschappij (NPM), die is ontstaan uit een afgegeven garantie. Enerzijds heeft dit betrekking op rente- en aflossingsverplichtingen en anderzijds op de overige exploitatiekosten.

Niet invorderbare vorderingen (x EUR1000)

Artikel 02.11 Garanties technologiebeleid (EUR 142 322)

Betreft het restant vorderingsbedrag van een aangesproken garantie die is afgegeven in het kader van de ontwikkelings-financiering van een drietal vliegtuigtypen. Van de totaal ingediende vordering is een bedrag van EUR 66,8 mln. door de curatoren erkend. Hiervan was ultimo 2000 EUR 10,7 mln. ontvangen. In 2001 is een bedrag van EUR 10,9 mln. ontvangen. Een bedrag van EUR 3,9 mln. wordt door de curatoren betwist. Voor een bedrag van EUR 93,3 mln. is de vordering niet erkend.

Vorderingen van het agentschap Senter (x EUR1000)

Vorderingen Senter (EUR 816 282)

Het merendeel van de vorderingen van Senter heeft betrekking op de Regeling Technische ontwikkelingskredieten. Deze regeling wordt uitgevoerd door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» product te ontwikkelen waarvan de terugbetaling afhankelijk is van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks wordt bijgeschreven. Het type lening is ruwweg te verdelen in 1/3 geslaagde projecten, 1/3 lopende projecten en 1/3 niet geslaagde projecten. De onder direct opeisbare (EUR 36 302) en op termijn opeisbare (EUR 216 834) opgenomen bedragen hebben betrekking op de geslaagde projecten. Het restant (EUR 433 668), «lopende en niet geslaagde projecten» is opgenomen onder de geconditioneerde vorderingen.

Daarnaast heeft een bedrag van EUR 120 057 betrekking op vorderingen inzake door de banken verstrekte kredieten in het kader van de borgstellingsregelingen MKB, waarvan inmiddels bekend is dat deze naar alle waarschijnlijkheid niet zullen worden terugontvangen.

Vorderingen van het NMa (x EUR1000)

Vorderingen NMa/DTe (EUR 10 088)

Dit betreft de door het NMa opgelegde boetes en lasten onder dwangsom (EUR 6 871) en de inning van de door de vergunninghouders verschuldigde bijdrage van 60% in de totale kosten van DTe (EUR 3 217).

9 ) Extra-comptabele schulden (EUR 3,3 mln.). 9a) Tegenrekening extra-comptabele schulden (EUR 3,3 mln.).

Dit betreft met name de extra-comptabele schulden van het CBS (EUR 2,9 mln.) en het Bureau voor de Industriële Eigendom (EUR 0,2 mln.). Het restant van de extra-comptabele schulden (EUR 0,2 mln.) betreft de zogenaamde mijnschadevoorzieningen.

10) Voorschotten (EUR 2 845,8 mln.). 10a) Tegenrekening voorschotten (EUR 2 845,8 mln.).

Op deze rekening staat het saldo van de vooruitbetalingen (voorschotten). Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van de subsidie danwel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening van de einddeclaratie. In 2001 is voor EUR 510,4 mln. aan voorschotten afgerekend.

Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:

Overzicht openstaande voorschotten EZ (x EUR 1 mln.)
 KerndepartementSenterTotaal
Stand per 31 december200120002001200020012000
Ontstaansjaar     
< 1998573,5695,217,552,6591,0747,8
1998197,7246,221,258,8218,9305,0
1999258,8388,376,0149,2334,8537,5
2000457,6688,5153,1212,4610,7900,9
2001859,2 231,2 1 090,4 
Totaal2 346,82 018,2499,0473,02 845,82 491,2

Toelichting op voorschotten groter dan EUR 22,7 mln. en/of voorschotten van vóór 1998.

Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter (EUR 55,9 mln.).

Dit betreft voorschotten van Directoraten-Generaal aan Senter in verband met opdrachten voor de uitvoering van subsidieregelingen. Een bedrag van EUR 37,4 mln. is verstrekt ten laste van de begroting 2001.

Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering (EUR 257,6 mln.).

Op dit artikel worden langlopende verplichtingen verantwoord waarvan de looptijd nog niet is verstreken. Als gevolg hiervan staat er nog EUR 32,4 mln. aan voorschotten open van vóór 1998.

In 2001 is EUR 104,4 mln. als voorschot betaald. Van het totaal aan voorschotten op dit artikel heeft EUR 99,1 mln. betrekking op regelingen die door Senter worden uitgevoerd en EUR 46,5 mln. betreft regelingen die door NOVEM worden uitgevoerd.

Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering (EUR 51,1 mln.).

Van deze voorschotten is EUR 38,5 mln. in 2001 betaald. Een voorschot van EUR 1,0 mln. van vóór 1998 is nog niet afgerekend. Het bedrag van EUR 51,1 mln. bevat EUR 21,3 mln. voorschotten van Senter.

Artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking (EUR 18,5 mln.).

Van het voorschotbedrag van EUR 18,5 mln. is EUR 4,7 mln. betaald ten laste van de jaren vóór 1998. Het betreft langlopende verplichtingen die met name door het Ministerie van Defensie worden afgewikkeld.

Artikel 02.05 Syntens (EUR 40,3 mln.).

De voorschotten in verband met de bijdragen voor 2000 en 2001 aan Syntens staan nog open.

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling (EUR 12,6 mln.).

Een bedrag van EUR 7,3 mln. betreft voorschotten aan STW. Hiervan is EUR 3,3 mln. betaald vóór 1998.

Artikel 02.07 Internationale ruimtevaart programma's (EUR 26,8 mln.).

Hierop is een bedrag van EUR 0,3 mln van vóór 1998 nog niet afgerekend.

Artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart (EUR 103,7 mln.).

Dit betreft met name voorschotten aan het NIVR en militaire vliegtuigontwikkeling. Vóór 1998 is EUR 27,5 mln. als voorschot verstrekt aan het NIVR. De militaire vliegtuigontwikkeling heeft EUR 59,0 mln. als voorschot ontvangen.

Artikel 02.09 Speur en ontwikkelingswerk (EUR 64,6 mln.).

De voorschotten op dit artikel zijn betaald door Senter. Het betreft langlopende verplichtingen waarvan de looptijd in principe nog niet is verstreken. Een bedrag van EUR 3,7 mln. is verstrekt vóór 1998.

Artikel 02.12 Technologische infrastructuur (EUR 92,6 mln.).

Op dit artikel staat nog EUR 1,4 mln. aan voorschotten open van vóór 1998. De overige voorschotten zijn grotendeels (EUR 59,3 mln.) in 2001 betaald.

Artikel 02.13 Projecten gefinancieerd uit het Fonds economische structuurversterking (EUR 68,1 mln.).

Van het openstaande voorschot heeft EUR 11,5 mln. betrekking op de jaren vóór 1998. In 2001 is EUR 18,7 mln. aan voorschotten ten laste van de begroting gebracht.

Artikel 03.05 Steun scheepsbouw (EUR 31,5 mln.).

Op dit artikel is een voorschot van EUR 23,4 mln. in 2001 betaald als onderdeel van de steunverlening aan de scheepsbouwindustrie.

Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige (EUR 20,7 mln.).

De voorschotten in verband met de apparaatskosten 2001 aan de ROM's staan nog open. Verder staan uit de periode vóór 1998 nog voorschotten open ten bedrage van EUR 15,9 mln. voor de financiering van de NOM en BOM.

Artikel 04.04 Voorwaardenscheppend beleid (EUR 2,1 mln.).

De voorschotten hebben betrekking op twee langlopende projecten waarvan de afwikkeling op korte termijn wordt verwacht. De betalingen zijn voor het grootste gedeelte (EUR 2,0 mln.) in de periode vóór 1998 verricht.

Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie (EUR 9,0 mln.).

Van dit bedrag is EUR 7,1 mln. vóór 1998 bevoorschot.

Artikel 04.08 Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking (EUR 133,0 mln.).

Er staat nog EUR 25,9 mln. aan voorschotten open uit de jaren vóór 1998. Het betreft langlopende verplichtingen waarvan in de meeste gevallen de looptijd nog niet is verstreken.

In 2000 en in 2001 is EUR 95,1 mln. aan voorschotten ten laste van de begroting gebracht.

Artikel 04.09 Regio-programma's (EUR 254,6 mln.).

Ten behoeve van het ISP is EUR 136,6 mln. aan voorschotten verstrekt. Een bedrag van EUR 30,3 mln. is betaald vóór 1998. Aan EFRO-cofinanciering is EUR 83,4 mln. betaald. Hiervan is EUR 58,2 mln. uitgegeven vóór 1998. In het kader van PNL is EUR 16,0 mln. betaald in de jaren vóór 1998.

De voornoemde programma's hebben veelal betrekking op langlopende verplichtingen.

In totaal is EUR 104,6 mln. vóór 1998 aan voorschotten verstrekt op dit artikel.

Artikel 04.10 Investeren in stedelijke en regionale economische ontwikkeling (EUR 130,1 mln.).

Onder dit artikel worden voorschotten verstrekt voor de BOB- en Stireaprojecten. Het betreft langlopende verplichtingen aan gemeenten die in de komende jaren zullen worden afgerekend.

Er staat nog EUR 13,9 mln. open van vóór 1998.

Artikel 04.11 Toeristisch beleid (EUR 56,7 mln.).

Op dit artikel staan met name nog niet afgewikkelde voorschotten over de begrotingsjaren 2000 en 2001 open.

Artikel 05.08 Bijdrage aan technostartersfondsen (EUR 1,4 mln.).

Dit bedrag is geheel vóór 1998 bevoorschot.

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten (EUR 46,6 mln.).

Dit betreft voorschotten die door Senter zijn verstrekt en de Garantiefaciliteit Opkomende Markten. Er staat nog een voorschot van EUR 4,5 mln open van vóór 1998.

Artikel 07.04 Bijdrage aan het agentschap EVD (EUR 23,1 mln.).

Dit bedrag is geheel ten laste van de begroting 2001 gebracht.

Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa (EUR 123,0 mln.).

De openstaande voorschotten hebben betrekking op langlopende hulpprogramma's. Afrekening vindt plaats ná afloop van deze programma's. Er staat nog EUR 32,5 mln. open van vóór 1998.

Van het openstaand bedrag van EUR 123,0 mln. is EUR 81,7 betaald door Senter.

Artikel 07.07 Economische samenwerking en kennisoverdracht (EUR 29,8 mln.).

Van dit bedrag is EUR 23,9 mln. door Senter betaald.

Artikel 09.05 Energieonderzoek Centrum Nederland (EUR 123,5 mln.)

Onder dit artikel worden voorschotten verstrekt aan ECN projecten. Het betreft lange termijn energieonderzoeken die in de komende jaren zullen worden afgerekend.

Artikel 09.13 Compensatie kolenvergasser Demkolec (EUR 163,5 mln.).

Dit bedrag is geheel ten laste van de begroting 2001 gebracht.

Diverse artikelen NOVEM (EUR 804,2 mln.).

Ultimo 2001 staat er in totaal een bedrag van EUR 804,2 mln. uit op de Novem als nog af te rekenen voorschotten, waarvan EUR 46,5 mln. betaalbaar is gesteld ten laste van artikel 02.02.

Het restant van EUR 757,7 mln. werd uitbetaald ten laste van diverse artikelen binnen hoofdbeleidsterrein 09 Energiebeleid. Van dit laatste bedrag heeft EUR 296,3 mln. betrekking op openstaande voorschotten van vóór 1998. Een en ander is het gevolg van de wijze waarop de programma-overeenkomsten worden afgerekend. Afrekening met EZ vindt pas plaats nadat de laatste bijdrage van het programma door Novem aan een derde is verstrekt.

11) Garantieverplichtingen (EUR 2 767,5 mln.). 11a) Tegenrekening garantieverplichtingen (EUR 2 767,5 mln.).

Dit betreft de garantieverplichtingen die door EZ zijn aangegaan. Het verloop van de garantieverplichtingen in 2001 was als volgt:

(x EUR 1 mln)
Saldo garantieverplichtingen tot en met 20002 530,1 
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 323,8 
Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 2001+ 651,6 
  2 857,9
Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 2001 – 90,4
Saldo garantieverplichtingen ultimo 2001 2 767,5

Circa de helft van dit bedrag (EUR 1 312 mln.) betreft de garanties van de borgstellingsregeling BBMKB (art. 05.03). Het uitstaande garantiebedrag voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer EUR 356 mln. en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer EUR 227 mln. Aan verliesafdekking is ruim EUR 14 mln. betaald.

De ander helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 2001 bestaat uit garanties exportactiviteiten/Oost-Europa (art 07.03 en 07.05) EUR 528 mln. en COVA/Stadsverwarming (art 09.12) EUR 908 mln.

Ten opzichte van 31 december 2000 zijn de garantieverplichtingen met EUR 237 mln. toegenomen.

Deze toename is het resultaat van de toename van de garantieverplichtingen met betrekking tot de BBMKB (EUR 115 mln.), de garanties ten behoeve van exportactiviteiten/Oost-Europa (EUR 72 mln.) en de toename van de garantieverplichtingen COVA/Stadsverwarming/Demkolec (EUR 193 mln.), verminderd met de afname van de garantieverplichtingen met betrekking tot de auto-ontwik-keling (art. 03.08) met EUR 72 mln., de garantieverplichtingen PPM (art. 03.09) met EUR 4 mln. en het vervallen van de garantieverplichting met betrekking tot de Industriefaciliteit (art. 03.12) groot EUR 68 mln.

In de artikelsgewijze toelichting worden de garanties afzonderlijk toegelicht.

12) Openstaande verplichtingen (EUR 2 846,5 mln.). 12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen (EUR 2 846,5 mln.).

Het verloop van de verplichtingen in 2001 was als volgt:

(x EUR 1 mln)
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 20002 854,4 
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 168,5 
Bij: Aangegane verplichtingen in 2001+ 4 155,4 
  6 841,3
Af: Betalingen op verplichtingen in 2001 – 3 994,8
Saldo garantieverplichtingen ultimo 2001 2 846,5

Dit saldo is opgebouwd uit een bedrag van EUR 2 706,0 mln aan verplichtingen binnen begrotingsverband en EUR 140,5 mln. aan verplichtingen buiten begrotingsverband.

Omvangrijke negatieve bijstellingen.

In 2001 is het saldo verplichtingen voor circa EUR 168,6 mln naar beneden bijgesteld.

In onderstaande tabel zijn de belangrijkste bijstellingen per artikel opgenomen.

Art.Omschrijving(x EUR 1 mln)
02.02Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering– 21,8
02.09Speur- en ontwikkelingswerk– 22,7
02.03Internationale en algemene technologiestimulering– 5,1
02.12Technologische infrastructuur– 4,6
04.08Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking– 4,0
09.01Energiebesparingstechnologie– 13,6
09.07CO2-reductie– 34,8
 Verplichtingen buiten begrotingsverband– 13,7

13) Deelnemingen (EUR 2 372,8 mln.). 13a) Tegenrekening deelnemingen (EUR 2 372,8 mln.).

Het verloop van deze post over 2001 was als volgt:

(x EUR 1 mln)
Stand saldibalans ultimo 2000 424,5
– Mutaties 2001:  
– Twinning Holding B.V+ 4,5 
– Energiebeheer Ned. B.V.+ 1 243,4 
– Correctie Energiebeheer Ned. B.V.– 129,2 
– TenneT TSO B.V.+ 835,4 
– Sarrane B.V.+ 0,1 
– Holland Metrology– 5,9 
  +1 948,3
Stand saldibalans ultimo 2001 2 372,8

Energiebeheer Ned. B.V.

De aandelen EBN zijn in 1989 door de Staat verkregen van DSM tegen ruil van niet royeerbare certificaten van aandelen EBN waaraan winstrecht van DSM op de winst van EBN was gekoppeld. Er is niet voor de aandelen betaald aan DSM, het economisch bezit bleef aan DSM. Een en ander blijkt ook uit het financieel jaarverslag 1989 van EZ. Er zijn volgens dit verslag geen uitgaven ten laste van de begroting verantwoord. Een en ander betekent dat de beginstand 2001 ten onrechte een betaald bedrag EBN van EUR 129,2 mln. bevat. In de administratie is dan ook een bedrag van EUR 129,2 mln. teruggeboekt.

In 2001 zijn vooruitlopend op de aanpassing van het zogenaamde «Gasgebouw» door Economische Zaken de certificaten Energiebeheer Nederland B.V. van DSM overgenomen. Aan deze certificaten was het winstrecht van DSM ten aanzien van aardgasbaten gekoppeld. Vanaf 2002 ontvangt DSM geen verdere baten meer uit aardgas.

TenneT TSO B.V. en Sarrane B.V.

Conform de in de Tweede Kamer geuite wens, is in de Overgangswet Elektriciteitsproductiesector vastgelegd dat de belangen in het landelijk hoogspanningsnet vooralsnog slechts in handen kunnen zijn van de Staat. In dat verband heeft de Staat in 2001 alle aandelen TenneT en Saranne verworven van NV NEA (voorheen NV SEP).

Holland Metrology

Ontwikkelingen op het terrein van de meteorologie noopten Holland Metrology tot een strategische heroriëntatie. Verregaande integratie of samenwerking met een (inter)nationaal opererend bedrijf werd wenselijk geacht. TNO was daarvoor een goede keus. Het vervreemden van de aandelen past in het overheidsbeleid inzake staatsdeelnemingen en door Holland Metrology bij TNO onder te brengen werd de continuïteit van de onderneming veilig gesteld.

Bijlage 2 Administratieve lasten

Administratieve lasten rijksbreed

Bij het terugdringen van de administratieve lasten (AL) heeft EZ een rol als systeemverantwoordelijke. Ieder ministerie is zelf verantwoordelijk voor de eigen regelgeving. EZ is kaderscheppend en zorgt dus, in overleg met de andere ministeries, voor de infrastructuur. EZ geeft invulling aan zijn rol door middel van maandelijks plenair overleg alsmede frequent bilateraal overleg met de departementale coördinatoren, het formuleren van formats voor voortgangsrapportages en actieprogramma's en sinds kort ook een interdepartementale Stuurgroep op hoog ambtelijk niveau.

Er zijn drie actielijnen te weten voorgenomen regelgeving, bestaande regelgeving en ICT.

Voorgenomen regelgeving

Het Adviescollege Toetsing administratieve lasten (Actal) heeft tot taak het kabinet en (desgevraagd) de Tweede en Eerste Kamer te adviseren over hoe bij ontwerp-regelgeving de gevolgen voor AL in beeld zijn gebracht (inclusief het overwegen van eventuele alternatieven). Een belangrijk wapen van Actal als extern, onafhankelijk orgaan is gelegen in de publiciteit: alle adviezen worden openbaar (in geval van wetten en AMvB's bij indiening van de ontwerp-regelgeving bij de Tweede Kamer, in geval van ministeriële regelingen gelijktijdig met de publicatie in de Staatscourant). In het afgelopen jaar heeft Actal over 71 dossiers advies uitgebracht; 34 door Actal (in 2001 of eerder) uitgebrachte adviezen zijn inmiddels openbaar.

Bestaande regelgeving

Naar aanleiding van het advies van de Commissie-Slechte beschikt elk ministerie sinds mei 2000 over een jaarlijks te actualiseren actieprogramma om de AL van bestaande regelgeving te reduceren. De ministeries rapporteren zelf aan de Tweede Kamer over de voortgang in het kader van hun departementale rekening/jaarverslag. Actal kan desgewenst zijn mening geven over de departementale actieprogramma's, nadat deze zijn vastgesteld.

De departementale voortgangsrapportages over AL zijn op 22 mei 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden. Zoals gebruikelijk droeg EZ daarbij zorg voor een beschouwing over het geheel.

ICT

Met instemming van het kabinet heeft Actal in het afgelopen jaar tevens een bijdrage geleverd aan het bevorderen van ICT-toepassingen ter reductie van AL. Zo nam Actal, samen met EZ, BZK en de Raad voor Centrale Ondernemersorganisaties het voortouw voor een invitational conference op 3 september 2001 die ten doel had te komen tot een meer gerichte samenhangende aanpak van de toepassing van ICT voor AL-reductie voor het bedrijfsleven. De nadruk lag bij die conferentie vooral op de convergentie van projecten op dit terrein en de regie van het proces. De conferentie leidde onder meer tot het instellen van een breed platform waarin naast de meestbetrokken ministeries ook diverse belanghebbende organisaties uit het bedrijfsleven participeren. Het platform moet zorgdragen voor informatie-uitwisseling, draagvlak, visie en afspraken over rollen en implementatie. Eerder reeds was een Regiecommissie ingesteld waarin Rijksoverheid en uitvoeringsinstanties zorgdragen voor het afstemmen van projecten en het formuleren van een toekomstperspectief. Tussen beide gremia is er regelmatig overleg.

De conferentie leidde onder meer tot het instellen van een platform op hoog niveau waarin betrokken overheden en bedrijfsleven elkaar regelmatig op de hoogte houden en waar nodig gezamenlijke activiteiten kunnen ontplooien.

Europese regelgeving

Om een beter beeld te krijgen van het aandeel van Europese regelgeving in het totaal van de AL heeft EZ in het najaar van 2001 opdracht gegeven tot een extern onderzoek. Annex aan dat onderzoek wordt tevens een casestudie verricht naar de invloed van amendementen op de hoogte van AL van nieuwe regelgeving. Onderwerp van die casestudie vormen de Gaswet en de Elektriciteitswet. De uitkomsten van beide studies komen in de eerste helft van 2002 beschikbaar.

Stand van zaken

De Kamerbrief van 11 oktober 2001 (Kamerstukken 2001–2002 24 036, nr. 229), naar aanleiding van de motie-Ravestein (3 juli 2001) geeft per ministerie een volledig overzicht van de besparingen die sinds 1994 zijn gerealiseerd alsmede de stand van zaken en uitkomsten ter zake van de nulmetingen.

Eerst wanneer alle nulmetingen zullen zijn gerealiseerd, kan namelijk een volledig beeld worden gegeven van de omvang van de AL op Rijksniveau, en kunnen de bereikte besparingen in het juiste perspectief worden geplaatst. Tot op dat moment wordt voor het volgen van de ontwikkeling uitgegaan van de cijfers uit een partiële berekening van EIM uit 1994. Het EIM heeft de ontwikkeling sedertdien, op basis van die partiële bestandsopname, becijferd op een reductie in reële termen – dat wil zeggen geschoond voor de effecten van inflatie en toename van het aantal ondernemingen en werkzame personen – met 6,2% (per 2000) vergeleken met een situatie zonder AL-beleid. De beoogde macro-economische lastenreductie van 25% ten opzichte van 1994 vereist dan ook dat alle ministeries daar naar optimaal vermogen aan blijven bijdragen. Dat de bereidheid daartoe over de hele linie bestaat, blijkt uit de hierboven aangehaalde Kamerbrief van 11 oktober jl. Daarin is namelijk tevens een actieprogramma gepresenteerd voor een AL-reductie met bijna EUR 410 mln in 2002, verspreid over diverse ministeries en onderwerpen.

Andere overheden

Ter zake van decentrale overheden en supranationale organen beschikt het Rijk over slechts beperkte mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de administratieve lasten. Niettemin tracht het Rijk voortdurend, in samenwerking met die andere organen, ook daar tot reductie te komen. Op het vlak van decentrale overheden kan in dit verband worden genoemd het MDW-project Servicegerichte Overheid. Op internationaal vlak participeerde Nederland in een high level group die ten doel had voorstellen te doen tot vereenvoudiging van Europese regelgeving. Eind 2001 heeft deze groep zijn rapport aangeboden aan de Top van Laken. Een ander gremium waarin Nederland participeerde was de werkgroep inzake (versterking van) het European Business Test Panel.

Administratieve lasten EZ

Een belangrijk onderdeel van de departementale actieprogramma's is een nulmeting van de bestaande regelgeving, volgens een onderling afgestemde definitie en methodologie (overeenkomstig het MISTRAL-model). De nulmeting van de EZ-regelgeving is per juni 2001 gereedgekomen. Uit deze nulmeting blijkt dat bij EZ in totaal 12 wetten leiden tot AL met een totaalbedrag van circa EUR 56 mln. Ten opzichte van 1994 betekent dat een reductie met 40%, voornamelijk als gevolg van deregulering van de vestigingswetgeving en de gewijzigde wetgeving inzake winkeltijden. Van de resterende regelgeving met AL op EZ-terrein vloeit een zeer belangrijk deel – omstreeks driekwart – rechtstreeks voort uit supranationale (veelal EU-) verplichtingen. De mogelijkheden om tot een verdere reductie op het EZ-beleidsterrein te komen zijn daardoor zeer beperkt; niettemin is EZ blijvend op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Zo is EZ nauw betrokken bij het project Elektronische Dienstverlening van de (gezamenlijke) Kamers van Koophandel; de voortgang van dat project ligt op koers.

Op het domein van het CBS is sinds 1994 eveneens een reductie met 40% (gemeten in zogeheten «ondernemersuren») bereikt. Overigens leiden supranationale statistiekverplichtingen, waarbij het CBS niet meer dan een uitvoerende rol heeft, tot een toenemende opwaartse druk op de administratieve lasten op het CBS-domein.

Een overzicht van de uitkomsten voor EZ:

RegelgevingAL (x mln EUR)
Handelsregisterwet25,372
Vestigingswet0,224
Mijnwetgeving1,336
Wet voorraadvorming Aardolieproducten0,040
Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma0,055
Wet op het Consumentenkrediet*0,802
Waarborgwet4,893
Ijkwet1,366
In- en Uitvoerwet6,896

*de beleidsverantwoordelijkheid voor deze wet is inmiddels overgedragen aan het Ministerie van Justitie.

Voor een drietal wetten konden, gegeven de nog te beperkte ervaring van het bedrijfsleven met de betreffende wet, de administratieve lasten slechts indicatief worden aangegeven op basis van enkele casestudies:

RegelgevingAL (x mln EUR)
Gaswet5,5
Elektriciteitswet10,3
MededingingswetNog geen verantwoorde aggregatie mogelijk

Uiterlijk in 2003 zal voor deze wetten een aanvullende nulmeting plaatsvinden.

Standaardkostenmodel

EZ beschikt sinds kort over een CD Rom waarmee de gevolgen voor de administratieve lasten bij beleidswijzigingen, zoals het vervallen van verplichtingen of wijziging van belangrijke parameters, kunnen worden doorgerekend.

Overzicht realisatie voornemens 2001
RegelgevingBereikte AL-reductie
Inwerkingtreding Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001circa EUR 13 000 (circa 33%)
Mededingingswet: verhoging drempel voor fusiecontroleEUR 450 000
In- en uitvoerwet: wijziging EU-verordening: een gedeelte van de dual use goederen kan voortaan vrij binnen de EU worden verhandeld.p.m.

XNoot
1

Door een octrooi-aanvraag met een verzoek om een internationaal nieuwheidsonderzoek eerst in Nederland in te dienen, kan de aanvrager beoordelen of indiening van de aanvraag bij het EOB zinvol is. Als dit zo is en de aanvraag ook wordt ingediend bij het EOB, is het nieuwheidsonderzoek reeds uitgevoerd. Het EOB verleent dan een restitutie aan EZ.

XNoot
1

BBR contourenschets, 17 juli 2001 (Kamerstukken II, 26 643/26 387, nr 31).

Naar boven