27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

S VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 mei 2018

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 hebben kennisgenomen van de Voortgangsrapportage van de Nederlandse bijdrage in de strijd tegen ISIS die op 13 april jl. naar de Kamer is gestuurd. In deze Voortgangsrapportage geeft de regering tevens antwoord op de door de leden van de SP-fractie gestelde vragen van 5 februari jl. Het lid van de OSF-fractie sloot zich bij deze vragen aan. Naar aanleiding hiervan is op 1 mei 2018 een brief met enkele nadere vragen gestuurd aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

De Minister heeft op 8 mei 2018 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken

Den Haag, 1 mei 2018

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) hebben kennisgenomen van de Voortgangsrapportage van de Nederlandse bijdrage in de strijd tegen ISIS die op 13 april jl. naar de Kamer is gestuurd. In deze Voortgangsrapportage geeft de regering tevens antwoord op de door de leden van de SP-fractie gestelde vragen van 5 februari jl. Het lid van de OSF-fractie sloot zich bij deze vragen aan.

De beantwoording van deze vragen in de Voortgangsrapportage geeft de leden van de SP-fractie aanleiding tot het stellen van enkele nadere vragen.

Algemeen

De leden van de SP-fractie merken op dat de regering in de Voortgangsrapportage van 13 april jl. stelt dat met deze brief tevens de vragen van de leden van de SP-fractie van 5 februari 2018 zijn beantwoord, maar dat op verschillende vragen niet of slechts onvolledig wordt ingegaan. Graag zouden de leden van SP-fractie deze vragen alsnog expliciet beantwoord zien.

Volkenrechtelijk mandaat

Ten eerste de vraag naar onder welke condities aan het criterium van de proportionaliteit als grondslag van het volkenrechtelijke mandaat niet langer voldaan zou worden. De regering spreekt in haar brief van dagelijkse aanvallen. De door de leden van de SP-fractie gestelde vraag was of er een niveau (intensiteit) te specificeren is waaronder volgens de regering niet langer aan het proportionaliteitscriterium voldaan kan worden. Zou dat bijvoorbeeld kunnen zijn als er niet langer sprake is van dagelijkse maar van wekelijkse of maandelijkse aanvallen. Kan de regering dit nader preciseren? Kan de regering aangeven in hoeverre aanvallen vanuit Syrië op het grondgebied van Irak recentelijk zijn toe- dan wel afgenomen?

Onbeantwoorde vragen

Voorts zouden de leden van de SP-fractie nog graag een antwoord willen ontvangen op de volgende eerder gestelde vragen.

Kan de regering een inschatting geven van het aantal nieuwe ontheemden dat is ontstaan door de intensivering van de strijd gedurende het afgelopen half jaar in zowel Irak als in Syrië, en met name als gevolg van de strijd om de steden Mosul en Raqqa?

Welk effect heeft volgens de regering het militaire optreden van de coalitie tot dusverre gehad op het vermogen van ISIS om haar gedachtegoed te verspreiden en op de dreiging van terroristische aanslagen door ISIS?

De regering stelt dat het een doeleinde is om de ideologische slagkracht van ISIS aan te tasten. Kan de regering aangeven hoe de verlenging van de militaire missie hier precies aan bij gaat dragen?

Is de dreiging verminderd naar het oordeel van de regering sinds het begin van de militaire acties?

Denkt de regering dat het voortzetten van de missie de terroristische dreiging zal doen afnemen? Zo ja, waar is dat dan op gebaseerd?

Kan de regering aangeven in hoeverre de berichtgeving (vanuit diverse bronnen) klopt dat sinds het aantreden van de regering Trump het aantal burgerslachtoffers door de bombardementen op Irak en Syrië is toegenomen?

Toezegging

Ten slotte merken de leden van de SP-fractie op dat in de Voortgangsrapportage van 13 april jl. gesproken wordt over toezeggingen gedaan aan de Tweede Kamer maar dat helaas geen gewag gemaakt wordt van de toezegging gedaan aan de Eerste Kamer, welke betrekking had op informeren van de Eerste Kamer naar mogelijk door Nederlandse militairen veroorzaakte burgerdoden.

De leden van de SP-fractie vinden de informatie die hierover verstrekt wordt in de brief van 13 april jl. erg summier. Is hiermee de Eerste Kamer in dezelfde mate geïnformeerd als de Tweede Kamer? Of is er meer informatie die gedeeld kan worden in het kader van de aan de Eerste Kamer gedane toezegging? De leden van de SP-fractie zouden in ieder geval graag willen weten waarom er in geen geval aanleiding was tot verder onderzoek.

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) zien de antwoorden van de regering graag tegemoet voorafgaand aan het geplande Mondeling Overleg van dinsdag 15 mei 2018, zodat de antwoorden van de regering bij dit Mondeling Overleg kunnen worden betrokken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, J.G. Vlietstra

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2018

Middels deze brief geef ik, mede namens de Minister van Defensie en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, antwoord op de nadere vragen die zijn gesteld door de SP-fractie van de Eerste Kamer naar aanleiding van de Voortgangsrapportage over de «Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS» van 13 april jl.

Volkenrechtelijk mandaat

  • 1. De regering spreekt in haar brief van dagelijkse aanvallen. De door de leden van de SP-fractie gestelde vraag was of er een niveau (intensiteit) te specificeren is waaronder volgens de regering niet langer aan het proportionaliteitscriterium voldaan kan worden. Zou dat bijvoorbeeld kunnen zijn als er niet langer sprake is van dagelijkse maar van wekelijkse of maandelijkse aanvallen. Kan de regering dit nader preciseren?

    Acties ter zelfverdediging moeten op basis van het internationaal gewoonterecht voldoen aan de eis van proportionaliteit. Deze eis betekent dat de uit te voeren acties naar aard, omvang en intensiteit in verhouding dienen te staan tot deze aanval. De acties mogen niet verder gaan dan nodig om de gewapende aanval af te slaan. Het is niet mogelijk om in algemene zin uitspraken te doen over wanneer wel of niet aan deze eis is voldaan. Dit kan alleen per geval worden afgewogen op basis van enerzijds de aard, omvang en intensiteit van de gewapende aanval op een specifiek moment en anderzijds de voorgenomen actie om die gewapende aanval te stoppen. Volgens het kabinet staat de inzet van Nederlandse militairen op dit moment nog in voldoende mate in verhouding tot de aanvallen van ISIS op Irak.

  • 2. Kan de regering aangeven in hoeverre aanvallen vanuit Syrië op het grondgebied van Irak recentelijk zijn toe- dan wel afgenomen?

    De grens tussen Syrië en Irak is poreus en de capaciteit om de grens te bewaken is beperkt. Zoals aangegeven in de Voortgangsrapportage van 13 april jl. (Kamerstuk 27 925 Q) is ISIS daardoor nog bijna dagelijks in staat strijders en wapens van Syrië naar Irak te verplaatsen. De aard van de gewapende aanvallen van ISIS is echter veranderd. Waar deze voorheen voornamelijk plaatsvonden binnen de context van reguliere oorlogsvoering gebeurt dat nu vanuit een ondergrondse insurgency.

Onbeantwoorde vragen

  • 3. Kan de regering een inschatting geven van het aantal nieuwe ontheemden dat is ontstaan door de intensivering van de strijd gedurende het afgelopen half jaar in zowel Irak als in Syrië, en met name als gevolg van de strijd om de steden Mosul en Raqqa?

    Zoals aangegeven in de Voortgangsrapportage van 13 april jl., zijn als gevolg van het offensief in Mosul meer dan een miljoen mensen in Irak gevlucht. Het offensief om Raqqa had als gevolg dat bijna 2 miljoen mensen ontheemd raakten. Het VN-bureau voor de coördinatie van humanitaire zaken (OCHA) geeft aan dat er in 2017 in Raqqa 295.000 mensen ontheemd zijn geraakt als gevolg van de intensivering van het offensief op ISIS. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) meldt dat er door de gevechten in Mosul 816.000 mensen ontheemd zijn geraakt sinds oktober 2016. In totaal zijn er in Syrië momenteel nog 6.6 miljoen mensen ontheemd, en in Irak 2.2 miljoen.

  • 4. Welk effect heeft volgens de regering het militaire optreden van de coalitie tot dusverre gehad op het vermogen van ISIS om haar gedachtegoed te verspreiden en op de dreiging van terroristische aanslagen door ISIS?

    Zoals aangegeven in de artikel 100-brief van 11 september 2017 (Tweede Kamerstuk 27 925 nr. 615), de «Beschouwingsbrief» van 24 november (Tweede Kamerstuk 27 925 nr. 616) en de Voortgangsrapportage van 13 april 2018, is er mede dankzij de Nederlandse inzet veel voortgang geboekt in de strijd tegen ISIS. Als gevolg hiervan lijkt ISIS niet meer in staat om op te treden als reguliere strijdkracht. Ook bezit het nagenoeg geen grote gebiedsdelen of kritieke infrastructuur meer. Hierdoor is ISIS minder goed in staat om destabiliserende acties uit te voeren.

    De dreiging van ISIS is echter nog niet verdwenen. ISIS vormt nog altijd een aanzienlijke factor van instabiliteit in Irak en Syrië. Waar de groepering in het najaar van 2017 nog beschikte over grofweg twaalfduizend strijders, is dat aantal de afgelopen periode teruggelopen naar enkele duizenden. Het aantal strijders is de afgelopen maanden echter weer iets toegenomen.

    Door de militaire voortgang die de coalitie boekt in de strijd wordt ISIS gedwongen om de eigen propaganda te wijzigen. Dit verzwakt de overtuiging en kracht van de ideologische boodschap. Zonder een fysiek terrein kan bijvoorbeeld een boodschap over een Kalifaat niet meer worden uitgedragen. Illustratief is de verandering in de oproep om af te reizen naar Syrië en Irak voor de deelname aan de strijd, die is opgevolgd door een oproep dit niet te doen en een «bijdrage te leveren» vanuit de huidige woonplaats (zoals Europa). Van de mogelijke terugkeer van Syrië- en Irakstrijders naar Europa, of de mogelijke relocatie van strijders naar andere gebieden, gaat een langetermijndreiging uit. Zij kunnen deel (gaan) uitmaken van nieuwe transnationale gewelddadige jihadistische netwerken. Om deze reden zet de anti-ISIS coalitie zich, naast de militaire inzet ook in op civiele sporen zoals communicatie, foreign terrorist fighters (FTF) en financiën (zie ook het antwoord op vraag 7).

  • 5. De regering stelt dat het een doeleinde is om de ideologische slagkracht van ISIS aan te tasten. Kan de regering aangeven hoe de verlenging van de militaire missie hier precies aan bij gaat dragen?

    Zie het antwoord op vraag 4.

  • 6. Is de dreiging verminderd naar het oordeel van de regering sinds het begin van de militaire acties?

    Zoals gesteld in de artikel 100-brief van 11 september 2017 blijven alle landen die deelnemen aan de anti-ISIS coalitie een doelwit voor terroristische aanslagen. Tegelijkertijd is het een gegeven dat het verdrijven van ISIS uit Irak en Syrië de capaciteit van ISIS om aanslagen te plegen heeft aangetast.

    Zoals bij het antwoord op vraag 4 reeds gesignaleerd is de dreiging na het militair verslaan van ISIS niet weg. Van de terugkeer van Syrië- en Irakstrijders naar Europa, of de mogelijke relocatie van strijders naar andere gebieden, gaat een hernieuwde en lange termijndreiging uit. Zij kunnen deel (gaan) uitmaken van nieuwe transnationale gewelddadige jihadistische netwerken.

  • 7. Denkt de regering dat het voortzetten van de missie de terroristische dreiging zal doen afnemen? Zo ja, waar is dat dan op gebaseerd?

    De dreiging is na het militair verslaan van ISIS niet weg (zie het antwoord op vraag 4). Zoals aangegeven in de artikel 100-brief van september 2017 en de voortgangsrapportage van 13 april jl. is ISIS enkel duurzaam te verslaan door een geïntegreerde inzet op zowel het politieke, militaire als stabilisatiespoor. Daarom zet de anti-ISIS coalitie in op vijf sporen: stabilisatie, communicatie, foreign terrorist fighters (FTF), financiën en militair. De uitvoering van maatregelen als intensievere informatiedeling, detectie en interventie van FTF reisbewegingen of de verstoring van financieringsstromen en stabilisatie van bevrijde gebieden in Syrië en Irak worden met deze sporen gerealiseerd. De komende maanden zal de coalitie in het licht van de militaire voortgang bezien hoe de civiel-militaire coördinatie verder kan worden ingevuld. Daarbij wordt eveneens gekeken naar intensievere samenwerking tussen de civiele sporen, onder andere om effectief op te treden tegen ISIS als wereldwijd terreurnetwerk met vertakkingen buiten Syrië en Irak.

  • 8. Kan de regering aangeven in hoeverre de berichtgeving (vanuit diverse bronnen) klopt dat sinds het aantreden van de regering Trump het aantal burgerslachtoffers door de bombardementen op Irak en Syrië is toegenomen?

    Zoals aangegeven in de Voortgangsrapportage van 13 april jl. heeft het voorkomen en minimaliseren van onbedoelde nevenschade de hoogste prioriteit. Dit geldt niet alleen voor Nederland, maar voor de hele coalitie, inclusief de Verenigde Staten. Ondanks de zorgvuldige processen die daarvoor zijn ingericht, is het helaas niet uit te sluiten dat in deze strijd burgerslachtoffers vallen en nevenschade ontstaat. De strijd speelde zich gedurende de offensieven om Mosul en Raqqa af in dichtbevolkt, verstedelijkt gebied. ISIS hield zich hierbij schuil in woonwijken of dichtbevolkte wijken en zette ook steeds vaker burgers in als menselijk schild. Dit verhoogde inderdaad helaas de kans op burgerslachtoffers en nevenschade.

Toezegging

  • 9. De leden van de SP-fractie merken op dat in de Voortgangsrapportage van 13 april jl. gesproken wordt over toezeggingen gedaan aan de Tweede Kamer maar dat helaas geen gewag gemaakt wordt van de toezegging gedaan aan de Eerste Kamer, welke betrekking had op informeren van de Eerste Kamer naar mogelijk door Nederlandse militairen veroorzaakte burger-doden.

    De leden van de SP-fractie vinden de informatie die hierover verstrekt wordt in de brief van 13 april jl. erg summier. Is hiermee de Eerste Kamer in dezelfde mate geïnformeerd als de Tweede Kamer? Of is er meer informatie die gedeeld kan worden in het kader van de aan de Eerste Kamer gedane toezegging? De leden van de SP-fractie zouden in ieder geval graag willen weten waarom er in geen geval aanleiding was tot verder onderzoek.

    Het kabinet hecht aan open en transparante communicatie over inzet, ook wanneer dit slecht nieuws is. Dat geldt bij uitstek ook voor de uitzonderlijke gevallen waar mogelijk sprake is van burgerslachtoffers door Nederlandse wapeninzet. Daarom is uw Kamer via de Voortgangsrapportage van 13 april jl. over deze specifieke gevallen geïnformeerd. Met deze informatie is ook aan de toezegging van de Eerste Kamer voldaan. In algemene zin blijft de afweging tussen transparantie en nationale en operationele veiligheid leidend. Het Openbaar Ministerie (OM) onderzocht vier gevallen, waarbij in geen geval aanleiding was voor een vervolgonderzoek. De afweging over de noodzaak voor nader onderzoek is aan het OM.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP) (vice-voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Van Kappen (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD) (vice-voorzitter), Strik (GL), Knip (VVD), Faber-van de Klashorst (PVV), De Graaf (D66), De Grave (VVD), Martens (CDA), Postema (PvdA) Vlietstra (PvdA) (voorzitter), Lokin-Sassen (CDA), Van Apeldoorn (SP), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Knapen (CDA), Lintmeijer (GL), Van Rij (CDA), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Overbeek (SP), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), Aardema (PVV)

Naar boven