28 371
Wijziging van de Wet op de Loonbelasting 1964 in het kader van administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten (Aansluitingswet Walvis)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD1

I VOORSTEL VAN WET

Ten opzichte van de oorspronkelijke tekst is een wijziging van artikel 22a, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 ingevoegd.

De wijziging in artikel 24a, tweede lid, aanhef, Wet op de loonbelasting 1964 is aangepast. De oorspronkelijke tekst luidde:

Tabelloon is het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

In dit artikel is de wijziging in het tweede lid, onderdeel b, onder 3° gewijzigd. De oorspronkelijke tekst luidde: de beloningen die in de regel slechts eenmaal of eenmaal per jaar worden toegekend en die begrepen zijn in het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

Aan de wijzigingen van het tweede lid, onderdeel b, zijn tevens 4° en 5° toegevoegd.

De wijziging van het vierde lid van dit artikel is aangepast. De oorspronkelijke tekst luidde:

Eindheffingsloon is het loon in de zin van artikel 31.

De wijziging van artikel 31, eerste lid, Wet op de loonbelasting 1964 is aangepast. De oorspronkelijke tekst luidde:

In het eerste lid wordt de zinsnede «de in het tweede lid genoemde en bedoelde bestanddelen van het loon (eindheffingsbestanddelen)» vervangen door: het eindheffingsloon.

De wijzigingen in het tweede lid zijn aangepast. De oorspronkelijke tekst luidde:

In het tweede lid wordt in de aanhef «Eindheffingsbestanddelen zijn» vervangen door:

Eindheffingsloon bestaat uit de volgende bestanddelen. Voorts wordt na onderdeel g, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel g door een puntkomma, voor de laatste volzin een onderdeel ingevoegd, luidende:

h. overige niet tot de vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen behorende vergoedingen en verstrekkingen voorzover deze per maand niet meer belopen dan € 200, behoudens ingeval de inhoudingsplichtige verzoekt met betrekking tot dat loon het eerste lid niet toe te passen.

Het ingevoegde zesde lid is gewijzigd. De oorspronkelijke tekst luidde:

In afwijking in zoverre van artikel 13 wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel h, en het derde lid, onderdeel a, onder 5°, de waarde van niet in geld genoten loon gesteld op de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend.

In het artikel is tevens een nieuw tiende lid ingevoegd. Hierdoor wordt het in de oorspronkelijke tekst tot tiende lid vernummerde negende lid, het elfde lid.

Tot slot is een twaalfde lid toegevoegd. Hiermee is de laatste volzin van het huidige tweede lid in een afzonderlijk lid geplaatst.

II MEMORIE VAN TOELICHTING

In paragraaf 4, vijfde alinea, onder 2, luidde de zinsnede «ZW, WW, WAO-uitkeringen en uitkeringen ingevolge de Wet arbeid en zorg worden bij fictie tot het SV-loon gerekend» oorspronkelijk:

ZW, WW en WAO-uitkeringen worden bij fictie tot het SV-loon gerekend.

In paragraaf 5 ontbrak de laatste volzin van onderdeel d in de oorspronkelijke tekst.

In paragraaf 6, luidde de tweede alinea oorspronkelijk:

In de visie van het kabinet leidt dit tot de volgende drie hoofdregels:

1. Het SV-loon wordt in beginsel met behulp van de tijdvaktabel in de heffing betrokken.

2. Over de overige beloningen wordt zoveel mogelijk geheven in de vorm van eindheffing.

Uitgangspunt hierbij zal zijn dat de overige beloningen die geen sterk draagkrachtverhogend karakter hebben zoveel mogelijk als eindheffingsbestanddeel worden aangewezen. De eindheffingsbestanddelen worden limitatief in de wet opgesomd en zijn voor de werkgever duidelijk als zodanig (her)kenbaar.

3. Loon dat niet volgens hoofdregel 1 of 2 in de heffing wordt betrokken, valt onder de loonheffing met toepassing van de tabel bijzondere beloningen.

In ad a, van paragraaf 6, luidde de zinsnede «ZW, WW, WAO-uitkeringen en uitkeringen ingevolge de Wet arbeid en zorg worden bij fictie tot het SV-loon gerekend» in de vijfde regel, oorspronkelijk: ZW, WW en WAO-uitkeringen worden bij fictie tot het SV-loon gerekend.

De tweede alinea onder het kopje «Eindheffing van de werkgever,» in paragraaf 6 ontbrak in de oorspronkelijke tekst.

In paragraaf 8, tweede alinea ontbrak de laatste volzin in de oorspronkelijke tekst.

De toelichting bij artikel I, onderdeel A, ontbrak in de oorspronkelijke tekst.

De toelichting bij artikel I, onderdeel B, was in de oorspronkelijke tekst opgenomen onder artikel l, onderdeel A.

De toelichting op artikel 24a, tweede lid, luidde oorspronkelijk:

In het tweede lid wordt bepaald dat het tabelloon in eerste instantie bestaat uit het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. Hiermee wordt aansluiting gezocht met Walvis. In het algemene deel van de toelichting is evenwel aangegeven dat een volledige aansluiting zoals hier bedoeld, zou leiden tot een aantal onbedoelde gevolgen. Daarom is er voor gekozen het SV-loon te corrigeren met een aantal bestanddelen. In het algemene deel is uitgewerkt waarom deze bestanddelen gekozen zijn.

De toelichting bij artikel I, onderdeel C, was in de oorspronkelijke tekst opgenomen onder artikel I, onderdeel B. De zinsnede «Uit de voorgestelde tekst blijkt dat de tijdvaktabel van artikel 25 alleen van toepassing is op het tabelloon,» luidde oorspronkelijk:

Opgenomen wordt dat de tijdvaktabel van artikel 25 alleen van toepassing is op het tabelloon.

De toelichting bij artikel I, onderdeel D, was in de oorspronkelijke tekst opgenomen onder artikel I, onderdeel C. In de oorspronkelijke tekst was voor de derde volzin opgenomen:

Door deze wijziging komen het bestaande tweede, derde en vijfde lid van artikel 26 te vervallen.

De toelichting bij artikel I, onderdeel E, was in de oorspronkelijke tekst opgenomen onder artikel I, onderdeel D.

In de toelichting bij het tweede lid van artikel 31 was na de laatste volzin in de oorspronkelijke tekst opgenomen:

De administratieve lasten worden in gunstige zin beïnvloed door het opnemen van beide posten in de eindheffing. De werkgever kan ervoor kiezen deze beloningen niet individueel in de heffing te betrekken. Hij kan inschatten in hoeverre een werknemer of een groep van werknemers de grens van € 200 zullen benaderen. Bij werknemers of groepen van werknemers die deze grens niet zullen benaderen, hoeft de werkgever niets individueel bij te houden maar kan hij ervoor kiezen de eindheffing toe te passen.

In de toelichting bij het zesde lid van artikel 31 luidde de zin «In het nieuwe zesde lid wordt geregeld dat ten aanzien van «overige niet tot de vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen behorende vergoedingen en verstrekkingen» de waarde in het economische verkeer bepalend is, tenzij op grond van artikel 13, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 nadere waarderingsregels zijn gesteld.» oorspronkelijk:

In het nieuwe zesde lid wordt geregeld dat ten aanzien van «overige niet tot de vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen behorende vergoedingen en verstrekkingen» de waarde in het economische verkeer bepalend is.

De toelichtingen bij het tiende lid, het elfde lid en het twaalfde lid van artikel 31, ontbraken in de oorspronkelijke tekst.

Bijlage II ontbrak in de oorspronkelijke tekst.


XNoot
1

Wijzigingen van redactionele aard zijn niet opgenomen.

Naar boven