Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2000-2001
KST50648
2000-2001
27 700
Financiële verantwoordingen over het jaar 2000
Nr.
30
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
(XIII) OVER HET JAAR 2000
Deze financiële verantwoording bestaat uit:
– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals
blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;
– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 2000,
voorzien van een toelichting.
De financiële verantwoording van het agentschap Senter bestaat uit
de rekening van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten, zoals
blijkt uit de bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting en de balans
per 31 december 2000, voorzien van een toelichting.
Den Haag, 16 mei 2001
De Minister van Economische Zaken,
A. Jorritsma-Lebbink
Financiële verantwoording van het Ministerie van Economische Zaken
(XIII) over het jaar 2000 Staat behorende bij de financiële verantwoording
over het jaar 2000 Rekening 2000 Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel
uitgaven en verplichtingen
(1)
(2)
(3) = (2) – (1)
Art.
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie
en oorspronkelijke vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
TOTAAL
3 708 095
1 682 661
4 162 545
1 888 881
454 450
206 220
01
Algemeen
793 357
360 010
826 263
374 942
32 906
14 932
01
Apparaatsuitgaven
EZ
701 860
318 490
703 270
319 130
754 808
342 517
731 376
331 884
52 948
24 027
28 106
12 754
03
Loonbijstelling
1 498
680
1 498
680
– 1 498
– 680
– 1 498
– 680
04
Prijsbijstelling
10 589
4 805
10 589
4 805
– 10 589
– 4 805
– 10 589
– 4 805
05
Onvoorzien
749
340
749
340
– 749
– 340
– 749
– 340
06
Uitgaven
post-actief personeel
10 352
4 698
10 352
4 698
7 677
3 484
7 677
3 484
– 2 675
– 1 214
– 2 675
– 1 214
12
Europees
Octrooibureau
7 309
3 317
7 309
3 317
6 768
3 071
6 768
3 071
– 541
– 245
– 541
– 245
15
Adviescolleges
1 785
810
1 773
805
3 164
1 436
2 902
1 317
1 379
626
1 129
512
55
Bijdrage
aan het agentschap Senter
57 163
25 939
57 752
26 207
77 659
35 240
77 365
35 107
20 496
9 301
19 613
8 900
61
Personeel
en materieel EZ, exclusief CBS
65
29
175
79
110
50
02
Industrieel en Algemeen Technologiebeleid
1 048 911
475 975
1 152 611
523 032
103 700
47 057
01
Onderzoek
en voorlichting ten behoeve van technologiebeleid
131
59
224
102
93
42
02
Specifieke
bedrijfsgerichte technologiestimulering
393 055
178 361
360 313
163 503
341 224
154 841
368 996
167 443
– 51 831
– 23 520
8 683
3 940
03
Internationale
en algemene technologiestimulering
116 109
52 688
102 417
46 475
150 378
68 239
141 053
64 007
34 269
15 551
38 636
17 532
04
Overheidsaanschaffingen
en bevordering bedrijfsgerichte samenwerking
15 600
7 079
17 274
7 839
9 287
4 214
16 688
7 573
– 6 313
– 2 865
– 586
– 266
05
Syntens
65 451
29 700
66 224
30 051
137 537
62 412
84 665
38 419
72 086
32 711
18 441
8 368
06
Subsidies
in het belang van de industriële ontwikkeling
73 400
33 307
73 988
33 574
99 326
45 072
97 748
44 356
25 926
11 765
23 760
10 782
07
Internationale
ruimtevaartprogramma's
66 037
29 966
125 615
57 002
100 460
45 587
122 028
55 374
34 423
15 620
– 3 587
– 1 628
08
Bevordering
van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart
60 000
27 227
60 000
27 227
84 640
38 408
66 209
30 044
24 640
11 181
6 209
2 818
09
Speur-
en ontwikkelingswerk
99 971
45 365
96 635
43 851
117 899
53 500
90 818
41 211
17 928
8 135
– 5 817
– 2 640
12
Technologische
infrastructuur
143 434
65 088
108 314
49 151
188 865
85 703
113 816
51 647
45 431
20 616
5 502
2 497
13
Projecten
gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking
38 000
17 244
50 366
22 855
12 366
5 611
03
Industrie- en Dienstenbeleid
99 504
45 153
321 550
145 913
222 046
100 760
03
Versterking
economische structuur
7 494
3 401
11 258
5 109
7 917
3 593
11 436
5 189
423
192
178
81
04
Industriële
promotie
14 628
6 638
14 506
6 583
14 968
6 792
14 216
6 451
340
154
– 290
– 132
05
Steun
scheepsbouw
130 000
58 991
72 140
32 736
129 511
58 770
82 623
37 493
– 489
– 222
10 483
4 757
07
Bijdrage
aan Koninklijke Schelde Groep
84 000
38 118
84 000
38 118
84 000
38 118
84 000
38 118
08
Bijdrage
auto-ontwikkeling Nedcar B.V.
4 313
1 957
129 050
58 560
4 313
1 957
129 050
58 560
09
Garantieregeling
Particuliere Participatiemaatschappijen 1981
1 600
726
225
102
– 1 375
– 624
04
Ruimtelijk Economisch Beleid
385 519
174 941
371 906
168 764
– 13 613
– 6 177
01
Bijdragen
ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige
11 128
5 050
11 147
5 058
11 509
5 223
12 166
5 521
381
173
1 019
462
04
Voorwaardenscheppend
beleid
3 248
1 474
414
188
– 2 834
– 1 286
05
Structuurversterkende
projecten in het kader van de BRT-compensatie
5 508
2 499
1 000
454
– 4 508
– 2 046
08
Bevordering
investeringen voor regionale structuurversterking
193 871
87 975
101 572
46 091
175 239
79 520
102 808
46 652
– 18 632
– 8 455
1 236
561
09
Regio-programma's
87 698
39 796
172 000
78 050
114 364
51 896
172 000
78 050
26 666
12 101
10
Investeren
in stedelijke en regionale economische ontwikkeling
163 005
73 968
126 228
57 280
375 660
170 467
65 474
29 711
212 655
96 499
– 60 754
– 27 569
11
Toeristisch
beleid
49 358
22 398
50 118
22 743
129 454
58 744
75 680
34 342
80 096
36 346
25 562
11 600
05
Ondernemerschap en Marktwerking
115 213
52 281
123 273
55 939
8 060
3 657
Ondernemerschap
01
Voorlichting
en advisering MKB
2 054
932
2 033
923
– 21
– 10
02
Onderzoek
en onderwijs MKB
14 861
6 744
13 281
6 027
15 986
7 254
13 492
6 122
1 125
511
211
96
03
Borgstellingsregelingen
1 000 650
454 075
45 900
20 829
879 454
399 079
29 643
13 451
– 121 196
– 54 996
– 16 257
– 7 377
05
Bedrijfsbeëindigingshulp
13 330
6 049
13 330
6 049
12 394
5 624
12 695
5 761
– 936
– 425
– 635
– 288
07
Hulp
bedrijven bij calamiteiten
90 000
40 840
25 000
11 345
90 000
40 840
25 000
11 345
Diensten
12
Afwikkeling
toeristisch beleid tot 1999
5 765
2 616
236
107
2 427
1 101
236
107
– 3 338
– 1 515
Marktwerking
21
Marktwerking
5 301
2 405
4 936
2 240
7 656
3 474
5 237
2 376
2 355
1 069
301
137
22
Bijdrage
Nederlands Meetinstituut
29 146
13 226
29 947
13 589
32 486
14 742
32 746
14 859
3 340
1 516
2 799
1 270
07
Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering
387 695
175 928
459 244
208 396
71 549
32 468
01
Internationale
organisaties
16 066
7 290
16 066
7 290
16 735
7 594
15 435
7 004
669
304
– 631
– 286
02
Bevordering
van de buitenlandse economische betrekkingen
60 281
27 354
35 290
16 014
70 359
31 928
39 661
17 997
10 078
4 573
4 371
1 983
03
Stimulering
exportactiviteiten
205 000
93 025
146 888
66 655
367 291
166 669
226 385
102 729
162 291
73 644
79 497
36 074
04
Economische
voorlichting en exportpromotie
27 881
12 652
27 881
12 652
29 011
13 165
28 586
12 972
1 130
513
705
320
05
Economische
hulp Oost-Europa
145 145
65 864
136 599
61 986
– 8 546
– 3 878
07
Economische
samenwerking en kennisoverdracht
157 500
71 470
16 425
7 453
136 876
62 112
12 578
5 708
– 20 624
– 9 359
– 3 847
– 1 746
08
Wet Investeringsrekening
80 000
36 302
141 493
64 207
61 493
27 904
01
Investeringsbijdragen
en investeringstoeslagen
80 000
36 302
141 493
64 207
61 493
27 904
09
Energiebeleid
797 896
362 069
766 205
347 689
– 31 691
– 14 381
Energiebeleid vanaf 1996
01
Energiebesparingstechnologie
159 099
72 196
219 491
99 601
147 027
66 718
147 802
67 070
– 12 072
– 5 478
– 71 689
– 32 531
02
Duurzame
energie
38 469
17 456
93 587
42 468
61 400
27 862
70 366
31 931
22 931
10 406
– 23 221
– 10 537
03
Energievoorzieningsonderzoek
76 400
34 669
18 923
8 587
75 471
34 247
76 647
34 781
– 929
– 422
57 724
26 194
04
Beleidsondersteuning
en overige uitgaven
9 113
4 135
9 609
4 360
6 569
2 981
7 600
3 449
– 2 544
– 1 154
– 2 009
– 912
05
Energieonderzoek
Centrum Nederland
62 906
28 545
62 912
28 548
84 631
38 404
83 000
37 664
21 725
9 858
20 088
9 116
06
Doelfinanciering
NITG-TNO
29 505
13 389
29 505
13 389
30 527
13 853
30 527
13 853
1 022
464
1 022
464
07
CO2-reductie
52 632
23 883
25 000
11 345
34 014
15 435
29 723
13 488
– 18 618
– 8 448
4 723
2 143
08
Deelname
in aandelenkapitaal TenneT
12
Garanties
energiebeleid
5 335
2 421
570
259
10 090
4 579
570
259
4 755
2 158
Doorsluisposten
21
Stichting
Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten
141 230
64 087
141 230
64 087
150 671
68 372
150 671
68 372
9 441
4 284
9 441
4 284
22
Uitkering
aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.
142 000
64 437
142000
64 437
146 936
66 677
146 936
66 677
4 936
2 240
4 936
2 240
Afwikkeling energiebeleid tot 1996
31
Adviesraden,
normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven
12
5
12
5
32
Toepassing
energiebesparingstechnologie en duurzame energie
39 591
17 966
10 775
4 889
– 28 816
– 13 076
33
Onderzoek
en ontwikkelingswerk op energiegebied
10 284
4 667
2 056
933
– 8 228
– 3 734
35
Investeringssubsidies
energiebesparing
429
195
– 429
– 195
Mij bekend,
De Minister van Economische Zaken,
Financiële verantwoording van het Ministerie van
Economische Zaken (XIII) over het jaar 2000
Begrotingsstaat behorende bij de Wet van .. ...... 2000,
Stb. ... . Begroting 2000, inclusief tweede suppletore begroting Ministerie
van Economische Zaken (XIII) Onderdeel ontvangsten
(1)
(2)
(3) = (2) – (1)
Art.
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde
begroting
Ontvangsten
Ontvangsten
Ontvangsten
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
TOTAAL
3 751 389
1 702 307
4 757 891
2 159 037
1 006 502
456 731
01
Algemeen
87 577
39 741
104 596
47 464
17 019
7 723
01
Diverse
ontvangsten
9 128
4 142
11 484
5 211
2 356
1 069
11
Ontvangsten
Bureau voor de Industriële Eigendom
50 077
22 724
52 109
23 646
2 032
922
21
Ontvangsten
Centraal Planbureau
2 830
1 284
3 317
1 505
487
221
31
Ontvangsten
Centraal Bureau voor de Statistiek
23 200
10 528
30 548
13 862
7 348
3 334
41
Terugontvangen
bijdragen van Senter
2 342
1 063
7 138
3 239
4 796
2 176
02
Industrieel en Algemeen Technologiebeleid
191 000
86 672
154 633
70 169
– 36 367
– 16 503
02
Ontvangsten
technische ontwikkelingskredieten
115 000
52 185
77 415
35 129
– 37 585
– 17 055
04
Diverse
ontvangsten technologiebeleid
27 000
12 252
26 852
12 185
– 148
– 67
05
Ontvangsten
uit het Fonds economische structuurversterking
49 000
22 235
50 366
22 855
1 366
620
03
Industriebeleid
49 780
22 589
77 046
34 962
27 266
12 373
01
Ontvangsten
staalindustrie
16 080
7 297
– 16 080
– 7 297
03
Ontvangsten
uit bijdragen aan de industrie
33 700
15 292
77 010
34 946
43 310
19 653
04
Ontvangsten
Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981
36
16
36
16
04
Ruimtelijk Economisch Beleid
24 500
11 118
95 139
43 172
70 639
32 055
03
Diverse
ontvangsten ruimtelijk economisch beleid
24 500
11 118
95 139
43 172
70 639
32 055
05
Ondernemerschap en Marktwerking
213 750
96 996
180 104
81 728
– 33 646
– 15 268
01
Ontvangsten
uit borgstellingsregelingen
33 800
15 338
33 607
15 250
– 193
– 88
12
Opbrengst
van casino's
171 000
77 596
140 032
63 544
– 30 968
– 14 053
13
Opbrengst
afgifte exploitatievergunningen speelautomaten
3 500
1 588
4 609
2 091
1 109
503
15
Ontvangsten
Nederlands Meetinstituut
2 450
1 112
1 750
794
– 700
– 318
21
Diverse
ontvangsten OM
3 000
1 361
106
48
– 2 894
– 1 313
07
Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering
6 302
2 860
15 808
7 173
9 506
4 314
01
Ontvangsten
BEB
4 079
1 851
12 212
5 542
8 133
3 691
02
Ontvangsten
Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst
2 223
1 009
3 596
1 632
1 373
623
08
Wet Investeringsrekening
10 000
4 538
4 049
1 837
– 5 951
– 2 700
01
Ontvangsten
WIR
10 000
4 538
4 049
1 837
– 5 951
– 2 700
09
Energiebeleid
3 168 480
1 437 794
4 126 516
1 872 531
958 036
434 738
01
Inkomsten
uit aardgas
2 836 000
1 286 921
3 787 814
1 718 835
951 814
431 914
02
Uitkering
van Energiebeheer Nederland B.V.
142 000
64 437
146 935
66 676
4 935
2 239
03
Ontvangsten
voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming
Aardolieprodukten
141 230
64 087
150 670
68 371
9 440
4 284
04
Dividend
Ultra-Centrifuge Nederland N.V.
45 000
20 420
35 573
16 142
– 9 427
– 4 278
05
Ontvangsten
zoutwinning
3 000
1 361
3 500
1 588
500
227
06
Diverse
ontvangsten Energie
1 250
567
2 024
918
774
351
Mij bekend,
De Minister van Economische Zaken,
Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten
van het Ministerie van Economische Zaken (XIII)over het jaar 2000 (slotwet)
Staat behorende bij de Wet van .. ..... 19.., Stb. (Slotwet
2000) Begroting 2000Ministerie van Economische Zaken (XIII) Agentschap Senter
Art.
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
1
Agentschap Senter
Totale baten
78 155
35 465
88 041
39 951
9 886
4 486
Totale lasten
75 747
34 372
83 517
37 898
7 770
3 526
Saldo van baten en lasten
2 408
1 093
4 524
2 053
2 116
960
Totale kapitaalontvangsten
3 982
1 807
– 3 982
– 1 807
Totale kapitaaluitgaven
5 352
2 429
8 544
3 877
3 192
1 448
Mij bekend,
De Minister van Economische Zaken,
Rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van
het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2000
INHOUDSOPGAVE
Blz.
BEGROTINGSSTATEN
TOELICHTING
10
Algemeen deel
10
Het algemeen deel bestaat uit de volgende
hoofdstukken:
I
Inleiding
10
II
Kerncijfers EZ
10
III
Financieel beheer
13
IV
Actieplan Professioneel inkopen
17
Artikelsgewijze toelichting
19
Uitgaven
19
Hoofdbeleidsterrein
01 Algemeen
19
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid
35
03 Industrie- en Dienstenbeleid
63
04 Ruimtelijk Economisch Beleid
68
05 Ondernemerschap en Marktwerking
78
07 Buitenl. Econ. Betrekk. en Exportbevordering
88
08 Wet Investeringsrekening
105
09 Energiebeleid
105
Ontvangsten
118
Hoofdbeleidsterrein
01 Algemeen
118
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid
120
03 Industrie- en dienstenbeleid
122
04 Ruimtelijk Economisch Beleid
123
05 Ondernemerschap en Marktwerking
124
07 Buitenl. Econ. Betrekk. en Exportbevordering
128
08 Wet Investeringsrekening
130
09 Energiebeleid
130
Agentschap Senter
133
Bijlage 1
Saldibalans per 31 december
2000 van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en de bij die saldibalans
behorende toelichting
149
Bijlage 2
Administratieve lasten
160
TOELICHTING
ALGEMEEN DEEL
I Inleiding
De toelichting bij de rekening bevat per begrotingsartikel een inhoudelijke
toelichting bij opmerkelijke verschillen tussen de begrotingsraming, zoals
vastgesteld bij de oorspronkelijke begroting (de Wet van 24 februari 2000,
Stb. 144) en de uiteindelijke realisatie. Aangezien deze verschillen (in het
merendeel van de gevallen) al in de eerdere suppletore begrotingen zijn toegelicht,
heeft de toelichting bij de rekening veelal een samenvattend karakter en wordt
zonodig verwezen naar de toelichting bij de betrokken suppletore begroting.
II Kerncijfers EZ en verloop van de begrotingsuitvoering
2000
In de navolgende opstelling zijn kerncijfers ten aanzien van de EZ-begroting
weergegeven. In de aansluitende tekstblokken is respectievelijk ingegaan op
de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten. In de op de tabel aansluitende
tekst is voor een meer specifieke toelichting doorverwezen naar de individuele
begrotingsposten die in de artikelsgewijze toelichting zijn behandeld.
kerncijfers EZ (x NLG 1 mln)
Stand vaststel-lingswet
2000
Stand 2e suppletore begroting 2000
Realisatie 2000
Realisatie
1999
Uitgaven totaal
3 708
6 598
4 163
4 331
– personele uitgaven
527
520
526
506
– materiële uitgaven
187
212
213
202
– beleids- en overige uitgaven,
2 994
5 866
3 424
3 623
waarvan voor:
• industrieel en algemeen
• technologiebeleid
1 049
1 114
1 153
1 107
• industrie- en dienstenbeleid
100
326
322
393
• ruimtelijk economisch beleid
386
370
372
329
• ondernemerschap en marktwerking
115
119
123
106
• buitenlandse economische betrekkingen
en exportbevordering
388
440
459
737
• WIR
80
95
141
186
• Energiebeleid
798
3 314
766
684
• overige uitgaven
80
88
87
80
• afrondingsverschil
– 2
+ 1
+ 1
Aangegane verplichtingen totaal
4 635
8 362
5 581
7 067
waarvan voor:
• industrieel en algemeen Technologiebeleid
1 033
1 253
1 230
1 323
• industrie- en dienstenbeleid
152
244
241
594
• ruimtelijk economisch beleid
417
868
864
360
• ondernemerschap en marktwerking
1 063
1 163
1 038
1 021
• buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering
467
700
620
1 702
• energiebeleid
711
3 296
738
1 261
• overige verplichtingen
791
837
850
807
• afrondingsverschil
+ 1
+ 1
– 1
Stand verplichtingen ultimo
11 866
11 539
waarvan voor:
• reguliere verplichtingen
6 290
5 942
waarvan:
– binnen begrotingsverband
5 962
5 566
– buiten begrotingsverband
328
376
• garantieverplichtingen
5 576
5 597
Ontvangsten totaal
3 751
4 736
4 758
4 726
– ontvangsten uit aardgas
2 836
3 772
3 788
2 774
– diverse ontvangsten EZ
915
964
970
1 952
Uitgaven
Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 2000 is NLG 455 mln meer
uitgegeven, waarvan NLG 430 mln voor beleidsuitgaven. De grootste verschillen
betreffen:
• Industrieel en algemeen technologiebeleid (+ NLG 104 mln). Ten
opzichte van de oorspronkelijke begroting zijn substantieel hogere uitgaven
gerealiseerd bij artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering
(+ NLG 38,6 mln), artikel 02.05 Syntens (+ NLG 18,4 mln) en artikel 02.06
Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling (+ NLG 23,8 mln).
In het geval van artikel 02.03 betreft het een saldo van diverse herschikkingen
in de uitfinanciering van onder andere de programma's MEDEA, ITEA en BIT.
De hogere uitgaven voor 02.05 vloeien voort uit een aanpassing
van het bevoorschottingsregime met betrekking tot Syntens. Voor artikel 02.06
is zijn onder meer hogere uitgaven verricht naar aanleiding van de financiële
problematiek bij Marin.
• Industrie- en dienstenbeleid (+ NLG 222 mln). Naar aanleiding van
de afwikkeling van het KSG-dossier is bij tweede suppletore begroting het
artikel 03.07 Bijdrage aan Koninklijke Schelde Groep geïntroduceerd,
ten laste waarvan in 2000 een bedrag van NLG 84 mln is betaald. Voorts is
op artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar in 2000 NLG 129,1 mln betaald
in het kader van de uitvoering van de in 1991 gesloten overeenkomst tussen
Volvo, Mitsubishi en Staat inzake NedCar. De hogere uitgaven worden overigens
deels gecompenseerd door hogere ontvangsten (+ NLG 38,5 mln) op artikel 03.03
Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie.
• Buitenlandse Economische betrekkingen (+NLG 71 mln). De hogere
uitgaven zijn toe te schrijven aan artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten
(+ 79,5 mln) en houden overwegend verband met extra uitgaven voor de Garantiefaciliteit
Opkomende Markten (GOM) naar aanleiding van een groter dan verwacht beroep
op deze faciliteit.
• Inzake de afwikkeling van de Wet Investeringsrekening (artikel
08.01) is in 2000 NLG 61,5 mln meer betaald dan oorspronkelijk geraamd.
De uitgaven- en verplichtingenraming voor Energiebeleid is bij tweede
suppletore begroting met NLG 2,55 miljard verhoogd in verband met de voorgenomen
aankoop door de Staat van de aandelen in de landelijk netbeheerder TenneT.
Zoals toegelicht bij artikel 09.08 Deelname in aandelenkapitaal TenneT N.V.,
vond deze transactie uiteindelijk niet in 2000 plaats.
Verplichtingen
Het bedrag aan gerealiseerde verplichtingen komt in 2000 NLG 946 mln hoger
uit dan de oorspronkelijke raming. De voornaamste afwijkingen betreffen:
• Industrieel en algemeen technologiebeleid (+ NLG 197 mln). De extra
verplichtingen zijn een saldo van diverse mutaties, waaronder mutaties bij
artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering (NLG 51,8
mln), artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering (+ 34,3
mln), artikel 02.05 Syntens (+ 72,1 mln), artikel 02.07 Internationale ruimtevaartprogramma's
(+34,4 mln) en artikel 02.12 Technologische infrastructuur (+ 45,4 mln). Een
deel van de lagere verplichtingenrealisatie bij artikel 02.02 vloeit voort
uit een overheveling van NLG 20 mln naar de begroting van Verkeer en Waterstaat
ten behoeve van infrastructurele voorzieningen. De verhoging bij artikel 02.05
is hoofdzakelijk het gevolg van het doorschuiven van oorspronkelijk voor 1999
geraamde verplichtingenruimte met betrekking tot de EZ-bijdrage aan Syntens
over 2000. Omdat het overleg inzake de Syntens-begroting 2000 niet voor het
einde van 1999 afgerond kon worden, was het doorschuiven van deze ruimte noodzakelijk.
• Industrie- en dienstenbeleid (+ NLG 89 mln). Betreft overwegend
de afwikkeling van het KSG-dossier. Zie ook de voorgaande alinea inzake uitgaven.
• Ruimtelijk economisch beleid (+ NLG 447 mln). Per saldo is bij
artikel 04.10 Investeren in stedelijke en regionale economische ontwikkeling
een bedrag van NLG 212,7 mln meer verplicht dan aanvankelijk voorzien, in
verband met het in 2000 vastleggen van verplichtingen die voortvloeien uit
de in 1999 met de G30 (de 30 grootste gemeenten) afgesloten convenanten.
Daarnaast is bij artikel 04.09 Regioprogramma's NLG 172,0 mln gerealiseerd
naar aanleiding van het vastleggen van verplichtingen ten behoeve van de aanleg
van infrastructuur en het bedrijventerrein Born. Ook deze verplichtingen waren
aanvankelijk geraamd voor 1999, maar zijn doorgeschoven naar 2000.
• Buitenlandse Economische betrekkingen (+NLG 153 mln). De hogere
verplichtingen hangen met name samen met het beroep op de exportkredietverzekeringen
GOM en SENO (artikel 07.03).
De verhoging van de uitgaven- en verplichtingenraming voor Energiebeleid
in de tweede suppletore begroting is toegelicht in de voorgaande alinea met
betrekking tot de uitgaven.
Ontvangsten
In 2000 is NLG 1007 mln meer ontvangen dan voorzien in de oorspronkelijke
begroting. Deze meevaller concentreert zich bij de aardgasbaten (+ NLG
952 mln).
III Financieel beheer
Inleiding
Aansluitend wordt ingegaan op een aantal ontwikkelingen rond het financieel
beheer binnen EZ, waaronder de voorbereiding van de begroting volgens de lijn
van de notitie «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording»
en de verbetering van de informatievoorziening in begrotingen en financiële
verantwoordingen (reactie op vragen Commissie van Zijl).
Planning & Control binnen EZ
Sturing en beheersing van het Ministerie zijn op verschillende organisatorische
niveaus een voortdurend onderwerp van aanpassing en verbetering. Het planning
& control instrumentarium volgt en ondersteunt deze dynamiek. Ook in 2000
is een aantal belangrijke ontwikkelingen afgerond, voortgezet of opgestart.
De EVD is per 1 januari 2001 omgevormd tot agentschap. Outputsturing,
transparante processen en inzicht in de kostprijzen per product zijn belangrijke
elementen in het streven naar grotere doelmatigheid. Dit proces en de daarmee
samenhangende verbetering van het financieel beheer, heeft in 2000 een flinke
inspanning gevergd. Een zelfde traject is voor Bureau I.E. in voorbereiding.
In 2000 is daarvoor al veel voorbereidend werk verricht zodat een officieel
verzoek met vertrouwen kan worden ingediend.
Bij het CBS stond 2000 in het teken van de «kanteling» van
de organisatie, die plaatsvond in het kader van de reorganisatie van het CBS.
Daarmee samenhangend zijn ook de ondersteunende (financiële) informatiesystemen
van het CBS aangepast. Deze dragen bij aan grotere transparantie van processen
en beter inzicht in de kosten van de door het CBS geleverde diensten.
Ter verbetering van de aansturing van het departement is in 2000 voor
het eerst een EZ-werkplan tot stand gebracht. Dit werkplan, waarin de belangrijkste
prioriteiten van EZ voor 2001 zijn opgenomen, geldt als richtinggevend voor
de beleidsmatige activiteiten van EZ en voor de uitwerking daarvan in werkplannen
per onderdeel van het Ministerie. De al geruime tijd functionerende
interne werkplancyclus heeft daarmee een steviger verankering in de organisatie
gekregen.
Vermeldenswaard is tenslotte dat het agentschap Senter voor het tweede
achtereenvolgende jaar de F.G. Kordes-Trofee heeft ontvangen; de prijs voor
het beste jaarverslag.
Geautomatiseerde ondersteuning van financieel beheer
In 2000 is een Strategienota rond het departementale ERP-pakket uitgebracht.
Op basis hiervan zullen in de komende jaren diverse projecten worden uitgevoerd
die er voor moeten zorgen dat het ERP-pakket zo optimaal mogelijk wordt ingezet
bij de ondersteuning van de bedrijfsvoering. Als eerste stap in deze richting
is in 2000 overgegaan naar een nieuwe versie van het pakket. Ook is onderzocht
welke veranderingen van de inregeling van het pakket moeten plaatsvinden om
tot een betere integratie te komen van de bestaande financiële-, personele-
en inkoopdelen van het systeem. Naast de voornoemde activiteiten is het door
het ministerie van Financiën gecoördineerde kernmodel financiële
informatie-voorziening (KFI) uitgetest op het ERP-pakket. Uitkomsten hiervan
vormen mede een basis voor een nieuwe inregeling van het systeem bij het Ministerie
van Economische Zaken.
Toezichtsfunctie
Omdat het toezicht op rechtmatigheid sinds enige tijd een bevredigend
beeld vertoont en het financieel beheer binnen EZ in algemene zin op orde
is, vindt – voor een geselecteerd aantal dossiers en binnen een aantal
specifieke voorwaarden – een verschuiving plaats van het ex ante-toezicht
door FEZ naar een ex ante-toezicht door financiële stafbureau's van beleidsonderdelen.
In voorkomende gevallen vervangt FEZ haar ex ante-toezicht door ex post-toezicht,
hetgeen onder meer leidt tot kortere doorlooptijden van financiële dossiers.
Deze accentverschuiving in het toezichtsveld wordt gefaseerd uitgevoerd. Per
1 maart 1999 is deze verschuiving doorgevoerd voor een eerste groep van dossiers.
Begin 2000 is een dergelijke verschuiving voor een tweede groep van dossiers
doorgevoerd.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
Het geheel van de door EZ getroffen maatregelen biedt een voldoende waarborg
voor een doeltreffende bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O).
Zie hiervoor onder meer de diverse rapportages aan de Tweede Kamer (Kamerstukken
II, 22 150, nrs. 5 en 11).
Een belangrijk aspect bij M&O is de juistheid van de door derden aangeleverde
gegevens. Deze gegevens worden bij het beleidsinstrumentarium van EZ gewaarborgd
door controle (gecertificeerde jaarrekeningen van de aanvragers en accountsverklaringen
bij eindafrekeningen). Op deze wijze wordt de kans op M&O zoveel mogelijk
beperkt. De actualisatie van de M&O-gevoeligheid van het beleidsinstrumentarium
is een vast onderdeel van het financieel beheer door EZ. Het instrumentarium
wordt in beginsel jaarlijks doorgelicht op de M&O-gevoeligheid van het
aspect «derdengegevens». Bij de achtereenvolgende actualisaties
is telkens geconcludeerd dat de getroffen maatregelen een voldoende waarborg
vormen voor een doeltreffende bestrijding van M&O.
Rijksbreed geldt dat zowel de uitvoering van de uitkerings- en wachtgeldregelingen
als de BTZR (Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Rijkspersoneel) bijzondere
aandacht vragen ter voorkoming van M&O. Bij de uitvoering in 2000 zijn –
voor wat betreft de uitgaven die ten laste komen van de EZ-begroting en voorzover
op dit moment bij EZ bekend – geen afwijkingen van materieel belang
waargenomen.
Administratieve Organisatie
Gezien de diverse ontwikkelingen op het terrein van het financieel beheer,
zoals daar zijn nieuwe regelgeving, organisatorische veranderingen, integraal
management, verbetering van de inkoopfunctie, VBTB etc., vinden aanpassingen
plaats van de Administratieve Organisatie (AO) en de daarbij behorende Interne
Controle (IC). Verder zijn bestaande beschrijvingen geactualiseerd en is onderhoud
gepleegd. Via het Audit-Committee en de AO-Coördinatieteams zijn de taken
van de departementale AO-Onderhoudsorganisatie bewaakt en zijn kaders aangereikt
voor het opstellen van AO-procedures.
Het afgelopen jaar zijn er onder andere AO-kaders opgesteld voor de decentrale
personeelsprocessen en voor de Europese aanbestedingen. Ook zijn in het kader
van de interne dienstverlening diverse andere AO-activiteiten uitgevoerd,
waaronder de invoering van een volmachtenregister.
Verbetering van de informatievoorziening in begrotingen
en financiële verantwoordingen
• De kabinetsnotitie «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording»
(=VBTB) zet de lijnen uit voor een meer beleidsmatig georiënteerde begroting
met ingang van 2002. Binnen EZ functioneert sinds 1998 een projectorganisatie
met de opdracht de implementatie van VBTB voor te bereiden. Deze projectorganisatie
heeft onder andere de in mei 2000 uitgebrachte voorbeeldbegroting voor EZ
voorbereid. Na de totstandkoming van de voorbeeldbegroting zijn diverse verbeterpunten
geïnventariseerd. Daarbij werden ook de aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer met betrekking tot de voorbeeldbegroting van EZ betrokken. Deze
verbeterpunten worden meegenomen bij de uitwerking van de (VBTB) begroting
2002.
Ook is in 2000 de aanpassing van de begrotingsadministratie voorbereid.
Uitgangpunt daarbij is dat de begrotingsvoorbereidingsmodule van de administratie
vanaf maart 2001 de begrotingsramingen volgens de artikelindeling van de VBTB-begroting
kan genereren en dat de benodigde conversie van de begrotingsuitvoeringsmodule
plaatsvindt begin 2002.
Voorts is in 2000, op basis van een intern onderzoek naar beleidsinformatiesystemen,
vastgesteld dat de concrete uitwerking van geautomatiseerde systemen met betrekking
tot beleidsinformatie pas doelmatig is, wanneer een precieze definiëring
heeft plaatsgevonden van de te monitoren gegevens (prestatie-indicatoren).
Dit punt wordt in 2001 uitgewerkt.
Tot slot kan vastgesteld worden dat VBTB eind 2000, met de aanvang van
de begrotingsvoorbereiding 2002, de «projectfase» heeft verlaten.
In 2001 vindt immers de productie plaats van de eerste VBTB-begroting en zullen
ook de met VBTB samenhangende werkwijzen en informatiesystemen in praktijk
vorm moeten krijgen.
• De Tweede Kamer heeft in 1999 vier onderwerpen geselecteerd die
in de financiële verantwoording van EZ over 1999 specifiek belicht zouden moeten worden (werkgroep Financiële verantwoordingen,
Kamerstukken II 1998/99, 26 347, nr. 1–2). In de financiële
verantwoording over 1998 (zie paragraaf «financieel beheer») is
uitvoerig ingegaan op de elementen die per onderwerp aan de orde zouden moeten
komen. Daarbij is aangegeven dat de door de werkgroep gevraagde verbijzonderingen
met betrekking tot het onderwerp «instrumenten in het kader van het
grote stedenbeleid» niet beschikbaar zijn. Nadien heeft de werkgroep
Financiële Verantwoordingen van de Tweede Kamer te kennen gegeven dat
over dit onderwerp niet in de financiële verantwoording van EZ over 2000
gerapporteerd hoeft te worden (Kamerstukken II 1999/00, 16 953, nr. 1).
Aansluitend zijn de onderwerpen genoemd met een verwijzing naar de artikelsgewijze
toelichting, alwaar de onderwerpen behandeld zijn.
– Instrumentarium en tijdpad om te komen tot een vermindering van
de administratieve lasten (artikel 05.21 en bijlage 2);
– Doelmatigheid exportinstrumentarium (artikel 07.03);
– ICT-beleid (artikel 02.02).
Opmerkingen van de Algemene Rekenkamer naar aanleiding
van het rechtmatigheidsonderzoek over 1999
De Algemene Rekenkamer (AR) constateerde over 1999 een aantal tekortkomingen
op het gebied van het financieel beheer bij Economische Zaken. Op elk van
deze punten wordt aansluitend ingegaan.
• IJkpunt Automatisering. Het verbeterplan dat afgelopen jaar is
opgesteld naar aanleiding van het bezwaaronderzoek van de Rekenkamer, is op
een aantal cruciale punten uitgevoerd. Bij sommige punten is geconcludeerd
dat het strikt opvolgen van aanbevelingen van de Rekenkamer voorbij zou gaan
aan de mogelijkheden van de standaard software die in gebruik is. Dit is gerapporteerd
aan de Rekenkamer.
In 2000 hebben organisatorische wijzigingen plaats gevonden. Ook is een
overgang naar een nieuwe versie van de standaard software gemaakt. Beide operaties
hebben er toe geleid dat vooral de verbeterpunten rond het beschrijven van
procedures vertraging hebben opgelopen. Deze zijn naar 2001 doorgeschoven.
Ook dit is met de Rekenkamer besproken en gezien de situatie en de reeds ondernomen
acties kan zij dit billijken.
• Toezicht op besteding EFRO-gelden door provincies. De AR constateerde
dat provinciale programma-managers hun rapportages rechtstreeks aan de Europese
Commissie stuurden. Tevens oordeelde de AR dat EZ niet altijd adequaat reageerde
op brieven en controlerapporten van de Europese Commissie.
Naar aanleiding hiervan heeft de AR aanbevolen om het toezicht op het
beheer en de controle van structuurfondsgelden te verbeteren en te zorgen
voor een goede coördinatie van de informatiestroom naar Brussel.
In 2000 zijn door EZ met de betrokken provinciale besturen afspraken gemaakt
om te komen tot een stroomlijning van de aan Brussel uit te brengen rapportages.
Als uitvloeisel van deze afspraken ontvangt EZ een afschrift van rapportages,
zodat EZ op de hoogte is van de informatievoorziening aan de Europese Commissie.
Binnen EZ zijn maatregelen in voorbereiding die moeten bijdragen tot een betere
interpretatie van deze regelgeving.
• IJkpunt Transactie-uitgaven en ontvangsten. Bij dit ijkpunt stelde
de AR dat de Europese aanbestedingsregels niet altijd door de diverse dienstonderdelen
zijn nageleefd. Om de naleving te verbeteren heeft EZ in 1999 een plan van
aanpak inzake Europees aanbesteden opgesteld. In de loop van
1999 en in 2000 zijn de voorgenomen activiteiten in uitvoering genomen. In
de departementale procedures is onder andere de verplichte inschakeling van
WJZ bij het niet Europees aanbesteden van inkopen boven het drempelbedrag
verplicht gesteld.
Naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer met betrekking
tot het CBS, is in 2000 een plan van aanpak «verbetering financieel
beheer» opgesteld. Naast een inventarisatie van de aan te brengen verbeteringen,zijn
hierin tevens de daarbij te stellen prioriteiten opgenomen. Ondanks de ingrijpende
organisatorische wijzigingen die het CBS in 2000 heeft ondergaan, is een groot
deel van de verbeterpunten opgepakt. De verbetering van enkele andere door
de Rekenkamer geïnventariseerde tekortkomingen was reeds eerder gang
gezet en is in 2000 afgerond. Het wegwerken van de verbeterpunten heeft bij
het CBS hoge prioriteit en wordt door de departementale accountantsdienst
en de directie FEZ strikt gemonitord.
Ten aanzien van de EVD constateerde de AR dat het financieel beheer in
1999 wederom een belangrijk aantal tekortkomingen kende. Door deze kritiek
en vervolgens het Algemeen Overleg in mei, is de noodzaak voor verbetering
pregnanter naar voren gekomen en hoog op de agenda van het EVD-management
gezet. Het bestaande plan van aanpak financieel beheer werd verder aangescherpt
en in uitvoering genomen. Met behulp van externe inhuur is in een relatief
korte periode een grote stap voorwaarts gezet. Teneinde dit geen tijdelijke
impuls te laten zijn is de financiële functie ook structureel versterkt.
Zo is er sinds enige maanden een decentrale controller aangesteld binnen de
divisie Voorlichting en Promotie en is in september een AO/IC-medewerker in
dienst getreden. Naast andere organisatorische wijzigingen is de EVD hierdoor
in staat het financieel beheer op een structureel hoger niveau te tillen.
Genoemde stand van zaken financieel beheer is in de brief van 23 oktober 2000
(Kamerstukken II 2000–2001, 27 058, nr.3) aan de Kamer meegedeeld.
IV Actieplan Professioneel Inkopen
Eind september 2000 startte binnen EZ het project «Professioneel
Inkopen en Aanbesteden in EZ» (PIA EZ). Met dit project zal EZ invulling
geven aan het rijksbrede actieplan Professioneel Inkopen en Aanbesteden (PIA).
In dit actieplan en in PIA EZ komen 3 sporen samen: Europees, innovatief en
elektronisch aanbesteden. Doel van het project is te bereiken dat EZ aantoonbaar
voldoet aan de Europese aanbestedingsrichtlijnen, dat het inkopen waar mogelijk
samenwerkend en gecoördineerd verloopt, met gebruikmaking en versterking
van aanwezige expertise en met gebruikmaking van eigentijdse middelen.
Het projectplan PIA EZ kent drie fasen:
• Inventarisatie en analyse van het huidige inkopen en aanbesteden
in EZ;
• Opstellen van een actieplan met daarin de op professionalisering
gerichte maatregelen;
• Uitvoeren van het actieplan.
Eind 2000 is de eerste fase van PIA EZ afgerond, de inventarisatie en
analyse van de huidige inkoop- en aanbestedingspraktijk binnen EZ. Belangrijkste
conclusies zijn dat meer coördinatie en samenwerking binnen het Ministerie
efficiency voordelen kan opleveren. De aanbevelingen uit de eerste fase zijn
input voor de volgende stappen in het project. Voor fase twee is een projectplan
in voorbereiding.
Op interdepartementaal niveau is in 2000 de meeste tijd gaan zitten in
het interdepartementaal vaststellen van de projectorganisatie van PIA. Inmiddels is een interdepartementale klankbordgroep gevormd en is
het projectbureau ingesteld. Verder is de inventarisatie van de inkoopfunctie
door de diverse departementen gestart. Pas in 2001 zullen de projecten goed
op gang komen.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
UITGAVEN
01.00 ALGEMEEN
Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
701 860
703 270
Realisatie 2000
754 808
731 376
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 52 948
+ 28 106
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven verantwoord van het kernministerie
en de diensten. De belangrijkste verschillen ten opzichte van de vastgestelde
begroting betreffen:
• verwerking van de structurele overgang van de ECD naar het Ministerie
van Financiën (– NLG 37,7 mln);
• versnelling van uitgaven voor flankerend beleid in verband met
de reorganisatie bij het CBS, tevens hogere realisatie door onder andere inhuur
van automatiseringskennis (NLG 24,5 mln);
• aan de EZ-begroting toegevoegde middelen voor de verwerving van
een participatie in TenneT en de verkoop van UCN, tevens hogere realisatie
TenneT (NLG 14,6 mln);
• aan dit artikel toegevoegde middelen uit hoofde van loon- en prijsbijstelling
(NLG 14,0 mln);
• vrijgemaakte middelen voor de implementatie van de interne ICT-strategie
en professionalisering van inter- en intranet (NLG 11,8 mln);
• vrijgemaakte middelen voor de uitvoering van het projectplan «herhuisvesting»
en voor «materieel kernministerie», tevens per saldo hogere realisatie
op beide posten (NLG 8,3 mln);
• vrijgemaakte middelen en hogere realisatie in verband met werkzaamheden
voor de Elektriciteitswet en de Gaswet (NLG 4,3 mln);
• binnen de EZ-begroting vrijgemaakte respectievelijk aan de EZ-begroting
toegevoegde middelen voor de voorlichtingsprojecten «Economie van de
21e eeuw» en de ICT-campagne «Nederland gaat Digitaal»,
tevens lagere realisatie op het voorlichtingsbudget door vertraging in diverse
projecten (NLG 2,1 mln);
• diverse beleidsmatig niet relevante mutaties en hogere realisatie
(NLG 11,0 mln);
• het verschil tussen verplichtingen en uitgaven wordt verklaard
door bij eerder aangebrachte mutaties te anticiperen op een over de jaren
gespreid uitgavenritme.
In de aansluitende toelichting onder tabel 2 wordt ingegaan op de realisaties
van de afzonderlijke dienstonderdelen. Waar relevant wordt ingegaan op specifieke
verschillen tussen de vastgestelde begroting 2000 en de realisatie.
Tabel 1: Opbouw van de personele raming
voor geheel EZ
(Bedragen x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
Gemiddelde begrotingssterkte in fte's
4 462,7
3 986,3
– 476,4
Gemiddelde prijs per fte
103,017
111,253
8,236
Toelichting
De stijging van de gemiddelde prijs per fte met 8% wordt voornamelijk
verklaard door:
• De overgang van de ECD naar de FIOD per 1 september 1999 (– 275,1
fte). De gemiddelde loonkosten van het Ministerie zijn daardoor gestegen;
• De stijging van de salarissen als gevolg van de CAO en de incidentele
loonontwikkeling.
Tabel 2: Verdeling van budgetten personeel
en materieel
Kernministerie en buiten-
budget personeel2
budget materieel2
totaal apparaatsuitgaven
diensten (bedragen x NLG 1 mln)
begroting
realisatie
begroting
realisatie
raming
realisatie
Algemene leiding1
2,3
2,5
1,1
1,4
3,4
3,9
Beleidsontwikkeling en uitvoering:
– Industrie en diensten
29,6
31,0
13,7
17,6
43,4
48,5
– Economische structuur
27,0
29,2
11,4
15,9
38,3
45,2
– Energie
15,6
15,6
6,7
8,6
22,3
24,2
– Buitenlandse economische betrekkingen (incl. herijking)
18,3
18,5
7,7
10,7
26,0
29,1
Ondersteuning:
– Algemene economische politiek
4,9
4,5
1,9
2,3
6,8
6,8
– Voorlichting
5,0
6,6
3,9
12,0
8,9
18,6
– Interne zaken
12,2
13,3
7,3
11,1
19,6
24,3
– Financieel economische zaken
5,9
5,9
2,4
2,5
8,3
8,4
– Financiering en deelnemingen
3,3
3,6
1,3
1,8
4,6
5,4
– Accountantsdienst3
4,0
4,1
1,2
2,9
5,1
7,0
– Personeel, organisatie en informatie
12,7
14,2
5,5
7,4
18,2
21,6
– Juridische zaken
4,6
4,2
2,2
2,9
6,9
7,1
Buitendiensten:
– ECD
28,3
–
9,2
–
37,5
–
– CPB
19,7
21,1
5,6
5,8
25,4
26,8
– Bureau I.E.
16,8
17,0
11,4
11,2
28,2
28,2
– SodM
6,1
5,9
1,8
1,7
7,9
7,6
– CBS
239,6
258,4
71,6
83,5
311,2
342,0
– EVD
12,4
15,9
6,7
5,6
19,0
21,5
– NMa (incl. DTe)
15,7
18,5
8,1
12,7
23,8
31,2
Overig:
– Overige personeelsuitgaven4
32,0
27,9
32,0
27,9
– Onverdeelde personeelsuitgaven
1,4
1,4
–
– Overige materiële uitgaven4
3,6
19,4
3,6
19,4
Totaal
517,4
517,7
184,5
237,1
701,9
754,8
1 Inclusief Minister en Staatssecretaris.
2 De artikelsubs Materieel Kernministerie, Automatisering en
Voorlichting zijn over de budgetten van de dienstonderdelen verdeeld.
3 Exclusief externe accountants.
4 Betreft de budgetten die niet specifiek toehoren aan een
dienstonderdeel.
Toelichting
De tabel bevat een verdeling van de apparaatsuitgaven naar de verschillende
onderdelen van het Ministerie. De verschillen worden voor het grootste deel
verklaard door de hierboven onder «toelichting realisatie 2000»
opgenomen toelichting. In aanvulling daarop wordt de overschrijding op het
materiële budget van voorlichting met name verklaard door: vrijgemaakte
middelen voor de uitvoering van het projectplan «Economie van de 21
eeuw» en de ICT-campagne (NLG 5,7 mln), een lagere realisatie op het
voorlichtingsbudget (– NLG 3,6 mln), aan de EZ-begroting toegevoegde
middelen voor inter- en intranet (NLG 1,8 mln), stijging van het budget materieel
kernministerie (toerekening aan voorlichting: NLG 0,7 mln) en een saldo van
diverse beleidsmatig minder relevante mutaties (3,5 mln).
Automatisering kerndepartement (01.01–100)
(bedragen verpl. x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
1. Exploitatie
9 568
13 603
4 035
2. Nieuwe ontwikkelingen
5 220
13 448
8 228
3. Exploitatie (als %)
65%
50%
– 15%
4. Nieuwe ontwikkelingen (als %)
35%
50%
15%
Toelichting
De toename van het percentage «nieuwe ontwikkelingen» wordt
verklaard door de implementatie van de ICT-nota en andere nieuwe activiteiten.
Het gaat hierbij onder andere om: DOC-IT (geautomatiseerde archivering), verdere
ontwikkeling van het EZ-Web en het bedrijfsvoeringssysteem van EZ en de ontwikkeling
van nieuwe media (bij de directie Voorlichting). Ook de relatieve daling van
het percentage «exploitatie» is hierop terug te voeren.
Huisvesting
Met ingang van 1999 heeft elk ministerie in het kader van de Stelselwijziging
Rijkshuisvesting een budget voor huisvesting gekregen. Onderstaand is een
kengetal opgenomen waarin de huur en overige huisvestingsuitgaven per fte
zijn opgenomen. Het kengetal betreft het gehele ministerie (exclusief
het agentschap Senter.
huisvestingskengetal
realisatie 1999
begroting 2000
realisatie 2000
huisvestingsuitgaven per fte in NLG
13 163
13 223
13 254
Euro
Door de interne projectgroep Invoering Euro zijn in 2000 drie voortgangsrapportages
uitgebracht aan de (ambtelijke) leiding van het Ministerie van Economische
Zaken. Bij de eerste rapportage, met als peildatum 1 september 1999 (verlaat
uitgebracht in januari 2000 om de resultaten van de eerste audit op het project
mee te kunnen nemen) is een actieplan gevoegd om uitvoering te geven aan de
aanbevelingen van de auditors. In dit actieplan zijn maatregelen opgenomen
om de projectorganisatie aan te passen en de aansturing van het project te
verbeteren. In de tweede rapportage kon worden gemeld dat de uitvoering van
deze (organisatorische) maatregelen in volle gang was. Met betrekking tot
de (inhoudelijke) projectactiviteiten kon, mede door de voorrang die de millenniumproblematiek
had genoten, slechts een beperkte vordering gerapporteerd worden.
In november is de derde voortgangsrapportage met als peildatum 1 september
2000 uitgebracht. Geconstateerd moest worden dat met name op het terrein van
automatisering nog onvoldoende vooruitgang geboekt was, vooral bij het CBS
waar de werkzaamheden onder druk hadden gestaan van de reorganisatie. Het
europroject heeft daarom prioriteit gekregen om de achterstand in de uitvoering
van de geplande activiteiten nu snel in te lopen.
Toelichting diensten EZ
Algemeen
Voor een nadere toelichting op de activiteiten van het Bureau I.E., het
CBS, de ECD, het SodM, de NMa en de EVD wordt verwezen naar de laatst verschenen
jaarverslagen van deze diensten.
Bureau voor de Industriële Eigendom
Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
Materiële uitgaven
11 361
11 249
– 112
Personeelsuitgaven
16 808
16 984
176
Personele omvang (fte's)
164,6
147,4*
– 17,2
* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk
personeel)
Toelichting realisatie 2000
De geringe verschillen op de personele en materiële begroting worden
veroorzaakt door enkele beleidsmatig minder relevante meeen tegenvallers.
Kengetallen BIE
(bedragen x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
begroting kn/prod.
realisatie kn/prod.
verschil
1. Onderzoeken stand der techniek
2 200
2 163
– 373,2
342,8
26
– 0,408
2. Verleende octrooien en certificaten
16 120
14 149
– 1 971
0,555
0,642
0,087
3. Wettelijke adviezen
20
13
– 718,700
21,154
2,454
4. Registreren en beheren octrooirechten
129 000
126 835
– 2 165
0,014
0,014
0,0
5. Instandhouding bibliotheek en collectie
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
6. Leveren van octrooidocumenten (afdrukken)
1 400 000
1 000 000
– 400 000
0,02
0,0
0,01
Leveren van octrooidocumenten (publicaties)
3 279
3 221
– 58
0,527
0,506
– 0,021
7. Verspreiden van kennis van octrooisystemen (inzet capaciteit
in uren)
13 000
12 782
– 218
0,366
0,368
0,002
Toelichting
De lagere gemiddelde kosten van onderzoeken naar de stand der techniek
worden veroorzaakt door een combinatie van lagere tarieven en hogere restituties
van het Europees Octrooi Bureau (EOB). De hogere gemiddelde kosten van wettelijke
adviezen zijn het gevolg van een lager maar bewerkelijker aantal adviezen.
Centraal Bureau voor de Statistiek
Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
materiële uitgaven
71 647
83 530
11 883
personeelsuitgaven
239 584
258 434
18 850
personele omvang (fte's)
2 250
2 213,9*
– 36,1
* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk
personeel)
Toelichting realisatie 2000
De overschrijding bij de apparaatsuitgaven van het CBS wordt deels verklaard
door toevoeging van loonbijstelling (NLG 6,4 mln) en het vervroegen van uitgaven
in verband met de reorganisatie (NLG 11,8 mln). Ook is sprake van hogere inhuur
van automatiseringskennis (NLG 4,6 mln). Het restant is een saldo van kleinere
mee- en tegenvallers (NLG 7,9 mln).
Kengetallen CBS
(bedragen x NLG1000)*
begroting
realisatie
verschil
1 mensen en hun activiteiten
– apparaatsuitgaven
40 494
45 188
4 694
– aantal fte's
339
327
– 12
2 bedrijfsleven
– apparaatsuitgaven
40 840
58 731
17 891
– aantal fte's
342
425
83
3 kwartaire sector
– apparaatsuitgaven
14 517
16 168
1 651
– aantal fte's
121
117
– 4
4 economie
– apparaatsuitgaven
33 760
34 962
1 202
– aantal fte's
282
253
– 29
5 milieu
– apparaatsuitgaven
5 551
6 910
1 359
– aantal fte's
46
50
4
6 regionale statistieken
– apparaatsuitgaven
2 434
3 317
883
– aantal fte's
20
24
4
7 algemeen
– apparaatsuitgaven
35 983
34 825
– 1 159
– aantal fte's
301
252
– 49
8 niet statistische onderwerpen
– apparaatsuitgaven
114 452
111 317
– 3 135
– aantal fte's
798
766
– 32
9 Totaal
– apparaatsuitgaven**
288 031
311 418
23 386
– aantal fte's
2 250
2 214
–36
* betreft saldo van uitgaven en ontvangsten per statistisch thema
** inclusief uitgaven en ontvangsten voor het CBS die op de centrale budgetten
geboekt worden
Toelichting
De uitgaven voor de reorganisatie zijn verwerkt onder het thema niet statistische
onderwerpen (8). De beoogde efficiencyverbetering op het thema bedrijfsleven
(2) is als gevolg van de kanteling van de organisatie per medio 2000 later
gerealiseerd dan verwacht. Er hebben zich wel efficiency verbeteringen voorgedaan
bij de thema's algemeen (7) en niet statistische onderwerpen (8). Het verschil
bij het thema economie (4) is veroorzaakt door de efficiencyslag bij de statistiek
voor de buitenlandse handel, waardoor er minder fte's benodigd waren.
Centraal Planbureau
Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
materiële uitgaven
5 647
5 750
103
personeelsuitgaven
19 740
21 062
1 322
personele omvang (fte's, excl. personeel gefinancierd uit werken
in opdracht)
138,6
144,9*
6,3
* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk
personeel)
Toelichting realisatie 2000
De overschrijding bij de personeelsuitgaven is te verklaren door bij toevoeging
van middelen voor loonbijstelling (NLG 0,4 mln), enkele kleinere mutaties
(NLG 0,3 mln) en de inhuur van een aantal medewerkers voor tijdelijke werkzaamheden
(NLG 0,7 mln).
Kengetallen CPB
(bedragen x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
1 aantal Centraal Economisch Plan
1
1
0
– apparaatskosten
1 275
1 674
399
– aantal fte's
8,0
9,6
1,6
2 aantal Macro-Economische Verkenning
1
1
0
– apparaatskosten
797
941
147
– aantal fte's
5,0
5,4
0,4
3 aantal CPB report
4
4
0
– apparaatskosten
319
418
99
– aantal fte's
2,0
2,4
0,4
4 aantal onderzoeksprojecten
35
10
– 25
(waarvan resulterend in onderzoeksmemo)
9
– apparaatskosten
7 729
8 141
412
– aantal fte's
48,5
46,7
– 1,8
5 aantal aanvullende projecten
12
13
1
– apparaatskosten
3 300
2 964
– 336
– aantal fte's
17,0
17,0
0
6 aantal externe notities (advisering)
50
39
– 11
– apparaatskosten
955
1 029
74
– aantal fte's
6,0
5,9
– 0,1
7 ondersteuning en overig niet toegelichte
activiteiten:
• aantal werkdocumenten
9
16
7
• aantal interne notities
120
330
210
• aantal bijzondere publicaties
3
74
– apparaatskosten
11 012
11 645
633
– aantal fte's
69,1
66,8
– 2,3
8 totaal
– apparaatskosten
25 387
26 812
1 425
– aantal fte's *
155,6
153,8
– 1,8
* exclusief tijdelijk personeel, maar inclusief personeel gefinancierd
uit werken in opdracht.
Toelichting
De overschrijding op de apparaatsuitgaven komt ook tot uitdrukking bij
de toerekening van de kosten per product, die in nagenoeg alle gevallen hoger
is dan de raming.
Economische Controledienst
Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
materiële uitgaven
9 172
0
– 9 172
personeelsuitgaven
28 284
0
– 28 284
personele omvang (fte's)
275,1
0
– 275,1
Bij het Ministerie van Economische Zaken zijn geen uitgaven voor de ECD
gerealiseerd in 2000. De ECD is per 1 september 1999 overgegaan naar het Ministerie
van Financiën. Bij de eerste suppletore begroting zijn de middelen van
de ECD overgeheveld.
Staatstoezicht op de Mijnen
Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
Materiële uitgaven
1 814
1 731
– 83
Personeelsuitgaven
6 128
5 898
– 230
Personele omvang (fte's)
47,6
42,4*
5,2
* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk
personeel)
Toelichting
Het verschil tussen begroting en realisatie op personele uitgaven wordt
veroorzaakt door een aantal openstaande vacatures.
Kengetallen SodM
(bedragen x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
1 aantal zorgsysteem documenten
15
–1
– 15
– uitgaven per prestatie
3,867
–
– 3,867
2 aantal bedrijfsinterne audits
15
10
– 5
– uitgaven per prestatie
11,533
35,721
24,188
3 aantal audits (intern)
6
6
0
– uitgaven per prestatie
38,500
22,790
– 15,710
4 aantal VGD *
150
113
– 37
– uitgaven per prestatie
1,540
7,138
5,598
5 aantal BMP's**
15
10
– 5
– uitgaven per prestatie
7,667
4,207
– 3,460
6 aantal projectmatige inspecties
10
6
– 4
– uitgaven per prestatie
69,200
110,059
40,859
7 aantal overige inspecties
500
448
– 52
– uitgaven per prestatie
0,776
2,084
1,308
8 aantal ong./voorvalsrapporteren
120
56
– 64
– uitgaven per prestatie
0,675
1,923
1,248
9 aantal eigen onderzoeken ong./voorval.
8
5
– 3
– uitgaven per prestatie
20,250
67,235
46,985
10 aantal onderz.klachten
20
11
– 9
– uitgaven per prestatie
3,450
5,795
2,345
11 aantal monitoring putactiviteiten
250
116
– 134
– uitgaven per prestatie
0,604
1,157
0,553
12 aantal opsporing
10
2
– 8
– uitgaven per prestatie
18,400
31,556
13,156
13 aantal beschikkingen
150
122
– 28
– uitgaven per prestatie
1,093
0,779
– 0,314
14 aantal adviezen t.b.v. beschikkingen
65
41
– 24
– uitgaven per prestatie
1,892
6,701
4,809
15 niet toegelicht begrotingsbedrag
5 120
3 618
– 1 502
16 formatieomvang
47,6
46,0
– 1,6
17 aantal fte (gemiddelde bezetting)
43,0
42,4
– 0,6
18 uitgaven per fte
0,167
0,180
0,013
1 in 2000 is besloten de zorgsysteemdocumenten onderdeel te
laten zijn van de bedrijfsinterne audits. Deze documenten worden derhalve
niet meer afzonderlijk geregistreerd.
* Veiligheids- en gezondheidsdocumenten
** Bedrijfsmilieuplannen
Toelichting:
SodM is in 2000 gereorganiseerd, dit heeft geresulteerd in een andere
werkwijze en heeft invloed gehad op de realisatie van de voorgenomen activiteiten.
Daarnaast zijn meer uitgaven toegerekend aan de activiteiten, wat in het algemeen
leidt tot hogere uitgaven per prestatie en een lager «niet toegelicht
begrotingsbedrag». Ongevallen/voorvalsrapporten (8), onderzoek n.a.v.
klachten (10), opsporing (12) en beschikkingen (13) worden ingediend bij SodM,
deze zijn derhalve moeilijk te ramen. De uitgaven per prestatie bij eigen
onderzoeken (9) zijn hoger dan geraamd, omdat veel tijd is besteed aan de
evaluatie van het rapport van de Raad voor de Transportveiligheid over een
helikoptercrash in december 1997. De hogere realisatie per veiligheids- en
gezondheidsdocument (4) wordt veroorzaakt door een extra inspanning van de
dienst om de acceptatie-criteria en de prestatienormen toe te lichten aan
de mijnondernemingen.
EVD
Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
materiële uitgaven
6 691
5 616
– 1 075
personeelsuitgaven
12 352
15 862
3 510
personele omvang (fte's)
129,1
124,3*
– 4,8
* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk
personeel)
Toelichting realisatie 2000
De overschrijding op de personeelsuitgaven wordt voornamelijk veroorzaakt
door bij eerdere suppletore begrotingen aangebrachte mutaties in verband met
extra middelen voor de uitvoering van projectmatige werkzaamheden (NLG 2,5
mln), uitbreiding van de formatie (NLG 0,4 mln) en loonbijstelling (NLG 0,5
mln). De lagere materiële uitgaven worden met name veroorzaakt door een
vertraging in de geplande aanschaf van een telefooncentrale (NLG 0,4 mln).
Het resterende verschil is een saldo van diverse kleinere meevallers (NLG
0,6 mln). Voor een toelichting op de activiteiten van de EVD in 2000 wordt
verwezen naar artikel 07.04 (Economische voorlichting en exportbevordering).
Nederlandse mededingingsautoriteit
Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
materiële uitgaven
6 763
6 964
201
personeelsuitgaven
13 740
15 212
1 472
personele omvang (fte's)
120,1
85,6*
– 34,5
* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk
personeel)
Toelichting realisatie 2000
Het verschil tussen begroting en realisatie op de personeelsuitgaven wordt
voornamelijk veroorzaakt door bij eerdere suppletore begrotingen verwerkte
loonbijstelling (NLG 0,3 mln) en extra werkzaamheden in het kader van de Mededingingswet
(NLG 0,7 mln). Het restant van de overschrijding (NLG 0,5 mln) wordt verklaard
door benodigde inhuur van expertise en tijdelijk personeel.
De overschrijding op het materiële budget wordt voornamelijk veroorzaakt
door een overheveling naar 01.01–720 (materieel Dte) voor te verrichten
onderzoeken voor de Elektriciteitswet en de Gaswet (– NLG 1,5 mln)
en door niet geraamde uitgaven voor onderzoeken voor de Mededingingswet (NLG
0,7 mln). Het resterende verschil is een saldo van diverse kleinere tegenvallers
(NLG 1,0 mln).
Kengetallen NMa
Aantallen
begroting
realisatie1
verschil
1a (reguliere) ontheffingsverzoeken kartelverbod
150
25
– 125
1b ontheffingsverzoeken kartelverbod in het kader van de overgangsregeling
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
2 (ex officio) onderzoeken naar kartels
8
10
2
3 ingediende klachten
250
72
– 178
4 gemelde concentratievoornemens
150
197
47
5 vergunningsaanvragen ten behoeve van een concentratie
5
2
– 3
6 sanctiebeschikkingen
30
4
– 26
7 bezwaarzaken
590
1732
– 417
8 beroepszaken
175
422
– 133
9 aanvragen tot lasten onder dwangsom
10
9
– 1
10 ondersteunen en adviseren EU
20
3
– 17
1 ontvangen in het verslagjaar
2 incl. zaken aangaande de Electriciteitswet
Toelichting
Door het ontbreken van ervaringscijfers ten tijde van het opstellen van
de begroting, wijken realisatiecijfers op een groot aantal onderdelen sterk
af van toen opgestelde ramingen. Daarbij geldt bovendien dat, met uitzondering
van de eigen onderzoeken (2), NMa afhankelijk is van indieningen/verzoeken.
NMa heeft hierop geen tot zeer weinig invloed.
Dienst uitvoering en toezicht Energie
Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
materiële uitgaven
1 375
5 759
4 384
personeelsuitgaven
1 925
3 247
1 322
personele omvang (fte's)
15
12,6*
– 2,4
* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk
personeel)
Toelichting realisatie 2000
De overschrijding op de apparaatsuitgaven wordt grotendeels veroorzaakt
door een overheveling van 01.01–670 (materieel NMa) voor te verrichten
onderzoeken (NLG 1,5 mln), extra werkzaamheden voor de Elektriciteitswet en
niet geraamde activiteiten voor de Gaswet, die in augustus 2000 is ingevoerd
(NLG 4,1 mln).
Artikel 01.03 Loonbijstelling
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie (x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
1 498
1 498
Realisatie 2000
–
–
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 1 498
– 1 498
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen
Bij eerste suppletore begroting is de loonbijstelling uitgedeeld door
het Ministerie van Financiën (NLG 27,2 mln). Bij tweede suppletore begroting
is de loonbijstelling nader verdeeld binnen de EZ-begroting (NLG 19,7 mln),
is in verband met de CAO 2000 NLG 2,4 mln naar het Ministerie van BZK overgeboekt
en is NLG 6,6 mln ingezet binnen het geheel van de EZ-begroting. Onderstaande
tabel geeft een nadere specificatie.
Toelichting realisatie 2000
Verdeling loonbijstelling
(kasbedragen x NLG1000)
2000
01.01 Apparaatsuitgaven EZ
12 121
01.06 Post-actief personeel
135
01.55 Senter
178
02.05 Syntens
1 286
02.06 NNI
50
02.06 Marin
134
02.06 TNO
1 683
02.06 NMI
32
04.01 ROM's
261
04.11 NBT
664
05.02 EIM
265
05.22 NMI
607
09.05 ECN
1 446
09.06 NITG-TNO
887
Totaal
19 749
Artikel 01.04 Prijsbijstelling
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie (x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
10 589
10 589
Realisatie 2000
–
–
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 10 589
– 10 589
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen
Bij eerste suppletore begroting is de prijsbijstelling uitgedeeld door
het Ministerie van Financiën (NLG 24,8 mln) en is een bedrag van NLG
2,5 mln naar het Ministerie van BZK overgeboekt in verband met het EK 2000.
Bij tweede suppletore begroting is voor een bedrag van NLG 6,9 mln aan prijsbijstelling
binnen de EZ-begroting toegedeeld. Eveneens is NLG 17,5 mln ingezet ten behoeve
van KSG en is NLG 3,1 mln aangewend voor intensiveringen die betrekking hebben
op het Lissabon-pakket voor kennis en innovatie. De resterende NLG 5,4 mln
is ingezet binnen het geheel van de EZ-begroting. Onderstaande tabel geeft
een nadere specificatie.
Toelichting realisatie 2000
Verdeling prijsbijstelling
(kasbedragen x NLG1000)
2000
01.01 Apparaatsuitgaven EZ
1 007
01.55 Senter
44
02.05 Syntens
655
02.06 NNI
9
02.06 Marin
23
02.06 Oeso
1
02.06 TNO
257
02.06 NMI
6
02.07 Ruimtevaart
3 140
03.04 CBIN
125
04.01 ROM's
42
04.08 Langman
175
04.11 NBT
507
05.02 EIM
34
05.22 NMI
206
09.05 ECN
491
09.06 NITG-TNO
138
Totaal
6 860
Artikel 01.05 Onvoorzien
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
749
749
Realisatie 2000
–
–
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 749
– 749
Artikel 01.06 Uitgaven post-actief personeel
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
10 352
10 352
Realisatie 2000
7 677
7 677
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 2 675
– 2 675
Toelichting realisatie 2000
De lagere uitgaven aan wachtgeld zijn vooral het gevolg van minder wachtgelders
en lagere gemiddelde wachtgelduitgaven dan verwacht.
Ramingskengetallen wachtgeld
(bedragen x NLG1000)
begroting
realisatie
verschil
1. Wachtgeld*
15 630
11 924
– 3 706
2. Aantal wachtgelders ultimo van het jaar
227
210
– 17
3. Rekenkundig gemiddeld uitgekeerd bedrag**
68,855
49,546
– 19,309
* Betreft totaal van 01.06–020 en 01.01–030 incl. apparaatsuitgaven
USZO.
** De feitelijk gemiddelde uitkering (excl. overige kosten) zal van dit
bedrag afwijken omdat onder 1 de totale uitgaven zijn opgenomen en onder 2
het aantal wachtgelders per ultimo van elk jaar.
Toelichting
Het lagere gemiddeld uitgekeerde bedrag wordt deels verklaard doordat
de vergoeding die aan de USZO wordt betaald voor apparaatskosten wel in de
raming maar niet in de realisatie is meegenomen. De realisatie betreft alleen
het aan wachtgelders feitelijk uitgekeerde bedrag.
Artikel 01.12 Europees Octrooibureau
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
7 309
7 309
Realisatie 2000
6 768
6 768
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 541
– 541
Toelichting realisatie 2000
Het overschot bestaat uit twee componenten. Enerzijds is NLG 1,0 mln minder
uitgegeven aan adviezen door de EOB. Anderzijds zijn er meer pensioengelden
(NLG 0,5 mln) terugbetaald aan oud EOB-medewerkers.
Ramingskengetallen EOB
begroting
realisatie
verschil
1. Budget (verplichtingen x f 1000)
5 300
4 315
– 985
2. Aantal nieuwheidsonderzoeken
1 800
1 775
– 25
3. Tarief per onderzoek
2 944
2 431
– 513
Het overschot wordt veroorzaakt door een combinatie van lagere tarieven
en hogere restituties van het EOB. De kostprijs per produkt is hierdoor afgenomen.
Artikel 01.15 Adviescolleges
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x f 1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
1 785
1 773
Realisatie 2000
3 164
2 902
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 1 379
+ 1 129
Toelichting realisatie 2000
In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen
de realisatie:
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 AER
170
315
170
315
020 Raad Wetensch. en techn.
1 245
1 354
1 233
1 328
030 Raad desk. Nat. Stand.
52
58
52
62
035 Adviescoll. Administratieve lasten
1 134
894
040 Personeel adviescolleges
318
303
318
303
Totaal
1 785
3 164
1 773
2 902
Toelichting realisatie 2000
Aan de adviesraden zijn in 2000 de gebruikelijke vergoedingen toegekend.
Bovendien is in 2000 het AdviesCollege Toetsing Administratie Lasten (ACTAL)
gestart. Dit is een onafhankelijk adviescollege voor de toetsing van voorgenomen
wet- en regelgeving op administratieve lasten en van de vastgestelde departementale
actieprogramma's inzake de reductie van de administratieve lasten (Stb. 2000,
162). Het adviescollege is op 1 april 2000 ingesteld en op 1 mei 2000 daadwerkelijk
van start gegaan.
ACTAL bestaat uit drie personen met een uiteenlopende maatschappelijke
achtergrond (bestuur, bedrijfsleven en wetenschap). Aan het orgaan is een
secretariaat toegevoegd.
Het secretariaat houdt zich bezig met het agenderen, selecteren, toetsen
en adviseren met betrekking tot voorgenomen wet- en regelgeving alsmede met
het beoordelen van de departe-mentale actieprogramma's.
ACTAL is in principe voor vier jaar opgericht, waarna de noodzaak tot
verlenging wordt bezien. Op basis van een begroting van ACTAL stelt EZ jaarlijks
een budget ter beschikking voor onderzoekskosten en overige materiële
kosten. De personele kosten worden geraamd op artikel 01.01 Ambtelijk personeel
kernministerie.
Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
57 163
57 752
Realisatie 2000
77 659
77 365
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 20 496
+ 19 613
De bijdrage aan Senter (NLG 77,4 mln) wijkt af van de omzet van het
moederdepartement (NLG 71,2 mln) in de rekening bij Senter. Dit wordt
veroorzaakt doordat Senter werkt met een baten-lasten- en EZ met een kas-verplichtingenstelsel.
Hierdoor worden bij Senter uitgaven en ontvangsten toegerekend aan de periode
waarop ze betrekking hebben.
Toelichting realisatie 2000
Uitvoeringskosten per DG (verplichtingen
x NLG1000)
raming
realisatie
verschil
DG Industrie & Diensten
39 262
36 990
– 2 272
DG Economische Structuur
3 448
6 953
3 505
DG Energie
8 763
15 275
6 512
DG Buitenlandse Economische Betrekkingen
5 690
18 441
12 751
Totaal
57 163
77 659
20 496
Toelichting realisatie 2000
De hogere realisatie van de uitvoeringskosten wordt veroorzaakt door (aanvullende)
opdrachten voor diverse regelingen en diverse nieuwe uitbestedingen aan Senter
van zowel nieuwe als reeds bestaande regelingen. Het betreft:
• voor DG ES onder meer een uitbreiding met een aantal onderwerpen
van Innovatief gerichte Onderzoeksprogramma's (IOP's, zie artikel 02.12) en
Technologie & Samenleving (T&S, zie artikel 02.12). Verder zal voor
ICES-2 vanaf het jaar 2000 jaarlijks een opdracht worden verstrekt, in plaats
van eens in de vier jaar zoals in het verleden plaatsvond;
• bij DG E hogere uitvoeringslasten van de EIA (Energie-investeringsaftrek)
als gevolg van een doorwerking van wijzigingen in de regeling in 1999 (NLG
5 mln) en de uitvoering van het CO2-reductieplan (zie artikel 09.07);
• bij DG BEB de uitvoering van de PSO (NLG 10,5 mln; zie artikel
07.07) en de BIT opkomende markten (zie artikel 02.03).
Kengetallen met betrekking tot de doelmatigheid van de bedrijfsvoering
van Senter zijn vermeld in de artikelsgewijze toelichting bij Senter.
Artikel 01.61 Personeel en materieel EZ, exclusief CBS
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
65
Realisatie 2000
–
175
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
+ 110
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op de nog openstaande personele
en materiële verplichtingen uit het verleden.
02.00 INDUSTRIEEL EN ALGEMEEN TECHNOLOGIEBELEID
Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
393 055
360 313
Realisatie 2000
341 224
368 996
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 51 831
+ 8 683
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
570 Overige activiteiten
29 776
600 Stimulering strategische samenw.
39 818
48 688
620 Voorbereiding techn. productie
59 426
9 611
38 324
21 034
710 PBTS/Milieureferentieprojecten/SP
4 000
9 982
20 533
19 134
715 First movers faciliteit
15 000
–
6 500
–
720 IOP
5 234
11 147
730 Maritiem onderzoek
4 413
7 669
7 831
4 938
740 Flankerend beleid
36 233
49 349
20 821
13 986
745 Elektronische Snelweg
49 865
65 622
59 346
81 514
750 Infralijn
8 513
12 135
9 993
7 874
754 EET
111 892
48 328
81 090
69 442
760 TWA
881
824
905
706
780 Informatietechnologie
3 500
2 374
800 BTS
91 757
120 210
52 039
73 217
810 Kennisdiffusie MKB
9 000
14 494
9 987
12 322
811 TNO/MKB-initiatief
2 075
3 000
4 095
2 530
900 Oude verplichtingen
14
Totaal
393 055
341 224
360 313
368 996
Toelichting realisatie 2000
Milieureferentieprojecten en Schoner Produceren
Milieureferentieprojecten worden gestimuleerd door middel van het subsidiëren
van eerste praktijktoepassingen en van meetprogramma's van ontwikkelde milieutechnologie.
In 2000 zijn 17 eerste praktijktoepassingen ondersteund met een totaal bedrag
van NLG 2,4 mln en 9 meetprogramma's met een totaalbedrag van ruim NLG 0,5
mln. De nadruk van het programma lag op de procesindustrie.
Onder het programma Schoner Produceren vallen de Energie- en Milieu Adviezen
(EMA) en Voorlichting en Doorlichting (V&D). Beide regelingen richten
zich op verbeteringen op het gebied van milieu en energie in de bedrijfsvoering
van het MKB en van non-profit instellingen. Onder de EMA-regeling zijn 477
adviezen gesubsidieerd en met de V&D 28 doorlichtingsprojecten.
First Mover Faciliteit
In oktober 1999 is in het kader van de first mover faciliteit (FMF) het
ontwikkelen van een financieel instrument, dat moet leiden tot een verzekering
waarmee de risico's van een eerste praktijktoepassing van nieuwe milieutechnologieën
gedekt kunnen worden, Europees aanbesteed. In het eerste kwartaal van 2001
wordt de opdracht voor de ontwikkeling gegund. Daarna zal besluitvorming plaatsvinden
over de juridische vorm en de wijze van ondersteuning. Verwacht wordt dat
er voor de verzekering een onderlinge waarborgmaatschappij zal worden opgericht.
In 2000 zijn derhalve nog geen verplichtingen aangegaan in het kader van de
FMF. De voor 2000 geraamde middelen zijn ingezet voor de Technologische Ontwikkelingskredieten
(zie artikel 02.09 Speuren ontwikkelingswerk).
Subsidieregeling Maritiem Onderzoek (SMO)
De SMO-regeling draagt bij in de projectkosten van maritieme onderzoeks-
en haalbaarheidsprojecten die in een samenwerkingsverband worden uitgevoerd.
In 2000 zijn 35 project-voorstellen ingediend. Met de bijna NLG 6,7 mln zijn
35 projecten gehonoreerd. Aan het eind van 2000 zijn er 60 lopende SMO-projecten.
Van de bedrijven met een SMO-project behoort ongeveer 55% tot het midden-
en kleinbedrijf.
Flankerend beleid
Het grootste deel van de aangegane verplichtingen heeft betrekking op
Life Sciences (bijna NLG 45,0 mln). De overige NLG 4,4 mln is verdeeld over
27 in omvang relatief beperkte, bijdragen aan projecten, met name gericht
op technologische samenwerking, milieutechnologie en ICT – veelal van
intermediaire organisaties – en enkele onderzoeksopdrachten.
Life sciences
Het Actieplan Life Sciences is medio 2000 definitief van start gegaan.
Alle actielijnen zijn intussen omgedoopt met de naam BioPartner als verbindend
element. Hieronder volgt de stand van zaken per actielijn:
• BioPartner Network (voorheen Platform Life Sciences) is inmiddels
onder de officiële naam «Stichting BioPartner» opgericht
als overkoepelend orgaan voor de actielijnen;
• BioPartner First Stage Grant (voorheen Zaaikapitaal regeling) is
in september 2000 gepubliceerd. Met NWO is overeenstemming bereikt over het
uitvoeren van de regeling. Er is een adviescommissie samengesteld. De eerste
voorstellen zijn in 2000 bij NWO ingediend. In januari 2001 zullen deze worden
beoordeeld.
• BioPartner Centers (voorheen Incubators): de oproep in de Staatscourant
van 29 februari 2000 heeft in totaal tot 10 voorstellen geleid. De voorstellen
van Amsterdam en Wageningen zijn in 2000 beoordeeld en van een positief advies
voorzien door de beoordelingscommissie. Beide voorstellen zijn in 2000 dan
ook gehonoreerd met een subsidietoezegging van ieder NLG 5,0 mln. De overige
voorstellen worden in 2001 behandeld.
• BioPartner Facilities Support (voorheen Apparatenfonds): in 1999
is een eerste bijdrage (van NLG 4,0 mln) verstrekt aan Mibiton, uitvoerder
van de actielijn. Door BioPartner Facilities Support zijn ultimo 2000 twee
toezeggingen gedaan (Elisa, robot samenwerking van RUL en starter Mucovax
en een peptide synthesizer, een samenwerking van ID-Lelystad en de starters
Pepscan en Jari).
• BioPartner Start-up Ventures (voorheen: Startfonds): na Europese
aanbesteding van deze actielijn is een Commanditaire Vennootschap opgericht
met de Staat als stille vennoot en de Zernike Group als beherend
vennoot. In de CV-overeenkomst is een mix van een vaste en een prestatie-afhankelijke
variabele vergoeding afgesproken. Bij Zernike is een groot aantal kansrijke
initiatieven ingediend. Intussen zijn de eerste twee positieve investeringsbeslissingen
genomen.
Elektronische Snelwegen
Actielijnen Nationaal Actieplan (bedragen
x NLG1000)
ICT en Overheid (Elektronische Overheid)
30 638
Kennis en Toegankelijkheid
6 558
Innovatie van ICT-ontwikkeling in de marktsector (w.v. KREDO 20
mln)
33 391
Overheid als wet en regelgever
2 250
(Tele-)communicatie
117
Overig
869
Totaal
73 823*
* Om bovenstaande tabel aan te laten sluiten met d etabel «raming
versus realisatie per artikelonderdeel» voor artikelsub 02.02-745, dient
NLG 73,823 mln verminderd te worden met de NLG 20,0 mln aan KREDO gelden en
vermeerderd te worden met NLG 11,726 mln aan niet-NAP projecten die wel op
dit artikel staan. Het resterende verschil van NLG 0,073 mln is te wijten
aan afrondingsverschillen.
Onder Elektronische Overheid valt een 20-tal projecten dat de (elektronische)
toegankelijkheid van de overheid moet vergroten en de publieke dienstverlening
middels elektronische communicatie moet verbeteren. Kennis en toegankelijkheid
richt zich op de elektronische toegankelijkheid van cultureel en wetenschappelijk
erfgoed en het onderzoeksprogramma ToKeN2000. Innovatie van ICT-ontwikkeling
in de marktsector heeft twee hoofdlijnen: de kredietregeling voor de ontwikkeling
van elektronische diensten KREDO (NLG 20,0 mln; zie artikel 02.09 Speur- en
ontwikkelingswerk) en de Task Force Werken aan ICT (NLG 8,5 mln). De overheid
als wet- en regelgever betreft het project IT en recht.
Intensieve departementale voorbereiding en de benodigde tijd voor de concrete
uitwerking van de projecten voor de elektronische snelwegen hebben er toe
geleid dat NLG 9,1 mln niet meer in 2000 verplicht kon worden. Dit budget
zal in 2001 worden verplicht.
Verder wordt op dit subartikel een aantal flankerende activiteiten verantwoord,
met name onderzoek en demonstratie (NLG 4,2 mln). In 2000 zijn daarnaast via
dit artikel de middelen voor de back office van de campagne «Nederland
gaat Digitaal» beschikbaar gesteld (NLG 7,5 mln).
Twinning (Beleidsprioriteit financiële verantwoording
2000 Van Zijl / Van Walsum)
Twinning heeft tot en met ultimo 2000 ruim 900 businessplannen beoordeeld
en in 54 verschillende bedrijven geparticipeerd. Op 31 december 2000
waren er vier Twinning centra: in Amsterdam, Eindhoven, Twente en Delft/Rotterdam.
In het Startfonds is NLG 22,25 mln beschikbaar, waarvan NLG 12,25 mln afkomstig
is van derde partijen.
Vanuit het Startfonds is NLG 18,1 mln geïnvesteerd in 49 participaties.
De gemiddelde investering per bedrijf in het Startfonds bedraagt NLG 369 388.
Het aantal participaties in beheer was op 31 december 2000 nog 42, waarvan
er 12 zijn gevestigd in Amsterdam, 3 in Eindhoven, 3 in Twente
en 24 elders. Tot en met ultimo 2000 zijn 7 bedrijfjes failliet gegaan of
geliquideerd. Het afgeboekte vermogen is NLG 2,6 mln.
De investeringen door het Groeifonds bedroegen NLG 40,7 mln in 23 deelnemingen,
waarvan er 15 afkomstig zijn uit het Startfonds (2e ronde financiering). De
gemiddelde investering bedraagt circa NLG 1,8 mln (bandbreedte NLG 1,5 –
2,0 mln). Eind december 2000 waren er nog 20 participaties bij het Groeifonds
in beheer. Op dat tijdstip waren drie deelnemingen gefailleerd (waarvan 2
eveneens behoren tot de 7 hierboven genoemde gefailleerde bedrijfjes van het
Startfonds). Het hiermee gemoeide verlies is NLG 6,0 mln. Tot en met ultimo
2000 waren er nog geen participaties verkocht.
Twinning is eind 1998 als private onderneming opgericht om de dynamiek
in de ICT starters markt een impuls te geven en het aantal kwalitatief hoogwaardige
ICT starters in Nederland te vergroten. In 2000 heeft een tussentijdse evaluatie
plaatsgevonden, waarvan de minister de uitkomsten bij brief aan de Kamer heeft
medegedeeld (Kamerstukken II 2000/2001, 26 143, nr. 2).
De evaluatie bestond uit twee delen: een operationele evaluatie en een
strategisch onderzoek naar de beleidsdoelstellingen. Uit de operationele evaluatie
is gebleken dat de indicatoren voor de operationele doelstellingen die destijds
in het businessplan van Twinning zijn opgesteld in voldoende mate zijn gehaald,
in aanmerking genomen dat niet alle aannames uit 1998 zijn uitgekomen. Zo
is het aantal startfondsparticipaties van Twinning minder groot dan de streefwaarde
van 60 per jaar. De streefwaarde is gebaseerd op een meerjarig gemiddelde,
en de start-ups zijn, gedreven door de snelheid in de markt, vaak eerder door
een eerste ronde financiering heen. In de turbulente markt waarin Twinning
opereert zijn dit soort afwijkingen niet verbazingwekkend en zijn voortdurende
aanpassingen ook noodzakelijk. Andere belangrijke indicatoren: het aantal
participaties in het groeifonds en de mate waarin de private sector participeert
zijn wel gehaald.
Belangrijke elementen uit het strategisch onderzoek naar de beleidsdoelstellingen
zijn:
– de ICT-startersmarkt heeft zich sinds 1997 snel ontwikkeld en
Twinning heeft hier een belangrijke bijdrage aan geleverd;
– er komen sinds kort incubators op de markt met vergelijkbare businessmodellen.
De hoofdconclusie is dat Twinning een succesvolle aanjaagfunctie heeft
gehad bij het totstandbrengen van een dynamische ICT startersmarkt. Om die
reden is geconcludeerd dat een overheidsrol in Twinning niet langer nodig
is en is besloten Twinning te vervreemden. Dit laatste dient aangemerkt te
worden als hoofdcriterium op basis waarvan de staat besloten heeft zich terug
te trekken uit Twinning. De Minister van Economische Zaken heeft de Tweede
Kamer hierover reeds ingelicht (Kamerstukken II 2000/2001, 26 143, nr.
3). Een kwantificering van de benodigde overheidsbijdrage na 2000 tot het
moment waarop de overheid zich terugtrekt uit Twinning is op dit moment nog
niet te geven omdat het exacte moment van vervreemding nog niet vaststaat.
De wijze en het moment van terugtrekking hangen af van een mix van beleidsmatige
overwegingen en mogelijke opbrengsten. Op 6 december 2000 heeft een Algemeen
Overleg met de Kamer plaatsgehad over de evaluatie (Kamerstukken II 2000/2001,
26 143, nr. 4).
Infralijn en beleidsonderbouwend onderzoek
Op dit artikel zijn in 2000 46 verplichtingen aangegaan. Het betreft opdrachten
voor beleidsonderbouwend onderzoek, waaronder evaluaties van beleidsinstrumenten
en bijdragen aan projecten op het grensvlak van bedrijfsmatige technologietoepassing
en technisch-wetenschappelijke infrastructuur. Een voorbeeld van het laatste
is een bijdrage aan het NWO-project op het gebied van Combinatoriële
chemie.
Economie Ecologie en Technologie Regeling (EET)
De EET-regeling is gericht op projecten die lange termijn doorbraken (5 –
20 jaar) kunnen bewerkstelligen welke een substantiële bijdrage leveren
aan de vermindering van de milieubelasting en economisch haalbaar zijn. Van
de gehonoreerde EET-projecten zijn er 11 regulier en 8 als zogenaamde «kiemprojecten»
(éénjarige technologische onderzoeksprojecten met een verkennend
karakter om te bezien of een meerjarig EET-project mogelijk is) aan te merken.
De projecten zijn als volgt verdeeld over de in de EET-regeling gedefinieerde
thema's:
– Duurzame industriële productieprocessen: 5 reguliere projecten
en 5 kiemprojecten;
– Hernieuwbare grondstoffen: 2 reguliere projecten en geen kiemprojecten;
– Duurzame energiebronnen: 1 regulier project en 1 kiemproject;
– Verkeer en vervoer: geen reguliere projecten en 1 kiemproject;
– Milieugerichte productontwikkeling: 3 reguliere projecten en 1
kiemproject.
De neerwaartse bijstelling van de verplichtingenraming voor de EET-regeling
in 2000 komt voort uit de aanpassing van de ramingen aan het tenderritme.
Voor de EET-regeling wordt een tender per 8 maanden uitgeschreven. Dit heeft
als gevolg dat in het ene jaar een tender en in het volgende jaar twee tenders
toegekend worden. In 2000 vond één tender plaats.
Kengetallen Economie, Ecologie en Technologie
(EET)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel (sub)
Raming
Realisatie
Verschil
Ramingskengetallen
1. Aantal aanvragen (=gehonoreerde subsidieaanvragen)
24
19
– 5
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag
4,535
2,397
– 2,138
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)
02.02–754
108,85
145,54
463,307
Doelmatigheidskengetallen
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen)
100
28
– 72
2. Kosten per prestatie (x NLG1000)
3,686
19,235
15,549
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer)
88
10 113
4. Kosten per prestatie (x NLG1000)
7,500
5,960
– 1,540
5. Overige uitvoeringskosten
2,012
1,643
– 0,369
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten prog.bureau
EET)
02.02–754
3,041
2,784
– 0,257
7. Uitvoerend personeel in fte (= progr.bureau EET)
9
14,7
5,7
Kwaliteitskengetallen
Aantal ingediende bezwaarschriften
4
7
3
Aantal afgehandelde bezwaarschriften
4
2
– 2
waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd
1
1
0
waarvan afgewezen
3
1
– 2
De uitvoering van de regeling is, anders dan de grote afwijking van de
raming bij de behandelde aanvragen doet vermoeden, vrijwel conform planning
uitgevoerd. Het verschil tussen de raming en de realisatie komt met name voort
uit het aantal prestaties dat bij de raming is vastgesteld. Door het aangepaste
tenderritme is het aantal behandelde aanvragen in 2000 veel lager dan de raming.
Reden is dat alleen het aantal daadwerkelijk afgehandelde aanvragen wordt
meegeteld. Dit geeft een enigszins vertekend beeld, omdat de werkzaamheden
veel gelijkmatiger over de tijd verdeeld zijn.
BTS
In het verslagjaar is subsidie toegezegd aan projecten verdeeld over drie
tenders, waarvan de eerste eind november 1999 is gesloten en de tweede en
derde respectievelijk in april en augustus 2000. Het aantal aanvragen is lager
dan de prognose. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de ervaring met de
regeling door Senter. In de fase voordat een project wordt ingediend vindt
al een natuurlijke schifting plaats door de informatie die Senter aan de geïnteresseerde
bedrijven verschaft. De gemiddelde projectomvang en daarmee de subsidie per
project is echter gestegen naar ruim NLG 1,5 mln. In 2000 is evenals in 1999
NLG 15,0 mln voor energieprojecten beschikbaar gesteld vanuit artikel 09.01
Energiebesparingtechnologie. De kwaliteit van de energieprojecten is goed
en de slaagkans ligt boven het gemiddelde.
Kengetallen Besluit bedrijfsgerichte
technologische samenwerking (BTS)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel (sub)
Raming
Realisatie
Verschil
Ramingskengetallen
1. Aantal aanvragen (=gehonoreerde subsidieaanvragen)
135
75
– 60
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag
0,680
1,603
0,923
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)
02.02–800
91,757
120,210
28,453
Doelmatigheidskengetallen
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen)
225
153
– 72
2. Kosten per prestatie (x NLG1000)
5,269
5,806
0,537
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer)
285
375
90
4. Kosten per prestatie (x NLG1000)
3,512
4,088
0,576
5. Overige uitvoeringskosten
2,290
2,354
0,062
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringkosten Senter)
01.55–010
4,635
4,776
0,141
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter)
20
21,9
1,9
Kwaliteitskengetallen
Aantal ingediende bezwaarschriften
13
6
– 7
Aantal afgehandelde bezwaarschriften
13
6
– 7
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd
2
6
4
Waarvan afgewezen
11
0
– 11
Het aantal BTS aanvragen is veel kleiner dan destijds geraamd. De omvang
en complexiteit zijn echter veel groter. Dit heeft geleid tot zowel hogere
gemiddelde kosten bij het beheer van de projecten als bij het behandelen van
de aanvragen. Doordat er veel meer projecten in beheer zijn gebleven dan verwacht,
is het volume-effect van het veel lagere aantal aanvragen tenietgedaan. De
totale uitvoeringskosten van de BTS zijn daardoor iets hoger uitgevallen dan
bij het opstellen van de begroting was geraamd.
De in 2000 gehonoreerde BTS-projecten waren als volgt verdeeld over de
sectoren:
Landbouw en voedings- en genotmiddelenindustrie 11,5%
Aardolie en aardgaswinning 6,5%
Chemie en kunststofindustrie 14,3%
Elektrische apparaten 9,2%
Metaalindustrie & machinebouw 22,8%
Overige industrie 4,9%
Openbare nutsbedrijven 3,4%
Bouwnijverheid 2,0%
Logistiek en handel 10,6%
Speur en ontwikkelingswerk 4,9%
Overige dienstverlening 9,9%
100%
Kennisdiffusie MKB
Voor de regeling Haalbaarheidsprojecten MKB (HMKB) zijn 841 projecten
ingediend. Daarvan zijn er 627 (74,6%) toegewezen. het gemiddelde bedrag aan
toegewezen subsidie bedroeg derhalve NLG 23 126 per project. Er zijn
214 (25,4%) projecten afgewezen. 113 daarvan zijn op inhoudelijke en/of procedurele
gronden afgewezen, 42 projecten zijn ingetrokken en 59 projecten konden niet
gehonoreerd worden door uitputting van het budget.
Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
116 109
102 417
Realisatie 2000
150 378
141 053
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 34 269
+ 38 636
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 BIT/Eureka
20 394
24 853
9 781
17 718
011 BIT/Opkomende markten
8 500
7 495
8 892
2 266
013 BIT/Geïndustrialiseerde landen
7 000
15 693
7 463
7 153
014 Eureka Secretariaat
215
337
215
337
020 Micro-elektronica stimulering
80 000
102 000
76 066
113 579
Totaal
116 109
150 378
102 417
141 053
BIT
In 2000 zijn er 125 aanvragen voor de BIT behandeld. Hiervan vallen er
75 onder het Eureka programma, 21 onder het programma voor Opkomende Markten
en 29 onder Geïndustrialiseerde Landen. Er is aan 59 projecten voor een
totaalbedrag van NLG 48,0 mln subsidie toegekend. Daarnaast is aan 9 projecten
alleen de Eureka-status en derhalve géén budget toegekend. De
verdeling van het budget is in bovenstaande staatje weergegeven. De projecten
waren als volgt verdeeld: Eureka: 30, Opkomende Markten: 13, Geïndustrialiseerde
Landen: 16.
Kengetallen Bedrijfsgerichte internationale
technologieprogramma's (BIT)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel
(sub)
Raming
Realisatie
Verschil
Ramingskengetallen
1. Aantal aanvragen (=gehonoreerde aanvragen)
76
59
–17
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag
0,469
0,814
0,345
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)
02.03–010/11/13
35,894
48,041
12,147
Doelmatigheidskengetallen
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen)
150
125
– 25
2. Kosten per prestatie (x NLG1000)
5,829
6,243
0,414
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer)
166
130
– 36
4. Kosten per prestatie (x NLG1000)
3,643
3,493
– 0,150
5. Overige uitvoeringskosten
2,661
2,901
0,240
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)
01.55–010
4,140
4,136
– 0,004
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter)
15,7
17,1
1,4
Kwaliteitskengetallen
Aantal ingediende bezwaarschriften
7
2
– 5
Aantal afgehandelde bezwaarschriften
7
0
– 7
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd
1
0
– 1
Het aantal behandelde aanvragen onder de BIT is lager dan verwacht. De
projecten waren echter wel substantieel groter. Dit heeft geleid tot gemiddelde
hogere kosten voor het behandelen van een project. Dit is deels gecompenseerd
door het lagere aantal en de lagere gemiddelde kosten van de dossiers in beheer.
De uitvoeringskosten van de BIT zijn daardoor vrijwel gelijk aan de raming.
Micro-elektronica stimulering
De MicroElectronicaStimulerings-projecten vallen grotendeels onder de
EUREKA-projecten MEDEA, ITEA en COMMEND. MEDEA is een samenwerkingsprogramma
van chipfabrikanten, de (toe)leveranciers van productieapparatuur en -systemen
en enkele kennisinstellingen en is bedoeld om de Europese IC-industrie op
mondiaal niveau een toonaangevende rol te laten spelen. MEDEA is eind 2000
afgerond. Een evaluatie is voorzien in 2001. In 2001 wordt MEDEA opgevolgd
door het MEDEA Plus programma. ITEA (Information Technology for European Advancement)
is een Eureka R&D-programma op het terrein van «software voor software-intensieve
systemen». Hiermee worden de softwarelagen tussen «Operating Systems»
en de applicaties bedoeld (ook wel middle-ware genoemd). Onder het ITEA programma
vallen 31 grotere projecten (onder andere met Philips). In vrijwel al deze
projecten spelen ook kleinere bedrijven en universiteiten een belangrijke
rol. Bij het COMMEND-programma wordt de interconnectie onderzocht tussen apparatuur
bij de consument thuis en de distributie van multimediadiensten
over deze in-huisnetwerken. COMMEND is eind 2000 afgerond en wordt geëvalueerd
in 2001.
De verplichtingenraming voor dit artikel is naar boven bijgesteld door
ruimte uit volgende jaren naar voren te halen. Deze vervroegde inzet van ruimte
in 2000 was nodig omdat het laatste jaar van het MEDEA-programma samenviel
met de start van het ITEA-programma.
Artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van
bedrijfsgerichte samenwerking
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
15 600
17 274
Realisatie 2000
9 287
16 688
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 6 313
– 586
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 O en O collectiviteiten
1 966
2 566
020 Overheidsaanschaffingen
15 600
9 287
15 308
14 122
Totaal
15 600
9 287
17 274
16 688
Toelichting realisatie 2000
Onder de Codema-regeling worden in samenwerking met het Ministerie van
Defensie onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten ondersteund op militaire toepassingsgebieden.
Het gaat om diverse technologieën. Het aantal projecten waaraan subsidie
is toegezegd is met tien stuks aan de krappe kant doordat het Ministerie van
Defensie in 2000 een zeer beperkt budget voor Codema beschikbaar had. Twee
projecten zijn R&D-samenwerkingsprojecten in het Eurofinderprogramma;
één aanvulling op een bestaand project en één
nieuw project (NLG 0,5 mln).
Van de 5 nationale nieuwe projecten zijn vooral de voorstudie van een
opsporingsfilter voor operationele systemen (IMM Trackingfilter: NLG 1,2 mln)
en het onderzoek naar geïntegreerde sensoropstellingen (NLG 5,6 mln)
als een eerste stap naar een Integrated Top Design (ITD) van belang.
Het laatste project bestaat uit 3 fasen en beoogt een oplossing te bieden
voor de steeds voortschrijdende vervaging van de frequentiescheidingen tussen
radar en andere communicatiemiddelen. Door het tekort bij Defensie zijn deze
twee vervolgfases doorgeschoven naar 2001, evenals zes andere reeds goedgekeurde
projecten. Om deze reden is NLG 6,4 mln overgeheveld naar het budget van 2001.
In 2000 is er een evaluatie naar de Codema-regeling uitgevoerd (afgesloten
eind 2000) waarin is geconcludeerd dat de regeling voldoet aan de doelstelling.
Een aantal procedurele elementen behoeven echter aanpassing. In 2001 zal een
plan van aanpak worden opgesteld en geïmplementeerd.
Artikel 02.05 Syntens
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
65 451
66 224
Realisatie 2000
137 537
84 665
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 72 086
+ 18 441
Toelichting realisatie 2000
Syntens geeft voorlichting en eerstelijnsadvisering aan MKB-bedrijven.
De missie van Syntens is het versterken van het vernieuwend vermogen van het
midden- en kleinbedrijf door het actief bemiddelen in praktisch toepasbare
kennis, met het accent op technologie en bedrijfsvoering.
Activiteiten die Syntens in 2000 heeft uitgevoerd, zijn:
• het geven van advies aan bedrijven, bijvoorbeeld op het terrein
van ICT (met name elektronisch zakendoen), employability en productietechnologie;
• het doorverwijzen van bedrijven naar andere bedrijven, adviesorganisaties
of kennisinstellingen;
• het organiseren van bijeenkomsten en workshops op diverse technologische
terreinen;
• het deelnemen aan lokale en regionale platforms en overlegorganen
met als taak kennis over te dragen en samenwerking met andere actoren in het
veld te verbeteren.
Eind augustus 2000 is de nulmeting van Syntens afgerond. Doel van de nulmeting
was om de effecten van de Syntens-activiteiten over de jaren 1998 en 1999
in kaart te brengen. De belangrijkste resultaten van de nulmeting zijn:
• van de Syntens-klanten stelt 38% concrete verbeteringen in de bedrijfsvoering
te hebben doorgevoerd, 16% verwacht dat nog te gaan doen en 14% heeft dankzij
Syntens nieuwe ideeën opgedaan;
• door de ogen van de afnemers van de Syntens-klanten respectievelijk
de niet-Syntens-klanten wordt de toename van de innovativiteit van de Syntens-klanten
groter beoordeeld dan de toename van de innovativiteit van de niet-Syntens-klanten;
• bij de Syntens-klanten die dankzij de Syntens-activiteiten concrete
verbeteringen in de bedrijfsvoering hebben doorgevoerd, hebben deze verbeteringen
geleid tot kostenbesparingen (bij 39%), meer omzet (bij 42%), meer export
(bij 11%) en meer winst (bij 43%).
De nulmeting vanuit het uitgangspunt voor de evaluatie aan het einde van
de subsidieperiode, die loopt van 1998 tot en met 2002. Op basis van de resultaten van deze evaluatie zal EZ bezien of en hoe de subsidierelatie
met Syntens zal worden gecontinueerd.
In 2000 is zowel de commitering voor 2000 als voor 2001 verstrekt. Met
het reeds aan het eind van het jaar toezeggen van de subsidie voor het jaar
daarop, loopt Syntens nu in de pas met de andere instituten die EZ financiert.
Tegelijkertijd met de subsidietoezegging voor 2001 is op verzoek van Syntens
het ritme van de bevoorschotting vervroegd, zodat Syntens nu per de eerste
dag van een kwartaal over de basissubsidie kan beschikken. Het nieuwe bevoorschottingsregime
is in 2001 van start gegaan. Dit betekende dat eind december 2000 het voorschot
voor het eerste kwartaal 2001 is verstrekt.
Voor meer informatie over Syntens wordt verwezen naar http://www.syntens.nl/
Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële
ontwikkeling
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
73 400
73 988
Realisatie 2000
99 326
97 748
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 25 926
+ 23 760
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 NEHEM
025 NIM
400
365
400
632
027 MIC/TUD
100
200
100
200
110 NNI
2,108
2,569
2,109
3,487
120 MARIN
4,561
24,500
4,561
19,500
220 Oeso hoofdstuk V
58
68
58
68
320 NBBI
330 NEA
410 Raad voor de certificatie
415 Raad voor de Accreditatie
400
400
400
400
420 TNO doelsubs. hfdst.VIII
55,425
59,284
55,658
57,582
500 Nederland Distributieland
1,000
1,000
1,000
1,000
510 INK
575
504
575
464
515 NMI
1,348
–
1,350
1,117
520 Stichting Bos en Hout
490
540
620 NLR hoofdstuk XII
4,275
7,275
4,475
7,474
810 Stichting Koning Willem I
150
161
150
131
840 WL Hydrolics
3,000
3,000
694
2,767
860 STW
1,968
2,386
Totaal art 0206
73,400
99,326
73,988
97,748
MARIN
De missiesubsidie voor MARIN bedroeg het afgelopen jaar NLG 9,2 mln. Van
deze missiesubsidie is NLG 4,5 mln bijgedragen door EZ (hier verantwoord),
NLG 3,0 mln door V&W en NLG 1,7 mln door OC&W. Verder is in 2000 door
deze drie ministeries een additionele bijdrage aan MARIN van NLG 15,0 mln
verstrekt, omdat begin 2000 duidelijk werd dat het instituut in ernstige liquiditeitsproblemen
verkeerde als gevolg van aanloopproblemen en vertraging bij de oplevering
van de nieuwe faciliteiten (gefinancierd uit het Fes). Eveneens was sprake
van in 1999 geleden operationele verliezen en investeringsbeslissingen inzake
kantoornieuwbouw. De Kamer is over de problematiek en de aanpak via een vertrouwelijke
brief geïnformeerd.
Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk
Onderzoek (TNO)
Op grond van de TNO-Wet van 19 december 1985 wordt jaarlijks een bijdrage
aan TNO in het kader van het doel- en stimuleringsprogramma «om niet»
ter beschikking gesteld. Wel worden er afspraken gemaakt over de besteding
van de door EZ beschikbaar gestelde middelen en de nagestreefde cofinanciering
door het bedrijfsleven. Voor de activiteiten van deze instelling wordt verwezen
naar het jaarverslag van TNO. Over 2000 is met TNO de volgende besteding en
de bijbehorende gewenste cofinanciering afgesproken:
Kerngebieden 2000
Doelfinanciering
EZ (x NLG mln)
Cofinanciering bedrijfsleven
Cofinanciering in %
Productontwikkeling en nieuwe productietechnieken
10 242
6 828
40%
Nieuwe materialen
8 445
5 629
40%
Duurzame processen energie en materiaalgebruik
8 990
5 390
37%
Informatie – en communicatietechnologie
2 520
1 572
38%
Elektronische en fysische systemen
3 540
2 496
41%
Voeding en voedingsmiddelen
10 933
8 266
43%
Preventie me gezondheid
1 600
934
37%
Transport en logistiek
2 534
1 534
38%
Bouw en infrastructuur
6 380
4 380
41%
Ondergrond en ondergrondse natuurlijk hulpbronnen
0
0
Innovatiemanagement
400
134
25%
Totaal kerngebieden
55 584
37 163
40%
Nog toe te wijzen en loon- en prijsbijstelling
3 700
Totaal
59 284
NLR
Aan het NLR is NLG 3,0 mln extra beschikbaar gesteld om het NLR in staat
te stellen deel te kunnen nemen aan (Europese) samenwerkingsprojecten waarbij
veelal sprake is van cofinanciering. Met deze middelen kan het NLR betrokken
blijven bij (Europese) ontwikkelingen op de eigen expertisegebieden en is
het beter in staat een vooraanstaande rol in de internationale lucht- en ruimtevaart
te (blijven) spelen.
Artikel 02.07 Internationale ruimtevaartprogramma's
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
66 037
125 615
Realisatie 2000
100 460
122 028
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 34 423
– 3 587
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 Deelname internationale ruimtevaart
16 541
17 818
16 541
17 818
015 Telecommunicatie
2 100
29 910
4 702
22 747
018 Ruimtetransport
26 416
29 226
74 916
44 512
020 Basistechnologie
–
9 435
1 036
3 842
030 Nieuwe verplichtingen
–
25
–
25
040 Aardobservatie
4 880
4 435
15 320
16 482
050 Ruimtestation/platform
16 100
9 611
13 100
16 602
Totaal
66 037
100 460
125 615
122 028
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting
realisatie
De door EZ aangegane verplichtingen behelzen onder andere deelname aan
het VEGA-project kleine lanceerders (NLG 24,3 mln), aan ARTES ten bate van
zonnepanelen (NLG 9,4 mln), een extra bijdrage voor de reddingssloep van het
International Space Station (NLG 6,6 mln) en het algemeen technologieprogramma
van ESA (NLG 8,8 mln). Daarnaast is in lijn met het gevoerde overleg met de
Kamer een bedrag ter beschikking gesteld ten bate van de zonnepanelenproblematiek
van Fokker Space. De Tweede Kamer is hierover middels een vertrouwelijke brief
geïnformeerd. Vanwege vertraging in het Ozon Monitoring Instrument (OMI)
zal NLG 9,0 mln worden doorgeschoven van 2000 naar 2001. De bijdrage in de
apparaatskosten van ESA (general budget) bedroeg NLG 18,4 miljoen.
Artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie en
ruimtevaart
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
60 000
60 000
Realisatie 2000
84 640
66 209
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 24 640
+ 6 209
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 Bureaukosten NIVR
60 000
4 209
60 000
4 209
020 Ruimtevaartprogramma's
–
8 000
–
7 000
030 Militaire Vliegtuig Ontwikkeling
–
20 000
–
55 000
040 Civiele Vliegtuig Ontwikkeling
–
52 431
Totaal
60 000
84 640
60 000
66 209
Toelichting realisatie 2000
De aangegane verplichtingen behelzen de subsidieregeling JSF (NLG 20,0
mln), de subsidieregeling CVO voor civiele vliegtuigontwikkeling en fundamenteel
onderzoek luchtvaart (NLG 52,4 mln), het nationaal ruimtetechnologieprogramma
(NLG 8,0 mln) en de bureaukosten van het NIVR (NLG 4,2 mln).
CVO
De beleidsdoelstelling van de «Subsidieregeling civiele vliegtuig
ontwikkeling» (CVO) is om het Nederlandse luchtvaartcluster aansluiting
te laten vinden in de Onderzoeks& Ontwikkelingsactiviteiten gericht op
internationale vliegtuigontwikkelingsprogramma's, met name die van Airbus.
De Stichting NIVR voert de CVO-regeling uit. Pas in december 2000 is een
besluit gevallen over de start van het Airbus A3XX project (nu A380). Dit
heeft geleid tot vertraging in de subsidieaanvragen en leidt naar verwachting
tot een extra groot aantal aanvragen in 2001.
Per 31 december 2000 had het NIVR op basis van de CVO-regeling 16 projecten
goedgekeurd (waarvan 6 vooruitlopend op de regeling; zie Kamerstuk II 1999–2000,
25 820, nr. 8) met een totaal subsidiebedrag van ongeveer NLG 23,0 miljoen.
De verdeling van deze in 2000 goedgekeurde projecten over de in artikel
2 van de CVO-regeling genoemde onderwerpen is als volgt:
– ontwikkeling van materialen: 10;
– mechanische, elektrische of elektronische systemen: 5;
– verbetering van ontwikkelings-, ontwerp- en productietechnologieën:
1.
De uitvoering van deze projecten heeft er inmiddels toe geleid dat diverse
Nederlandse bedrijven en instituten met Airbus in onderhandeling zijn over
diverse werkpakketten voor de A380. In de loop van 2001 zal hierover duidelijkheid
ontstaan.
Het fundamenteel onderzoek op luchtvaartgebied wordt uitgevoerd door diverse
instituten en is voor een belangrijk deel gericht op materiaalonderzoek, met
name ten behoeve van Glare.
JSF
De beleidsdoelstelling van de «Subsidieregeling demonstratie- en
technologieontwikkelings-projecten Joint Strike Fighter» (JSF) is om
Nederlandse bedrijven en instituten met concrete producten in staat te stellen
aan Amerikaanse fabrikanten te demonstreren en dat zij over de benodigde hoogwaardige
technologische vaardigheden beschikken. Deze zijn nodig om deel te nemen aan
de ontwikkeling (EMD-fase) en later de productie van de JSF. Omdat het gaat
om zeer hoogwaardige producten die volgens de nieuwste methoden ontwikkeld
worden, kwalificeren de bedrijven zich als neveneffect ook als toeleverancier
van andere vliegtuigen. Gelet op het succes van de subsidieregeling is de
beschikbare verplichtingenruimte voor de JSF verhoogd van NLG 180,0 mln tot
NLG 200,0 mln. De verhoging met NLG 20,0 mln is vrijgemaakt binnen dit artikel.
De Stichting NIVR voert de regeling uit. Daartoe is ultimo 2000 aan het
NIVR in totaal NLG 115,0 mln. betaalbaar gesteld, waarvan NLG 55,0 mln in
2000.
Per 31 december 2000 had het NIVR 51 projecten (waarvan 12 in 2000) goedgekeurd
met een totaal subsidiebedrag van NLG 200,0 mln, waarmee de totaal beschikbare
verplichtingenruimte is uitgeput.
De 12 in 2000 goedgekeurde projecten zijn als volgt verdeeld over de in
artikel 2 van de subsidieregeling genoemde onderwerpen:
– Structurele vliegtuigcomponenten en lichtgewicht constructies:
2 projecten.
– Mechanische, elektrische en elektronische systemen: 4 projecten.
– Software: 1 project.
– Motorcomponenten: 3 projecten.
– Training en simulatie: 1 project.
– Overige, zoals ontwikkelings-, ontwerp- en/of productietechnologie:
1 project.
De uitvoering van de 51 projecten heeft er inmiddels toe geleid dat er
voor een aantal onderwerpen vergaande besprekingen gaande zijn tussen Amerikaanse
bedrijven en de betrokken Nederlandse bedrijven en instituten over het betrekken
van die Nederlandse bedrijven en instituten bij de EMD-fase van de JSF. Een
belangrijke randvoorwaarde daarbij is wel een positief besluit van de Nederlandse
regering over een deelneming op een adequaat niveau aan de EMD-fase. Een dergelijk
besluit dient in 2001 te worden genomen.
Niet specifiek voor een project beschikbaar gestelde middelen alsmede
de ontvangsten uit hoofde van in het verleden beschikbaar gesteld kredieten, royalty's en licenties etcetera worden door het NIVR in het zogenaamde
Revolving Fund gestort. Het verloop van het Revolving Fund in 2000 kan als
volgt worden weergegeven.
Het saldo van het revolving fund bedroeg ultimo 2000 circa NLG 32,9 mln.
Saldo ultimo 1999 o.b.v. voorlopige cijfers NIVR
NLG 7,1mln
– vermeerdering o.b.v. definitieve cijfers NIVR 1999:
NLG 4,2 mln
Stand ultimo 1999:
NLG 11,3 mln
Uitgaven:
– Ruimtevaartprogramma's NRT
NLG 4,6 mln
– Bureaukosten
NLG 4,1 mln
– Overig
NLG 1,8 mln
Totaal uitgaven
– NLG 10,5 mln
NLG
0,8 mln
Ontvangsten:
– stortingen
NLG 5,0 mln
– overige (afwikkeling Faillissement Fokker)
NLG 27,0 mln
Totaal ontvangsten
+ NLG 32,0 mln
Totaal saldo revolving fund ultimo 2000 o.b.v. voorlopige cijfers
NIVR
NLG 32,8 mln
Artikel 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
99 971
96 635
Realisatie 2000
117 899
90 818
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 17 928
– 5 817
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
110 TOK
74 971
94 971
76 717
75 793
120 KREDO
20 000
20 000
16 600
13 081
130 MPO
5 000
2 928
3 318
1 944
Totaal
99 971
117 899
96 635
90 818
Technische Ontwikkelingskredieten
Doel van het instrument is het stimuleren van ontwikkelingsprojecten waaraan
substantiële technische en commerciële risico's zijn verbonden.
Het betreft een rentedragend krediet van 40% van de projectkosten dat wordt
terugbetaald bij commercieel succes van het ontwikkelde product. In 2000 zijn
twee grote TOK-aanvragen gehonoreerd voor een totaalbedrag van NLG 40,0 mln
en 48 kleine voor een totaalbedrag van NLG 54,9 mln.
Kengetallen Technische ontwikkelingskredieten
(TOK)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel
(-sub)
Raming
Realisatie
Verschil
Ramingskengetallen
1. Aantal (= gehonoreerde aanvragen TOK-groot)
1
2
1
2. Bedrag per eenheid (= kredietaanvraag TOK-groot)
25,000
20,000
5,000
3. Aantal (= gehonoreerde aanvragen TOK-klein)
54
48
– 6
4. Bedrag per eenheid (= kredietaanvraag TOK-klein)
0,925
1,145
0,220
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= verstrekt krediet)
02.09–110
74,971
94,971
20,000
Doelmatigheidskengetallen
1. Aantal prestaties (= behandelde projecten)
100
145
45
2. Kosten per prestatie (x NLG1000)
9,336
9,739
0,403
3. Aantal prestaties (= dossiers)
600
520
– 80
4. Kosten per prestatie (x NLG1000)
2,376
2,255
– 0,121
5. Overige uitvoeringskosten
1,283
1,816
0,533
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)
01.55–010
3,643
4,401
0,758
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter)
16,9
18,6
1,7
Kwaliteitskengetallen
Aantal ingediende bezwaarschriften
11
15
4
Aantal afgehandelde bezwaarschriften
11
8
– 3
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd
2
2
0
Doordat het aantal aanvragen dat in het jaar 2000 behandeld moest worden
fors groter is dan verwacht en de aanvragen gemiddeld ook een grotere omvang
hadden, zijn de kosten van het behandelen van de aanvragen groter dan bij
het opstellen van de begroting was geraamd. Dit is terug te zien in de kengetallen.
De kosten van de projecten in beheer zijn gemiddeld lager, terwijl het aantal
aanvragen in beheer ook lager is. De hogere inzet die nodig was voor het behandelen
van de aanvragen is dus deels gecompenseerd uit lagere kosten voor beheer
en hebben voor een ander deel geresulteerd in hogere uitvoeringskosten van
de TOK.
Kredietregeling Elektronische DienstenOntwikkeling (KREDO)
De KREDO-regeling is een ontwikkelingskrediet dat specifiek is gericht
op de ontwikkeling van elektronische diensten. In het laatste volledige jaar
van de KREDO-regeling zijn 206 aanvragen behandeld en 31 projecten gehonoreerd,
waarmee het volledige beschikbare budget van NLG 20,0 mln is uitgeput. De
aanvragen die bij de laatste tender van 2000 – tevens de laatste van
de regeling – zijn ingediend worden in 2001 afgehandeld.
Kengetallen Kredieten Elektronische DienstenOntwikkeling
(KREDO)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel
(sub)
Raming
Realisatie
Verschil
Ramingskengetallen
1. Aantallen aanvragen (=gehonoreerde aanvagen)
32
31
– 1
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag
0,625
0,645
0,020
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= verstrekt krediet)
02.09–120
20,000
20,000
0
Doelmatigheidskengetallen
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen)
100
206
106
2. Kosten per prestatie (x NLG1000)
6,199
3,529
– 2,670
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer)
75
105
30
4. Kosten per prestatie (x NLG1000)
2,527
2,231
– 0,296
5. Overige uitvoeringskosten
0,434
3,702
3,268
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)
01.55–010
1,243
1,331
0,088
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter)
5,5
5,7
0,2
Kwaliteitskengetallen
Aantal ingediende bezwaarschriften
4
5
1
Aantal afgehandelde bezwaarschriften
4
4
–
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd
–
–
–
De bovenstaande cijfers zijn opgesteld aan de hand van de opdrachten aan
Senter voor de uitvoering van de regeling. Op basis van deze cijfers blijkt
dat het aantal aanvragen en projecten veel hoger is dan verwacht. Dit heeft
uiteraard consequenties voor de kosten per prestatie.
Kredietregeling Milieugerichte Productontwikkeling
Deze regeling beoogt ondernemers te stimuleren hun producten milieuvriendelijker
te (her)ontwerpen, door een krediet beschikbaar te stellen van 40% van de
projectkosten. In geval de technische ontwikkeling mislukt of met het product
geen omzet wordt gemaakt, behoeft het krediet niet terugbetaald te worden.
De kredietregeling MPO is per 31 december 2000 gesloten. Er zijn in 2000 46
projecten ingediend en 21 behandeld. Hiervan is aan 9 een krediet toegekend
voor een totaalbedrag van ruim NLG 2,9 mln. De overige in 2000 binnengekomen
aanvragen worden in 2001 afgehandeld. Per 31 december 2000 zijn er 42 lopende
projecten in beheer.
Artikel 02.12 Technologische infrastructuur
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x f 1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
143 434
108 314
Realisatie 2000
188 865
113 816
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 45 431
+ 5 502
Toelichting realisatie 2000
In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen
de realisatie:
verplichtingen
uitgaven
Artikelonderdeel
geraamd
realisatie
geraamd
realisatie
010 Technologische vernieuwing
21 869
23 955
18 309
14 761
015 ICT-taskforce
42 027
3 997
020 Onderzoek en voorlichting
4 947
3 331
4 555
4 214
030 STW
36 205
40 353
24 057
28 640*
040 IOP
18 930
15 088
13 591
8 031**
050 Topinstituten
42 500
47 124
32 830
41 227
060 Technologie en Samenleving
3 474
6 298
3 220
3 977
070 KIM
13 509
8 689
11 352
8 650
080 BCT
2000
2000
400
319
Totaal
143 434
188 865
108 314
113 816
* zie ook artikel 02 06 860 (betaald NLG 2,386 mln);
** betalingen op verplichtingen die t/m 1997 zijn aangegaan, worden op
artikel 02 02 720 verantwoord (in 2000 f 11,147 mln)
Technologische Vernieuwing
• Axis
De subsidie van Axis bedroeg in 2000 NLG 3,658 mln. De stichting Axis
beoogt de aansluiting van de bèta- en techniekopleidingen op de arbeidsmarkt
te bevorderen. Uit de Mid-term review blijkt dat de door Axis ondersteunde
projecten, die gericht zijn op het onderwijsveld, naar tevredenheid verlopen
en tot de gewenste synergie-effecten leiden. De wisselwerking tussen onderwijs
en bedrijfsleven behoeft echter nog versterking. Het landelijk netwerk is
goed van de grond gekomen, maar de regionale netwerkfunctie heeft meer aandacht
nodig. De communicatie kan verbeterd worden. Axis heeft de resultaten van
de Mid-term review actief opgepakt in haar Activiteitenplan voor 2001.
Meer informatie over Axis is te vinden op http://www.platform-axis.nl/
• Stichting WeTeN
In 2000 heeft de stichting WeTeN 3,75 mln van EZ ontvangen (waarvan NLG
0,75 mln vanuit het voorlichtingsbudget van EZ). In 2000 is door de ministeries
van OC&W, EZ en LNV «Boeiend, betrouwbaar en belangrijk; nota wetenschapscommunicatie»
uitgebracht. WeTeN heeft daaruit een Meerjarenplan afgeleid.
Hoofdpunten daaruit zijn:
• opbouw van een inhoudelijk jaarthema, dat meer structuur in de
wetenschaps- en technologiecommunicatie moet brengen.
• extra aandacht voor massamedia en ICT
• ondersteuning van de professionalisering van de wetenschaps- en
technologiecommunicatiesector.
Adoptieplan Onderwijs: een project gericht op jongeren, om hen te interesseren
voor het doen van onderzoekHet jaar 2000 stond daarmee in het teken van het
veranderingsproces binnen WeTeN van een organisatie die deels ook zelf activiteiten
voor publiekscommunicatie uitvoerde, naar een expertisecentrum.
Over de Stichting WeTeN staat uitgebreide informatie ophttp://www.weten.nl/
• IOC's
Connekt
Eind 2000 heeft EZ aan Connekt, het kenniscentrum voor verkeer en vervoer,
een subsidie verleend van NLG 4 mln voor een 4-jarig Connekt/NWO stimuleringsprogramma.
Medefinanciers zijn OC&W, V&W en de particuliere deelnemers in Connekt.
Het stimuleringsprogramma betreft fundamenteel-strategisch onderzoek op het
gebied van verkeer en vervoer, met de volgende onderzoeksthema's die aansluiten
bij bestaand onderzoek in het kader van ICES/KIS:
– knooppunten, ruimtelijke inrichting en bereikbaarheid;
– benutting weginfrastructuur en reisinformatie;
– automatische voertuiggeleiding;
– betalen voor mobiliteit.
De tenderprocedure voor het onderzoeksprogramma start begin 2001. Voor
april 2004 is een evaluatie voorzien.
Voor meer informatie, zie : www.connekt.nl
SDE
Aan het samenwerkingsverband Duurzame Energie is in 2000 een subsidie
verleend van NLG 1,85 mln voor het jaar 2000 en een subsidie van NLG 2,85
mln voor het jaar 2001.
De liberalisering van de energiemarkt heeft als neveneffect dat het draagvlak
van SDE aan snelle verandering onderhevig is doordat in het veld diverse fusies
en overnames plaatsvinden. De bereidheid bij de bedrijven om te investeren
in langlopend onderzoek is daardoor afgenomen. Niettemin is er nog voldoende
draagvlak voor een onderzoeksprogramma op het gebied van biomassa en systeemintegratie.
Uitgebreider informatie staat op www.sde-research.nl/
ICT-Taskforce
De projecten van de Taskforce Risseeuw zijn in 2000 in gestart en vloeien
alle voort uit de drie oplossingsrichtingen ter verbetering van de krappe
arbeidsmarktsituatie voor ICT-personeel:
1. imagoverbetering;
2. afstemming onderwijs/arbeidsmarkt;
3. doelgroepen.
ICT-Taskforce
Coördinatiepunt
Project
Uitvoerder
Doel
EZ-Bijdr. (mln)
Imagoverbetering
ICT-punt
AXIS/Fenit
Coördinatie en afstemming van de
Taskforce- en AXIS-projecten en bevorderen imagoverbetering van beroep en
sector
3
Afstemming Onderwijs-Arbeidsmarkt Projecten
Duale ICT-Opleiding HBO
HBO-raad
Ontwikkeling
duale trajecten op HBO-niveau en uitvoeren van 4 pilots.
1,872
ICT in niet-ICT
opleidingen HBO
HBO-raad
Ontwikkeling IT-componenten in economische studierichtingen
HBO
12
ICT in niet-ICT
opleidingen WO
VSNU
Ontwikkeling IT-componenten in juridische opleidingen
Universiteiten
6
Netwerkacademie
St. Competentiegericht Onderwijs
Ontwikkelen virtuele marktplaats voor IT-opleidingen voor bedrijfsleven
10
Doelgroepen
Mannen/vrouwen in balans
Vrouwen Vakschool
Midden Ned.
Ontwikkelen specifieke
IT-opleidingen voor Vrouwen en plaatsen van opgeleide vrouwen in Banen
4
Color IT
Hogeschool Amsterdam
Ontwikkelen van specifieke opleidingen voor allochtone
studenten en wegnemen drempels in opleidingen (event. taalachterstanden)
3,555
Vluchtelingen/Asielzoekers
Stichting Pion.
Selecteren, opleiden en plaatsen van vluchtelingen/asielzoekers
1,6
De projectplannen in het kader van de ICT-Taskforce konden eerder worden
vastgesteld en toegezegd dan was voorzien. De benodigde verplichtingenruimte
is bij tweede suppletore begroting 2000 uit latere jaren naar voren gehaald.
De uitvoering van deze projecten is aan het agentschap Senter overgedragen.
Onderzoek en voorlichting technologiebeleid
In het kader van onderzoek en voorlichting technologiebeleid is een groot
aantal projecten uitgevoerd, veelal van geringe omvang. Enkele grotere projecten
zijn de voorbereiding van ICES-KIS3, waaronder de uitwerking van de ICES-KIS-3
thema's (NLG 0,6 mln) en de arbeidsradar Bouw en arbeidsradar Beroepsgoederenvervoer
(totaal NLG 0,8 mln).
STW
STW beoordeelt de projectvoorstellen tweede geldstroom die bij haar ingediend
worden, op wetenschappelijke kwaliteit en utilisatie (de kans dat gebruikers
de resultaten zullen toepassen). STW rapporteert jaarlijks over de utilisatieresultaten
van de projecten die vijf respectievelijk tien jaar geleden zijn gestart en
over het deel van deze projecten dat concrete resultaten heeft opgeleverd.
Uit het utilisatierapport 2000 blijkt dat er van de 98 projecten die 1989
gestart zijn (met in totaal NLG 65 mln aan STW-bijdragen) 31% leidde tot een
aanwijsbaar product.
In 2000 droegen EZ en NWO in totaal NLG 86 mln bij en de universiteiten
circa NLG 90 mln. Het aandeel van EZ in de verleende subsidie van EZ en NWO
samen is circa 40%.
In totaal heeft STW in 2000 70 nieuwe projecten gestart. Gemeten naar
genoemd aandeel van de EZ-subsidie aan STW waren er in 2000 312 onderzoekers
(286 fte's) met lopend STW-onderzoek bezig.
EZ verleende in 2000 een subsidie van NLG 37,5 mln. voor het aangaan van
nieuwe verplichtingen in 2001. Daarnaast heeft EZ een eenmalige aanvullende
subsidie aan STW verleend voor investeringen door MESA+ op het gebied van
nanotechnologie-onderzoek van NLG 2,9 mln.
In 2001 wordt STW geëvalueerd. De evaluatie moet mede inzicht geven
in de manier waarop STW zo goed mogelijk kan inspelen op toekomstige ontwikkelingen.
Voor meer informatie over STW, zie op www.stw.nl/
Innovatiegerichte Onderzoekprogramma's (IOP)
In 2000 is een aantal innovatiegerichte onderzoekprogramma's uitgevoerd.
In 2000 werden de IOP's Verf en Metalen afgesloten en werd het IOP Genomics
gestart. Tevens is een IOP Elektromagnetische Vermogenstechniek in voorbereiding
genomen. Met behulp van het IOP worden ook enkele NWO-programma's ondersteund:
Computational Materials Science, Zachte Gecondenseerde Materie en Embedded
Systems.
In 2000 uitgevoerde IOP's (x NLG 1 mln)
1. Metalen
0,04
2. Industriële Eiwitten
1,96
3. Genomics
0,24
4. Oppervlaktetechnologie
3,22
5. Beeldverwerking
2,20
6. Zware metalen
0,63
7. Mens machine interface
0,66
8. Precisietechnologie
6,14
Totaal
15,09
Doelmatigheidskengetallen IOP
Artikel (sub)
Raming
Realisatie
Verschil
1. Behandelde aanvragen (in aantallen)
100
185
85
2. Aantal projecten in beheer (in aantallen)
300
347
47
3. Toegelicht begrotingsbedrag (uitvoeringskosten Senter) (x NLG
1 mln)
01.55–020
3,2
2,8
– 0,4
4. Uitvoerend personeel in fte (= Senter)
13,6
15,3
1,7
Voor de kosten per prestatie van het behandelen en beheren van IOP-aanvragen
zijn nog geen realisatiecijfers beschikbaar.
Technologische Top Instituten (TTI's)
In 2000 is aan de TTI's in totaal f 47,1 mln (incl. f 0,6 mln
voor evaluatie) toegezegd voor onderzoek in het subsidiejaar 2001.
De bijdrage per TTI is als volgt:
Subsidiejaar (bijdrage x NLG 1 mln)
2001
Voedselwetenschappen
13,3
Metaaltechnologie
11,0
Telematica
10,6
Polymeren
11,6
Totaal
46,5
De TTI's hebben in 2000 in totaal 116 projecten gestart. Bij de uitvoering
van het basisprogramma werden in totaal 340 onderzoekers (gerekend in fte's)
ingezet. De bijdragen van het bedrijfsleven bedroegen NLG 26,2 mln en die
van de kennisinstellingen NLG 25,7 mln.
In 2001 zal een evaluatie van de TTI's plaatsvinden, waarvan het eindrapport
in het najaar van 2001 gereed zal zijn.
Voor meer informatie over de Technologische Topinstituten:
http://www.wcfs.nl/
http://www.nimr.nl/
http://www.telin.nl/
http://www.polymers.nl/
Technologie & Samenleving
In 2000 zijn de 4 lopende thema's van het T&S-programma, te weten
Criminaliteitspreventie, Leren in de werkomgeving, Preventie Arbeidsuitval
en Reïntegratie Arbeidsgehandicapten aangevuld met een 5e thema, te weten
Sociale Integratie.
Aangezien het betrekken van beleidsterreinen van andere departementen
bij de technologische ontwikkelingen in economie en samenleving ten dele reeds
autonoom geschiedt en geen stimulans meer nodig heeft vanuit een relatief
beperkt programma gericht, heeft de Stuurgroep Technologie en Samenleving
besloten tot een afronding van het programma Technologie en Samenleving. In
2 tot maximaal 3 jaar zal het programma, met inachtneming van de lopende afspraken
met de deelnemende departementen, worden afgebouwd en beëindigd.
Kennisdragers in het MKB (KIM)
Het aantal toegekende KIM'ers is in 2000 lager (310) dan begroot (450).
Door de krapte op dearbeidsmarkt bleek het opnieuw lastig kennisdragers (hoger
opgeleiden) voor het MKB te vinden.
Kengetallen KIM
(Bedragen x NLG1000)
Raming
Realisatie
Verschil
RAMINGSKENGETALLEN
1. Ontvangen aanvragen (aantallen)
500
313
– 187
2. Toegewezen aanvragen (aantallen)
450
310
– 140
3. Loonkostensubsidie per KIM'er
20
20
4. Toegelicht begrotingsbedrag
9 000
6 200
– 2 800
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN
1. KIM'ers in dienst van MKB getreden (%)
75
90
15
2. Kosten van begeleiding/advies
5 000
1 543
– 3 457
3. Overige uitvoeringskosten
2000
1 396
– 604
DOELTREFFENDHEIDSKENGETALLEN
Continuering innovatie na beëindiging KIM-project (%)*
75
58
– 17
* Wijkt af van voorgaande jaren, omdat voorheen een koppeling bestond
met het in dienst treden van de KIM'er.
BrancheCentra voor Technologie (BCT)
In 2000 zijn 6 aanvragen voor subsidie ingediend, waarvan 4 zijn gehonoreerd
voor een bedrag van in totaal NLG 2 mln (het totale budget van de regeling
in 2000). De gehonoreerde aanvragen zijn van de Centrale Bond van Meubelfabrikanten
(NLG 1,0 mln), de Association of Tankcleaning Companies in the Netherlands
(NLG 0,5 mln), de Vereniging Technische Keramiek (NLG 0,3 mln) en de Vereniging
Metalen Ramen en Gevelindustrie (NLG 0,2 mln).
Artikel 02.13 Projecten gefinancierd uit het Fonds economische
structuurversterking
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
38 000
Realisatie 2000
–
50 366
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
+ 12 366
Stand ultimo 2000
(x NLG1000)
Totale Projectomvang:
Reeds Betaald:
Openstaande
verplichtingen:
NOBIS
23 988
23 988
0
HPCN
33 657
33 657
0
MARIN
100 000
100 000
0
Gigaport
142 000
60 800
81 200
Saldo
299 645
218 445
81 200
NOBIS
Het doel van NOBIS is het bewerkstelligen van aanzienlijke kostenreducties
voor bodemsaneringsoperaties en het opheffen van stagnatie van economische
en maatschappelijke processen die een gevolg zijn van de bodemvervuiling.
NOBIS doet dit door financiering en organisatie van onderzoeks- en demonstratieprogramma's
naar biologische in-situ bodemsanering.
Het ICES-project is in juni 2000 succesvol afgesloten met een symposium
en met de presentatie van haar eindrapport «Omslag in bodemdenken».
De resultaten van NOBIS zijn gebundeld in de productengids van NOBIS op CD-ROM.
Een belangrijk resultaat van het project is het tot stand brengen van een
goed lopend, vraaggestuurd en probleemoplossingsgericht onderzoekprogramma,
gebaseerd op cofinanciering van publieke en private middelen. Daarbij is een
goed netwerk ontstaan tussen kennisaanbieders, probleembezitters en eindgebruikers
op het gebied van bodemverontreiniging en bodemsanering. Een ander resultaat
is dat voor veel soorten bodemverontreiniging het mogelijk is gebleken om
met biologische in-situ methoden aanzienlijke kostenreducties te bereiken.
Bodemsanering is mede daardoor niet alleen beter betaalbaar maar ook beter
haalbaar geworden. NOBIS is in 2000 overgegaan in het programma SKB, de Stichting
Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem. Dit programma richt zich op
het ontwikkelen en uitdragen van kennis op het gebied van nieuwe vormen van
bodemsanering.
HPCN
In 2000 is het HPCN-programma administratief afgesloten. Mede op basis
van een door de EZ accountantsdienst uitgevoerd verificatieonderzoek heeft
decharge van de Stichting HPCN plaatsgevonden, waarna deze ook formeel kon
worden opgeheven. Een deel van het Stichtingsbestuur is echter actief gebleven
in de nieuwe «Stichting Platform HPCN», die zich zal gaan richten
op de verdere verduurzaming van de in de ICES-periode bereikte resultaten.
Hoofdthema voor de toekomst is het «Innovatief Computergebruik».
In het zogenaamde «visie-document» zijn de plannen voor de toekomst
neergelegd. Met gebruikmaking van de netwerken en kennis gegenereerd onder
de HPCN ICES-periode zullen innovatieve ICT-initiatieven worden ontplooid
en uitgevoerd. Financiering van nieuwe projecten zal geschieden uit de door
deelnemers bijeengebrachte middelen en het reguliere subsidie-instrument.
Uiteindelijk heeft de Stichting in de periode 1995–1999 in totaal een
bedrag van NLG 33,7 mln aan ICES-middelen uitgekeerd. Gedurende de looptijd
zijn 25 duurzame publiekprivate samenwerkingsverbanden tot stand gekomen,
gericht op de ontwikkeling en verspreiding van specifieke HPCN-toepassingen
ofdiensten. De impulsen die door middel van het HPCN-programma zijn gegeven,
hebben geleid tot versterking van de kennisinfrastructuur op het gebied van
innovatieve computertoepassingen. Deze versterking is bereikt door effectieve
publiekprivate samenwerking, die zich richt op vernieuwing in ICT door de
ontwikkeling van nieuwe technologieën. De ontstane nieuwe netwerkstructuren
zijn zodanig bestendig gebleken dat er een voldoende draagvlak is geschapen
voor een verduurzaming die in de Stichting Platform HPCN ook daadwerkelijk
vorm heeft gekregen.
MARIN
De bijdrage aan MARIN is gericht op een drietal faciliteiten om het MARIN
haar positie als één van de toonaangevende grote technologische
instituten (GTI's) op maritiem gebied te behouden en uit te bouwen. De investeringen
betreffen de zeegangstank, de offshoretank en de vacuümtank.
In 1999 is de zeegangstank in gebruik genomen, in 2000 de offshoretank en
de vacuümtank. Op 10 april 2001 zullen de drie nieuwe faciliteiten formeel
worden geopend.
Gigaport
In 1999 is NLG 142,0 mln toegezegd voor het project GigaPort. Binnen GigaPort
worden technologieën ontwikkeld die snelheid, betrouwbaarheid en beveiliging
van het Internet zullen verbeteren. Het project is opgezet onder regie van
de Ministeries van EZ, OC&W en V&W. De doelstellingen zijn onderverdeeld
naar drie ambitieniveaus:
1. ontwerpen, bouwen en onderhouden van een breedbandnetwerk voor onderzoek
en ontwikkeling in het algemeen en gebruik door universiteiten, hogescholen
en publiek gefinancierde onderzoeksinstituten in het bijzonder (GigaPort Netwerk);
2. stimuleren van kennisontwikkeling en – diffusie in Nederland
(GigaPort Applicaties);
3. versterken van de concurrentiepositie en economische ontwikkeling van
Nederland (GigaPort als geheel).
Nadat in 1999 de tenders zijn uitgevoerd voor de connectiviteit van het
internationale onderzoeksnetwerk om de aansluiting te bewerkstelligen tussen
het nationale netwerk, buitenlandse onderzoeksnetwerken en het internet, is
begin 2000 de tender voor de ontwikkeling van het nieuwe nationale onderzoeksnetwerk
gegund. De verwachting dat private partijen daaraan een bijdrage zouden willen
leveren, is meer dan bewaarheid gebleken. Ook zijn in 2000 de eerste proefprojecten
met nieuwe toegangstechnologieën van start gegaan, ook daaraan leveren
private partijen een substantiële bijdrage. De verhouding publieke-private
financiering zal in beider gevallen uitkomen op ongeveer één-
tot tweederde. Verder is in 2000 verder vorm gegeven aan de kennisopbouwprojecten
en de toepassingsprojecten met het bedrijfsleven. De voortgang hier is echter
minder groot dan verwacht. Dit wordt vooral veroorzaakt door de zogenaamde
«last mile»-problematiek. Het blijkt voor bedrijven uitermate
kostbaar te zijn om een verbinding van voldoende capaciteit met het GigaPort
netwerk te krijgen. Het kabinet heeft dit in de notitie «De Digitale
Delta: e-Europe voorbij» onderkend en nadere stappen aangekondigd om
hier een beter zicht op te krijgen. In dit kader wordt onderzocht of enkele
regionale proeven met glasvezelnetwerken ondersteund kunnen worden.
03.00 INDUSTRIE- EN DIENSTENBELEID
Artikel 03.03 Versterking economische structuur
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
7 494
11 258
Realisatie 2000
7 917
11 436
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 423
+ 178
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 Vernieuwingsprogramma's
7 242
7 229
5 960
8 590
040 Toeleveren en Uitbesteden via Senter
185
266
050 Branche structuurverbetering
060 Stimulering Commerciele diensten sector
100 Beheerskosten
52
688
52
577
200 Crisisbeheersing
200
–
200
2003
964 Bevorderen structuurversterking
4 861
–
Totaal
7 494
7 917
11 258
11 436
Toelichting realisatie 2000
In het kader van vernieuwingsprogramma's (NLG 7,2 mln) zijn bijdragen
toegezegd aan 34 projecten. De meeste zijn, in omvang, relatief beperkte bijdragen
aan respectievelijk opdrachten voor onderzoek gericht op vernieuwingen van
industriële voortbrengingsprocessen en in beperkte mate dienstverlening.
Verreweg de grootse post is de bijdrage aan Dreamstart (NLG 3,1 mln). Dreamstart
is een platform voor technostarters dat is opgericht om partijen en activiteiten
gericht op technostarters te verbinden en daarnaast nieuwe initiatieven t.b.v.
technostarters aan te jagen. Dreamstart heeft drie taken:
1. Verschaffen van informatie en het toegankelijk maken van bestaande
en opkomende initiatieven;
2. Het stimuleren van bewustwording omtrent techno-ondernemerschap bij
bedrijven, publieke kennisinfrastructuur en (potentiële) technostarters;
3. Het vormen van netwerken op specifieke technologiegebieden.
Eén van de effecten van de laatste taak is het ontstaan van technostartersclusters
die voorstellen voor ondersteuning door EZ kunnen indienen in de regeling
voor technostartersclusters die in 2001 van start zal gaan.
Op dit artikel zijn ook de uitgaven voor crisisbeheersingorganisatie (circa
NLG 0,7 mln) verantwoord.
Artikel 03.04 Industriële promotie
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
14 628
14 506
Realisatie 2000
14 968
14 216
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 340
– 290
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per buitenkantoor
(x NLG1000)
Regio
verplichtingen
gemiddeld per
aantal posten
raming
realisatie
post
USA
5
7 320
7 997
1 599
Japan (incl. Hong Kong)
3
2 047
2 514
838
Korea
1
307
364
364
Taiwan
1
654
975
975
Singapore
1
431
379
379
Europa
1
1 800
1 705
1 705
Den Haag (Adviezen werkz. derden)
nvt
2 069
1 034
nvt
Totaal
14 628
14 968
Bovenstaande cijfers per regio wijken af van de realisaties op de bij
die regio's behorende artikelsubs omdat een deel van de realisatie op het
artikelsub «Den Haag» saslarisbetalingen betreft ten behoeve van
de andere regio's en daarom in bovenstaande cijfers is verdeeld over die regio's
teneinde een juist beeld te geven van de gemiddelde realisatie per post.
Nadere specificatie
Herkomst van bedrijven (donorgebieden)
aantal projecten
investering
in mln
arbeidsplaatsen
2000
1999
2000
1999
2000
1999
Noord-Amerika
57
55
464
909
3 805
4 244
Azië
31
25
173
129
916
643
Europa
6
5
326
53
350
122
Totaal
94
85
963
1 091
5 071
5 009
Aard der projecten
aantal projecten
investering
in mln
arbeidsplaatsen
2000
1999
2000
1999
2000
1999
Productie/Assemblage
4
11
211
542
248
984
Distributie
30
22
116
116
716
969
Int Dienstverlening Algemeen
6
5
58
5
368
86
Europese hoofdkantoren
33
29
179
277
1 662
1 434
Call Centers
3
7
80
66
615
785
Overig (o.a. Marketing/Sales)
18
11
319
85
1 462
751
Totaal
94
85
963
1 091
5 071
5 009
Verdeling naar regio
aantal projecten
investering
in mln
arbeidsplaatsen
2000
1999
2000
1999
2000
1999
Groningen
2
2
96
76
545
68
Friesland
0
0
0
0
0
0
Drenthe
2
0
7
0
175
0
Overijssel
2
2
6
7
48
290
Flevoland
2
1
2
4
30
20
Gelderland
1
6
0
29
12
183
Utrecht
6
4
35
16
147
329
Noord-Holland
43
25
442
310
2 912
1 096
Zuid-Holland
20
21
151
105
548
809
Zeeland
0
1
0
350
0
100
Noord-Brabant
12
13
202
80
506
1 311
Limburg
4
10
22
114
148
803
Totaal
94
85
963
1 091
5 071
5 009
De buitenlandse investeringsprojecten in Nederland die in 2000 via het
CBIN zijn aangetrokken, zullen goed zijn voor de creatie van ruim 5 duizend
arbeidsplaatsen. Hiervan nemen Amerikaanse investeerders ruim driekwart (3 805)
voor hun rekening. Met de 94 aangetrokken projecten is een totaal investeringsbedrag
van een kleine 1 miljard gulden gemoeid.
Het CBIN richt zich primair op nieuwe vestigingen en uitbreidingsinvesteringen
waarvoor Nederland in concurrentie is met de landen om ons heen. Bij de acquisitie
van buitenlandse investeringsprojecten werkt het CBIN nauw samen met regionale
ontwikkelingsmaatschappijen, Nederland Distributieland, provincies en lokale
overheden.
Het resultaat van het afgelopen jaar werd qua arbeidsplaatsen slechts
overtroffen in 1998. Investeerders uit de Verenigde Staten waren net als in
voorgaande jaren goed voor het merendeel van de aangetrokken investeringen.
Van de projecten waren er 57 afkomstig uit de VS, 31 uit Azië en 6 uit
Europese landen. Het aantal projecten uit Japan kende een verdubbeling ten
opzichte van 1999 (van 5 naar 10).
Artikel 03.05 Steun scheepsbouw
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
130 000
72 140
Realisatie 2000
129 511
82 623
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
489
+ 10 483
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 Steunverlening Scheepsbouwindustrie
130 000
129 511
69 640
80 123
030 NESEC
2 500
2 500
909 Rente-overbrugging Scheepsbouw
Totaal
130 000
129 511
72 140
82 623
Toelichting realisatie 2000
Er zijn in 2000 129 aanvragen met een totale opdrachtwaarde van NLG
3,0 mrd ingediend, waarvan er 119 met een opdrachtwaarde van NLG 2,8 mrd,
zijn gehonoreerd. De gemiddelde contractsom per schip voor de ingediende aanvragen
bedroeg NLG 22,9 mln en voor de gehonoreerde aanvragen NLG 23,6 mln.
In volgende grafiek wordt de verhouding orderbedrag/subsidiebudget over
een reeks van jaren weergegeven.
Artikel 03.07 Bijdrage aan Koninklijke Schelde Groep
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
–
Realisatie 2000
84 000
84 000
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 84 000
+ 84 000
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting
realisatie 2000
Op 14 juli 2000 is het overnamecontract tussen Damen Shipyards N.V. (Damen),
de Koninklijke Schelde Groep (KSG), de Provincie Zeeland en de Staat betreffende
de overname van KSG door Damen ondertekend. De transactie behelst alle activiteiten
van KSG, zowel de maritieme als de deelnemingen in machine- en apparatenbouw.
In het overnamecontract was nog een aantal opschortende voorwaarden opgenomen.
Deze zijn in de periode na 14 juli 2000 nader ingevuld zodat op 29 september
2000 de definitieve aandelenoverdracht heeft kunnen plaatsvinden.
In het kader van het pakket van maatregelen om de continuïteit van
KSG zeker te stellen hebben de toenmalige aandeelhouders van KSG (90% Staat
en 10% Provincie Zeeland) een noodzakelijk geachte bijdrage geleverd. De in
2000 geleverde totale vermogensversterking bedraagt NLG 84,0 mln. De Kamer
is hierover separaat geïnformeerd. Door de overname is het toekomstperspectief
voor KSG zekergesteld. Het bedrag is bij tweede suppletore begroting in de
ramingen opgenomen.
Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V.
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
–
Realisatie 2000
4 313
129 050
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 4 313
+ 129 050
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting
realisatie 2000
In 1999 zijn door de Staat, Volvo Car Corporation en Mitsubishi Motors
Corporation afspraken gemaakt over de beëindiging van de financiële
relaties tussen de Staat en NedCar. De schuld door het verlies op de V400
enerzijds en de Projectloan anderzijds zijn de belangrijkste elementen van
deze relatie. Door de overnames van Mitsubishi door Daimler-Chrysler en Volvo
door Ford is de verwachting dat de overeenkomsten voorlopig niet uitgevoerd
zullen worden. Daar de overeenkomsten een versnelde afwikkeling
betreffen boeten ze ieder jaar aan belang in. Om deze reden is bij tweede
suppletore begroting de eerder opgenomen versnelling teruggedraaid.
De verplichtingen in 2000 zijn het gevolg van de verhoging van de V400
schuld met de rentelasten NedCar over 1999. De uitgaven betreffen de aflossingstermijn
van de V400 schuld (NLG 71,7 mln) en de uitbetaling van de afgegeven garantie
aan de Stichting NedCar Project Financiering inzake de financieringskosten
van een gedeelte van de, door de stichting verstrekte, renteloze lening ad
NLG 700,0 mln van de Staat aan NedCar (NLG 57,3 mln). Betaling hiervan was
geraamd in de periode 2001 t/m 2003, maar is om doelmatigheidsredenen (minder
rentelasten) in 2000 betaald.
Artikel 03.09 Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen
1981
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
1 600
Realisatie 2000
–
225
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
– 1 375
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel worden de betalingen verantwoord op in het verleden aangegane
verplichtingen uit hoofde van de PPM-regeling.
04.00 RUIMTELIJK ECONOMISCH BELEID
Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingmaatschappijen
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
11 128
11 147
Realisatie 2000
11 509
12 166
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 381
+ 1 019
Toelichting realisatie 2000
In onderstaande tabel is voor elk van de vijf ROM's de raming afgezet
tegen de realisatie. De in het verslagjaar aangegane verplichtingen hebben
betrekking op de apparaatskostenvergoeding.
De beleidslijn met betrekking tot de ROM's is met ingang van 2000 vernieuwd
(Kamerstukken II 2000–2001, 26 570, nr. 16). Per ROM zullen met
ingang van 2001 concrete prestatieafspraken gemaakt worden over de inzet van
de EZ-subsidie.
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
(x NLG1000,–)
geraamd
realisatie
geraamd
realisatie
010 NOM apparaatskosten
4 696
4 857
4 696
5 325
110 LIOF apparaatskosten
2 658
2 749
2 658
2 771
210 OOM apparaatskosten
1 607
1 662
1 607
1 651
310 GOM apparaatskosten
871
901
871
1 069
410 BOM apparaatskosten
1 296
1 340
1 296
1 331
610 Medewerkers overige instituten
–
–
19
19
750 GOM financieringsbedrijf oud
–
–
–
–
Totaal
11 128
11 509
11 147
12 166
Artikel 04.04 Voorwaardenscheppend beleid
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
3 248
Realisatie 2000
–
414
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
– 2 834
Toelichting realisatie 2000
Betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren toegezegde EZ-bijdragen
ten behoeve van de regionale projecten «Nijverheidspark» en «De
Kolk».
Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader
van de BRT-compensatie
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
5 508
Realisatie 2000
–
1 000
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
– 4 508
Toelichting realisatie 2000
Betreft de uitfinanciering van een in voorgaande jaren toegezegde EZ-bijdrage
voor een infrastructuurproject in de provincie Drenthe.
Artikel 04.08 Bevordering investeringen voor regionale
structuurversterking
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
193 871
101 572
Realisatie 2000
175 239
102 808
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
18 632
+ 1 236
Toelichting realisatie 2000
Betreft de centrale Investeringspremieregeling (IPR) en Kompas voor het
Noorden. In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet
tegen de realisatie.
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
x NLG1000,–
geraamd
realisatie
geraamd
realisatie
010 IPR-centraal
44 914
32 258
37 087
47 355
020 Kompas voor het Noorden
124 686
111 900
58 414
50 028
070 EFRO-cofinanciering
24 271
31 081
6 071
5 425
Totaal
193 871
175 239
101 572
102 808
IPR-centraal
Kengetallen IPR-centraal
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel
(sub)
Raming
Realisatie
Verschil
Ramingskengetallen
1. Toegezegde subsidies (in aantallen)
8
7
– 1
2. Gemiddeld bedrag per toezegging
5,6
4,6
– 1,0
3. Toegezegde subsidies
04.08–010
44,9
32,3
– 12,7
Doeltreffendheidskengetallen
1. Te realiseren arbeidsplaatsen (in aantallen)
1 435
335
– 1 100
2. Premie per arbeidsplaats
0,031
0,096
0,065
3. Investeringen
560
383,3
– 176,7
4. Premiepercentage (in %) (subsidie/investeringen)
8,0
8,4
0,4
De relatief grote daling van het aantal arbeidsplaatsen wordt veroorzaakt
doordat de gesubsidieerde investeringen zeer kapitaalintensief van aard waren.
Verdeling toezeggingen 2000 centrale
IPR over provincies
Provincie
Investe-ringen
Arbeidsplaatsen
Projecten
Subsidie
Groningen
88,0
50
1
1,5
Friesland
133,7
135
2
12,8
Drenthe
73,1
75
2
9,1
Overijssel
–
–
–
–
Limburg
88,5
75
2
8,8
Totaal
383,3
335
7
32,2
Kompas voor het Noorden
Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland is in 2000 begonnen met de uitvoering
van het programma «Kompas voor het Noorden». EZ neemt een deel
van de kosten van dit programma voor haar rekening. Van de beschikkingen die
in 2000 door SNN zijn afgegeven heeft 86% betrekking op het deelprogramma
«Economische kerngebieden / versterking marktsector», 5% op het
deelprogramma «Landelijk gebied» en 6% op het deelprogramma «Stedelijke
centra». De overige 3% heeft betrekking op gemaakte uitvoeringskosten.
Gelet op de late start van het programma (zomer 2000) is het nog te vroeg
om over resultaten van de gerealiseerde projecten in termen van aantal hectaren
nieuwe en gerevitaliseerde bedrijventerreinen respectievelijk het aantal vierkante
meters nieuwe en gerenoveerde kantoorruimte te rapporteren. Wel zijn de gegevens
uit onderstaande tabel beschikbaar. Over de effecten van het Kompasprogramma
in termen van gecreëerde werkgelegenheid is met SNN afgesproken dat in
2003 een eerste evaluatie zal plaatsvinden, de mid-term review.
In onderstaande tabel zijn alleen de thema's uit het Kompasprogramma opgenomen,
waarvoor EZ-bijdragen zijn gecommitteerd. Thema's zijn samengesteld uit meerdere
maatregelen. EZ heeft voor iets meer dan de helft van de in totaal 49 maatregelen
bijdragen toegezegd, voor het merendeel behorend tot het deelprogramma «Economische
kerngebieden/ versterking van de marktsector», verkort aangeduid als
«Markt».
De bedragen per thema geven de door het SNN gerealiseerde projectcommitteringen
weer voor zover er een beroep is gedaan op de EZ-bijdrage aan Kompas.
Deelprogramma/thema
Aantal projecten
bedrag x NLG 1 mln.
Econ. Kerngebieden/verst. Marktsector
– Verbet. Vestigingsvoorwaarden
2
62,1
– Versterking marktsector
8
76,7
– Versterking arbeidsaanbod
1
11,9
Totaal deelprogramma «Markt»
11
150,7
Landelijk gebied
– Verst. Marktgerichte landbouw
2
1,8
– Toerisme en recreatie
1
7,5
Totaal «Land»
3
9,3
Stedelijke centra
– Bestaande werkgebieden op peil/stimulans
2
3,1
– Kwaliteit binnensteden
2
6,6
– Versterking hoger onderwijs/kennis
1
0,4
Totaal «Stad»
5
10,1
Uitvoering
1
4,6
Totaal Kompas voor het Noorden
20
174,7
Toelichting op de tabel:
• Omdat het toezeggingen betreft van SNN is het bedrag aan toezeggingen
niet gelijk aan het door EZ aan SNN toegezegde bedrag van NLG 104,4 mln voor
het jaar 2000. Dit jaar is het eerste jaar van de commiteringsperiode van
het Kompas voor het Noorden; SNN anticipeert ten dele reeds op 2001, vooral
voor tijdelijke financiering van later in te zetten EU-middelen;
• De Kompas-uitvoering is vanaf zomer 2000 in de praktijk goed op
gang gekomen; bovendien zaten er ultimo 2000 veel projecten in de pijplijn
die niet meer in dit eerste jaar tot commitering konden komen;
• In de eerstgenoemde twee thema's zijn mede de budgetvastleggingen
opgenomen van de bedrijfsgerichte regelingen, waaronder de decentrale IPR,
direct al voor een twee jaar (2000/2001).
IPR-decentraal
Uit de decentrale IPR worden alleen in de drie Noordelijke provincies
en in Hardenberg en Steenwijk van de provincie Overijssel verplichtingen aangegaan.
Met ingang van 2000 maakt de IPR-decentraal integraal onderdeel uit van het
Kompas. De uitvoering van de regeling is ondergebracht bij het Samenwerkingsverband
Noord-Nederland (SNN). De grens van de subsidiabele grondslag van de decentraal
uit te voeren projecten ligt op NLG 10 mln.
Verdeling toezeggingen SNN 2000 decentrale
IPR over provincies
Provincie
Investeringen (in mln)
Arbeidsplaatsen
Projecten
subsidie in NLG mln
totaal
per arbeidsplaats
Groningen
56,8
746
17
9,1
12,195
Friesland
97,3
269
17
11,6
43,270
Drenthe
65,0
303
18
10,2
33,685
Overijssel
9,7
25
3
1,2
47,510
Totaal
228,8
1 343
55
32,1
23,925
EFRO-cofinanciering
Programma's
Aantal
verplichtingen (x NLG 1 mln)
Doelstelling 1 Flevoland
1
30
Interreg II
1
0,1
MKB
1
1,0
Totaal
3
31,1
De programma's «Konver» en «MKB» worden niet voortgezet
in de nieuwe periode.
Er zijn inmiddels decentralisatieconvenanten afgesloten met Noord-Nederland
en Flevoland. Begin april 2001 zullen ook met Oost-Nederland en Zuid-Nederland
dergelijke convenanten worden afgesloten. Dan zal voor alle Doelstelling 1
en 2-regio's waar EZ bemoeienis mee heeft, de verdeling van taken en verantwoordelijkheden
is tussen rijk en regio zijn vastgelegd. In de convenanten worden aspecten
geregeld als aansprakelijkheid en diverse beheer, toezicht- en controleaangelegenheden.
Omdat de EU het EDP Flevoland al geaccordeerd had, zijn vooruitlopend op de
AmvB, richting Flevoland in 2000 verplichtingen aangegaan en is één
voorschot verstrekt.
Met de regio's is op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de gegevens
die zij twee keer per jaar dienen aan te leveren en die EZ in staat stellen
de voortgang te monitoren. Het betreft gegevens inzake committeringen, realisatie,
cofinanciering en inhoudelijke voortgang (prestatiegegevens). Op basis van
deze set zal een format worden opgesteld met gegevens die voortaan één
keer per jaar naar de Tweede Kamer zullen worden gestuurd.
Dit format zal interdepartementaal worden afgestemd met betrokken ministeries
(EZ, LNV, BZK, SZW en Financiën) en naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Artikel 04.09 Regio-programma's
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
87 698
Realisatie 2000
172 000
114 364
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 172 000
+ 26 666
In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen
de realisatie
Artikelonderdeel
gerplichtingen
uitgaven
(x NLG1000,-)
geraamd
realisatie
geraamd
realisatie
010 ISP-regulier
–
–
66 961
61 812
520 Oost. mijnstreek Z-Limburg
–
172 000
2 020
29 923
610 EFRO-cofinanciering
–
–
15 717
12 489
900 Oude verplichtingen
–
–
3 000
10 140
Totaal
–
172 000
87 698
114 364
Omdat de verplichtingen voor de infrastructuur en het bedrijventerrein
in Born niet meer in 1999, maar in 2000 zijn aangegaan, is bij eerste suppletore
begroting 2000 de verplichtingenruimte met 172 mln verhoogd. Daarmee samenhangend
zijn in 2000 ook extra betalingen verricht.
Toelichting realisatie 2000
De realisatie betreft een verplichting van NLG 137 mln voor infrastructuur
en NLG 35 mln voor de aankoop van gronden voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein
Swentibold te Born, specifiek bestemd voor de «automotive» sector.
Artikel 04.10 Stimulering Ruimte voor Economische Activiteit
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
163 005
126 228
Realisatie 2000
375 660
65 474
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 212 655
– 60 754
In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen
de realisatie:
verplichtingen
uitgaven
Artikelonderdeel
geraamd
realisatie
geraamd
realisatie
010 StiREA
52 223
4 100
73 021
38 013
015 Impuls bedrijventerreinen
100 000
25 000
020 Ruimtelijk economisch onderzoek
10 782
2 960
10 057
4 089
030 Fysieke stadseconomie
0
255 336
12 604
12 604
040 Niet-fysieke stadseconomie
0
113 264
5 546
10 768
Totaal
163 005
375 660
126 228
65 474
Nadat eind 1999 de convenanten met de G30 eind december 1999 waren getekend,
zijn in 2000 de verplichtingen in het kader van het Grote Steden Beleid (Stadseconomie-budget)
administratief vastgelegd. Daartoe bij 1e suppletore begroting het verplichtingenbudget
uit 1999 aan de begroting 2000 toegevoegd.
Toelichting realisatie 2000
StiREA
De StiREA is in 1999 beëindigd. Er is in 2000 geen nieuwe tender
geopend. Voor 2000 kunnen derhalve geen gegevens worden geleverd over hectaren
en arbeidsplaatsen. De opvolger van STiREA is de Tender Investerings Programma's
Provincies (TIPP). Door enkele vertragingen zal deze regeling niet in 2000
van start gaan, maar is de eerste TIPP-tender nu op 1 februari 2001 geopend.
Het budget 2000 zal worden verschoven naar 2001, hetgeen betekent dat budget
2001 uitkomt op 150 mln. Daarvan komt NLG 50 mln uit de middelen uit het amendement
Hindriks/Van Walsem (Kamerstukken II, 1999–2000, 26 800 XIII, nr.
27). De overige NLG 50 mln uit dit amendement zullen worden ingezet in de
jaren 2002 en 2003.
Convenanten grotestedenbeleid
Eind 1999 heeft het rijk 25 (en in het kader van ISV aanvullend hierop
nog 5) convenanten gesloten met steden. Aan bijna alle convenanten waren aanvullende
voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden verschillen per stad. Een voorwaarde
die voor alle gemeenten gold, was het formuleren van concrete prestaties op
basis van de nulmeting Benchmark gemeentelijk ondernemingsklimaat eind 1999
(tweejaarlijkse herhalingsmeting). De steden hebben in 2000 alsnog aan deze
en de overige voorwaarden voldaan.
Vanuit EZ is geld beschikbaar gesteld voor de projecten stadseconomie
binnen de Meerjarige ontwikkelingsprogramma's van de steden (deels via ISV
voor het fysieke gedeelte). In 2000 zijn, vooruitlopend op de AMvB niet-fysieke
stadseconomie en de Wet ISV voorschotten verleend aan de G25 en G5.
In het kader van de VBTB-begroting loopt momenteel een interdepartementale
actie, waarbij BZK nagaat hoe prestatiegegevens over GSB richting Tweede Kamer
kunnen worden opgenomen (apart of integraal in BZK begroting).
Artikel 04.11 Toeristisch beleid
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
49 358
50 118
Realisatie 2000
129 454
75 680
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 80 096
+ 25 562
Toelichting realisatie 2000
In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen
de realisatie.
verplichtingen
uitgaven
Artikelonderdeel x NLG1000,–
geraamd
realisatie
geraamd
realisatie
010 Div. toeristische organisaties
4 775
7 280
4 775
5 780
020 NBT
42 233
43 404
42 233
43 768
040 WTO
350
426
350
426
210 Bevordering toer. Promotie
2000
78 344
2 760
25 706
totaal
49 358
129 454
50 118
75 680
Toeristische organisaties
Het toeristisch beleid is gericht op het creëren van zodanige randvoorwaarden,
dat de toeristische sector ruimte voor ontwikkeling krijgt. EZ geeft dit beleid
met name vorm door bijdragen aan de publieke component van de activiteiten
van de Algemene Nederlandse Vereniging van VVV's (ANVV), het Nederlands Bureau
voor Toerisme (NBT), en de Stichting Toerisme en Recreatie AVN), die per 1
juli 2000 gefuseerd zijn tot de Stichting Toerisme Recreatie Nederland. De
vorming van het TRN vormt een versterking van het intermediaire kennis-, innovatie-
en marketingcentrum voor de toeristisch-recreatieve sector.
TRN voert de volgende taken uit, die mede een publieke functie hebben
en waarop de financiële bijdrage van EZ gericht is:
– kennis verzamelen van toeristische markten en producten en overdragen
aan de sector
– initiëren van marktgerichte productontwikkeling, mede door
het bij elkaar brengen van relevante partijen
– verzorgen van algemene Holland promotie en promotie van specifieke
componenten van het toeristische aanbod
– optimale distributie naar buitenlandse en binnenlandse consument
van toeristisch-recreatieve informatie, onder meer via het buitenlandse kantorennetwerk
en de VVV's.
EZ verstrekt tevens bijdragen aan het Nederlands Congresbureau (NCB),
dat uiterlijk per 1 januari 2002 tot TRN zal toetreden, en aan de World Tourism
Organization (WTO)
Enkele gegevens over de NBT-begroting
en de EZ-bijdrage daaraan
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel (sub)
Raming 2000
Realisatie 2000*
Verschil
Totale begroting NBT
71,8
64,6
– 7,2
– Waarvan overheadkosten (algemene beheerskosten)
27,0
28,8
1,8
– Waarvan totale activiteitenkosten
44,8
35,8
– 9,0
– Overheadkosten als % van de totale begroting
37,6%
44,6%
– Bijdrage van EZ (excl. een bijdrage aan AVN van NLG 1,7
mln)
05.12 020
40,5
41,6
1,1
– Bijdrage van bedrijfsleven
31,3
23,0
– 8,3
* raming volgens opgave TRN d.d. 28 februari 2001
In het jaar 2000 heeft het onderzoeksbureau LAGroup het functioneren van
NBT geëvalueerd, mede in het licht van de subsidierelatie met EZ. Geconstateerd
is dat de toeristische doelstellingen 1997–1999 zijn gerealiseerd en
dat wezenlijke verbeteringen van het instrumentarium voor planning, beheersing,
effectmeting en verantwoording (onder andere integraal kostensysteem en promotie-multiplier).
Het NBT scoort ook goed in vergelijking met een vijftal onderzochte buitenlandse
collega-organisaties. Het rapport geeft een aantal adviezen voor uitbouw van
subsidie-arrangement dat uitgaat van prestatieafspraken. Deze adviezen worden
uitgewerkt in de nieuwe subsidievoorwaarden van EZ voor de Stichting Toerisme
Recreatie Nederland, die per 1 januari 2002 in werking zullen treden.
De terugval in kosten heeft te maken met het zich terugtrekken van een
grote opdrachtgever. In verband met de terugvallende bijdrage van het bedrijfsleven,
behoefden tevens minder activiteitenkosten gemaakt te worden. Ten gevolge
van fusiekosten, onder andere door dubbele directiebezetting, zijn de overheadkosten
licht gestegen. Beide effecten samen verklaren de stijging van het aandeel
van de overheadkosten van de totale kosten met 9,0%.
Bevordering toeristische promotie
Herstructurering Oude Rijkswerf Willemsoord te Den Helder
In 2000 heeft EZ een subsidie van NLG 68 mln gegeven aan de herstructurering
van de Oude Rijkswerf Den Helder. Door restauratie van de door de marine verlaten
Oude Rijkswerf Willemsoord krijgt dit Rijksmonument een nieuwe functie en
draagt het bij aan een beter leef- en werkklimaat in de gemeente Den Helder
en omstreken. Hiermee wordt Den Helder als vestigingsplaats aantrekkelijker,
kan Den Helder beter zijn regionale functie vervullen en zal de economische
ontwikkeling van Den Helder worden gestimuleerd.
Doelstelling voor werkgelegenheid:
– restauratie en investeringen in themapark:
2 200 mensjaren
– direct effect (structurele arbeidsplaatsen):
100 arbeidsplaatsen
– indirect effect bezoekers in Den Helder:
100 arbeidsplaatsen
(niet meegerekend zijn die arbeidsplaatsen
die ontstaan als gevolg van verhoogde economische ontwikkeling en investeringen
in Den Helder en omgeving).
BRTN
In 2000 heeft EZ een subsidie verstrekt (NLG 7,7 mln) aan de Stichting
RecreatieToervaart Nederland, voor de kwaliteitsverbetering van de recreatietoervaart
in Nederland. Uit de subsidie worden bijdragen verstrekt voor de verbetering
van een aantal vaarverbindingen en havenfaciliteiten. Met de subsidie wikkelt
EZ versneld de inspanningsverplichting af in het kader van het convenant «Beleidsvisie
RecreatieToervaart Nederland».
05.00 ONDERNEMERSCHAP EN MARKTWERKING
Artikel 05.01 Voorlichting en advisering MKB
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
2 054
Realisatie 2000
–
2 033
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
– 21
Toelichting realisatie 2000
In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen
de realisatie
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
geraamd
realisatie
geraamd
realisatie
130 Markt & ondernemerschap
–
–
154
145
140 Branche centra technologie
–
–
1 900
1 888
Totaal
–
–
2 054
2 033
Betreft uitsluitend de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen.
Artikel 05.02 Onderzoek en onderwijs MKB
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
14 861
13 281
Realisatie 2000
15 986
13 492
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 1 125
+ 211
Toelichting realisatie 2000
In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen
de realisatie.
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
geraamd
realisatie
geraamd
realisatie
010 EIM
8 441
8 990
8 441
8 839
020 Beleidsonderbouwend onderzoek
1 200
1 162
1 002
1 041
210 Ondernemersonderwijs
–
–
600
182
230 Ondernemersonderwijs en -scholing
–
43
751
90
240 MDW-onderzoek
700
1 685
700
1 546
250 PMO
4 520
4 106
1 787
1 794
Totaal
14 861
15 986
13 281
13 492
Extern emancipatiebeleid
Een van de belangrijkste thema's op het gebied van emancipatiebeleid is
de zogenaamde «gender-mainstreaming». Het betreft hier een integratieproces
met als doel het perspectief om «gendergelijkheid» in het algemeen
beleid van de departementen te verankeren. Daarbij hoort het zichtbaar maken
van emancipatie-relevante bestedingen in de departementale begrotingen. Binnen
EZ bijvoorbeeld wordt veel beleid ontwikkeld dat niet specifiek vrouwenemancipatie
wordt genoemd maar wel voor vrouwen gunstige effecten genereert.
Onder leiding van het coördinerende departement van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid vindt momenteel een onderzoek plaats om te bezien hoe het
integratieproces vorm moet krijgen om te komen tot «gendergelijkheid».
Binnen EZ is een onderzoek gedaan naar de raakvlakken van het huidige beleid
met emancipatiedoelstellingen, zodat win-win situaties kunnen worden gecreëerd:
met extra aandacht vanuit het gender-perspectief wordt het bereiken van het
beleidsdoel versterkt. In vervolg hierop is een onderzoek aanbesteed met het
doel op een aantal beleidsthema's het huidige beleid te versterken en meer
in het algemeen de gender-mainstreaming in het departement te bevorderen.
Economisch Instituut voor het MKB (EIM)
Het EIM heeft tot taak ontwikkelingen in het MKB en in specifieke sectoren
te onderzoeken en te analyseren en kennis hierover te ontsluiten. EZ subsidieert
jaarlijks het programmaonderzoek «MKB en ondernemerschap» van
het EIM met bijna NLG 9 mln. Het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap
beoogt een publieke kennisinfrastructuur met basisinformatie over het bedrijfsleven
in stand te houden, uit te bouwen en voor gebruikers te ontsluiten. Deze basisinformatie
dient hoogwaardige en betrouwbare data en kennis over het economische belang
van en de economische prestaties op het terrein van ondernemerschap en MKB
in Nederland te omvatten. Het betreft hier onderzoeksactiviteiten die het
algemeen belang dienen en bestaat uit de volgende activiteiten: Informatiesystemen,
Modelbouw, Strategisch onderzoek en Kennisoverdracht.
Naar aanleiding van de evaluatie van het programmaonderzoek is in 2000
gewerkt aan uitgangspunten voor nieuwe (subsidie) verplichtingen. EZ heeft
de doelstelling van het programma vastgesteld en geoperationaliseerd in prestatie-indicatoren.
Een programmacommissie toetst ex-ante en ex-post of het EIM zich aan deze
prestatie normen houdt. In het meest vergaande geval heeft het programmacommissie
de bevoegdheden projecten af te wijzen of stop te zetten. De nieuwe verplichtingen
zijn met ingang van 1 januari 2001 operationeel geworden (zie de zgn. Basisbeschikking
ES/OM 00 068 093 d.d. 8 december 2000).
De totale omzet van het EIM (programmaonderzoek + contractresearch) komt
in 2000 uit op ongeveer NLG 23 mln.
Meer informatie over het EIM is te vinden op www.eim.nl.
Beleidsonderbouwend onderzoek
De grootste committeringen in 2000 betreffen een onderzoek Internationale
Benchmark Ondernemerschap, dat inzicht geeft in de staat van het Nederlandse
ondernemerschap, in termen van starters, faillissementen, snelle groeiers
en kenmerken van ondernemers; het opzetten van een monitor ondernemerschap
die per kwartaal overzicht geeft van de ontwikkeling van het ondernemerschap
in Nederland en een onderzoek in het kader van het MDW-project Faillissementswet:
«Het stigma op falen». Deze onderzoeken hangen nauw samen met
de in de nota «de Ondernemende Samenleving» aangekondigde maatregelen
om ondernemerschap in Nederland te bevorderen en het aantal vernieuwers en
snelle groeiers te doen toenemen door o.a.:
– herzien van de Faillissementswet zodat het reorganiserend vermogen
van die wet wordt versterkt;
– zorgen voor minder maar betere regelgeving voor ondernemers in
het kader van Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit;
– eenvoudiger en toegankelijker maken van stimulerings- en subsidieregelingen.
Nieuwe regeling Ondernemerschap en onderwijs
In april 2000 is de Commissie Ondernemerschap en Onderwijs ingesteld.
Hoofddoelstelling van deze commissie is om het draagvlak en bewustzijn met
betrekking tot ondernemerschap bij onderwijs en bedrijfsleven te vergroten.
Belangrijkste instrument is de uitvoering van proef- en ontwikkelingsprojecten
in het onderwijs. Om deze reden is eind september 2000 de Subsidieregeling
«Ondernemerschap en Onderwijs» in werking getreden. Deze regeling,
die doorloopt t/m 2002 is gericht op de ontwikkeling van leermiddelen, leermethoden
en activiteiten om draagvlak, kennis en vaardigheden met betrekking tot ondernemerschap
te vergroten bij leerlingen in basisonderwijs tot en met universitair onderwijs.
Voor deze regeling is in 2000 voor NLG 0,7 mln. aan verplichtingen aangegaan
op artikelsub 05.02–250 en 01.55–020. De grootste committeringen
betreffen een Startbijeenkomst met als doel interactie ondernemerschap en
onderwijs te bevorderen en de uitvoeringskosten van de regeling aan Senter
voor de eerste tender.
MDW-onderzoek
In 2000 zijn de volgende nieuwe MDW-projecten gestart:
– doelmatigheid van de scholingsmarkt;
– toezicht op het bedrijfsleven;
– toetredingsbelemmeringen medische beroepen;
– bouwregelgeving;
– de markt voor particuliere dienstverlening;
– vouchers en persoonsgebonden budgetten,
– de Zaaizaad- en plantgoedwet
– buisleidingconcessies.
In het jaar 2000 hebben vele MDW-projecten geleid tot een rapport. Enkele
voorbeelden zijn:
– Woningbouwcorporaties;
– Geneesmiddelen;
– AWBZ;
– Wet op de kansspelen;
– Perifere en Grootschalige Detailhandelsvestiging;
– Harmonisatie planprocedures;
– Harmonisatie Ondernemers- en zelfstandigenbegrip.
Voorts is in december 2000 de eerste rapportage over de kosten en baten
van MDW projecten verschenen, mede op basis van enkele onderzoeken naar de
baten en kosten van concrete MDW projecten. In het najaar van 2000 is het
eerste Jaarbericht van MDW verschenen. In het kader van deze projecten worden
allerlei kosten gemaakt, zoals het uitzetten van onderzoek en het organiseren
van workshops.
Projecten Markt en Ondernemerschap (PMO)
In 2000 zijn 15 projecten gehonoreerd. Een deel van het budget is ingezet
voor de nieuwe regeling Ondernemerschap en Onderwijs (zie toelichting hiervoor).
Voor het overige zijn de grootste toezeggingen:
– een interactief instrument waarmee ondernemers hun immateriële
bedrijfsaspecten kunnen benchmarken met als doel de werking van de kapitaalmarkt
te verbeteren en immateriële activa zichtbaar te maken (project MKBalans,
NLG 1,2 mln);
– medesubsidiëring van Opportunity in Bedrijf met als doel
de inen doorstroom van vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen (NLG 0,9 mln);
– het project «Maak kennis met...» waarbij ondernemer
bij elkaar in de keuken kunnen kijken (NLG 0,6 mln) en
– het project snelle groeiers dat een platform biedt voor de snelst
groeiende ondernemers in Nederland (NLG 0,1 mln).
– de tentoonstelling «Een zaak van vrouwen» over de
geschiedenis van het vrouwelijk ondernemerschap in Nederland (NLG 0,145 mln).
Artikel 05.03 Borgstellingsregelingen
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
1 000 650
45 900
Realisatie 2000
879 454
29 643
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
121 196
– 16 257
Toelichting realisatie 2000
In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen
de realisatie
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
(x 1000)
geraamd
realisatie
geraamd
realisatie
010 Verliesdeclaraties MKB
1 000 000
879 454
45 250
29 600
310 Oude borgstellingsfondsen
50
0
50
0
410 Rentesubs. Waterkredieten
600
0
600
43
Totaal
1 000 650
879 454
45 900
29 643
Kengetallen BBMKB
(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)
Artikel
(sub)
Raming 2000
Realisatie
Verschil
Ramingskengetallen
1. Nieuwe kredietmeldingen (in aantallen)
4 800
3 409
– 1 391
2. Gemiddeld bedrag per krediet
0,210
0,258
0,048
3. Verstrekte kredieten
05.03–010
1 000
880
– 120
4. Uitstaand garantieobligo
3 210
2 683
– 527
Doelmatigheidskengetallen
1. Meldingen en wijzigingen (in aantallen)
8 000
5 715
– 2 285
2. Controles verliesdeclaraties (in aantallen)
550
560
10
3. Controles schuldregelingen (in aantallen)
400
400
0
4. Buiteninvorderingstellingen (in aantallen)
700
831
131
5. Beheersposten (in aantallen)
300
366
66
6. Toegelicht begrotingsbedrag (uitvoering Kernministerie)*
01.01–010
2,373
1,760
613
7. Uitvoerend personeel in fte (= Kernministerie)
14,8
13,8
– 1
KWALITEITSKENGETALLEN
8. Bedrag gehonoreerde vs. Ingediende verliesdecl. (%)
97,5
96,8
– 0,7
* De uitvoeringskosten betreffen de kosten van de controle door het kernministerie.
De bank voert de regeling uit en krijgt in de regel als bijdrage in de incassokosten
een percentage (20%) bij het afsluiten van een schuldregeling. De ontvangsten
als gevolg van de schuldregeling komen binnen op ontvangstenartikel 05.01–010.
Raming was gebaseerd op gemiddeld kostenniveau per arbeidsplaats. De realisatie
is gebaseerd op daadwerkelijke kosten van behandelend dienstonderdeel.
Toelichting kengetallen:
In het kader van het Amsterdams akkoord inzake groei- en werkgelegenheid
heeft de Europese Commissie geld beschikbaar gesteld ten behoeve van verbetering
van de financieringsmogelijkheden van het MKB. Dit heeft geleid tot een participatie
van het European Investment Fund in de BBMKB waardoor het verplichtingenplafond
kon worden verhoogd met NLG 150 mln per jaar in de jaren 1999 tot en met 2001.
Getracht wordt de EIF bijdrage na 2001 te continueren. Deelnemende banken
krijgen ieder een maximumbedrag tot waar zij garanties mogen verstrekken voor
kredieten aan bedrijven. Vanwege de gunstige economische ontwikkelingen waren
veel bedrijven in staat op eigen kracht financiering te verkrijgen. Daardoor
hoefden de aan de borgstellingsregeling deelnemende banken het toegewezen
quotum niet geheel te benutten en is de garantieruimte in 2000 niet volledig
uitgeput. De gemiddelde omvang van een garantiekrediet stijgt echter.
In 1999 is gestart met de evaluatie van de BBKMB. De resultaten zullen
naar verwachting in het lopende jaar worden vertaald in beleidsvoorstellen.
Onderstaande grafiek geeft de realisaties van de afgelopen jaren weer:
Artikel 05.05 Bedrijfsbeëindigingshulp
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
13 330
13 330
Realisatie 2000
12 394
12 695
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
936
– 635
Ramingskengetallen BBH
(Bedragen in verplichtingen)
Artikel (sub)
Raming
Realisatie
Verschil
1. Uitkeringsgerechtigden (in aantallen)
2 433
2 257
– 176
2. Gemiddelde uitkering per jaar (x NLG1000)
5,376
5,491
0,115
3. Totaal bedrag uitkeringen (x NLG 1 mln) *)
05.05
13,080
12,394 *)
– 0,686
* excl. Uitvoeringskosten in 2000 aan Senter, deze kosten worden
verantwoord op artikel-sub 01.55–020.
Per 1-7-1987 is de Regeling Bedrijfsbeëindigingshulp (BBH) gesloten
voor nieuwe toetreders. Op grond van de bestaande toekenningen zullen nog
tot in de jaren 2000 uitkeringen gedaan moeten worden. Naar schatting zal
hier in totaal een bedrag van circa NLG 50 mln mee gemoeid zijn.
Artikel 05.07 Hulp bedrijven bij calamiteiten
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
–
Realisatie 2000
90 000
25 000
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 90 000
+ 25 000
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel zijn gelden geraamd voor de financiële hulpverlening
aan de door de vuurwerkramp van 13 mei 2000 getroffen ondernemers in Enschede
(inclusief uitvoeringskosten). De uitvoering van de continuïteitsregeling
voor ondernemers geschiedt door de Stichting financiële hulpverlening
vuurwerkramp. De regeling voorziet in een tegemoetkoming voor de materiële
schade, bedrijfsschade en begeleiding en advies. Indien de bedrijfsvoering
niet op aanvaardbare wijze kan worden voortgezet kan gebruik worden gemaakt
van een bedrijfsbeëindigingsregeling. In december 2000 is een voorschot
van NLG 25 mln aan de stichting overgemaakt. Bij voorjaarsnota 2001 zal op
basis van de ingediende schadeclaims het eventueel resterende benodigde bedrag
aan de EZ-begroting worden toegevoegd.
De stichting legt aan EZ verantwoording af over de besteding van de gelden.
Eventuele overblijvende gelden worden door de stichting teruggestort.
Artikel 05.12 Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
5 765
Realisatie 2000
236
2 427
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 236
– 3 338
Betreft de afwikkeling van in het verleden aangegane verplichtingen voor
het toeristisch beleid tot en met 1999. Met ingang van 2000 wordt verwezen
naar artikel 04.11.
Artikel 05.21 Marktwerking
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
5 301
4 936
Realisatie 2000
7 656
5 237
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 2 355
+ 301
Toelichting realisatie 2000
Het betreft (subsidie)bijdragen en uitgaven voor incidentele onderzoeken
en projecten op het gebied van marktwerking.
Voor de Beleidsmatige Programmatische Samenwerking electronic commerce
is aan de Consumentenbond een subsidie van NLG 1 mln toegezegd. Aan wachtgeldverplichtingen
van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Konsumentenaangelegenheden (SWOKA)
is voor een bedrag van NLG 0,2 mln aan verplichtingen aangegaan en betaald.
Aan de OESO werd een subsidie verleend van NLG 0,7 mln voor activiteiten ter
intensivering van haar anti-kartel programma.
Voor het project «Terugdringen administratieve lasten voor het bedrijfsleven»
is voor het jaar 2000 een bedrag van NLG 5,19 mln toegevoegd aan artikel 05.21.
Gedurende het jaar 2000 is toegezegd NLG 0,316 mln aan het Hoofdbedrijfschap
Detailhandel voor het vervolgproject IDEA en NLG 0,514 mln aan Management
Centrum voor de implementatie van het basisbedrijvenregister.
Het resterende bedrag is gebruikt voor onderzoek in het kader van het
marktwerkingsbeleid.
Daarvan is NLG 2,0 mln doorgeschoven naar 2001 voor het deelproject Overheidsformulieren
On-line.
Voor nadere informatie over administratieve lastenverlichting wordt verwezen
naar bijlage 2.
Artikel 05.22 Bijdrage Nederlands Meetinstituut
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
29 146
29 947
Realisatie 2000
32 486
32 746
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 3 340
+ 2 799
Toelichting realisatie 2000
Jaarlijks worden tussen EZ en het NMi overeenkomsten afgesloten voor de
uitvoering van werkzaamheden die voortvloeien uit de IJkwet en de Wet op de
kansspelen. De werkzaamheden in het kader van de IJkwet dienen om de eerlijkheid
in de handel te bevorderen. De Wet op de kansspelen reguleert het aanbieden
van kansspelen in Nederland. In 2000 werden voor de uitvoering van deze contracten
verplichtingen aangegaan voor een bedrag van circa NLG 27,0 mln.
Dit bedrag is als volgt verdeeld:
NLG 1 mln
Kansspelcontract
3,5
Contract Wetgeving en Internationale vertegenwoordiging
1,8
Contract Standaardenbeheer
14,7
Meetmiddelencontract
7,0
Via het kansspelcontract wordt toezicht uitgeoefend op de juiste wijze
van exploitatie van speelautomaten en casinospelen. Voorts wordt de administratie
verzorgd van de exploitatievergunningen, merktekens en de verklaringen van
toelating van speelautomaten.
Het contract wetgeving en internationale vertegenwoordiging verzekert
de staat van de technische en/of metrologische expertise van het NMi ter ondersteuning
bij het tot stand komen van wettelijke voorschriften op het gebied van de
metrologie en de speelautomaten en bij de vertegenwoordiging in internationale
gremia.
Via het contract standaardenbeheer worden de werkzaamheden overeengekomen
die noodzakelijk zijn om de in de IJkwet opgenomen standaarden te beheren
of te verwezenlijken. Hierbij wordt aangesloten bij het kader van de Meterconventie
(BIPM).
Tenslotte worden via het meetmiddelencontract werkzaamheden uitgevoerd
op de naleving van de bepalingen uit de IJkwet bij in gebruik zijnde meetmiddelen.
Voorts is een subsidie van NLG 0,48 mln gegeven voor werkzaamheden die
niet onder de basiscontracten vallen maar wel voortvloeien uit het feit dat
het NMi B.V. is aangewezen als ijkinstelling. Het Van Swinden Laboratorium
heeft voor researchprojecten een subsidie van NLG 2,8 mln ontvangen.
Voor extra werkzaamheden met betrekking tot het standaardenbeheer is een
bedrag van NLG 0,8 mln toegezegd en voor key-comparisons NLG 0,8 mln.
In 2000 is eveneens NLG 0,5 mln aan bijdragen toegezegd aan de internationale
metrologische organisaties waarvan de Nederlandse Staat lid is. De OIML bevordert
internationale samenwerking op het gebied van wettelijke regelgeving en de
Meterconventie beoogt het bevorderen van het gebruik van internationaal erkende
eenheden en standaarden daarvoor.
Doelmatigheidskengetallen NMi
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel (sub)
Raming
Realisatie
Verschil
1. Standaardenbeheer
– Gemiddelde beheers- en ontwikkelingskosten per standaard
1,677
1,672
– 0,005
– Gemiddelde afschrijving per standaard
0,387
0,388
+ 0,001
2. Toezicht speelautomaten
a) Controle exploitanten
– Controlekosten per exploitant (x NLG1000)
0,488
0,497
+ 0,009
– Controles per jaar per exploitant (in aantallen)
1
1
b) Controle speelautomaten
– Controlekosten per speelautomaat (x NLG1000)
0,151
0,150
– 0,001
– Controles per kansspelautomaat per jaar (in aantallen)
0,33
0,33
– Controles per behendigheidsautomaten per jaar (in aantallen)
0,20
0,20
c) Administratieve werkzaamheden
0,372
0,374
+ 0,002
3. Controle meetmiddelen
a) Controle meetmiddelen consumentensfeer
– Prijsvariatie controle per meetmiddel (in NLG)
53–154
51–152
– 2/– 2
– Controles per meetmiddel per jaar (in aantallen)
0,25
0,25
b) Controle meetmiddelen industriële sfeer
– Prijsvariatie controle per meetmiddel (in NLG)
188–1168
184–1149
– 4/– 19
– Controles per meetmiddel per jaar (in aantallen)
0,20
0,20
4. Assistentie wetgeving en overige uitgaven
05.22–010
Uitvoerend personeel in fte (= Kernministerie)
1,6
1,6
Totalen toegelichte begrotingsbedragen
– Bijdrage EZ aan NMi *
05.22–010
29,540
32,010
2,470
– Beheerskosten kerndepartement
01.01–010
0,295
0,295
–
* De bijdrage EZ verschilt van het totaal verplichtingenbedrag op artikelsub
05.22 010, omdat de kengetallen van het NMi exclusief de bijdragen van
EZ aan Missie Certin, extra werkzaamheden standaarden beheer en keycomparisons
zijn.
* In deze tabel de laatste raming 2000 opgenomen (zie begroting 2001).
07.00 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN EN EXPORTBEVORDERING
Algemeen
In 2000 is voor dit beleidsterrein meer uitgegeven dan in 1999. De stijging
wordt voornamelijk veroorzaakt door de Garantiefaciliteit Opkomende Markten
(GOM) omdat meer aanvragen binnenkwamen dan geraamd. Als gevolg
hiervan werd NLG 20 mln meer dan de beschikbare NLG 100 mln aan garanties
afgegeven aan de NCM. Ter dekking hiervoor werd NLG 113 mln gestort in de
interne reserve.
De uitvoering van een groot deel van het gehele BEB-instrumentarium is
ondergebracht bij Senter (zie onderstaande tabel met vergoedingen aan Senter
voor uitvoeringskosten).
Uitvoeringskosten Senter
(Bedragen x NLG1000)
1998
1999
2000
PESP – 07.02
1 247
1 117
1 463
PSI – 07.02
155
305
PSB – 07.02
483
571
1 098
Front Office
363
336
BSE & EFI – 07.03
1 741
1 619
1 507
PSO (incl. PSI)* – 07.07
10 125
10 237
11 517
Phare Twinning
53
Totaal
13 751
14 212
15 974
* Dit geldt alleen voor het jaar 2000
In 1999 en 2000 zijn de eindrapportages ontvangen van de evaluatie PSO,
Multilaterale projecten/Trustfunds, Programma economische samenwerking projecten
(PESP) en de SENO-faciliteit. De Kamer is per brief geïnformeerd over
de uitkomsten van de evaluatie PSO, Multilaterale projecten/Trustfunds (Kamerstukken
II 2000/2001, 23 125, nr. 20) en de SENO-faciliteit (Kamerstukken II
2000/2001, 27 400 XIII, nr. 21). In 2000 is gestart met een interne evaluatie
van de GOM, de afronding hiervan volgt in 2001.
Naast de ex post evaluatie van het BSE is in 1999 een ex ante onderzoek
uitgevoerd naar de opportuniteit van generieke rentesteun voor de Nederlandse
exporteur. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek zijn twee vervolgonderzoeken
gestart die in 2000 zijn afgerond: rentestabilisatie bij exportfinanciering
en een volume-onderzoek (uitkomsten zie artikel 07.03).
Artikel 07.01 Internationale organisaties
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
16 066
16 066
Realisatie 2000
16 735
15 435
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 669
– 631
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 Benelux
5 424
5 746
5 424
5 746
020 GATT/WTO
7 860
5 969
7 860
5 969
030 Grondstoffen & andere internationale organisaties
2 782
2 420
2 782
2 420
070 Vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties
2 600
1 300
Totaal
16 066
16 735
16 066
15 435
Benelux
In 2000 is besloten tot het laten uitvoeren van een organisatorische audit
ten aanzien van de verhouding tussen taken en middelen van het SG Benelux,
die in 2001 van start zal gaan.
De pensioenen van Benelux-medewerkers worden gefinancierd via het omslagstelsel.
Als reactie op de steeds toenemende pensioenlast op de begroting wordt gezocht
naar mogelijkheden om deze last te reduceren, bijvoorbeeld in de vorm van
een pensioenfonds.
Vrijwillige bijdrage aan Internationale organisaties
De integratie van ontwikkelingslanden in het multilaterale handelsstelsel
is één van de hoofddoelstellingen zoals die zijn geformuleerd
door de Nederlandse regering. Het secretariaat van de WTO voert onder het
WTO-trustfund een groot aantal technische-assistentie (TA) programma's uit
ten behoeve van deze integratie. Er bestaat een structureel tekort aan middelen
om deze programma's uit te voeren omdat deze afhankelijk zijn van vrijwillige
bijdragen van donoren. Nederland pleit ervoor dat op langere termijn de financiering
van TA geschiedt uit de reguliere WTO-begroting. Zolang dit niet is gerealiseerd,
blijven vrijwillige bijdragen aan het Trustfund van wezenlijk belang.
Artikel 07.02 Bevordering van de buitenlandse economische
betrekkingen
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
60 281
35 290
Realisatie 2000
70 359
39 661
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 10 078
+ 4 371
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
020 PESP
16 000
21 063
14 360
18 225
050 Evaluatie & beleidsondersteuning
1 981
2 129
2 131
1 739
060 Beurzenprogramma Indonesië
800
1 517
800
1 563
110 Programma Samenwerking Indonesië
7 500
7 474
5 362
4 789
120 Investeringsfaciliteit OM
10 000
9 907
10 000
9 907
130 Startende exporteurs
6 000
1 150
294
150 Programma Starters Buitenland
11 157
720
2 989
160 Investeringsbevordering & technische assistentie
18 000
9 112
767
155
170 VOC
8 000
Totaal
60 281
70 359
35 290
39 661
Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP)
Het beroep op het PESP nam in 2000 wederom toe (1999: NLG 18,9 mln, 1998:
NLG 16,4 mln). Zoals blijkt uit de aansluitende grafiek, is het aandeel van
de regio's Afrika en Midden- en Zuid-Amerika sterk gestegen. Azië en
Midden- en Oost-Europa blijven als regio het meest in trek. De belangrijkste
sectoren zijn landbouw, bouw, milieu en industrie. In 2000 zijn 96 projecten
verplicht, waarvan 77 toezeggingen betrekking hebben op bedrijven tot en met
250 medewerkers.
Op basis van de uitkomsten van de in 1999 verrichte evaluatie is besloten
het programma ongewijzigd te continueren. Wel wordt aandacht besteed aan de
implementatie van een aantal aanbevelingen. Het gaat dan om het verbeteren
van de rapportages van de uitvoerder en het formuleren van meer en bredere
beleidsdoelstellingen. Uit de evaluatie blijkt dat het PESP goed functioneert
en populair is bij het exporterende Nederlandse bedrijfsleven. Studies naar
investeringen zijn sterk gegroeid tot circa een kwart van de PESP-projecten.
Het MKB neemt als penvoerder bij PESP-opdrachten iets meer dan de helft van
de projecten voor haar rekening.
Verplichtingen PESP naar regio (X 1 mln)
Evaluatie- en beleidsondersteuning
In 2000 zijn ter ondersteuning van het beleid naast vele kleinere subsidies
twee grote toezeggingen gedaan voor het Global Forum on Fighting Corruption
and Safeguarding Integrity II en de organisatorische kosten van de Stichting
Viering 400 jaar VOC. Het onderwerp van het Global Forum II sluit aan bij
het beleid waar EZ zich mee bezig houdt.
Beurzenprogramma Indonesië/Programma uitzending managers
Indonesië
In 2000 is de laatste lichting studenten gestart onder het Beurzenprogramma
Indonesië. De afronding van dit programma zal in 2001 plaats vinden.
In 1999 is NLG 1 mln toegezegd voor uitvoering van het Programma Uitzending
Managers Indonesië in 1999 en 2000.
Programma Samenwerking Indonesië (PSI)
In 2000 zijn de laatste verplichtingen voor Indonesië ten laste van
de EZ-begroting vastgelegd. Dit jaar is een tiental projecten ontwikkeld
op het gebied van landbouw, industrie en transport. In 2001 zal het beschikbare
budget worden overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken.
Investeringsfaciliteit Opkomende Markten (IFOM)
Op de derdenrekening van de NIB bij de Rijkshoofdboekhouding is ultimo
2000 een bedrag beschikbaar van NLG 239,975 mln. Het totaal aan uitstaande
borgstellingen is ultimo het jaar NLG 184,119 mln. In 2000 is op de kredieten
NLG 37,764 mln afgelost. De ruimte ontstaan door afgeloste bedragen worden
opnieuw ingezet voor nieuwe borgstellingen. In 2000 zijn 16 nieuwe borgstellingen
met een totale omvang van NLG 38,742 mln afgegeven waaronder 5 kleine borgstellingen
(NLG 5,016 mln). In 2000 zijn 3 borgstellingen van in totaal NLG 6,743 mln
opgeëist en uitbetaald. De beheerskosten van de NIB voor de grote kredieten
worden niet apart in rekening gebracht, maar worden gedekt uit de rentemarge
en de provisie. Voor de kleine kredieten ontvangt de NIB wel een vergoeding.
De faciliteit wordt voornamelijk benut voor investeringen in Midden-Europa
(78%; 1999: 86%). De verruiming van de landenlijst heeft geresulteerd in een
toename van borgstellingen op de Balkan, Afrika en Azië. In 2000
is besloten om de 1:1-verhouding tussen uitstaande borgstellingen en de aangehouden
kasdekking op de rekening courant in de komende jaren te verruimen naar 2:1.
Hierbij zal de rekening courant een minimale omvang van NLG 250 mln krijgen.
Daarnaast is in de notitie «Ondernemen tegen Armoede» aangekondigd
dat de uitvoering van de regeling op termijn zal overgaan naar de FMO.
Programma starters op buitenlandse markten (PSB)
Voor het PSB zijn 934 (1999: 987) aanvragen voor exportstrategieën
ontvangen. Dit is meer dan het streefgetal van 850. Voor 892 is een positieve
beschikking afgegeven, een 13-tal aanvragen is nog in behandeling. De overige
zijn afgewezen of ingetrokken. Van de goedgekeurde strategieën heeft
44% (1999: 47%) betrekking op starters, de rest op doorstarters.
De gegevens van de monitor per 31-12-2000 zijn nog niet beschikbaar. Ultimo
het 3e kwartaal 2000 hebben 226 bedrijven met een in 1999 goedgekeurde strategie
zich gemeld met nieuwe export of uitzicht daarop voor ongeveer NLG 25 mln.
De raming van het aantal aanvragen voor instrumenten binnen het PSB/SEM
(2750) is gebaseerd op een inschatting van het verwachte gebruik van instrumenten
zoals dat door de bedrijven in de exportstrategieën is opgenomen. Dat
de realisatie (1635) uiteindelijk lager ligt, kan worden verklaard door het
feit dat een bedrijf dat succes heeft gehad met een beursdeelname en presentatiemateriaal,
af zal zien van gebruik van andere instrumenten die in de exportstrategie
zijn opgenomen. Daarnaast blijkt dat een deel van de bedrijven haar prioriteiten
heeft gewijzigd en, in het licht van een volle orderportefeuille en een krappe
arbeidsmarkt, afziet van uitvoering van de nieuwe exportplannen.
In mei 2000 is de Subsidieregeling exportmedewerkers (SEM) opgegaan in
het PSB. Van de aanvragen hebben er 62 betrekking op een SEM-mer. Deze aanvragen
worden voortaan als integraal onderdeel van het PSB gezien. De reden dat het
aantal aangevraagde SEM-mers laag ligt, heeft te maken met de krappe arbeidsmarkt.
Uit de nu beschikbare gegevens blijkt dat de (succesvolle) bedrijven vooral
een beursdeelname gecombineerd met presentatiemateriaal inzetten of een marktverkenning
samen met een bezoekprogramma al dan niet gecombineerd met presentatiemateriaal.
Investeringsbevordering en Technische assistentie (IBTA)
De Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) is in 2000
NLG 16,2 mln aan verplichtingen aangegaan tegen NLG 16,1 mln in 1999. Bij
de projecten op Midden-Europa, de regio die het meest in trek is bij de IBTA
(71%; 1999 63%), valt een stijging waar te nemen. De toezeggingen voor de
Balkanlanden dalen licht, maar blijven samen met Rusland op een goede tweede
plaats staan.
De uitkomsten van de evaluatie zijn opgenomen in de evaluatiebijlage van
de EZ-begroting 2000 (Kamerstukken II 1999–2000, XIII, nr 2, p. 263).
De IBTA-regeling draagt bij aan duurzame transitiebevorderende Nederlandse
investeringen in Midden- en Oost-Europa. Hoewel het belang van de ondersteuning
wordt onderkend, is besloten de IBTA-regeling in haar huidige vorm te beëindigen
(Kamerstukken II 2000/2001, 23 125, nr. 19). Om die reden is aan de uitvoerder
van IBTA, FMO, in 2000 voor het uitvoeringsjaar 2001 slechts een bedrag van
NLG 6,8 mln beschikbaar gesteld, naast een aanvullend budget voor 2000 van
NLG 1,5 mln.
VOC
Bij de Algemene Politieke Beschouwingen heeft het kabinet welwillend gereageerd
op het voorstel van de Kamer om de kosten van de organisatie en de activiteiten
voor de viering van 400 jaar VOC te subsidiëren. Besloten is deze bijdrage
ten laste van de EZ-begroting te brengen, daar onder andere «het bekwaem
maken tot den handel» zowel een kernactiviteit van de VOC als van EZ
was/is.
Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
205 000
146 888
Realisatie 2000
367 291
226 385
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 162 291
+ 79 497
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 Besluit Subsidies Exportfinancieringsarrangementen (BSE)
160 000
132 029
58 000
72 094
020 Levering kapitaalgoederen Argentinië
030 Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI)
2 377
53 888
40 478
040 Garantie herverzekering Inpres 8
060 Exportkredietverzekering Opkomende Markten (GOM/SENO)
45 000
232 885
35 000
113 813
Totaal
205 000
367 291
146 888
226 385
Besluit Subsidies Exportfinancieringsarrangementen (BSE)
In 2000 is een verplichtingenbedrag gerealiseerd van NLG 132,029 mln.
Dit is wederom meer dan het voorgaande jaar (1999: NLG 111,840 mln). De belangrijkste
reden is het in werking treden van de regeling exportfinancieringsarrangement
zeescheepsbouw (EFZ). Evenals voorgaande jaren is veruit de meeste subsidie
toegekend aan de zeescheepsbouw (83%). Bij verdeling van landen naar exportregio
zijn de EU-regio's in absolute en relatieve zin het hoogst vertegenwoordigd.
Uit de evaluatie van het BSE (Kamerstukken II 1999–2000, 26 800
XIII, nr. 44) is gebleken dat het vereiste om per order de aanwezigheid van
een buitenlandse overheidsgesteunde concurrent te bewijzen, de Nederlandse
scheepswerven in het nadeel deed verkeren ten opzichte van hun buitenlandse
concurrenten. Daarom is besloten tot een aanpassing van het instrumentarium.
Het lichte matchinginstrument voor de zeescheepsbouw is vervangen
door een systeem (EFZ) waarbij aan de exporteur een subsidie van 3,5 % van
het orderbedrag kan worden verleend zonder dat bewijs van buitenlandse overheidsgesteunde
concurrentie hoeft te worden overlegd. Bij dit soort orders is immers vrijwel
altijd sprake van concurrentie.
Naast de ex post evaluatie van het BSE is in 1999 een ex ante onderzoek
uitgevoerd naar de opportuniteit van generieke rentesteun voor de Nederlandse
exporteur. In 2000 zijn 2 vervolgonderzoeken afgrond: rentestabilisatie bij
exportfinanciering en een volumeonderzoek.
De Kamer is over de uitkomsten geïnformeerd (Kamerstukken II, 2000–2001,
27 400 XIII, nr. 18). Alhoewel een rentepositiestelsel de Nederlandse
exporteur een level playing field biedt, is geconcludeerd dat het op dit moment
niet opportuun is een rentepositiestelsel in te voeren. Met een dergelijke
garantiefaciliteit neemt de overheid marktrisico's over van de banken hetgeen
niet past in het streven van het kabinet naar meer marktwerking. Bovendien
brengt het inschatten van renterisico's op dit moment te veel onzekerheden
met zich mee. Om toch het exporterende bedrijfsleven in een betere uitgangspositie
te brengen, wordt bezien hoe de bestaande rentefaciliteit (ROF) aangepast
kan worden. De aanpassing van de ROF zal met name een gewijzigde berekeningssystematiek
van de rentesubsidie en een uitbreiding van het landenbereik betreffen. De
nieuwe ROF zal in de plaats komen van het Matchingfonds Licht.
Kengetallen Besluit Subsidies Exportfinancieringsarrangementen(BSE)1
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel (sub)
Raming
Realisatie
Verschil
Ramingskengetallen
1. Aantallen (= gehonoreerde aanvragen)
20
70
+ 50
2. Bedrag per eenheid (= aanvraag)
4,000
1,286
– 2,714
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)2
07.03–010
80,000
90,000
+ 10,000
Doelmatigheidskengetallen
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen)
40
127
+ 87
2. Kosten per prestatie
0,011
0,0047
–/-0,006
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer)
60
71
+ 11
4. Kosten per prestatie
0,0068
0,0061
– 0,0007
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)
01.55–040
0,850
1,03
+ 0,18
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter)
4,0
4,0
–
1 exclusief exportfinancieringsarrangement Indonesië
2 betreft geraamd kasbeslag in de komende jaren
Het aantal gehonoreerde aanvragen ligt aanzienlijk hoger dan geraamd.
Bij het opstellen van de ramingskengetallen was nog niet bekend dat de EFZ
in werking zou treden. In de raming van de kengetallen is daar dus nog geen
rekening mee gehouden. Daarnaast is meer budget gepubliceerd dan waar bij
het opstellen van de kengetallen vanuit was gegaan. De kosten per prestatie
zijn lager omdat de afhandeling van een aanvraag onder EFZ minder
tijd en inspanning vergt dan onder het Matchingfonds. Immers de relatief zware
concurrentietoets hoeft niet te worden uitgevoerd.
Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI)
Voor de EFI worden geen nieuwe projecten meer goedgekeurd. Wel worden
toezeggingen van voorgaande jaren definitief vastgesteld. Dit betekent soms
een verhoging/verlaging van de oorspronkelijke toezegging. Hierdoor is een
klein bedrag verplicht in 2000.
Exportkredietverzekering Opkomende Markten (Beleidsprioriteit
financiële verantwoording 2000 Van Zijl / Van Walsum)
Hieronder vallen zowel de Garantiefaciliteit Opkomende Markten (GOM) als
de SENO-faciliteit. Voor de GOM kwamen in 2000 meer aanvragen binnen dan geraamd.
Ter dekking hiervoor werd NLG 113 mln gestort in de interne reserve (geraamd
NLG 100 mln).
Met betrekking tot de financieringswijze geldt voor de SENO-faciliteit
en de GOM een vergelijkbare constructie, met dien verstande dat bij de GOM
de herverzekeringsruimte gelijk is aan de omvang van de interne reserve. Voor
de SENO-faciliteit geldt een 3:1-verhouding. Sinds mei 1999 worden de risico's
niet meer afgedekt door middel van een achtergestelde lening aan Stichting
SENO, maar middels een interne reserve. De omvang van de interne reserve ultimo
2000 voor de SENO-faciliteit is NLG 328 mln en voor de GOM NLG 195 mln. Beide
faciliteiten worden beheerd door de Stichting SENO. De NCM is de verzekeringstechnische
uitvoerder. Voor zowel de SENO-faciliteit als de GOM is de transactielimiet
verhoogd naar NLG 20 mln om beter te kunnen inspelen op de vraag uit de markt
en om een betere aansluiting te krijgen tussen ORET/Miliev en de GOM.
Verloop obligo GOM (voorlopige cijfers)*
(Bedragen x NLG1000)
Uitgereikte polissen
Uitgereikte dekkingstoezegging
Uitgereikte goedkeuringen
Totaal
Stand per 31-12-1999
39 387
18 935
20 388
78 710
Mutaties bestaande polissen
– 2 010
– 7 824
– 4 263
– 14 097
Einddatum polis
– 1 267
– 1 267
Ingetrokken
– 4 616
– 4 616
Naar voorziening i.v.m. schade
Van goedkeuring naar dekkingstoezegging
93 495
– 86 026
7 469
Van goedkeuringen naar polis
13 232
– 13 850
– 618
Van dekkingstoezegging naar polis
19 064
– 19 200
– 136
Afgegeven in 2000
138 844
138 844
Stand obligo per 31-12-2000
68 406
80 790
55 093
204 289
Met obligo samenhangend exportvolume
77 956
92 068
62 784
232 808
Aantallen ultimo 2000
15
4
3
22
* Het verschil van de stand per 31-12-1999 met de cijfers uit de financiële
verantwoording 1999 ontstaat doordat in de financiële verantwoording
1999 ongeauditeerde cijfers zijn opgenomen. De cijfers voor 2000 zijn eveneens
ongeauditeerd.
De spreiding van de GOM over verschillende landen neemt langzaam toe.
In 2000 zijn voor het eerst goedkeuringen afgegeven op de landen Djibouti,
Ecuador en Ivoorkust. Het merendeel van het obligo heeft betrekking op Indonesië
en Ghana. Het GOM-obligo ultimo 2000 is NLG 9,289 mln hoger dan de omvang
van de interne reserve doordat de Stichting aan het einde van het jaar goedkeuringen
onder budgetvoorbehoud heeft afgegeven.
Verloop obligo SENO-faciliteit (voorlopige
cijfers)*
(Bedragen x NLG1000)
Uitgereikte polissen
Uitgereikte dekkingstoezegging
Uitgereikte goedkeuringen
Totaal
Stand per 31-12-1999
248 643
106 451
3 965
359 059
Mutaties bestaande polissen
– 87
2 062
1 975
Einddatum polis
– 25 643
– 25 643
Ingetrokken
– 59 535
– 2 549
– 62 084
Naar voorziening i.v.m. schade
– 2 034
– 2 034
Van goedkeuring naar dekkingstoezegging
34 692
– 36 078
– 1 386
Van goedkeuringen naar polis
528
– 528
0
Van dekkingstoezegging naar polis
32 276
– 33 114
– 838
Afgegeven in 2000
50 200
50 200
Stand obligo per 31-12-2000
253 683
50 556
15 010
319 249
Met obligo samenhangend exportvolume
216 823
43 211
12 829
272 863
Aantallen ultimo 2000
187
15
4
206
* Het verschil van de stand per 31.12 1999 met de cijfers uit de
financiële verantwoording 1999 ontstaat doordat in de financiële
verantwoording 1999 ongeauditeerde cijfers zijn opgenomen. De cijfers voor
2000 zijn eveneens ongeauditeerd.
Naast het SENO-obligo van NLG 319,25 mln staat er voor een bedrag van
NLG 41,63 mln aan polissen uit met een verhoogd risico. Het totale obligo
is daarmee NLG 360,88. Het merendeel van het uitstaande obligo heeft betrekking
op Rusland en de Oekraïne, hoewel deze obligo's een lagere groei te zien
geven. Voor SENO is NLG 7,30 mln aan schades uitbetaald (NLG 6,40 mln in 1999).
De landenlijst van de SENO is uitgebreid met Indonesië.
De beleidsreactie op de evaluatie van de SENO-faciliteit is 27 november
2000 naar de Kamer (Kamerstukken II 2000/2001, 27 400 XIII, nr. 21) gestuurd.
Uit de evaluatie komt naar voren dat de doeltreffendheid en de doelmatigheid
van de faciliteit goed is. Het beoogde doel van bevordering van de Nederlandse
kapitaalgoederenexport naar Oost-Europese landen wordt behaald. De aanbevelingen
uit de evaluatie gaven aanleiding tot de volgende beleidsconclusies:
• ophoging van de transactielimiet van NLG 10 mln naar NLG 20 mln;
• actievere ondersteuning van het MKB in het gebruik van de faciliteit;
• wijziging van de huidige beheersstructuur, waarbij de Stichting
SENO zal worden opgeheven;
• uit het oogpunt van stroomlijning streven naar een integratie van
de SENO-faciliteit met de reguliere exportkredietverzekering.
Artikel 07.04 Economische voorlichting en exportbevordering
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
27 881
27 881
Realisatie 2000
29 011
28 586
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 1 130
+ 705
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 Versterking posten/voorlichting & promotie
27 881
29 011
27 881
27 167
020 Promotie
1 419
Totaal
27 881
29 011
27 881
28 586
In mei 2000 is in een Algemeen Overleg met de Kamer gesproken over de
agentschapsstatus voor de EVD. Op dat moment bestond nog enige aarzeling over
het tijdig op orde zijn van het financieel beheer van de EVD. In oktober 2000
is daarom een voortgangsrapportage agentschap EVD/financieel beheer aan de
Kamer gezonden (Kamerstukken II 2000–2001, 27 058, nr. 3). Hierin
werd geconstateerd dat het financieel beheer van de EVD sterk verbeterd is
en van een zodanig niveau is, dat de stap naar de agentschapsstatus verantwoord
gezet kan worden. De EVD is per 1 januari 2001 agentschap geworden.
Kengetallen EVD
(Bedragen in verplichtingen x NLG1000 mln)
Raming
Realisatie
Verschil
Deelprogramma 2: Informatie
Beleidsuitgaven
4 770
3 984
– 786
Aantal fte's
82
77
– 5,0
Informatieverzoeken
25 000
23 470
– 1 530
Internetsite (unieke gebruikers per dag)
600
815
215
Oplage publicaties
57 000
69 650
12 650
Deelprogramma 3: Publiciteit buitenland / Holland
imago
Beleidsuitgaven
1 400
1 442
42
Aantal fte's
5
5
–
Internetsites (pageviews per dag)
2 500 000
3 092 000
592 000
Oplage publicaties
900 000
485 000
– 415 000
Deelprogramma 4: Voorlichting en promotie activiteiten
Beleidsuitgaven
7 950
13 746
5 796
Aantal fte's
13
14,5
1,5
Aantal deelnemers
4 178
3 895
– 283
Aantal branches / thema's
33
30
– 3
Deelprogramma 5: Programma Starters op Buitenlandse
markten
Beleidsuitgaven (zie hiervoor ook de artikelsubs 07.02–130
en 150)
–
126
126
Aantal fte's
3
2,4
– 0,6
Exportstrategieën
800
892
92
Aanvragen PSB
2 525
1 573
– 925
Aanvragen SEM
225
62
– 163
Deelprogramma 1: Netwerk / 6: Productontwikkeling
& communicatie
Beleidsuitgaven
13 761
9 196
– 4 565
Aantal fte's
26
25,3
– 0,7
Uitgaven inzake onderzoek, ontwikkelingen en communicatie
517
+ 517
Totaal EVD
Beleidsbudget
27 881
29 011
1 130
Aantal fte's
129
124,3
– 4,7
% bekendheid binnen doelgroep
14
12
– 2%
% bereik binnen doelgroep
14
12
– 2%
Toelichting kengetallen:
Deelprogramma 2: Informatie
De raming voor de opslage van publicaties zoals opgenomen in de begroting
is bij bepaling van het definitieve programma 2000 bijgesteld naar 75 000.
Het verschil van ruim 5000 minder ten opzichte van de bijgstelde raming zit
met name in de oplage van Informatiedossiers. Deze was geraamd op 30 000
en is 25 700 geworden. Doordat het project Hints voor Business per 1-1-2001
is stopgezet, is ook de voorziene brochure niet uitgebracht.
Deelprogramma 3: Publiciteit buitenland / Holland Imago
In de loop van 2000 is extra aandacht besteed aan de marketing van de
internetsite www.hollandtrade.com. Dit heeft geleid tot extra bezoekers op
de site. Het aantal pageviews overtreft daardoor de ramingen. Een aantal publicaties
is elektronisch uitgegeven. Hierdoor is de realisatie aanzienlijk lager dan
geraamd. Indien de raming wordt gecorrigeerd voor de elektronische uitgaven
zou deze zijn uitgekomen op 570 000. Doordat hierin een
aantal activiteiten is opgenomen dat geen doorgang heeft gevonden is de uiteindelijk
realisatie lager.
Deelprogramma 5: Programma Starters op Buitenlandse markten
De EVD is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit programma. Een deel
van de uitvoering wordt door de EVD uitbesteed aan Senter. De beleidsuitgaven
van NLG 126 000 betreffen inspanningen om het gebruik van het instrument
door bedrijven te bevorderen. Deze uitgaven worden op een apart artikelsub
verantwoord. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar artikel
07.02 Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen.
Deelprogramma 4 / deelprogramma 6 / deelprogramma 1:
De afwijking tussen de realisatie van deelprogramma 4 en de raming heeft
te maken met het feit dat op het moment van ramen een aantal activiteiten
nog was ondergebracht onder de deelprogramma's 1 en 6. Hierdoor is teveel
geraamd op de deelprogramma's 1 en 6. De realisatie heeft plaatsgevonden op
deelprogramma 4.
Uitgaven inzake onderzoek, ontwikkeling en communicatie
Deze uitgaven waren niet begroot in één van de deelprogramma's,
maar waren noodzakelijk in het kader van de agentschapsstatus van de EVD.
Artikel 07.05 Afwikkeling Economische hulp Oost-Europa
tot 2000
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
145 145
Realisatie 2000
–
136 599
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
8 546
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
Realisatie
raming
realisatie
010 Prog. Samenwerking Oost-Europa (PSO)
110 230
101 581
020 SENO-faciliteit (voorheen Leasefaciliteit)
7 301
030 TRHIO
040 IBTA
14 471
10 623
050 Investeringsfaciliteit O.M.
060 GOS-programma 1)
671
200
110 Multilaterale projecten 2)
11 000
10 040
111 OESO CCET/NIS
120 Trustfunds
140 Prog. Uitzending managers NMCP
7 173
5 835
150 Evaluatie en beleidsondersteuning
750
613
160 Managementtraining (Passage)
850
406
Totaal
145 145
136 599
1 Het GOS-programma is in 1994 opgegaan in het PSO
2 Multilaterale projecten zijn in 1999 opgegaan in het PSO
Met ingang van 2000 is het beleidsbudget van artikel 07.05 verdeeld over
andere artikelen (zie onderstaande tabel). De kasuitgaven op dit artikel betreffen
derhalve alleen de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen.
Ter verduidelijking is hieronder aangegeven waar de faciliteiten met ingang
van 2000 zijn geraamd.
tot en met 1999
met ingang van 2000
010 Programma Samenwerking OE
0 707–010 Programma Samenwerking OE
020 SENO-faciliteit
0 703–060
Exportkredietverzekering OM
040 IBTA
0 702–160
Investeringsbevordering en technische assistentie
050 Investeringsfaciliteit MOE
0 702–120 Investeringsfaciliteit OM
111 OESO CCET/NIS
0 701–030
Grondstoffen en andere internationale organisaties
120 Trustfunds
0 707–030
Trustfunds
140 Programma Uitzending Managers NMCP / de Baak
Managementcentrum / Beurzen cum stage programma Rusland
0 707–020 Managementassistentie
150 Evaluatie en beleidsondersteuning MOE
0 702–050 Evaluatie en beleidsondersteuning
Artikel 07.07 Economische samenwerking en kennisoverdracht
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
157 500
16 425
Realisatie 2000
136 876
12 578
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
20 624
– 3 847
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
Realisatie
raming
realisatie
010 Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO)
140 000
130 179
6 425
8 710
020 Managementtraining en assistentie
7 500
1 017
–
368
030 Trustfunds
10 000
5 680
10 000
3 500
Totaal
157 500
136 876
16 425
12 578
Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO)
Voor de onder het PSO vallende landen zijn landenbeleidsprogramma's opgemaakt.
Met een drietal landen zijn nieuwe (meerjarige) MOU's (Memorandum Of Understanding)
afgesloten waarin is neergelegd op welke aandachtsgebieden projecten zich
moeten concentreren. Met een drietal landen wordt nog onderhandeld over de
inhoud van het MOU. Voor het PSO zijn in 2000 meer verplichtingen (NLG 130,18
mln) aangegaan dan in 1999 (NLG 117,57 mln). In 2000 is voor NLG 13,91 mln
aan pré-accessie projecten ontwikkeld op een tiental landen (Bulgarije,
Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië,
Slowakije en Tsjechië). In 2000 is voor een viertal multilaterale projecten
een bedrag van NLG 14,62 mln aan verplichtingen aangegaan met name op Oekraïne
en Roemenië.
De beleidsreactie op de PSO evaluatie is in 2000 aan de Kamer gestuurd
(Kamerstukken II, 2000/2001, 23 125, nr. 20). PSO is een waardevol instrument
voor de bevordering van de private sector. De inschakeling van Nederlandse
ondernemingen bij deze projecthulp heeft als voordeel dat het als aanjager
kan dienen voor bilaterale handel en investeringen. De beleidsreactie richt
zich op een zevental hoofdpunten waarvan hier de belangrijkste vier worden
genoemd:
• Het nieuwe PSO-beleid beoogt een betere samenhang in het projectenpakket te realiseren. Concentratie van projecten in sectoren en regio's
kan doeltreffendheid van de transitiehulp verbeteren.
• De transitiedoelstelling is uitgewerkt in een «checklist»
die wordt gebruikt bij de beoordeling en evaluatie van een project.
• Met ingang van 2000 wordt jaarlijks een plan van aanpak opgesteld
voor tussentijdse meting van resultaten van projecten van onder andere de
faciliteiten PSO en Multilaterale projecten door uitvoering van toezichthoudende
missies.
• Het PSO is en blijft een vraaggestuurd programma. De wensen van
de ontvangende landen bij de sectorkeuze zijn bepalend.
In 2000 zijn 5 toezichthoudende missies PSO uitgevoerd. Hieruit zijn twee
interessante conclusies te trekken. Tijdens de identificatiemissie zou meer
naar consensus met en betrokkenheid van relevante lokale autoriteiten gestreefd
kunnen worden. Clustering van projecten kan functioneel zijn wanneer het projecten
betreft die in dezelfde sub-sector naast elkaar of elkaar opvolgend worden
uitgevoerd. Een goede communicatie tussen de uitvoerders dient hierbij wel
gewaarborgd te zijn.
Het aantal kandidaat-lidstaten dat in aanmerking komt voor pré-accessie
is uitgebreid van 5 naar 10. Per land worden, naast een aantal kortlopende
projecten, gemiddeld 2 langer lopende projecten ontwikkeld. Bij de projecten
staat de relatie overheid tot overheid en de vraaggestuurdheid voorop. De
projecten hebben betrekking op onderwerpen zoals landbouw, transport, certificering
en standaardisatie, MKB-ontwikkeling en structuurfondsen. De lidstaten zijn
tevreden met de ontwikkelde activiteiten en tonen zelf voldoende betrokkenheid
bij de uitvoering.
Doelmatigheidskengetallen Programma Samenwerking
Oost-Europa (incl. Multilaterale projecten)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel (sub)
Raming*
Realisatie**
Verschil
1. Aantal prestaties (= behandelde projectaanvragen)
100
209
+ 109
2. Kosten per prestatie
0,031
0,012
– 0,019
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer)
260
436
+ 176
4. Kosten per prestatie
0,023
0,018
– 0,005
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)
01.55–040
9,08
10,325
+ 1,245
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter)
42
45,8
+ 3,8
* De geraamde doelmatigheidskengetallen zijn exclusief Multilaterale projecten.
**n Afwijkingen van de realisatie ten opzichte van de raming is veroorzaakt
door sterke budgetstijging en gewijzigde methodiek in de beoordelingsprocedure.
Trustfunds
In 2000 is NLG 5,7 mln verplicht: NLG 2,2 mln voor de EBRD en NLG 3,5
mln voor de IFC. In totaal zijn 26 projecten goedgekeurd voor een bedrag van
NLG 10,8 mln.
Het totaal van de tot en met 2000 door EZ aangegane verplichtingen voor
de Trustfunds ad. NLG 81,1 mln is als volgt verdeeld: WB NLG 34,1 mln (inclusief
NLG 4 mln van het Ministerie van Financiën), EBRD NLG 27,3mln
en IFC NLG 19,7 mln. Bij zowel EBRD, IFC als WB komen de renteopbrengsten
ten goede aan het Trustfund.
De faciliteiten Multilaterale projecten en Trustfunds lijken te hebben
bijgedragen aan de doelstelling ten aanzien van het ondersteunen van het transitieproces
van planeconomie naar markteconomie van MOE-landen. De middelen zijn veelal
additioneel ingezet. De resultaten van de Evaluatie Multilaterale projecten
en Trustfunds zijn in samenhang met de PSO-evaluatie en de stroomlijningsoperatie
meegenomen bij het formuleren van een beleidsreactie (Kamerstukken II, 2000/2001,
23 125, nr. 20). Op grond van de evaluatie is besloten om de Trustfunds
bij de EBRD en IFC te continueren. De landenlijst van IFC is uitgebreid met
een tiental opkomende markten buiten Midden- en Oost-Europa, waaronder bijvoorbeeld
Indonesië. Daarbij is aangesloten op de landenlijst van IFOM. Daarnaast
is besloten om de uitvoering van de twee Trustfunds uit te besteden aan Senter.
Verplichtingen PSO en trustfonds naar landen (x 1 mln)
Beurzenprogramma Rusland/Zuid-Afrika
In 2000 is een verplichting aangegaan voor het 4e pilot beurzenprogramma
Rusland (NLG 0,52 mln). In totaal hebben 90 kandidaten deelgenomen aan de
pilots op Rusland. Voor de organisatie van het seminar «Crossroads in
Management» in Moskou is NLG 0,05 mln ter beschikking gesteld. Dit seminar
had tot doel te ontdekken wat de deelnemers in Nederland hebben geleerd, welke
ervaringen zij bij terugkeer hadden en op welk terrein het programma nog voor
verbetering vatbaar is.
Voor een studie- en stageprogramma Zuid-Afrika is NLG 0,49 mln verplicht.
De uitvoering vindt plaats in 2001/2002. Per jaar zullen 15 kandidaten deelnemen.
Programma Uitzending Managers NMCP (PUM)/de Baak Managementcentrum
Voor de uitvoering van het PUM in 2000 is een bedrag van NLG 5,0 mln beschikbaar
gesteld aan de Stichting PUM (inclusief uitvoeringskosten). In 2000 is de
meeste subsidie naar Midden-Europa, Rusland en de Balkan gegaan.
De begroting 2001 voor het PUM kon niet tijdig worden afgehandeld. Dit had
als gevolg dat de hiervoor geraamde verplichting niet meer in 2000 kon worden
aangegaan.
In 2000 zijn 3 managementtrainingen gegeven in de Oekraïne, Rusland
en Roemenië. Voor managementtrainingen in 2001 is een bedrag van NLG
1,13 mln (2000: NLG 0,96 mln) aan De Baak Managementcentrum VNO-NCW ter beschikking
gesteld.
08.00 WET INVESTERINGSREKENING
Artikel 08.01 Investeringsbijdragen en investeringstoeslagen
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
80 000
Realisatie 2000
–
141 493
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
+ 61 493
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel worden de uitgaven uit hoofde van de WIR verantwoord. Deze
omvatten het (verschuivings)effect van de temporiseringsmaatregel (WIR-knip)
en de uitgaven vóór verwerking van het effect van deze maatregel
(bruto WIR-uitgaven). De overschrijding bij de WIR-uitgaven wordt voornamelijk
veroorzaakt door een beperkt aantal relatief omvangrijke verrekeningen van
nog resterende WIR-premies door enkele grote ondernemingen.
Gezien het aflopende karakter van de regeling, de ontbrekende beleidsmatige
relevantie, het beperkte budgettaire belang en de extra werkzaamheden die
met de verantwoording van WIR-registraties op de EZ-begroting gepaard gaan,
zal de WIR met ingang van 1 januari 2001 niet meer via afzonderlijke begrotingsposten
op de EZ-begroting worden verantwoord. Net als andere belastinguitgaven zal
de WIR worden verantwoord in een bijlage van de Miljoenennota.
09.00 ENERGIEBELEID
Artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
159 099
219 491
Realisatie 2000
147 027
147 802
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 12 072
– 71 689
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen
Bij de eerste suppletore begroting is de kasraming op technische gronden
met NLG 4,7 mln verlaagd. Van een verdere verlaging was sprake in de tweede
suppletore begroting. Voor NLG 36,5 mln betrof dit een aanpassing op basis
van de actuele inzichten betreffende de uitputting. Met name voor de uitbetaling
van subsidies door Novem op diverse energiebesparingsprogramma's was in 2000
minder geld nodig dan aanvankelijk voorzien (zie ook de aansluitende toelichting
op de Novem-betalingen). Verder is de raming met NLG 24,9 mln verlaagd vanwege
een actualisering van de momenten waarop naar verwachting al aangegane verplichtingen
tot uitbetaling komen. De rest van de onderuitputting (NLG 5,8 mln) bestaat
onder meer uit overhevelingen naar 09.02 voor het vernieuwde programma warmtepompen
(NLG 1,0 mln) en naar 02.02 voor het programma Schoner Produceren (NLG 0,2
mln).
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Artikelonderdeel
raming
realisatie
raming
realisatie
030 Lange term onderzoek besparingstechn
7 810
–
22 979
12 075
110 Industrie
71 424
67 552
79 531
58 281
120 Tenders energiebesparing (TIEB)
–
–
7 120
200
130 Stimulering E&M-adviezen
2 600
–
2 308
756
140 NEWS/NETTO
11 333
6 456
10 177
3 371
150 Nieuwe technieken
–
–
–
–
210 Woningbouw/diensten
12 771
11 102
47 030
38 828
230 Verkeer en vervoer
8 320
7 540
11 270
7 123
240 Agrarische sector
8 175
6 869
11 216
6 460
250 Non-profit regeling (EINP)
36 666
47 508
27 860
20 708
Totaal
159 099
147 027
219 491
147 802
Van de aangegane verplichtingen is NLG 93 mln besteed in het kader van
programma-overeenkomsten met Novem. Op basis van het besluit subsidies energieprogramma's
verstrekt Novem in opdracht van EZ subsidies aan derden op grond van programma's
die jaarlijks gepubliceerd worden.
NETTO
In 1999 zijn 20 subsidieaanvragen ingediend bij de eerste tender NETTO.
In 2000 zijn hiervoor 13 subsidies toegekend, waarmee het gepubliceerde bedrag
van NLG 4,0 mln was uitgeput. Naar verwachting wordt met deze projecten ongeveer
120 PJ/jaar c.q. 6 000 ton CO2-uitstoot/jaar bespaard.
Betalingen aan Novem
Betalingen aan Novem worden met name geraamd als onderdeel van de artikelen
09.01, 09.02, 09.32 en 09.33. In onderstaande tabel wordt het verloop van
de ramingen van deze uitgaven alsmede de realisatie op artikelniveau weergegeven.
Op basis van de meest actuele inzichten worden de ramingen op een aantal momenten
bijgesteld. In de praktijk bleken de betalingen aan derden door
Novem op grond van de uitvoering van energieprogramma's trager te verlopen
dan geraamd, zodat ook de betalingen van EZ aan Novem zijn bijgesteld.
Novem-betalingen (bedragen x NLG 1 mln)
Artikel
09.01
09.02
09.32
09.33
totaal
vastgestelde begroting
181
83
29
10
303
stand miljoenennota
152
85
23
9
269
stand najaarsnota
125
70
17
3
215
realisatie
123
65
9
2
199
Kengetallen EINP (excl wind)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel (sub)
Realisatie
KENGETALLEN
1. Aantallen technieken
2 905
2. Gemiddeld bedrag per subsidieaanvraag (x NLG1000)
28,2
3. Toegelicht bedrag realisatie (beh aanvragen x gem bedr x NLG1000)
47,5
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN
1. Aantal behandelde aanvragen
1 688
2. Aantal vaststellingen
997
5. Toegelicht bedrag realisatie (= uitvoeringsk.)
01.55
2,3
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter)
13,1
NB: In de begroting 2000 zijn hiervoor geen kengetallen opgenomen
Revolving fund kas-EZ (zie ook saldibalans, geconditioneerde
vorderingen)
De kas-EZ wordt gevuld met terugontvangen gelden van leningen die door
Novem zijn verstrekt aan derden. Verder wordt rente, berekend over de stand
van kas-EZ gedurende het lopende jaar, toegevoegd.
Verloop Revolving fund (in guldens)
stand 1 januari 2000
2 360 958
Bij
12 949 781
Af
6 780 086
stand ultimo 2000
8 530 653
De kas-EZ is met name gestegen door terugbetalingen van verstrekte leningen
voor stadsverwarmingsprojecten. Uit de kas-EZ is een deel van de menskrachtvergoeding
van Novem gefinancierd.
Artikel 09.02 Duurzame energie
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
38 469
93 587
Realisatie 2000
61 400
70 366
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 22 931
– 23 221
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen
In 2000 is NLG 22,9 miljoen meer verplicht dan oorspronkelijk geraamd.
Hiervan is NLG 21,2 miljoen bestemd voor het nieuwe warmtepompprogramma. Ter
dekking is NLG 14,0 mln naar voren gehaald uit 2001 en NLG 7,2 mln overgeheveld
van artikel 09.01. Daarnaast is de raming van het onderdeel zon-photovoltaïsch
verhoogd met NLG 7 mln in verband met het publiceren van een extra BSE-budget.
Het verplichtingenbudget is met NLG 5,3 mln verlaagd vanwege onder meer een
overheveling naar 09.05 ECN in verband met windonderzoek (NLG 0,8 mln).
De kasonderuitputting van NLG 23,2 mln is grotendeels te verklaren door
een neerwaartse bijstelling in de tweede suppletore begroting op basis van
actuele inzichten. Met name voor de betaling van subsidies door Novem op diverse
energiebesparingsprogramma's was NLG 17,3 mln minder nodig dan aanvankelijk
was voorzien. Ook werd een lager beroep gedaan op het onderdeel warmtepompen
(NLG 4,0 mln).
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
110 Zon-thermisch
6 500
–
6 663
4 723
120 Zon-photovoltaisch
–
7 000
30 279
20 636
130 Windenergie
–
35
18 814
18 824
140 Biomassa en afval
–
–
17 173
13 399
150 Warmtepompen
6 600
32 410
6 299
2 115
210 Stimulering zonneboilers
8 000
6 400
3 845
3 739
220 Wind einp
7 500
7 500
4 101
–
310 Projectbureau Duurzame E en overige uitgaven
9 869
8 055
6 413
6 930
Totaal
38 469
61 400
93 587
70 366
Van de aangegane verplichtingen is NLG 53,0 mln besteed in het kader van
programma-overeenkomsten met Novem. Op basis van het besluit subsidies energieprogramma's
verstrekt Novem in opdracht van EZ subsidies aan derden op grond van programma's
die jaarlijks gepubliceerd worden. Het overige deel van de aangegane verplichtingen
vloeit met name voort uit een toezegging van NLG 6,4 mln in het kader van
de subsidieregeling actieve zon-thermische systemen.
Realisatie duurzame energie 1990–1999
(bijdrage in PJ*) conform het protocol Duurzame Energie
1990
1995
1998
1999
Waterkracht
0,7
0,7
0,9
0,7
Windenergie
0,5
2,6
5,3
5,3
Zon-PV
0,00
0,01
0,03
0,05
Zon-thermisch
0,1
0,2
0,3
0,4
Warmtepompen
p.m.
0,2
0,4
0,5
Warmte/koude opslag
0,01
0,07
0,3
0,5
Bio-energie
17,1
18,8
26,4
27,6
TOTAAL
18
23
34
35
aandeel van totale energieverbruik
0,7%
0,8%
1,1%
1,2%**
aandeel elektriciteitsgebruik
1,0%
1,4%
2,2%
2,3%
*: uitgespaarde fossiele brandstof
**: het aandeel duurzame energie is waarschijnlijk hoger, aangezien import
nog niet wordt meegeteld.
In de cijfers zijn op onderdelen verschillen ten opzichte van de vergelijkbare
tabel in de begroting 2000 te zien. Deze vloeien voort uit de opschoning van
de definitie van duurzame energie. Voor een kolom 2000 waren bij het opmaken
van deze financiële verantwoording nog geen gegevens beschikbaar.
Betalingen aan Novem
Op dit artikel worden ook betalingen verantwoord aan Novem. Zie voor een
nadere toelichting de overzichtstabel bij artikel 09.01.
Subsidieregeling actieve zon-thermische systemen
Via de subsidieregeling actieve zon-thermische systemen worden subsidies
verstrekt aan kopers van een zonneboiler. Senter voert deze regeling uit.
De resultaten van 2000 zijn in de volgende tabel samengevat. Er kan zowel
voor de aanschaf als na de aanschaf een beroep op deze regeling worden gedaan.
De uitvoeringskosten hebben zowel betrekking op aanvragen in 2000 als op de
afwikkeling van vóór 2000 ingediende aanvragen.
Kengetallen Stimulering zonneboilers
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)
Artikel
(sub)
Realisatie
KENGETALLEN
1. Aantallen
Aanvragen
Zonneboilers
vooraf aangevraagd
218
9 813
achteraf aangevraagd
2 039
2 878
2. Bedrag per eenheid (x NLG1000)
per aanvraag
per zonneboiler
vooraf aangevraagd
22,2
0,493
achteraf aangevraagd
0,8
0,556
3. Toegelicht begrotingsbedrag (=subsidie)
6,400
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN
1. Aantal behandelde aanvragen
2 410
2. Aantal vaststellingen
629
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringsk.)
01.55
0,89
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter)
5,1
NB: In de begroting 2000 zijn hiervoor geen kengetallen opgenomen
Artikel 09.03 Energievoorzieningsonderzoek
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
76 400
18 923
Realisatie 2000
75 471
76 647
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 929
+ 57 724
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
110 Hoge Flux Reactor
75 000
74 927
14 325
74 927
120 Progr's Kernenergie
–
44
975
1 285
130 Nieuwe electriciteitstechn.
1 400
500
3 623
435
Totaal
76 400
75 471
18 923
76 647
Hoge Flux Reactor (HFR)
In 2000 heeft Nederland zich verplicht tot een bijdrage aan aanvullende
Euratomprogramma's voor de periode 2000/2003 van EURO 34 mln. In tegenstelling
tot de vorige periodes is de bijdrage in één keer uitbetaald.
In de eerste suppletore begroting is hiervoor NLG 60,7 mln kas uit latere
jaren naar voren gehaald. Bij de toezegging van de totale bijdrage over deze
periode is rekening gehouden met het hieruit voortvloeiende financieel voordeel.
Programma's kernenergie
De uitgaven op dit artikelsub hebben betrekking op oude verplichtingen
voor onderzoek naar de opslagmogelijkheden van radioactief afval en de instandhouding
van de nucleaire kennis. In de tweede suppletore begroting is NLG 23,9 mln
kas bijgeraamd als bijdrage aan de toekomstige exploitatieverliezen van de
Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA). Dit bedrag is als eenmalige
bijdrage naar het Ministerie van Financiën overgeheveld.
Nieuwe elektriciteitstechnologieën
Bij de eerste suppletore begroting is de verplichtingenruimte 1999 voor
Nieuwe Elektriciteitstechnologieën doorgeschoven naar 2000 (NLG 4,2 mln).
Deze ruimte is uiteindelijk niet benut voor de beoogde activiteiten EMVT (Elektro
Magnetische Vermogens Techniek). Bij de tweede suppletore begroting is deze
verplichtingenruimte daarom overgeheveld naar artikel 09.02 ten behoeve van
het onderdeel zon-photovoltaïsch.
Artikel 09.04 Beleidsondersteuning en overige uitgaven
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
9 113
9 609
Realisatie 2000
6 569
7 600
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 2 544
– 2 009
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 Beleidsondersteuning
8 913
6 537
9 409
7 583
110 Bijdragen mijnindustrie
200
32
200
17
Totaal
9 113
6 569
9 609
7 600
Op het onderdeel beleidsondersteuning zijn vele projecten/onderzoeken/studies
verplicht, onder meer op het gebied van liberalisering. Een deel van de programmaovereenkomst
P&I met Novem wordt ook via dit artikel verplicht. De onderuitputting
op de verplichtingenbegroting van NLG 2,5 mln is aangewend ter compensatie
van de extra benodigde ruimte op artikel 09.05.
Artikel 09.05 Energieonderzoek Centrum Nederland
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
62 906
62 912
Realisatie 2000
84 631
83 000
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 21 725
+ 20 088
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen
Bij tweede suppletore begroting is zowel de kas- als de verplichtingenraming
verhoogd met NLG 16,0 mln. Dit budget dient ter dekking van kosten die in
verband met de nucleaire activiteiten gemaakt moeten worden, zoals ontmanteling,
sanering en afvoer van radioactief afval.
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 Basis- en missie- financiering
31 868
51 995
31 868
51 996
020 Samenwerkingsfinanciering
31 038
32 636
31 044
31 004
Totaal
62 906
84 631
62 912
83 000
Met de Basis- en ENGINE (= missie)-financiering doet ECN onderzoek en
ontwikkelt het instituut kennis en kunde op het gebied van duurzame energie,
fossiele brandstoffen, nucleaire energie, energie-efficiency en beleidsstudies.
Met de Samenwerkingsfinanciering voert ECN het van jaar tot jaar opgestelde
Samenwerkingsprogramma uit. Dit programma bestrijkt dezelfde werkgebieden
als de Basis- en ENGINE financiering. ECN brengt jaarlijks een jaarverslag
uit waarin wordt ingegaan op de uitgevoerde activiteiten.
Artikel 09.06 Doelfinanciering NITG-TNO
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
29 505
29 505
Realisatie 2000
30 527
30 527
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 1 022
+ 1 022
Toelichting realisatie 2000
Per 1 september 1997 is de Rijksgeologische Dienst (RGD) gefuseerd met
TNO-GG in het Nederlands Instituut Toegepaste Geowetenschappen (NITG). Vanaf
die datum ontvangt het NITG doelfinanciering van EZ. De bijdrage is bestemd
voor de instandhouding en verdere ontwikkeling van geowetenschappelijke en
daarmee verband houdende technologische kennis.
Artikel 09.07 CO2-reductie
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
52 632
25 000
Realisatie 2000
34 014
29 723
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
– 18 618
+ 4 723
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen
Bij eerste suppletore begroting is voor het CO2-reductieplan
NLG 32,0 mln kasruimte toegevoegd uit de aanvullende post «Nader te
bepalen» van de rijksbegroting. De kasraming is in de tweede suppletore
begroting met NLG 21,0 mln verlaagd, in verband met het naar achteren schuiven
van kas voor het onderdeel Joint Implementation.
Bij tweede suppletore begroting is het verplichtingenbudget met NLG 26,0
mln verlaagd als gevolg van het doorschuiven van de ruimte voor Joint Implementation.
Daarnaast is de verplichtingenruimte met NLG 9,0 mln verhoogd voor het CO2-reductieplan.
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 CO2-reductieplan door EZ
8 956
27 526
020 Joint Implementation
52 632
25 058
25 000
2 197
Totaal
52 632
34 014
25 000
29 723
De realisatie van het CO2-reductieplan betreft toezeggingen
die zijn gedaan in het kader van de gesloten tender van de regeling houtmodificatie
en een project uit de eerste tender van de EZ-regeling. Een uitvoerige stand
van zaken van het plan is te vinden in een brief aan de Kamer van 21 september
2000 (Kamerstukken II 2000/2001, 25 026, nr. 11).
De realisatie op het onderdeel Joint Implementation betreft met name een
toezegging aan de Wereldbank ten behoeve van Prototype Carbon Fund van NLG
22,7 mln (10 mln USD).
Artikel 09.08 Deelname in aandelenkapitaal TenneT
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
–
Realisatie 2000
–
–
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
–
Belangrijke mutatie in suppletore begrotingen en toelichting
realisatie 2000
Op 10 oktober 2000 werd met de Samenwerkende elektriciteitsproducenten
(SEP) overeenstemming bereikt over de aankoop van 100% van de aandelen van
de landelijke netbeheerder TenneT voor NLG 2,55 mld (Kamerstukken II 2000/2001,
27 250, nr. 5). Bij de tweede suppletore begroting is dit bedrag aan
de EZ-begroting toegevoegd omdat het op dat moment de inzet was de aandelen
vóór 1 januari 2001 over te dragen. De noodzakelijke voorbereidende
werkzaamheden hiervoor, waaronder een due diligence-onderzoek, hebben echter
meer tijd gevraagd dan verwacht. Hierdoor is het moment van overdracht naar
2001 verschoven.
Artikel 09.12 Garanties energiebeleid
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
5 335
Realisatie 2000
570
10 090
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 570
+ 4 755
Toelichting realisatie 2000
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
verplichtingen
uitgaven
raming
realisatie
raming
realisatie
010 Leningen NPM
–
570
–
569
140 Garanties stadsverwarming
–
–
5 335
9 521
Totaal
570
5 335
10 090
De kasbegroting is overschreden omdat in 2000 de vergoeding voor de aardgasprijsgarantie
bij het stadsverwarmingsproject Duiven-Westervoort over zowel
1998 als 1999 is verstrekt. De afhandeling 1998 was in 1999 zodanig vertraagd,
dat betaling in dat jaar niet te realiseren was.
Verder draagt EZ via dit artikel jaarlijks bij aan de afdekking van het
exploitatietekort van de Nederlandse Pijpleidingmaatschappij (NPM).
Artikel 09.21 Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming
Aardolieprodukten
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
141 230
141 230
Realisatie 2000
150 671
150 671
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 9 441
+ 9 441
Toelichting realisatie 2000
Het betreft een doorsluispost. Voor een nadere toelichting op de realisatie
zie artikel 09.03 Ontvangsten COVA.
Artikel 09.22 Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer
Nederland B.V.
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
142000
142000
Realisatie 2000
146 936
146 936
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
+ 4 936
+ 4 936
Toelichting realisatie 2000
Het betreft een desaldering met ontvangstenartikel 09.02 Uitkering EBN.
Voor een toelichting wordt naar dat artikel verwezen.
Artikel 09.31 Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en
overige uitgaven
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
–
Realisatie 2000
–
12
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
+ 12
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane
verplichtingen ter zake van adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige
uitgaven.
Artikel 09.32 Toepassing energiebesparingstechnologie
en duurzame energie
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
39 591
Realisatie 2000
–
10 775
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
– 28 816
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen
In de tweede suppletore begroting (inclusief nota van wijziging) zijn
de verwachte kasuitgaven 2000 op basis van actuele inzichten met NLG 28,8
mln verlaagd. Met name voor de uitbetaling van subsidies door Novem op diverse
energiebesparingsprogramma's (tot en met 1995 aangegane verplichtingen) bleek
minder geld nodig dan aanvankelijk voorzien.
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane
verplichtingen ter zake van de toepassing van energiebesparingstechnologie
en duurzame energie. Het betreft met name betalingen aan Novem in het kader
van in het verleden afgesloten programma-overeenkomsten en betalingen door
Senter op verplichtingen in het kader van de BSET (subsidieregeling zonneboilers).
Onderstaand is de raming afgezet tegen de uiteindelijke realisatie:
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
uitgaven
raming
realisatie
111 Industrie
8 563
1 049
112 Gebouwde omgeving en vervoer
3 283
1 461
113 Tenderregeling energiebesparingsprojecten
12000
2 909
422 Energiebesparingsadviezen
–
–
426 Invest. in windturbines
5 945
4 506
427 Overige duurzame energie
9 800
850
Totaal
39 591
10 775
Artikel 09.33 Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
10 284
Realisatie 2000
–
2 056
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
– 8 228
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen
In de tweede suppletore begroting zijn de verwachte kasuitgaven 2000 op
basis van actuele inzichten met NLG 7,5 mln verlaagd. Met name voor de uitbetaling
van subsidies door Novem op diverse energiebesparingsprogramma's (tot en met
1995 aangegane verplichtingen) bleek minder geld nodig dan aanvankelijk voorzien.
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane
verplichtingen ter zake van onderzoek en ontwikkelingswerk op energiebeleid.
Onderstaand is de raming afgezet tegen de uiteindelijke realisatie:
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
uitgaven
raming
realisatie
020 Onderzoek actiniden & r-afval
68
–
110 Beleidsstudies
–
–
210 Ontwikkeling kolenbeleid
716
144
510 Ond. energiebesparingstech. & duurzame energie
9 500
1 912
Totaal
10 284
2 056
Artikel 09.35 Investeringssubsidies energiebesparing
Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde
begroting versus realisatie(x NLG1000)
verplichtingen
uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
–
429
Realisatie 2000
–
0
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)
–
– 429
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op in 1995 aangegane verplichtingen
ter zake van investeringssubsidies energiebesparing. Alle verplichtingen die
nog openstonden zijn in 2000 afgewikkeld. Vanaf nu worden op dit artikel geen
uitgaven meer gedaan.
ONTVANGSTEN
01.00 ALGEMEEN
Artikel 01.01 Diverse ontvangsten
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
9 128
Realisatie 2000
11 484
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 2 356
Toelichting realisatie 2000
Het verschil tussen begroting en realisatie wordt voornamelijk verklaard
door een bijdrage in de kosten van Arbo-diensten (NLG 0,6 mln), een korting
op de af te dragen loonheffing in verband met scholing (NLG 1,4 mln) en een
niet geraamde post «eigen bijdrage voor woon/werk verkeer» (NLG
0,5 mln).
Artikel 01.11 Ontvangsten Bureau voor de Industriële
Eigendom
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
50 077
Realisatie 2000
52 109
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 2 032
Toelichting realisatie 2000
De hogere ontvangsten worden voornamelijk verklaard door meer instandhoudingstaksen
als gevolg van een groter aantal octrooien (NLG 1,8 mln).
Artikel 01.21 Ontvangsten Centraal Planbureau
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
2 830
Realisatie 2000
3 317
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 487
Toelichting realisatie 2000
De hogere ontvangsten worden met name verklaard doordat een aantal aanvullende
projecten eerder is betaald dan verwacht (NLG 0,3 mln).
Artikel 01.31 Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
23 200
Realisatie 2000
30 548
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 7 348
Toelichting realisatie 2000
Het verschil tussen begroting en realisatie wordt verklaard door hogere
ontvangsten in verband met werken in opdracht.
Werk voor derden groter dan 200 000 EURO
(bedragen in EURO)
opdrachtgever
opbrengst
Onderzoek verplaatsingsgedrag
Ministerie
van V&W
361 334
Onderzoek verplaatsingsgedrag
Ministerie
van V&W
578 134
Algemene bijstandsstatistieken
Ministerie
van SZ&W
344 873
Artikel 01.41 Terugontvangen bijdragen van Senter
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
2 342
Realisatie 2000
7 138
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 4 796
Toelichting realisatie 2000
Het verschil wordt veroorzaakt door terugontvangen middelen uit hoofde
van winstafdrachten Senter 1998/99 (NLG 5,9 mln; zie toelichting wetsartikel
3) en door minder ontvangsten dan geraamd op grond van eindafrekeningen over
1999 met betrekking tot diverse door Senter uitgevoerde regelingen (NLG 1,2
mln).
02.00 INDUSTRIEEL EN ALGEMEEN TECHNOLOGIEBELEID
Artikel 02.02 Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie (x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
115 000
Realisatie 2000
77 415
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
– 37 585
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting
realisatie 2000
Op dit artikel worden de TOK-ontvangsten verantwoord. De terugbetaling
op de TOK-kredieten wordt bepaald door het commerciële succes van het
ontwikkelingsproject.
Met het amendement Hindriks/Van Walsum op de ontwerpbegroting 2000 (Kamerstukken
II 1999/2000, 26 800 XIII, nr. 27) zijn de ramingen voor de TOK-ontvangsten
voor een periode van 4 jaar met NLG 25,0 mln per jaar verhoogd ter dekking
van de impuls voor de herstructurering van bedrijventerreinen in grote steden.
Voor 2000 betekende dit een geraamde TOK-ontvangst van NLG 115,0 mln. Op basis
van het inzicht dat deze meevallers zich niet zouden voordoen is bij eerste
suppletore begroting 2000 deze verhoging teruggedraaid. De dekking voor genoemde
herstructurering is elders gevonden (Fes). Bij tweede suppletore begroting
is de raming nogmaals naar beneden bijgesteld met NLG 10,0 mln. De uiteindelijk
realisatie ligt nog enkele miljoenen lager.
Artikel 02.04 Diverse ontvangsten technologiebeleid
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
27 000
Realisatie 2000
26 852
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
– 148
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting
realisatie 2000
Op dit artikel worden incidentele ontvangsten in het kader van het technologiebeleid
en de bijdrage van het Ministerie van OC&W aan de EET-regeling verantwoord.
De bij ontwerpbegroting 2001 voor 2000 geraamde ontvangst uit hoofde van de
afwikkeling van het faillissement van Fokker is bij tweede suppletore begroting
grotendeels teruggedraaid. In 2000 is hiervan NLG 2,9 mln ontvangen. Verdere
uitkeringen worden in 2001 en 2002 verwacht.
De ontvangsten van OC&W voor het EET-programma zijn bijgesteld van
NLG 23,9 mln naar NLG 17,0 mln, waardoor de verrekening met OC&W bijgesteld
diende te worden. De uitgaven in het kader van het EET-programma zijn in 2000
lager uitgevallen dan geraamd.
Artikel 02.05 Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
49 000
Realisatie 2000
50 366
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 1 366
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting
realisatie 2000
Op dit artikel worden de ontvangsten uit het Fes voor een aantal projecten
verantwoord. De specificatie van de ontvangsten is als volgt: Gigaport NLG
50,3 mln en voor NOBIS NLG 0,066 mln.
03.00 INDUSTRIE- EN DIENSTENBELEID
Artikel 03.01 Ontvangsten staalindustrie
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
16 080
Realisatie 2000
–
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
– 16 080
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting
realisatie 2000
Door de in 1999 gerealiseerde verkoop van CORUS (voorheen Hoogovens) is
de geraamde dividendontvangst bij eerste suppletore begroting 2000 vervallen.
Artikel 03.03 Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
33 700
Realisatie 2000
77 010
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 43 310
Toelichting realisatie 2000
De ontvangsten betreffen met name de terugbetaling op de Projectloan van
NedCar aan de Staat, onder gelijktijdige afboeking van de Schuld van de Staat
aan NedCar uit hoofde van het verlies op de V400. Zie ook uitgavenartikel
03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V. Het verschil tussen de realisatie
en de raming is het resultaat van de verhoging van de raming bij eerste suppletore
begroting uit hoofde van het uitstellen van de in 1999 geplande versnelde
afwikkeling van de wederzijdse verplichtingen tussen Volvo, NedCar en de Staat
en vervolgens het bijstellen van de ramingen bij tweede suppletore begroting
op basis van de verwachting dat de conceptafspraken voorlopig geen doorgang
zullen vinden.
Tenslotte is de bijdrage van de provincie Zeeland voor KSG (NLG 5,0 mln)
op dit artikel verantwoord.
Artikel 03.04 Ontvangsten Garantieregeling Particuliere
Participatiemaatschappijen 1981
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
–
Realisatie 2000
36
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 36
Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting
realisatie 2000
04.00 RUIMTELIJK ECONOMISCH BELEID
Artikel 04.03 Diverse ontvangsten Regionaal Beleid
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
24 500
Realisatie 2000
95 139
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 70 639
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel worden diverse ontvangsten uit hoofde van het regionaal
beleid verantwoord.
Bij de ontwerpbegroting 2000 was terugbetaling van een aan de NOM verstrekte
lening voor de ontwikkeling van een kunstvezelproject voorzien voor
de periode 2000 tot en met 2004. Begin 2000 bleek het echter mogelijk om de
terugbetaling van NLG 65 mln aan de Staat volledig in 2000 te effectueren.
In 2000 zijn de volgende dividend afdrachten ontvangen:
– het LIOF (NLG 20,3 mln.),
– de NOM (NLG 0,7 mln.),
– de BOM (NLG 0,1 mln).
Daarnaast is in totaal NLG 9 mln ontvangen vanwege terugstortingen in
het kader van de decentrale IPR (NLG 7,0 mln) en de EFRO-cofinancierings-programma's
(NLG 2,0 mln).
05.00 ONDERNEMERSCHAP EN MARKTWERKING
Artikel 05.01 Ontvangsten uit borgstellingsregelingen
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x f 1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
33 800
Realisatie 2000
33 607
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
– 193
Toelichting realisatie 2000
In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen
de realisatie
Artikelonderdeel
ontvangsten
(x f 1000)
geraamd
realisatie
010 Terugbetalingen verliesdeclaraties
8 600
9 103
030 Rente kmkb/bbmkb
200
229
040 Provisie verstrekte kredieten
25 000
24 275
Totaal
33 800
33 607
Onder terugbetalingen verliesdeclaraties worden onder meer de opbrengsten
van schuldregelingen verantwoord en correcties op ingediende verliesdeclaraties.
De volgende grafiek geeft de realisaties van de afgelopen jaren
weer:
Artikel 05.12 Opbrengst van casino's
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
171 000
Realisatie 2000
140 032
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)–
30 968
Toelichting realisatie 2000
Conform de Beschikking casinospelen 1996 komt de netto opbrengst van de
gezamenlijke speelcasino's toe aan de Staat. De ontvangen bedragen betreffen
het resultaat over de periode 1 oktober 1999 tot en met 30 september 2000.
De totale opbrengst wijkt af van de raming door hogere lasten. Deze zijn voornamelijk
het gevolg van hogere afschrijvingskosten vanwege de aanpassing van de levensduur
van de speelautomaten en de hardware van horeca-automatisering.
In 1998 zijn afspraken gemaakt om, ten laste van de netto opbrengst, het
eigen vermogen van Holland Casino in de periode 1999–2002 te verhogen
met NLG 50 mln tot in totaal NLG 100 mln (Kamerstukken II, 1998–1999,
26 200 XIII, nr. 2). Over 2000 is het eigen vermogen toegenomen met NLG
16,0 mln, waardoor het eind 2000 NLG 75,6 mln bedraagt. Voor 2001 en 2002
zijn thans NLG 16,0 mln respectievelijk NLG 8,4 mln ter versterking van het
eigen vermogen in de ramingen opgenomen.
Kengetallen Casino's
Artikel (sub)
Raming
Realisatie
Verschil
1. Aantal bezoeken alle casino's (x NLG1000)
5 700
5 300
– 400
2. Gemiddelde opbrengst per bezoek (x NLG1000)
0,033
0,029
– 0,004
3. Totale opbrengst (x NLG 1 mln)
05.12
171*
140*
– 31
4. Aantal casino's
11
11
–
* betreft ontvangsten voor EZ exclusief het afstorten van NLG 16,0 mln
eigen vermogen
Artikel 05.13 Opbrengst afgifte exploitatievergunningen
speelautomaten
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
3 500
Realisatie 2000
4 609
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 1 109
Toelichting realisatie 2000
De ontvangsten uit de afgifte van exploitatievergunningen speelautomaten
en merktekens vloeien voort uit de Wet op de kansspelen. Het toezicht op de
wetgeving inzake speelautomaten en de afgifte van merktekens worden verzorgd
door Verispect B.V. De door EZ ontvangen bedragen hebben betrekking op de
periode 1 december 1999 tot en met 30 november 2000.
Kengetallen speelautomaten
Artikel (sub)
Raming
Realisatie
Verschil
1. Merktekens kansspelautomaten (in aantallen)
7 100
10 702
3 602
2. Tarief kansspelautomaten (x NLG1000)
0,290
0,290
–
3. Merktekens casino-automaten (in aantallen)
1 000
1 269
269
4. Tarief casino-automaten (x NLG1000)
0,290
0,290
–
5. Merktekens behendigheidsautomaten (in aantallen)
5 000
1 896
– 3 104
6. Tarief behendigheidsautomaten (x NLG1000)
0,025
0,025
–
7. Verlening exploitatie vergunningen (in aantallen)
800
879
79
8. Tarief exploitatie vergunningen (x NLG1000)
1,000
1,000
–
9. Nieuwe exploitatie vergunningen (in aantallen)
40
42
2
10. Tarief nieuwe exploitatie vergunningen (x NLG1000)
5,000
5,000
–
11. Totale opbrengst (x NLG 1 mln)
05.13
3,5
4,6
1,1
De verschillen tussen de raming en realisatie bij de merktekens voor de
kansspelautomaten en voor de behendigheidsautomaten, zijn een gevolg van enkele
wijzigingen van de Wet op de kansspelen per 1 juni jl. en de daaraan gekoppelde
overgangstermijnen.
Artikel 05.15 Ontvangsten Nederlands Meetinstituut
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
2 450
Realisatie 2000
1 750
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
– 700
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
ontvangsten
geraamd
realisatie
010 Rente ontvangsten NMi
490
490
020 Aflossing van leningen
1 260
1 260
030 Dividend NMi
700
–
Totaal
2 450
1 750
Toelichting realisatie 2000
Om op een aantal marktontwikkelingen op het gebied van metrologie (zoals
de snelle mondialisering van goederenstromen en de toenemende vraag naar kwaliteitscertificering
en hogere meetnauwkeurigheden) adequaat te kunnen reageren, heeft Holland
Metrology (HM) aansluiting gezocht bij een (inter)nationaal opererend, technologisch
georiënteerd bedrijf. In dat kader heeft de Staat haar aandelen in HM
verkocht aan TNO voor een bedrag van NLG 10,5 mln.
Omdat voor de feitelijke overdracht meer tijd nodig bleek dan voorzien,
vind deze overdracht nu in 2001 plaats. Omdat de economische overgang reeds
per 1 juli 2000 heeft plaatsgevonden zal over 2000 geen dividend ontvangen
worden. In 2001 zal EZ het bedrag van NLG 10,5 mln ontvangen. De verkoop is
inmiddels daadwerkelijk geschied.
07.00 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN EN EXPORTBEVORDERING
Artikel 07.01 Ontvangsten BEB
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
4 079
Realisatie 2000
12 212
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 8 133
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
ontvangsten
raming
realisatie
010 Ontvangsten gemengde kredieten
500
1 250
030 Overige ontvangsten BEB
2 500
5 410
040 Ontvangsten uit garanties
1 079
5 534
050 Ontvangsten PSB
18
Totaal
4 079
12 212
Toelichting realisatie 2000
Bij eerste suppletore begroting 2000 is de raming met NLG 4,9 mln opgehoogd
en bij tweede suppletore begroting met NLG 4,6. Voornaamste oorzaken waren
gelegen in een incidentele ontvangst op het artikelonderdeel overige ontvangsten
(NLG 2,5 mln), hoger dan geraamde premieontvangsten IFOM (NLG 1,2 mln) en
premieontvangsten voor SENO/GOM (NLG 4,7 mln), onder meer als gevolg van een
toegenomen beroep op de GOM in 2000.
Artikel 07.02 Ontvangsten Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
2 223
Realisatie 2000
3 596
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 1 373
Toelichting realisatie 2000
De hogere ontvangsten hebben betrekking op terugbetaalde voorschotten
door bedrijven die aan de EVD-projecten hebben deelgenomen.
08.00 WET INVESTERINGSREKENING
Artikel 08.01 Ontvangsten WIR
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x f 1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
10 000
Realisatie 2000
4 049
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
– 5 951
Toelichting realisatie 2000
Op dit artikel worden de desinvesteringsbetalingen (terugbetalingen van
eerder ontvangen WIR-premies) verantwoord. Als gevolg van enkele correctieboekingen
van beperkte omvang zijn de desinvesteringsbetalingen iets lager uitgekomen
dan was geraamd.
Gezien het aflopende karakter van de regeling, de ontbrekende beleidsmatige
relevantie, het beperkte budgettaire belang en de extra werkzaamheden die
met de verantwoording van WIR-registraties op de EZ-begroting gepaard gaan,
zal de WIR met ingang van 1 januari 2001 niet meer via afzonderlijke begrotingsposten
op de EZ-begroting worden verantwoord. Net als andere belastinguitgaven zal
de WIR worden verantwoord in een bijlage van de Miljoenennota.
09.00 ENERGIEBELEID
Artikel 09.01 Inkomsten uit aardgas
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
2 836 000
Realisatie 2000
3 787 814
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 951 814
Toelichting realisatie 2000
De aanpassingen in de ramingen bij eerste (+ NLG 644 mln) en tweede (+
NLG 292 mln) suppletore begroting waren het gevolg van aanpassingen in de
koers van de dollar, de olieprijs en de gasafzet.
Naast de reguliere baten is in 2000 NLG 204 mln ontvangen van de NAM voortvloeiend
uit de uitspraak in de arbitrageprocedure tussen de NAM en Brigitta over het
Groningergasveld in het grensgebied Eemsmonding (de zogenaamde Common Area).
De bijdrage aan het Fes bedraagt 41,5% van de totale gasbaten exclusief
de ontvangsten vanwege Common Area.
Raming versus realisatie per artikelonderdeel
(x NLG1000)
Artikelonderdeel
ontvangsten
raming
realisatie
010 Aardgasbaten MOR Groningen
1 700 000
2 651 647
020 Aardgasbaten via EBN B.V. 1 900 000
2 373 912
030 Opbrengsten mijnwetgeving
1 084 000
031 Winstaandeel
1 103 708
032 Cijns
144 039
033 Oppervlakterechten
36 706
034 Verkenningsvergunningen
10
040 Dividend Gasunie via EBN
12000
12000
050 Dividend Gasunie
8 000
8 001
060 Bijdrage aan het Fes
–/-1 868 000
–/-2 542 209
Totaal
2 836 000
3 787 814
Kengetallen aardgasraming
Raming Ontwerpbegroting 2000
Realisatie 2000
Verschil
Prijsgegevens
Dollarkoers
1,95
2,39
0,44
olieprijs in dollar per vat
18,0
28,4
10,4
Hoeveelheidgegevens (mln m3)
afzet binnenland
43,6
36,4
– 7,2
afzet export
39,7
36,6
– 3,1
Totaal
83,3
73,0
– 10,3
ontvangsten aardgasbaten (mld hfl)
niet belasting middelen
– EZ-begroting
2,632
3,584
0,952
– FES
1,868
2,542
0,674
Vennootschapsbelasting
2,5
2,7
0,2
Totaal
7,0
8,8
1,8
Artikel 09.02 Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
142000
Realisatie 2000
146 935
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 4 935
Toelichting realisatie 2000
De realisatie op dit artikel betreft de winstuitkering van EBN BV aan
de Staat ten behoeve van de NV DSM. Vanwege de koppeling van de gas- en olieprijs
neemt bij een stijging van de olieprijs de winst van EBN BV toe. Daarom is
de dividenduitkering in de tweede suppletore begroting met NLG 3,0 mln verhoogd.
Het resultaat en daarmee de dividenduitkering van EBN is uiteindelijk nog
iets hoger uitgevallen. De hogere winstuitkering leidt tot een hogere doorbetaling
aan DSM. Tegenover deze hogere ontvangsten staan dan ook hogere uitgaven bij
uitgavenartikel 09.22.
Artikel 09.03 Ontvangsten voorraadheffing in verband met
financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
141 230
Realisatie 2000
150 670
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 9 440
Toelichting realisatie 2000
In 2000 is een bedrag van NLG 150,7 mln ontvangen, dat is NLG 9,4 mln
meer dan geraamd. Tegenover deze hogere ontvangsten staan tevens hogere uitgaven
bij uitgavenartikel 09.21. Het tarief per hectoliter is de gehele periode
op NLG 1,10 gehandhaafd.
Ramingskengetallen ontvangsten COVA
Raming
Realisatie
Verschil
Heffingsplichtig volume (mln hectoliter)
126
137
11
Tarief per hectoliter
1,10/1,35
1,10
raming (x NLG 1 mln)
141,23
150,67
9,44
Artikel 09.04 Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V.
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
45 000
Realisatie 2000
35 573
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
– 9 427
Toelichting realisatie 2000
Bij de eerste suppletore begroting is de dividenduitkering UCN NLG 8,8
mln lager geraamd in verband met een onevenredige uitkering op preferente
aandelen in bezit van derden. Uiteindelijk is de dividenduitkering nog NLG
0,6 mln lager uitgevallen, waardoor in totaal NLG 9,4 mln minder is ontvangen.
Artikel 09.05 Ontvangsten zoutwinning
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
3 000
Realisatie 2000
3 500
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 500
Toelichting realisatie 2000
Op basis van de overeenkomst van 13 juli 1918, behorende bij de mijnbouwconcessie
voor de winning van zout heeft de Staat over 1999 in 2000 NLG 3,5 mln ontvangen
(4,4 mln ton à NLG 0,80).
Artikel 09.06 Diverse ontvangsten Energie
Ontvangstenraming vastgestelde begroting
versus realisatie(x NLG1000)
ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
1 250
Realisatie 2000
2 024
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)
+ 774
Toelichting realisatie 2000
De ontvangsten op dit artikel betreffen met name verrekeningen met Novem
in verband met in het verleden teveel betaalde voorschotten. Daarnaast is
de dividenduitkering van Novem op dit artikel verantwoord.
AGENTSCHAP SENTER
Deze toelichting bevat de balans per 31 december 2000, de rekening van
baten en lasten over 2000 en het kasstroomoverzicht 2000 van het agentschap
Senter alsmede een toelichting.
Missie
Senter is een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken dat
overheidsbeleid uitvoert op het terrein van technologie, energie, milieu,
export en internationale samenwerking. Doelstelling hierbij is het duurzaam
versterken van de positie van het bedrijfsleven en de kennisinstellingen in
ons land.
Zowel de scheiding van beleid en uitvoering als kwaliteit spelen een centrale
rol in het realiseren van de missie van Senter. Dit wordt bereikt door:
• regelingen en programma's correct en efficiënt uit te voeren;
• het kennen van de behoefte van het bedrijfsleven, ook om de beleidsmakers
goed te kunnen informeren;
• het realiseren van beleidsdoelen en het meten van effecten daarvan;
• een integere, onafhankelijke en pro-actieve opstelling;
• te beschikken over deskundige en gemotiveerde medewerkers;
• te investeren in talenten, kennis en netwerken en deze optimaal
te mobiliseren;
• te opereren vanuit een internationale scope met een focus op Nederland.
Om de missie te doen slagen is een maximale betrokkenheid van het personeel
vereist. Daarbij gaat het om zaken als:
• klantgericht optreden en het kennen van de behoeften van het bedrijfsleven,
teneinde beleidsmakers goed te informeren;
• een pro-actieve opstelling en een brede focus van de Senter-medewerker.
Middelen hierbij zijn het meten van resultaten van de beleidsdoelen, partner-search
en kennismanagement.
Financieel beheer en efficiency
Om het financieel beheer en de efficiency binnen Senter verder te verbeteren
zijn in 2000 onder meer de volgende activiteiten uitgevoerd:
• de volledige invoering van het gemeenschappelijke Basis Administratie
Systeem (BAS) is in 2000 voltooid. Naast een standaardisatie van de vast te
leggen gegevens is hiermee een basis gelegd voor het ontwikkelen van actuele
en geconsolideerde informatie over beleidsgelden voor het management en de
beleidsmakers van onze opdrachtgevers;
• in 2000 heeft Senter Europese openbare aanbestedingen uitgevoerd
voor het drukwerk en buitenlandse vliegreizen. Daarnaast heeft Senter geparticipeerd
in een door het ministerie van EZ uitgevoerde aanbesteding voor de accountantscontrole;
• de administratie organisatie (AO) is zodanig modulair opgebouwd
dat bij een nieuwe opdracht de desbetreffende AO direct ter beschikking staat;
• de uitbetaling van de (subsidie)declaraties is versneld met 4%;
• de productiviteit (% directe uren / totaal geschreven uren) is
verbeterd van 53,9% in 1999 naar 55,1% in 2000 (theoretisch maximum van circa
67%).
Klanttevredenheid
In de tweede helft van 1999 heeft het bureau Interview-NSS een imago-
en naamsbekendheidonderzoek uitgevoerd onder bedrijven, kennisinstellingen
en intermediairs. Daaruit is naar voren gekomen dat de klanten die wel eens
een aanvraag hebben ingediend tevreden zijn over de dienstverlening van Senter.
Ruim driekwart van hen geeft de beoordeling «goed», «zeer
goed» of «uitstekend». Daar staat tegenover dat 16 procent
van de klanten Senter's dienstverlening als«matig» of «slecht»
kwalificeert. Klanten uit het MKB zijn naar verhouding iets minder positief.
Om de klanttevredenheid bij met name het MKB te verhogen heeft Senter
in 2000 onder andere de volgende acties ondernomen:
• verbetering van de toegankelijkheid van Senter door verbetering
van de website (digitale adviseur) en de oprichting van een algemeen adviespunt
(algemene informatie en advies) waar de bedrijven terechtkunnen met hun vragen
op subsidiegebied;
• continue aandacht voor verkorting van de doorlooptijd van subsidiedeclaraties.
Vanaf 2001 zal bij grotere regelingen een onafhankelijke telefonische
enquete plaatsvinden na afloop van het project, waarin onder andere de klanttevredenheid
wordt gemeten.
Balans per 31 december 2000 (vòòr resultaatsbestemming)
31-12-2000
31-12-1999
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
Activa
Materiële vaste activa
3 601
1 634
3 497
1 587
Onderhanden werk
6 359
2 886
9 489
4 306
Debiteuren
2 178
988
1 407
639
Nog te ontvangen en vooruitbetaald
969
440
525
238
Liquide middelen
29 464
13 370
29 840
13 541
Totaal activa
42 571
19 318
44 758
20 311
Passiva
Agentschapsvermogen
* exploitatiereserve
3 969
1 801
3 969
1 801
* onverdeeld resultaat
4 524
2 053
6 631
3 009
Egalisatierekening
9 149
4 152
4 699
2 132
Voorzieningen
7 010
3 181
5 523
2 506
Crediteuren
2 037
924
1 502
681
Overige schulden en nog te betalen kosten
15 882
7 207
22 434
10 182
Totaal passiva
42 571
19 318
44 758
20 311
Materiële vaste activa
De materiële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs,
dan wel op lagere economische bedrijfswaarde onder aftrek van lineaire afschrijvingen.
De afschrijvingstermijn is gelijk aan de geschatte economische levensduur
van de betreffende activa. Voor automatiseringsgoederen (hardware) is de economische
levensduur geschat op drie jaar, voor de overige materiële vaste activa
op vijf jaar. In het jaar van investeren wordt met ingang van de maand van
ingebruikname afgeschreven. Via out-of-pocketkosten gefinancierde investeringen
worden, gezien hun specifieke opdrachtafhankelijkheid, volledig afgeschreven
in het jaar van aanschaf.
De specificatie van de materiële vaste activa luidt als volgt:
Automatisering
Meubilair
Overige
Totaal
Aanschafwaarde
6 432
2 300
2 877
11 609
Cumulatieve afschrijvingen
– 4 592
– 1 486
– 2 034
– 8 112
Boekwaarde 1 januari 2000
1 840
814
843
3 497
Investeringen
1 791
297
109
2 197
Investeringen out-of-pocket
89
0
0
89
Aanschafwaarde desinvesteringen
– 756
– 54
– 42
– 852
Afschrijvingen
– 1 374
– 329
– 390
– 2 093
Afschrijvingen out-of-pocket
– 89
0
0
– 89
Cum. Afschrijvingen desinv. 756
54
42
852
Totaal mutaties
417
– 32
– 281
104
Aanschafwaarde
7 556
2 543
2 944
13 043
Cumulatieve afschrijvingen
– 5 299
– 1 761
– 2 382
– 9 442
Boekwaarde 31 december 2000
2 257
782
562
3 601
Onderhanden werk
De post onderhanden werk wordt gedefinieerd als de waarde van reeds verrichte,
maar nog niet gedeclareerde activiteiten. Onderhanden werk uit hoofde van
in behandeling zijnde aanvragen en declaraties of in uitvoering zijnde overige
opdrachten, wordt gewaardeerd op de contractuele opbrengstwaarde, in evenredigheid
met de geleverde produktie en reeds bestede uren. Met mogelijke verliezen
wordt rekening gehouden door het treffen van een voorziening.
De afname van het onderhanden werk ten opzichte van 1999 wordt onder meer
veroorzaakt door het sneller factureren van uitgevoerde werkzaamheden. In
2000 werd een voorziening getroffen van NLG 0,4 mln.
Debiteuren
De post debiteuren is gewaardeerd op nominale waarde en betreft voornamelijk
openstaande vorderingen op opdrachtgevers.
De stijging van het debiteurensaldo per 31 december 2000 wordt met name
veroorzaakt door een hoger saldo aan openstaande vorderingen bij opdrachtgevers.
Dit is het gevolg van het feit dat ultimo 2000 een gedeelte van het onderhanden
werk reeds was gefactureerd. In 2000 werd een voorziening wegens mogelijke
oninbaarheid getroffen van NLG 0,2 mln.
Nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten
De nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten zijn gewaardeerd op nominale
waarde. Ten opzichte van het saldo per 31 december 1999 was sprake van hogere
vooruitbetaalde automatiseringskosten (softwarelicenties en onderhoudsovereenkomsten).
Ook werden kosten vooruitbetaald voor de opdrachten Technologie & Samenleving
en Innovatieve Onderzoeksprojecten. De verrekening met de opdrachtgever zal
begin 2001 plaatsvinden.
Liquide middelen
Voor de ontwikkeling van het saldo van de rekening-courant wordt verwezen
naar het kasstroomoverzicht.
Agentschapsvermogen
Het agentschapsvermogen bestaat uit een exploitatiereserve en het nog
onverdeelde resultaat over 2000. De exploitatiereserve is bedoeld voor het
opvangen van algemene bedrijfsrisico's, die voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering
van Senter. Nieuw is dat met ingang van 2000 de exploitatiereserve, overeenkomstig
de regeling vermogensvoorschriften Agentschappen van het Ministerie van Financiën,
is gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde totale omzet van de afgelopen drie
jaren (zie overzicht vermogensontwikkeling).
Het nog onverdeelde resultaat over 2000 bedraagt NLG 4,5 mln. Senter heeft
bij de secretaris-generaal van EZ het volgende voorstel tot resultaatbestemming
ingediend:
Voorstel 2000
Resultaatuitkering aan de eigenaar
4 099
Toevoeging aan exploitatiereserve
425
Totaal
4 524
Egalisatierekening
Door de komende, nieuwe huisvesting in Den Haag wordt Senter geconfronteerd
met aanzienlijke uitgaven voor bouwkundige aanpassingen, installaties en inrichting.
De egalisatierekening dient ter dekking van deze uitgaven, die op voorzienbare
termijn verricht worden.
Op deze egalisatierekening rust een betalingsverplichting aan het moederdepartement
indien de gelden niet voor de geoormerkte bestemming gebruikt worden. De terugbetalingsverplichting
loopt in een aantal jaren af in relatie tot de afschrijvingen van de investeringsgoederen.
De hiermee samenhangende vrijval wordt ten gunste van het resultaat gebracht.
Vanuit de resultaatbestemming 1999 is, met instemming van de eigenaar,
een bedrag van NLG 4,5 mln toegevoegd aan de egalisatierekening.
Voorzieningen
Voor het treffen van voorzieningen is door Senter een voorzieningenbeleid
opgesteld, dat door de plaatsvervangend secretaris-generaal is goedgekeurd.
Voor specifieke risico's die zijn verbonden aan bepaalde activa of passiva
of die verband houden met activiteiten van Senter, worden voorzieningen gevormd
voor zover deze risico's op balansdatum bekend zijn en voortvloeien uit gebeurtenissen
in het verslagjaar of voorgaande verslagjaren.
De samenstelling en het verloop van de voorzieningen waren in 2000 als
volgt:
voorziening 1 jan 2000
dotatie
onttrekking
vrijval
voorziening
31 dec 2000
Personeel
1 747
884
– 405
– 310
1 916
Assurantie eigen risico
0
678
0
0
678
Herhuisvesting
2 806
578
– 583
0
2 801
Informatisering
923
1 147
– 517
– 213
1 340
Euro
0
275
0
0
275
Millennium
47
0
– 44
– 3
0
Totaal
5 523
3 562
– 1 549
– 526
7 010
Personeel
De voorziening personeel strekt ter dekking van in de toekomst ten laste
van Senter komende kosten bij schaalverschillen, langdurige ziekte en wachtgeld
van personeel.
Assurantie eigen risico
In 2000 is een stelselwijziging doorgevoerd inzake de vorming van een
voorziening assurantie eigen risico. Zonder deze stelselwijziging zou zowel
het netto-resultaat als het agentschapsvermogen NLG 0,7 mln hoger zijn geweest.
Senter kan aansprakelijk worden gesteld indien Senter in de uitvoering
van een opdracht verwijtbaar gedrag heeft vertoond of in ernstige mate nalatig
is geweest in de uitvoering van de opdracht. Deze bepaling geldt niet ten
aanzien van het moederdepartement. Bij relevante opdrachtgevers is de aansprakelijkheid
contractueel beperkt tot de opdrachtsom van het onderhavige jaar. De aansprakelijkheid
van Senter geldt ook voor de samenwerkingsverbanden die tezamen met Novem
worden uitgevoerd.
Om dit risico te kunnen dragen is met ingang van het boekjaar 2000 een
voorziening assurantie eigen risico gevormd. Bij bepaling van de hoogte is
rekening gehouden met een zeker inhaaleffect teneinde tegemoet te komen aan
de dekking die zou zijn opgebouwd sinds het ontstaan van het agentschap. Het
cumulatief effect per 31 december 2000 is ingeschat op circa 5% van de omzet
die wordt gerealiseerd bij de overige ministeries. De voorziening zal jaarlijks
toenemen met 1% van de omzet gemaximeerd op NLG 1 mln.
Herhuisvesting
In verband met het aflopen van het huurcontract van de Haagse vestiging
heeft Senter besloten om te verhuizen naar een nieuw kantoorgebouw met toepassing
van een modern, flexibel en gedifferentieerd kantoorconcept.
Door de verhuizing wordt Senter geconfronteerd met aanzienlijke uitgaven
voor kosten van externe ondersteuning, projectmanagement, heffingen en leges.
De dotatie heeft betrekking op een geactualiseerde prognose van de verwachte
kosten. De onttrekking betreft de kosten van externe ondersteuning voor de
werkgroep herhuisvesting die zich bezighoudt met onder andere de locatiekeuze
en inrichtingsplannen, alsmede de kosten van een extern onderzoek gericht
op de communicatie infrastructuur voor de nieuwbouw.
Informatisering
De voorziening informatisering is bestemd voor afronding en implementatie
van de nieuwe informatiehuishouding van Senter. Doelstelling is het verbeteren
van het facilitair beheer en het door uniformering van werkprocessen en integratie
van gegevensbestanden verhogen van de kwaliteit en de efficiëntie van
de beleidsuitvoering. De onttrekkingen betreffen de kosten van de speciaal
hiervoor extern ingehuurde medewerkers en de kosten voor opleidingen.
Aan de voorziening informatisering is een dotatie gepleegd ter financiering
van projecten op het gebied van de migratie van het Informix platform naar
BAS (in verband met aansluiting op de huidige IT-infrastructuur en mogelijke
risico's van duurzame beschikbaarheid) en ter dekking van de kosten van de
overgang van Sybase en Informix naar SQL server (in verband met standaardisatie
en uniformering van de technische infrastructuur).
Euro
De voorziening euro dient ter dekking van de kosten voor het eurobestendig
maken van de eurogevoelige systemen waarvan Senter gebruik maakt en de kosten
die verband houden met de vervanging van voorlichtingsmateriaal. Aan de voorziening
euro is een dotatie gepleegd van NLG 0,3 mln ter financiering van het verschil
tussen de begrote projectkosten (NLG 2,2 mln), de door het Ministerie van
Financiën toegezegde bijdrage van NLG 1,5 mln en de door Senter tot en
met 2000 zelf betaalde kosten van NLG 0,4 mln.
Millennium
De voorziening millennium is benut ter dekking van de kosten voor in dat
kader verrichte aanpassingen aan hard- en software en de begin 2000 uitgevoerde
millenniumtest.
Crediteuren
De crediteuren zijn gewaardeerd tegen nominale waarde en betreffen hoofdzakelijk
normale handelscrediteuren. De toename van de positie ten opzichte van 1999
wordt met name veroorzaakt door een verschuiving van de inleenkosten die ultimo
1999 waren opgenomen onder de overige schulden (als nog te betalen kosten)
en ultimo 2000 onder de crediteuren (als ontvangen facturen).
Overige schulden en nog te betalen kosten
De overige schulden en nog te betalen kosten zijn gewaardeerd tegen nominale
waarde.
De afname van deze post wordt grotendeels verklaard door de betaling in
2000 van de resultaatuitkering 1998 aan EZ (NLG 2,5 mln) en de uitkering aan
de opdrachtgevers van het surplus aan reserves (NLG 1,9 mln) in verband met
de maximering van het eigen vermogen van Senter overeenkomstig de regeling
vermogensvoorschriften Agentschappen. Daarnaast is sprake van een afname van
het rekening-courant saldo met het projectbureau CO2 en een afname
van de inleenkosten door een verschuiving naar de crediteuren.
Niet uit de balans blijkende verplichtingen
Hieronder volgt een opsomming van de verplichtingen die uit oogpunt van
kostentoerekening niet in de balans zijn opgenomen, maar die vanwege aard
en/of omvang wel vermelding behoeven om tot een juist oordeel te kunnen komen
over de vermogenspositie van Senter.
Belangrijke financiële verplichtingen
• Senter huurt de benodigde kantoorruimten. Het huurcontract voor
de Zwolse vestiging loopt tot 1 februari 2003. De gebruikersvergoeding per
1 januari 2001 bedraagt op jaarbasis circa NLG 1,4 mln. Het huurcontract voor
de Haagse vestiging heeft een looptijd tot en met 30 september 2002 en kan
daarna zonodig kortdurend worden verlengd. Per 1 januari 2001 bedraagt de
jaarhuur, inclusief voorschot servicekosten circa NLG 3,2 mln. Door Senter
is in 2000 een heads of agreement getekend voor de huur van de nieuwe Haagse
huisvesting. Het definitieve huurcontract wordt in 2001 getekend. Het huurcontract
zal worden afgesloten voor een periode van ten minste 10 jaar.
• Senter heeft voor het niet-ambtelijk personeel een detacheringsovereenkomst
gesloten met het detacheringsbureau BDG-TAD met een opzegtermijn van zes maanden.
Over de door dit bureau te hanteren tarieven worden jaarlijks afspraken gemaakt.
De kosten van inhuur van personeel bij dit bureau bedragen circa NLG 33,7
mln per jaar.
• Senter heeft een contract afgesloten voor cateringactiviteiten
met een opzegtermijn van zes maanden. De cateringkosten bedragen circa NLG
0,6 mln per jaar.
• Voor aankoop van automatiseringsapparatuur en meubilair is een
investeringsverplichting aangegaan voor een bedrag van NLG 0,3 mln.
Voorwaardelijke verplichtingen
• Senter voert in samenwerking met Novem een viertal opdrachten uit,
te weten 1) InfoMil, 2) CO2-reductieplan, 3) Ecologie, Economie
en Technologie (E.E.T.) en 4) MOVE. Senter en Novem hebben samenwerkingsovereenkomsten
gesloten, waarin is bepaald dat beide organisaties deze opdrachten voor gemeenschappelijke
rekening en verantwoording uitvoeren in een 50/50-verhouding. Jegens opdrachtgevers
en eventuele derden geldt voor partijen echter een hoofdelijke aansprakelijkheid.
• Samen met Nuffic voert Senter de opdracht Azië-faciliteit
uit, waarbij Senter voor de opdrachtgever fungeert als formeel aanspreekpunt
en hoofdaannemer. Senter en Nuffic zijn ten opzichte van derden hoofdelijk
verbonden voor verplichtingen welke door hen zijn aangegaan in het kader van
de uitvoering van de opdracht.
Rekening van baten en lasten over 2000
(1)
(2)
(3)=(2)–(1)
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie
en oorspronkelijk vastgestelde begroting
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
Baten
omzet moederdepartement
65 337
29 649
71 178
32 299
5 841
2 650
omzet overige departementen
11 487
5 212
13 568
6 157
2 081
945
omzet overig
1 031
468
2 524
1 145
1 493
677
Rentebaten
300
136
768
349
468
213
buitengewone baten
–
3
1
3
1
Totaal baten
78 155
35 465
88 041
39 951
9 886
4 486
Lasten
Apparaatskosten
* personeel
58 694
26 634
65 575
29 757
6 881
3 122
* materieel
13 089
5 940
13 197
5 989
108
49
Rentelasten
100
45
–
–
– 100
– 45
Afschrijvingskosten
* materieel
2 273
1 031
2 093
950
– 180
– 81
* immaterieel
–
–
–
–
–
–
mutatie voorzieningen
1 591
722
3 226
1 668
1 635
742
dekking uren interne projecten
–
–
– 574
– 261
– 574
– 261
buitengewone lasten
–
–
–
–
Totaal lasten
75 747
34 372
83 517
37 898
7 770
3 526
Saldo van baten en lasten
2 408
1 093
4 524
2 053
2 116
960
Baten algemeen
Ten tijde van de opstelling van de begroting waren veel opdrachten óf
nog niet bekend óf nog onzeker waardoor de realisatie hoger is dan
de raming. De gerealiseerde omzet is met 12,6 % gestegen ten opzichte van
de raming.
De in de rekening van baten en lasten opgenomen omzet is exclusief de
out of pocket kosten.
Omzet moederdepartement (EZ)
De in 2000 bij EZ gerealiseerde omzet is met NLG 5,8 mln gestegen ten
opzichte van de raming.
De hiervoor genoemde onzekerheid omtrent de opdrachten leidt tot het verschil
tussen raming en realisatie. De omzetgroei bij EZ is met name gerealiseerd
bij DG BEB en DG E als gevolg van nieuwe opdrachten en groei bij bestaande
opdrachten.
Omzet overige departementen
De omzet van de overige departementen is in 2000 gestegen met 18,1 % ten
opzichte van de raming. Verantwoordelijk voor deze stijging is de groei van
de opdrachten van de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieu en Onderwijs en Cultuur en Wetenschappen.
Overige omzet
De overige omzet is nagenoeg gelijkgebleven aan 1999.
Onder de overige omzet is tevens de nagekomen vergoeding opgenomen van
EZ inzake het Senternet-project (initiële projecten op het gebied van
de elektronische snelweg). In de raming was met deze vergoedingen geen rekening
gehouden.
De omzet van opdrachten die Senter uitvoert voor de Europese Commissie,
Provincies, EnergieNed en het Landbouwschap/Tuinbouwschap zijn evenals voorgaande
jaren afgenomen.
Rentebaten
De rentebaten bestaan uit de ontvangen rente over de bij de Rijkshoofdboekhouding
aangehouden rekening-courant en de ontvangen rente op de in 2000 gestorte
deposito's.
In 1999 is de regeling Leen- en Depositofaciliteit Agentschappen 1999
operationeel geworden. Senter heeft als eerste gebruik gemaakt van de depositofaciliteit.
Sinds juni 2000 heeft Senter een deel van haar tegoed van de rekening-courant
bij de Rijkshoofdboekhouding in deposito's omgezet (totaal NLG 10 mln). Dit
genereert een hogere rentevergoeding dan over het saldo van de rekening-courant
bij de Rijkshoofdboekhouding.
Personele kosten
De hogere realisatie ten opzichte van de raming is hoofdzakelijk het gevolg
van de toename van het volume van de omzet. De stijging van de personele kosten
(11,7%) ligt iets onder de stijging van de omzet (12,1%).
Senter stelt nieuw personeel meestal aan door tussenkomst van een uitzend-
of detacheringbureau (BDG/TAD). Dit heeft tot gevolg dat bij een omzetgroei
veelal een «verslechtering» optreedt van de verhouding tussen
ambtenaren (A) en inleenkrachten van BDG/TAD (I). Evenals 1999 hebben in 2000
drie omzettingsrondes plaatsgevonden waardoor 61 personen een ambtelijke aanstelling
hebben gekregen. Ondanks deze grote verschuiving van inhuur naar ambtenaar
is de A:I-verhouding ten opzichte van 1999 gelijk gebleven (55/45).
Materiële kosten
De materiële kosten zijn nagenoeg gelijk aan de raming en zijn derhalve
niet rechtevenredig gestegen met de omzetgroei. De gerealiseerde huisvestingskosten,
die ongeveer de helft uitmaakt van de materiële kosten, is nagenoeg gelijk
aan de raming ondanks een kleine uitbreiding van het aantal gehuurde vierkante
meters in verband met de groei van de organisatie.
De afschrijvingskosten zijn lager dan de raming. Dit wordt enerzijds verklaard
doordat veel activa inmiddels volledig zijn afgeschreven. Anderzijds is, mede
in verband met de verhuizing van de Haagse vestiging in 2002, in 2000 minder
geïnvesteerd dan verwacht wat leidt tot lagere afschrijvingskosten voor
2000.
Mutatie voorzieningen
De dotaties aan en de vrijval van voorzieningen in 2000 zijn als volgt
te specificeren:
Realisatie 2000
Begroting 2000
Dotaties
Voorziening personeel
884
141
Voorziening assurantie eigen risico
678
0
Voorziening herhuisvesting
578
0
Voorziening informatisering
1 147
1 450
Voorziening EURO
275
0
Voorziening onderhanden werk
350
0
Voorziening debiteuren
204
0
Vrijval
Voorziening personeel
– 310
0
Voorziening informatisering
– 213
0
Voorziening millennium
– 3
0
Voorziening onderhanden werk
– 364
0
Ten laste van de exploitatie
3 226
1 591
Voor een toelichting op deze voorzieningen zij kortheidshalve verwezen
naar de toelichting bij de balans.
Dekking uren interne projecten
Realisatie 2000
Begroting 2000
BAS-Sirius
– 517
0
Advisering automatisering
– 57
0
Ten gunste van de exploitatie
– 574
0
De kosten van extern ingehuurde medewerkers ten behoeve van deze twee
interne projecten zijn in de rekening van baten en lasten ten laste van de
post loonkosten ingeleend personeel verantwoord. Deze kosten zijn aan de betreffende
voorziening respectievelijk schuld onttrokken en ten gunste van de post «dekking
uren interne projecten» in de rekening van baten en lasten verantwoord.
Per saldo hebben deze kosten geen invloed op het resultaat over 2000.
Kasstroomoverzicht over 2000
(1)
(2)
(3)=(2)–(1)
Omschrijving
Oorsponkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk
vastgestelde begroting
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
NLG1000
EUR1000
Agentschap Senter
Rekening Courant RHB en overige liquide middelen
per 1 januari
30 579
13 876
29 840
13 541
– 739
– 335
Totaal operationale kasstroom
1 925
873
8 168
3 706
6 243
2 833
3a totaal investeringen
– 1 640
– 744
– 2 286
– 1 037
– 646
– 293
3b totaal boekwaarde desinvesteringen
–
–
–
–
–
–
Totaal investeringskasstroom
– 1 640
– 744
– 2 286
– 1 037
– 646
– 293
4a eenmalige uitkering aan moederdepartement
– 2 342
– 1 063
– 6 258
– 2 840
– 3 916
– 1 777
4b eenmalige storting door moederdepartement
–
–
–
–
–
–
4c aflossingen op leningen
– 1 370
– 621
–
–
1 370
621
4d beroep op leenfaciliteit
3 982
1 807
–
–
– 3 982
– 1 807
Totaal financieringskasstroom
270
123
– 6 258
– 2 840
– 6 528
– 2 963
Rekening Courant RHB en overige liquide middelen
per 31 december
31 134
14 128
29 464
13 370
– 1 670
– 758
Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de in de verslagperiode gerealiseerde
liquiditeits-ontwikkeling. In de tabel wordt de realisatie vergeleken met
de kasstroomgegevens van de oorspronkelijke begroting.
De gerealiseerde operationele kasstroom is NLG 6,2 nln hoger dan
verwacht. Ten opzichte van de verwachting in de begroting is sprake van een
hoger resultaat, een afname van het onderhanden werk, een toename van de voorzieningen
en een afname van de kortlopende schulden.
De gerealiseerde investeringskasstroom is hoger door meer verrichtte investeringen
dan begroot.
De gerealiseerde financieringskasstroom wijkt NLG 6,5 mln af van
de begroting. Dit wordt veroorzaakt doordat in de werkelijke eenmalige uitkering
aan het moederdepartement tevens is meegenomen de resultaatuitkering van het
boekjaar 1998 en 1999. Daarnaast heeft Senter geen gebruik gemaakt van de
leenfaciliteit.
Het saldo liquide middelen bestaat uit het bij de Rijkshoofdboekhouding
aangehouden rekeningcourantsaldo van NLG 19,5 mln en de deposito's van NLG
10,0 mln. De hieraan gekoppelde bankrekeningen hebben zowel in 2000 als in
1999 per ultimo boekjaar een saldo van nihil.
Overzicht vermogensontwikkeling
In de regeling vermogensvoorschriften Agentschappen is opgenomen dat het
eigen vermogen van een baten-lastendienst (agentschap) met ingang van 2000
is gemaximeerd. Om de handelswijze ten aanzien van het jaarlijks vastgestelde
resultaat en de consequenties voor de vermogenspositie in beeld te brengen
dient het agentschap inzicht te geven in de meerjarige ontwikkeling van het
eigen vermogen.
Conform de rijksbegrotingsvoorschriften 2001 is daartoe het onderstaande
model verplicht gesteld.
1996
1997
1998
1999
2000
2000
begroting
realisatie
Eigen vermogen per 1/1 (incl. onverdeeld resultaat)
3 045
3 612
5 109
13 054
10 600
10 600
• Saldo van baten en lasten
984
1 777
8 339
6 631
2 408
4 524
• Directe mutaties in het eigen vermogen:
– uitkering aan moederdepartement
– 4 077
– 2 181
– 2 181
– exploitatiebijdrage door moederdepartement
– overige mutaties
– 417
– 280
– 394
– 5 008
– 4 450
– 4 450
Eigen vermogen per 31/12 (incl onverdeeld resultaat)
3 612
5 109
13 054
10 600
6 377
8 493
Senter stelt de jaarrekening op vòòr resultaatbestemming.
In het jaar daarna wordt het resultaat verdeeld conform de door de secretaris-generaal
van EZ goedgekeurde resultaatbestemming.
Het eigen vermogen per 1/1 bevat het onverdeelde resultaat van het voorgaande
boekjaar en het eigen vermogen per 31/12 bevat het onverdeelde resultaat van
het huidige boekjaar.
De uitkering aan het moederdepartement in 1999 betreft de mutatie in het
eigen vermogen van de resultaatuitkering 1998 en de verplichte teruggave van
de reserves aan EZ (1 577).
De uitkering aan het moederdepartement in 2000 betreft de mutatie in het
eigen vermogen van de resultaatuitkering 1999.
De overige mutaties tot 1999 betreffen voornamelijk de resultaatuitkeringen
aan het personeel. Vanaf 1999 worden deze resultaatuitkeringen ten laste van
het resultaat van het boekjaar gebracht.
De overige mutaties in 1999 en 2000 betreffen de vorming van en de toevoeging
aan de egalisatierekening herhuisvesting. Tevens is in 1999 een bedrag van
309 opgenomen inzake de uitkering aan de opdrachtgevers (niet-EZ) van de verplichte
teruggave van de reserves.
De maximale exploitatiereserve ultimo
2000 is als volgt berekend (bedragen x NLG 1 000)
Omschrijving
omzet
out of pocket omzet
omzet
inclusief out of pocket omzet
1998
74 213
6 765
80 978
1999
79 836
7 487
87 323
2000
87 270
8 042
95 312
Gemiddeld 1998 t/m 2000
80 440
7 431
87 871
Maximering tot 5%
4 394
Aanwezig in exploitatiereserve ultimo 2000
3 969
Voorstel toevoeging vanuit winstbestemming 2000
425
Kengetallen
Gemiddelde personeelsbezetting verdeeld
naar ambtelijk en inhuur
2000 realisatie
2000 begroting
1999 realisatie
1998 realisatie
fte's
%
fte's
%
fte's
%
fte's
%
ambtelijk
283
55
280
63
253
55
235
56
inhuur
227
45
162
37
205
45
182
44
totaal ambtenaar en inhuur
510
100
442
100
458
100
417
100
overig
62
54
65
59
Totaal
572
496
523
476
Senter streeft naar een flexibele bedrijfsvoering om de schommelingen
in de omvang van de opdrachtenportefeuille goed te kunnen opvangen. Omwille
van deze flexibiliteit wordt een deel van het personeelsbestand extern ingehuurd.
Senter streefde in 2000 naar een verhouding ambtelijk versus ingehuurd personeel
van 63/37. Door de omzetgroei ontwikkelde de verhouding ambtelijk/inhuur zich
niet volgens de raming 2000. Nieuwe medewerkers worden veelal aangetrokken
via het detacheringbureau BDG/TAD. Gelet op de relatieve terugloop van het
aantal ambtenaren vond in 2000 driemaal een hertaxatie plaats van de in het
personeelsbestand benodigde flexibiliteit die ertoe heeft geleid dat in totaal
61 medewerkers een ambtelijke aanstelling hebben gekregen. Ondanks deze omzettingen
is de geraamde verhouding ambtenaar/inhuur (BDG/TAD) niet gerealiseerd.
Gemiddelde loonkosten per fte naar ambtelijk
en ingehuurd personeel (x NLG1000)
2000 realisatie
2000 begroting
1999 realisatie
1998 realisatie
loonkosten
loonk. per fte
loonkosten
loonk. per fte
loonkosten
loonk. per fte
loonkosten
loonk. per fte
ambtelijk
30 151
106,5
30 270
108,1
25 991
102,7
23 350
99,4
inhuur
33 708
116,6
26 778
124,0
31 290
115,9
27 280
113,2
totaal
63 859
111,6
57 048
115,0
57 281
109,5
50 630
106,4
Ten opzichte van 1999 zijn de gemiddelde loonkosten per fte met 1,9% gestegen.
Senter is er echter in geslaagd om 3,0% onder het verwachte niveau van de
begroting te blijven.
De ambtelijke loonkosten per fte en de loonkosten per fte bij het ingeleende
personeel liggen respectievelijk 1,5% en 6,0%, lager dan geraamd in de begroting.
Dit wordt enerzijds veroorzaakt door een grotere instroom van jonger en dus
veelal goedkoper personeel dan verwacht. Anderzijds heeft door- en uitstroom
plaatsgevonden van relatief duurder aanwezig personeel naar een ambtelijke
aanstelling respectievelijk een baan buiten Senter. Tevens is sprake van een
afname van de relatief dure speciale inhuur waardoor de loonkosten per ingeleende
fte ten opzichte van de raming is gedaald.
Uit het kengetal gemiddelde loonkosten per fte blijkt dat de kosten per
ingeleende fte hoger zijn dan per ambtelijke fte. Dit komt doordat Senter
BTW is verschuldigd over de inleen en doordat de bureaus waarvan Senter inleenkrachten
betrekt, een vergoeding verlangen voor bemiddeling.
De doelstelling uit de begroting om 2,0% van de personeelskosten te besteden
aan opleidingen en cursussen is nagenoeg gehaald. De opleidingskosten als
percentage van de personeelskosten bedroegen 1,9%.
Omzet per fte (x NLG1000)
2000 realisatie
2000 begroting
1999 realisatie
1998 realisatie
omzet
omzet. per fte
omzet
omzet per fte
omzet
omzet per fte
omzet
omzet per fte
87 270
152,6
77 855
157,0
79 836
152,7
74 213
155,9
Het kengetal omzet per fte wordt in de zakelijke dienstverlening veel
gebruikt en maakt daardoor vergelijking met andere uitvoeringsorganisaties
mogelijk. De omzet per fte in 2000 is hoger dan 1999 en is 2,8% lager dan
de begroting. Dit wordt verklaard doordat in de begroting uitgegaan is van
een verwachte tariefstijging van 1,9 % terwijl in 2000 de (reële) tarieven
zijn verlaagd met 0,8 %. De omzet per fte mocht dus met 2,7% (1,9 % + 0,8%)
dalen, wat in lijn ligt met de feitelijke daling van 2,8%.
Toegevoegde waarde(TW) per fte (x NLG1000)
2000 realisatie
2000 begroting
1999 realisatie
1998 realisatie
TW
TWper fte
TW
TW per fte
TW
TW per fte
TW
TW per fte
(1)
69 328
121,2
60 901
122,8
64 131
122,6
60 265
126,6
(2)
71 980
125,8
62 493
126,0
64 662
123,6
60 788
127,7
(1) Cijfers inclusief mutatie in de voorzieningen en post dekking uren
interne projecten.
(2) Cijfers exclusief mutatie in de voorzieningen en post dekking uren
interne projecten.
De toegevoegde waarde wordt berekend door de omzet te verminderen met
de apparaatskosten materieel en de afschrijvingskosten materieel (waarbij
geabstraheerd wordt van de mutatie in de voorziening en de post dekking uren
interne projecten). De toegevoegde waarde is het bedrag dat beschikbaar is
voor de belanghebbenden van de organisatie, in casu het beschikbare bedrag
voor de beloning van de geleverde prestaties. Hiermee worden bedoeld de beloning
van medewerkers voor verrichte arbeid en van de eigenaar voor het verstrekte
vermogen. Het geeft inzicht in de waarde die het personeel door de uitvoering
van de activiteiten toevoegt aan de organisatie. De toegevoegde waarde per
fte geeft een eerste indicatie van de doelmatigheid van het
agentschap (voor inflatiecorrectie en nog zonder meeweging van de ontwikkeling
in de personele kosten).
De gerealiseerde toegevoegde waarde in 2000 ligt 1,8% boven 1999. Dit
wordt veroorzaakt door de daling van de materiële kosten per fte.
Materiële kosten per fte (x NLG1000)
2000 realisatie
2000 begroting
1999 realisatie
1998 realisatie
mat.kn
mat.kn. per fte
mat.kn
mat.kn
per fte
mat.kn
mat.kn per fte
mat.kn
mat.kn per fte
(1)
17 942
31,4
16 953
34,2
15 705
30,0
13 948
29,3
(2)
15 290
26,7
15 362
31,0
15 174
29,0
13 425
28,2
(1) Cijfers inclusief mutatie in de voorzieningen en post dekking uren
interne projecten.
(2) Cijfers exclusief mutatie in de voorzieningen en post dekking uren
interne projecten.
Waar het kengetal omzet per fte vooral de doelmatigheidsontwikkeling in
personele zin weergeeft, geeft het kengetal materiële kosten per fte
vooral de doelmatigheidsontwikkeling in de materiële kosten weer. Voor
een betere vergelijking is hierbij geabstraheerd voor de jaarlijks wisselende
mutaties in de voorzieningen en de post dekking uren interne projecten (zie
cijferreeks 2).
De materiële kosten per fte liggen 7,9 % onder de realisatie over
1999 en 13,9% beneden de begroting. Naast een voorzichtig uitgavenbeleid wordt
dit verklaard door het benutten van schaaleffecten als gevolg van de groei.
Tevens dragen de lagere afschrijvingskosten bij aan de daling van de materiële
kosten per fte.
Doelmatigheid (x NLG1000)
(x f 1 000)
2000
2000
1999
1994
realisatie
begroting
realisatie
realisatie
Omzet
87 270
77 855
79 836
42 400
Gemiddeld tarief
1 140
1 187
1 165
1 193
Voor tariefontwikkeling gecorrigeerde omzet (A)
91 327
78 248
81 755
42 400
Totale lasten
83 517
75 747
74 355
39 453
Dotatie voorzieningen
– 3 226
– 1591
– 2 708
– 1 271
Lasten exclusief dotatie voorzieningen
80 291
74 156
71 647
38 182
Inflatie
2,6%
1,0%
2,2%
basisjaar
Voor inflatie gecorrigeerde lasten.
exclusief dotatie voorzieningen (B)
70 602
66 861
64 639
38 182
Doelmatigheidskengetal (C=A/B)
129,4%
117,0%
126,5%
111,0%
Het kengetal van de doelmatigheidsontwikkeling geeft uitdrukking aan de
kosten die benodigd zijn om de, voor prijseffecten gecorrigeerde, omzet te
realiseren.
Per jaar wordt de omzet gecorrigeerd voor de tariefontwikkeling vanaf
1994. Het jaar 1994 is het eerste jaar van Senter als agentschap en geldt
als basisjaar. Het gemiddeld ongewogen tarief (zonder rekening te houden met
de bezetting) bedroeg toen NLG 1 193.
Ook de kosten worden gecorrigeerd. Ten eerste wordt gecorrigeerd voor
de per jaar sterk wisselende dotaties aan voorzieningen. Vervolgens wordt
gecorrigeerd voor de inflatie, wederom met 1994 als basisjaar. Een stijging
in het kengetal weerspiegelt een gunstige, een daling een ongunstige ontwikkeling
van de doelmatigheid.
Uit de tabel blijkt dat de doelmatigheid in 2000 circa 20% boven het basisjaar
ligt en eveneens boven het niveau van 1999 ligt (gestegen met 2,9 %). De hogere
doelmatigheid wordt veroorzaakt doordat de stijging van de lasten, gecorrigeerd
voor inflatie, achterblijft ten opzichte van de groei van de omzet.
Bijlage 1 bij de toelichting
Saldibalans per 31 december 2000 van het Ministerie van
Economische Zaken
(bedragen x 1 mln)
in Nlg
in
Euro
in Nlg
in Euro
1)
Uitgaven ten laste
van de begroting
4 162,5
1 888,9
2)
Ontvangsten
ten gunste van de begroting
4 757,9
2 159,0
3)
Liquide middelen
3,2
1,5
4)
Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding
1 179,7
535,3
4a)
Interne reserve
Inpres8/Seno/Gom
561,6
254,8
5)
Uitgaven buiten begrotingsverband
12,1
5,5
6)
Ontvangsten buiten begrotingsverband
38,0
17,2
8)
Extra-comptabele vorderingen
3 736,0
1 695,3
8a)
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen
3 736,0
1 695,3
9a)
Tegenrekening extra-comptabele
schulden
6,2
2,8
9)
Extra-comptabele schulden
6,2
2,8
10)
Voorschotten
5 489,6
2 491,1
10a)
Tegenrekening voorschotten
5 489,6
2 491,1
11a)
Tegenrekening garantieverplichtingen
5 575,7
2 530,1
11)
Garantieverplichtingen
5 575,7
2 530,1
12a)
Tegenrekening openstaande
verplichtingen
6 290,3
2 854,4
12)
Openstaande verplichtingen
6 290,3
2 854,4
13)
Deelnemingen
935,5
424,5
13a)
Tegenrekening deelnemingen
935,5
424,5
TOTAAL
27 390,8
12 429,4
TOTAAL
27 390,8
12 429,4
Toelichting op de saldibalans per 31 december 2000
1) Uitgaven ten laste van de begroting (NLG 4 162,5
mln)
Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende
begrotingsuitgaven.
In tegenstelling tot eerdere begrotingsjaren bevat deze post alleen de
begrotingsuitgaven van het jaar 2000. Verrekening van de begrotingsuitgaven
2000 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.
2) Ontvangsten ten gunste van de begroting (NLG 4 757,9
mln)
Deze post betreft de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende
begrotingsontvangsten. Het betreft alleen de ontvangsten van het begrotingsjaar
2000. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2000 zal plaatsvinden nadat
de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.
3) Liquide middelen (NLG 3,2 mln)
De post liquide middelen is als volgt opgebouwd:
saldo 31–12–00
(x NLG1000)
Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ
0
Saldo liquide middelen overige kasbeheerders
1 072
Saldo rekening-courant TWA/CBIN
2 088
Totaal
3 160
4) Rekening-courant RHB (NLG 1 179,7 mln)
De rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding geeft de financiële
verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het bedrag op de saldibalans
is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 2000 van genoemd ministerie
en is opgebouwd uit het saldo van de reguliere rekening-courant (NLG 618,1
mln) en het saldo van de rekening-courant betreffende de Interne reserve (NLG
561,6 mln). Bij de vaststelling van dit saldo is rekening gehouden met de
valutaposten 2000 welke door de Rijkshoofdboekhouding in 2001 zijn verwerkt,
maar gevaluteerd zijn op 2000.
4a) Interne reserve (NLG 561,6 mln)
De Interne reserve is bestemd om eventuele toekomstige betalingen uit
hoofde van verstrekte garanties in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de
Garantiefaciliteit Opkomende Markten en SENO-faciliteit mogelijk te maken.
In 2000 is de Interne reserve van de Garantiefaciliteit Opkomende Markten
toegenomen met NLG 113,0 mln. In de begrotingswet 2000 (artikel 5) is de mogelijkheid
tot het aanhouden van deze reserve opgenomen.
5) Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele
vorderingen) (NLG 12,1 mln)
Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die
met derden moeten worden verrekend. De nadere specificatie van deze post is
als volgt:
saldo 31-12-00
(x NLG1000)
a) Vorderingen op andere ministeries
2 365
b) Intra-comptabele vorderingen EZ op derden
9 721
c) Intra-comptabele vorderingen diensten
48
Totaal
12 134
Het bedrag van NLG 9,721 mln is het saldo van te ontvangen bedragen van
de Europese Gemeenschap van NLG 9,217 mln vermeerderd met een groot aantal
kleinere vorderingen. Het bedrag van NLG 48 000 betreft de openstaande
vorderingen van EZ diensten.
6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele
schulden) (NLG 38,0 mln)
Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen,
die aan derden moeten worden betaald. De specificatie van de onder deze posten
opgenomen bedragen is als volgt:
Saldo 31-12-00
(x NLG1000)
a) Schulden aan andere ministeries
203
b) Intra-comptabele schulden EZ aan derden
18 921
c) Intra-comptabele schulden diensten
18 897
Totaal
38 021
Het bedrag van NLG 18,921 mln betreft met name de per 31 december af te
dragen loonbelasting en premies sociale lasten. De intra-comptabele schulden
van de diensten betreffen met name een depot van octrooigemachtigden bij het
Bureau voor de Industriële Eigendom.
8) Extra-comptabele vorderingen (NLG 3 735,0 mln).8a)
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen (NLG 3 735,0 mln).
De extra-comptabele vorderingen worden bij ontvangst ten gunste van de
ontvangstenbegroting geboekt. Het verloop van de extra-comptabele vorderingen
in 2000 binnen EZ was als volgt:
(x NLG 1 mln)
Stand vorderingen eind 1999
3 987,5
Bij: In 2000 ontstane vorderingen
283,0
Bijgeschreven dividend/rente
144,2
427,2
4 414,7
Af: Ontvangsten
221,0
Ontvangen dividend/rente
118,0
Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding
340,7
679,7
Stand vorderingen eind 2000
3 735,0
Uit het bovengenoemd verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt
dat het bedrag van de definitief buiteninvorderingstelling/kwijtschelding
in 2000 NLG 340,7 mln bedraagt. Dit bedrag is als volgt over de onderstaande
begrotingsartikelen verdeeld:
(x NLG 1 mln)
Art. 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologie stimulering
0,4
Art. 02.04 Overheidsaanschaf. en bevordering van bedrijfsgerichte
samenwerking
0,1
Art. 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk
27,2
Art. 03.03 Versterking economische structuur
1,5
Art. 03.07 Bijdrage aan Koninklijke Schelde Groep
120,3
Art. 04.08 Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking
2,0
Art. 05.03 Borgstellingsregelingen
189,2
Totaal
340,7
De extra-comptabele vorderingen zijn per hoofdbeleidsterrein, het agentschap
Senter, NMa en IZ onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid)
van de vorderingen. (x NLG1000).
VorderingsoortOmschrijving
direct opeisbaar
op termijn opeisbaar
geconditioneerd
niet invorderbaar
Totaal
Algemeen
7 262
946
8 208
Ind. en Alg. Techn. Beleid
15 699
37 907
340 921
394 527
Industrie- en Dienstenbeleid
19
2 500
780 240
782 759
Regionaal Beleid
5 038
37 484
7 562
50 084
Diensten MKB en Ordening
45
8 011
337 781
353
346 190
Buitenl. Ecn. Betr. en Exp.
165
53 747
240 291
15 096
309 299
Energiebeleid
50 056
74 776
4 714
129 546
Senter
88 132
538 971
1 069 278
1 875
1 698 256
Nma
276
15 198
15 474
Dir. IZ
722
722
Totaal
150 993
620 596
2 592 955
370 521
3 735 065
De kolom direct opeisbare vorderingen van het voorgaande overzicht is
op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom. (x NLG1000)
Art. Omschrijving
<1999
1999
2000
Totaal
01.01 Apparaatskosten EZ
2
7 260
7 262
03.05 Steun scheepsbouw
19
19
04.01 Bijdrage t.b.v. Rom's
25
25
04.05 BRT-gelden
1 118
1 118
04.08 Bevord. Region. bedr. invest.
3 895
3 895
05.12 Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999
45
45
07.05 Economische hulp Oost-Europa
165
165
09.02 Duurzame energie
92
92
Mijnwetheffingen
49 964
49 964
Senter
88 132
88 132
Nma
276
276
Totaal
3 895
2
147 096
150 993
Onderstaand worden per categorie, vorderingen die in verhouding tot het
totaal van de vorderingen een grote omvang hebben, nader toegelicht. Per post
is aangegeven aan welk artikel de vordering is gekoppeld.
Direct opeisbare vorderingen (x NLG1000)
Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ (NLG 7 262)
De aan dit artikel gerelateerde vorderingen hebben met name betrekking
op de extra-comptabele vorderingen van het CBS (NLG 6 060), personele
vorderingen (NLG 506), vorderingen van het CPB (NLG 319) en de EVD (NLG 309).
Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader
van de BRT-compensatie (NLG 1 118)
Dit betreft een vordering op de luchthaven Zuid-Limburg N.V. in verband
met de definitieve vaststelling van de subsidie. De vordering is inmiddels
voldaan.
Artikel 04.08 Bevordering investeringen voor regionale
structuurversterking (NLG 3 895)
De vorderingen van voor 1999 betreft een drietal direct opeisbare vorderingen,
groot NLG 3 240, NLG 475 en NLG 180, die ontstaan zijn in het kader van
de IPR. De definitieve vaststelling van deze subsidies is het onderwerp van
een beroepsprocedure.
Artikel 09.00 Mijnwetheffing (NLG 49 964)
Dit betreft de per 31 december 2000 nog te ontvangen bedragen uit hoofde
van verleende vergunningen in het kader van de mijnwet.
Op termijn opeisbare vorderingen (x NLG1000)
Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ (NLG 768)
De vordering betreft het saldo van de in het kader van de PC-financieringsregeling
aan EZ-medewerkers verstrekte leningen.
Artikel 02.06 Subsidies in het belang van industriële
ontwikkeling (NLG 10 000)
Dit betreft een in het kader van dit begrotingsartikel aan het Marin verstrekte
lening.
Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten (NLG 37 985)
Dit betreft een op termijn opeisbare en inbare vordering inzake door EZ
verstrekte kredieten in het kader van de stimulering van exportactiviteiten
die door de NIO (NLG 37 985) wordt geadministreerd en beheerd.
Geconditioneerde vorderingen (x NLG1000)
Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V. (NLG
767 740)
In het kader van de NedCar-deal is door de Staat een achtergestelde renteloze
lening verschaft ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe automodellen bij
NedCar. Per saldo resteert nog een leningbedrag van NLG 630 000. Daarnaast
heeft de Staat nog een vordering op NedCar van per saldo NLG 137 740
uit hoofde van de zogenaamde spareparts concessionfee.
Artikel 05.03 Borgstellingsregelingen (NLG 328 894)
Dit betreft vorderingen inzake door de banken verstrekte kredieten in
het kader van de borgstellingsregelingen MKB, waarvan inmiddels bekend is
dat deze naar alle waarschijnlijkheid niet zullen worden terugontvangen.
Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa (NLG 230 551)
Dit bedrag is gestort op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding
ten behoeve van de dekking van de uitvoering van de investeringsfaciliteit
door de NIB.
Artikel 09.12 Garanties energiebeleid (NLG 66 246)
Deze vordering betreft een een zogenaamde regres-vordering aan de Nederlandse
Pijpleiding Maatschappij (NPM), die is ontstaan uit een afgegeven garantie.
Enerzijds heeft dit betrekking op renteen aflossingsverplichtingen en anderzijds
op de overige exploitatiekosten.
Niet invorderbare vorderingen (x NLG1000)
Artikel 02.11 Garanties technologiebeleid (NLG 337 688)
Betreft het restant vorderingsbedrag van een aangesproken garantie die
is afgegeven in het kader van de ontwikkelings-financiering van een drietal
vliegtuigtypen. Van de totaal ingediende vordering is een bedrag van NLG 147,2
door de curatoren erkend. Hierop is in 1999 reeds NLG 20,7 mln ontvangen en
in 2000 NLG 2,9 mln. Een bedrag van NLG 8,5 mln wordt door de curatoren betwist.
Voor een bedrag van NLG 205,7 mln is de vordering niet erkend.
Vorderingen van het agentschap Senter (x NLG1000)
Vorderingen Senter (NLG 1 698 257)
Het merendeel van de vorderingen van Senter heeft betrekking op de Regeling
Technische ontwikkelingskredieten (±99%). Deze regeling wordt uitgevoerd
door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw»
product te ontwikkelen waarvan de terugbetaling afhankelijk is van de met
het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks
wordt bijgeschreven. Het type lening is ruwweg te verdelen in
1/3 geslaagde projecten, 1/3 lopende projecten en 1/3 niet geslaagde projecten.
De onder direct opeisbare (NLG 80 000) en op termijn opeisbare (NLG 533 291)
opgenomen bedragen hebben betrekking op de geslaagde projecten. Het restant
(NLG 1 066 581),«lopende en niet geslaagde projecten»
is opgenomen onder de geconditioneerde vorderingen.
Vorderingen van het NMa (x NLG1000)
Vorderingen NMa/DTe (NLG 15 474)
Dit betreft de door het NMa opgelegde boetes en lasten onder dwangsom
(NLG 15 198) en de inning van de door de vergunninghouders verschuldigde
bijdrage van 60% in de totale kosten van DTe (NLG 276).
9 ) Extra-comptabele schulden (NLG 6,2 mln).9a)Tegenrekening
extra-comptabele schulden (NLG 6,2 mln).
Dit betreft met name de extra-comptabele schulden van het CBS (NLG 5,3
mln), de EVD (NLG 0,4 mln) en het Bureau voor de Industriële Eigendom
(NLG 0,1 mln). Het restant van de extra-comptabele schulden (NLG 0,4 mln)
betreft de zogenaamde mijnschadevoorzieningen.
10) Voorschotten (NLG 5 489,6 mln)10a) Tegenrekening
voorschotten (NLG 5 489,6 mln)
Op deze rekening staat het saldo van de vooruitbetalingen (voorschotten).
Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ
gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald
op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van
de subsidie danwel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening
van de einddeclaratie. In 2000 is voor NLG 1 326,4 mln aan voorschotten
afgerekend.
Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:
Overzicht openstaande voorschotten EZ
(x NLG 1 mln)
Stand per 31 december
2000
1999
2000
1999
2000
1999
Ontstaansjaar
Kerndepartement
Senter
Totaal
< 1997
1 020,7
1 479,4
54,7
101,3
1 075,4
1 580,7
1997
511,3
619,1
61,2
113,8
572,5
732,9
1998
542,6
782,3
129,6
204,0
672,2
986,3
1999
855,6
1 316,6
328,7
413,1
1 184,3
1 729,7
2000
1 517,2
468,0
1 985,2
Totaal
4 447,4
4 197,4
1 042,2
832,2
5 489,6
5 029,6
Toelichting op voorschotten groter dan NLG 50 mln en/of
voorschotten van vóór 1997
Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter (NLG
91,7 mln)
Dit betreft voorschotten van Directoraten-Generaal aan Senter in verband
met opdrachten voor de uitvoering van subsidieregelingen. Een bedrag van NLG
74,9 mln is verstrekt ten laste van de begroting 2000, NLG 1,8 mln is vóór
1997 bevoorschot.
Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering
(NLG 561,8 mln)
Op dit artikel worden langlopende verplichtingen verantwoord waarvan de
looptijd nog niet is verstreken. Als gevolg hiervan staat er nog NLG 58,2
mln aan voorschotten open van vóór 1997.
In 2000 is NLG 242,0 mln als voorschot betaald. Van het totaal aan voorschotten
op dit artikel heeft NLG 192,5 mln betrekking op regelingen die door Senter
worden uitgevoerd.
Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering
(NLG 108,5 mln)
Van deze voorschotten is NLG 89,4 mln in 2000 betaald. Een voorschot van
NLG 1,0 mln van vóór 1997 is nog niet afgerekend. Het bedrag
van NLG 108,5 mln bevat NLG 35,2 mln voorschotten van Senter .
Artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van
bedrijfsgerichte samenwerking (NLG 45,1 mln)
Van het voorschotbedrag van NLG 45,1 mln is NLG 11,2 mln betaald ten laste
van de jaren vóór 1997. Het betreft langlopende verplichtingen
die met name door het Ministerie van Defensie worden afgewikkeld.
Artikel 02.05 Syntens (NLG 165,4 mln)
De voorschotten in verband met de bijdragen voor 1998, 1999 en 2000 aan
Syntens staan nog open.
Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële
ontwikkeling (NLG 39,5 mln)
Een bedrag van NLG 30,7 mln betreft voorschotten aan STW. Hiervan is NLG
6,8 mln betaald vóór 1997.
Artikel 02.07 Internationale ruimtevaart programma's (NLG
37,5 mln)
Hierop is een bedrag van NLG 0,3 mln van vóór 1997 nog niet
afgerekend.
Artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie en
ruimtevaart (NLG 197,0 mln)
Dit betreft voorschotten aan het NIVR en militaire vliegtuigontwikkeling.
In 1997 is NLG 75,0 mln als voorschot verstrekt aan het NIVR. De militaire
vliegtuigontwikkeling heeft NLG 115,0 mln als voorschot ontvangen.
Artikel 02.09 Speur en ontwikkelingswerk (NLG 309,6 mln)
De voorschotten op dit artikel zijn betaald door Senter. Het betreft langlopende
verplichtingen waarvan de looptijd in principe nog niet is verstreken. Een
bedrag van NLG 32,9 mln is verstrekt vóór 1997.
Artikel 02.12 Technologische infrastructuur (NLG 128,6
mln)
Met name het artikel-onderdeel «Technologische Vernieuwing»
bevat langlopende verplichtingen. Er staat van deze verplichtingen nog NLG
3,8 mln aan voorschotten open van vóór 1997. De overige onderdelen
bevatten voorschotten die grotendeels in 2000 zijn betaald.
Artikel 02.13 Projecten gefinancieerd uit het Fonds economische
structuurversterking (NLG 148,9)
Van het openstaande voorschot heeft NLG 12,8 mln betrekking op de jaren
vóór 1997. In 2000 is NLG 48,9 mln aan voorschotten ten laste
van de begroting gebracht.
Artikel 03.05 Steun scheepsbouw (NLG 65,4 mln)
Op dit artikel is een voorschot van NLG 57,1 mln in 2000 betaald als onderdeel
van de steunverlening aan de scheepsbouwindustrie.
Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen
en overige (NLG 44,3 mln)
De voorschotten in verband met de apparaatskosten 2000 aan de ROM's staan
nog open. Verder staan uit de periode vóór 1997 nog voorschotten
open ten bedrage van NLG 35,1 mln voor de financiering van de NOM en BOM.
Artikel 04.04 Voorwaardenscheppend beleid (NLG 4,7 mln)
Op dit artikel staan voorschotten open uit hoofde van de programma's «Infra-structuur
1973–1976».
Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader
van de BRT-compensatie (NLG 15,6 mln)
Dit bedrag is volledig vóór 1997 bevoorschot.
Artikel 04.08 Bevordering investeringen voor regionale
structuurversterking (NLG 250,2 mln)
Er staat nog NLG 48,9 mln aan voorschotten open uit de jaren vóór
1997. Het betreft langlopende verplichtingen waarvan in de meeste gevallen
de looptijd nog niet is verstreken.
In 1999 en in 2000 is NLG 168,2 mln aan voorschotten ten laste van de
begroting gebracht.
Artikel 04.09 Regio-programma's (NLG 502,6 mln)
Ten behoeve van het ISP is NLG 251,8 mln aan voorschotten verstrekt. Een
bedrag van NLG 30,3 mln is betaald vóór 1997. Aan EFRO-cofinanciering
is NLG 181,5 mln betaald. Hiervan is NLG 43,0 mln uitgegeven vóór
1997. In het kader van PNL is NLG 35,2 mln betaald in de jaren vóór
1997.
De voornoemde programma's hebben veelal betrekking op langlopende verplichtingen.
In totaal is NLG 108,9 mln vóór 1997 aan voorschotten verstrekt
op dit artikel.
Artikel 04.10 Investeren in stedelijke en regionale economische
ontwikkeling (NLG 151,4 mln)
Onder dit artikel worden voorschotten verstrekt voor de BOB- en Stireaprojecten.
Het betreft langlopende verplichtingen aan gemeenten die in de komende jaren
zullen worden afgerekend.
Er staat nog NLG 13,0 mln open van vóór 1997.
Artikel 05.01 Voorlichting en advisering MKB (NLG 25,7
mln)
Op het onderdeel «IMK-netwerk» is een voorschot van NLG 22,7
mln van vóór 1997 nog niet afgerekend.
Artikel 05.12 Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999
(NLG 4,8 mln)
Op dit artikel staan nog NLG 0,2 mln aan voorschotten van vóór
1997 open. Dit betreft een bijdrage aan het NBT in verband met het kustproject
«Frisse Neuzen».
Artikel 05.21 Marktwerking (NLG 4,4 mln)
Er staat nog een voorschot open van vóór 1997 van NLG 1,6
mln. Dit betreft een subsidie in verband met de privatisering van Swoka.
Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten (NLG 73,2
mln)
Dit betreft voorschotten die door Senter zijn verstrekt en de Garantiefaciliteit
Opkomende Markten. Er staat nog een voorschot van NLG 2,7 mln open van vóór
1997.
Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa (NLG 309,4
mln)
De openstaande voorschotten hebben betrekking op langlopende hulpprogramma's.
Afrekening vindt plaats ná afloop van deze programma's. Er staat nog
NLG 59,3 mln open van vóór 1997.
Van het openstaand bedrag van NLG 309,4 mln is NLG 212,2 mln betaald door
Senter.
Artikel 09.05 Energieonderzoek Centrum Nederland (NLG 188,8 mln)
Onder dit artikel worden voorschotten verstrekt aan ECN projecten. Het
betreft lange termijn energieonderzoeken die in de komende jaren zullen worden
afgerekend.
Diverse artikelen NOVEM (NLG 1 647,7 mln).
Ultimo 2000 staat er in totaal een bedrag van NLG 1 647,7 mln uit
op de Novem als nog af te rekenen voorschotten, waarvan NLG 128,2 mln betaalbaar
is gesteld ten laste van artikel 02.02.
Het restant van NLG 1 519,5 mln werd uitbetaald ten laste van diverse
artikelen binnen hoofdbeleidsterrein 09 Energiebeleid. Van dit laatste bedrag
heeft NLG 613,2 mln betrekking op openstaande voorschotten van vóór
1997. Op artikel 02.02 is het bedrag aan openstaande voorschotten van vóór
1997 NLG 4,2 mln. Een en ander is het gevolg van de wijze waarop de programma-overeenkomsten
worden afgerekend. Afrekening met EZ vindt pas plaats nadat de laatste bijdrage
van het programma door Novem aan een derde is verstrekt.
11) Garantieverplichtingen (NLG 5 575,7 mln)11a)
Tegenrekening garantieverplichtingen (NLG 5 575,7 mln)
Dit betreft de garantieverplichtingen die door EZ zijn aangegaan. Het
verloop van de garantieverplichtingen in 2000 was als volgt:
(x NLG 1 mln)
Saldo garantieverplichtingen tot en met 1999
5 596,6
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties
– 848,0
Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 2000
+ 1 013,1
5 761,7
Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 2000
– 186,0
Saldo garantieverplichtingen ultimo 2000
5 575,7
Circa de helft van dit bedrag (NLG 2 638 mln.) betreft de garanties
van de borgstellingsregeling BBMKB, art. 05.03. Het uitstaande garantiebedrag
voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer
NLG 879 mln. en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer
NLG 761 mln. Aan verliesafdekking is ruim NLG 29 mln. betaald.
De ander helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 2000 bestaat
uit garanties auto-ontwikkeling (art 03.08) NLG 158 mln, industriefaciliteit (art 03.12) NLG 150 mln, exportactiviteiten/Oost-Europa (art 07.03
en 07.05) NLG 1 003 mln en COVA/Stadsverwarming (art 09.12) NLG 1 612
mln.
Ten opzichte van 31 december 1999 zijn de garantieverplichtingen met NLG
21 mln. afgenomen. Deze afname is het resultaat van de toename van de garantieverplichtingen
met betrekking tot de BBMKB (NLG 89 mln.) en de garanties ten behoeve van
exportactiviteiten/Oost-Europa (NLG 28 mln) en de afname van de garantieverplichtingen
in het kader van de bijdrage ten behoeve van de auto-ontwikkeling (NLG 125
mln.), de garantieregeling PPM (NLG 3 mln.) en de garanties stadsverwarming
(NLG 10 mln.).
In de artikelsgewijze toelichting worden de garanties afzonderlijk toegelicht.
12) Openstaande verplichtingen (NLG 6 290,3 mln)12a)
Tegenrekening openstaande verplichtingen (NLG 6 290,3 mln)
Het verloop van de verplichtingen in 2000 was als volgt:
(x NLG 1 mln)
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 1999
5 942,7
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties
– 276,0
Bij: Aangegane verplichtingen in 2000
+ 4 733,9
10 400,6
Af: Betalingen op verplichtingen in 2000
– 4 110,3
Saldo openstaande verplichtingen ultimo 2000
6 290,3
Dit saldo is opgebouwd uit een bedrag van NLG 5 962,5 mln aan verplichtingen
binnen begrotingsverband en NLG 327,8 mln aan verplichtingen buiten begrotingsverband.
Omvangrijke negatieve bijstellingen
In 2000 is het saldo verplichtingen voor circa NLG 417,5 mln. naar beneden
bijgesteld.
In onderstaande tabel zijn de belangrijkste bijstellingen per artikel
opgenomen.
Art. Omschrijving
(x NLG 1 mln)
02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering
– 44,5
02.09 Speur- en ontwikkelingswerk
– 16,1
03.03 Versterking economische structuur
– 10,7
04.08 Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking
– 119,4
04.09 Stimulering exportactiviteiten
– 9,5
09.01 Energiebesparingstechnologie
– 11,2
09.07 CO2-reductie
– 38,3
Verplichtingen buiten begrotingsverband
– 81,3
13) Deelnemingen (NLG 935,5 mln)13a) Tegenrekening deelnemingen
(NLG 935,5 mln)
Het verloop van deze post over 2000 was als volgt:
(x NLG 1 mln)
Stand saldibalans ultimo 1999
895,5
Mutaties 2000:
– winning Holding B.V.
+ 40,0
– Stichting Marinebelangen (Verkocht aan Damen
Nederland BV)
–
Stand saldibalans ultimo 2000
935,5
Bijlage 2 Administratieve lasten
Algemeen
Bij het terugdringen van de administratieve lastendruk heeft EZ een coördinerende
rol. Ieder ministerie is zelf verantwoordelijk voor de eigen regelgeving,
EZ is kaderscheppend en zorgt, in overleg met de andere ministeries, voor
de infrastructuur.
In zijn reactie op het eindrapport van de Commisie-Slechte heeft het kabinet
aangegeven, vrijwel alle aanbevelingen van de commissie over te nemen. De
maatregelen betreffen drie actielijnen te weten voorgenomen regelgeving, bestaande
regelgeving en ICT.
Voorgenomen regelgeving
Per 1 mei 2000 heeft het kabinet het Adviescollege Toetsing Administratieve
Lasten (ACTAL) ingesteld. Het college heeft tot taak te adviseren over het
in beeld brengen bij ontwerp-regelgeving de gevolgen voor de administratieve
lasten (inclusief het overwegen van eventuele alternatieven).
EZ faciliteert ACTAL in diens selectie van dossiers d.m.v. het regelgevingsoverzicht
(de voorgenomen regelgeving met substantiële bedrijfseffecten) zoals
dat driemaal per jaar door de (interdepartementale) Werkgroep Voorgenomen
Regelgeving worden opgesteld.
Om bij voorgenomen regelgeving, waarbij per definitie nog geen ervaringscijfers
bestaan over bijv. tijdsbeslag en frequentie van de administratieve verplichtingen,
toch een inschatting van de administratieve lasten te kunnen maken, heeft
EZ ten behoeve van ACTAL een bedrijvenpanel van circa 500 ondernemingen ingesteld.
Ook dit was één van de aanbevelingen van de Commissie-Slechte.
De omvang en de samenstelling van dat panel maakt het mogelijk desgewenst
te focussen op regelgeving die voor slechts een deel van het bedrijfsleven
van belang zal zijn.
ACTAL heeft inmiddels over 10 wetsvoorstellen advies uitgebracht. Een
belangrijk «wapen» van ACTAL als extern, onafhankelijk orgaan
is gelegen in de publiciteit: alle adviezen worden openbaar (in geval van
wetten en AmvB's bij indiening van de ontwerp-regelgeving bij de Tweede Kamer,
in geval van ministeriële regelingen in het algemeen bij de publicatie
daarvan in de Staatscourant). Uit deze adviezen is de bijdrage van het instellen
van ACTAL aan het meer aandacht besteden aan de reductie van administratieve
lasten gedurende het regelgevingsproces op te maken. Uiteraard valt niet te
kwantificeren welke administratieve lasten hierdoor zijn voorkómen.
Bestaande regelgeving:
Eveneens naar aanleiding van het advies van de Commissie-Slechte beschikt
elk ministerie sinds mei 2000 over een jaarlijks te actualiseren actieprogramma
om de administratieve lasten van bestaande regelgeving te reduceren. De ministeries
rapporteren zelf aan de Tweede Kamer over de voortgang, bij afzonderlijke
brief in het kader van hun departementale jaarverslag . De Kamer zal dus jaarlijks
een rapportage over de actieprogramma's ontvangen, waarin wordt ingegaan op
de ontwikkeling van de administratieve lastendruk in het geheel, als ook op
ontwikkeling van de verschillende beleidsdomeinen. Ter wille van de overzichtelijkheid
en met het oog op de coördinerende rol van EZ is afgesproken dat de departementale
rapportages gebundeld en met een gezamenlijke brief aan de Kamer worden aangeboden.
Ook ACTAL kan desgewenst zijn mening geven over deze actieprogramma's nadat
deze zijn vastgesteld.
Een belangrijk onderdeel van de departementale actieprogramma's is een
nulmeting van de bestaande regelgeving, volgens een onderling afgestemde definitie
en methodologie (overeenkomstig het MISTRAL-model). Tot dusver was slechts
voor een deel (ruwweg de helft) van de regelgeving de hoogte van de administratieve
lasten bekend, voor het overige deel bestond alleen een globale schatting
(EIM). Alle ministeries hebben in het afgelopen jaar die nulmeting in gang
gezet. Daarbij wordt geïnventariseerd om welke wetten en uitvoeringsregelingen
het gaat en hoe hoog de administratieve lasten daarvan zijn. Deze nulmeting
omvat alle regelgeving met substantiële gevolgen voor de administratieve
lasten.
Een belangrijk doel van de nulmetingen is ook materiaal aan te dragen
voor een verdere invulling van de actieprogramma's. Bij de actiepunten wordt
tevens een globale inschatting gemaakt van de te behalen lastenbesparing alsmede
een tijdsplanning.
Het kabinet hecht eraan dat alle nulmetingen uiterlijk voor het einde
van deze kabinetsperiode zijn afgerond; de voortgang per departement hangt
in belangrijke mate af van de breedte en complexiteit van de wetgeving per
departement.
Op basis van de uitkomsten van de nulmetingen, tezamen met de genoemde
doorkijk naar de opbrengsten van de afzonderlijke actiepunten, zal kunnen
worden vastgesteld welke bijdrage deze actielijn kan leveren aan het behalen
van de doelstelling. Die becijfering is thans dus nog niet mogelijk.
Om de gewenste macro-economische lastenreductie van 25% ten opzichte van
1994 te bereiken is het van belang dat alle ministeries daar naar optimaal
vermogen aan bijdragen. Hoe ieders mogelijkheden daartoe liggen verschilt
van wet tot wet. Het kabinet heeft er dan ook van afgezien hiervoor nadere
normpercentages toe te delen. In sommige situaties blijkt een hogere reductie
mogelijk dan 25%. Zo heeft het CBS sinds 1994 het aantal «ondernemersuren»
met bijna 40% weten terug te dringen. In andere gevallen zal juist weer minder
reductie dan 25% mogelijk blijken.
De doelstelling van minus 25% heeft betrekking op het totaal van de lastendruk
in Nederland. Op belangrijke onderdelen van de regelgeving, namelijk die van
decentrale overheden of van supranationale organen, beschikt het Rijk over
slechts beperkte mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de administratieve
lasten. Niettemin tracht het Rijk voortdurend, in samenwerking met die andere
organen, ook daar tot reductie te komen. Zo participeert Nederland in een
in november jl. ingestelde expert group die voorstellen moet leveren voor
verbetering van de kwaliteit van Europese regelgeving. Hopelijk
leidt dat ook tot een spoedige herstart van het pilotproject European Business
Test Panel, waarvan Nederlandéén van de trekkers is.
Door middel van maandelijks overleg met de departementale coördinatoren
bewaakt EZ de voortgang van de actieprogramma's en de voortgang bij het kwantificeren.
Dit overleg zorgt voor afstemming ter zake van de wijze van rapporteren (het
format), beslist waar de casuïstiek daarom vraagt hoe de standaard-methodologie
op onderdelen moet worden begrepen, dient als forum waarin ministeries hun
ervaringen met onderzoeksbureaus en met ACTAL kunnen uitwisselen, enzovoorts.
ICT
Het kabinet heeft aangegeven (Kamerstukken 1999–2000, 26 643,
nr. 7) hoe zij het Internetgroeimodel (onderdeel van de adviezen van de Commissie
Slechte) wil realiseren. In die brief wordt aandacht besteed aan alle op dat
moment reeds lopende alsmede nieuwe initiatieven (met planningsoverzicht).
Een van de nieuwe initiatieven is het project Overheidsformulieren On-line.
De eerste fase daarvan, het op Internet plaatsen van alle formulieren op Rijksniveau,
is voor wat betreft de EZ-formulieren inmiddels vrijwel gereed.
Bij het project Basisbedrijvenregister (BBR) bleek het gewenst, het concept-gegevensmodel
terug te brengen tot een beter hanteerbare omvang. Dit overigens zonder afbreuk
te doen aan de beoogde goede registratie van alle bedrijven in Nederland.
Afhankelijk van de uitkomsten van een lopende praktijkproef en onder voorbehoud
van eventueel noodzakelijke wetsaanpassingen is de verwachting dat het register
in de loop van 2002 van start kan gaan met een vulling vanuit de deelnemende
registers. Door de onderlinge confrontatie van die registraties zal reeds
een belangrijke kwaliteitsverbetering in de registratie van bedrijven worden
bereikt, naast een zekere reductie van de administratieve lasten voor bedrijven.
De belangrijkste bijdrage van het BBR voor de reductie van administratieve
lasten ligt in zijn back-office functie voor alle hier aan de orde zijnde
ICT-gerelateerde projecten.
Inmiddels hebben ook de ministeries van LNV en VWS te kennen gegeven mogelijk
aan te willen haken bij dit project. Hierover zijn concrete afspraken gemaakt.
Het project Elektronische Heerendiensten ligt op schema. Dat geldt ook
voor het project Bedrijvenloket.
Voor het zogeheten IDEA-concept, een initiatief van onder andere het Hoofdbedrijfschap
Detailhandel, loopt sinds eind vorig jaar een haalbaarheidsstudie die mede
door EZ wordt gefinancierd.
Voor wat betreft de harmonisatie van het loonbegrip is door SZW een wetsvoorstel
ingediend (WALVIS). Inzake de harmonisatie van het ondernemers- en zelfstandigenbegrip
is een wetsvoorstel voor advies ingediend bij de Raad van State.
Het is nog te vroeg om ter zake van de ICT-gerelateerde projecten verantwoorde
schattingen te geven van de uiteindelijke «opbrengst». Die opbrengst
hangt vooral af van de vraag in hoeverre bedrijfsleven en overheden bereid
zullen zijn in zee te gaan met meervoudig gebruik van gegevens en rechtstreekse
elektronische uitvraag vanuit de bedrijfsadministraties.