27 700
Financiële verantwoordingen over het jaar 2000

nr. 30
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN (XIII) OVER HET JAAR 2000

Deze financiële verantwoording bestaat uit:

– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;

– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 2000, voorzien van een toelichting.

De financiële verantwoording van het agentschap Senter bestaat uit de rekening van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten, zoals blijkt uit de bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting en de balans per 31 december 2000, voorzien van een toelichting.

Den Haag, 16 mei 2001

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Financiële verantwoording van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) over het jaar 2000 Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2000 Rekening 2000 Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel uitgaven en verplichtingen

   (1) (2)(3) = (2) – (1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting RealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting
   VerplichtingenUitgaven VerplichtingenUitgavenVerplichtingenUitgaven
   NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000 NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000
  TOTAAL  3 708 0951 682 661   4 162 5451 888 881  454 450206 220
                
01 Algemeen  793 357360 010   826 263374 942  32 90614 932
 01Apparaatsuitgaven EZ701 860318 490703 270319 130 754 808342 517731 376331 88452 94824 02728 10612 754
 03Loonbijstelling1 4986801 498680     – 1 498– 680– 1 498– 680
 04Prijsbijstelling10 5894 80510 5894 805     – 10 589– 4 805– 10 589– 4 805
 05Onvoorzien749340749340     – 749– 340– 749– 340
 06Uitgaven post-actief personeel10 3524 69810 3524 698 7 6773 4847 6773 484– 2 675– 1 214– 2 675– 1 214
 12Europees Octrooibureau7 3093 3177 3093 317 6 7683 0716 7683 071– 541– 245– 541– 245
 15Adviescolleges1 7858101 773805 3 1641 4362 9021 3171 3796261 129512
 55Bijdrage aan het agentschap Senter57 16325 93957 75226 207 77 65935 24077 36535 10720 4969 30119 6138 900
 61Personeel en materieel EZ, exclusief CBS  6529   17579  11050
                
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid  1 048 911475 975   1 152 611523 032  103 70047 057
 01Onderzoek en voorlichting ten behoeve van technologiebeleid  13159   224102  9342
 02Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering393 055178 361360 313163 503 341 224154 841368 996167 443– 51 831– 23 5208 6833 940
 03Internationale en algemene technologiestimulering116 10952 688102 41746 475 150 37868 239141 05364 00734 26915 55138 63617 532
 04Overheidsaanschaffingen en bevordering bedrijfsgerichte samenwerking15 6007 07917 2747 839 9 2874 21416 6887 573– 6 313– 2 865– 586– 266
 05Syntens65 45129 70066 22430 051 137 53762 41284 66538 41972 08632 71118 4418 368
 06Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling73 40033 30773 98833 574 99 32645 07297 74844 35625 92611 76523 76010 782
 07Internationale ruimtevaartprogramma's66 03729 966125 61557 002 100 46045 587122 02855 37434 42315 620– 3 587– 1 628
 08Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart60 00027 22760 00027 227 84 64038 40866 20930 04424 64011 1816 2092 818
 09Speur- en ontwikkelingswerk99 97145 36596 63543 851 117 89953 50090 81841 21117 9288 135– 5 817– 2 640
 12Technologische infrastructuur143 43465 088108 31449 151 188 86585 703113 81651 64745 43120 6165 5022 497
 13Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking  38 00017 244   50 36622 855  12 3665 611
                
03 Industrie- en Dienstenbeleid  99 50445 153   321 550145 913  222 046100 760
 03Versterking economische structuur7 4943 40111 2585 109 7 9173 59311 4365 18942319217881
 04Industriële promotie14 6286 63814 5066 583 14 9686 79214 2166 451340154– 290– 132
 05Steun scheepsbouw130 00058 99172 14032 736 129 51158 77082 62337 493– 489– 22210 4834 757
 07Bijdrage aan Koninklijke Schelde Groep     84 00038 11884 00038 11884 00038 11884 00038 118
 08Bijdrage auto-ontwikkeling Nedcar B.V.     4 3131 957129 05058 5604 3131 957129 05058 560
 09Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981  1 600726   225102  – 1 375– 624
                
04 Ruimtelijk Economisch Beleid  385 519174 941   371 906168 764  – 13 613– 6 177
 01Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige11 1285 05011 1475 058 11 5095 22312 1665 5213811731 019462
 04Voorwaardenscheppend beleid  3 2481 474   414188  – 2 834– 1 286
 05Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie  5 5082 499   1 000454  – 4 508– 2 046
 08Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking193 87187 975101 57246 091 175 23979 520102 80846 652– 18 632– 8 4551 236561
 09Regio-programma's  87 69839 796 172 00078 050114 36451 896172 00078 05026 66612 101
 10Investeren in stedelijke en regionale economische ontwikkeling163 00573 968126 22857 280 375 660170 46765 47429 711212 65596 499– 60 754– 27 569
 11Toeristisch beleid49 35822 39850 11822 743 129 45458 74475 68034 34280 09636 34625 56211 600
                
05 Ondernemerschap en Marktwerking  115 21352 281   123 27355 939  8 0603 657
                
  Ondernemerschap             
 01Voorlichting en advisering MKB  2 054932   2 033923  – 21– 10
 02Onderzoek en onderwijs MKB14 8616 74413 2816 027 15 9867 25413 4926 1221 12551121196
 03Borgstellingsregelingen1 000 650454 07545 90020 829 879 454399 07929 64313 451– 121 196– 54 996– 16 257– 7 377
 05Bedrijfsbeëindigingshulp13 3306 04913 3306 049 12 3945 62412 6955 761– 936– 425– 635– 288
 07Hulp bedrijven bij calamiteiten     90 00040 84025 00011 34590 00040 84025 00011 345
                
  Diensten             
 12Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999  5 7652 616 2361072 4271 101236107– 3 338– 1 515
                
  Marktwerking             
 21Marktwerking5 3012 4054 9362 240 7 6563 4745 2372 3762 3551 069301137
 22Bijdrage Nederlands Meetinstituut29 14613 22629 94713 589 32 48614 74232 74614 8593 3401 5162 7991 270
                
07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering  387 695175 928   459 244208 396  71 54932 468
 01Internationale organisaties16 0667 29016 0667 290 16 7357 59415 4357 004669304– 631– 286
 02Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen60 28127 35435 29016 014 70 35931 92839 66117 99710 0784 5734 3711 983
 03Stimulering exportactiviteiten205 00093 025146 88866 655 367 291166 669226 385102 729162 29173 64479 49736 074
 04Economische voorlichting en exportpromotie27 88112 65227 88112 652 29 01113 16528 58612 9721 130513705320
 05Economische hulp Oost-Europa  145 14565 864   136 59961 986  – 8 546– 3 878
 07Economische samenwerking en kennisoverdracht157 50071 47016 4257 453 136 87662 11212 5785 708– 20 624– 9 359– 3 847– 1 746
                
08 Wet Investeringsrekening  80 00036 302   141 49364 207  61 49327 904
 01Investeringsbijdragen en investeringstoeslagen  80 00036 302   141 49364 207  61 49327 904
                
09 Energiebeleid  797 896362 069   766 205347 689  – 31 691– 14 381
                
  Energiebeleid vanaf 1996             
 01Energiebesparingstechnologie159 09972 196219 49199 601 147 02766 718147 80267 070– 12 072– 5 478– 71 689– 32 531
 02Duurzame energie38 46917 45693 58742 468 61 40027 86270 36631 93122 93110 406– 23 221– 10 537
 03Energievoorzieningsonderzoek76 40034 66918 9238 587 75 47134 24776 64734 781– 929– 42257 72426 194
 04Beleidsondersteuning en overige uitgaven9 1134 1359 6094 360 6 5692 9817 6003 449– 2 544– 1 154– 2 009– 912
 05Energieonderzoek Centrum Nederland62 90628 54562 91228 548 84 63138 40483 00037 66421 7259 85820 0889 116
 06Doelfinanciering NITG-TNO29 50513 38929 50513 389 30 52713 85330 52713 8531 0224641 022464
 07CO2-reductie52 63223 88325 00011 345 34 01415 43529 72313 488– 18 618– 8 4484 7232 143
 08Deelname in aandelenkapitaal TenneT             
 12Garanties energiebeleid  5 3352 421 57025910 0904 5795702594 7552 158
                
  Doorsluisposten             
 21Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten141 23064 087141 23064 087 150 67168 372150 67168 3729 4414 2849 4414 284
 22Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.142 00064 43714200064 437 146 93666 677146 93666 6774 9362 2404 9362 240
                
  Afwikkeling energiebeleid tot 1996             
 31Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven       125  125
 32Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie  39 59117 966   10 7754 889  – 28 816– 13 076
 33Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied  10 2844 667   2 056933  – 8 228– 3 734
 35Investeringssubsidies energiebesparing  429195       – 429– 195

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

Financiële verantwoording van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) over het jaar 2000

Begrotingsstaat behorende bij de Wet van .. ...... 2000, Stb. ... . Begroting 2000, inclusief tweede suppletore begroting Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel ontvangsten

   (1)(2)(3) = (2) – (1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
   OntvangstenOntvangstenOntvangsten
   NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000
  TOTAAL3 751 3891 702 3074 757 8912 159 0371 006 502456 731
         
01 Algemeen87 57739 741104 59647 46417 0197 723
 01Diverse ontvangsten9 1284 14211 4845 2112 3561 069
 11Ontvangsten Bureau voor de Industriële Eigendom50 07722 72452 10923 6462 032922
 21Ontvangsten Centraal Planbureau2 8301 2843 3171 505487221
 31Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek23 20010 52830 54813 8627 3483 334
 41Terugontvangen bijdragen van Senter2 3421 0637 1383 2394 7962 176
         
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid191 00086 672154 63370 169– 36 367– 16 503
 02Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten115 00052 18577 41535 129– 37 585– 17 055
 04Diverse ontvangsten technologiebeleid27 00012 25226 85212 185– 148– 67
 05Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking49 00022 23550 36622 8551 366620
         
03 Industriebeleid49 78022 58977 04634 96227 26612 373
 01Ontvangsten staalindustrie16 0807 297  – 16 080– 7 297
 03Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie33 70015 29277 01034 94643 31019 653
 04Ontvangsten Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981  36163616
         
04 Ruimtelijk Economisch Beleid24 50011 11895 13943 17270 63932 055
 03Diverse ontvangsten ruimtelijk economisch beleid24 50011 11895 13943 17270 63932 055
         
05 Ondernemerschap en Marktwerking213 75096 996180 10481 728– 33 646– 15 268
 01Ontvangsten uit borgstellingsregelingen33 80015 33833 60715 250– 193– 88
 12Opbrengst van casino's171 00077 596140 03263 544– 30 968– 14 053
 13Opbrengst afgifte exploitatievergunningen speelautomaten3 5001 5884 6092 0911 109503
 15Ontvangsten Nederlands Meetinstituut2 4501 1121 750794– 700– 318
 21Diverse ontvangsten OM3 0001 36110648– 2 894– 1 313
         
07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering6 3022 86015 8087 1739 5064 314
 01Ontvangsten BEB4 0791 85112 2125 5428 1333 691
 02Ontvangsten Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst2 2231 0093 5961 6321 373623
08 Wet Investeringsrekening10 0004 5384 0491 837– 5 951– 2 700
 01Ontvangsten WIR10 0004 5384 0491 837– 5 951– 2 700
         
09 Energiebeleid3 168 4801 437 7944 126 5161 872 531958 036434 738
 01Inkomsten uit aardgas2 836 0001 286 9213 787 8141 718 835951 814431 914
 02Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.142 00064 437146 93566 6764 9352 239
 03Ontvangsten voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten141 23064 087150 67068 3719 4404 284
 04Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V.45 00020 42035 57316 142– 9 427– 4 278
 05Ontvangsten zoutwinning3 0001 3613 5001 588500227
 06Diverse ontvangsten Energie1 2505672 024918774351

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII)over het jaar 2000 (slotwet)

Staat behorende bij de Wet van .. ..... 19.., Stb. (Slotwet 2000) Begroting 2000Ministerie van Economische Zaken (XIII) Agentschap Senter

Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000
        
1Agentschap Senter      
        
 Totale baten78 15535 46588 04139 9519 8864 486
 Totale lasten75 74734 37283 51737 8987 7703 526
 Saldo van baten en lasten2 4081 0934 5242 0532 116960
        
 Totale kapitaalontvangsten3 9821 807  – 3 982– 1 807
 Totale kapitaaluitgaven5 3522 4298 5443 8773 1921 448

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

Rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2000

INHOUDSOPGAVEBlz.
   
BEGROTINGSSTATEN 
   
TOELICHTING10
   
Algemeen deel10
Het algemeen deel bestaat uit de volgende hoofdstukken: 
IInleiding10
IIKerncijfers EZ10
IIIFinancieel beheer13
IVActieplan Professioneel inkopen17
   
Artikelsgewijze toelichting19
 Uitgaven19
 Hoofdbeleidsterrein 
 01 Algemeen19
 02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid35
 03 Industrie- en Dienstenbeleid63
 04 Ruimtelijk Economisch Beleid68
 05 Ondernemerschap en Marktwerking78
 07 Buitenl. Econ. Betrekk. en Exportbevordering88
 08 Wet Investeringsrekening105
 09 Energiebeleid105
 Ontvangsten118
 Hoofdbeleidsterrein 
 01 Algemeen118
 02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid120
 03 Industrie- en dienstenbeleid122
 04 Ruimtelijk Economisch Beleid123
 05 Ondernemerschap en Marktwerking124
 07 Buitenl. Econ. Betrekk. en Exportbevordering128
 08 Wet Investeringsrekening130
 09 Energiebeleid130
 Agentschap Senter133
   
Bijlage 1Saldibalans per 31 december 2000 van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en de bij die saldibalans behorende toelichting149
Bijlage 2Administratieve lasten160

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

I Inleiding

De toelichting bij de rekening bevat per begrotingsartikel een inhoudelijke toelichting bij opmerkelijke verschillen tussen de begrotingsraming, zoals vastgesteld bij de oorspronkelijke begroting (de Wet van 24 februari 2000, Stb. 144) en de uiteindelijke realisatie. Aangezien deze verschillen (in het merendeel van de gevallen) al in de eerdere suppletore begrotingen zijn toegelicht, heeft de toelichting bij de rekening veelal een samenvattend karakter en wordt zonodig verwezen naar de toelichting bij de betrokken suppletore begroting.

II Kerncijfers EZ en verloop van de begrotingsuitvoering 2000

In de navolgende opstelling zijn kerncijfers ten aanzien van de EZ-begroting weergegeven. In de aansluitende tekstblokken is respectievelijk ingegaan op de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten. In de op de tabel aansluitende tekst is voor een meer specifieke toelichting doorverwezen naar de individuele begrotingsposten die in de artikelsgewijze toelichting zijn behandeld.

kerncijfers EZ (x NLG 1 mln)
 Stand vaststel-lingswet 2000Stand 2e suppletore begroting 2000Realisatie 2000Realisatie 1999
Uitgaven totaal3 7086 5984 1634 331
– personele uitgaven527520526506
– materiële uitgaven187212213202
– beleids- en overige uitgaven,2 9945 8663 4243 623
waarvan voor:    
• industrieel en algemeen    
• technologiebeleid1 0491 1141 1531 107
• industrie- en dienstenbeleid100326322393
• ruimtelijk economisch beleid386370372329
• ondernemerschap en marktwerking115119123106
• buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering388440459737
• WIR8095141186
• Energiebeleid7983 314766684
• overige uitgaven80888780
• afrondingsverschil– 2 + 1+ 1
     
Aangegane verplichtingen totaal4 6358 3625 5817 067
waarvan voor:    
• industrieel en algemeen Technologiebeleid1 0331 2531 2301 323
• industrie- en dienstenbeleid152244241594
• ruimtelijk economisch beleid417868864360
• ondernemerschap en marktwerking1 0631 1631 0381 021
• buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering4677006201 702
• energiebeleid7113 2967381 261
• overige verplichtingen791837850807
• afrondingsverschil+ 1+ 1 – 1
     
Stand verplichtingen ultimo  11 86611 539
waarvan voor:    
• reguliere verplichtingen  6 2905 942
waarvan:    
– binnen begrotingsverband  5 9625 566
– buiten begrotingsverband  328376
• garantieverplichtingen  5 5765 597
     
Ontvangsten totaal3 7514 7364 7584 726
– ontvangsten uit aardgas2 8363 7723 7882 774
– diverse ontvangsten EZ9159649701 952

Uitgaven

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 2000 is NLG 455 mln meer uitgegeven, waarvan NLG 430 mln voor beleidsuitgaven. De grootste verschillen betreffen:

• Industrieel en algemeen technologiebeleid (+ NLG 104 mln). Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting zijn substantieel hogere uitgaven gerealiseerd bij artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering (+ NLG 38,6 mln), artikel 02.05 Syntens (+ NLG 18,4 mln) en artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling (+ NLG 23,8 mln). In het geval van artikel 02.03 betreft het een saldo van diverse herschikkingen in de uitfinanciering van onder andere de programma's MEDEA, ITEA en BIT. De hogere uitgaven voor 02.05 vloeien voort uit een aanpassing van het bevoorschottingsregime met betrekking tot Syntens. Voor artikel 02.06 is zijn onder meer hogere uitgaven verricht naar aanleiding van de financiële problematiek bij Marin.

• Industrie- en dienstenbeleid (+ NLG 222 mln). Naar aanleiding van de afwikkeling van het KSG-dossier is bij tweede suppletore begroting het artikel 03.07 Bijdrage aan Koninklijke Schelde Groep geïntroduceerd, ten laste waarvan in 2000 een bedrag van NLG 84 mln is betaald. Voorts is op artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar in 2000 NLG 129,1 mln betaald in het kader van de uitvoering van de in 1991 gesloten overeenkomst tussen Volvo, Mitsubishi en Staat inzake NedCar. De hogere uitgaven worden overigens deels gecompenseerd door hogere ontvangsten (+ NLG 38,5 mln) op artikel 03.03 Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie.

• Buitenlandse Economische betrekkingen (+NLG 71 mln). De hogere uitgaven zijn toe te schrijven aan artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten (+ 79,5 mln) en houden overwegend verband met extra uitgaven voor de Garantiefaciliteit Opkomende Markten (GOM) naar aanleiding van een groter dan verwacht beroep op deze faciliteit.

• Inzake de afwikkeling van de Wet Investeringsrekening (artikel 08.01) is in 2000 NLG 61,5 mln meer betaald dan oorspronkelijk geraamd.

De uitgaven- en verplichtingenraming voor Energiebeleid is bij tweede suppletore begroting met NLG 2,55 miljard verhoogd in verband met de voorgenomen aankoop door de Staat van de aandelen in de landelijk netbeheerder TenneT. Zoals toegelicht bij artikel 09.08 Deelname in aandelenkapitaal TenneT N.V., vond deze transactie uiteindelijk niet in 2000 plaats.

Verplichtingen

Het bedrag aan gerealiseerde verplichtingen komt in 2000 NLG 946 mln hoger uit dan de oorspronkelijke raming. De voornaamste afwijkingen betreffen:

• Industrieel en algemeen technologiebeleid (+ NLG 197 mln). De extra verplichtingen zijn een saldo van diverse mutaties, waaronder mutaties bij artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering (NLG 51,8 mln), artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering (+ 34,3 mln), artikel 02.05 Syntens (+ 72,1 mln), artikel 02.07 Internationale ruimtevaartprogramma's (+34,4 mln) en artikel 02.12 Technologische infrastructuur (+ 45,4 mln). Een deel van de lagere verplichtingenrealisatie bij artikel 02.02 vloeit voort uit een overheveling van NLG 20 mln naar de begroting van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van infrastructurele voorzieningen. De verhoging bij artikel 02.05 is hoofdzakelijk het gevolg van het doorschuiven van oorspronkelijk voor 1999 geraamde verplichtingenruimte met betrekking tot de EZ-bijdrage aan Syntens over 2000. Omdat het overleg inzake de Syntens-begroting 2000 niet voor het einde van 1999 afgerond kon worden, was het doorschuiven van deze ruimte noodzakelijk.

• Industrie- en dienstenbeleid (+ NLG 89 mln). Betreft overwegend de afwikkeling van het KSG-dossier. Zie ook de voorgaande alinea inzake uitgaven.

• Ruimtelijk economisch beleid (+ NLG 447 mln). Per saldo is bij artikel 04.10 Investeren in stedelijke en regionale economische ontwikkeling een bedrag van NLG 212,7 mln meer verplicht dan aanvankelijk voorzien, in verband met het in 2000 vastleggen van verplichtingen die voortvloeien uit de in 1999 met de G30 (de 30 grootste gemeenten) afgesloten convenanten. Daarnaast is bij artikel 04.09 Regioprogramma's NLG 172,0 mln gerealiseerd naar aanleiding van het vastleggen van verplichtingen ten behoeve van de aanleg van infrastructuur en het bedrijventerrein Born. Ook deze verplichtingen waren aanvankelijk geraamd voor 1999, maar zijn doorgeschoven naar 2000.

• Buitenlandse Economische betrekkingen (+NLG 153 mln). De hogere verplichtingen hangen met name samen met het beroep op de exportkredietverzekeringen GOM en SENO (artikel 07.03).

De verhoging van de uitgaven- en verplichtingenraming voor Energiebeleid in de tweede suppletore begroting is toegelicht in de voorgaande alinea met betrekking tot de uitgaven.

Ontvangsten

In 2000 is NLG 1007 mln meer ontvangen dan voorzien in de oorspronkelijke begroting. Deze meevaller concentreert zich bij de aardgasbaten (+ NLG 952 mln).

III Financieel beheer

Inleiding

Aansluitend wordt ingegaan op een aantal ontwikkelingen rond het financieel beheer binnen EZ, waaronder de voorbereiding van de begroting volgens de lijn van de notitie «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording» en de verbetering van de informatievoorziening in begrotingen en financiële verantwoordingen (reactie op vragen Commissie van Zijl).

Planning & Control binnen EZ

Sturing en beheersing van het Ministerie zijn op verschillende organisatorische niveaus een voortdurend onderwerp van aanpassing en verbetering. Het planning & control instrumentarium volgt en ondersteunt deze dynamiek. Ook in 2000 is een aantal belangrijke ontwikkelingen afgerond, voortgezet of opgestart.

De EVD is per 1 januari 2001 omgevormd tot agentschap. Outputsturing, transparante processen en inzicht in de kostprijzen per product zijn belangrijke elementen in het streven naar grotere doelmatigheid. Dit proces en de daarmee samenhangende verbetering van het financieel beheer, heeft in 2000 een flinke inspanning gevergd. Een zelfde traject is voor Bureau I.E. in voorbereiding. In 2000 is daarvoor al veel voorbereidend werk verricht zodat een officieel verzoek met vertrouwen kan worden ingediend.

Bij het CBS stond 2000 in het teken van de «kanteling» van de organisatie, die plaatsvond in het kader van de reorganisatie van het CBS. Daarmee samenhangend zijn ook de ondersteunende (financiële) informatiesystemen van het CBS aangepast. Deze dragen bij aan grotere transparantie van processen en beter inzicht in de kosten van de door het CBS geleverde diensten.

Ter verbetering van de aansturing van het departement is in 2000 voor het eerst een EZ-werkplan tot stand gebracht. Dit werkplan, waarin de belangrijkste prioriteiten van EZ voor 2001 zijn opgenomen, geldt als richtinggevend voor de beleidsmatige activiteiten van EZ en voor de uitwerking daarvan in werkplannen per onderdeel van het Ministerie. De al geruime tijd functionerende interne werkplancyclus heeft daarmee een steviger verankering in de organisatie gekregen.

Vermeldenswaard is tenslotte dat het agentschap Senter voor het tweede achtereenvolgende jaar de F.G. Kordes-Trofee heeft ontvangen; de prijs voor het beste jaarverslag.

Geautomatiseerde ondersteuning van financieel beheer

In 2000 is een Strategienota rond het departementale ERP-pakket uitgebracht. Op basis hiervan zullen in de komende jaren diverse projecten worden uitgevoerd die er voor moeten zorgen dat het ERP-pakket zo optimaal mogelijk wordt ingezet bij de ondersteuning van de bedrijfsvoering. Als eerste stap in deze richting is in 2000 overgegaan naar een nieuwe versie van het pakket. Ook is onderzocht welke veranderingen van de inregeling van het pakket moeten plaatsvinden om tot een betere integratie te komen van de bestaande financiële-, personele- en inkoopdelen van het systeem. Naast de voornoemde activiteiten is het door het ministerie van Financiën gecoördineerde kernmodel financiële informatie-voorziening (KFI) uitgetest op het ERP-pakket. Uitkomsten hiervan vormen mede een basis voor een nieuwe inregeling van het systeem bij het Ministerie van Economische Zaken.

Toezichtsfunctie

Omdat het toezicht op rechtmatigheid sinds enige tijd een bevredigend beeld vertoont en het financieel beheer binnen EZ in algemene zin op orde is, vindt – voor een geselecteerd aantal dossiers en binnen een aantal specifieke voorwaarden – een verschuiving plaats van het ex ante-toezicht door FEZ naar een ex ante-toezicht door financiële stafbureau's van beleidsonderdelen. In voorkomende gevallen vervangt FEZ haar ex ante-toezicht door ex post-toezicht, hetgeen onder meer leidt tot kortere doorlooptijden van financiële dossiers. Deze accentverschuiving in het toezichtsveld wordt gefaseerd uitgevoerd. Per 1 maart 1999 is deze verschuiving doorgevoerd voor een eerste groep van dossiers. Begin 2000 is een dergelijke verschuiving voor een tweede groep van dossiers doorgevoerd.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het geheel van de door EZ getroffen maatregelen biedt een voldoende waarborg voor een doeltreffende bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O). Zie hiervoor onder meer de diverse rapportages aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 22 150, nrs. 5 en 11).

Een belangrijk aspect bij M&O is de juistheid van de door derden aangeleverde gegevens. Deze gegevens worden bij het beleidsinstrumentarium van EZ gewaarborgd door controle (gecertificeerde jaarrekeningen van de aanvragers en accountsverklaringen bij eindafrekeningen). Op deze wijze wordt de kans op M&O zoveel mogelijk beperkt. De actualisatie van de M&O-gevoeligheid van het beleidsinstrumentarium is een vast onderdeel van het financieel beheer door EZ. Het instrumentarium wordt in beginsel jaarlijks doorgelicht op de M&O-gevoeligheid van het aspect «derdengegevens». Bij de achtereenvolgende actualisaties is telkens geconcludeerd dat de getroffen maatregelen een voldoende waarborg vormen voor een doeltreffende bestrijding van M&O.

Rijksbreed geldt dat zowel de uitvoering van de uitkerings- en wachtgeldregelingen als de BTZR (Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Rijkspersoneel) bijzondere aandacht vragen ter voorkoming van M&O. Bij de uitvoering in 2000 zijn – voor wat betreft de uitgaven die ten laste komen van de EZ-begroting en voorzover op dit moment bij EZ bekend – geen afwijkingen van materieel belang waargenomen.

Administratieve Organisatie

Gezien de diverse ontwikkelingen op het terrein van het financieel beheer, zoals daar zijn nieuwe regelgeving, organisatorische veranderingen, integraal management, verbetering van de inkoopfunctie, VBTB etc., vinden aanpassingen plaats van de Administratieve Organisatie (AO) en de daarbij behorende Interne Controle (IC). Verder zijn bestaande beschrijvingen geactualiseerd en is onderhoud gepleegd. Via het Audit-Committee en de AO-Coördinatieteams zijn de taken van de departementale AO-Onderhoudsorganisatie bewaakt en zijn kaders aangereikt voor het opstellen van AO-procedures.

Het afgelopen jaar zijn er onder andere AO-kaders opgesteld voor de decentrale personeelsprocessen en voor de Europese aanbestedingen. Ook zijn in het kader van de interne dienstverlening diverse andere AO-activiteiten uitgevoerd, waaronder de invoering van een volmachtenregister.

Verbetering van de informatievoorziening in begrotingen en financiële verantwoordingen

• De kabinetsnotitie «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording» (=VBTB) zet de lijnen uit voor een meer beleidsmatig georiënteerde begroting met ingang van 2002. Binnen EZ functioneert sinds 1998 een projectorganisatie met de opdracht de implementatie van VBTB voor te bereiden. Deze projectorganisatie heeft onder andere de in mei 2000 uitgebrachte voorbeeldbegroting voor EZ voorbereid. Na de totstandkoming van de voorbeeldbegroting zijn diverse verbeterpunten geïnventariseerd. Daarbij werden ook de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de voorbeeldbegroting van EZ betrokken. Deze verbeterpunten worden meegenomen bij de uitwerking van de (VBTB) begroting 2002.

Ook is in 2000 de aanpassing van de begrotingsadministratie voorbereid. Uitgangpunt daarbij is dat de begrotingsvoorbereidingsmodule van de administratie vanaf maart 2001 de begrotingsramingen volgens de artikelindeling van de VBTB-begroting kan genereren en dat de benodigde conversie van de begrotingsuitvoeringsmodule plaatsvindt begin 2002.

Voorts is in 2000, op basis van een intern onderzoek naar beleidsinformatiesystemen, vastgesteld dat de concrete uitwerking van geautomatiseerde systemen met betrekking tot beleidsinformatie pas doelmatig is, wanneer een precieze definiëring heeft plaatsgevonden van de te monitoren gegevens (prestatie-indicatoren). Dit punt wordt in 2001 uitgewerkt.

Tot slot kan vastgesteld worden dat VBTB eind 2000, met de aanvang van de begrotingsvoorbereiding 2002, de «projectfase» heeft verlaten. In 2001 vindt immers de productie plaats van de eerste VBTB-begroting en zullen ook de met VBTB samenhangende werkwijzen en informatiesystemen in praktijk vorm moeten krijgen.

• De Tweede Kamer heeft in 1999 vier onderwerpen geselecteerd die in de financiële verantwoording van EZ over 1999 specifiek belicht zouden moeten worden (werkgroep Financiële verantwoordingen, Kamerstukken II 1998/99, 26 347, nr. 1–2). In de financiële verantwoording over 1998 (zie paragraaf «financieel beheer») is uitvoerig ingegaan op de elementen die per onderwerp aan de orde zouden moeten komen. Daarbij is aangegeven dat de door de werkgroep gevraagde verbijzonderingen met betrekking tot het onderwerp «instrumenten in het kader van het grote stedenbeleid» niet beschikbaar zijn. Nadien heeft de werkgroep Financiële Verantwoordingen van de Tweede Kamer te kennen gegeven dat over dit onderwerp niet in de financiële verantwoording van EZ over 2000 gerapporteerd hoeft te worden (Kamerstukken II 1999/00, 16 953, nr. 1).

Aansluitend zijn de onderwerpen genoemd met een verwijzing naar de artikelsgewijze toelichting, alwaar de onderwerpen behandeld zijn.

– Instrumentarium en tijdpad om te komen tot een vermindering van de administratieve lasten (artikel 05.21 en bijlage 2);

– Doelmatigheid exportinstrumentarium (artikel 07.03);

– ICT-beleid (artikel 02.02).

Opmerkingen van de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het rechtmatigheidsonderzoek over 1999

De Algemene Rekenkamer (AR) constateerde over 1999 een aantal tekortkomingen op het gebied van het financieel beheer bij Economische Zaken. Op elk van deze punten wordt aansluitend ingegaan.

• IJkpunt Automatisering. Het verbeterplan dat afgelopen jaar is opgesteld naar aanleiding van het bezwaaronderzoek van de Rekenkamer, is op een aantal cruciale punten uitgevoerd. Bij sommige punten is geconcludeerd dat het strikt opvolgen van aanbevelingen van de Rekenkamer voorbij zou gaan aan de mogelijkheden van de standaard software die in gebruik is. Dit is gerapporteerd aan de Rekenkamer.

In 2000 hebben organisatorische wijzigingen plaats gevonden. Ook is een overgang naar een nieuwe versie van de standaard software gemaakt. Beide operaties hebben er toe geleid dat vooral de verbeterpunten rond het beschrijven van procedures vertraging hebben opgelopen. Deze zijn naar 2001 doorgeschoven. Ook dit is met de Rekenkamer besproken en gezien de situatie en de reeds ondernomen acties kan zij dit billijken.

• Toezicht op besteding EFRO-gelden door provincies. De AR constateerde dat provinciale programma-managers hun rapportages rechtstreeks aan de Europese Commissie stuurden. Tevens oordeelde de AR dat EZ niet altijd adequaat reageerde op brieven en controlerapporten van de Europese Commissie.

Naar aanleiding hiervan heeft de AR aanbevolen om het toezicht op het beheer en de controle van structuurfondsgelden te verbeteren en te zorgen voor een goede coördinatie van de informatiestroom naar Brussel.

In 2000 zijn door EZ met de betrokken provinciale besturen afspraken gemaakt om te komen tot een stroomlijning van de aan Brussel uit te brengen rapportages. Als uitvloeisel van deze afspraken ontvangt EZ een afschrift van rapportages, zodat EZ op de hoogte is van de informatievoorziening aan de Europese Commissie. Binnen EZ zijn maatregelen in voorbereiding die moeten bijdragen tot een betere interpretatie van deze regelgeving.

• IJkpunt Transactie-uitgaven en ontvangsten. Bij dit ijkpunt stelde de AR dat de Europese aanbestedingsregels niet altijd door de diverse dienstonderdelen zijn nageleefd. Om de naleving te verbeteren heeft EZ in 1999 een plan van aanpak inzake Europees aanbesteden opgesteld. In de loop van 1999 en in 2000 zijn de voorgenomen activiteiten in uitvoering genomen. In de departementale procedures is onder andere de verplichte inschakeling van WJZ bij het niet Europees aanbesteden van inkopen boven het drempelbedrag verplicht gesteld.

Naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het CBS, is in 2000 een plan van aanpak «verbetering financieel beheer» opgesteld. Naast een inventarisatie van de aan te brengen verbeteringen,zijn hierin tevens de daarbij te stellen prioriteiten opgenomen. Ondanks de ingrijpende organisatorische wijzigingen die het CBS in 2000 heeft ondergaan, is een groot deel van de verbeterpunten opgepakt. De verbetering van enkele andere door de Rekenkamer geïnventariseerde tekortkomingen was reeds eerder gang gezet en is in 2000 afgerond. Het wegwerken van de verbeterpunten heeft bij het CBS hoge prioriteit en wordt door de departementale accountantsdienst en de directie FEZ strikt gemonitord.

Ten aanzien van de EVD constateerde de AR dat het financieel beheer in 1999 wederom een belangrijk aantal tekortkomingen kende. Door deze kritiek en vervolgens het Algemeen Overleg in mei, is de noodzaak voor verbetering pregnanter naar voren gekomen en hoog op de agenda van het EVD-management gezet. Het bestaande plan van aanpak financieel beheer werd verder aangescherpt en in uitvoering genomen. Met behulp van externe inhuur is in een relatief korte periode een grote stap voorwaarts gezet. Teneinde dit geen tijdelijke impuls te laten zijn is de financiële functie ook structureel versterkt. Zo is er sinds enige maanden een decentrale controller aangesteld binnen de divisie Voorlichting en Promotie en is in september een AO/IC-medewerker in dienst getreden. Naast andere organisatorische wijzigingen is de EVD hierdoor in staat het financieel beheer op een structureel hoger niveau te tillen. Genoemde stand van zaken financieel beheer is in de brief van 23 oktober 2000 (Kamerstukken II 2000–2001, 27 058, nr.3) aan de Kamer meegedeeld.

IV Actieplan Professioneel Inkopen

Eind september 2000 startte binnen EZ het project «Professioneel Inkopen en Aanbesteden in EZ» (PIA EZ). Met dit project zal EZ invulling geven aan het rijksbrede actieplan Professioneel Inkopen en Aanbesteden (PIA). In dit actieplan en in PIA EZ komen 3 sporen samen: Europees, innovatief en elektronisch aanbesteden. Doel van het project is te bereiken dat EZ aantoonbaar voldoet aan de Europese aanbestedingsrichtlijnen, dat het inkopen waar mogelijk samenwerkend en gecoördineerd verloopt, met gebruikmaking en versterking van aanwezige expertise en met gebruikmaking van eigentijdse middelen.

Het projectplan PIA EZ kent drie fasen:

• Inventarisatie en analyse van het huidige inkopen en aanbesteden in EZ;

• Opstellen van een actieplan met daarin de op professionalisering gerichte maatregelen;

• Uitvoeren van het actieplan.

Eind 2000 is de eerste fase van PIA EZ afgerond, de inventarisatie en analyse van de huidige inkoop- en aanbestedingspraktijk binnen EZ. Belangrijkste conclusies zijn dat meer coördinatie en samenwerking binnen het Ministerie efficiency voordelen kan opleveren. De aanbevelingen uit de eerste fase zijn input voor de volgende stappen in het project. Voor fase twee is een projectplan in voorbereiding.

Op interdepartementaal niveau is in 2000 de meeste tijd gaan zitten in het interdepartementaal vaststellen van de projectorganisatie van PIA. Inmiddels is een interdepartementale klankbordgroep gevormd en is het projectbureau ingesteld. Verder is de inventarisatie van de inkoopfunctie door de diverse departementen gestart. Pas in 2001 zullen de projecten goed op gang komen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

UITGAVEN

01.00 ALGEMEEN

Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000701 860703 270
Realisatie 2000754 808731 376
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 52 948+ 28 106

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven verantwoord van het kernministerie en de diensten. De belangrijkste verschillen ten opzichte van de vastgestelde begroting betreffen:

• verwerking van de structurele overgang van de ECD naar het Ministerie van Financiën (– NLG 37,7 mln);

• versnelling van uitgaven voor flankerend beleid in verband met de reorganisatie bij het CBS, tevens hogere realisatie door onder andere inhuur van automatiseringskennis (NLG 24,5 mln);

• aan de EZ-begroting toegevoegde middelen voor de verwerving van een participatie in TenneT en de verkoop van UCN, tevens hogere realisatie TenneT (NLG 14,6 mln);

• aan dit artikel toegevoegde middelen uit hoofde van loon- en prijsbijstelling (NLG 14,0 mln);

• vrijgemaakte middelen voor de implementatie van de interne ICT-strategie en professionalisering van inter- en intranet (NLG 11,8 mln);

• vrijgemaakte middelen voor de uitvoering van het projectplan «herhuisvesting» en voor «materieel kernministerie», tevens per saldo hogere realisatie op beide posten (NLG 8,3 mln);

• vrijgemaakte middelen en hogere realisatie in verband met werkzaamheden voor de Elektriciteitswet en de Gaswet (NLG 4,3 mln);

• binnen de EZ-begroting vrijgemaakte respectievelijk aan de EZ-begroting toegevoegde middelen voor de voorlichtingsprojecten «Economie van de 21e eeuw» en de ICT-campagne «Nederland gaat Digitaal», tevens lagere realisatie op het voorlichtingsbudget door vertraging in diverse projecten (NLG 2,1 mln);

• diverse beleidsmatig niet relevante mutaties en hogere realisatie (NLG 11,0 mln);

• het verschil tussen verplichtingen en uitgaven wordt verklaard door bij eerder aangebrachte mutaties te anticiperen op een over de jaren gespreid uitgavenritme.

In de aansluitende toelichting onder tabel 2 wordt ingegaan op de realisaties van de afzonderlijke dienstonderdelen. Waar relevant wordt ingegaan op specifieke verschillen tussen de vastgestelde begroting 2000 en de realisatie.

Tabel 1: Opbouw van de personele raming voor geheel EZ
(Bedragen x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
Gemiddelde begrotingssterkte in fte's4 462,73 986,3– 476,4
Gemiddelde prijs per fte103,017111,2538,236

Toelichting

De stijging van de gemiddelde prijs per fte met 8% wordt voornamelijk verklaard door:

• De overgang van de ECD naar de FIOD per 1 september 1999 (– 275,1 fte). De gemiddelde loonkosten van het Ministerie zijn daardoor gestegen;

• De stijging van de salarissen als gevolg van de CAO en de incidentele loonontwikkeling.

Tabel 2: Verdeling van budgetten personeel en materieel
Kernministerie en buiten-budget personeel2budget materieel2totaal apparaatsuitgaven
diensten (bedragen x NLG 1 mln)begrotingrealisatiebegrotingrealisatieramingrealisatie
Algemene leiding12,32,51,11,43,43,9
Beleidsontwikkeling en uitvoering:      
– Industrie en diensten29,631,013,717,643,448,5
– Economische structuur27,029,211,415,938,345,2
– Energie15,615,66,78,622,324,2
– Buitenlandse economische betrekkingen (incl. herijking)18,318,57,710,726,029,1
Ondersteuning:      
– Algemene economische politiek4,94,51,92,36,86,8
– Voorlichting5,06,63,912,08,918,6
– Interne zaken12,213,37,311,119,624,3
– Financieel economische zaken5,95,92,42,58,38,4
– Financiering en deelnemingen3,33,61,31,84,65,4
– Accountantsdienst34,04,11,22,95,17,0
– Personeel, organisatie en informatie12,714,25,57,418,221,6
– Juridische zaken4,64,22,22,96,97,1
Buitendiensten:      
– ECD28,39,237,5
– CPB19,721,15,65,825,426,8
– Bureau I.E.16,817,011,411,228,228,2
– SodM6,15,91,81,77,97,6
– CBS239,6258,471,683,5311,2342,0
– EVD12,415,96,75,619,021,5
– NMa (incl. DTe)15,718,58,112,723,831,2
Overig:      
– Overige personeelsuitgaven432,027,932,027,9  
– Onverdeelde personeelsuitgaven1,4  1,4 
– Overige materiële uitgaven4  3,619,43,619,4
Totaal517,4517,7184,5237,1701,9754,8

1 Inclusief Minister en Staatssecretaris.

2 De artikelsubs Materieel Kernministerie, Automatisering en Voorlichting zijn over de budgetten van de dienstonderdelen verdeeld.

3 Exclusief externe accountants.

4 Betreft de budgetten die niet specifiek toehoren aan een dienstonderdeel.

Toelichting

De tabel bevat een verdeling van de apparaatsuitgaven naar de verschillende onderdelen van het Ministerie. De verschillen worden voor het grootste deel verklaard door de hierboven onder «toelichting realisatie 2000» opgenomen toelichting. In aanvulling daarop wordt de overschrijding op het materiële budget van voorlichting met name verklaard door: vrijgemaakte middelen voor de uitvoering van het projectplan «Economie van de 21 eeuw» en de ICT-campagne (NLG 5,7 mln), een lagere realisatie op het voorlichtingsbudget (– NLG 3,6 mln), aan de EZ-begroting toegevoegde middelen voor inter- en intranet (NLG 1,8 mln), stijging van het budget materieel kernministerie (toerekening aan voorlichting: NLG 0,7 mln) en een saldo van diverse beleidsmatig minder relevante mutaties (3,5 mln).

Automatisering kerndepartement (01.01–100)
(bedragen verpl. x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
1. Exploitatie9 56813 6034 035
2. Nieuwe ontwikkelingen5 22013 4488 228
3. Exploitatie (als %)65%50%– 15%
4. Nieuwe ontwikkelingen (als %)35%50%15%

Toelichting

De toename van het percentage «nieuwe ontwikkelingen» wordt verklaard door de implementatie van de ICT-nota en andere nieuwe activiteiten. Het gaat hierbij onder andere om: DOC-IT (geautomatiseerde archivering), verdere ontwikkeling van het EZ-Web en het bedrijfsvoeringssysteem van EZ en de ontwikkeling van nieuwe media (bij de directie Voorlichting). Ook de relatieve daling van het percentage «exploitatie» is hierop terug te voeren.

Huisvesting

Met ingang van 1999 heeft elk ministerie in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting een budget voor huisvesting gekregen. Onderstaand is een kengetal opgenomen waarin de huur en overige huisvestingsuitgaven per fte zijn opgenomen. Het kengetal betreft het gehele ministerie (exclusief het agentschap Senter.

huisvestingskengetalrealisatie 1999begroting 2000realisatie 2000
huisvestingsuitgaven per fte in NLG13 16313 22313 254

Euro

Door de interne projectgroep Invoering Euro zijn in 2000 drie voortgangsrapportages uitgebracht aan de (ambtelijke) leiding van het Ministerie van Economische Zaken. Bij de eerste rapportage, met als peildatum 1 september 1999 (verlaat uitgebracht in januari 2000 om de resultaten van de eerste audit op het project mee te kunnen nemen) is een actieplan gevoegd om uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de auditors. In dit actieplan zijn maatregelen opgenomen om de projectorganisatie aan te passen en de aansturing van het project te verbeteren. In de tweede rapportage kon worden gemeld dat de uitvoering van deze (organisatorische) maatregelen in volle gang was. Met betrekking tot de (inhoudelijke) projectactiviteiten kon, mede door de voorrang die de millenniumproblematiek had genoten, slechts een beperkte vordering gerapporteerd worden.

In november is de derde voortgangsrapportage met als peildatum 1 september 2000 uitgebracht. Geconstateerd moest worden dat met name op het terrein van automatisering nog onvoldoende vooruitgang geboekt was, vooral bij het CBS waar de werkzaamheden onder druk hadden gestaan van de reorganisatie. Het europroject heeft daarom prioriteit gekregen om de achterstand in de uitvoering van de geplande activiteiten nu snel in te lopen.

Toelichting diensten EZ

Algemeen

Voor een nadere toelichting op de activiteiten van het Bureau I.E., het CBS, de ECD, het SodM, de NMa en de EVD wordt verwezen naar de laatst verschenen jaarverslagen van deze diensten.

Bureau voor de Industriële Eigendom

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
Materiële uitgaven11 36111 249– 112
Personeelsuitgaven16 80816 984176
Personele omvang (fte's)164,6147,4*– 17,2

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2000

De geringe verschillen op de personele en materiële begroting worden veroorzaakt door enkele beleidsmatig minder relevante meeen tegenvallers.

Kengetallen BIE
(bedragen x NLG1000)begrotingrealisatieverschilbegroting kn/prod.realisatie kn/prod.verschil
1. Onderzoeken stand der techniek2 2002 163– 373,2342,826– 0,408
2. Verleende octrooien en certificaten16 12014 149– 1 9710,5550,6420,087
3. Wettelijke adviezen2013– 718,70021,1542,454 
4. Registreren en beheren octrooirechten129 000126 835– 2 1650,0140,0140,0
5. Instandhouding bibliotheek en collectien.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.
6. Leveren van octrooidocumenten (afdrukken)1 400 0001 000 000– 400 0000,020,00,01
Leveren van octrooidocumenten (publicaties)3 2793 221– 580,5270,506– 0,021
7. Verspreiden van kennis van octrooisystemen (inzet capaciteit in uren)13 00012 782– 2180,3660,3680,002

Toelichting

De lagere gemiddelde kosten van onderzoeken naar de stand der techniek worden veroorzaakt door een combinatie van lagere tarieven en hogere restituties van het Europees Octrooi Bureau (EOB). De hogere gemiddelde kosten van wettelijke adviezen zijn het gevolg van een lager maar bewerkelijker aantal adviezen.

Centraal Bureau voor de Statistiek

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven71 64783 53011 883
personeelsuitgaven239 584258 43418 850
personele omvang (fte's)2 2502 213,9*– 36,1

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2000

De overschrijding bij de apparaatsuitgaven van het CBS wordt deels verklaard door toevoeging van loonbijstelling (NLG 6,4 mln) en het vervroegen van uitgaven in verband met de reorganisatie (NLG 11,8 mln). Ook is sprake van hogere inhuur van automatiseringskennis (NLG 4,6 mln). Het restant is een saldo van kleinere mee- en tegenvallers (NLG 7,9 mln).

Kengetallen CBS
(bedragen x NLG1000)*begrotingrealisatieverschil
1 mensen en hun activiteiten   
– apparaatsuitgaven40 49445 1884 694
– aantal fte's339327– 12
2 bedrijfsleven   
– apparaatsuitgaven40 84058 73117 891
– aantal fte's34242583
3 kwartaire sector   
– apparaatsuitgaven14 51716 1681 651
– aantal fte's121117– 4
4 economie   
– apparaatsuitgaven33 76034 9621 202
– aantal fte's282253– 29
5 milieu   
– apparaatsuitgaven5 5516 9101 359
– aantal fte's46504
6 regionale statistieken   
– apparaatsuitgaven2 4343 317883
– aantal fte's20244
7 algemeen   
– apparaatsuitgaven35 98334 825– 1 159
– aantal fte's301252– 49
8 niet statistische onderwerpen   
– apparaatsuitgaven114 452111 317– 3 135
– aantal fte's798766– 32
9 Totaal   
– apparaatsuitgaven**288 031311 41823 386
– aantal fte's2 2502 214–36

* betreft saldo van uitgaven en ontvangsten per statistisch thema

** inclusief uitgaven en ontvangsten voor het CBS die op de centrale budgetten geboekt worden

Toelichting

De uitgaven voor de reorganisatie zijn verwerkt onder het thema niet statistische onderwerpen (8). De beoogde efficiencyverbetering op het thema bedrijfsleven (2) is als gevolg van de kanteling van de organisatie per medio 2000 later gerealiseerd dan verwacht. Er hebben zich wel efficiency verbeteringen voorgedaan bij de thema's algemeen (7) en niet statistische onderwerpen (8). Het verschil bij het thema economie (4) is veroorzaakt door de efficiencyslag bij de statistiek voor de buitenlandse handel, waardoor er minder fte's benodigd waren.

Centraal Planbureau

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven5 6475 750103
personeelsuitgaven19 74021 0621 322
personele omvang (fte's, excl. personeel gefinancierd uit werken in opdracht)138,6144,9*6,3

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2000

De overschrijding bij de personeelsuitgaven is te verklaren door bij toevoeging van middelen voor loonbijstelling (NLG 0,4 mln), enkele kleinere mutaties (NLG 0,3 mln) en de inhuur van een aantal medewerkers voor tijdelijke werkzaamheden (NLG 0,7 mln).

Kengetallen CPB
(bedragen x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
1 aantal Centraal Economisch Plan110
– apparaatskosten1 2751 674399
– aantal fte's8,09,61,6
2 aantal Macro-Economische Verkenning110
– apparaatskosten797941147
– aantal fte's5,05,40,4
3 aantal CPB report440
– apparaatskosten31941899
– aantal fte's2,02,40,4
4 aantal onderzoeksprojecten3510– 25
(waarvan resulterend in onderzoeksmemo)9  
– apparaatskosten7 7298 141412
– aantal fte's48,546,7– 1,8
5 aantal aanvullende projecten12131
– apparaatskosten3 3002 964– 336
– aantal fte's17,017,00
6 aantal externe notities (advisering)5039– 11
– apparaatskosten9551 02974
– aantal fte's6,05,9– 0,1
7 ondersteuning en overig niet toegelichte activiteiten:   
• aantal werkdocumenten9167
• aantal interne notities120330210
• aantal bijzondere publicaties 374
– apparaatskosten11 01211 645633
– aantal fte's69,166,8– 2,3
8 totaal   
– apparaatskosten25 38726 8121 425
– aantal fte's *155,6153,8– 1,8

* exclusief tijdelijk personeel, maar inclusief personeel gefinancierd uit werken in opdracht.

Toelichting

De overschrijding op de apparaatsuitgaven komt ook tot uitdrukking bij de toerekening van de kosten per product, die in nagenoeg alle gevallen hoger is dan de raming.

Economische Controledienst

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven9 1720– 9 172
personeelsuitgaven28 2840– 28 284
personele omvang (fte's)275,10– 275,1

Bij het Ministerie van Economische Zaken zijn geen uitgaven voor de ECD gerealiseerd in 2000. De ECD is per 1 september 1999 overgegaan naar het Ministerie van Financiën. Bij de eerste suppletore begroting zijn de middelen van de ECD overgeheveld.

Staatstoezicht op de Mijnen

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
Materiële uitgaven1 8141 731– 83
Personeelsuitgaven6 1285 898– 230
Personele omvang (fte's)47,642,4*5,2

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting

Het verschil tussen begroting en realisatie op personele uitgaven wordt veroorzaakt door een aantal openstaande vacatures.

Kengetallen SodM
(bedragen x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
1 aantal zorgsysteem documenten151– 15
– uitgaven per prestatie3,867– 3,867
2 aantal bedrijfsinterne audits1510– 5
– uitgaven per prestatie11,53335,72124,188
3 aantal audits (intern)660
– uitgaven per prestatie38,50022,790– 15,710
4 aantal VGD *150113– 37
– uitgaven per prestatie1,5407,1385,598
5 aantal BMP's**1510– 5
– uitgaven per prestatie7,6674,207– 3,460
6 aantal projectmatige inspecties106– 4
– uitgaven per prestatie69,200110,05940,859
7 aantal overige inspecties500448– 52
– uitgaven per prestatie0,7762,0841,308
8 aantal ong./voorvalsrapporteren12056– 64
– uitgaven per prestatie0,6751,9231,248
9 aantal eigen onderzoeken ong./voorval.85– 3
– uitgaven per prestatie20,25067,23546,985
10 aantal onderz.klachten2011– 9
– uitgaven per prestatie3,4505,7952,345
11 aantal monitoring putactiviteiten250116– 134
– uitgaven per prestatie0,6041,1570,553
12 aantal opsporing102– 8
– uitgaven per prestatie18,40031,55613,156
13 aantal beschikkingen150122– 28
– uitgaven per prestatie1,0930,779– 0,314
14 aantal adviezen t.b.v. beschikkingen6541– 24
– uitgaven per prestatie1,8926,7014,809
15 niet toegelicht begrotingsbedrag5 1203 618– 1 502
16 formatieomvang47,646,0– 1,6
17 aantal fte (gemiddelde bezetting)43,042,4– 0,6
18 uitgaven per fte0,1670,1800,013

1 in 2000 is besloten de zorgsysteemdocumenten onderdeel te laten zijn van de bedrijfsinterne audits. Deze documenten worden derhalve niet meer afzonderlijk geregistreerd.

* Veiligheids- en gezondheidsdocumenten

** Bedrijfsmilieuplannen

Toelichting:

SodM is in 2000 gereorganiseerd, dit heeft geresulteerd in een andere werkwijze en heeft invloed gehad op de realisatie van de voorgenomen activiteiten. Daarnaast zijn meer uitgaven toegerekend aan de activiteiten, wat in het algemeen leidt tot hogere uitgaven per prestatie en een lager «niet toegelicht begrotingsbedrag». Ongevallen/voorvalsrapporten (8), onderzoek n.a.v. klachten (10), opsporing (12) en beschikkingen (13) worden ingediend bij SodM, deze zijn derhalve moeilijk te ramen. De uitgaven per prestatie bij eigen onderzoeken (9) zijn hoger dan geraamd, omdat veel tijd is besteed aan de evaluatie van het rapport van de Raad voor de Transportveiligheid over een helikoptercrash in december 1997. De hogere realisatie per veiligheids- en gezondheidsdocument (4) wordt veroorzaakt door een extra inspanning van de dienst om de acceptatie-criteria en de prestatienormen toe te lichten aan de mijnondernemingen.

EVD

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven6 6915 616– 1 075
personeelsuitgaven12 35215 8623 510
personele omvang (fte's)129,1124,3*– 4,8

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2000

De overschrijding op de personeelsuitgaven wordt voornamelijk veroorzaakt door bij eerdere suppletore begrotingen aangebrachte mutaties in verband met extra middelen voor de uitvoering van projectmatige werkzaamheden (NLG 2,5 mln), uitbreiding van de formatie (NLG 0,4 mln) en loonbijstelling (NLG 0,5 mln). De lagere materiële uitgaven worden met name veroorzaakt door een vertraging in de geplande aanschaf van een telefooncentrale (NLG 0,4 mln). Het resterende verschil is een saldo van diverse kleinere meevallers (NLG 0,6 mln). Voor een toelichting op de activiteiten van de EVD in 2000 wordt verwezen naar artikel 07.04 (Economische voorlichting en exportbevordering).

Nederlandse mededingingsautoriteit

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven6 7636 964201
personeelsuitgaven13 74015 2121 472
personele omvang (fte's)120,185,6*– 34,5

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2000

Het verschil tussen begroting en realisatie op de personeelsuitgaven wordt voornamelijk veroorzaakt door bij eerdere suppletore begrotingen verwerkte loonbijstelling (NLG 0,3 mln) en extra werkzaamheden in het kader van de Mededingingswet (NLG 0,7 mln). Het restant van de overschrijding (NLG 0,5 mln) wordt verklaard door benodigde inhuur van expertise en tijdelijk personeel.

De overschrijding op het materiële budget wordt voornamelijk veroorzaakt door een overheveling naar 01.01–720 (materieel Dte) voor te verrichten onderzoeken voor de Elektriciteitswet en de Gaswet (– NLG 1,5 mln) en door niet geraamde uitgaven voor onderzoeken voor de Mededingingswet (NLG 0,7 mln). Het resterende verschil is een saldo van diverse kleinere tegenvallers (NLG 1,0 mln).

Kengetallen NMa
Aantallenbegrotingrealisatie1verschil
1a (reguliere) ontheffingsverzoeken kartelverbod15025– 125
1b ontheffingsverzoeken kartelverbod in het kader van de overgangsregelingn.v.t.n.v.t. n.v.t.
2 (ex officio) onderzoeken naar kartels8102
3 ingediende klachten25072– 178
4 gemelde concentratievoornemens15019747
5 vergunningsaanvragen ten behoeve van een concentratie52– 3
6 sanctiebeschikkingen304– 26
7 bezwaarzaken5901732– 417
8 beroepszaken175422– 133
9 aanvragen tot lasten onder dwangsom109– 1
10 ondersteunen en adviseren EU203– 17

1 ontvangen in het verslagjaar

2 incl. zaken aangaande de Electriciteitswet

Toelichting

Door het ontbreken van ervaringscijfers ten tijde van het opstellen van de begroting, wijken realisatiecijfers op een groot aantal onderdelen sterk af van toen opgestelde ramingen. Daarbij geldt bovendien dat, met uitzondering van de eigen onderzoeken (2), NMa afhankelijk is van indieningen/verzoeken. NMa heeft hierop geen tot zeer weinig invloed.

Dienst uitvoering en toezicht Energie

Apparaatskosten
(bedragen verpl. x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven1 3755 7594 384
personeelsuitgaven1 9253 2471 322
personele omvang (fte's)1512,6*– 2,4

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 2000

De overschrijding op de apparaatsuitgaven wordt grotendeels veroorzaakt door een overheveling van 01.01–670 (materieel NMa) voor te verrichten onderzoeken (NLG 1,5 mln), extra werkzaamheden voor de Elektriciteitswet en niet geraamde activiteiten voor de Gaswet, die in augustus 2000 is ingevoerd (NLG 4,1 mln).

Artikel 01.03 Loonbijstelling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20001 4981 498
Realisatie 2000
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 1 498– 1 498

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de loonbijstelling uitgedeeld door het Ministerie van Financiën (NLG 27,2 mln). Bij tweede suppletore begroting is de loonbijstelling nader verdeeld binnen de EZ-begroting (NLG 19,7 mln), is in verband met de CAO 2000 NLG 2,4 mln naar het Ministerie van BZK overgeboekt en is NLG 6,6 mln ingezet binnen het geheel van de EZ-begroting. Onderstaande tabel geeft een nadere specificatie.

Toelichting realisatie 2000

Verdeling loonbijstelling
(kasbedragen x NLG1000)2000
01.01 Apparaatsuitgaven EZ12 121
01.06 Post-actief personeel135
01.55 Senter178
02.05 Syntens1 286
02.06 NNI50
02.06 Marin134
02.06 TNO1 683
02.06 NMI32
04.01 ROM's261
04.11 NBT664
05.02 EIM265
05.22 NMI607
09.05 ECN1 446
09.06 NITG-TNO887
Totaal19 749

Artikel 01.04 Prijsbijstelling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200010 58910 589
Realisatie 2000
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 10 589– 10 589

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de prijsbijstelling uitgedeeld door het Ministerie van Financiën (NLG 24,8 mln) en is een bedrag van NLG 2,5 mln naar het Ministerie van BZK overgeboekt in verband met het EK 2000. Bij tweede suppletore begroting is voor een bedrag van NLG 6,9 mln aan prijsbijstelling binnen de EZ-begroting toegedeeld. Eveneens is NLG 17,5 mln ingezet ten behoeve van KSG en is NLG 3,1 mln aangewend voor intensiveringen die betrekking hebben op het Lissabon-pakket voor kennis en innovatie. De resterende NLG 5,4 mln is ingezet binnen het geheel van de EZ-begroting. Onderstaande tabel geeft een nadere specificatie.

Toelichting realisatie 2000

Verdeling prijsbijstelling
(kasbedragen x NLG1000)2000
01.01 Apparaatsuitgaven EZ1 007
01.55 Senter44
02.05 Syntens655
02.06 NNI9
02.06 Marin23
02.06 Oeso1
02.06 TNO257
02.06 NMI6
02.07 Ruimtevaart3 140
03.04 CBIN125
04.01 ROM's42
04.08 Langman175
04.11 NBT507
05.02 EIM34
05.22 NMI206
09.05 ECN491
09.06 NITG-TNO138
Totaal6 860

Artikel 01.05 Onvoorzien

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000749749
Realisatie 2000
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 749– 749

Artikel 01.06 Uitgaven post-actief personeel

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200010 35210 352
Realisatie 20007 6777 677
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 2 675– 2 675

Toelichting realisatie 2000

De lagere uitgaven aan wachtgeld zijn vooral het gevolg van minder wachtgelders en lagere gemiddelde wachtgelduitgaven dan verwacht.

Ramingskengetallen wachtgeld
(bedragen x NLG1000)begrotingrealisatieverschil
1. Wachtgeld*15 63011 924– 3 706
2. Aantal wachtgelders ultimo van het jaar227210– 17
3. Rekenkundig gemiddeld uitgekeerd bedrag**68,85549,546– 19,309

* Betreft totaal van 01.06–020 en 01.01–030 incl. apparaatsuitgaven USZO.

** De feitelijk gemiddelde uitkering (excl. overige kosten) zal van dit bedrag afwijken omdat onder 1 de totale uitgaven zijn opgenomen en onder 2 het aantal wachtgelders per ultimo van elk jaar.

Toelichting

Het lagere gemiddeld uitgekeerde bedrag wordt deels verklaard doordat de vergoeding die aan de USZO wordt betaald voor apparaatskosten wel in de raming maar niet in de realisatie is meegenomen. De realisatie betreft alleen het aan wachtgelders feitelijk uitgekeerde bedrag.

Artikel 01.12 Europees Octrooibureau

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20007 3097 309
Realisatie 20006 7686 768
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 541– 541

Toelichting realisatie 2000

Het overschot bestaat uit twee componenten. Enerzijds is NLG 1,0 mln minder uitgegeven aan adviezen door de EOB. Anderzijds zijn er meer pensioengelden (NLG 0,5 mln) terugbetaald aan oud EOB-medewerkers.

Ramingskengetallen EOB
 begrotingrealisatieverschil
1. Budget (verplichtingen x f 1000)5 3004 315– 985
2. Aantal nieuwheidsonderzoeken1 8001 775– 25
3. Tarief per onderzoek2 9442 431– 513

Het overschot wordt veroorzaakt door een combinatie van lagere tarieven en hogere restituties van het EOB. De kostprijs per produkt is hierdoor afgenomen.

Artikel 01.15 Adviescolleges

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x f 1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20001 7851 773
Realisatie 20003 1642 902
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 379+ 1 129

Toelichting realisatie 2000

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie:

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 AER170315170315
020 Raad Wetensch. en techn.1 2451 3541 2331 328
030 Raad desk. Nat. Stand.52585262
035 Adviescoll. Administratieve lasten 1 134 894
040 Personeel adviescolleges318303318303
Totaal1 7853 1641 7732 902

Toelichting realisatie 2000

Aan de adviesraden zijn in 2000 de gebruikelijke vergoedingen toegekend.

Bovendien is in 2000 het AdviesCollege Toetsing Administratie Lasten (ACTAL) gestart. Dit is een onafhankelijk adviescollege voor de toetsing van voorgenomen wet- en regelgeving op administratieve lasten en van de vastgestelde departementale actieprogramma's inzake de reductie van de administratieve lasten (Stb. 2000, 162). Het adviescollege is op 1 april 2000 ingesteld en op 1 mei 2000 daadwerkelijk van start gegaan.

ACTAL bestaat uit drie personen met een uiteenlopende maatschappelijke achtergrond (bestuur, bedrijfsleven en wetenschap). Aan het orgaan is een secretariaat toegevoegd.

Het secretariaat houdt zich bezig met het agenderen, selecteren, toetsen en adviseren met betrekking tot voorgenomen wet- en regelgeving alsmede met het beoordelen van de departe-mentale actieprogramma's.

ACTAL is in principe voor vier jaar opgericht, waarna de noodzaak tot verlenging wordt bezien. Op basis van een begroting van ACTAL stelt EZ jaarlijks een budget ter beschikking voor onderzoekskosten en overige materiële kosten. De personele kosten worden geraamd op artikel 01.01 Ambtelijk personeel kernministerie.

Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200057 16357 752
Realisatie 200077 65977 365
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 20 496+ 19 613

De bijdrage aan Senter (NLG 77,4 mln) wijkt af van de omzet van het moederdepartement (NLG 71,2 mln) in de rekening bij Senter. Dit wordt veroorzaakt doordat Senter werkt met een baten-lasten- en EZ met een kas-verplichtingenstelsel. Hierdoor worden bij Senter uitgaven en ontvangsten toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Toelichting realisatie 2000

Uitvoeringskosten per DG (verplichtingen x NLG1000)
 ramingrealisatieverschil
DG Industrie & Diensten39 26236 990– 2 272
DG Economische Structuur3 4486 9533 505
DG Energie8 76315 2756 512
DG Buitenlandse Economische Betrekkingen5 69018 44112 751
Totaal57 16377 65920 496

Toelichting realisatie 2000

De hogere realisatie van de uitvoeringskosten wordt veroorzaakt door (aanvullende) opdrachten voor diverse regelingen en diverse nieuwe uitbestedingen aan Senter van zowel nieuwe als reeds bestaande regelingen. Het betreft:

• voor DG ES onder meer een uitbreiding met een aantal onderwerpen van Innovatief gerichte Onderzoeksprogramma's (IOP's, zie artikel 02.12) en Technologie & Samenleving (T&S, zie artikel 02.12). Verder zal voor ICES-2 vanaf het jaar 2000 jaarlijks een opdracht worden verstrekt, in plaats van eens in de vier jaar zoals in het verleden plaatsvond;

• bij DG E hogere uitvoeringslasten van de EIA (Energie-investeringsaftrek) als gevolg van een doorwerking van wijzigingen in de regeling in 1999 (NLG 5 mln) en de uitvoering van het CO2-reductieplan (zie artikel 09.07);

• bij DG BEB de uitvoering van de PSO (NLG 10,5 mln; zie artikel 07.07) en de BIT opkomende markten (zie artikel 02.03).

Kengetallen met betrekking tot de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van Senter zijn vermeld in de artikelsgewijze toelichting bij Senter.

Artikel 01.61 Personeel en materieel EZ, exclusief CBS

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200065
Realisatie 2000175
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 110

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op de nog openstaande personele en materiële verplichtingen uit het verleden.

02.00 INDUSTRIEEL EN ALGEMEEN TECHNOLOGIEBELEID

Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000393 055360 313
Realisatie 2000341 224368 996
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 51 831+ 8 683
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
570 Overige activiteiten   29 776
600 Stimulering strategische samenw.  39 81848 688
620 Voorbereiding techn. productie59 4269 61138 32421 034
710 PBTS/Milieureferentieprojecten/SP4 0009 98220 53319 134
715 First movers faciliteit15 0006 500
720 IOP  5 23411 147
730 Maritiem onderzoek4 4137 6697 8314 938
740 Flankerend beleid36 23349 34920 82113 986
745 Elektronische Snelweg49 86565 62259 34681 514
750 Infralijn8 51312 1359 9937 874
754 EET111 89248 32881 09069 442
760 TWA881824905706
780 Informatietechnologie  3 5002 374
800 BTS91 757120 21052 03973 217
810 Kennisdiffusie MKB9 00014 4949 98712 322
811 TNO/MKB-initiatief2 0753 0004 0952 530
900 Oude verplichtingen   14
Totaal393 055341 224360 313368 996

Toelichting realisatie 2000

Milieureferentieprojecten en Schoner Produceren

Milieureferentieprojecten worden gestimuleerd door middel van het subsidiëren van eerste praktijktoepassingen en van meetprogramma's van ontwikkelde milieutechnologie. In 2000 zijn 17 eerste praktijktoepassingen ondersteund met een totaal bedrag van NLG 2,4 mln en 9 meetprogramma's met een totaalbedrag van ruim NLG 0,5 mln. De nadruk van het programma lag op de procesindustrie.

Onder het programma Schoner Produceren vallen de Energie- en Milieu Adviezen (EMA) en Voorlichting en Doorlichting (V&D). Beide regelingen richten zich op verbeteringen op het gebied van milieu en energie in de bedrijfsvoering van het MKB en van non-profit instellingen. Onder de EMA-regeling zijn 477 adviezen gesubsidieerd en met de V&D 28 doorlichtingsprojecten.

First Mover Faciliteit

In oktober 1999 is in het kader van de first mover faciliteit (FMF) het ontwikkelen van een financieel instrument, dat moet leiden tot een verzekering waarmee de risico's van een eerste praktijktoepassing van nieuwe milieutechnologieën gedekt kunnen worden, Europees aanbesteed. In het eerste kwartaal van 2001 wordt de opdracht voor de ontwikkeling gegund. Daarna zal besluitvorming plaatsvinden over de juridische vorm en de wijze van ondersteuning. Verwacht wordt dat er voor de verzekering een onderlinge waarborgmaatschappij zal worden opgericht. In 2000 zijn derhalve nog geen verplichtingen aangegaan in het kader van de FMF. De voor 2000 geraamde middelen zijn ingezet voor de Technologische Ontwikkelingskredieten (zie artikel 02.09 Speuren ontwikkelingswerk).

Subsidieregeling Maritiem Onderzoek (SMO)

De SMO-regeling draagt bij in de projectkosten van maritieme onderzoeks- en haalbaarheidsprojecten die in een samenwerkingsverband worden uitgevoerd. In 2000 zijn 35 project-voorstellen ingediend. Met de bijna NLG 6,7 mln zijn 35 projecten gehonoreerd. Aan het eind van 2000 zijn er 60 lopende SMO-projecten. Van de bedrijven met een SMO-project behoort ongeveer 55% tot het midden- en kleinbedrijf.

Flankerend beleid

Het grootste deel van de aangegane verplichtingen heeft betrekking op Life Sciences (bijna NLG 45,0 mln). De overige NLG 4,4 mln is verdeeld over 27 in omvang relatief beperkte, bijdragen aan projecten, met name gericht op technologische samenwerking, milieutechnologie en ICT – veelal van intermediaire organisaties – en enkele onderzoeksopdrachten.

Life sciences

Het Actieplan Life Sciences is medio 2000 definitief van start gegaan. Alle actielijnen zijn intussen omgedoopt met de naam BioPartner als verbindend element. Hieronder volgt de stand van zaken per actielijn:

• BioPartner Network (voorheen Platform Life Sciences) is inmiddels onder de officiële naam «Stichting BioPartner» opgericht als overkoepelend orgaan voor de actielijnen;

• BioPartner First Stage Grant (voorheen Zaaikapitaal regeling) is in september 2000 gepubliceerd. Met NWO is overeenstemming bereikt over het uitvoeren van de regeling. Er is een adviescommissie samengesteld. De eerste voorstellen zijn in 2000 bij NWO ingediend. In januari 2001 zullen deze worden beoordeeld.

• BioPartner Centers (voorheen Incubators): de oproep in de Staatscourant van 29 februari 2000 heeft in totaal tot 10 voorstellen geleid. De voorstellen van Amsterdam en Wageningen zijn in 2000 beoordeeld en van een positief advies voorzien door de beoordelingscommissie. Beide voorstellen zijn in 2000 dan ook gehonoreerd met een subsidietoezegging van ieder NLG 5,0 mln. De overige voorstellen worden in 2001 behandeld.

• BioPartner Facilities Support (voorheen Apparatenfonds): in 1999 is een eerste bijdrage (van NLG 4,0 mln) verstrekt aan Mibiton, uitvoerder van de actielijn. Door BioPartner Facilities Support zijn ultimo 2000 twee toezeggingen gedaan (Elisa, robot samenwerking van RUL en starter Mucovax en een peptide synthesizer, een samenwerking van ID-Lelystad en de starters Pepscan en Jari).

• BioPartner Start-up Ventures (voorheen: Startfonds): na Europese aanbesteding van deze actielijn is een Commanditaire Vennootschap opgericht met de Staat als stille vennoot en de Zernike Group als beherend vennoot. In de CV-overeenkomst is een mix van een vaste en een prestatie-afhankelijke variabele vergoeding afgesproken. Bij Zernike is een groot aantal kansrijke initiatieven ingediend. Intussen zijn de eerste twee positieve investeringsbeslissingen genomen.

Elektronische Snelwegen

Actielijnen Nationaal Actieplan (bedragen x NLG1000)
ICT en Overheid (Elektronische Overheid)30 638
Kennis en Toegankelijkheid6 558
Innovatie van ICT-ontwikkeling in de marktsector (w.v. KREDO 20 mln)33 391
Overheid als wet en regelgever2 250
(Tele-)communicatie117
Overig869
Totaal73 823*

* Om bovenstaande tabel aan te laten sluiten met d etabel «raming versus realisatie per artikelonderdeel» voor artikelsub 02.02-745, dient NLG 73,823 mln verminderd te worden met de NLG 20,0 mln aan KREDO gelden en vermeerderd te worden met NLG 11,726 mln aan niet-NAP projecten die wel op dit artikel staan. Het resterende verschil van NLG 0,073 mln is te wijten aan afrondingsverschillen.

Onder Elektronische Overheid valt een 20-tal projecten dat de (elektronische) toegankelijkheid van de overheid moet vergroten en de publieke dienstverlening middels elektronische communicatie moet verbeteren. Kennis en toegankelijkheid richt zich op de elektronische toegankelijkheid van cultureel en wetenschappelijk erfgoed en het onderzoeksprogramma ToKeN2000. Innovatie van ICT-ontwikkeling in de marktsector heeft twee hoofdlijnen: de kredietregeling voor de ontwikkeling van elektronische diensten KREDO (NLG 20,0 mln; zie artikel 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk) en de Task Force Werken aan ICT (NLG 8,5 mln). De overheid als wet- en regelgever betreft het project IT en recht.

Intensieve departementale voorbereiding en de benodigde tijd voor de concrete uitwerking van de projecten voor de elektronische snelwegen hebben er toe geleid dat NLG 9,1 mln niet meer in 2000 verplicht kon worden. Dit budget zal in 2001 worden verplicht.

Verder wordt op dit subartikel een aantal flankerende activiteiten verantwoord, met name onderzoek en demonstratie (NLG 4,2 mln). In 2000 zijn daarnaast via dit artikel de middelen voor de back office van de campagne «Nederland gaat Digitaal» beschikbaar gesteld (NLG 7,5 mln).

Twinning (Beleidsprioriteit financiële verantwoording 2000 Van Zijl / Van Walsum)

Twinning heeft tot en met ultimo 2000 ruim 900 businessplannen beoordeeld en in 54 verschillende bedrijven geparticipeerd. Op 31 december 2000 waren er vier Twinning centra: in Amsterdam, Eindhoven, Twente en Delft/Rotterdam. In het Startfonds is NLG 22,25 mln beschikbaar, waarvan NLG 12,25 mln afkomstig is van derde partijen.

Vanuit het Startfonds is NLG 18,1 mln geïnvesteerd in 49 participaties. De gemiddelde investering per bedrijf in het Startfonds bedraagt NLG 369 388. Het aantal participaties in beheer was op 31 december 2000 nog 42, waarvan er 12 zijn gevestigd in Amsterdam, 3 in Eindhoven, 3 in Twente en 24 elders. Tot en met ultimo 2000 zijn 7 bedrijfjes failliet gegaan of geliquideerd. Het afgeboekte vermogen is NLG 2,6 mln.

De investeringen door het Groeifonds bedroegen NLG 40,7 mln in 23 deelnemingen, waarvan er 15 afkomstig zijn uit het Startfonds (2e ronde financiering). De gemiddelde investering bedraagt circa NLG 1,8 mln (bandbreedte NLG 1,5 – 2,0 mln). Eind december 2000 waren er nog 20 participaties bij het Groeifonds in beheer. Op dat tijdstip waren drie deelnemingen gefailleerd (waarvan 2 eveneens behoren tot de 7 hierboven genoemde gefailleerde bedrijfjes van het Startfonds). Het hiermee gemoeide verlies is NLG 6,0 mln. Tot en met ultimo 2000 waren er nog geen participaties verkocht.

Twinning is eind 1998 als private onderneming opgericht om de dynamiek in de ICT starters markt een impuls te geven en het aantal kwalitatief hoogwaardige ICT starters in Nederland te vergroten. In 2000 heeft een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden, waarvan de minister de uitkomsten bij brief aan de Kamer heeft medegedeeld (Kamerstukken II 2000/2001, 26 143, nr. 2).

De evaluatie bestond uit twee delen: een operationele evaluatie en een strategisch onderzoek naar de beleidsdoelstellingen. Uit de operationele evaluatie is gebleken dat de indicatoren voor de operationele doelstellingen die destijds in het businessplan van Twinning zijn opgesteld in voldoende mate zijn gehaald, in aanmerking genomen dat niet alle aannames uit 1998 zijn uitgekomen. Zo is het aantal startfondsparticipaties van Twinning minder groot dan de streefwaarde van 60 per jaar. De streefwaarde is gebaseerd op een meerjarig gemiddelde, en de start-ups zijn, gedreven door de snelheid in de markt, vaak eerder door een eerste ronde financiering heen. In de turbulente markt waarin Twinning opereert zijn dit soort afwijkingen niet verbazingwekkend en zijn voortdurende aanpassingen ook noodzakelijk. Andere belangrijke indicatoren: het aantal participaties in het groeifonds en de mate waarin de private sector participeert zijn wel gehaald.

Belangrijke elementen uit het strategisch onderzoek naar de beleidsdoelstellingen zijn:

– de ICT-startersmarkt heeft zich sinds 1997 snel ontwikkeld en Twinning heeft hier een belangrijke bijdrage aan geleverd;

– er komen sinds kort incubators op de markt met vergelijkbare businessmodellen.

De hoofdconclusie is dat Twinning een succesvolle aanjaagfunctie heeft gehad bij het totstandbrengen van een dynamische ICT startersmarkt. Om die reden is geconcludeerd dat een overheidsrol in Twinning niet langer nodig is en is besloten Twinning te vervreemden. Dit laatste dient aangemerkt te worden als hoofdcriterium op basis waarvan de staat besloten heeft zich terug te trekken uit Twinning. De Minister van Economische Zaken heeft de Tweede Kamer hierover reeds ingelicht (Kamerstukken II 2000/2001, 26 143, nr. 3). Een kwantificering van de benodigde overheidsbijdrage na 2000 tot het moment waarop de overheid zich terugtrekt uit Twinning is op dit moment nog niet te geven omdat het exacte moment van vervreemding nog niet vaststaat. De wijze en het moment van terugtrekking hangen af van een mix van beleidsmatige overwegingen en mogelijke opbrengsten. Op 6 december 2000 heeft een Algemeen Overleg met de Kamer plaatsgehad over de evaluatie (Kamerstukken II 2000/2001, 26 143, nr. 4).

Infralijn en beleidsonderbouwend onderzoek

Op dit artikel zijn in 2000 46 verplichtingen aangegaan. Het betreft opdrachten voor beleidsonderbouwend onderzoek, waaronder evaluaties van beleidsinstrumenten en bijdragen aan projecten op het grensvlak van bedrijfsmatige technologietoepassing en technisch-wetenschappelijke infrastructuur. Een voorbeeld van het laatste is een bijdrage aan het NWO-project op het gebied van Combinatoriële chemie.

Economie Ecologie en Technologie Regeling (EET)

De EET-regeling is gericht op projecten die lange termijn doorbraken (5 – 20 jaar) kunnen bewerkstelligen welke een substantiële bijdrage leveren aan de vermindering van de milieubelasting en economisch haalbaar zijn. Van de gehonoreerde EET-projecten zijn er 11 regulier en 8 als zogenaamde «kiemprojecten» (éénjarige technologische onderzoeksprojecten met een verkennend karakter om te bezien of een meerjarig EET-project mogelijk is) aan te merken. De projecten zijn als volgt verdeeld over de in de EET-regeling gedefinieerde thema's:

– Duurzame industriële productieprocessen: 5 reguliere projecten en 5 kiemprojecten;

– Hernieuwbare grondstoffen: 2 reguliere projecten en geen kiemprojecten;

– Duurzame energiebronnen: 1 regulier project en 1 kiemproject;

– Verkeer en vervoer: geen reguliere projecten en 1 kiemproject;

– Milieugerichte productontwikkeling: 3 reguliere projecten en 1 kiemproject.

De neerwaartse bijstelling van de verplichtingenraming voor de EET-regeling in 2000 komt voort uit de aanpassing van de ramingen aan het tenderritme. Voor de EET-regeling wordt een tender per 8 maanden uitgeschreven. Dit heeft als gevolg dat in het ene jaar een tender en in het volgende jaar twee tenders toegekend worden. In 2000 vond één tender plaats.

Kengetallen Economie, Ecologie en Technologie (EET)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
Ramingskengetallen    
1. Aantal aanvragen (=gehonoreerde subsidieaanvragen) 2419– 5
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag 4,5352,397– 2,138
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)02.02–754108,85145,54463,307
Doelmatigheidskengetallen    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 10028– 72
2. Kosten per prestatie (x NLG1000) 3,68619,23515,549
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 8810 113 
4. Kosten per prestatie (x NLG1000) 7,5005,960– 1,540
5. Overige uitvoeringskosten 2,0121,643– 0,369
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten prog.bureau EET)02.02–7543,0412,784– 0,257
7. Uitvoerend personeel in fte (= progr.bureau EET) 914,75,7
Kwaliteitskengetallen    
Aantal ingediende bezwaarschriften 473
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 42– 2
waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 110
waarvan afgewezen 31– 2

De uitvoering van de regeling is, anders dan de grote afwijking van de raming bij de behandelde aanvragen doet vermoeden, vrijwel conform planning uitgevoerd. Het verschil tussen de raming en de realisatie komt met name voort uit het aantal prestaties dat bij de raming is vastgesteld. Door het aangepaste tenderritme is het aantal behandelde aanvragen in 2000 veel lager dan de raming. Reden is dat alleen het aantal daadwerkelijk afgehandelde aanvragen wordt meegeteld. Dit geeft een enigszins vertekend beeld, omdat de werkzaamheden veel gelijkmatiger over de tijd verdeeld zijn.

BTS

In het verslagjaar is subsidie toegezegd aan projecten verdeeld over drie tenders, waarvan de eerste eind november 1999 is gesloten en de tweede en derde respectievelijk in april en augustus 2000. Het aantal aanvragen is lager dan de prognose. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de ervaring met de regeling door Senter. In de fase voordat een project wordt ingediend vindt al een natuurlijke schifting plaats door de informatie die Senter aan de geïnteresseerde bedrijven verschaft. De gemiddelde projectomvang en daarmee de subsidie per project is echter gestegen naar ruim NLG 1,5 mln. In 2000 is evenals in 1999 NLG 15,0 mln voor energieprojecten beschikbaar gesteld vanuit artikel 09.01 Energiebesparingtechnologie. De kwaliteit van de energieprojecten is goed en de slaagkans ligt boven het gemiddelde.

Kengetallen Besluit bedrijfsgerichte technologische samenwerking (BTS)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
Ramingskengetallen    
1. Aantal aanvragen (=gehonoreerde subsidieaanvragen) 13575– 60
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag 0,6801,6030,923
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)02.02–80091,757120,21028,453
Doelmatigheidskengetallen    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 225153– 72
2. Kosten per prestatie (x NLG1000) 5,2695,8060,537
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 28537590
4. Kosten per prestatie (x NLG1000) 3,5124,0880,576
5. Overige uitvoeringskosten 2,2902,3540,062
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringkosten Senter)01.55–0104,6354,7760,141
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 2021,91,9
Kwaliteitskengetallen    
Aantal ingediende bezwaarschriften 136– 7
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 136– 7
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 264
Waarvan afgewezen 110– 11

Het aantal BTS aanvragen is veel kleiner dan destijds geraamd. De omvang en complexiteit zijn echter veel groter. Dit heeft geleid tot zowel hogere gemiddelde kosten bij het beheer van de projecten als bij het behandelen van de aanvragen. Doordat er veel meer projecten in beheer zijn gebleven dan verwacht, is het volume-effect van het veel lagere aantal aanvragen tenietgedaan. De totale uitvoeringskosten van de BTS zijn daardoor iets hoger uitgevallen dan bij het opstellen van de begroting was geraamd.

De in 2000 gehonoreerde BTS-projecten waren als volgt verdeeld over de sectoren:

Landbouw en voedings- en genotmiddelenindustrie 11,5%

Aardolie en aardgaswinning 6,5%

Chemie en kunststofindustrie 14,3%

Elektrische apparaten 9,2%

Metaalindustrie & machinebouw 22,8%

Overige industrie 4,9%

Openbare nutsbedrijven 3,4%

Bouwnijverheid 2,0%

Logistiek en handel 10,6%

Speur en ontwikkelingswerk 4,9%

Overige dienstverlening 9,9%

100%

Kennisdiffusie MKB

Voor de regeling Haalbaarheidsprojecten MKB (HMKB) zijn 841 projecten ingediend. Daarvan zijn er 627 (74,6%) toegewezen. het gemiddelde bedrag aan toegewezen subsidie bedroeg derhalve NLG 23 126 per project. Er zijn 214 (25,4%) projecten afgewezen. 113 daarvan zijn op inhoudelijke en/of procedurele gronden afgewezen, 42 projecten zijn ingetrokken en 59 projecten konden niet gehonoreerd worden door uitputting van het budget.

Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000116 109102 417
Realisatie 2000150 378141 053
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 34 269+ 38 636

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 BIT/Eureka20 39424 8539 78117 718
011 BIT/Opkomende markten8 5007 4958 8922 266
013 BIT/Geïndustrialiseerde landen7 00015 6937 4637 153
014 Eureka Secretariaat215337215337
020 Micro-elektronica stimulering80 000102 00076 066113 579
Totaal116 109150 378102 417141 053

BIT

In 2000 zijn er 125 aanvragen voor de BIT behandeld. Hiervan vallen er 75 onder het Eureka programma, 21 onder het programma voor Opkomende Markten en 29 onder Geïndustrialiseerde Landen. Er is aan 59 projecten voor een totaalbedrag van NLG 48,0 mln subsidie toegekend. Daarnaast is aan 9 projecten alleen de Eureka-status en derhalve géén budget toegekend. De verdeling van het budget is in bovenstaande staatje weergegeven. De projecten waren als volgt verdeeld: Eureka: 30, Opkomende Markten: 13, Geïndustrialiseerde Landen: 16.

Kengetallen Bedrijfsgerichte internationale technologieprogramma's (BIT)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
Ramingskengetallen    
1. Aantal aanvragen (=gehonoreerde aanvragen) 7659–17
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag 0,4690,8140,345
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)02.03–010/11/1335,89448,04112,147
Doelmatigheidskengetallen    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 150125– 25
2. Kosten per prestatie (x NLG1000) 5,8296,2430,414
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 166130– 36
4. Kosten per prestatie (x NLG1000) 3,6433,493– 0,150
5. Overige uitvoeringskosten 2,6612,9010,240
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)01.55–0104,1404,136– 0,004
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 15,717,11,4
Kwaliteitskengetallen    
Aantal ingediende bezwaarschriften 72– 5
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 70– 7
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 10– 1

Het aantal behandelde aanvragen onder de BIT is lager dan verwacht. De projecten waren echter wel substantieel groter. Dit heeft geleid tot gemiddelde hogere kosten voor het behandelen van een project. Dit is deels gecompenseerd door het lagere aantal en de lagere gemiddelde kosten van de dossiers in beheer. De uitvoeringskosten van de BIT zijn daardoor vrijwel gelijk aan de raming.

Micro-elektronica stimulering

De MicroElectronicaStimulerings-projecten vallen grotendeels onder de EUREKA-projecten MEDEA, ITEA en COMMEND. MEDEA is een samenwerkingsprogramma van chipfabrikanten, de (toe)leveranciers van productieapparatuur en -systemen en enkele kennisinstellingen en is bedoeld om de Europese IC-industrie op mondiaal niveau een toonaangevende rol te laten spelen. MEDEA is eind 2000 afgerond. Een evaluatie is voorzien in 2001. In 2001 wordt MEDEA opgevolgd door het MEDEA Plus programma. ITEA (Information Technology for European Advancement) is een Eureka R&D-programma op het terrein van «software voor software-intensieve systemen». Hiermee worden de softwarelagen tussen «Operating Systems» en de applicaties bedoeld (ook wel middle-ware genoemd). Onder het ITEA programma vallen 31 grotere projecten (onder andere met Philips). In vrijwel al deze projecten spelen ook kleinere bedrijven en universiteiten een belangrijke rol. Bij het COMMEND-programma wordt de interconnectie onderzocht tussen apparatuur bij de consument thuis en de distributie van multimediadiensten over deze in-huisnetwerken. COMMEND is eind 2000 afgerond en wordt geëvalueerd in 2001.

De verplichtingenraming voor dit artikel is naar boven bijgesteld door ruimte uit volgende jaren naar voren te halen. Deze vervroegde inzet van ruimte in 2000 was nodig omdat het laatste jaar van het MEDEA-programma samenviel met de start van het ITEA-programma.

Artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200015 60017 274
Realisatie 20009 28716 688
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 6 313– 586
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 O en O collectiviteiten  1 9662 566
020 Overheidsaanschaffingen15 6009 28715 30814 122
Totaal15 6009 28717 27416 688

Toelichting realisatie 2000

Onder de Codema-regeling worden in samenwerking met het Ministerie van Defensie onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten ondersteund op militaire toepassingsgebieden. Het gaat om diverse technologieën. Het aantal projecten waaraan subsidie is toegezegd is met tien stuks aan de krappe kant doordat het Ministerie van Defensie in 2000 een zeer beperkt budget voor Codema beschikbaar had. Twee projecten zijn R&D-samenwerkingsprojecten in het Eurofinderprogramma; één aanvulling op een bestaand project en één nieuw project (NLG 0,5 mln).

Van de 5 nationale nieuwe projecten zijn vooral de voorstudie van een opsporingsfilter voor operationele systemen (IMM Trackingfilter: NLG 1,2 mln) en het onderzoek naar geïntegreerde sensoropstellingen (NLG 5,6 mln) als een eerste stap naar een Integrated Top Design (ITD) van belang.

Het laatste project bestaat uit 3 fasen en beoogt een oplossing te bieden voor de steeds voortschrijdende vervaging van de frequentiescheidingen tussen radar en andere communicatiemiddelen. Door het tekort bij Defensie zijn deze twee vervolgfases doorgeschoven naar 2001, evenals zes andere reeds goedgekeurde projecten. Om deze reden is NLG 6,4 mln overgeheveld naar het budget van 2001.

In 2000 is er een evaluatie naar de Codema-regeling uitgevoerd (afgesloten eind 2000) waarin is geconcludeerd dat de regeling voldoet aan de doelstelling. Een aantal procedurele elementen behoeven echter aanpassing. In 2001 zal een plan van aanpak worden opgesteld en geïmplementeerd.

Artikel 02.05 Syntens

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200065 45166 224
Realisatie 2000137 53784 665
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 72 086+ 18 441

Toelichting realisatie 2000

Syntens geeft voorlichting en eerstelijnsadvisering aan MKB-bedrijven. De missie van Syntens is het versterken van het vernieuwend vermogen van het midden- en kleinbedrijf door het actief bemiddelen in praktisch toepasbare kennis, met het accent op technologie en bedrijfsvoering.

Activiteiten die Syntens in 2000 heeft uitgevoerd, zijn:

• het geven van advies aan bedrijven, bijvoorbeeld op het terrein van ICT (met name elektronisch zakendoen), employability en productietechnologie;

• het doorverwijzen van bedrijven naar andere bedrijven, adviesorganisaties of kennisinstellingen;

• het organiseren van bijeenkomsten en workshops op diverse technologische terreinen;

• het deelnemen aan lokale en regionale platforms en overlegorganen met als taak kennis over te dragen en samenwerking met andere actoren in het veld te verbeteren.

Eind augustus 2000 is de nulmeting van Syntens afgerond. Doel van de nulmeting was om de effecten van de Syntens-activiteiten over de jaren 1998 en 1999 in kaart te brengen. De belangrijkste resultaten van de nulmeting zijn:

• van de Syntens-klanten stelt 38% concrete verbeteringen in de bedrijfsvoering te hebben doorgevoerd, 16% verwacht dat nog te gaan doen en 14% heeft dankzij Syntens nieuwe ideeën opgedaan;

• door de ogen van de afnemers van de Syntens-klanten respectievelijk de niet-Syntens-klanten wordt de toename van de innovativiteit van de Syntens-klanten groter beoordeeld dan de toename van de innovativiteit van de niet-Syntens-klanten;

• bij de Syntens-klanten die dankzij de Syntens-activiteiten concrete verbeteringen in de bedrijfsvoering hebben doorgevoerd, hebben deze verbeteringen geleid tot kostenbesparingen (bij 39%), meer omzet (bij 42%), meer export (bij 11%) en meer winst (bij 43%).

De nulmeting vanuit het uitgangspunt voor de evaluatie aan het einde van de subsidieperiode, die loopt van 1998 tot en met 2002. Op basis van de resultaten van deze evaluatie zal EZ bezien of en hoe de subsidierelatie met Syntens zal worden gecontinueerd.

In 2000 is zowel de commitering voor 2000 als voor 2001 verstrekt. Met het reeds aan het eind van het jaar toezeggen van de subsidie voor het jaar daarop, loopt Syntens nu in de pas met de andere instituten die EZ financiert. Tegelijkertijd met de subsidietoezegging voor 2001 is op verzoek van Syntens het ritme van de bevoorschotting vervroegd, zodat Syntens nu per de eerste dag van een kwartaal over de basissubsidie kan beschikken. Het nieuwe bevoorschottingsregime is in 2001 van start gegaan. Dit betekende dat eind december 2000 het voorschot voor het eerste kwartaal 2001 is verstrekt.

Voor meer informatie over Syntens wordt verwezen naar http://www.syntens.nl/

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200073 40073 988
Realisatie 200099 32697 748
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 25 926+ 23 760

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 NEHEM    
025 NIM400365400632
027 MIC/TUD100200100200
110 NNI2,1082,5692,1093,487
120 MARIN4,56124,5004,56119,500
220 Oeso hoofdstuk V58685868
320 NBBI    
330 NEA    
410 Raad voor de certificatie    
415 Raad voor de Accreditatie400400400400
420 TNO doelsubs. hfdst.VIII55,42559,28455,65857,582
500 Nederland Distributieland1,0001,0001,0001,000
510 INK575504575464
515 NMI1,3481,3501,117
520 Stichting Bos en Hout  490540
620 NLR hoofdstuk XII4,2757,2754,4757,474
810 Stichting Koning Willem I150161150131
840 WL Hydrolics3,0003,0006942,767
860 STW  1,9682,386
Totaal art 020673,40099,32673,98897,748

MARIN

De missiesubsidie voor MARIN bedroeg het afgelopen jaar NLG 9,2 mln. Van deze missiesubsidie is NLG 4,5 mln bijgedragen door EZ (hier verantwoord), NLG 3,0 mln door V&W en NLG 1,7 mln door OC&W. Verder is in 2000 door deze drie ministeries een additionele bijdrage aan MARIN van NLG 15,0 mln verstrekt, omdat begin 2000 duidelijk werd dat het instituut in ernstige liquiditeitsproblemen verkeerde als gevolg van aanloopproblemen en vertraging bij de oplevering van de nieuwe faciliteiten (gefinancierd uit het Fes). Eveneens was sprake van in 1999 geleden operationele verliezen en investeringsbeslissingen inzake kantoornieuwbouw. De Kamer is over de problematiek en de aanpak via een vertrouwelijke brief geïnformeerd.

Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO)

Op grond van de TNO-Wet van 19 december 1985 wordt jaarlijks een bijdrage aan TNO in het kader van het doel- en stimuleringsprogramma «om niet» ter beschikking gesteld. Wel worden er afspraken gemaakt over de besteding van de door EZ beschikbaar gestelde middelen en de nagestreefde cofinanciering door het bedrijfsleven. Voor de activiteiten van deze instelling wordt verwezen naar het jaarverslag van TNO. Over 2000 is met TNO de volgende besteding en de bijbehorende gewenste cofinanciering afgesproken:

Kerngebieden 2000Doelfinanciering EZ (x NLG mln)Cofinanciering bedrijfslevenCofinanciering in %
Productontwikkeling en nieuwe productietechnieken10 2426 82840%
Nieuwe materialen8 4455 62940%
Duurzame processen energie en materiaalgebruik8 9905 39037%
Informatie – en communicatietechnologie2 5201 57238%
Elektronische en fysische systemen3 5402 49641%
Voeding en voedingsmiddelen10 9338 26643%
Preventie me gezondheid1 60093437%
Transport en logistiek2 5341 53438%
Bouw en infrastructuur6 3804 38041%
Ondergrond en ondergrondse natuurlijk hulpbronnen00 
Innovatiemanagement40013425%
Totaal kerngebieden55 58437 16340%
Nog toe te wijzen en loon- en prijsbijstelling3 700  
Totaal59 284  

NLR

Aan het NLR is NLG 3,0 mln extra beschikbaar gesteld om het NLR in staat te stellen deel te kunnen nemen aan (Europese) samenwerkingsprojecten waarbij veelal sprake is van cofinanciering. Met deze middelen kan het NLR betrokken blijven bij (Europese) ontwikkelingen op de eigen expertisegebieden en is het beter in staat een vooraanstaande rol in de internationale lucht- en ruimtevaart te (blijven) spelen.

Artikel 02.07 Internationale ruimtevaartprogramma's

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200066 037125 615
Realisatie 2000100 460122 028
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 34 423– 3 587
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 Deelname internationale ruimtevaart16 54117 81816 54117 818
015 Telecommunicatie2 10029 9104 70222 747
018 Ruimtetransport26 41629 22674 91644 512
020 Basistechnologie9 4351 0363 842
030 Nieuwe verplichtingen2525
040 Aardobservatie4 8804 43515 32016 482
050 Ruimtestation/platform16 1009 61113 10016 602
Totaal66 037100 460125 615122 028

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie

De door EZ aangegane verplichtingen behelzen onder andere deelname aan het VEGA-project kleine lanceerders (NLG 24,3 mln), aan ARTES ten bate van zonnepanelen (NLG 9,4 mln), een extra bijdrage voor de reddingssloep van het International Space Station (NLG 6,6 mln) en het algemeen technologieprogramma van ESA (NLG 8,8 mln). Daarnaast is in lijn met het gevoerde overleg met de Kamer een bedrag ter beschikking gesteld ten bate van de zonnepanelenproblematiek van Fokker Space. De Tweede Kamer is hierover middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd. Vanwege vertraging in het Ozon Monitoring Instrument (OMI) zal NLG 9,0 mln worden doorgeschoven van 2000 naar 2001. De bijdrage in de apparaatskosten van ESA (general budget) bedroeg NLG 18,4 miljoen.

Artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200060 00060 000
Realisatie 200084 64066 209
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 24 640+ 6 209
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 Bureaukosten NIVR60 0004 20960 0004 209
020 Ruimtevaartprogramma's8 000– 7 000
030 Militaire Vliegtuig Ontwikkeling20 000– 55 000
040 Civiele Vliegtuig Ontwikkeling52 431  
Totaal60 00084 64060 00066 209

Toelichting realisatie 2000

De aangegane verplichtingen behelzen de subsidieregeling JSF (NLG 20,0 mln), de subsidieregeling CVO voor civiele vliegtuigontwikkeling en fundamenteel onderzoek luchtvaart (NLG 52,4 mln), het nationaal ruimtetechnologieprogramma (NLG 8,0 mln) en de bureaukosten van het NIVR (NLG 4,2 mln).

CVO

De beleidsdoelstelling van de «Subsidieregeling civiele vliegtuig ontwikkeling» (CVO) is om het Nederlandse luchtvaartcluster aansluiting te laten vinden in de Onderzoeks& Ontwikkelingsactiviteiten gericht op internationale vliegtuigontwikkelingsprogramma's, met name die van Airbus.

De Stichting NIVR voert de CVO-regeling uit. Pas in december 2000 is een besluit gevallen over de start van het Airbus A3XX project (nu A380). Dit heeft geleid tot vertraging in de subsidieaanvragen en leidt naar verwachting tot een extra groot aantal aanvragen in 2001.

Per 31 december 2000 had het NIVR op basis van de CVO-regeling 16 projecten goedgekeurd (waarvan 6 vooruitlopend op de regeling; zie Kamerstuk II 1999–2000, 25 820, nr. 8) met een totaal subsidiebedrag van ongeveer NLG 23,0 miljoen.

De verdeling van deze in 2000 goedgekeurde projecten over de in artikel 2 van de CVO-regeling genoemde onderwerpen is als volgt:

– ontwikkeling van materialen: 10;

– mechanische, elektrische of elektronische systemen: 5;

– verbetering van ontwikkelings-, ontwerp- en productietechnologieën: 1.

De uitvoering van deze projecten heeft er inmiddels toe geleid dat diverse Nederlandse bedrijven en instituten met Airbus in onderhandeling zijn over diverse werkpakketten voor de A380. In de loop van 2001 zal hierover duidelijkheid ontstaan.

Het fundamenteel onderzoek op luchtvaartgebied wordt uitgevoerd door diverse instituten en is voor een belangrijk deel gericht op materiaalonderzoek, met name ten behoeve van Glare.

JSF

De beleidsdoelstelling van de «Subsidieregeling demonstratie- en technologieontwikkelings-projecten Joint Strike Fighter» (JSF) is om Nederlandse bedrijven en instituten met concrete producten in staat te stellen aan Amerikaanse fabrikanten te demonstreren en dat zij over de benodigde hoogwaardige technologische vaardigheden beschikken. Deze zijn nodig om deel te nemen aan de ontwikkeling (EMD-fase) en later de productie van de JSF. Omdat het gaat om zeer hoogwaardige producten die volgens de nieuwste methoden ontwikkeld worden, kwalificeren de bedrijven zich als neveneffect ook als toeleverancier van andere vliegtuigen. Gelet op het succes van de subsidieregeling is de beschikbare verplichtingenruimte voor de JSF verhoogd van NLG 180,0 mln tot NLG 200,0 mln. De verhoging met NLG 20,0 mln is vrijgemaakt binnen dit artikel.

De Stichting NIVR voert de regeling uit. Daartoe is ultimo 2000 aan het NIVR in totaal NLG 115,0 mln. betaalbaar gesteld, waarvan NLG 55,0 mln in 2000.

Per 31 december 2000 had het NIVR 51 projecten (waarvan 12 in 2000) goedgekeurd met een totaal subsidiebedrag van NLG 200,0 mln, waarmee de totaal beschikbare verplichtingenruimte is uitgeput.

De 12 in 2000 goedgekeurde projecten zijn als volgt verdeeld over de in artikel 2 van de subsidieregeling genoemde onderwerpen:

– Structurele vliegtuigcomponenten en lichtgewicht constructies: 2 projecten.

– Mechanische, elektrische en elektronische systemen: 4 projecten.

– Software: 1 project.

– Motorcomponenten: 3 projecten.

– Training en simulatie: 1 project.

– Overige, zoals ontwikkelings-, ontwerp- en/of productietechnologie: 1 project.

De uitvoering van de 51 projecten heeft er inmiddels toe geleid dat er voor een aantal onderwerpen vergaande besprekingen gaande zijn tussen Amerikaanse bedrijven en de betrokken Nederlandse bedrijven en instituten over het betrekken van die Nederlandse bedrijven en instituten bij de EMD-fase van de JSF. Een belangrijke randvoorwaarde daarbij is wel een positief besluit van de Nederlandse regering over een deelneming op een adequaat niveau aan de EMD-fase. Een dergelijk besluit dient in 2001 te worden genomen.

Niet specifiek voor een project beschikbaar gestelde middelen alsmede de ontvangsten uit hoofde van in het verleden beschikbaar gesteld kredieten, royalty's en licenties etcetera worden door het NIVR in het zogenaamde Revolving Fund gestort. Het verloop van het Revolving Fund in 2000 kan als volgt worden weergegeven.

Het saldo van het revolving fund bedroeg ultimo 2000 circa NLG 32,9 mln.

Saldo ultimo 1999 o.b.v. voorlopige cijfers NIVR NLG 7,1mln
– vermeerdering o.b.v. definitieve cijfers NIVR 1999: NLG 4,2 mln
Stand ultimo 1999: NLG 11,3 mln
   
Uitgaven:  
   
– Ruimtevaartprogramma's NRTNLG 4,6 mln 
– BureaukostenNLG 4,1 mln 
– OverigNLG 1,8 mln 
Totaal uitgaven – NLG 10,5 mln
  NLG 0,8 mln
   
Ontvangsten:  
– stortingenNLG 5,0 mln 
– overige (afwikkeling Faillissement Fokker)NLG 27,0 mln 
Totaal ontvangsten + NLG 32,0 mln
Totaal saldo revolving fund ultimo 2000 o.b.v. voorlopige cijfers NIVR NLG 32,8 mln

Artikel 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200099 97196 635
Realisatie 2000117 89990 818
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 17 928– 5 817

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
110 TOK74 97194 97176 71775 793
120 KREDO20 00020 00016 60013 081
130 MPO5 0002 9283 3181 944
Totaal99 971117 89996 63590 818

Technische Ontwikkelingskredieten

Doel van het instrument is het stimuleren van ontwikkelingsprojecten waaraan substantiële technische en commerciële risico's zijn verbonden. Het betreft een rentedragend krediet van 40% van de projectkosten dat wordt terugbetaald bij commercieel succes van het ontwikkelde product. In 2000 zijn twee grote TOK-aanvragen gehonoreerd voor een totaalbedrag van NLG 40,0 mln en 48 kleine voor een totaalbedrag van NLG 54,9 mln.

Kengetallen Technische ontwikkelingskredieten (TOK)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (-sub)RamingRealisatieVerschil
Ramingskengetallen    
1. Aantal (= gehonoreerde aanvragen TOK-groot) 121
2. Bedrag per eenheid (= kredietaanvraag TOK-groot) 25,00020,0005,000
3. Aantal (= gehonoreerde aanvragen TOK-klein) 5448– 6
4. Bedrag per eenheid (= kredietaanvraag TOK-klein) 0,9251,1450,220
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= verstrekt krediet)02.09–11074,97194,97120,000
Doelmatigheidskengetallen    
1. Aantal prestaties (= behandelde projecten) 10014545
2. Kosten per prestatie (x NLG1000) 9,3369,7390,403
3. Aantal prestaties (= dossiers) 600520– 80
4. Kosten per prestatie (x NLG1000) 2,3762,255– 0,121
5. Overige uitvoeringskosten 1,2831,8160,533
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)01.55–0103,6434,4010,758
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 16,918,61,7
Kwaliteitskengetallen    
Aantal ingediende bezwaarschriften 11154
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 118– 3
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 220

Doordat het aantal aanvragen dat in het jaar 2000 behandeld moest worden fors groter is dan verwacht en de aanvragen gemiddeld ook een grotere omvang hadden, zijn de kosten van het behandelen van de aanvragen groter dan bij het opstellen van de begroting was geraamd. Dit is terug te zien in de kengetallen. De kosten van de projecten in beheer zijn gemiddeld lager, terwijl het aantal aanvragen in beheer ook lager is. De hogere inzet die nodig was voor het behandelen van de aanvragen is dus deels gecompenseerd uit lagere kosten voor beheer en hebben voor een ander deel geresulteerd in hogere uitvoeringskosten van de TOK.

Kredietregeling Elektronische DienstenOntwikkeling (KREDO)

De KREDO-regeling is een ontwikkelingskrediet dat specifiek is gericht op de ontwikkeling van elektronische diensten. In het laatste volledige jaar van de KREDO-regeling zijn 206 aanvragen behandeld en 31 projecten gehonoreerd, waarmee het volledige beschikbare budget van NLG 20,0 mln is uitgeput. De aanvragen die bij de laatste tender van 2000 – tevens de laatste van de regeling – zijn ingediend worden in 2001 afgehandeld.

Kengetallen Kredieten Elektronische DienstenOntwikkeling (KREDO)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
Ramingskengetallen    
1. Aantallen aanvragen (=gehonoreerde aanvagen) 3231– 1
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag 0,6250,6450,020
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= verstrekt krediet)02.09–12020,00020,0000
Doelmatigheidskengetallen    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 100206106
2. Kosten per prestatie (x NLG1000) 6,1993,529– 2,670
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 7510530
4. Kosten per prestatie (x NLG1000) 2,5272,231– 0,296
5. Overige uitvoeringskosten 0,4343,7023,268
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)01.55–0101,2431,3310,088
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 5,55,70,2
Kwaliteitskengetallen    
Aantal ingediende bezwaarschriften 451
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 44
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 

De bovenstaande cijfers zijn opgesteld aan de hand van de opdrachten aan Senter voor de uitvoering van de regeling. Op basis van deze cijfers blijkt dat het aantal aanvragen en projecten veel hoger is dan verwacht. Dit heeft uiteraard consequenties voor de kosten per prestatie.

Kredietregeling Milieugerichte Productontwikkeling

Deze regeling beoogt ondernemers te stimuleren hun producten milieuvriendelijker te (her)ontwerpen, door een krediet beschikbaar te stellen van 40% van de projectkosten. In geval de technische ontwikkeling mislukt of met het product geen omzet wordt gemaakt, behoeft het krediet niet terugbetaald te worden. De kredietregeling MPO is per 31 december 2000 gesloten. Er zijn in 2000 46 projecten ingediend en 21 behandeld. Hiervan is aan 9 een krediet toegekend voor een totaalbedrag van ruim NLG 2,9 mln. De overige in 2000 binnengekomen aanvragen worden in 2001 afgehandeld. Per 31 december 2000 zijn er 42 lopende projecten in beheer.

Artikel 02.12 Technologische infrastructuur

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x f 1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000143 434108 314
Realisatie 2000188 865113 816
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 45 431+ 5 502

Toelichting realisatie 2000

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie:

 verplichtingenuitgaven
Artikelonderdeelgeraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Technologische vernieuwing21 86923 95518 30914 761
015 ICT-taskforce42 0273 997  
020 Onderzoek en voorlichting4 9473 3314 5554 214
030 STW36 20540 35324 05728 640*
040 IOP18 93015 08813 5918 031**
050 Topinstituten42 50047 12432 83041 227
060 Technologie en Samenleving3 4746 2983 2203 977
070 KIM13 5098 68911 3528 650
080 BCT20002000400319
Totaal143 434188 865108 314113 816

* zie ook artikel 02 06 860 (betaald NLG 2,386 mln);

** betalingen op verplichtingen die t/m 1997 zijn aangegaan, worden op artikel 02 02 720 verantwoord (in 2000 f 11,147 mln)

Technologische Vernieuwing

• Axis

De subsidie van Axis bedroeg in 2000 NLG 3,658 mln. De stichting Axis beoogt de aansluiting van de bèta- en techniekopleidingen op de arbeidsmarkt te bevorderen. Uit de Mid-term review blijkt dat de door Axis ondersteunde projecten, die gericht zijn op het onderwijsveld, naar tevredenheid verlopen en tot de gewenste synergie-effecten leiden. De wisselwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven behoeft echter nog versterking. Het landelijk netwerk is goed van de grond gekomen, maar de regionale netwerkfunctie heeft meer aandacht nodig. De communicatie kan verbeterd worden. Axis heeft de resultaten van de Mid-term review actief opgepakt in haar Activiteitenplan voor 2001.

Meer informatie over Axis is te vinden op http://www.platform-axis.nl/

• Stichting WeTeN

In 2000 heeft de stichting WeTeN 3,75 mln van EZ ontvangen (waarvan NLG 0,75 mln vanuit het voorlichtingsbudget van EZ). In 2000 is door de ministeries van OC&W, EZ en LNV «Boeiend, betrouwbaar en belangrijk; nota wetenschapscommunicatie» uitgebracht. WeTeN heeft daaruit een Meerjarenplan afgeleid.

Hoofdpunten daaruit zijn:

• opbouw van een inhoudelijk jaarthema, dat meer structuur in de wetenschaps- en technologiecommunicatie moet brengen.

• extra aandacht voor massamedia en ICT

• ondersteuning van de professionalisering van de wetenschaps- en technologiecommunicatiesector.

Adoptieplan Onderwijs: een project gericht op jongeren, om hen te interesseren voor het doen van onderzoekHet jaar 2000 stond daarmee in het teken van het veranderingsproces binnen WeTeN van een organisatie die deels ook zelf activiteiten voor publiekscommunicatie uitvoerde, naar een expertisecentrum.

Over de Stichting WeTeN staat uitgebreide informatie ophttp://www.weten.nl/

• IOC's

Connekt

Eind 2000 heeft EZ aan Connekt, het kenniscentrum voor verkeer en vervoer, een subsidie verleend van NLG 4 mln voor een 4-jarig Connekt/NWO stimuleringsprogramma. Medefinanciers zijn OC&W, V&W en de particuliere deelnemers in Connekt. Het stimuleringsprogramma betreft fundamenteel-strategisch onderzoek op het gebied van verkeer en vervoer, met de volgende onderzoeksthema's die aansluiten bij bestaand onderzoek in het kader van ICES/KIS:

– knooppunten, ruimtelijke inrichting en bereikbaarheid;

– benutting weginfrastructuur en reisinformatie;

– automatische voertuiggeleiding;

– betalen voor mobiliteit.

De tenderprocedure voor het onderzoeksprogramma start begin 2001. Voor april 2004 is een evaluatie voorzien.

Voor meer informatie, zie : www.connekt.nl

SDE

Aan het samenwerkingsverband Duurzame Energie is in 2000 een subsidie verleend van NLG 1,85 mln voor het jaar 2000 en een subsidie van NLG 2,85 mln voor het jaar 2001.

De liberalisering van de energiemarkt heeft als neveneffect dat het draagvlak van SDE aan snelle verandering onderhevig is doordat in het veld diverse fusies en overnames plaatsvinden. De bereidheid bij de bedrijven om te investeren in langlopend onderzoek is daardoor afgenomen. Niettemin is er nog voldoende draagvlak voor een onderzoeksprogramma op het gebied van biomassa en systeemintegratie.

Uitgebreider informatie staat op www.sde-research.nl/

ICT-Taskforce

De projecten van de Taskforce Risseeuw zijn in 2000 in gestart en vloeien alle voort uit de drie oplossingsrichtingen ter verbetering van de krappe arbeidsmarktsituatie voor ICT-personeel:

1. imagoverbetering;

2. afstemming onderwijs/arbeidsmarkt;

3. doelgroepen.

ICT-Taskforce
CoördinatiepuntProjectUitvoerderDoelEZ-Bijdr. (mln)
ImagoverbeteringICT-puntAXIS/FenitCoördinatie en afstemming van de Taskforce- en AXIS-projecten en bevorderen imagoverbetering van beroep en sector3
Afstemming Onderwijs-Arbeidsmarkt ProjectenDuale ICT-Opleiding HBOHBO-raadOntwikkeling duale trajecten op HBO-niveau en uitvoeren van 4 pilots. 1,872
 ICT in niet-ICT opleidingen HBOHBO-raadOntwikkeling IT-componenten in economische studierichtingen HBO12
 ICT in niet-ICT opleidingen WOVSNUOntwikkeling IT-componenten in juridische opleidingen Universiteiten6
 NetwerkacademieSt. Competentiegericht OnderwijsOntwikkelen virtuele marktplaats voor IT-opleidingen voor bedrijfsleven10
DoelgroepenMannen/vrouwen in balansVrouwen Vakschool Midden Ned.Ontwikkelen specifieke IT-opleidingen voor Vrouwen en plaatsen van opgeleide vrouwen in Banen4
 Color IT Hogeschool AmsterdamOntwikkelen van specifieke opleidingen voor allochtone studenten en wegnemen drempels in opleidingen (event. taalachterstanden)3,555
 Vluchtelingen/AsielzoekersStichting Pion. Selecteren, opleiden en plaatsen van vluchtelingen/asielzoekers1,6

De projectplannen in het kader van de ICT-Taskforce konden eerder worden vastgesteld en toegezegd dan was voorzien. De benodigde verplichtingenruimte is bij tweede suppletore begroting 2000 uit latere jaren naar voren gehaald. De uitvoering van deze projecten is aan het agentschap Senter overgedragen.

Onderzoek en voorlichting technologiebeleid

In het kader van onderzoek en voorlichting technologiebeleid is een groot aantal projecten uitgevoerd, veelal van geringe omvang. Enkele grotere projecten zijn de voorbereiding van ICES-KIS3, waaronder de uitwerking van de ICES-KIS-3 thema's (NLG 0,6 mln) en de arbeidsradar Bouw en arbeidsradar Beroepsgoederenvervoer (totaal NLG 0,8 mln).

STW

STW beoordeelt de projectvoorstellen tweede geldstroom die bij haar ingediend worden, op wetenschappelijke kwaliteit en utilisatie (de kans dat gebruikers de resultaten zullen toepassen). STW rapporteert jaarlijks over de utilisatieresultaten van de projecten die vijf respectievelijk tien jaar geleden zijn gestart en over het deel van deze projecten dat concrete resultaten heeft opgeleverd. Uit het utilisatierapport 2000 blijkt dat er van de 98 projecten die 1989 gestart zijn (met in totaal NLG 65 mln aan STW-bijdragen) 31% leidde tot een aanwijsbaar product.

In 2000 droegen EZ en NWO in totaal NLG 86 mln bij en de universiteiten circa NLG 90 mln. Het aandeel van EZ in de verleende subsidie van EZ en NWO samen is circa 40%.

In totaal heeft STW in 2000 70 nieuwe projecten gestart. Gemeten naar genoemd aandeel van de EZ-subsidie aan STW waren er in 2000 312 onderzoekers (286 fte's) met lopend STW-onderzoek bezig.

EZ verleende in 2000 een subsidie van NLG 37,5 mln. voor het aangaan van nieuwe verplichtingen in 2001. Daarnaast heeft EZ een eenmalige aanvullende subsidie aan STW verleend voor investeringen door MESA+ op het gebied van nanotechnologie-onderzoek van NLG 2,9 mln.

In 2001 wordt STW geëvalueerd. De evaluatie moet mede inzicht geven in de manier waarop STW zo goed mogelijk kan inspelen op toekomstige ontwikkelingen.

Voor meer informatie over STW, zie op www.stw.nl/

Innovatiegerichte Onderzoekprogramma's (IOP)

In 2000 is een aantal innovatiegerichte onderzoekprogramma's uitgevoerd. In 2000 werden de IOP's Verf en Metalen afgesloten en werd het IOP Genomics gestart. Tevens is een IOP Elektromagnetische Vermogenstechniek in voorbereiding genomen. Met behulp van het IOP worden ook enkele NWO-programma's ondersteund: Computational Materials Science, Zachte Gecondenseerde Materie en Embedded Systems.

In 2000 uitgevoerde IOP's (x NLG 1 mln)
1. Metalen0,04
2. Industriële Eiwitten1,96
3. Genomics0,24
4. Oppervlaktetechnologie3,22
5. Beeldverwerking2,20
6. Zware metalen0,63
7. Mens machine interface0,66
8. Precisietechnologie6,14
Totaal15,09
Doelmatigheidskengetallen IOP
 Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
1. Behandelde aanvragen (in aantallen) 10018585
2. Aantal projecten in beheer (in aantallen) 30034747
3. Toegelicht begrotingsbedrag (uitvoeringskosten Senter) (x NLG 1 mln)01.55–0203,22,8– 0,4
4. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 13,615,31,7

Voor de kosten per prestatie van het behandelen en beheren van IOP-aanvragen zijn nog geen realisatiecijfers beschikbaar.

Technologische Top Instituten (TTI's)

In 2000 is aan de TTI's in totaal f 47,1 mln (incl. f 0,6 mln voor evaluatie) toegezegd voor onderzoek in het subsidiejaar 2001.

De bijdrage per TTI is als volgt:

Subsidiejaar (bijdrage x NLG 1 mln)2001
Voedselwetenschappen13,3
Metaaltechnologie11,0
Telematica10,6
Polymeren11,6
Totaal46,5

De TTI's hebben in 2000 in totaal 116 projecten gestart. Bij de uitvoering van het basisprogramma werden in totaal 340 onderzoekers (gerekend in fte's) ingezet. De bijdragen van het bedrijfsleven bedroegen NLG 26,2 mln en die van de kennisinstellingen NLG 25,7 mln.

In 2001 zal een evaluatie van de TTI's plaatsvinden, waarvan het eindrapport in het najaar van 2001 gereed zal zijn.

Voor meer informatie over de Technologische Topinstituten:

http://www.wcfs.nl/

http://www.nimr.nl/

http://www.telin.nl/

http://www.polymers.nl/

Technologie & Samenleving

In 2000 zijn de 4 lopende thema's van het T&S-programma, te weten Criminaliteitspreventie, Leren in de werkomgeving, Preventie Arbeidsuitval en Reïntegratie Arbeidsgehandicapten aangevuld met een 5e thema, te weten Sociale Integratie.

Aangezien het betrekken van beleidsterreinen van andere departementen bij de technologische ontwikkelingen in economie en samenleving ten dele reeds autonoom geschiedt en geen stimulans meer nodig heeft vanuit een relatief beperkt programma gericht, heeft de Stuurgroep Technologie en Samenleving besloten tot een afronding van het programma Technologie en Samenleving. In 2 tot maximaal 3 jaar zal het programma, met inachtneming van de lopende afspraken met de deelnemende departementen, worden afgebouwd en beëindigd.

Kennisdragers in het MKB (KIM)

Het aantal toegekende KIM'ers is in 2000 lager (310) dan begroot (450). Door de krapte op dearbeidsmarkt bleek het opnieuw lastig kennisdragers (hoger opgeleiden) voor het MKB te vinden.

Kengetallen KIM
(Bedragen x NLG1000)RamingRealisatieVerschil
RAMINGSKENGETALLEN   
1. Ontvangen aanvragen (aantallen)500313– 187
2. Toegewezen aanvragen (aantallen)450310– 140
3. Loonkostensubsidie per KIM'er2020 
4. Toegelicht begrotingsbedrag9 0006 200– 2 800
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN   
1. KIM'ers in dienst van MKB getreden (%)759015
2. Kosten van begeleiding/advies5 0001 543– 3 457
3. Overige uitvoeringskosten20001 396– 604
DOELTREFFENDHEIDSKENGETALLEN   
Continuering innovatie na beëindiging KIM-project (%)*7558– 17

* Wijkt af van voorgaande jaren, omdat voorheen een koppeling bestond met het in dienst treden van de KIM'er.

BrancheCentra voor Technologie (BCT)

In 2000 zijn 6 aanvragen voor subsidie ingediend, waarvan 4 zijn gehonoreerd voor een bedrag van in totaal NLG 2 mln (het totale budget van de regeling in 2000). De gehonoreerde aanvragen zijn van de Centrale Bond van Meubelfabrikanten (NLG 1,0 mln), de Association of Tankcleaning Companies in the Netherlands (NLG 0,5 mln), de Vereniging Technische Keramiek (NLG 0,3 mln) en de Vereniging Metalen Ramen en Gevelindustrie (NLG 0,2 mln).

Artikel 02.13 Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200038 000
Realisatie 200050 366
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 12 366
Stand ultimo 2000
(x NLG1000)Totale Projectomvang:Reeds Betaald:Openstaande verplichtingen:
NOBIS23 98823 9880
HPCN33 65733 6570
MARIN100 000100 0000
Gigaport142 00060 80081 200
Saldo299 645218 44581 200

NOBIS

Het doel van NOBIS is het bewerkstelligen van aanzienlijke kostenreducties voor bodemsaneringsoperaties en het opheffen van stagnatie van economische en maatschappelijke processen die een gevolg zijn van de bodemvervuiling. NOBIS doet dit door financiering en organisatie van onderzoeks- en demonstratieprogramma's naar biologische in-situ bodemsanering.

Het ICES-project is in juni 2000 succesvol afgesloten met een symposium en met de presentatie van haar eindrapport «Omslag in bodemdenken». De resultaten van NOBIS zijn gebundeld in de productengids van NOBIS op CD-ROM. Een belangrijk resultaat van het project is het tot stand brengen van een goed lopend, vraaggestuurd en probleemoplossingsgericht onderzoekprogramma, gebaseerd op cofinanciering van publieke en private middelen. Daarbij is een goed netwerk ontstaan tussen kennisaanbieders, probleembezitters en eindgebruikers op het gebied van bodemverontreiniging en bodemsanering. Een ander resultaat is dat voor veel soorten bodemverontreiniging het mogelijk is gebleken om met biologische in-situ methoden aanzienlijke kostenreducties te bereiken. Bodemsanering is mede daardoor niet alleen beter betaalbaar maar ook beter haalbaar geworden. NOBIS is in 2000 overgegaan in het programma SKB, de Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem. Dit programma richt zich op het ontwikkelen en uitdragen van kennis op het gebied van nieuwe vormen van bodemsanering.

HPCN

In 2000 is het HPCN-programma administratief afgesloten. Mede op basis van een door de EZ accountantsdienst uitgevoerd verificatieonderzoek heeft decharge van de Stichting HPCN plaatsgevonden, waarna deze ook formeel kon worden opgeheven. Een deel van het Stichtingsbestuur is echter actief gebleven in de nieuwe «Stichting Platform HPCN», die zich zal gaan richten op de verdere verduurzaming van de in de ICES-periode bereikte resultaten. Hoofdthema voor de toekomst is het «Innovatief Computergebruik». In het zogenaamde «visie-document» zijn de plannen voor de toekomst neergelegd. Met gebruikmaking van de netwerken en kennis gegenereerd onder de HPCN ICES-periode zullen innovatieve ICT-initiatieven worden ontplooid en uitgevoerd. Financiering van nieuwe projecten zal geschieden uit de door deelnemers bijeengebrachte middelen en het reguliere subsidie-instrument. Uiteindelijk heeft de Stichting in de periode 1995–1999 in totaal een bedrag van NLG 33,7 mln aan ICES-middelen uitgekeerd. Gedurende de looptijd zijn 25 duurzame publiekprivate samenwerkingsverbanden tot stand gekomen, gericht op de ontwikkeling en verspreiding van specifieke HPCN-toepassingen ofdiensten. De impulsen die door middel van het HPCN-programma zijn gegeven, hebben geleid tot versterking van de kennisinfrastructuur op het gebied van innovatieve computertoepassingen. Deze versterking is bereikt door effectieve publiekprivate samenwerking, die zich richt op vernieuwing in ICT door de ontwikkeling van nieuwe technologieën. De ontstane nieuwe netwerkstructuren zijn zodanig bestendig gebleken dat er een voldoende draagvlak is geschapen voor een verduurzaming die in de Stichting Platform HPCN ook daadwerkelijk vorm heeft gekregen.

MARIN

De bijdrage aan MARIN is gericht op een drietal faciliteiten om het MARIN haar positie als één van de toonaangevende grote technologische instituten (GTI's) op maritiem gebied te behouden en uit te bouwen. De investeringen betreffen de zeegangstank, de offshoretank en de vacuümtank. In 1999 is de zeegangstank in gebruik genomen, in 2000 de offshoretank en de vacuümtank. Op 10 april 2001 zullen de drie nieuwe faciliteiten formeel worden geopend.

Gigaport

In 1999 is NLG 142,0 mln toegezegd voor het project GigaPort. Binnen GigaPort worden technologieën ontwikkeld die snelheid, betrouwbaarheid en beveiliging van het Internet zullen verbeteren. Het project is opgezet onder regie van de Ministeries van EZ, OC&W en V&W. De doelstellingen zijn onderverdeeld naar drie ambitieniveaus:

1. ontwerpen, bouwen en onderhouden van een breedbandnetwerk voor onderzoek en ontwikkeling in het algemeen en gebruik door universiteiten, hogescholen en publiek gefinancierde onderzoeksinstituten in het bijzonder (GigaPort Netwerk);

2. stimuleren van kennisontwikkeling en – diffusie in Nederland (GigaPort Applicaties);

3. versterken van de concurrentiepositie en economische ontwikkeling van Nederland (GigaPort als geheel).

Nadat in 1999 de tenders zijn uitgevoerd voor de connectiviteit van het internationale onderzoeksnetwerk om de aansluiting te bewerkstelligen tussen het nationale netwerk, buitenlandse onderzoeksnetwerken en het internet, is begin 2000 de tender voor de ontwikkeling van het nieuwe nationale onderzoeksnetwerk gegund. De verwachting dat private partijen daaraan een bijdrage zouden willen leveren, is meer dan bewaarheid gebleken. Ook zijn in 2000 de eerste proefprojecten met nieuwe toegangstechnologieën van start gegaan, ook daaraan leveren private partijen een substantiële bijdrage. De verhouding publieke-private financiering zal in beider gevallen uitkomen op ongeveer één- tot tweederde. Verder is in 2000 verder vorm gegeven aan de kennisopbouwprojecten en de toepassingsprojecten met het bedrijfsleven. De voortgang hier is echter minder groot dan verwacht. Dit wordt vooral veroorzaakt door de zogenaamde «last mile»-problematiek. Het blijkt voor bedrijven uitermate kostbaar te zijn om een verbinding van voldoende capaciteit met het GigaPort netwerk te krijgen. Het kabinet heeft dit in de notitie «De Digitale Delta: e-Europe voorbij» onderkend en nadere stappen aangekondigd om hier een beter zicht op te krijgen. In dit kader wordt onderzocht of enkele regionale proeven met glasvezelnetwerken ondersteund kunnen worden.

03.00 INDUSTRIE- EN DIENSTENBELEID

Artikel 03.03 Versterking economische structuur

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20007 49411 258
Realisatie 20007 91711 436
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 423+ 178
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 Vernieuwingsprogramma's7 2427 2295 9608 590
040 Toeleveren en Uitbesteden via Senter  185266
050 Branche structuurverbetering    
060 Stimulering Commerciele diensten sector    
100 Beheerskosten5268852577
200 Crisisbeheersing2002002003
964 Bevorderen structuurversterking  4 861
Totaal7 4947 91711 25811 436

Toelichting realisatie 2000

In het kader van vernieuwingsprogramma's (NLG 7,2 mln) zijn bijdragen toegezegd aan 34 projecten. De meeste zijn, in omvang, relatief beperkte bijdragen aan respectievelijk opdrachten voor onderzoek gericht op vernieuwingen van industriële voortbrengingsprocessen en in beperkte mate dienstverlening. Verreweg de grootse post is de bijdrage aan Dreamstart (NLG 3,1 mln). Dreamstart is een platform voor technostarters dat is opgericht om partijen en activiteiten gericht op technostarters te verbinden en daarnaast nieuwe initiatieven t.b.v. technostarters aan te jagen. Dreamstart heeft drie taken:

1. Verschaffen van informatie en het toegankelijk maken van bestaande en opkomende initiatieven;

2. Het stimuleren van bewustwording omtrent techno-ondernemerschap bij bedrijven, publieke kennisinfrastructuur en (potentiële) technostarters;

3. Het vormen van netwerken op specifieke technologiegebieden.

Eén van de effecten van de laatste taak is het ontstaan van technostartersclusters die voorstellen voor ondersteuning door EZ kunnen indienen in de regeling voor technostartersclusters die in 2001 van start zal gaan.

Op dit artikel zijn ook de uitgaven voor crisisbeheersingorganisatie (circa NLG 0,7 mln) verantwoord.

Artikel 03.04 Industriële promotie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200014 62814 506
Realisatie 200014 96814 216
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 340– 290

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per buitenkantoor (x NLG1000)
Regio verplichtingengemiddeld per
 aantal postenramingrealisatiepost
USA57 3207 9971 599
Japan (incl. Hong Kong)32 0472 514838
Korea1307364364
Taiwan1654975975
Singapore1431379379
Europa11 8001 7051 705
Den Haag (Adviezen werkz. derden)nvt2 0691 034nvt
Totaal 14 62814 968 

Bovenstaande cijfers per regio wijken af van de realisaties op de bij die regio's behorende artikelsubs omdat een deel van de realisatie op het artikelsub «Den Haag» saslarisbetalingen betreft ten behoeve van de andere regio's en daarom in bovenstaande cijfers is verdeeld over die regio's teneinde een juist beeld te geven van de gemiddelde realisatie per post.

Nadere specificatie
Herkomst van bedrijven (donorgebieden)aantal projecteninvestering in mlnarbeidsplaatsen
 200019992000199920001999
Noord-Amerika57554649093 8054 244
Azië3125173129916643
Europa6532653350122
Totaal94859631 0915 0715 009
Aard der projecten
 aantal projecteninvestering in mlnarbeidsplaatsen
 200019992000199920001999
Productie/Assemblage411211542248984
Distributie3022116116716969
Int Dienstverlening Algemeen6558536886
Europese hoofdkantoren33291792771 6621 434
Call Centers378066615785
Overig (o.a. Marketing/Sales)1811319851 462751
Totaal94859631 0915 0715 009
Verdeling naar regio
 aantal projecteninvestering in mlnarbeidsplaatsen
 200019992000199920001999
Groningen22967654568
Friesland000000
Drenthe20701750
Overijssel226748290
Flevoland21243020
Gelderland1602912183
Utrecht643516147329
Noord-Holland43254423102 9121 096
Zuid-Holland2021151105548809
Zeeland0103500100
Noord-Brabant1213202805061 311
Limburg41022114148803
Totaal94859631 0915 0715 009

De buitenlandse investeringsprojecten in Nederland die in 2000 via het CBIN zijn aangetrokken, zullen goed zijn voor de creatie van ruim 5 duizend arbeidsplaatsen. Hiervan nemen Amerikaanse investeerders ruim driekwart (3 805) voor hun rekening. Met de 94 aangetrokken projecten is een totaal investeringsbedrag van een kleine 1 miljard gulden gemoeid.

Het CBIN richt zich primair op nieuwe vestigingen en uitbreidingsinvesteringen waarvoor Nederland in concurrentie is met de landen om ons heen. Bij de acquisitie van buitenlandse investeringsprojecten werkt het CBIN nauw samen met regionale ontwikkelingsmaatschappijen, Nederland Distributieland, provincies en lokale overheden.

Het resultaat van het afgelopen jaar werd qua arbeidsplaatsen slechts overtroffen in 1998. Investeerders uit de Verenigde Staten waren net als in voorgaande jaren goed voor het merendeel van de aangetrokken investeringen. Van de projecten waren er 57 afkomstig uit de VS, 31 uit Azië en 6 uit Europese landen. Het aantal projecten uit Japan kende een verdubbeling ten opzichte van 1999 (van 5 naar 10).

Artikel 03.05 Steun scheepsbouw

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000130 00072 140
Realisatie 2000129 51182 623
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)489+ 10 483
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 Steunverlening Scheepsbouwindustrie130 000129 51169 64080 123
030 NESEC  2 5002 500
909 Rente-overbrugging Scheepsbouw    
Totaal130 000129 51172 14082 623

Toelichting realisatie 2000

Er zijn in 2000 129 aanvragen met een totale opdrachtwaarde van NLG 3,0 mrd ingediend, waarvan er 119 met een opdrachtwaarde van NLG 2,8 mrd, zijn gehonoreerd. De gemiddelde contractsom per schip voor de ingediende aanvragen bedroeg NLG 22,9 mln en voor de gehonoreerde aanvragen NLG 23,6 mln.

In volgende grafiek wordt de verhouding orderbedrag/subsidiebudget over een reeks van jaren weergegeven.kst-27700-30-1.gif

Artikel 03.07 Bijdrage aan Koninklijke Schelde Groep

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
Realisatie 200084 00084 000
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 84 000+ 84 000

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2000

Op 14 juli 2000 is het overnamecontract tussen Damen Shipyards N.V. (Damen), de Koninklijke Schelde Groep (KSG), de Provincie Zeeland en de Staat betreffende de overname van KSG door Damen ondertekend. De transactie behelst alle activiteiten van KSG, zowel de maritieme als de deelnemingen in machine- en apparatenbouw. In het overnamecontract was nog een aantal opschortende voorwaarden opgenomen. Deze zijn in de periode na 14 juli 2000 nader ingevuld zodat op 29 september 2000 de definitieve aandelenoverdracht heeft kunnen plaatsvinden.

In het kader van het pakket van maatregelen om de continuïteit van KSG zeker te stellen hebben de toenmalige aandeelhouders van KSG (90% Staat en 10% Provincie Zeeland) een noodzakelijk geachte bijdrage geleverd. De in 2000 geleverde totale vermogensversterking bedraagt NLG 84,0 mln. De Kamer is hierover separaat geïnformeerd. Door de overname is het toekomstperspectief voor KSG zekergesteld. Het bedrag is bij tweede suppletore begroting in de ramingen opgenomen.

Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V.

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
Realisatie 20004 313129 050
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 4 313+ 129 050

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2000

In 1999 zijn door de Staat, Volvo Car Corporation en Mitsubishi Motors Corporation afspraken gemaakt over de beëindiging van de financiële relaties tussen de Staat en NedCar. De schuld door het verlies op de V400 enerzijds en de Projectloan anderzijds zijn de belangrijkste elementen van deze relatie. Door de overnames van Mitsubishi door Daimler-Chrysler en Volvo door Ford is de verwachting dat de overeenkomsten voorlopig niet uitgevoerd zullen worden. Daar de overeenkomsten een versnelde afwikkeling betreffen boeten ze ieder jaar aan belang in. Om deze reden is bij tweede suppletore begroting de eerder opgenomen versnelling teruggedraaid.

De verplichtingen in 2000 zijn het gevolg van de verhoging van de V400 schuld met de rentelasten NedCar over 1999. De uitgaven betreffen de aflossingstermijn van de V400 schuld (NLG 71,7 mln) en de uitbetaling van de afgegeven garantie aan de Stichting NedCar Project Financiering inzake de financieringskosten van een gedeelte van de, door de stichting verstrekte, renteloze lening ad NLG 700,0 mln van de Staat aan NedCar (NLG 57,3 mln). Betaling hiervan was geraamd in de periode 2001 t/m 2003, maar is om doelmatigheidsredenen (minder rentelasten) in 2000 betaald.

Artikel 03.09 Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20001 600
Realisatie 2000225
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 1 375

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden de betalingen verantwoord op in het verleden aangegane verplichtingen uit hoofde van de PPM-regeling.

04.00 RUIMTELIJK ECONOMISCH BELEID

Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingmaatschappijen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200011 12811 147
Realisatie 200011 50912 166
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 381+ 1 019

Toelichting realisatie 2000

In onderstaande tabel is voor elk van de vijf ROM's de raming afgezet tegen de realisatie. De in het verslagjaar aangegane verplichtingen hebben betrekking op de apparaatskostenvergoeding.

De beleidslijn met betrekking tot de ROM's is met ingang van 2000 vernieuwd (Kamerstukken II 2000–2001, 26 570, nr. 16). Per ROM zullen met ingang van 2001 concrete prestatieafspraken gemaakt worden over de inzet van de EZ-subsidie.

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
(x NLG1000,–)geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 NOM apparaatskosten4 6964 8574 6965 325
110 LIOF apparaatskosten2 6582 7492 6582 771
210 OOM apparaatskosten1 6071 6621 6071 651
310 GOM apparaatskosten8719018711 069
410 BOM apparaatskosten1 2961 3401 2961 331
610 Medewerkers overige instituten1919
750 GOM financieringsbedrijf oud
Totaal11 12811 50911 14712 166

Artikel 04.04 Voorwaardenscheppend beleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20003 248
Realisatie 2000414
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 2 834

Toelichting realisatie 2000

Betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren toegezegde EZ-bijdragen ten behoeve van de regionale projecten «Nijverheidspark» en «De Kolk».

Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20005 508
Realisatie 20001 000
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 4 508

Toelichting realisatie 2000

Betreft de uitfinanciering van een in voorgaande jaren toegezegde EZ-bijdrage voor een infrastructuurproject in de provincie Drenthe.

Artikel 04.08 Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000193 871101 572
Realisatie 2000175 239102 808
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)18 632+ 1 236

Toelichting realisatie 2000

Betreft de centrale Investeringspremieregeling (IPR) en Kompas voor het Noorden. In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie.

Artikelonderdeelverplichtingen uitgaven
x NLG1000,–geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 IPR-centraal44 91432 25837 08747 355
020 Kompas voor het Noorden124 686111 90058 41450 028
070 EFRO-cofinanciering24 27131 0816 0715 425
Totaal193 871175 239101 572102 808

IPR-centraal

Kengetallen IPR-centraal
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
Ramingskengetallen    
1. Toegezegde subsidies (in aantallen) 87– 1
2. Gemiddeld bedrag per toezegging 5,64,6– 1,0
3. Toegezegde subsidies04.08–01044,932,3– 12,7
Doeltreffendheidskengetallen    
1. Te realiseren arbeidsplaatsen (in aantallen) 1 435335– 1 100
2. Premie per arbeidsplaats 0,0310,0960,065
3. Investeringen 560383,3– 176,7
4. Premiepercentage (in %) (subsidie/investeringen) 8,08,40,4

De relatief grote daling van het aantal arbeidsplaatsen wordt veroorzaakt doordat de gesubsidieerde investeringen zeer kapitaalintensief van aard waren.

Verdeling toezeggingen 2000 centrale IPR over provincies
ProvincieInveste-ringenArbeidsplaatsenProjectenSubsidie
Groningen88,05011,5
Friesland133,7135212,8
Drenthe73,17529,1
Overijssel
Limburg88,57528,8
Totaal383,3335732,2

Kompas voor het Noorden

Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland is in 2000 begonnen met de uitvoering van het programma «Kompas voor het Noorden». EZ neemt een deel van de kosten van dit programma voor haar rekening. Van de beschikkingen die in 2000 door SNN zijn afgegeven heeft 86% betrekking op het deelprogramma «Economische kerngebieden / versterking marktsector», 5% op het deelprogramma «Landelijk gebied» en 6% op het deelprogramma «Stedelijke centra». De overige 3% heeft betrekking op gemaakte uitvoeringskosten.

Gelet op de late start van het programma (zomer 2000) is het nog te vroeg om over resultaten van de gerealiseerde projecten in termen van aantal hectaren nieuwe en gerevitaliseerde bedrijventerreinen respectievelijk het aantal vierkante meters nieuwe en gerenoveerde kantoorruimte te rapporteren. Wel zijn de gegevens uit onderstaande tabel beschikbaar. Over de effecten van het Kompasprogramma in termen van gecreëerde werkgelegenheid is met SNN afgesproken dat in 2003 een eerste evaluatie zal plaatsvinden, de mid-term review.

In onderstaande tabel zijn alleen de thema's uit het Kompasprogramma opgenomen, waarvoor EZ-bijdragen zijn gecommitteerd. Thema's zijn samengesteld uit meerdere maatregelen. EZ heeft voor iets meer dan de helft van de in totaal 49 maatregelen bijdragen toegezegd, voor het merendeel behorend tot het deelprogramma «Economische kerngebieden/ versterking van de marktsector», verkort aangeduid als «Markt».

De bedragen per thema geven de door het SNN gerealiseerde projectcommitteringen weer voor zover er een beroep is gedaan op de EZ-bijdrage aan Kompas.

Deelprogramma/themaAantal projectenbedrag x NLG 1 mln.
Econ. Kerngebieden/verst. Marktsector  
– Verbet. Vestigingsvoorwaarden262,1
– Versterking marktsector876,7
– Versterking arbeidsaanbod111,9
Totaal deelprogramma «Markt»11150,7
Landelijk gebied  
– Verst. Marktgerichte landbouw21,8
– Toerisme en recreatie17,5
Totaal «Land»39,3
Stedelijke centra  
– Bestaande werkgebieden op peil/stimulans23,1
– Kwaliteit binnensteden26,6
– Versterking hoger onderwijs/kennis10,4
Totaal «Stad»510,1
   
Uitvoering14,6
Totaal Kompas voor het Noorden20174,7

Toelichting op de tabel:

• Omdat het toezeggingen betreft van SNN is het bedrag aan toezeggingen niet gelijk aan het door EZ aan SNN toegezegde bedrag van NLG 104,4 mln voor het jaar 2000. Dit jaar is het eerste jaar van de commiteringsperiode van het Kompas voor het Noorden; SNN anticipeert ten dele reeds op 2001, vooral voor tijdelijke financiering van later in te zetten EU-middelen;

• De Kompas-uitvoering is vanaf zomer 2000 in de praktijk goed op gang gekomen; bovendien zaten er ultimo 2000 veel projecten in de pijplijn die niet meer in dit eerste jaar tot commitering konden komen;

• In de eerstgenoemde twee thema's zijn mede de budgetvastleggingen opgenomen van de bedrijfsgerichte regelingen, waaronder de decentrale IPR, direct al voor een twee jaar (2000/2001).

IPR-decentraal

Uit de decentrale IPR worden alleen in de drie Noordelijke provincies en in Hardenberg en Steenwijk van de provincie Overijssel verplichtingen aangegaan. Met ingang van 2000 maakt de IPR-decentraal integraal onderdeel uit van het Kompas. De uitvoering van de regeling is ondergebracht bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). De grens van de subsidiabele grondslag van de decentraal uit te voeren projecten ligt op NLG 10 mln.

Verdeling toezeggingen SNN 2000 decentrale IPR over provincies
ProvincieInvesteringen (in mln)ArbeidsplaatsenProjectensubsidie in NLG mln
    totaalper arbeidsplaats
Groningen56,8746179,112,195
Friesland97,32691711,643,270
Drenthe65,03031810,233,685
Overijssel9,72531,247,510
Totaal228,81 3435532,123,925

EFRO-cofinanciering

Programma's
 Aantalverplichtingen (x NLG 1 mln)
Doelstelling 1 Flevoland130
Interreg II10,1
MKB11,0
Totaal331,1

De programma's «Konver» en «MKB» worden niet voortgezet in de nieuwe periode.

Er zijn inmiddels decentralisatieconvenanten afgesloten met Noord-Nederland en Flevoland. Begin april 2001 zullen ook met Oost-Nederland en Zuid-Nederland dergelijke convenanten worden afgesloten. Dan zal voor alle Doelstelling 1 en 2-regio's waar EZ bemoeienis mee heeft, de verdeling van taken en verantwoordelijkheden is tussen rijk en regio zijn vastgelegd. In de convenanten worden aspecten geregeld als aansprakelijkheid en diverse beheer, toezicht- en controleaangelegenheden. Omdat de EU het EDP Flevoland al geaccordeerd had, zijn vooruitlopend op de AmvB, richting Flevoland in 2000 verplichtingen aangegaan en is één voorschot verstrekt.

Met de regio's is op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de gegevens die zij twee keer per jaar dienen aan te leveren en die EZ in staat stellen de voortgang te monitoren. Het betreft gegevens inzake committeringen, realisatie, cofinanciering en inhoudelijke voortgang (prestatiegegevens). Op basis van deze set zal een format worden opgesteld met gegevens die voortaan één keer per jaar naar de Tweede Kamer zullen worden gestuurd.

Dit format zal interdepartementaal worden afgestemd met betrokken ministeries (EZ, LNV, BZK, SZW en Financiën) en naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

Artikel 04.09 Regio-programma's

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200087 698
Realisatie 2000172 000114 364
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 172 000+ 26 666

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

Artikelonderdeelgerplichtingenuitgaven
(x NLG1000,-)geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 ISP-regulier66 96161 812
520 Oost. mijnstreek Z-Limburg172 0002 02029 923
610 EFRO-cofinanciering15 71712 489
900 Oude verplichtingen3 00010 140
Totaal172 00087 698114 364

Omdat de verplichtingen voor de infrastructuur en het bedrijventerrein in Born niet meer in 1999, maar in 2000 zijn aangegaan, is bij eerste suppletore begroting 2000 de verplichtingenruimte met 172 mln verhoogd. Daarmee samenhangend zijn in 2000 ook extra betalingen verricht.

Toelichting realisatie 2000

De realisatie betreft een verplichting van NLG 137 mln voor infrastructuur en NLG 35 mln voor de aankoop van gronden voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Swentibold te Born, specifiek bestemd voor de «automotive» sector.

Artikel 04.10 Stimulering Ruimte voor Economische Activiteit

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000163 005126 228
Realisatie 2000375 66065 474
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 212 655– 60 754

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie:

 verplichtingenuitgaven
Artikelonderdeelgeraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 StiREA52 2234 10073 02138 013
015 Impuls bedrijventerreinen100 000 25 000 
020 Ruimtelijk economisch onderzoek10 7822 96010 0574 089
030 Fysieke stadseconomie0255 33612 60412 604
040 Niet-fysieke stadseconomie0113 2645 54610 768
Totaal163 005375 660126 22865 474

Nadat eind 1999 de convenanten met de G30 eind december 1999 waren getekend, zijn in 2000 de verplichtingen in het kader van het Grote Steden Beleid (Stadseconomie-budget) administratief vastgelegd. Daartoe bij 1e suppletore begroting het verplichtingenbudget uit 1999 aan de begroting 2000 toegevoegd.

Toelichting realisatie 2000

StiREA

De StiREA is in 1999 beëindigd. Er is in 2000 geen nieuwe tender geopend. Voor 2000 kunnen derhalve geen gegevens worden geleverd over hectaren en arbeidsplaatsen. De opvolger van STiREA is de Tender Investerings Programma's Provincies (TIPP). Door enkele vertragingen zal deze regeling niet in 2000 van start gaan, maar is de eerste TIPP-tender nu op 1 februari 2001 geopend. Het budget 2000 zal worden verschoven naar 2001, hetgeen betekent dat budget 2001 uitkomt op 150 mln. Daarvan komt NLG 50 mln uit de middelen uit het amendement Hindriks/Van Walsem (Kamerstukken II, 1999–2000, 26 800 XIII, nr. 27). De overige NLG 50 mln uit dit amendement zullen worden ingezet in de jaren 2002 en 2003.

Convenanten grotestedenbeleid

Eind 1999 heeft het rijk 25 (en in het kader van ISV aanvullend hierop nog 5) convenanten gesloten met steden. Aan bijna alle convenanten waren aanvullende voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden verschillen per stad. Een voorwaarde die voor alle gemeenten gold, was het formuleren van concrete prestaties op basis van de nulmeting Benchmark gemeentelijk ondernemingsklimaat eind 1999 (tweejaarlijkse herhalingsmeting). De steden hebben in 2000 alsnog aan deze en de overige voorwaarden voldaan.

Vanuit EZ is geld beschikbaar gesteld voor de projecten stadseconomie binnen de Meerjarige ontwikkelingsprogramma's van de steden (deels via ISV voor het fysieke gedeelte). In 2000 zijn, vooruitlopend op de AMvB niet-fysieke stadseconomie en de Wet ISV voorschotten verleend aan de G25 en G5.

In het kader van de VBTB-begroting loopt momenteel een interdepartementale actie, waarbij BZK nagaat hoe prestatiegegevens over GSB richting Tweede Kamer kunnen worden opgenomen (apart of integraal in BZK begroting).

Artikel 04.11 Toeristisch beleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200049 35850 118
Realisatie 2000129 45475 680
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 80 096+ 25 562

Toelichting realisatie 2000

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie.

 verplichtingenuitgaven
Artikelonderdeel x NLG1000,–geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Div. toeristische organisaties4 7757 2804 7755 780
020 NBT42 23343 40442 23343 768
040 WTO350426350426
210 Bevordering toer. Promotie200078 3442 76025 706
totaal49 358129 45450 11875 680

Toeristische organisaties

Het toeristisch beleid is gericht op het creëren van zodanige randvoorwaarden, dat de toeristische sector ruimte voor ontwikkeling krijgt. EZ geeft dit beleid met name vorm door bijdragen aan de publieke component van de activiteiten van de Algemene Nederlandse Vereniging van VVV's (ANVV), het Nederlands Bureau voor Toerisme (NBT), en de Stichting Toerisme en Recreatie AVN), die per 1 juli 2000 gefuseerd zijn tot de Stichting Toerisme Recreatie Nederland. De vorming van het TRN vormt een versterking van het intermediaire kennis-, innovatie- en marketingcentrum voor de toeristisch-recreatieve sector.

TRN voert de volgende taken uit, die mede een publieke functie hebben en waarop de financiële bijdrage van EZ gericht is:

– kennis verzamelen van toeristische markten en producten en overdragen aan de sector

– initiëren van marktgerichte productontwikkeling, mede door het bij elkaar brengen van relevante partijen

– verzorgen van algemene Holland promotie en promotie van specifieke componenten van het toeristische aanbod

– optimale distributie naar buitenlandse en binnenlandse consument van toeristisch-recreatieve informatie, onder meer via het buitenlandse kantorennetwerk en de VVV's.

EZ verstrekt tevens bijdragen aan het Nederlands Congresbureau (NCB), dat uiterlijk per 1 januari 2002 tot TRN zal toetreden, en aan de World Tourism Organization (WTO)

Enkele gegevens over de NBT-begroting en de EZ-bijdrage daaraan
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)Raming 2000Realisatie 2000*Verschil
Totale begroting NBT 71,864,6– 7,2
– Waarvan overheadkosten (algemene beheerskosten) 27,028,81,8
– Waarvan totale activiteitenkosten 44,835,8– 9,0
– Overheadkosten als % van de totale begroting 37,6%44,6% 
– Bijdrage van EZ (excl. een bijdrage aan AVN van NLG 1,7 mln)05.12 02040,541,61,1
– Bijdrage van bedrijfsleven 31,323,0– 8,3

* raming volgens opgave TRN d.d. 28 februari 2001

In het jaar 2000 heeft het onderzoeksbureau LAGroup het functioneren van NBT geëvalueerd, mede in het licht van de subsidierelatie met EZ. Geconstateerd is dat de toeristische doelstellingen 1997–1999 zijn gerealiseerd en dat wezenlijke verbeteringen van het instrumentarium voor planning, beheersing, effectmeting en verantwoording (onder andere integraal kostensysteem en promotie-multiplier). Het NBT scoort ook goed in vergelijking met een vijftal onderzochte buitenlandse collega-organisaties. Het rapport geeft een aantal adviezen voor uitbouw van subsidie-arrangement dat uitgaat van prestatieafspraken. Deze adviezen worden uitgewerkt in de nieuwe subsidievoorwaarden van EZ voor de Stichting Toerisme Recreatie Nederland, die per 1 januari 2002 in werking zullen treden.

De terugval in kosten heeft te maken met het zich terugtrekken van een grote opdrachtgever. In verband met de terugvallende bijdrage van het bedrijfsleven, behoefden tevens minder activiteitenkosten gemaakt te worden. Ten gevolge van fusiekosten, onder andere door dubbele directiebezetting, zijn de overheadkosten licht gestegen. Beide effecten samen verklaren de stijging van het aandeel van de overheadkosten van de totale kosten met 9,0%.

Bevordering toeristische promotie

Herstructurering Oude Rijkswerf Willemsoord te Den Helder

In 2000 heeft EZ een subsidie van NLG 68 mln gegeven aan de herstructurering van de Oude Rijkswerf Den Helder. Door restauratie van de door de marine verlaten Oude Rijkswerf Willemsoord krijgt dit Rijksmonument een nieuwe functie en draagt het bij aan een beter leef- en werkklimaat in de gemeente Den Helder en omstreken. Hiermee wordt Den Helder als vestigingsplaats aantrekkelijker, kan Den Helder beter zijn regionale functie vervullen en zal de economische ontwikkeling van Den Helder worden gestimuleerd.

Doelstelling voor werkgelegenheid:

– restauratie en investeringen in themapark:2 200 mensjaren
– direct effect (structurele arbeidsplaatsen):100 arbeidsplaatsen
– indirect effect bezoekers in Den Helder:100 arbeidsplaatsen
(niet meegerekend zijn die arbeidsplaatsen die ontstaan als gevolg van verhoogde economische ontwikkeling en investeringen in Den Helder en omgeving).

BRTN

In 2000 heeft EZ een subsidie verstrekt (NLG 7,7 mln) aan de Stichting RecreatieToervaart Nederland, voor de kwaliteitsverbetering van de recreatietoervaart in Nederland. Uit de subsidie worden bijdragen verstrekt voor de verbetering van een aantal vaarverbindingen en havenfaciliteiten. Met de subsidie wikkelt EZ versneld de inspanningsverplichting af in het kader van het convenant «Beleidsvisie RecreatieToervaart Nederland».

05.00 ONDERNEMERSCHAP EN MARKTWERKING

Artikel 05.01 Voorlichting en advisering MKB

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20002 054
Realisatie 20002 033
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 21

Toelichting realisatie 2000

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
130 Markt & ondernemerschap154145
140 Branche centra technologie1 9001 888
Totaal2 0542 033

Betreft uitsluitend de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen.

Artikel 05.02 Onderzoek en onderwijs MKB

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200014 86113 281
Realisatie 200015 98613 492
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 125+ 211

Toelichting realisatie 2000

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie.

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 EIM8 4418 9908 4418 839
020 Beleidsonderbouwend onderzoek1 2001 1621 0021 041
210 Ondernemersonderwijs600182
230 Ondernemersonderwijs en -scholing4375190
240 MDW-onderzoek7001 6857001 546
250 PMO4 5204 1061 7871 794
Totaal14 86115 98613 28113 492

Extern emancipatiebeleid

Een van de belangrijkste thema's op het gebied van emancipatiebeleid is de zogenaamde «gender-mainstreaming». Het betreft hier een integratieproces met als doel het perspectief om «gendergelijkheid» in het algemeen beleid van de departementen te verankeren. Daarbij hoort het zichtbaar maken van emancipatie-relevante bestedingen in de departementale begrotingen. Binnen EZ bijvoorbeeld wordt veel beleid ontwikkeld dat niet specifiek vrouwenemancipatie wordt genoemd maar wel voor vrouwen gunstige effecten genereert.

Onder leiding van het coördinerende departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vindt momenteel een onderzoek plaats om te bezien hoe het integratieproces vorm moet krijgen om te komen tot «gendergelijkheid». Binnen EZ is een onderzoek gedaan naar de raakvlakken van het huidige beleid met emancipatiedoelstellingen, zodat win-win situaties kunnen worden gecreëerd: met extra aandacht vanuit het gender-perspectief wordt het bereiken van het beleidsdoel versterkt. In vervolg hierop is een onderzoek aanbesteed met het doel op een aantal beleidsthema's het huidige beleid te versterken en meer in het algemeen de gender-mainstreaming in het departement te bevorderen.

Economisch Instituut voor het MKB (EIM)

Het EIM heeft tot taak ontwikkelingen in het MKB en in specifieke sectoren te onderzoeken en te analyseren en kennis hierover te ontsluiten. EZ subsidieert jaarlijks het programmaonderzoek «MKB en ondernemerschap» van het EIM met bijna NLG 9 mln. Het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap beoogt een publieke kennisinfrastructuur met basisinformatie over het bedrijfsleven in stand te houden, uit te bouwen en voor gebruikers te ontsluiten. Deze basisinformatie dient hoogwaardige en betrouwbare data en kennis over het economische belang van en de economische prestaties op het terrein van ondernemerschap en MKB in Nederland te omvatten. Het betreft hier onderzoeksactiviteiten die het algemeen belang dienen en bestaat uit de volgende activiteiten: Informatiesystemen, Modelbouw, Strategisch onderzoek en Kennisoverdracht.

Naar aanleiding van de evaluatie van het programmaonderzoek is in 2000 gewerkt aan uitgangspunten voor nieuwe (subsidie) verplichtingen. EZ heeft de doelstelling van het programma vastgesteld en geoperationaliseerd in prestatie-indicatoren. Een programmacommissie toetst ex-ante en ex-post of het EIM zich aan deze prestatie normen houdt. In het meest vergaande geval heeft het programmacommissie de bevoegdheden projecten af te wijzen of stop te zetten. De nieuwe verplichtingen zijn met ingang van 1 januari 2001 operationeel geworden (zie de zgn. Basisbeschikking ES/OM 00 068 093 d.d. 8 december 2000).

De totale omzet van het EIM (programmaonderzoek + contractresearch) komt in 2000 uit op ongeveer NLG 23 mln.

Meer informatie over het EIM is te vinden op www.eim.nl.

Beleidsonderbouwend onderzoek

De grootste committeringen in 2000 betreffen een onderzoek Internationale Benchmark Ondernemerschap, dat inzicht geeft in de staat van het Nederlandse ondernemerschap, in termen van starters, faillissementen, snelle groeiers en kenmerken van ondernemers; het opzetten van een monitor ondernemerschap die per kwartaal overzicht geeft van de ontwikkeling van het ondernemerschap in Nederland en een onderzoek in het kader van het MDW-project Faillissementswet: «Het stigma op falen». Deze onderzoeken hangen nauw samen met de in de nota «de Ondernemende Samenleving» aangekondigde maatregelen om ondernemerschap in Nederland te bevorderen en het aantal vernieuwers en snelle groeiers te doen toenemen door o.a.:

– herzien van de Faillissementswet zodat het reorganiserend vermogen van die wet wordt versterkt;

– zorgen voor minder maar betere regelgeving voor ondernemers in het kader van Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit;

– eenvoudiger en toegankelijker maken van stimulerings- en subsidieregelingen.

Nieuwe regeling Ondernemerschap en onderwijs

In april 2000 is de Commissie Ondernemerschap en Onderwijs ingesteld. Hoofddoelstelling van deze commissie is om het draagvlak en bewustzijn met betrekking tot ondernemerschap bij onderwijs en bedrijfsleven te vergroten. Belangrijkste instrument is de uitvoering van proef- en ontwikkelingsprojecten in het onderwijs. Om deze reden is eind september 2000 de Subsidieregeling «Ondernemerschap en Onderwijs» in werking getreden. Deze regeling, die doorloopt t/m 2002 is gericht op de ontwikkeling van leermiddelen, leermethoden en activiteiten om draagvlak, kennis en vaardigheden met betrekking tot ondernemerschap te vergroten bij leerlingen in basisonderwijs tot en met universitair onderwijs.

Voor deze regeling is in 2000 voor NLG 0,7 mln. aan verplichtingen aangegaan op artikelsub 05.02–250 en 01.55–020. De grootste committeringen betreffen een Startbijeenkomst met als doel interactie ondernemerschap en onderwijs te bevorderen en de uitvoeringskosten van de regeling aan Senter voor de eerste tender.

MDW-onderzoek

In 2000 zijn de volgende nieuwe MDW-projecten gestart:

– doelmatigheid van de scholingsmarkt;

– toezicht op het bedrijfsleven;

– toetredingsbelemmeringen medische beroepen;

– bouwregelgeving;

– de markt voor particuliere dienstverlening;

– vouchers en persoonsgebonden budgetten,

– de Zaaizaad- en plantgoedwet

– buisleidingconcessies.

In het jaar 2000 hebben vele MDW-projecten geleid tot een rapport. Enkele voorbeelden zijn:

– Woningbouwcorporaties;

– Geneesmiddelen;

– AWBZ;

– Wet op de kansspelen;

– Perifere en Grootschalige Detailhandelsvestiging;

– Harmonisatie planprocedures;

– Harmonisatie Ondernemers- en zelfstandigenbegrip.

Voorts is in december 2000 de eerste rapportage over de kosten en baten van MDW projecten verschenen, mede op basis van enkele onderzoeken naar de baten en kosten van concrete MDW projecten. In het najaar van 2000 is het eerste Jaarbericht van MDW verschenen. In het kader van deze projecten worden allerlei kosten gemaakt, zoals het uitzetten van onderzoek en het organiseren van workshops.

Projecten Markt en Ondernemerschap (PMO)

In 2000 zijn 15 projecten gehonoreerd. Een deel van het budget is ingezet voor de nieuwe regeling Ondernemerschap en Onderwijs (zie toelichting hiervoor). Voor het overige zijn de grootste toezeggingen:

– een interactief instrument waarmee ondernemers hun immateriële bedrijfsaspecten kunnen benchmarken met als doel de werking van de kapitaalmarkt te verbeteren en immateriële activa zichtbaar te maken (project MKBalans, NLG 1,2 mln);

– medesubsidiëring van Opportunity in Bedrijf met als doel de inen doorstroom van vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen (NLG 0,9 mln);

– het project «Maak kennis met...» waarbij ondernemer bij elkaar in de keuken kunnen kijken (NLG 0,6 mln) en

– het project snelle groeiers dat een platform biedt voor de snelst groeiende ondernemers in Nederland (NLG 0,1 mln).

– de tentoonstelling «Een zaak van vrouwen» over de geschiedenis van het vrouwelijk ondernemerschap in Nederland (NLG 0,145 mln).

Artikel 05.03 Borgstellingsregelingen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20001 000 65045 900
Realisatie 2000879 45429 643
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)121 196– 16 257

Toelichting realisatie 2000

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
(x 1000)geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
010 Verliesdeclaraties MKB1 000 000879 45445 25029 600
310 Oude borgstellingsfondsen500500
410 Rentesubs. Waterkredieten600060043
Totaal1 000 650879 45445 90029 643
Kengetallen BBMKB
(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)Artikel (sub)Raming 2000RealisatieVerschil
Ramingskengetallen    
1. Nieuwe kredietmeldingen (in aantallen) 4 8003 409– 1 391
2. Gemiddeld bedrag per krediet 0,2100,2580,048
3. Verstrekte kredieten05.03–0101 000880– 120
4. Uitstaand garantieobligo 3 2102 683– 527
Doelmatigheidskengetallen    
1. Meldingen en wijzigingen (in aantallen) 8 0005 715– 2 285
2. Controles verliesdeclaraties (in aantallen) 55056010
3. Controles schuldregelingen (in aantallen) 4004000
4. Buiteninvorderingstellingen (in aantallen) 700831131
5. Beheersposten (in aantallen) 30036666
6. Toegelicht begrotingsbedrag (uitvoering Kernministerie)*01.01–0102,3731,760613
7. Uitvoerend personeel in fte (= Kernministerie) 14,813,8– 1
KWALITEITSKENGETALLEN    
8. Bedrag gehonoreerde vs. Ingediende verliesdecl. (%) 97,596,8– 0,7

* De uitvoeringskosten betreffen de kosten van de controle door het kernministerie. De bank voert de regeling uit en krijgt in de regel als bijdrage in de incassokosten een percentage (20%) bij het afsluiten van een schuldregeling. De ontvangsten als gevolg van de schuldregeling komen binnen op ontvangstenartikel 05.01–010. Raming was gebaseerd op gemiddeld kostenniveau per arbeidsplaats. De realisatie is gebaseerd op daadwerkelijke kosten van behandelend dienstonderdeel.

Toelichting kengetallen:

In het kader van het Amsterdams akkoord inzake groei- en werkgelegenheid heeft de Europese Commissie geld beschikbaar gesteld ten behoeve van verbetering van de financieringsmogelijkheden van het MKB. Dit heeft geleid tot een participatie van het European Investment Fund in de BBMKB waardoor het verplichtingenplafond kon worden verhoogd met NLG 150 mln per jaar in de jaren 1999 tot en met 2001. Getracht wordt de EIF bijdrage na 2001 te continueren. Deelnemende banken krijgen ieder een maximumbedrag tot waar zij garanties mogen verstrekken voor kredieten aan bedrijven. Vanwege de gunstige economische ontwikkelingen waren veel bedrijven in staat op eigen kracht financiering te verkrijgen. Daardoor hoefden de aan de borgstellingsregeling deelnemende banken het toegewezen quotum niet geheel te benutten en is de garantieruimte in 2000 niet volledig uitgeput. De gemiddelde omvang van een garantiekrediet stijgt echter.

In 1999 is gestart met de evaluatie van de BBKMB. De resultaten zullen naar verwachting in het lopende jaar worden vertaald in beleidsvoorstellen.

Onderstaande grafiek geeft de realisaties van de afgelopen jaren weer:kst-27700-30-2.gif

Artikel 05.05 Bedrijfsbeëindigingshulp

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200013 33013 330
Realisatie 200012 39412 695
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)936– 635
Ramingskengetallen BBH
(Bedragen in verplichtingen)Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
1. Uitkeringsgerechtigden (in aantallen) 2 4332 257– 176
2. Gemiddelde uitkering per jaar (x NLG1000) 5,3765,4910,115
3. Totaal bedrag uitkeringen (x NLG 1 mln) *)05.0513,08012,394 *)– 0,686

* excl. Uitvoeringskosten in 2000 aan Senter, deze kosten worden verantwoord op artikel-sub 01.55–020.

Per 1-7-1987 is de Regeling Bedrijfsbeëindigingshulp (BBH) gesloten voor nieuwe toetreders. Op grond van de bestaande toekenningen zullen nog tot in de jaren 2000 uitkeringen gedaan moeten worden. Naar schatting zal hier in totaal een bedrag van circa NLG 50 mln mee gemoeid zijn.

Artikel 05.07 Hulp bedrijven bij calamiteiten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
Realisatie 200090 00025 000
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 90 000+ 25 000

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel zijn gelden geraamd voor de financiële hulpverlening aan de door de vuurwerkramp van 13 mei 2000 getroffen ondernemers in Enschede (inclusief uitvoeringskosten). De uitvoering van de continuïteitsregeling voor ondernemers geschiedt door de Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp. De regeling voorziet in een tegemoetkoming voor de materiële schade, bedrijfsschade en begeleiding en advies. Indien de bedrijfsvoering niet op aanvaardbare wijze kan worden voortgezet kan gebruik worden gemaakt van een bedrijfsbeëindigingsregeling. In december 2000 is een voorschot van NLG 25 mln aan de stichting overgemaakt. Bij voorjaarsnota 2001 zal op basis van de ingediende schadeclaims het eventueel resterende benodigde bedrag aan de EZ-begroting worden toegevoegd.

De stichting legt aan EZ verantwoording af over de besteding van de gelden. Eventuele overblijvende gelden worden door de stichting teruggestort.

Artikel 05.12 Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20005 765
Realisatie 20002362 427
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 236– 3 338

Betreft de afwikkeling van in het verleden aangegane verplichtingen voor het toeristisch beleid tot en met 1999. Met ingang van 2000 wordt verwezen naar artikel 04.11.

Artikel 05.21 Marktwerking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20005 3014 936
Realisatie 20007 6565 237
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 355+ 301

Toelichting realisatie 2000

Het betreft (subsidie)bijdragen en uitgaven voor incidentele onderzoeken en projecten op het gebied van marktwerking.

Voor de Beleidsmatige Programmatische Samenwerking electronic commerce is aan de Consumentenbond een subsidie van NLG 1 mln toegezegd. Aan wachtgeldverplichtingen van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Konsumentenaangelegenheden (SWOKA) is voor een bedrag van NLG 0,2 mln aan verplichtingen aangegaan en betaald. Aan de OESO werd een subsidie verleend van NLG 0,7 mln voor activiteiten ter intensivering van haar anti-kartel programma.

Voor het project «Terugdringen administratieve lasten voor het bedrijfsleven» is voor het jaar 2000 een bedrag van NLG 5,19 mln toegevoegd aan artikel 05.21.

Gedurende het jaar 2000 is toegezegd NLG 0,316 mln aan het Hoofdbedrijfschap Detailhandel voor het vervolgproject IDEA en NLG 0,514 mln aan Management Centrum voor de implementatie van het basisbedrijvenregister.

Het resterende bedrag is gebruikt voor onderzoek in het kader van het marktwerkingsbeleid.

Daarvan is NLG 2,0 mln doorgeschoven naar 2001 voor het deelproject Overheidsformulieren On-line.

Voor nadere informatie over administratieve lastenverlichting wordt verwezen naar bijlage 2.

Artikel 05.22 Bijdrage Nederlands Meetinstituut

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200029 14629 947
Realisatie 200032 48632 746
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 340+ 2 799

Toelichting realisatie 2000

Jaarlijks worden tussen EZ en het NMi overeenkomsten afgesloten voor de uitvoering van werkzaamheden die voortvloeien uit de IJkwet en de Wet op de kansspelen. De werkzaamheden in het kader van de IJkwet dienen om de eerlijkheid in de handel te bevorderen. De Wet op de kansspelen reguleert het aanbieden van kansspelen in Nederland. In 2000 werden voor de uitvoering van deze contracten verplichtingen aangegaan voor een bedrag van circa NLG 27,0 mln.

Dit bedrag is als volgt verdeeld:NLG 1 mln
Kansspelcontract3,5
Contract Wetgeving en Internationale vertegenwoordiging1,8
Contract Standaardenbeheer14,7
Meetmiddelencontract7,0

Via het kansspelcontract wordt toezicht uitgeoefend op de juiste wijze van exploitatie van speelautomaten en casinospelen. Voorts wordt de administratie verzorgd van de exploitatievergunningen, merktekens en de verklaringen van toelating van speelautomaten.

Het contract wetgeving en internationale vertegenwoordiging verzekert de staat van de technische en/of metrologische expertise van het NMi ter ondersteuning bij het tot stand komen van wettelijke voorschriften op het gebied van de metrologie en de speelautomaten en bij de vertegenwoordiging in internationale gremia.

Via het contract standaardenbeheer worden de werkzaamheden overeengekomen die noodzakelijk zijn om de in de IJkwet opgenomen standaarden te beheren of te verwezenlijken. Hierbij wordt aangesloten bij het kader van de Meterconventie (BIPM).

Tenslotte worden via het meetmiddelencontract werkzaamheden uitgevoerd op de naleving van de bepalingen uit de IJkwet bij in gebruik zijnde meetmiddelen.

Voorts is een subsidie van NLG 0,48 mln gegeven voor werkzaamheden die niet onder de basiscontracten vallen maar wel voortvloeien uit het feit dat het NMi B.V. is aangewezen als ijkinstelling. Het Van Swinden Laboratorium heeft voor researchprojecten een subsidie van NLG 2,8 mln ontvangen.

Voor extra werkzaamheden met betrekking tot het standaardenbeheer is een bedrag van NLG 0,8 mln toegezegd en voor key-comparisons NLG 0,8 mln.

In 2000 is eveneens NLG 0,5 mln aan bijdragen toegezegd aan de internationale metrologische organisaties waarvan de Nederlandse Staat lid is. De OIML bevordert internationale samenwerking op het gebied van wettelijke regelgeving en de Meterconventie beoogt het bevorderen van het gebruik van internationaal erkende eenheden en standaarden daarvoor.

Doelmatigheidskengetallen NMi
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
1. Standaardenbeheer    
– Gemiddelde beheers- en ontwikkelingskosten per standaard 1,6771,672– 0,005
– Gemiddelde afschrijving per standaard 0,3870,388+ 0,001
2. Toezicht speelautomaten    
a) Controle exploitanten    
– Controlekosten per exploitant (x NLG1000) 0,4880,497+ 0,009
– Controles per jaar per exploitant (in aantallen) 11 
b) Controle speelautomaten    
– Controlekosten per speelautomaat (x NLG1000) 0,1510,150– 0,001
– Controles per kansspelautomaat per jaar (in aantallen) 0,330,33 
– Controles per behendigheidsautomaten per jaar (in aantallen) 0,200,20 
c) Administratieve werkzaamheden 0,3720,374+ 0,002
3. Controle meetmiddelen    
a) Controle meetmiddelen consumentensfeer    
– Prijsvariatie controle per meetmiddel (in NLG) 53–15451–152– 2/– 2
– Controles per meetmiddel per jaar (in aantallen) 0,250,25 
b) Controle meetmiddelen industriële sfeer    
– Prijsvariatie controle per meetmiddel (in NLG) 188–1168184–1149– 4/– 19
– Controles per meetmiddel per jaar (in aantallen) 0,200,20 
4. Assistentie wetgeving en overige uitgaven05.22–010   
Uitvoerend personeel in fte (= Kernministerie) 1,61,6 
Totalen toegelichte begrotingsbedragen    
– Bijdrage EZ aan NMi *05.22–01029,54032,0102,470
– Beheerskosten kerndepartement01.01–0100,2950,295

* De bijdrage EZ verschilt van het totaal verplichtingenbedrag op artikelsub 05.22 010, omdat de kengetallen van het NMi exclusief de bijdragen van EZ aan Missie Certin, extra werkzaamheden standaarden beheer en keycomparisons zijn.

* In deze tabel de laatste raming 2000 opgenomen (zie begroting 2001).

07.00 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN EN EXPORTBEVORDERING

Algemeen

In 2000 is voor dit beleidsterrein meer uitgegeven dan in 1999. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de Garantiefaciliteit Opkomende Markten (GOM) omdat meer aanvragen binnenkwamen dan geraamd. Als gevolg hiervan werd NLG 20 mln meer dan de beschikbare NLG 100 mln aan garanties afgegeven aan de NCM. Ter dekking hiervoor werd NLG 113 mln gestort in de interne reserve.

De uitvoering van een groot deel van het gehele BEB-instrumentarium is ondergebracht bij Senter (zie onderstaande tabel met vergoedingen aan Senter voor uitvoeringskosten).

Uitvoeringskosten Senter
(Bedragen x NLG1000)199819992000
PESP – 07.021 2471 1171 463
PSI – 07.02155305 
PSB – 07.024835711 098
Front Office 363336
BSE & EFI – 07.031 7411 6191 507
PSO (incl. PSI)* – 07.0710 12510 23711 517
Phare Twinning  53
Totaal13 75114 21215 974

* Dit geldt alleen voor het jaar 2000

In 1999 en 2000 zijn de eindrapportages ontvangen van de evaluatie PSO, Multilaterale projecten/Trustfunds, Programma economische samenwerking projecten (PESP) en de SENO-faciliteit. De Kamer is per brief geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie PSO, Multilaterale projecten/Trustfunds (Kamerstukken II 2000/2001, 23 125, nr. 20) en de SENO-faciliteit (Kamerstukken II 2000/2001, 27 400 XIII, nr. 21). In 2000 is gestart met een interne evaluatie van de GOM, de afronding hiervan volgt in 2001.

Naast de ex post evaluatie van het BSE is in 1999 een ex ante onderzoek uitgevoerd naar de opportuniteit van generieke rentesteun voor de Nederlandse exporteur. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek zijn twee vervolgonderzoeken gestart die in 2000 zijn afgerond: rentestabilisatie bij exportfinanciering en een volume-onderzoek (uitkomsten zie artikel 07.03).

Artikel 07.01 Internationale organisaties

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200016 06616 066
Realisatie 200016 73515 435
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 669– 631

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 Benelux5 4245 7465 4245 746
020 GATT/WTO7 8605 9697 8605 969
030 Grondstoffen & andere internationale organisaties2 7822 4202 7822 420
070 Vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties 2 600 1 300
Totaal16 06616 73516 06615 435

Benelux

In 2000 is besloten tot het laten uitvoeren van een organisatorische audit ten aanzien van de verhouding tussen taken en middelen van het SG Benelux, die in 2001 van start zal gaan.

De pensioenen van Benelux-medewerkers worden gefinancierd via het omslagstelsel. Als reactie op de steeds toenemende pensioenlast op de begroting wordt gezocht naar mogelijkheden om deze last te reduceren, bijvoorbeeld in de vorm van een pensioenfonds.

Vrijwillige bijdrage aan Internationale organisaties

De integratie van ontwikkelingslanden in het multilaterale handelsstelsel is één van de hoofddoelstellingen zoals die zijn geformuleerd door de Nederlandse regering. Het secretariaat van de WTO voert onder het WTO-trustfund een groot aantal technische-assistentie (TA) programma's uit ten behoeve van deze integratie. Er bestaat een structureel tekort aan middelen om deze programma's uit te voeren omdat deze afhankelijk zijn van vrijwillige bijdragen van donoren. Nederland pleit ervoor dat op langere termijn de financiering van TA geschiedt uit de reguliere WTO-begroting. Zolang dit niet is gerealiseerd, blijven vrijwillige bijdragen aan het Trustfund van wezenlijk belang.

Artikel 07.02 Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200060 28135 290
Realisatie 200070 35939 661
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 10 078+ 4 371

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
020 PESP16 00021 06314 36018 225
050 Evaluatie & beleidsondersteuning1 9812 1292 1311 739
060 Beurzenprogramma Indonesië8001 5178001 563
110 Programma Samenwerking Indonesië7 5007 4745 3624 789
120 Investeringsfaciliteit OM10 0009 90710 0009 907
130 Startende exporteurs6 000 1 150294
150 Programma Starters Buitenland 11 1577202 989
160 Investeringsbevordering & technische assistentie18 0009 112767155
170 VOC 8 000  
Totaal60 28170 35935 29039 661

Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP)

Het beroep op het PESP nam in 2000 wederom toe (1999: NLG 18,9 mln, 1998: NLG 16,4 mln). Zoals blijkt uit de aansluitende grafiek, is het aandeel van de regio's Afrika en Midden- en Zuid-Amerika sterk gestegen. Azië en Midden- en Oost-Europa blijven als regio het meest in trek. De belangrijkste sectoren zijn landbouw, bouw, milieu en industrie. In 2000 zijn 96 projecten verplicht, waarvan 77 toezeggingen betrekking hebben op bedrijven tot en met 250 medewerkers.

Op basis van de uitkomsten van de in 1999 verrichte evaluatie is besloten het programma ongewijzigd te continueren. Wel wordt aandacht besteed aan de implementatie van een aantal aanbevelingen. Het gaat dan om het verbeteren van de rapportages van de uitvoerder en het formuleren van meer en bredere beleidsdoelstellingen. Uit de evaluatie blijkt dat het PESP goed functioneert en populair is bij het exporterende Nederlandse bedrijfsleven. Studies naar investeringen zijn sterk gegroeid tot circa een kwart van de PESP-projecten. Het MKB neemt als penvoerder bij PESP-opdrachten iets meer dan de helft van de projecten voor haar rekening.

Verplichtingen PESP naar regio (X 1 mln) kst-27700-30-3.gif

Evaluatie- en beleidsondersteuning

In 2000 zijn ter ondersteuning van het beleid naast vele kleinere subsidies twee grote toezeggingen gedaan voor het Global Forum on Fighting Corruption and Safeguarding Integrity II en de organisatorische kosten van de Stichting Viering 400 jaar VOC. Het onderwerp van het Global Forum II sluit aan bij het beleid waar EZ zich mee bezig houdt.

Beurzenprogramma Indonesië/Programma uitzending managers Indonesië

In 2000 is de laatste lichting studenten gestart onder het Beurzenprogramma Indonesië. De afronding van dit programma zal in 2001 plaats vinden. In 1999 is NLG 1 mln toegezegd voor uitvoering van het Programma Uitzending Managers Indonesië in 1999 en 2000.

Programma Samenwerking Indonesië (PSI)

In 2000 zijn de laatste verplichtingen voor Indonesië ten laste van de EZ-begroting vastgelegd. Dit jaar is een tiental projecten ontwikkeld op het gebied van landbouw, industrie en transport. In 2001 zal het beschikbare budget worden overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Investeringsfaciliteit Opkomende Markten (IFOM)

Op de derdenrekening van de NIB bij de Rijkshoofdboekhouding is ultimo 2000 een bedrag beschikbaar van NLG 239,975 mln. Het totaal aan uitstaande borgstellingen is ultimo het jaar NLG 184,119 mln. In 2000 is op de kredieten NLG 37,764 mln afgelost. De ruimte ontstaan door afgeloste bedragen worden opnieuw ingezet voor nieuwe borgstellingen. In 2000 zijn 16 nieuwe borgstellingen met een totale omvang van NLG 38,742 mln afgegeven waaronder 5 kleine borgstellingen (NLG 5,016 mln). In 2000 zijn 3 borgstellingen van in totaal NLG 6,743 mln opgeëist en uitbetaald. De beheerskosten van de NIB voor de grote kredieten worden niet apart in rekening gebracht, maar worden gedekt uit de rentemarge en de provisie. Voor de kleine kredieten ontvangt de NIB wel een vergoeding.

De faciliteit wordt voornamelijk benut voor investeringen in Midden-Europa (78%; 1999: 86%). De verruiming van de landenlijst heeft geresulteerd in een toename van borgstellingen op de Balkan, Afrika en Azië. In 2000 is besloten om de 1:1-verhouding tussen uitstaande borgstellingen en de aangehouden kasdekking op de rekening courant in de komende jaren te verruimen naar 2:1. Hierbij zal de rekening courant een minimale omvang van NLG 250 mln krijgen. Daarnaast is in de notitie «Ondernemen tegen Armoede» aangekondigd dat de uitvoering van de regeling op termijn zal overgaan naar de FMO.

Programma starters op buitenlandse markten (PSB)

Voor het PSB zijn 934 (1999: 987) aanvragen voor exportstrategieën ontvangen. Dit is meer dan het streefgetal van 850. Voor 892 is een positieve beschikking afgegeven, een 13-tal aanvragen is nog in behandeling. De overige zijn afgewezen of ingetrokken. Van de goedgekeurde strategieën heeft 44% (1999: 47%) betrekking op starters, de rest op doorstarters.

De gegevens van de monitor per 31-12-2000 zijn nog niet beschikbaar. Ultimo het 3e kwartaal 2000 hebben 226 bedrijven met een in 1999 goedgekeurde strategie zich gemeld met nieuwe export of uitzicht daarop voor ongeveer NLG 25 mln.

De raming van het aantal aanvragen voor instrumenten binnen het PSB/SEM (2750) is gebaseerd op een inschatting van het verwachte gebruik van instrumenten zoals dat door de bedrijven in de exportstrategieën is opgenomen. Dat de realisatie (1635) uiteindelijk lager ligt, kan worden verklaard door het feit dat een bedrijf dat succes heeft gehad met een beursdeelname en presentatiemateriaal, af zal zien van gebruik van andere instrumenten die in de exportstrategie zijn opgenomen. Daarnaast blijkt dat een deel van de bedrijven haar prioriteiten heeft gewijzigd en, in het licht van een volle orderportefeuille en een krappe arbeidsmarkt, afziet van uitvoering van de nieuwe exportplannen.

In mei 2000 is de Subsidieregeling exportmedewerkers (SEM) opgegaan in het PSB. Van de aanvragen hebben er 62 betrekking op een SEM-mer. Deze aanvragen worden voortaan als integraal onderdeel van het PSB gezien. De reden dat het aantal aangevraagde SEM-mers laag ligt, heeft te maken met de krappe arbeidsmarkt.

Uit de nu beschikbare gegevens blijkt dat de (succesvolle) bedrijven vooral een beursdeelname gecombineerd met presentatiemateriaal inzetten of een marktverkenning samen met een bezoekprogramma al dan niet gecombineerd met presentatiemateriaal.

Investeringsbevordering en Technische assistentie (IBTA)

De Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) is in 2000 NLG 16,2 mln aan verplichtingen aangegaan tegen NLG 16,1 mln in 1999. Bij de projecten op Midden-Europa, de regio die het meest in trek is bij de IBTA (71%; 1999 63%), valt een stijging waar te nemen. De toezeggingen voor de Balkanlanden dalen licht, maar blijven samen met Rusland op een goede tweede plaats staan.

De uitkomsten van de evaluatie zijn opgenomen in de evaluatiebijlage van de EZ-begroting 2000 (Kamerstukken II 1999–2000, XIII, nr 2, p. 263). De IBTA-regeling draagt bij aan duurzame transitiebevorderende Nederlandse investeringen in Midden- en Oost-Europa. Hoewel het belang van de ondersteuning wordt onderkend, is besloten de IBTA-regeling in haar huidige vorm te beëindigen (Kamerstukken II 2000/2001, 23 125, nr. 19). Om die reden is aan de uitvoerder van IBTA, FMO, in 2000 voor het uitvoeringsjaar 2001 slechts een bedrag van NLG 6,8 mln beschikbaar gesteld, naast een aanvullend budget voor 2000 van NLG 1,5 mln.

VOC

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen heeft het kabinet welwillend gereageerd op het voorstel van de Kamer om de kosten van de organisatie en de activiteiten voor de viering van 400 jaar VOC te subsidiëren. Besloten is deze bijdrage ten laste van de EZ-begroting te brengen, daar onder andere «het bekwaem maken tot den handel» zowel een kernactiviteit van de VOC als van EZ was/is.

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000205 000146 888
Realisatie 2000367 291226 385
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 162 291+ 79 497
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingen uitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 Besluit Subsidies Exportfinancieringsarrangementen (BSE)160 000132 02958 00072 094
020 Levering kapitaalgoederen Argentinië    
030 Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI) 2 37753 88840 478
040 Garantie herverzekering Inpres 8    
060 Exportkredietverzekering Opkomende Markten (GOM/SENO)45 000232 88535 000113 813
Totaal205 000367 291146 888226 385

Besluit Subsidies Exportfinancieringsarrangementen (BSE)

In 2000 is een verplichtingenbedrag gerealiseerd van NLG 132,029 mln. Dit is wederom meer dan het voorgaande jaar (1999: NLG 111,840 mln). De belangrijkste reden is het in werking treden van de regeling exportfinancieringsarrangement zeescheepsbouw (EFZ). Evenals voorgaande jaren is veruit de meeste subsidie toegekend aan de zeescheepsbouw (83%). Bij verdeling van landen naar exportregio zijn de EU-regio's in absolute en relatieve zin het hoogst vertegenwoordigd.

Uit de evaluatie van het BSE (Kamerstukken II 1999–2000, 26 800 XIII, nr. 44) is gebleken dat het vereiste om per order de aanwezigheid van een buitenlandse overheidsgesteunde concurrent te bewijzen, de Nederlandse scheepswerven in het nadeel deed verkeren ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten. Daarom is besloten tot een aanpassing van het instrumentarium. Het lichte matchinginstrument voor de zeescheepsbouw is vervangen door een systeem (EFZ) waarbij aan de exporteur een subsidie van 3,5 % van het orderbedrag kan worden verleend zonder dat bewijs van buitenlandse overheidsgesteunde concurrentie hoeft te worden overlegd. Bij dit soort orders is immers vrijwel altijd sprake van concurrentie.

Naast de ex post evaluatie van het BSE is in 1999 een ex ante onderzoek uitgevoerd naar de opportuniteit van generieke rentesteun voor de Nederlandse exporteur. In 2000 zijn 2 vervolgonderzoeken afgrond: rentestabilisatie bij exportfinanciering en een volumeonderzoek.

De Kamer is over de uitkomsten geïnformeerd (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 400 XIII, nr. 18). Alhoewel een rentepositiestelsel de Nederlandse exporteur een level playing field biedt, is geconcludeerd dat het op dit moment niet opportuun is een rentepositiestelsel in te voeren. Met een dergelijke garantiefaciliteit neemt de overheid marktrisico's over van de banken hetgeen niet past in het streven van het kabinet naar meer marktwerking. Bovendien brengt het inschatten van renterisico's op dit moment te veel onzekerheden met zich mee. Om toch het exporterende bedrijfsleven in een betere uitgangspositie te brengen, wordt bezien hoe de bestaande rentefaciliteit (ROF) aangepast kan worden. De aanpassing van de ROF zal met name een gewijzigde berekeningssystematiek van de rentesubsidie en een uitbreiding van het landenbereik betreffen. De nieuwe ROF zal in de plaats komen van het Matchingfonds Licht.

Kengetallen Besluit Subsidies Exportfinancieringsarrangementen(BSE)1
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
Ramingskengetallen    
1. Aantallen (= gehonoreerde aanvragen) 2070+ 50
2. Bedrag per eenheid (= aanvraag) 4,0001,286– 2,714
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)207.03–01080,00090,000+ 10,000
Doelmatigheidskengetallen    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 40127+ 87
2. Kosten per prestatie 0,0110,0047–/-0,006
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 6071+ 11
4. Kosten per prestatie 0,00680,0061– 0,0007
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)01.55–0400,8501,03+ 0,18
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 4,04,0

1 exclusief exportfinancieringsarrangement Indonesië

2 betreft geraamd kasbeslag in de komende jaren

Het aantal gehonoreerde aanvragen ligt aanzienlijk hoger dan geraamd. Bij het opstellen van de ramingskengetallen was nog niet bekend dat de EFZ in werking zou treden. In de raming van de kengetallen is daar dus nog geen rekening mee gehouden. Daarnaast is meer budget gepubliceerd dan waar bij het opstellen van de kengetallen vanuit was gegaan. De kosten per prestatie zijn lager omdat de afhandeling van een aanvraag onder EFZ minder tijd en inspanning vergt dan onder het Matchingfonds. Immers de relatief zware concurrentietoets hoeft niet te worden uitgevoerd.

Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI)

Voor de EFI worden geen nieuwe projecten meer goedgekeurd. Wel worden toezeggingen van voorgaande jaren definitief vastgesteld. Dit betekent soms een verhoging/verlaging van de oorspronkelijke toezegging. Hierdoor is een klein bedrag verplicht in 2000.

Exportkredietverzekering Opkomende Markten (Beleidsprioriteit financiële verantwoording 2000 Van Zijl / Van Walsum)

Hieronder vallen zowel de Garantiefaciliteit Opkomende Markten (GOM) als de SENO-faciliteit. Voor de GOM kwamen in 2000 meer aanvragen binnen dan geraamd. Ter dekking hiervoor werd NLG 113 mln gestort in de interne reserve (geraamd NLG 100 mln).

Met betrekking tot de financieringswijze geldt voor de SENO-faciliteit en de GOM een vergelijkbare constructie, met dien verstande dat bij de GOM de herverzekeringsruimte gelijk is aan de omvang van de interne reserve. Voor de SENO-faciliteit geldt een 3:1-verhouding. Sinds mei 1999 worden de risico's niet meer afgedekt door middel van een achtergestelde lening aan Stichting SENO, maar middels een interne reserve. De omvang van de interne reserve ultimo 2000 voor de SENO-faciliteit is NLG 328 mln en voor de GOM NLG 195 mln. Beide faciliteiten worden beheerd door de Stichting SENO. De NCM is de verzekeringstechnische uitvoerder. Voor zowel de SENO-faciliteit als de GOM is de transactielimiet verhoogd naar NLG 20 mln om beter te kunnen inspelen op de vraag uit de markt en om een betere aansluiting te krijgen tussen ORET/Miliev en de GOM.

Verloop obligo GOM (voorlopige cijfers)*
(Bedragen x NLG1000)Uitgereikte polissenUitgereikte dekkingstoezeggingUitgereikte goedkeuringenTotaal
Stand per 31-12-199939 38718 93520 38878 710
Mutaties bestaande polissen– 2 010– 7 824– 4 263– 14 097
Einddatum polis– 1 267  – 1 267
Ingetrokken – 4 616 – 4 616
Naar voorziening i.v.m. schade    
Van goedkeuring naar dekkingstoezegging 93 495– 86 0267 469
Van goedkeuringen naar polis13 232 – 13 850– 618
Van dekkingstoezegging naar polis19 064– 19 200 – 136
Afgegeven in 2000  138 844138 844
Stand obligo per 31-12-200068 40680 79055 093204 289
Met obligo samenhangend exportvolume77 95692 06862 784232 808
Aantallen ultimo 2000154322

* Het verschil van de stand per 31-12-1999 met de cijfers uit de financiële verantwoording 1999 ontstaat doordat in de financiële verantwoording 1999 ongeauditeerde cijfers zijn opgenomen. De cijfers voor 2000 zijn eveneens ongeauditeerd.

De spreiding van de GOM over verschillende landen neemt langzaam toe. In 2000 zijn voor het eerst goedkeuringen afgegeven op de landen Djibouti, Ecuador en Ivoorkust. Het merendeel van het obligo heeft betrekking op Indonesië en Ghana. Het GOM-obligo ultimo 2000 is NLG 9,289 mln hoger dan de omvang van de interne reserve doordat de Stichting aan het einde van het jaar goedkeuringen onder budgetvoorbehoud heeft afgegeven.

Verloop obligo SENO-faciliteit (voorlopige cijfers)*
(Bedragen x NLG1000)Uitgereikte polissenUitgereikte dekkingstoezeggingUitgereikte goedkeuringenTotaal
Stand per 31-12-1999248 643106 4513 965359 059
Mutaties bestaande polissen– 872 062 1 975
Einddatum polis– 25 643  – 25 643
Ingetrokken – 59 535– 2 549– 62 084
Naar voorziening i.v.m. schade– 2 034  – 2 034
Van goedkeuring naar dekkingstoezegging 34 692– 36 078– 1 386
Van goedkeuringen naar polis528 – 5280
Van dekkingstoezegging naar polis32 276– 33 114 – 838
Afgegeven in 2000  50 20050 200
Stand obligo per 31-12-2000253 68350 55615 010319 249
Met obligo samenhangend exportvolume216 82343 21112 829272 863
Aantallen ultimo 2000187154206

* Het verschil van de stand per 31.12 1999 met de cijfers uit de financiële verantwoording 1999 ontstaat doordat in de financiële verantwoording 1999 ongeauditeerde cijfers zijn opgenomen. De cijfers voor 2000 zijn eveneens ongeauditeerd.

Naast het SENO-obligo van NLG 319,25 mln staat er voor een bedrag van NLG 41,63 mln aan polissen uit met een verhoogd risico. Het totale obligo is daarmee NLG 360,88. Het merendeel van het uitstaande obligo heeft betrekking op Rusland en de Oekraïne, hoewel deze obligo's een lagere groei te zien geven. Voor SENO is NLG 7,30 mln aan schades uitbetaald (NLG 6,40 mln in 1999). De landenlijst van de SENO is uitgebreid met Indonesië.

De beleidsreactie op de evaluatie van de SENO-faciliteit is 27 november 2000 naar de Kamer (Kamerstukken II 2000/2001, 27 400 XIII, nr. 21) gestuurd. Uit de evaluatie komt naar voren dat de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de faciliteit goed is. Het beoogde doel van bevordering van de Nederlandse kapitaalgoederenexport naar Oost-Europese landen wordt behaald. De aanbevelingen uit de evaluatie gaven aanleiding tot de volgende beleidsconclusies:

• ophoging van de transactielimiet van NLG 10 mln naar NLG 20 mln;

• actievere ondersteuning van het MKB in het gebruik van de faciliteit;

• wijziging van de huidige beheersstructuur, waarbij de Stichting SENO zal worden opgeheven;

• uit het oogpunt van stroomlijning streven naar een integratie van de SENO-faciliteit met de reguliere exportkredietverzekering.

Artikel 07.04 Economische voorlichting en exportbevordering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200027 88127 881
Realisatie 200029 01128 586
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 130+ 705
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingen uitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 Versterking posten/voorlichting & promotie27 88129 01127 88127 167
020 Promotie   1 419
Totaal27 88129 01127 88128 586

In mei 2000 is in een Algemeen Overleg met de Kamer gesproken over de agentschapsstatus voor de EVD. Op dat moment bestond nog enige aarzeling over het tijdig op orde zijn van het financieel beheer van de EVD. In oktober 2000 is daarom een voortgangsrapportage agentschap EVD/financieel beheer aan de Kamer gezonden (Kamerstukken II 2000–2001, 27 058, nr. 3). Hierin werd geconstateerd dat het financieel beheer van de EVD sterk verbeterd is en van een zodanig niveau is, dat de stap naar de agentschapsstatus verantwoord gezet kan worden. De EVD is per 1 januari 2001 agentschap geworden.

Kengetallen EVD
(Bedragen in verplichtingen x NLG1000 mln)RamingRealisatieVerschil
Deelprogramma 2: Informatie   
Beleidsuitgaven4 7703 984– 786
Aantal fte's8277– 5,0
Informatieverzoeken25 00023 470– 1 530
Internetsite (unieke gebruikers per dag)600815215
Oplage publicaties57 00069 65012 650
Deelprogramma 3: Publiciteit buitenland / Holland imago   
Beleidsuitgaven1 4001 44242
Aantal fte's55
Internetsites (pageviews per dag)2 500 0003 092 000592 000
Oplage publicaties900 000485 000– 415 000
Deelprogramma 4: Voorlichting en promotie activiteiten   
Beleidsuitgaven7 95013 7465 796
Aantal fte's1314,51,5
Aantal deelnemers4 1783 895– 283
Aantal branches / thema's3330– 3
Deelprogramma 5: Programma Starters op Buitenlandse markten   
Beleidsuitgaven (zie hiervoor ook de artikelsubs 07.02–130 en 150)126126
Aantal fte's32,4– 0,6
Exportstrategieën80089292
Aanvragen PSB2 5251 573– 925
Aanvragen SEM22562– 163
Deelprogramma 1: Netwerk / 6: Productontwikkeling & communicatie   
Beleidsuitgaven13 7619 196– 4 565
Aantal fte's2625,3– 0,7
    
Uitgaven inzake onderzoek, ontwikkelingen en communicatie 517+ 517
Totaal EVD   
Beleidsbudget27 88129 0111 130
Aantal fte's129124,3– 4,7
% bekendheid binnen doelgroep1412– 2%
% bereik binnen doelgroep1412– 2%

Toelichting kengetallen:

Deelprogramma 2: Informatie

De raming voor de opslage van publicaties zoals opgenomen in de begroting is bij bepaling van het definitieve programma 2000 bijgesteld naar 75 000. Het verschil van ruim 5000 minder ten opzichte van de bijgstelde raming zit met name in de oplage van Informatiedossiers. Deze was geraamd op 30 000 en is 25 700 geworden. Doordat het project Hints voor Business per 1-1-2001 is stopgezet, is ook de voorziene brochure niet uitgebracht.

Deelprogramma 3: Publiciteit buitenland / Holland Imago

In de loop van 2000 is extra aandacht besteed aan de marketing van de internetsite www.hollandtrade.com. Dit heeft geleid tot extra bezoekers op de site. Het aantal pageviews overtreft daardoor de ramingen. Een aantal publicaties is elektronisch uitgegeven. Hierdoor is de realisatie aanzienlijk lager dan geraamd. Indien de raming wordt gecorrigeerd voor de elektronische uitgaven zou deze zijn uitgekomen op 570 000. Doordat hierin een aantal activiteiten is opgenomen dat geen doorgang heeft gevonden is de uiteindelijk realisatie lager.

Deelprogramma 5: Programma Starters op Buitenlandse markten

De EVD is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit programma. Een deel van de uitvoering wordt door de EVD uitbesteed aan Senter. De beleidsuitgaven van NLG 126 000 betreffen inspanningen om het gebruik van het instrument door bedrijven te bevorderen. Deze uitgaven worden op een apart artikelsub verantwoord. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar artikel 07.02 Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen.

Deelprogramma 4 / deelprogramma 6 / deelprogramma 1:

De afwijking tussen de realisatie van deelprogramma 4 en de raming heeft te maken met het feit dat op het moment van ramen een aantal activiteiten nog was ondergebracht onder de deelprogramma's 1 en 6. Hierdoor is teveel geraamd op de deelprogramma's 1 en 6. De realisatie heeft plaatsgevonden op deelprogramma 4.

Uitgaven inzake onderzoek, ontwikkeling en communicatie

Deze uitgaven waren niet begroot in één van de deelprogramma's, maar waren noodzakelijk in het kader van de agentschapsstatus van de EVD.

Artikel 07.05 Afwikkeling Economische hulp Oost-Europa tot 2000

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000145 145
Realisatie 2000136 599
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)8 546
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingen uitgaven
 ramingRealisatieramingrealisatie
010 Prog. Samenwerking Oost-Europa (PSO)  110 230101 581
020 SENO-faciliteit (voorheen Leasefaciliteit)   7 301
030 TRHIO    
040 IBTA  14 47110 623
050 Investeringsfaciliteit O.M.    
060 GOS-programma 1)  671200
110 Multilaterale projecten 2)  11 00010 040
111 OESO CCET/NIS    
120 Trustfunds    
140 Prog. Uitzending managers NMCP  7 1735 835
150 Evaluatie en beleidsondersteuning  750613
160 Managementtraining (Passage)  850406
Totaal  145 145136 599

1 Het GOS-programma is in 1994 opgegaan in het PSO

2 Multilaterale projecten zijn in 1999 opgegaan in het PSO

Met ingang van 2000 is het beleidsbudget van artikel 07.05 verdeeld over andere artikelen (zie onderstaande tabel). De kasuitgaven op dit artikel betreffen derhalve alleen de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen.

Ter verduidelijking is hieronder aangegeven waar de faciliteiten met ingang van 2000 zijn geraamd.

tot en met 1999met ingang van 2000
010 Programma Samenwerking OE0 707–010 Programma Samenwerking OE
020 SENO-faciliteit0 703–060 Exportkredietverzekering OM
040 IBTA0 702–160 Investeringsbevordering en technische assistentie
050 Investeringsfaciliteit MOE0 702–120 Investeringsfaciliteit OM
111 OESO CCET/NIS0 701–030 Grondstoffen en andere internationale organisaties
120 Trustfunds0 707–030 Trustfunds
140 Programma Uitzending Managers NMCP / de Baak Managementcentrum / Beurzen cum stage programma Rusland0 707–020 Managementassistentie
150 Evaluatie en beleidsondersteuning MOE0 702–050 Evaluatie en beleidsondersteuning

Artikel 07.07 Economische samenwerking en kennisoverdracht

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000157 50016 425
Realisatie 2000136 87612 578
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)20 624– 3 847
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingen uitgaven
 ramingRealisatieramingrealisatie
010 Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO)140 000130 1796 4258 710
020 Managementtraining en assistentie7 5001 017368
030 Trustfunds10 0005 68010 0003 500
Totaal157 500136 87616 42512 578

Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO)

Voor de onder het PSO vallende landen zijn landenbeleidsprogramma's opgemaakt. Met een drietal landen zijn nieuwe (meerjarige) MOU's (Memorandum Of Understanding) afgesloten waarin is neergelegd op welke aandachtsgebieden projecten zich moeten concentreren. Met een drietal landen wordt nog onderhandeld over de inhoud van het MOU. Voor het PSO zijn in 2000 meer verplichtingen (NLG 130,18 mln) aangegaan dan in 1999 (NLG 117,57 mln). In 2000 is voor NLG 13,91 mln aan pré-accessie projecten ontwikkeld op een tiental landen (Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië). In 2000 is voor een viertal multilaterale projecten een bedrag van NLG 14,62 mln aan verplichtingen aangegaan met name op Oekraïne en Roemenië.

De beleidsreactie op de PSO evaluatie is in 2000 aan de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2000/2001, 23 125, nr. 20). PSO is een waardevol instrument voor de bevordering van de private sector. De inschakeling van Nederlandse ondernemingen bij deze projecthulp heeft als voordeel dat het als aanjager kan dienen voor bilaterale handel en investeringen. De beleidsreactie richt zich op een zevental hoofdpunten waarvan hier de belangrijkste vier worden genoemd:

• Het nieuwe PSO-beleid beoogt een betere samenhang in het projectenpakket te realiseren. Concentratie van projecten in sectoren en regio's kan doeltreffendheid van de transitiehulp verbeteren.

• De transitiedoelstelling is uitgewerkt in een «checklist» die wordt gebruikt bij de beoordeling en evaluatie van een project.

• Met ingang van 2000 wordt jaarlijks een plan van aanpak opgesteld voor tussentijdse meting van resultaten van projecten van onder andere de faciliteiten PSO en Multilaterale projecten door uitvoering van toezichthoudende missies.

• Het PSO is en blijft een vraaggestuurd programma. De wensen van de ontvangende landen bij de sectorkeuze zijn bepalend.

In 2000 zijn 5 toezichthoudende missies PSO uitgevoerd. Hieruit zijn twee interessante conclusies te trekken. Tijdens de identificatiemissie zou meer naar consensus met en betrokkenheid van relevante lokale autoriteiten gestreefd kunnen worden. Clustering van projecten kan functioneel zijn wanneer het projecten betreft die in dezelfde sub-sector naast elkaar of elkaar opvolgend worden uitgevoerd. Een goede communicatie tussen de uitvoerders dient hierbij wel gewaarborgd te zijn.

Het aantal kandidaat-lidstaten dat in aanmerking komt voor pré-accessie is uitgebreid van 5 naar 10. Per land worden, naast een aantal kortlopende projecten, gemiddeld 2 langer lopende projecten ontwikkeld. Bij de projecten staat de relatie overheid tot overheid en de vraaggestuurdheid voorop. De projecten hebben betrekking op onderwerpen zoals landbouw, transport, certificering en standaardisatie, MKB-ontwikkeling en structuurfondsen. De lidstaten zijn tevreden met de ontwikkelde activiteiten en tonen zelf voldoende betrokkenheid bij de uitvoering.

Doelmatigheidskengetallen Programma Samenwerking Oost-Europa (incl. Multilaterale projecten)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)Raming*Realisatie**Verschil
1. Aantal prestaties (= behandelde projectaanvragen) 100209+ 109
2. Kosten per prestatie 0,0310,012– 0,019
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 260436+ 176
4. Kosten per prestatie 0,0230,018– 0,005
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)01.55–0409,0810,325+ 1,245
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 4245,8+ 3,8

* De geraamde doelmatigheidskengetallen zijn exclusief Multilaterale projecten.

**n Afwijkingen van de realisatie ten opzichte van de raming is veroorzaakt door sterke budgetstijging en gewijzigde methodiek in de beoordelingsprocedure.

Trustfunds

In 2000 is NLG 5,7 mln verplicht: NLG 2,2 mln voor de EBRD en NLG 3,5 mln voor de IFC. In totaal zijn 26 projecten goedgekeurd voor een bedrag van NLG 10,8 mln.

Het totaal van de tot en met 2000 door EZ aangegane verplichtingen voor de Trustfunds ad. NLG 81,1 mln is als volgt verdeeld: WB NLG 34,1 mln (inclusief NLG 4 mln van het Ministerie van Financiën), EBRD NLG 27,3mln en IFC NLG 19,7 mln. Bij zowel EBRD, IFC als WB komen de renteopbrengsten ten goede aan het Trustfund.

De faciliteiten Multilaterale projecten en Trustfunds lijken te hebben bijgedragen aan de doelstelling ten aanzien van het ondersteunen van het transitieproces van planeconomie naar markteconomie van MOE-landen. De middelen zijn veelal additioneel ingezet. De resultaten van de Evaluatie Multilaterale projecten en Trustfunds zijn in samenhang met de PSO-evaluatie en de stroomlijningsoperatie meegenomen bij het formuleren van een beleidsreactie (Kamerstukken II, 2000/2001, 23 125, nr. 20). Op grond van de evaluatie is besloten om de Trustfunds bij de EBRD en IFC te continueren. De landenlijst van IFC is uitgebreid met een tiental opkomende markten buiten Midden- en Oost-Europa, waaronder bijvoorbeeld Indonesië. Daarbij is aangesloten op de landenlijst van IFOM. Daarnaast is besloten om de uitvoering van de twee Trustfunds uit te besteden aan Senter.

Verplichtingen PSO en trustfonds naar landen (x 1 mln)kst-27700-30-4.gif

Beurzenprogramma Rusland/Zuid-Afrika

In 2000 is een verplichting aangegaan voor het 4e pilot beurzenprogramma Rusland (NLG 0,52 mln). In totaal hebben 90 kandidaten deelgenomen aan de pilots op Rusland. Voor de organisatie van het seminar «Crossroads in Management» in Moskou is NLG 0,05 mln ter beschikking gesteld. Dit seminar had tot doel te ontdekken wat de deelnemers in Nederland hebben geleerd, welke ervaringen zij bij terugkeer hadden en op welk terrein het programma nog voor verbetering vatbaar is.

Voor een studie- en stageprogramma Zuid-Afrika is NLG 0,49 mln verplicht. De uitvoering vindt plaats in 2001/2002. Per jaar zullen 15 kandidaten deelnemen.

Programma Uitzending Managers NMCP (PUM)/de Baak Managementcentrum

Voor de uitvoering van het PUM in 2000 is een bedrag van NLG 5,0 mln beschikbaar gesteld aan de Stichting PUM (inclusief uitvoeringskosten). In 2000 is de meeste subsidie naar Midden-Europa, Rusland en de Balkan gegaan. De begroting 2001 voor het PUM kon niet tijdig worden afgehandeld. Dit had als gevolg dat de hiervoor geraamde verplichting niet meer in 2000 kon worden aangegaan.

In 2000 zijn 3 managementtrainingen gegeven in de Oekraïne, Rusland en Roemenië. Voor managementtrainingen in 2001 is een bedrag van NLG 1,13 mln (2000: NLG 0,96 mln) aan De Baak Managementcentrum VNO-NCW ter beschikking gesteld.

08.00 WET INVESTERINGSREKENING

Artikel 08.01 Investeringsbijdragen en investeringstoeslagen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200080 000
Realisatie 2000141 493
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 61 493

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden de uitgaven uit hoofde van de WIR verantwoord. Deze omvatten het (verschuivings)effect van de temporiseringsmaatregel (WIR-knip) en de uitgaven vóór verwerking van het effect van deze maatregel (bruto WIR-uitgaven). De overschrijding bij de WIR-uitgaven wordt voornamelijk veroorzaakt door een beperkt aantal relatief omvangrijke verrekeningen van nog resterende WIR-premies door enkele grote ondernemingen.

Gezien het aflopende karakter van de regeling, de ontbrekende beleidsmatige relevantie, het beperkte budgettaire belang en de extra werkzaamheden die met de verantwoording van WIR-registraties op de EZ-begroting gepaard gaan, zal de WIR met ingang van 1 januari 2001 niet meer via afzonderlijke begrotingsposten op de EZ-begroting worden verantwoord. Net als andere belastinguitgaven zal de WIR worden verantwoord in een bijlage van de Miljoenennota.

09.00 ENERGIEBELEID

Artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000159 099219 491
Realisatie 2000147 027147 802
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 12 072– 71 689

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij de eerste suppletore begroting is de kasraming op technische gronden met NLG 4,7 mln verlaagd. Van een verdere verlaging was sprake in de tweede suppletore begroting. Voor NLG 36,5 mln betrof dit een aanpassing op basis van de actuele inzichten betreffende de uitputting. Met name voor de uitbetaling van subsidies door Novem op diverse energiebesparingsprogramma's was in 2000 minder geld nodig dan aanvankelijk voorzien (zie ook de aansluitende toelichting op de Novem-betalingen). Verder is de raming met NLG 24,9 mln verlaagd vanwege een actualisering van de momenten waarop naar verwachting al aangegane verplichtingen tot uitbetaling komen. De rest van de onderuitputting (NLG 5,8 mln) bestaat onder meer uit overhevelingen naar 09.02 voor het vernieuwde programma warmtepompen (NLG 1,0 mln) en naar 02.02 voor het programma Schoner Produceren (NLG 0,2 mln).

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Artikelonderdeelramingrealisatieramingrealisatie
030 Lange term onderzoek besparingstechn7 81022 97912 075
110 Industrie71 42467 55279 53158 281
120 Tenders energiebesparing (TIEB)7 120200
130 Stimulering E&M-adviezen2 6002 308756
140 NEWS/NETTO11 3336 45610 1773 371
150 Nieuwe technieken
210 Woningbouw/diensten12 77111 10247 03038 828
230 Verkeer en vervoer8 3207 54011 2707 123
240 Agrarische sector8 1756 86911 2166 460
250 Non-profit regeling (EINP)36 66647 50827 86020 708
Totaal159 099147 027219 491147 802

Van de aangegane verplichtingen is NLG 93 mln besteed in het kader van programma-overeenkomsten met Novem. Op basis van het besluit subsidies energieprogramma's verstrekt Novem in opdracht van EZ subsidies aan derden op grond van programma's die jaarlijks gepubliceerd worden.

NETTO

In 1999 zijn 20 subsidieaanvragen ingediend bij de eerste tender NETTO. In 2000 zijn hiervoor 13 subsidies toegekend, waarmee het gepubliceerde bedrag van NLG 4,0 mln was uitgeput. Naar verwachting wordt met deze projecten ongeveer 120 PJ/jaar c.q. 6 000 ton CO2-uitstoot/jaar bespaard.

Betalingen aan Novem

Betalingen aan Novem worden met name geraamd als onderdeel van de artikelen 09.01, 09.02, 09.32 en 09.33. In onderstaande tabel wordt het verloop van de ramingen van deze uitgaven alsmede de realisatie op artikelniveau weergegeven. Op basis van de meest actuele inzichten worden de ramingen op een aantal momenten bijgesteld. In de praktijk bleken de betalingen aan derden door Novem op grond van de uitvoering van energieprogramma's trager te verlopen dan geraamd, zodat ook de betalingen van EZ aan Novem zijn bijgesteld.

Novem-betalingen (bedragen x NLG 1 mln)
Artikel09.0109.0209.3209.33 totaal
vastgestelde begroting181832910303
stand miljoenennota15285239269
stand najaarsnota12570173215
realisatie1236592199
Kengetallen EINP (excl wind)
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)Realisatie
KENGETALLEN  
1. Aantallen technieken 2 905
2. Gemiddeld bedrag per subsidieaanvraag (x NLG1000) 28,2
3. Toegelicht bedrag realisatie (beh aanvragen x gem bedr x NLG1000) 47,5
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN  
1. Aantal behandelde aanvragen 1 688
2. Aantal vaststellingen 997
5. Toegelicht bedrag realisatie (= uitvoeringsk.)01.552,3
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 13,1

NB: In de begroting 2000 zijn hiervoor geen kengetallen opgenomen

Revolving fund kas-EZ (zie ook saldibalans, geconditioneerde vorderingen)

De kas-EZ wordt gevuld met terugontvangen gelden van leningen die door Novem zijn verstrekt aan derden. Verder wordt rente, berekend over de stand van kas-EZ gedurende het lopende jaar, toegevoegd.

Verloop Revolving fund (in guldens)
stand 1 januari 20002 360 958
Bij12 949 781
Af6 780 086
stand ultimo 20008 530 653

De kas-EZ is met name gestegen door terugbetalingen van verstrekte leningen voor stadsverwarmingsprojecten. Uit de kas-EZ is een deel van de menskrachtvergoeding van Novem gefinancierd.

Artikel 09.02 Duurzame energie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200038 46993 587
Realisatie 200061 40070 366
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 22 931– 23 221

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In 2000 is NLG 22,9 miljoen meer verplicht dan oorspronkelijk geraamd. Hiervan is NLG 21,2 miljoen bestemd voor het nieuwe warmtepompprogramma. Ter dekking is NLG 14,0 mln naar voren gehaald uit 2001 en NLG 7,2 mln overgeheveld van artikel 09.01. Daarnaast is de raming van het onderdeel zon-photovoltaïsch verhoogd met NLG 7 mln in verband met het publiceren van een extra BSE-budget. Het verplichtingenbudget is met NLG 5,3 mln verlaagd vanwege onder meer een overheveling naar 09.05 ECN in verband met windonderzoek (NLG 0,8 mln).

De kasonderuitputting van NLG 23,2 mln is grotendeels te verklaren door een neerwaartse bijstelling in de tweede suppletore begroting op basis van actuele inzichten. Met name voor de betaling van subsidies door Novem op diverse energiebesparingsprogramma's was NLG 17,3 mln minder nodig dan aanvankelijk was voorzien. Ook werd een lager beroep gedaan op het onderdeel warmtepompen (NLG 4,0 mln).

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
110 Zon-thermisch6 5006 6634 723
120 Zon-photovoltaisch7 00030 27920 636
130 Windenergie3518 81418 824
140 Biomassa en afval17 17313 399
150 Warmtepompen6 60032 4106 2992 115
210 Stimulering zonneboilers8 0006 4003 8453 739
220 Wind einp7 5007 5004 101
310 Projectbureau Duurzame E en overige uitgaven9 8698 0556 4136 930
Totaal38 46961 40093 58770 366

Van de aangegane verplichtingen is NLG 53,0 mln besteed in het kader van programma-overeenkomsten met Novem. Op basis van het besluit subsidies energieprogramma's verstrekt Novem in opdracht van EZ subsidies aan derden op grond van programma's die jaarlijks gepubliceerd worden. Het overige deel van de aangegane verplichtingen vloeit met name voort uit een toezegging van NLG 6,4 mln in het kader van de subsidieregeling actieve zon-thermische systemen.

Realisatie duurzame energie 1990–1999 (bijdrage in PJ*) conform het protocol Duurzame Energie
 1990199519981999
Waterkracht0,70,70,90,7
Windenergie0,52,65,35,3
Zon-PV0,000,010,030,05
Zon-thermisch0,10,20,30,4
Warmtepompenp.m.0,20,40,5
Warmte/koude opslag0,010,070,30,5
Bio-energie17,118,826,427,6
TOTAAL18233435
aandeel van totale energieverbruik0,7%0,8%1,1%1,2%**
aandeel elektriciteitsgebruik1,0%1,4%2,2%2,3%

*: uitgespaarde fossiele brandstof

**: het aandeel duurzame energie is waarschijnlijk hoger, aangezien import nog niet wordt meegeteld.

In de cijfers zijn op onderdelen verschillen ten opzichte van de vergelijkbare tabel in de begroting 2000 te zien. Deze vloeien voort uit de opschoning van de definitie van duurzame energie. Voor een kolom 2000 waren bij het opmaken van deze financiële verantwoording nog geen gegevens beschikbaar.

Betalingen aan Novem

Op dit artikel worden ook betalingen verantwoord aan Novem. Zie voor een nadere toelichting de overzichtstabel bij artikel 09.01.

Subsidieregeling actieve zon-thermische systemen

Via de subsidieregeling actieve zon-thermische systemen worden subsidies verstrekt aan kopers van een zonneboiler. Senter voert deze regeling uit. De resultaten van 2000 zijn in de volgende tabel samengevat. Er kan zowel voor de aanschaf als na de aanschaf een beroep op deze regeling worden gedaan. De uitvoeringskosten hebben zowel betrekking op aanvragen in 2000 als op de afwikkeling van vóór 2000 ingediende aanvragen.

Kengetallen Stimulering zonneboilers
(Bedragen in verplichtingen x NLG 1 mln)Artikel (sub)Realisatie
KENGETALLEN  
1. AantallenAanvragenZonneboilers
vooraf aangevraagd2189 813
achteraf aangevraagd2 0392 878
2. Bedrag per eenheid (x NLG1000)per aanvraagper zonneboiler
vooraf aangevraagd22,20,493
achteraf aangevraagd0,80,556
3. Toegelicht begrotingsbedrag (=subsidie) 6,400
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN  
1. Aantal behandelde aanvragen 2 410
2. Aantal vaststellingen 629
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringsk.)01.550,89
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 5,1

NB: In de begroting 2000 zijn hiervoor geen kengetallen opgenomen

Artikel 09.03 Energievoorzieningsonderzoek

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200076 40018 923
Realisatie 200075 47176 647
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 929+ 57 724

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
110 Hoge Flux Reactor75 00074 92714 32574 927
120 Progr's Kernenergie449751 285
130 Nieuwe electriciteitstechn.1 4005003 623435
Totaal76 40075 47118 92376 647

Hoge Flux Reactor (HFR)

In 2000 heeft Nederland zich verplicht tot een bijdrage aan aanvullende Euratomprogramma's voor de periode 2000/2003 van EURO 34 mln. In tegenstelling tot de vorige periodes is de bijdrage in één keer uitbetaald. In de eerste suppletore begroting is hiervoor NLG 60,7 mln kas uit latere jaren naar voren gehaald. Bij de toezegging van de totale bijdrage over deze periode is rekening gehouden met het hieruit voortvloeiende financieel voordeel.

Programma's kernenergie

De uitgaven op dit artikelsub hebben betrekking op oude verplichtingen voor onderzoek naar de opslagmogelijkheden van radioactief afval en de instandhouding van de nucleaire kennis. In de tweede suppletore begroting is NLG 23,9 mln kas bijgeraamd als bijdrage aan de toekomstige exploitatieverliezen van de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA). Dit bedrag is als eenmalige bijdrage naar het Ministerie van Financiën overgeheveld.

Nieuwe elektriciteitstechnologieën

Bij de eerste suppletore begroting is de verplichtingenruimte 1999 voor Nieuwe Elektriciteitstechnologieën doorgeschoven naar 2000 (NLG 4,2 mln). Deze ruimte is uiteindelijk niet benut voor de beoogde activiteiten EMVT (Elektro Magnetische Vermogens Techniek). Bij de tweede suppletore begroting is deze verplichtingenruimte daarom overgeheveld naar artikel 09.02 ten behoeve van het onderdeel zon-photovoltaïsch.

Artikel 09.04 Beleidsondersteuning en overige uitgaven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20009 1139 609
Realisatie 20006 5697 600
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 2 544– 2 009

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 Beleidsondersteuning8 9136 5379 4097 583
110 Bijdragen mijnindustrie2003220017
Totaal9 1136 5699 6097 600

Op het onderdeel beleidsondersteuning zijn vele projecten/onderzoeken/studies verplicht, onder meer op het gebied van liberalisering. Een deel van de programmaovereenkomst P&I met Novem wordt ook via dit artikel verplicht. De onderuitputting op de verplichtingenbegroting van NLG 2,5 mln is aangewend ter compensatie van de extra benodigde ruimte op artikel 09.05.

Artikel 09.05 Energieonderzoek Centrum Nederland

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200062 90662 912
Realisatie 200084 63183 000
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 21 725+ 20 088

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is zowel de kas- als de verplichtingenraming verhoogd met NLG 16,0 mln. Dit budget dient ter dekking van kosten die in verband met de nucleaire activiteiten gemaakt moeten worden, zoals ontmanteling, sanering en afvoer van radioactief afval.

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 Basis- en missie- financiering31 86851 99531 86851 996
020 Samenwerkingsfinanciering31 03832 63631 04431 004
Totaal62 90684 63162 91283 000

Met de Basis- en ENGINE (= missie)-financiering doet ECN onderzoek en ontwikkelt het instituut kennis en kunde op het gebied van duurzame energie, fossiele brandstoffen, nucleaire energie, energie-efficiency en beleidsstudies. Met de Samenwerkingsfinanciering voert ECN het van jaar tot jaar opgestelde Samenwerkingsprogramma uit. Dit programma bestrijkt dezelfde werkgebieden als de Basis- en ENGINE financiering. ECN brengt jaarlijks een jaarverslag uit waarin wordt ingegaan op de uitgevoerde activiteiten.

Artikel 09.06 Doelfinanciering NITG-TNO

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200029 50529 505
Realisatie 200030 52730 527
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 022+ 1 022

Toelichting realisatie 2000

Per 1 september 1997 is de Rijksgeologische Dienst (RGD) gefuseerd met TNO-GG in het Nederlands Instituut Toegepaste Geowetenschappen (NITG). Vanaf die datum ontvangt het NITG doelfinanciering van EZ. De bijdrage is bestemd voor de instandhouding en verdere ontwikkeling van geowetenschappelijke en daarmee verband houdende technologische kennis.

Artikel 09.07 CO2-reductie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200052 63225 000
Realisatie 200034 01429 723
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 18 618+ 4 723

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is voor het CO2-reductieplan NLG 32,0 mln kasruimte toegevoegd uit de aanvullende post «Nader te bepalen» van de rijksbegroting. De kasraming is in de tweede suppletore begroting met NLG 21,0 mln verlaagd, in verband met het naar achteren schuiven van kas voor het onderdeel Joint Implementation.

Bij tweede suppletore begroting is het verplichtingenbudget met NLG 26,0 mln verlaagd als gevolg van het doorschuiven van de ruimte voor Joint Implementation. Daarnaast is de verplichtingenruimte met NLG 9,0 mln verhoogd voor het CO2-reductieplan.

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 CO2-reductieplan door EZ 8 956 27 526
020 Joint Implementation52 63225 05825 0002 197
Totaal52 63234 01425 00029 723

De realisatie van het CO2-reductieplan betreft toezeggingen die zijn gedaan in het kader van de gesloten tender van de regeling houtmodificatie en een project uit de eerste tender van de EZ-regeling. Een uitvoerige stand van zaken van het plan is te vinden in een brief aan de Kamer van 21 september 2000 (Kamerstukken II 2000/2001, 25 026, nr. 11).

De realisatie op het onderdeel Joint Implementation betreft met name een toezegging aan de Wereldbank ten behoeve van Prototype Carbon Fund van NLG 22,7 mln (10 mln USD).

Artikel 09.08 Deelname in aandelenkapitaal TenneT

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
Realisatie 2000
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)

Belangrijke mutatie in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2000

Op 10 oktober 2000 werd met de Samenwerkende elektriciteitsproducenten (SEP) overeenstemming bereikt over de aankoop van 100% van de aandelen van de landelijke netbeheerder TenneT voor NLG 2,55 mld (Kamerstukken II 2000/2001, 27 250, nr. 5). Bij de tweede suppletore begroting is dit bedrag aan de EZ-begroting toegevoegd omdat het op dat moment de inzet was de aandelen vóór 1 januari 2001 over te dragen. De noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden hiervoor, waaronder een due diligence-onderzoek, hebben echter meer tijd gevraagd dan verwacht. Hierdoor is het moment van overdracht naar 2001 verschoven.

Artikel 09.12 Garanties energiebeleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 20005 335
Realisatie 200057010 090
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 570+ 4 755

Toelichting realisatie 2000

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelverplichtingenuitgaven
 ramingrealisatieramingrealisatie
010 Leningen NPM570569
140 Garanties stadsverwarming5 3359 521
Totaal 5705 33510 090

De kasbegroting is overschreden omdat in 2000 de vergoeding voor de aardgasprijsgarantie bij het stadsverwarmingsproject Duiven-Westervoort over zowel 1998 als 1999 is verstrekt. De afhandeling 1998 was in 1999 zodanig vertraagd, dat betaling in dat jaar niet te realiseren was.

Verder draagt EZ via dit artikel jaarlijks bij aan de afdekking van het exploitatietekort van de Nederlandse Pijpleidingmaatschappij (NPM).

Artikel 09.21 Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000141 230141 230
Realisatie 2000150 671150 671
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 9 441+ 9 441

Toelichting realisatie 2000

Het betreft een doorsluispost. Voor een nadere toelichting op de realisatie zie artikel 09.03 Ontvangsten COVA.

Artikel 09.22 Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000142000142000
Realisatie 2000146 936146 936
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 4 936+ 4 936

Toelichting realisatie 2000

Het betreft een desaldering met ontvangstenartikel 09.02 Uitkering EBN. Voor een toelichting wordt naar dat artikel verwezen.

Artikel 09.31 Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000
Realisatie 200012
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 12

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane verplichtingen ter zake van adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven.

Artikel 09.32 Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200039 591
Realisatie 200010 775
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 28 816

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In de tweede suppletore begroting (inclusief nota van wijziging) zijn de verwachte kasuitgaven 2000 op basis van actuele inzichten met NLG 28,8 mln verlaagd. Met name voor de uitbetaling van subsidies door Novem op diverse energiebesparingsprogramma's (tot en met 1995 aangegane verplichtingen) bleek minder geld nodig dan aanvankelijk voorzien.

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane verplichtingen ter zake van de toepassing van energiebesparingstechnologie en duurzame energie. Het betreft met name betalingen aan Novem in het kader van in het verleden afgesloten programma-overeenkomsten en betalingen door Senter op verplichtingen in het kader van de BSET (subsidieregeling zonneboilers).

Onderstaand is de raming afgezet tegen de uiteindelijke realisatie:

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeeluitgaven
 ramingrealisatie
111 Industrie8 5631 049
112 Gebouwde omgeving en vervoer3 2831 461
113 Tenderregeling energiebesparingsprojecten120002 909
422 Energiebesparingsadviezen
426 Invest. in windturbines5 9454 506
427 Overige duurzame energie9 800850
Totaal39 59110 775

Artikel 09.33 Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 200010 284
Realisatie 20002 056
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 8 228

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In de tweede suppletore begroting zijn de verwachte kasuitgaven 2000 op basis van actuele inzichten met NLG 7,5 mln verlaagd. Met name voor de uitbetaling van subsidies door Novem op diverse energiebesparingsprogramma's (tot en met 1995 aangegane verplichtingen) bleek minder geld nodig dan aanvankelijk voorzien.

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane verplichtingen ter zake van onderzoek en ontwikkelingswerk op energiebeleid. Onderstaand is de raming afgezet tegen de uiteindelijke realisatie:

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeeluitgaven
 ramingrealisatie
020 Onderzoek actiniden & r-afval68
110 Beleidsstudies
210 Ontwikkeling kolenbeleid716144
510 Ond. energiebesparingstech. & duurzame energie9 5001 912
Totaal10 2842 056

Artikel 09.35 Investeringssubsidies energiebesparing

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 2000429
Realisatie 20000
Verschil ( + = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 429

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op in 1995 aangegane verplichtingen ter zake van investeringssubsidies energiebesparing. Alle verplichtingen die nog openstonden zijn in 2000 afgewikkeld. Vanaf nu worden op dit artikel geen uitgaven meer gedaan.

ONTVANGSTEN

01.00 ALGEMEEN

Artikel 01.01 Diverse ontvangsten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20009 128
Realisatie 200011 484
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 356

Toelichting realisatie 2000

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt voornamelijk verklaard door een bijdrage in de kosten van Arbo-diensten (NLG 0,6 mln), een korting op de af te dragen loonheffing in verband met scholing (NLG 1,4 mln) en een niet geraamde post «eigen bijdrage voor woon/werk verkeer» (NLG 0,5 mln).

Artikel 01.11 Ontvangsten Bureau voor de Industriële Eigendom

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200050 077
Realisatie 200052 109
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 032

Toelichting realisatie 2000

De hogere ontvangsten worden voornamelijk verklaard door meer instandhoudingstaksen als gevolg van een groter aantal octrooien (NLG 1,8 mln).

Artikel 01.21 Ontvangsten Centraal Planbureau

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20002 830
Realisatie 20003 317
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 487

Toelichting realisatie 2000

De hogere ontvangsten worden met name verklaard doordat een aantal aanvullende projecten eerder is betaald dan verwacht (NLG 0,3 mln).

Artikel 01.31 Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200023 200
Realisatie 200030 548
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 7 348

Toelichting realisatie 2000

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt verklaard door hogere ontvangsten in verband met werken in opdracht.

Werk voor derden groter dan 200 000 EURO

(bedragen in EURO)opdrachtgeveropbrengst
Onderzoek verplaatsingsgedragMinisterie van V&W361 334
Onderzoek verplaatsingsgedragMinisterie van V&W578 134
Algemene bijstandsstatistiekenMinisterie van SZ&W344 873

Artikel 01.41 Terugontvangen bijdragen van Senter

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20002 342
Realisatie 20007 138
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 4 796

Toelichting realisatie 2000

Het verschil wordt veroorzaakt door terugontvangen middelen uit hoofde van winstafdrachten Senter 1998/99 (NLG 5,9 mln; zie toelichting wetsartikel 3) en door minder ontvangsten dan geraamd op grond van eindafrekeningen over 1999 met betrekking tot diverse door Senter uitgevoerde regelingen (NLG 1,2 mln).

02.00 INDUSTRIEEL EN ALGEMEEN TECHNOLOGIEBELEID

Artikel 02.02 Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000115 000
Realisatie 200077 415
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 37 585

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden de TOK-ontvangsten verantwoord. De terugbetaling op de TOK-kredieten wordt bepaald door het commerciële succes van het ontwikkelingsproject.

Met het amendement Hindriks/Van Walsum op de ontwerpbegroting 2000 (Kamerstukken II 1999/2000, 26 800 XIII, nr. 27) zijn de ramingen voor de TOK-ontvangsten voor een periode van 4 jaar met NLG 25,0 mln per jaar verhoogd ter dekking van de impuls voor de herstructurering van bedrijventerreinen in grote steden. Voor 2000 betekende dit een geraamde TOK-ontvangst van NLG 115,0 mln. Op basis van het inzicht dat deze meevallers zich niet zouden voordoen is bij eerste suppletore begroting 2000 deze verhoging teruggedraaid. De dekking voor genoemde herstructurering is elders gevonden (Fes). Bij tweede suppletore begroting is de raming nogmaals naar beneden bijgesteld met NLG 10,0 mln. De uiteindelijk realisatie ligt nog enkele miljoenen lager.

Artikel 02.04 Diverse ontvangsten technologiebeleid

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200027 000
Realisatie 200026 852
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 148

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden incidentele ontvangsten in het kader van het technologiebeleid en de bijdrage van het Ministerie van OC&W aan de EET-regeling verantwoord. De bij ontwerpbegroting 2001 voor 2000 geraamde ontvangst uit hoofde van de afwikkeling van het faillissement van Fokker is bij tweede suppletore begroting grotendeels teruggedraaid. In 2000 is hiervan NLG 2,9 mln ontvangen. Verdere uitkeringen worden in 2001 en 2002 verwacht.

De ontvangsten van OC&W voor het EET-programma zijn bijgesteld van NLG 23,9 mln naar NLG 17,0 mln, waardoor de verrekening met OC&W bijgesteld diende te worden. De uitgaven in het kader van het EET-programma zijn in 2000 lager uitgevallen dan geraamd.

Artikel 02.05 Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200049 000
Realisatie 200050 366
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 366

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden de ontvangsten uit het Fes voor een aantal projecten verantwoord. De specificatie van de ontvangsten is als volgt: Gigaport NLG 50,3 mln en voor NOBIS NLG 0,066 mln.

03.00 INDUSTRIE- EN DIENSTENBELEID

Artikel 03.01 Ontvangsten staalindustrie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200016 080
Realisatie 2000
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 16 080

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2000

Door de in 1999 gerealiseerde verkoop van CORUS (voorheen Hoogovens) is de geraamde dividendontvangst bij eerste suppletore begroting 2000 vervallen.

Artikel 03.03 Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200033 700
Realisatie 200077 010
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 43 310

Toelichting realisatie 2000

De ontvangsten betreffen met name de terugbetaling op de Projectloan van NedCar aan de Staat, onder gelijktijdige afboeking van de Schuld van de Staat aan NedCar uit hoofde van het verlies op de V400. Zie ook uitgavenartikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V. Het verschil tussen de realisatie en de raming is het resultaat van de verhoging van de raming bij eerste suppletore begroting uit hoofde van het uitstellen van de in 1999 geplande versnelde afwikkeling van de wederzijdse verplichtingen tussen Volvo, NedCar en de Staat en vervolgens het bijstellen van de ramingen bij tweede suppletore begroting op basis van de verwachting dat de conceptafspraken voorlopig geen doorgang zullen vinden.

Tenslotte is de bijdrage van de provincie Zeeland voor KSG (NLG 5,0 mln) op dit artikel verantwoord.

Artikel 03.04 Ontvangsten Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000
Realisatie 200036
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 36

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 2000

04.00 RUIMTELIJK ECONOMISCH BELEID

Artikel 04.03 Diverse ontvangsten Regionaal Beleid

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200024 500
Realisatie 200095 139
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 70 639

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden diverse ontvangsten uit hoofde van het regionaal beleid verantwoord.

Bij de ontwerpbegroting 2000 was terugbetaling van een aan de NOM verstrekte lening voor de ontwikkeling van een kunstvezelproject voorzien voor de periode 2000 tot en met 2004. Begin 2000 bleek het echter mogelijk om de terugbetaling van NLG 65 mln aan de Staat volledig in 2000 te effectueren.

In 2000 zijn de volgende dividend afdrachten ontvangen:

– het LIOF (NLG 20,3 mln.),

– de NOM (NLG 0,7 mln.),

– de BOM (NLG 0,1 mln).

Daarnaast is in totaal NLG 9 mln ontvangen vanwege terugstortingen in het kader van de decentrale IPR (NLG 7,0 mln) en de EFRO-cofinancierings-programma's (NLG 2,0 mln).

05.00 ONDERNEMERSCHAP EN MARKTWERKING

Artikel 05.01 Ontvangsten uit borgstellingsregelingen

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x f 1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200033 800
Realisatie 200033 607
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 193

Toelichting realisatie 2000

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

Artikelonderdeelontvangsten
(x f 1000)geraamdrealisatie
010 Terugbetalingen verliesdeclaraties8 6009 103
030 Rente kmkb/bbmkb200229
040 Provisie verstrekte kredieten25 00024 275
Totaal33 80033 607

Onder terugbetalingen verliesdeclaraties worden onder meer de opbrengsten van schuldregelingen verantwoord en correcties op ingediende verliesdeclaraties. De volgende grafiek geeft de realisaties van de afgelopen jaren weer:kst-27700-30-5.gif

Artikel 05.12 Opbrengst van casino's

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000171 000
Realisatie 2000140 032
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 30 968

Toelichting realisatie 2000

Conform de Beschikking casinospelen 1996 komt de netto opbrengst van de gezamenlijke speelcasino's toe aan de Staat. De ontvangen bedragen betreffen het resultaat over de periode 1 oktober 1999 tot en met 30 september 2000. De totale opbrengst wijkt af van de raming door hogere lasten. Deze zijn voornamelijk het gevolg van hogere afschrijvingskosten vanwege de aanpassing van de levensduur van de speelautomaten en de hardware van horeca-automatisering.

In 1998 zijn afspraken gemaakt om, ten laste van de netto opbrengst, het eigen vermogen van Holland Casino in de periode 1999–2002 te verhogen met NLG 50 mln tot in totaal NLG 100 mln (Kamerstukken II, 1998–1999, 26 200 XIII, nr. 2). Over 2000 is het eigen vermogen toegenomen met NLG 16,0 mln, waardoor het eind 2000 NLG 75,6 mln bedraagt. Voor 2001 en 2002 zijn thans NLG 16,0 mln respectievelijk NLG 8,4 mln ter versterking van het eigen vermogen in de ramingen opgenomen.

Kengetallen Casino's
 Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
1. Aantal bezoeken alle casino's (x NLG1000) 5 7005 300– 400
2. Gemiddelde opbrengst per bezoek (x NLG1000) 0,0330,029– 0,004
3. Totale opbrengst (x NLG 1 mln)05.12171*140*– 31
4. Aantal casino's 1111

* betreft ontvangsten voor EZ exclusief het afstorten van NLG 16,0 mln eigen vermogen

Artikel 05.13 Opbrengst afgifte exploitatievergunningen speelautomaten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20003 500
Realisatie 20004 609
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 109

Toelichting realisatie 2000

De ontvangsten uit de afgifte van exploitatievergunningen speelautomaten en merktekens vloeien voort uit de Wet op de kansspelen. Het toezicht op de wetgeving inzake speelautomaten en de afgifte van merktekens worden verzorgd door Verispect B.V. De door EZ ontvangen bedragen hebben betrekking op de periode 1 december 1999 tot en met 30 november 2000.

Kengetallen speelautomaten
 Artikel (sub)RamingRealisatieVerschil
1. Merktekens kansspelautomaten (in aantallen) 7 10010 7023 602
2. Tarief kansspelautomaten (x NLG1000) 0,2900,290
3. Merktekens casino-automaten (in aantallen) 1 0001 269269
4. Tarief casino-automaten (x NLG1000) 0,2900,290
5. Merktekens behendigheidsautomaten (in aantallen) 5 0001 896– 3 104
6. Tarief behendigheidsautomaten (x NLG1000) 0,0250,025
7. Verlening exploitatie vergunningen (in aantallen) 80087979
8. Tarief exploitatie vergunningen (x NLG1000) 1,0001,000
9. Nieuwe exploitatie vergunningen (in aantallen) 40422
10. Tarief nieuwe exploitatie vergunningen (x NLG1000) 5,0005,000
11. Totale opbrengst (x NLG 1 mln)05.133,54,61,1

De verschillen tussen de raming en realisatie bij de merktekens voor de kansspelautomaten en voor de behendigheidsautomaten, zijn een gevolg van enkele wijzigingen van de Wet op de kansspelen per 1 juni jl. en de daaraan gekoppelde overgangstermijnen.

Artikel 05.15 Ontvangsten Nederlands Meetinstituut

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20002 450
Realisatie 20001 750
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 700
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelontvangsten
 geraamdrealisatie
010 Rente ontvangsten NMi490490
020 Aflossing van leningen1 2601 260
030 Dividend NMi700
Totaal2 4501 750

Toelichting realisatie 2000

Om op een aantal marktontwikkelingen op het gebied van metrologie (zoals de snelle mondialisering van goederenstromen en de toenemende vraag naar kwaliteitscertificering en hogere meetnauwkeurigheden) adequaat te kunnen reageren, heeft Holland Metrology (HM) aansluiting gezocht bij een (inter)nationaal opererend, technologisch georiënteerd bedrijf. In dat kader heeft de Staat haar aandelen in HM verkocht aan TNO voor een bedrag van NLG 10,5 mln.

Omdat voor de feitelijke overdracht meer tijd nodig bleek dan voorzien, vind deze overdracht nu in 2001 plaats. Omdat de economische overgang reeds per 1 juli 2000 heeft plaatsgevonden zal over 2000 geen dividend ontvangen worden. In 2001 zal EZ het bedrag van NLG 10,5 mln ontvangen. De verkoop is inmiddels daadwerkelijk geschied.

07.00 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN EN EXPORTBEVORDERING

Artikel 07.01 Ontvangsten BEB

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20004 079
Realisatie 200012 212
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 8 133
Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelontvangsten
 ramingrealisatie
010 Ontvangsten gemengde kredieten5001 250
030 Overige ontvangsten BEB2 5005 410
040 Ontvangsten uit garanties1 0795 534
050 Ontvangsten PSB 18
Totaal4 07912 212

Toelichting realisatie 2000

Bij eerste suppletore begroting 2000 is de raming met NLG 4,9 mln opgehoogd en bij tweede suppletore begroting met NLG 4,6. Voornaamste oorzaken waren gelegen in een incidentele ontvangst op het artikelonderdeel overige ontvangsten (NLG 2,5 mln), hoger dan geraamde premieontvangsten IFOM (NLG 1,2 mln) en premieontvangsten voor SENO/GOM (NLG 4,7 mln), onder meer als gevolg van een toegenomen beroep op de GOM in 2000.

Artikel 07.02 Ontvangsten Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20002 223
Realisatie 20003 596
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 373

Toelichting realisatie 2000

De hogere ontvangsten hebben betrekking op terugbetaalde voorschotten door bedrijven die aan de EVD-projecten hebben deelgenomen.

08.00 WET INVESTERINGSREKENING

Artikel 08.01 Ontvangsten WIR

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x f 1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200010 000
Realisatie 20004 049
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 5 951

Toelichting realisatie 2000

Op dit artikel worden de desinvesteringsbetalingen (terugbetalingen van eerder ontvangen WIR-premies) verantwoord. Als gevolg van enkele correctieboekingen van beperkte omvang zijn de desinvesteringsbetalingen iets lager uitgekomen dan was geraamd.

Gezien het aflopende karakter van de regeling, de ontbrekende beleidsmatige relevantie, het beperkte budgettaire belang en de extra werkzaamheden die met de verantwoording van WIR-registraties op de EZ-begroting gepaard gaan, zal de WIR met ingang van 1 januari 2001 niet meer via afzonderlijke begrotingsposten op de EZ-begroting worden verantwoord. Net als andere belastinguitgaven zal de WIR worden verantwoord in een bijlage van de Miljoenennota.

09.00 ENERGIEBELEID

Artikel 09.01 Inkomsten uit aardgas

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20002 836 000
Realisatie 20003 787 814
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 951 814

Toelichting realisatie 2000

De aanpassingen in de ramingen bij eerste (+ NLG 644 mln) en tweede (+ NLG 292 mln) suppletore begroting waren het gevolg van aanpassingen in de koers van de dollar, de olieprijs en de gasafzet.

Naast de reguliere baten is in 2000 NLG 204 mln ontvangen van de NAM voortvloeiend uit de uitspraak in de arbitrageprocedure tussen de NAM en Brigitta over het Groningergasveld in het grensgebied Eemsmonding (de zogenaamde Common Area).

De bijdrage aan het Fes bedraagt 41,5% van de totale gasbaten exclusief de ontvangsten vanwege Common Area.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x NLG1000)
Artikelonderdeelontvangsten
 ramingrealisatie
010 Aardgasbaten MOR Groningen1 700 0002 651 647
020 Aardgasbaten via EBN B.V. 1 900 0002 373 912 
030 Opbrengsten mijnwetgeving1 084 000 
031 Winstaandeel 1 103 708
032 Cijns 144 039
033 Oppervlakterechten 36 706
034 Verkenningsvergunningen 10
040 Dividend Gasunie via EBN1200012000
050 Dividend Gasunie8 0008 001
060 Bijdrage aan het Fes–/-1 868 000–/-2 542 209
Totaal2 836 0003 787 814
Kengetallen aardgasraming
 Raming Ontwerpbegroting 2000Realisatie 2000Verschil
Prijsgegevens   
Dollarkoers1,952,390,44
olieprijs in dollar per vat18,028,410,4
Hoeveelheidgegevens (mln m3)   
afzet binnenland43,636,4– 7,2
afzet export39,736,6– 3,1
Totaal83,373,0– 10,3
ontvangsten aardgasbaten (mld hfl)   
niet belasting middelen   
– EZ-begroting2,6323,5840,952
– FES1,8682,5420,674
Vennootschapsbelasting2,52,70,2
Totaal7,08,81,8

Artikel 09.02 Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000142000
Realisatie 2000146 935
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 4 935

Toelichting realisatie 2000

De realisatie op dit artikel betreft de winstuitkering van EBN BV aan de Staat ten behoeve van de NV DSM. Vanwege de koppeling van de gas- en olieprijs neemt bij een stijging van de olieprijs de winst van EBN BV toe. Daarom is de dividenduitkering in de tweede suppletore begroting met NLG 3,0 mln verhoogd. Het resultaat en daarmee de dividenduitkering van EBN is uiteindelijk nog iets hoger uitgevallen. De hogere winstuitkering leidt tot een hogere doorbetaling aan DSM. Tegenover deze hogere ontvangsten staan dan ook hogere uitgaven bij uitgavenartikel 09.22.

Artikel 09.03 Ontvangsten voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2000141 230
Realisatie 2000150 670
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 9 440

Toelichting realisatie 2000

In 2000 is een bedrag van NLG 150,7 mln ontvangen, dat is NLG 9,4 mln meer dan geraamd. Tegenover deze hogere ontvangsten staan tevens hogere uitgaven bij uitgavenartikel 09.21. Het tarief per hectoliter is de gehele periode op NLG 1,10 gehandhaafd.

Ramingskengetallen ontvangsten COVA
 RamingRealisatieVerschil
Heffingsplichtig volume (mln hectoliter)12613711
Tarief per hectoliter1,10/1,351,10 
raming (x NLG 1 mln)141,23150,679,44

Artikel 09.04 Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V.

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 200045 000
Realisatie 200035 573
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 9 427

Toelichting realisatie 2000

Bij de eerste suppletore begroting is de dividenduitkering UCN NLG 8,8 mln lager geraamd in verband met een onevenredige uitkering op preferente aandelen in bezit van derden. Uiteindelijk is de dividenduitkering nog NLG 0,6 mln lager uitgevallen, waardoor in totaal NLG 9,4 mln minder is ontvangen.

Artikel 09.05 Ontvangsten zoutwinning

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20003 000
Realisatie 20003 500
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 500

Toelichting realisatie 2000

Op basis van de overeenkomst van 13 juli 1918, behorende bij de mijnbouwconcessie voor de winning van zout heeft de Staat over 1999 in 2000 NLG 3,5 mln ontvangen (4,4 mln ton à NLG 0,80).

Artikel 09.06 Diverse ontvangsten Energie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie(x NLG1000)
 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 20001 250
Realisatie 20002 024
Verschil ( + = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 774

Toelichting realisatie 2000

De ontvangsten op dit artikel betreffen met name verrekeningen met Novem in verband met in het verleden teveel betaalde voorschotten. Daarnaast is de dividenduitkering van Novem op dit artikel verantwoord.

AGENTSCHAP SENTER

Deze toelichting bevat de balans per 31 december 2000, de rekening van baten en lasten over 2000 en het kasstroomoverzicht 2000 van het agentschap Senter alsmede een toelichting.

Missie

Senter is een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken dat overheidsbeleid uitvoert op het terrein van technologie, energie, milieu, export en internationale samenwerking. Doelstelling hierbij is het duurzaam versterken van de positie van het bedrijfsleven en de kennisinstellingen in ons land.

Zowel de scheiding van beleid en uitvoering als kwaliteit spelen een centrale rol in het realiseren van de missie van Senter. Dit wordt bereikt door:

• regelingen en programma's correct en efficiënt uit te voeren;

• het kennen van de behoefte van het bedrijfsleven, ook om de beleidsmakers goed te kunnen informeren;

• het realiseren van beleidsdoelen en het meten van effecten daarvan;

• een integere, onafhankelijke en pro-actieve opstelling;

• te beschikken over deskundige en gemotiveerde medewerkers;

• te investeren in talenten, kennis en netwerken en deze optimaal te mobiliseren;

• te opereren vanuit een internationale scope met een focus op Nederland.

Om de missie te doen slagen is een maximale betrokkenheid van het personeel vereist. Daarbij gaat het om zaken als:

• klantgericht optreden en het kennen van de behoeften van het bedrijfsleven, teneinde beleidsmakers goed te informeren;

• een pro-actieve opstelling en een brede focus van de Senter-medewerker.

Middelen hierbij zijn het meten van resultaten van de beleidsdoelen, partner-search en kennismanagement.

Financieel beheer en efficiency

Om het financieel beheer en de efficiency binnen Senter verder te verbeteren zijn in 2000 onder meer de volgende activiteiten uitgevoerd:

• de volledige invoering van het gemeenschappelijke Basis Administratie Systeem (BAS) is in 2000 voltooid. Naast een standaardisatie van de vast te leggen gegevens is hiermee een basis gelegd voor het ontwikkelen van actuele en geconsolideerde informatie over beleidsgelden voor het management en de beleidsmakers van onze opdrachtgevers;

• in 2000 heeft Senter Europese openbare aanbestedingen uitgevoerd voor het drukwerk en buitenlandse vliegreizen. Daarnaast heeft Senter geparticipeerd in een door het ministerie van EZ uitgevoerde aanbesteding voor de accountantscontrole;

• de administratie organisatie (AO) is zodanig modulair opgebouwd dat bij een nieuwe opdracht de desbetreffende AO direct ter beschikking staat;

• de uitbetaling van de (subsidie)declaraties is versneld met 4%;

• de productiviteit (% directe uren / totaal geschreven uren) is verbeterd van 53,9% in 1999 naar 55,1% in 2000 (theoretisch maximum van circa 67%).

Klanttevredenheid

In de tweede helft van 1999 heeft het bureau Interview-NSS een imago- en naamsbekendheidonderzoek uitgevoerd onder bedrijven, kennisinstellingen en intermediairs. Daaruit is naar voren gekomen dat de klanten die wel eens een aanvraag hebben ingediend tevreden zijn over de dienstverlening van Senter. Ruim driekwart van hen geeft de beoordeling «goed», «zeer goed» of «uitstekend». Daar staat tegenover dat 16 procent van de klanten Senter's dienstverlening als«matig» of «slecht» kwalificeert. Klanten uit het MKB zijn naar verhouding iets minder positief.

Om de klanttevredenheid bij met name het MKB te verhogen heeft Senter in 2000 onder andere de volgende acties ondernomen:

• verbetering van de toegankelijkheid van Senter door verbetering van de website (digitale adviseur) en de oprichting van een algemeen adviespunt (algemene informatie en advies) waar de bedrijven terechtkunnen met hun vragen op subsidiegebied;

• continue aandacht voor verkorting van de doorlooptijd van subsidiedeclaraties.

Vanaf 2001 zal bij grotere regelingen een onafhankelijke telefonische enquete plaatsvinden na afloop van het project, waarin onder andere de klanttevredenheid wordt gemeten.

Balans per 31 december 2000 (vòòr resultaatsbestemming)

 31-12-200031-12-1999
 NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000
Activa    
Materiële vaste activa3 6011 6343 4971 587
Onderhanden werk6 3592 8869 4894 306
Debiteuren2 1789881 407639
Nog te ontvangen en vooruitbetaald969440525238
Liquide middelen29 46413 37029 84013 541
Totaal activa42 57119 31844 75820 311
     
Passiva    
Agentschapsvermogen    
* exploitatiereserve3 9691 8013 9691 801
* onverdeeld resultaat4 5242 0536 6313 009
Egalisatierekening9 1494 1524 6992 132
Voorzieningen7 0103 1815 5232 506
Crediteuren2 0379241 502681
Overige schulden en nog te betalen kosten15 8827 20722 43410 182
Totaal passiva42 57119 31844 75820 311

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs, dan wel op lagere economische bedrijfswaarde onder aftrek van lineaire afschrijvingen. De afschrijvingstermijn is gelijk aan de geschatte economische levensduur van de betreffende activa. Voor automatiseringsgoederen (hardware) is de economische levensduur geschat op drie jaar, voor de overige materiële vaste activa op vijf jaar. In het jaar van investeren wordt met ingang van de maand van ingebruikname afgeschreven. Via out-of-pocketkosten gefinancierde investeringen worden, gezien hun specifieke opdrachtafhankelijkheid, volledig afgeschreven in het jaar van aanschaf.

De specificatie van de materiële vaste activa luidt als volgt:

 AutomatiseringMeubilairOverigeTotaal
Aanschafwaarde6 4322 3002 87711 609
Cumulatieve afschrijvingen– 4 592– 1 486– 2 034– 8 112
Boekwaarde 1 januari 20001 8408148433 497
     
Investeringen1 7912971092 197
Investeringen out-of-pocket890089
Aanschafwaarde desinvesteringen– 756– 54– 42– 852
     
Afschrijvingen– 1 374– 329– 390– 2 093
Afschrijvingen out-of-pocket– 8900– 89
Cum. Afschrijvingen desinv. 7565442852 
Totaal mutaties417– 32– 281104
     
Aanschafwaarde7 5562 5432 94413 043
Cumulatieve afschrijvingen– 5 299– 1 761– 2 382– 9 442
Boekwaarde 31 december 20002 2577825623 601

Onderhanden werk

De post onderhanden werk wordt gedefinieerd als de waarde van reeds verrichte, maar nog niet gedeclareerde activiteiten. Onderhanden werk uit hoofde van in behandeling zijnde aanvragen en declaraties of in uitvoering zijnde overige opdrachten, wordt gewaardeerd op de contractuele opbrengstwaarde, in evenredigheid met de geleverde produktie en reeds bestede uren. Met mogelijke verliezen wordt rekening gehouden door het treffen van een voorziening.

De afname van het onderhanden werk ten opzichte van 1999 wordt onder meer veroorzaakt door het sneller factureren van uitgevoerde werkzaamheden. In 2000 werd een voorziening getroffen van NLG 0,4 mln.

Debiteuren

De post debiteuren is gewaardeerd op nominale waarde en betreft voornamelijk openstaande vorderingen op opdrachtgevers.

De stijging van het debiteurensaldo per 31 december 2000 wordt met name veroorzaakt door een hoger saldo aan openstaande vorderingen bij opdrachtgevers. Dit is het gevolg van het feit dat ultimo 2000 een gedeelte van het onderhanden werk reeds was gefactureerd. In 2000 werd een voorziening wegens mogelijke oninbaarheid getroffen van NLG 0,2 mln.

Nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten

De nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten zijn gewaardeerd op nominale waarde. Ten opzichte van het saldo per 31 december 1999 was sprake van hogere vooruitbetaalde automatiseringskosten (softwarelicenties en onderhoudsovereenkomsten). Ook werden kosten vooruitbetaald voor de opdrachten Technologie & Samenleving en Innovatieve Onderzoeksprojecten. De verrekening met de opdrachtgever zal begin 2001 plaatsvinden.

Liquide middelen

Voor de ontwikkeling van het saldo van de rekening-courant wordt verwezen naar het kasstroomoverzicht.

Agentschapsvermogen

Het agentschapsvermogen bestaat uit een exploitatiereserve en het nog onverdeelde resultaat over 2000. De exploitatiereserve is bedoeld voor het opvangen van algemene bedrijfsrisico's, die voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering van Senter. Nieuw is dat met ingang van 2000 de exploitatiereserve, overeenkomstig de regeling vermogensvoorschriften Agentschappen van het Ministerie van Financiën, is gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde totale omzet van de afgelopen drie jaren (zie overzicht vermogensontwikkeling).

Het nog onverdeelde resultaat over 2000 bedraagt NLG 4,5 mln. Senter heeft bij de secretaris-generaal van EZ het volgende voorstel tot resultaatbestemming ingediend:

Voorstel 2000
Resultaatuitkering aan de eigenaar4 099
Toevoeging aan exploitatiereserve425
Totaal4 524

Egalisatierekening

Door de komende, nieuwe huisvesting in Den Haag wordt Senter geconfronteerd met aanzienlijke uitgaven voor bouwkundige aanpassingen, installaties en inrichting. De egalisatierekening dient ter dekking van deze uitgaven, die op voorzienbare termijn verricht worden.

Op deze egalisatierekening rust een betalingsverplichting aan het moederdepartement indien de gelden niet voor de geoormerkte bestemming gebruikt worden. De terugbetalingsverplichting loopt in een aantal jaren af in relatie tot de afschrijvingen van de investeringsgoederen. De hiermee samenhangende vrijval wordt ten gunste van het resultaat gebracht.

Vanuit de resultaatbestemming 1999 is, met instemming van de eigenaar, een bedrag van NLG 4,5 mln toegevoegd aan de egalisatierekening.

Voorzieningen

Voor het treffen van voorzieningen is door Senter een voorzieningenbeleid opgesteld, dat door de plaatsvervangend secretaris-generaal is goedgekeurd.

Voor specifieke risico's die zijn verbonden aan bepaalde activa of passiva of die verband houden met activiteiten van Senter, worden voorzieningen gevormd voor zover deze risico's op balansdatum bekend zijn en voortvloeien uit gebeurtenissen in het verslagjaar of voorgaande verslagjaren.

De samenstelling en het verloop van de voorzieningen waren in 2000 als volgt:

 voorziening 1 jan 2000dotatieonttrekkingvrijvalvoorziening 31 dec 2000
Personeel1 747884– 405– 3101 916
Assurantie eigen risico067800678
Herhuisvesting2 806578– 58302 801
Informatisering9231 147– 517– 2131 340
Euro027500275
Millennium470– 44– 30
Totaal5 5233 562– 1 549– 5267 010

Personeel

De voorziening personeel strekt ter dekking van in de toekomst ten laste van Senter komende kosten bij schaalverschillen, langdurige ziekte en wachtgeld van personeel.

Assurantie eigen risico

In 2000 is een stelselwijziging doorgevoerd inzake de vorming van een voorziening assurantie eigen risico. Zonder deze stelselwijziging zou zowel het netto-resultaat als het agentschapsvermogen NLG 0,7 mln hoger zijn geweest.

Senter kan aansprakelijk worden gesteld indien Senter in de uitvoering van een opdracht verwijtbaar gedrag heeft vertoond of in ernstige mate nalatig is geweest in de uitvoering van de opdracht. Deze bepaling geldt niet ten aanzien van het moederdepartement. Bij relevante opdrachtgevers is de aansprakelijkheid contractueel beperkt tot de opdrachtsom van het onderhavige jaar. De aansprakelijkheid van Senter geldt ook voor de samenwerkingsverbanden die tezamen met Novem worden uitgevoerd.

Om dit risico te kunnen dragen is met ingang van het boekjaar 2000 een voorziening assurantie eigen risico gevormd. Bij bepaling van de hoogte is rekening gehouden met een zeker inhaaleffect teneinde tegemoet te komen aan de dekking die zou zijn opgebouwd sinds het ontstaan van het agentschap. Het cumulatief effect per 31 december 2000 is ingeschat op circa 5% van de omzet die wordt gerealiseerd bij de overige ministeries. De voorziening zal jaarlijks toenemen met 1% van de omzet gemaximeerd op NLG 1 mln.

Herhuisvesting

In verband met het aflopen van het huurcontract van de Haagse vestiging heeft Senter besloten om te verhuizen naar een nieuw kantoorgebouw met toepassing van een modern, flexibel en gedifferentieerd kantoorconcept.

Door de verhuizing wordt Senter geconfronteerd met aanzienlijke uitgaven voor kosten van externe ondersteuning, projectmanagement, heffingen en leges. De dotatie heeft betrekking op een geactualiseerde prognose van de verwachte kosten. De onttrekking betreft de kosten van externe ondersteuning voor de werkgroep herhuisvesting die zich bezighoudt met onder andere de locatiekeuze en inrichtingsplannen, alsmede de kosten van een extern onderzoek gericht op de communicatie infrastructuur voor de nieuwbouw.

Informatisering

De voorziening informatisering is bestemd voor afronding en implementatie van de nieuwe informatiehuishouding van Senter. Doelstelling is het verbeteren van het facilitair beheer en het door uniformering van werkprocessen en integratie van gegevensbestanden verhogen van de kwaliteit en de efficiëntie van de beleidsuitvoering. De onttrekkingen betreffen de kosten van de speciaal hiervoor extern ingehuurde medewerkers en de kosten voor opleidingen.

Aan de voorziening informatisering is een dotatie gepleegd ter financiering van projecten op het gebied van de migratie van het Informix platform naar BAS (in verband met aansluiting op de huidige IT-infrastructuur en mogelijke risico's van duurzame beschikbaarheid) en ter dekking van de kosten van de overgang van Sybase en Informix naar SQL server (in verband met standaardisatie en uniformering van de technische infrastructuur).

Euro

De voorziening euro dient ter dekking van de kosten voor het eurobestendig maken van de eurogevoelige systemen waarvan Senter gebruik maakt en de kosten die verband houden met de vervanging van voorlichtingsmateriaal. Aan de voorziening euro is een dotatie gepleegd van NLG 0,3 mln ter financiering van het verschil tussen de begrote projectkosten (NLG 2,2 mln), de door het Ministerie van Financiën toegezegde bijdrage van NLG 1,5 mln en de door Senter tot en met 2000 zelf betaalde kosten van NLG 0,4 mln.

Millennium

De voorziening millennium is benut ter dekking van de kosten voor in dat kader verrichte aanpassingen aan hard- en software en de begin 2000 uitgevoerde millenniumtest.

Crediteuren

De crediteuren zijn gewaardeerd tegen nominale waarde en betreffen hoofdzakelijk normale handelscrediteuren. De toename van de positie ten opzichte van 1999 wordt met name veroorzaakt door een verschuiving van de inleenkosten die ultimo 1999 waren opgenomen onder de overige schulden (als nog te betalen kosten) en ultimo 2000 onder de crediteuren (als ontvangen facturen).

Overige schulden en nog te betalen kosten

De overige schulden en nog te betalen kosten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

De afname van deze post wordt grotendeels verklaard door de betaling in 2000 van de resultaatuitkering 1998 aan EZ (NLG 2,5 mln) en de uitkering aan de opdrachtgevers van het surplus aan reserves (NLG 1,9 mln) in verband met de maximering van het eigen vermogen van Senter overeenkomstig de regeling vermogensvoorschriften Agentschappen. Daarnaast is sprake van een afname van het rekening-courant saldo met het projectbureau CO2 en een afname van de inleenkosten door een verschuiving naar de crediteuren.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Hieronder volgt een opsomming van de verplichtingen die uit oogpunt van kostentoerekening niet in de balans zijn opgenomen, maar die vanwege aard en/of omvang wel vermelding behoeven om tot een juist oordeel te kunnen komen over de vermogenspositie van Senter.

Belangrijke financiële verplichtingen

• Senter huurt de benodigde kantoorruimten. Het huurcontract voor de Zwolse vestiging loopt tot 1 februari 2003. De gebruikersvergoeding per 1 januari 2001 bedraagt op jaarbasis circa NLG 1,4 mln. Het huurcontract voor de Haagse vestiging heeft een looptijd tot en met 30 september 2002 en kan daarna zonodig kortdurend worden verlengd. Per 1 januari 2001 bedraagt de jaarhuur, inclusief voorschot servicekosten circa NLG 3,2 mln. Door Senter is in 2000 een heads of agreement getekend voor de huur van de nieuwe Haagse huisvesting. Het definitieve huurcontract wordt in 2001 getekend. Het huurcontract zal worden afgesloten voor een periode van ten minste 10 jaar.

• Senter heeft voor het niet-ambtelijk personeel een detacheringsovereenkomst gesloten met het detacheringsbureau BDG-TAD met een opzegtermijn van zes maanden. Over de door dit bureau te hanteren tarieven worden jaarlijks afspraken gemaakt. De kosten van inhuur van personeel bij dit bureau bedragen circa NLG 33,7 mln per jaar.

• Senter heeft een contract afgesloten voor cateringactiviteiten met een opzegtermijn van zes maanden. De cateringkosten bedragen circa NLG 0,6 mln per jaar.

• Voor aankoop van automatiseringsapparatuur en meubilair is een investeringsverplichting aangegaan voor een bedrag van NLG 0,3 mln.

Voorwaardelijke verplichtingen

• Senter voert in samenwerking met Novem een viertal opdrachten uit, te weten 1) InfoMil, 2) CO2-reductieplan, 3) Ecologie, Economie en Technologie (E.E.T.) en 4) MOVE. Senter en Novem hebben samenwerkingsovereenkomsten gesloten, waarin is bepaald dat beide organisaties deze opdrachten voor gemeenschappelijke rekening en verantwoording uitvoeren in een 50/50-verhouding. Jegens opdrachtgevers en eventuele derden geldt voor partijen echter een hoofdelijke aansprakelijkheid.

• Samen met Nuffic voert Senter de opdracht Azië-faciliteit uit, waarbij Senter voor de opdrachtgever fungeert als formeel aanspreekpunt en hoofdaannemer. Senter en Nuffic zijn ten opzichte van derden hoofdelijk verbonden voor verplichtingen welke door hen zijn aangegaan in het kader van de uitvoering van de opdracht.

Rekening van baten en lasten over 2000

 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
 NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000
Baten      
omzet moederdepartement65 33729 64971 17832 2995 8412 650
omzet overige departementen11 4875 21213 5686 1572 081945
omzet overig1 0314682 5241 1451 493677
Rentebaten300136768349468213
buitengewone baten 3131
Totaal baten78 15535 46588 04139 9519 8864 486
       
Lasten      
Apparaatskosten      
* personeel58 69426 63465 57529 7576 8813 122
* materieel13 0895 94013 1975 98910849
Rentelasten10045– 100– 45
Afschrijvingskosten      
* materieel2 2731 0312 093950– 180– 81
* immaterieel
mutatie voorzieningen1 5917223 2261 6681 635742
dekking uren interne projecten– 574– 261– 574– 261
buitengewone lasten  
Totaal lasten75 74734 37283 51737 8987 7703 526
       
Saldo van baten en lasten2 4081 0934 5242 0532 116960

Baten algemeen

Ten tijde van de opstelling van de begroting waren veel opdrachten óf nog niet bekend óf nog onzeker waardoor de realisatie hoger is dan de raming. De gerealiseerde omzet is met 12,6 % gestegen ten opzichte van de raming.

De in de rekening van baten en lasten opgenomen omzet is exclusief de out of pocket kosten.

Omzet moederdepartement (EZ)

De in 2000 bij EZ gerealiseerde omzet is met NLG 5,8 mln gestegen ten opzichte van de raming.

De hiervoor genoemde onzekerheid omtrent de opdrachten leidt tot het verschil tussen raming en realisatie. De omzetgroei bij EZ is met name gerealiseerd bij DG BEB en DG E als gevolg van nieuwe opdrachten en groei bij bestaande opdrachten.

Omzet overige departementen

De omzet van de overige departementen is in 2000 gestegen met 18,1 % ten opzichte van de raming. Verantwoordelijk voor deze stijging is de groei van de opdrachten van de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en Onderwijs en Cultuur en Wetenschappen.

Overige omzet

De overige omzet is nagenoeg gelijkgebleven aan 1999.

Onder de overige omzet is tevens de nagekomen vergoeding opgenomen van EZ inzake het Senternet-project (initiële projecten op het gebied van de elektronische snelweg). In de raming was met deze vergoedingen geen rekening gehouden.

De omzet van opdrachten die Senter uitvoert voor de Europese Commissie, Provincies, EnergieNed en het Landbouwschap/Tuinbouwschap zijn evenals voorgaande jaren afgenomen.

Rentebaten

De rentebaten bestaan uit de ontvangen rente over de bij de Rijkshoofdboekhouding aangehouden rekening-courant en de ontvangen rente op de in 2000 gestorte deposito's.

In 1999 is de regeling Leen- en Depositofaciliteit Agentschappen 1999 operationeel geworden. Senter heeft als eerste gebruik gemaakt van de depositofaciliteit. Sinds juni 2000 heeft Senter een deel van haar tegoed van de rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding in deposito's omgezet (totaal NLG 10 mln). Dit genereert een hogere rentevergoeding dan over het saldo van de rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding.

Personele kosten

De hogere realisatie ten opzichte van de raming is hoofdzakelijk het gevolg van de toename van het volume van de omzet. De stijging van de personele kosten (11,7%) ligt iets onder de stijging van de omzet (12,1%).

Senter stelt nieuw personeel meestal aan door tussenkomst van een uitzend- of detacheringbureau (BDG/TAD). Dit heeft tot gevolg dat bij een omzetgroei veelal een «verslechtering» optreedt van de verhouding tussen ambtenaren (A) en inleenkrachten van BDG/TAD (I). Evenals 1999 hebben in 2000 drie omzettingsrondes plaatsgevonden waardoor 61 personen een ambtelijke aanstelling hebben gekregen. Ondanks deze grote verschuiving van inhuur naar ambtenaar is de A:I-verhouding ten opzichte van 1999 gelijk gebleven (55/45).

Materiële kosten

De materiële kosten zijn nagenoeg gelijk aan de raming en zijn derhalve niet rechtevenredig gestegen met de omzetgroei. De gerealiseerde huisvestingskosten, die ongeveer de helft uitmaakt van de materiële kosten, is nagenoeg gelijk aan de raming ondanks een kleine uitbreiding van het aantal gehuurde vierkante meters in verband met de groei van de organisatie.

De afschrijvingskosten zijn lager dan de raming. Dit wordt enerzijds verklaard doordat veel activa inmiddels volledig zijn afgeschreven. Anderzijds is, mede in verband met de verhuizing van de Haagse vestiging in 2002, in 2000 minder geïnvesteerd dan verwacht wat leidt tot lagere afschrijvingskosten voor 2000.

Mutatie voorzieningen

De dotaties aan en de vrijval van voorzieningen in 2000 zijn als volgt te specificeren:

 Realisatie 2000Begroting 2000
Dotaties  
Voorziening personeel884141
Voorziening assurantie eigen risico6780
Voorziening herhuisvesting5780
Voorziening informatisering1 1471 450
Voorziening EURO2750
Voorziening onderhanden werk3500
Voorziening debiteuren2040
Vrijval  
Voorziening personeel– 3100
Voorziening informatisering– 2130
Voorziening millennium– 30
Voorziening onderhanden werk– 3640
Ten laste van de exploitatie3 2261 591

Voor een toelichting op deze voorzieningen zij kortheidshalve verwezen naar de toelichting bij de balans.

Dekking uren interne projecten

 Realisatie 2000Begroting 2000
BAS-Sirius– 5170
Advisering automatisering– 570
Ten gunste van de exploitatie– 5740

De kosten van extern ingehuurde medewerkers ten behoeve van deze twee interne projecten zijn in de rekening van baten en lasten ten laste van de post loonkosten ingeleend personeel verantwoord. Deze kosten zijn aan de betreffende voorziening respectievelijk schuld onttrokken en ten gunste van de post «dekking uren interne projecten» in de rekening van baten en lasten verantwoord. Per saldo hebben deze kosten geen invloed op het resultaat over 2000.

Kasstroomoverzicht over 2000

 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorsponkelijk vastgestelde begroting RealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
 NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000
Agentschap Senter      
       
Rekening Courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari30 57913 87629 84013 541– 739– 335
       
Totaal operationale kasstroom1 9258738 1683 7066 2432 833
       
3a totaal investeringen– 1 640– 744– 2 286– 1 037– 646– 293
3b totaal boekwaarde desinvesteringen
Totaal investeringskasstroom– 1 640– 744– 2 286– 1 037– 646– 293
       
4a eenmalige uitkering aan moederdepartement– 2 342– 1 063– 6 258– 2 840– 3 916– 1 777
4b eenmalige storting door moederdepartement
4c aflossingen op leningen– 1 370– 6211 370621
4d beroep op leenfaciliteit3 9821 807– 3 982– 1 807
Totaal financieringskasstroom270123– 6 258– 2 840– 6 528– 2 963
       
Rekening Courant RHB en overige liquide middelen per 31 december31 13414 12829 46413 370– 1 670– 758

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de in de verslagperiode gerealiseerde liquiditeits-ontwikkeling. In de tabel wordt de realisatie vergeleken met de kasstroomgegevens van de oorspronkelijke begroting.

De gerealiseerde operationele kasstroom is NLG 6,2 nln hoger dan verwacht. Ten opzichte van de verwachting in de begroting is sprake van een hoger resultaat, een afname van het onderhanden werk, een toename van de voorzieningen en een afname van de kortlopende schulden.

De gerealiseerde investeringskasstroom is hoger door meer verrichtte investeringen dan begroot.

De gerealiseerde financieringskasstroom wijkt NLG 6,5 mln af van de begroting. Dit wordt veroorzaakt doordat in de werkelijke eenmalige uitkering aan het moederdepartement tevens is meegenomen de resultaatuitkering van het boekjaar 1998 en 1999. Daarnaast heeft Senter geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit.

Het saldo liquide middelen bestaat uit het bij de Rijkshoofdboekhouding aangehouden rekeningcourantsaldo van NLG 19,5 mln en de deposito's van NLG 10,0 mln. De hieraan gekoppelde bankrekeningen hebben zowel in 2000 als in 1999 per ultimo boekjaar een saldo van nihil.

Overzicht vermogensontwikkeling

In de regeling vermogensvoorschriften Agentschappen is opgenomen dat het eigen vermogen van een baten-lastendienst (agentschap) met ingang van 2000 is gemaximeerd. Om de handelswijze ten aanzien van het jaarlijks vastgestelde resultaat en de consequenties voor de vermogenspositie in beeld te brengen dient het agentschap inzicht te geven in de meerjarige ontwikkeling van het eigen vermogen.

Conform de rijksbegrotingsvoorschriften 2001 is daartoe het onderstaande model verplicht gesteld.

 199619971998199920002000
     begrotingrealisatie
Eigen vermogen per 1/1 (incl. onverdeeld resultaat)3 0453 6125 10913 05410 60010 600
       
• Saldo van baten en lasten9841 7778 3396 6312 4084 524
       
• Directe mutaties in het eigen vermogen:      
– uitkering aan moederdepartement   – 4 077– 2 181– 2 181
– exploitatiebijdrage door moederdepartement      
– overige mutaties– 417– 280– 394– 5 008– 4 450– 4 450
       
Eigen vermogen per 31/12 (incl onverdeeld resultaat)3 6125 10913 05410 6006 3778 493

Senter stelt de jaarrekening op vòòr resultaatbestemming. In het jaar daarna wordt het resultaat verdeeld conform de door de secretaris-generaal van EZ goedgekeurde resultaatbestemming.

Het eigen vermogen per 1/1 bevat het onverdeelde resultaat van het voorgaande boekjaar en het eigen vermogen per 31/12 bevat het onverdeelde resultaat van het huidige boekjaar.

De uitkering aan het moederdepartement in 1999 betreft de mutatie in het eigen vermogen van de resultaatuitkering 1998 en de verplichte teruggave van de reserves aan EZ (1 577).

De uitkering aan het moederdepartement in 2000 betreft de mutatie in het eigen vermogen van de resultaatuitkering 1999.

De overige mutaties tot 1999 betreffen voornamelijk de resultaatuitkeringen aan het personeel. Vanaf 1999 worden deze resultaatuitkeringen ten laste van het resultaat van het boekjaar gebracht.

De overige mutaties in 1999 en 2000 betreffen de vorming van en de toevoeging aan de egalisatierekening herhuisvesting. Tevens is in 1999 een bedrag van 309 opgenomen inzake de uitkering aan de opdrachtgevers (niet-EZ) van de verplichte teruggave van de reserves.

De maximale exploitatiereserve ultimo 2000 is als volgt berekend (bedragen x NLG 1 000)
Omschrijvingomzetout of pocket omzet omzet inclusief out of pocket omzet
199874 2136 76580 978
199979 8367 48787 323
200087 2708 04295 312
    
Gemiddeld 1998 t/m 200080 4407 43187 871
Maximering tot 5%  4 394
Aanwezig in exploitatiereserve ultimo 2000  3 969
Voorstel toevoeging vanuit winstbestemming 2000  425

Kengetallen

Gemiddelde personeelsbezetting verdeeld naar ambtelijk en inhuur
 2000 realisatie 2000 begroting1999 realisatie 1998 realisatie
 fte's%fte's%fte's%fte's%
ambtelijk28355280632535523556
inhuur22745162372054518244
totaal ambtenaar en inhuur510100442100458100417100
overig62 54 65 59 
Totaal572 496 523 476 

Senter streeft naar een flexibele bedrijfsvoering om de schommelingen in de omvang van de opdrachtenportefeuille goed te kunnen opvangen. Omwille van deze flexibiliteit wordt een deel van het personeelsbestand extern ingehuurd. Senter streefde in 2000 naar een verhouding ambtelijk versus ingehuurd personeel van 63/37. Door de omzetgroei ontwikkelde de verhouding ambtelijk/inhuur zich niet volgens de raming 2000. Nieuwe medewerkers worden veelal aangetrokken via het detacheringbureau BDG/TAD. Gelet op de relatieve terugloop van het aantal ambtenaren vond in 2000 driemaal een hertaxatie plaats van de in het personeelsbestand benodigde flexibiliteit die ertoe heeft geleid dat in totaal 61 medewerkers een ambtelijke aanstelling hebben gekregen. Ondanks deze omzettingen is de geraamde verhouding ambtenaar/inhuur (BDG/TAD) niet gerealiseerd.

Gemiddelde loonkosten per fte naar ambtelijk en ingehuurd personeel (x NLG1000)
 2000 realisatie 2000 begroting1999 realisatie 1998 realisatie
 loonkostenloonk. per fteloonkostenloonk. per fteloonkostenloonk. per fteloonkostenloonk. per fte
ambtelijk30 151106,530 270108,125 991102,723 35099,4
inhuur33 708116,626 778124,031 290115,927 280113,2
totaal63 859111,657 048115,057 281109,550 630106,4

Ten opzichte van 1999 zijn de gemiddelde loonkosten per fte met 1,9% gestegen. Senter is er echter in geslaagd om 3,0% onder het verwachte niveau van de begroting te blijven.

De ambtelijke loonkosten per fte en de loonkosten per fte bij het ingeleende personeel liggen respectievelijk 1,5% en 6,0%, lager dan geraamd in de begroting. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door een grotere instroom van jonger en dus veelal goedkoper personeel dan verwacht. Anderzijds heeft door- en uitstroom plaatsgevonden van relatief duurder aanwezig personeel naar een ambtelijke aanstelling respectievelijk een baan buiten Senter. Tevens is sprake van een afname van de relatief dure speciale inhuur waardoor de loonkosten per ingeleende fte ten opzichte van de raming is gedaald.

Uit het kengetal gemiddelde loonkosten per fte blijkt dat de kosten per ingeleende fte hoger zijn dan per ambtelijke fte. Dit komt doordat Senter BTW is verschuldigd over de inleen en doordat de bureaus waarvan Senter inleenkrachten betrekt, een vergoeding verlangen voor bemiddeling.

De doelstelling uit de begroting om 2,0% van de personeelskosten te besteden aan opleidingen en cursussen is nagenoeg gehaald. De opleidingskosten als percentage van de personeelskosten bedroegen 1,9%.

Omzet per fte (x NLG1000)
 2000 realisatie 2000 begroting1999 realisatie 1998 realisatie
 omzetomzet. per fteomzetomzet per fteomzetomzet per fteomzetomzet per fte
 87 270152,677 855157,079 836152,774 213155,9

Het kengetal omzet per fte wordt in de zakelijke dienstverlening veel gebruikt en maakt daardoor vergelijking met andere uitvoeringsorganisaties mogelijk. De omzet per fte in 2000 is hoger dan 1999 en is 2,8% lager dan de begroting. Dit wordt verklaard doordat in de begroting uitgegaan is van een verwachte tariefstijging van 1,9 % terwijl in 2000 de (reële) tarieven zijn verlaagd met 0,8 %. De omzet per fte mocht dus met 2,7% (1,9 % + 0,8%) dalen, wat in lijn ligt met de feitelijke daling van 2,8%.

Toegevoegde waarde(TW) per fte (x NLG1000)
 2000 realisatie 2000 begroting1999 realisatie 1998 realisatie
 TWTWper fteTWTW per fteTWTW per fteTWTW per fte
(1)69 328121,260 901122,864 131122,660 265126,6
(2)71 980125,862 493126,064 662123,660 788127,7

(1) Cijfers inclusief mutatie in de voorzieningen en post dekking uren interne projecten.

(2) Cijfers exclusief mutatie in de voorzieningen en post dekking uren interne projecten.

De toegevoegde waarde wordt berekend door de omzet te verminderen met de apparaatskosten materieel en de afschrijvingskosten materieel (waarbij geabstraheerd wordt van de mutatie in de voorziening en de post dekking uren interne projecten). De toegevoegde waarde is het bedrag dat beschikbaar is voor de belanghebbenden van de organisatie, in casu het beschikbare bedrag voor de beloning van de geleverde prestaties. Hiermee worden bedoeld de beloning van medewerkers voor verrichte arbeid en van de eigenaar voor het verstrekte vermogen. Het geeft inzicht in de waarde die het personeel door de uitvoering van de activiteiten toevoegt aan de organisatie. De toegevoegde waarde per fte geeft een eerste indicatie van de doelmatigheid van het agentschap (voor inflatiecorrectie en nog zonder meeweging van de ontwikkeling in de personele kosten).

De gerealiseerde toegevoegde waarde in 2000 ligt 1,8% boven 1999. Dit wordt veroorzaakt door de daling van de materiële kosten per fte.

Materiële kosten per fte (x NLG1000)
 2000 realisatie 2000 begroting1999 realisatie 1998 realisatie
 mat.knmat.kn. per ftemat.knmat.kn per ftemat.knmat.kn per ftemat.knmat.kn per fte
(1)17 94231,416 95334,215 70530,013 94829,3
(2)15 29026,715 36231,015 17429,013 42528,2

(1) Cijfers inclusief mutatie in de voorzieningen en post dekking uren interne projecten.

(2) Cijfers exclusief mutatie in de voorzieningen en post dekking uren interne projecten.

Waar het kengetal omzet per fte vooral de doelmatigheidsontwikkeling in personele zin weergeeft, geeft het kengetal materiële kosten per fte vooral de doelmatigheidsontwikkeling in de materiële kosten weer. Voor een betere vergelijking is hierbij geabstraheerd voor de jaarlijks wisselende mutaties in de voorzieningen en de post dekking uren interne projecten (zie cijferreeks 2).

De materiële kosten per fte liggen 7,9 % onder de realisatie over 1999 en 13,9% beneden de begroting. Naast een voorzichtig uitgavenbeleid wordt dit verklaard door het benutten van schaaleffecten als gevolg van de groei. Tevens dragen de lagere afschrijvingskosten bij aan de daling van de materiële kosten per fte.

Doelmatigheid (x NLG1000)
(x f 1 000)2000200019991994
 realisatiebegrotingrealisatierealisatie
Omzet87 27077 85579 83642 400
Gemiddeld tarief1 1401 1871 1651 193
Voor tariefontwikkeling gecorrigeerde omzet (A)91 32778 24881 75542 400
     
Totale lasten83 51775 74774 35539 453
Dotatie voorzieningen– 3 226– 1591– 2 708– 1 271
Lasten exclusief dotatie voorzieningen80 29174 15671 64738 182
     
Inflatie2,6%1,0%2,2%basisjaar
Voor inflatie gecorrigeerde lasten.    
exclusief dotatie voorzieningen (B)70 60266 86164 63938 182
Doelmatigheidskengetal (C=A/B)129,4%117,0%126,5%111,0%

Het kengetal van de doelmatigheidsontwikkeling geeft uitdrukking aan de kosten die benodigd zijn om de, voor prijseffecten gecorrigeerde, omzet te realiseren.

Per jaar wordt de omzet gecorrigeerd voor de tariefontwikkeling vanaf 1994. Het jaar 1994 is het eerste jaar van Senter als agentschap en geldt als basisjaar. Het gemiddeld ongewogen tarief (zonder rekening te houden met de bezetting) bedroeg toen NLG 1 193.

Ook de kosten worden gecorrigeerd. Ten eerste wordt gecorrigeerd voor de per jaar sterk wisselende dotaties aan voorzieningen. Vervolgens wordt gecorrigeerd voor de inflatie, wederom met 1994 als basisjaar. Een stijging in het kengetal weerspiegelt een gunstige, een daling een ongunstige ontwikkeling van de doelmatigheid.

Uit de tabel blijkt dat de doelmatigheid in 2000 circa 20% boven het basisjaar ligt en eveneens boven het niveau van 1999 ligt (gestegen met 2,9 %). De hogere doelmatigheid wordt veroorzaakt doordat de stijging van de lasten, gecorrigeerd voor inflatie, achterblijft ten opzichte van de groei van de omzet.

Bijlage 1 bij de toelichting

Saldibalans per 31 december 2000 van het Ministerie van Economische Zaken

(bedragen x 1 mln)

  in Nlgin Euro   in Nlgin Euro
1)Uitgaven ten laste van de begroting4 162,51 888,9 2)Ontvangsten ten gunste van de begroting4 757,92 159,0
3)Liquide middelen3,21,5     
4)Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding1 179,7535,3 4a)Interne reserve Inpres8/Seno/Gom561,6254,8
5)Uitgaven buiten begrotingsverband12,15,5 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband38,017,2
8)Extra-comptabele vorderingen3 736,01 695,3 8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen3 736,01 695,3
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden6,22,8 9)Extra-comptabele schulden6,22,8
10)Voorschotten5 489,62 491,1 10a)Tegenrekening voorschotten5 489,6 2 491,1
11a)Tegenrekening garantieverplichtingen5 575,72 530,1 11)Garantieverplichtingen5 575,72 530,1
12a)Tegenrekening openstaande verplichtingen6 290,32 854,4 12)Openstaande verplichtingen6 290,32 854,4
13)Deelnemingen935,5424,5 13a)Tegenrekening deelnemingen935,5424,5
 TOTAAL27 390,812 429,4  TOTAAL27 390,812 429,4

Toelichting op de saldibalans per 31 december 2000

1) Uitgaven ten laste van de begroting (NLG 4 162,5 mln)

Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven.

In tegenstelling tot eerdere begrotingsjaren bevat deze post alleen de begrotingsuitgaven van het jaar 2000. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2000 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

2) Ontvangsten ten gunste van de begroting (NLG 4 757,9 mln)

Deze post betreft de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Het betreft alleen de ontvangsten van het begrotingsjaar 2000. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2000 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

3) Liquide middelen (NLG 3,2 mln)

De post liquide middelen is als volgt opgebouwd:

saldo 31–12–00(x NLG1000)
Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ0
Saldo liquide middelen overige kasbeheerders1 072
Saldo rekening-courant TWA/CBIN2 088
Totaal3 160

4) Rekening-courant RHB (NLG 1 179,7 mln)

De rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding geeft de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 2000 van genoemd ministerie en is opgebouwd uit het saldo van de reguliere rekening-courant (NLG 618,1 mln) en het saldo van de rekening-courant betreffende de Interne reserve (NLG 561,6 mln). Bij de vaststelling van dit saldo is rekening gehouden met de valutaposten 2000 welke door de Rijkshoofdboekhouding in 2001 zijn verwerkt, maar gevaluteerd zijn op 2000.

4a) Interne reserve (NLG 561,6 mln)

De Interne reserve is bestemd om eventuele toekomstige betalingen uit hoofde van verstrekte garanties in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de Garantiefaciliteit Opkomende Markten en SENO-faciliteit mogelijk te maken. In 2000 is de Interne reserve van de Garantiefaciliteit Opkomende Markten toegenomen met NLG 113,0 mln. In de begrotingswet 2000 (artikel 5) is de mogelijkheid tot het aanhouden van deze reserve opgenomen.

5) Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen) (NLG 12,1 mln)

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. De nadere specificatie van deze post is als volgt:

saldo 31-12-00(x NLG1000)
a) Vorderingen op andere ministeries 2 365
b) Intra-comptabele vorderingen EZ op derden 9 721
c) Intra-comptabele vorderingen diensten48
Totaal12 134

Het bedrag van NLG 9,721 mln is het saldo van te ontvangen bedragen van de Europese Gemeenschap van NLG 9,217 mln vermeerderd met een groot aantal kleinere vorderingen. Het bedrag van NLG 48 000 betreft de openstaande vorderingen van EZ diensten.

6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden) (NLG 38,0 mln)

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die aan derden moeten worden betaald. De specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen is als volgt:

Saldo 31-12-00(x NLG1000)
a) Schulden aan andere ministeries203
b) Intra-comptabele schulden EZ aan derden18 921
c) Intra-comptabele schulden diensten18 897
Totaal38 021

Het bedrag van NLG 18,921 mln betreft met name de per 31 december af te dragen loonbelasting en premies sociale lasten. De intra-comptabele schulden van de diensten betreffen met name een depot van octrooigemachtigden bij het Bureau voor de Industriële Eigendom.

8) Extra-comptabele vorderingen (NLG 3 735,0 mln).8a) Tegenrekening extra-comptabele vorderingen (NLG 3 735,0 mln).

De extra-comptabele vorderingen worden bij ontvangst ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt. Het verloop van de extra-comptabele vorderingen in 2000 binnen EZ was als volgt:

 (x NLG 1 mln)
Stand vorderingen eind 1999 3 987,5
Bij: In 2000 ontstane vorderingen283,0 
Bijgeschreven dividend/rente144,2 
   
  427,2
  4 414,7
Af: Ontvangsten221,0 
Ontvangen dividend/rente118,0 
Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding340,7 
  679,7
Stand vorderingen eind 2000 3 735,0

Uit het bovengenoemd verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt dat het bedrag van de definitief buiteninvorderingstelling/kwijtschelding in 2000 NLG 340,7 mln bedraagt. Dit bedrag is als volgt over de onderstaande begrotingsartikelen verdeeld:

 (x NLG 1 mln)
Art. 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologie stimulering0,4
Art. 02.04 Overheidsaanschaf. en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking0,1
Art. 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk27,2
Art. 03.03 Versterking economische structuur1,5
Art. 03.07 Bijdrage aan Koninklijke Schelde Groep120,3
Art. 04.08 Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking2,0
Art. 05.03 Borgstellingsregelingen189,2
Totaal340,7

De extra-comptabele vorderingen zijn per hoofdbeleidsterrein, het agentschap Senter, NMa en IZ onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid) van de vorderingen. (x NLG1000).

VorderingsoortOmschrijvingdirect opeisbaarop termijn opeisbaargeconditioneerdniet invorderbaarTotaal
Algemeen7 262946  8 208
Ind. en Alg. Techn. Beleid 15 69937 907340 921394 527
Industrie- en Dienstenbeleid192 500780 240 782 759
Regionaal Beleid5 038 37 4847 56250 084
Diensten MKB en Ordening458 011337 781353346 190
Buitenl. Ecn. Betr. en Exp.16553 747240 29115 096309 299
Energiebeleid50 056 74 7764 714129 546
Senter88 132538 9711 069 2781 8751 698 256
Nma276 15 198 15 474
Dir. IZ 722  722
Totaal150 993620 5962 592 955370 5213 735 065

De kolom direct opeisbare vorderingen van het voorgaande overzicht is op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom. (x NLG1000)

Art. Omschrijving<199919992000Totaal
01.01 Apparaatskosten EZ 27 2607 262
03.05 Steun scheepsbouw  1919
04.01 Bijdrage t.b.v. Rom's  2525
04.05 BRT-gelden  1 1181 118
04.08 Bevord. Region. bedr. invest. 3 895  3 895
05.12 Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999  4545
07.05 Economische hulp Oost-Europa  165165
09.02 Duurzame energie  9292
Mijnwetheffingen  49 96449 964
Senter  88 13288 132
Nma  276276
Totaal3 8952147 096150 993

Onderstaand worden per categorie, vorderingen die in verhouding tot het totaal van de vorderingen een grote omvang hebben, nader toegelicht. Per post is aangegeven aan welk artikel de vordering is gekoppeld.

Direct opeisbare vorderingen (x NLG1000)

Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ (NLG 7 262)

De aan dit artikel gerelateerde vorderingen hebben met name betrekking op de extra-comptabele vorderingen van het CBS (NLG 6 060), personele vorderingen (NLG 506), vorderingen van het CPB (NLG 319) en de EVD (NLG 309).

Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie (NLG 1 118)

Dit betreft een vordering op de luchthaven Zuid-Limburg N.V. in verband met de definitieve vaststelling van de subsidie. De vordering is inmiddels voldaan.

Artikel 04.08 Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking (NLG 3 895)

De vorderingen van voor 1999 betreft een drietal direct opeisbare vorderingen, groot NLG 3 240, NLG 475 en NLG 180, die ontstaan zijn in het kader van de IPR. De definitieve vaststelling van deze subsidies is het onderwerp van een beroepsprocedure.

Artikel 09.00 Mijnwetheffing (NLG 49 964)

Dit betreft de per 31 december 2000 nog te ontvangen bedragen uit hoofde van verleende vergunningen in het kader van de mijnwet.

Op termijn opeisbare vorderingen (x NLG1000)

Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ (NLG 768)

De vordering betreft het saldo van de in het kader van de PC-financieringsregeling aan EZ-medewerkers verstrekte leningen.

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van industriële ontwikkeling (NLG 10 000)

Dit betreft een in het kader van dit begrotingsartikel aan het Marin verstrekte lening.

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten (NLG 37 985)

Dit betreft een op termijn opeisbare en inbare vordering inzake door EZ verstrekte kredieten in het kader van de stimulering van exportactiviteiten die door de NIO (NLG 37 985) wordt geadministreerd en beheerd.

Geconditioneerde vorderingen (x NLG1000)

Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V. (NLG 767 740)

In het kader van de NedCar-deal is door de Staat een achtergestelde renteloze lening verschaft ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe automodellen bij NedCar. Per saldo resteert nog een leningbedrag van NLG 630 000. Daarnaast heeft de Staat nog een vordering op NedCar van per saldo NLG 137 740 uit hoofde van de zogenaamde spareparts concessionfee.

Artikel 05.03 Borgstellingsregelingen (NLG 328 894)

Dit betreft vorderingen inzake door de banken verstrekte kredieten in het kader van de borgstellingsregelingen MKB, waarvan inmiddels bekend is dat deze naar alle waarschijnlijkheid niet zullen worden terugontvangen.

Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa (NLG 230 551)

Dit bedrag is gestort op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding ten behoeve van de dekking van de uitvoering van de investeringsfaciliteit door de NIB.

Artikel 09.12 Garanties energiebeleid (NLG 66 246)

Deze vordering betreft een een zogenaamde regres-vordering aan de Nederlandse Pijpleiding Maatschappij (NPM), die is ontstaan uit een afgegeven garantie. Enerzijds heeft dit betrekking op renteen aflossingsverplichtingen en anderzijds op de overige exploitatiekosten.

Niet invorderbare vorderingen (x NLG1000)

Artikel 02.11 Garanties technologiebeleid (NLG 337 688)

Betreft het restant vorderingsbedrag van een aangesproken garantie die is afgegeven in het kader van de ontwikkelings-financiering van een drietal vliegtuigtypen. Van de totaal ingediende vordering is een bedrag van NLG 147,2 door de curatoren erkend. Hierop is in 1999 reeds NLG 20,7 mln ontvangen en in 2000 NLG 2,9 mln. Een bedrag van NLG 8,5 mln wordt door de curatoren betwist. Voor een bedrag van NLG 205,7 mln is de vordering niet erkend.

Vorderingen van het agentschap Senter (x NLG1000)

Vorderingen Senter (NLG 1 698 257)

Het merendeel van de vorderingen van Senter heeft betrekking op de Regeling Technische ontwikkelingskredieten (±99%). Deze regeling wordt uitgevoerd door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» product te ontwikkelen waarvan de terugbetaling afhankelijk is van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks wordt bijgeschreven. Het type lening is ruwweg te verdelen in 1/3 geslaagde projecten, 1/3 lopende projecten en 1/3 niet geslaagde projecten. De onder direct opeisbare (NLG 80 000) en op termijn opeisbare (NLG 533 291) opgenomen bedragen hebben betrekking op de geslaagde projecten. Het restant (NLG 1 066 581),«lopende en niet geslaagde projecten» is opgenomen onder de geconditioneerde vorderingen.

Vorderingen van het NMa (x NLG1000)

Vorderingen NMa/DTe (NLG 15 474)

Dit betreft de door het NMa opgelegde boetes en lasten onder dwangsom (NLG 15 198) en de inning van de door de vergunninghouders verschuldigde bijdrage van 60% in de totale kosten van DTe (NLG 276).

9 ) Extra-comptabele schulden (NLG 6,2 mln).9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden (NLG 6,2 mln).

Dit betreft met name de extra-comptabele schulden van het CBS (NLG 5,3 mln), de EVD (NLG 0,4 mln) en het Bureau voor de Industriële Eigendom (NLG 0,1 mln). Het restant van de extra-comptabele schulden (NLG 0,4 mln) betreft de zogenaamde mijnschadevoorzieningen.

10) Voorschotten (NLG 5 489,6 mln)10a) Tegenrekening voorschotten (NLG 5 489,6 mln)

Op deze rekening staat het saldo van de vooruitbetalingen (voorschotten). Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van de subsidie danwel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening van de einddeclaratie. In 2000 is voor NLG 1 326,4 mln aan voorschotten afgerekend.

Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:

Overzicht openstaande voorschotten EZ (x NLG 1 mln)
Stand per 31 december200019992000199920001999
OntstaansjaarKerndepartementSenterTotaal
< 19971 020,71 479,454,7101,31 075,41 580,7
1997511,3619,161,2113,8572,5732,9
1998542,6782,3129,6204,0672,2986,3
1999855,61 316,6328,7413,11 184,31 729,7
20001 517,2 468,0 1 985,2 
Totaal4 447,44 197,41 042,2832,25 489,65 029,6

Toelichting op voorschotten groter dan NLG 50 mln en/of voorschotten van vóór 1997

Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter (NLG 91,7 mln)

Dit betreft voorschotten van Directoraten-Generaal aan Senter in verband met opdrachten voor de uitvoering van subsidieregelingen. Een bedrag van NLG 74,9 mln is verstrekt ten laste van de begroting 2000, NLG 1,8 mln is vóór 1997 bevoorschot.

Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering (NLG 561,8 mln)

Op dit artikel worden langlopende verplichtingen verantwoord waarvan de looptijd nog niet is verstreken. Als gevolg hiervan staat er nog NLG 58,2 mln aan voorschotten open van vóór 1997.

In 2000 is NLG 242,0 mln als voorschot betaald. Van het totaal aan voorschotten op dit artikel heeft NLG 192,5 mln betrekking op regelingen die door Senter worden uitgevoerd.

Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering (NLG 108,5 mln)

Van deze voorschotten is NLG 89,4 mln in 2000 betaald. Een voorschot van NLG 1,0 mln van vóór 1997 is nog niet afgerekend. Het bedrag van NLG 108,5 mln bevat NLG 35,2 mln voorschotten van Senter .

Artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking (NLG 45,1 mln)

Van het voorschotbedrag van NLG 45,1 mln is NLG 11,2 mln betaald ten laste van de jaren vóór 1997. Het betreft langlopende verplichtingen die met name door het Ministerie van Defensie worden afgewikkeld.

Artikel 02.05 Syntens (NLG 165,4 mln)

De voorschotten in verband met de bijdragen voor 1998, 1999 en 2000 aan Syntens staan nog open.

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling (NLG 39,5 mln)

Een bedrag van NLG 30,7 mln betreft voorschotten aan STW. Hiervan is NLG 6,8 mln betaald vóór 1997.

Artikel 02.07 Internationale ruimtevaart programma's (NLG 37,5 mln)

Hierop is een bedrag van NLG 0,3 mln van vóór 1997 nog niet afgerekend.

Artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart (NLG 197,0 mln)

Dit betreft voorschotten aan het NIVR en militaire vliegtuigontwikkeling. In 1997 is NLG 75,0 mln als voorschot verstrekt aan het NIVR. De militaire vliegtuigontwikkeling heeft NLG 115,0 mln als voorschot ontvangen.

Artikel 02.09 Speur en ontwikkelingswerk (NLG 309,6 mln)

De voorschotten op dit artikel zijn betaald door Senter. Het betreft langlopende verplichtingen waarvan de looptijd in principe nog niet is verstreken. Een bedrag van NLG 32,9 mln is verstrekt vóór 1997.

Artikel 02.12 Technologische infrastructuur (NLG 128,6 mln)

Met name het artikel-onderdeel «Technologische Vernieuwing» bevat langlopende verplichtingen. Er staat van deze verplichtingen nog NLG 3,8 mln aan voorschotten open van vóór 1997. De overige onderdelen bevatten voorschotten die grotendeels in 2000 zijn betaald.

Artikel 02.13 Projecten gefinancieerd uit het Fonds economische structuurversterking (NLG 148,9)

Van het openstaande voorschot heeft NLG 12,8 mln betrekking op de jaren vóór 1997. In 2000 is NLG 48,9 mln aan voorschotten ten laste van de begroting gebracht.

Artikel 03.05 Steun scheepsbouw (NLG 65,4 mln)

Op dit artikel is een voorschot van NLG 57,1 mln in 2000 betaald als onderdeel van de steunverlening aan de scheepsbouwindustrie.

Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige (NLG 44,3 mln)

De voorschotten in verband met de apparaatskosten 2000 aan de ROM's staan nog open. Verder staan uit de periode vóór 1997 nog voorschotten open ten bedrage van NLG 35,1 mln voor de financiering van de NOM en BOM.

Artikel 04.04 Voorwaardenscheppend beleid (NLG 4,7 mln)

Op dit artikel staan voorschotten open uit hoofde van de programma's «Infra-structuur 1973–1976».

Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie (NLG 15,6 mln)

Dit bedrag is volledig vóór 1997 bevoorschot.

Artikel 04.08 Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking (NLG 250,2 mln)

Er staat nog NLG 48,9 mln aan voorschotten open uit de jaren vóór 1997. Het betreft langlopende verplichtingen waarvan in de meeste gevallen de looptijd nog niet is verstreken.

In 1999 en in 2000 is NLG 168,2 mln aan voorschotten ten laste van de begroting gebracht.

Artikel 04.09 Regio-programma's (NLG 502,6 mln)

Ten behoeve van het ISP is NLG 251,8 mln aan voorschotten verstrekt. Een bedrag van NLG 30,3 mln is betaald vóór 1997. Aan EFRO-cofinanciering is NLG 181,5 mln betaald. Hiervan is NLG 43,0 mln uitgegeven vóór 1997. In het kader van PNL is NLG 35,2 mln betaald in de jaren vóór 1997.

De voornoemde programma's hebben veelal betrekking op langlopende verplichtingen.

In totaal is NLG 108,9 mln vóór 1997 aan voorschotten verstrekt op dit artikel.

Artikel 04.10 Investeren in stedelijke en regionale economische ontwikkeling (NLG 151,4 mln)

Onder dit artikel worden voorschotten verstrekt voor de BOB- en Stireaprojecten. Het betreft langlopende verplichtingen aan gemeenten die in de komende jaren zullen worden afgerekend.

Er staat nog NLG 13,0 mln open van vóór 1997.

Artikel 05.01 Voorlichting en advisering MKB (NLG 25,7 mln)

Op het onderdeel «IMK-netwerk» is een voorschot van NLG 22,7 mln van vóór 1997 nog niet afgerekend.

Artikel 05.12 Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999 (NLG 4,8 mln)

Op dit artikel staan nog NLG 0,2 mln aan voorschotten van vóór 1997 open. Dit betreft een bijdrage aan het NBT in verband met het kustproject «Frisse Neuzen».

Artikel 05.21 Marktwerking (NLG 4,4 mln)

Er staat nog een voorschot open van vóór 1997 van NLG 1,6 mln. Dit betreft een subsidie in verband met de privatisering van Swoka.

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten (NLG 73,2 mln)

Dit betreft voorschotten die door Senter zijn verstrekt en de Garantiefaciliteit Opkomende Markten. Er staat nog een voorschot van NLG 2,7 mln open van vóór 1997.

Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa (NLG 309,4 mln)

De openstaande voorschotten hebben betrekking op langlopende hulpprogramma's. Afrekening vindt plaats ná afloop van deze programma's. Er staat nog NLG 59,3 mln open van vóór 1997.

Van het openstaand bedrag van NLG 309,4 mln is NLG 212,2 mln betaald door Senter.

Artikel 09.05 Energieonderzoek Centrum Nederland (NLG 188,8 mln)

Onder dit artikel worden voorschotten verstrekt aan ECN projecten. Het betreft lange termijn energieonderzoeken die in de komende jaren zullen worden afgerekend.

Diverse artikelen NOVEM (NLG 1 647,7 mln).

Ultimo 2000 staat er in totaal een bedrag van NLG 1 647,7 mln uit op de Novem als nog af te rekenen voorschotten, waarvan NLG 128,2 mln betaalbaar is gesteld ten laste van artikel 02.02.

Het restant van NLG 1 519,5 mln werd uitbetaald ten laste van diverse artikelen binnen hoofdbeleidsterrein 09 Energiebeleid. Van dit laatste bedrag heeft NLG 613,2 mln betrekking op openstaande voorschotten van vóór 1997. Op artikel 02.02 is het bedrag aan openstaande voorschotten van vóór 1997 NLG 4,2 mln. Een en ander is het gevolg van de wijze waarop de programma-overeenkomsten worden afgerekend. Afrekening met EZ vindt pas plaats nadat de laatste bijdrage van het programma door Novem aan een derde is verstrekt.

11) Garantieverplichtingen (NLG 5 575,7 mln)11a) Tegenrekening garantieverplichtingen (NLG 5 575,7 mln)

Dit betreft de garantieverplichtingen die door EZ zijn aangegaan. Het verloop van de garantieverplichtingen in 2000 was als volgt:

(x NLG 1 mln)
Saldo garantieverplichtingen tot en met 19995 596,6 
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 848,0 
Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 2000+ 1 013,1 
  5 761,7
Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 2000 – 186,0
Saldo garantieverplichtingen ultimo 2000 5 575,7

Circa de helft van dit bedrag (NLG 2 638 mln.) betreft de garanties van de borgstellingsregeling BBMKB, art. 05.03. Het uitstaande garantiebedrag voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer NLG 879 mln. en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer NLG 761 mln. Aan verliesafdekking is ruim NLG 29 mln. betaald.

De ander helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 2000 bestaat uit garanties auto-ontwikkeling (art 03.08) NLG 158 mln, industriefaciliteit (art 03.12) NLG 150 mln, exportactiviteiten/Oost-Europa (art 07.03 en 07.05) NLG 1 003 mln en COVA/Stadsverwarming (art 09.12) NLG 1 612 mln.

Ten opzichte van 31 december 1999 zijn de garantieverplichtingen met NLG 21 mln. afgenomen. Deze afname is het resultaat van de toename van de garantieverplichtingen met betrekking tot de BBMKB (NLG 89 mln.) en de garanties ten behoeve van exportactiviteiten/Oost-Europa (NLG 28 mln) en de afname van de garantieverplichtingen in het kader van de bijdrage ten behoeve van de auto-ontwikkeling (NLG 125 mln.), de garantieregeling PPM (NLG 3 mln.) en de garanties stadsverwarming (NLG 10 mln.).

In de artikelsgewijze toelichting worden de garanties afzonderlijk toegelicht.

12) Openstaande verplichtingen (NLG 6 290,3 mln)12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen (NLG 6 290,3 mln)

Het verloop van de verplichtingen in 2000 was als volgt:

(x NLG 1 mln)
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 19995 942,7 
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 276,0 
Bij: Aangegane verplichtingen in 2000+ 4 733,9 
  10 400,6
Af: Betalingen op verplichtingen in 2000 – 4 110,3
Saldo openstaande verplichtingen ultimo 2000 6 290,3

Dit saldo is opgebouwd uit een bedrag van NLG 5 962,5 mln aan verplichtingen binnen begrotingsverband en NLG 327,8 mln aan verplichtingen buiten begrotingsverband.

Omvangrijke negatieve bijstellingen

In 2000 is het saldo verplichtingen voor circa NLG 417,5 mln. naar beneden bijgesteld.

In onderstaande tabel zijn de belangrijkste bijstellingen per artikel opgenomen.

Art. Omschrijving(x NLG 1 mln)
02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering– 44,5
02.09 Speur- en ontwikkelingswerk– 16,1
03.03 Versterking economische structuur– 10,7
04.08 Bevordering investeringen voor regionale structuurversterking– 119,4
04.09 Stimulering exportactiviteiten– 9,5
09.01 Energiebesparingstechnologie– 11,2
09.07 CO2-reductie– 38,3
Verplichtingen buiten begrotingsverband– 81,3

13) Deelnemingen (NLG 935,5 mln)13a) Tegenrekening deelnemingen (NLG 935,5 mln)

Het verloop van deze post over 2000 was als volgt:

(x NLG 1 mln)
Stand saldibalans ultimo 1999895,5
Mutaties 2000: 
– winning Holding B.V. + 40,0
– Stichting Marinebelangen (Verkocht aan Damen Nederland BV)
Stand saldibalans ultimo 2000935,5

Bijlage 2 Administratieve lasten

Algemeen

Bij het terugdringen van de administratieve lastendruk heeft EZ een coördinerende rol. Ieder ministerie is zelf verantwoordelijk voor de eigen regelgeving, EZ is kaderscheppend en zorgt, in overleg met de andere ministeries, voor de infrastructuur.

In zijn reactie op het eindrapport van de Commisie-Slechte heeft het kabinet aangegeven, vrijwel alle aanbevelingen van de commissie over te nemen. De maatregelen betreffen drie actielijnen te weten voorgenomen regelgeving, bestaande regelgeving en ICT.

Voorgenomen regelgeving

Per 1 mei 2000 heeft het kabinet het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten (ACTAL) ingesteld. Het college heeft tot taak te adviseren over het in beeld brengen bij ontwerp-regelgeving de gevolgen voor de administratieve lasten (inclusief het overwegen van eventuele alternatieven).

EZ faciliteert ACTAL in diens selectie van dossiers d.m.v. het regelgevingsoverzicht (de voorgenomen regelgeving met substantiële bedrijfseffecten) zoals dat driemaal per jaar door de (interdepartementale) Werkgroep Voorgenomen Regelgeving worden opgesteld.

Om bij voorgenomen regelgeving, waarbij per definitie nog geen ervaringscijfers bestaan over bijv. tijdsbeslag en frequentie van de administratieve verplichtingen, toch een inschatting van de administratieve lasten te kunnen maken, heeft EZ ten behoeve van ACTAL een bedrijvenpanel van circa 500 ondernemingen ingesteld. Ook dit was één van de aanbevelingen van de Commissie-Slechte. De omvang en de samenstelling van dat panel maakt het mogelijk desgewenst te focussen op regelgeving die voor slechts een deel van het bedrijfsleven van belang zal zijn.

ACTAL heeft inmiddels over 10 wetsvoorstellen advies uitgebracht. Een belangrijk «wapen» van ACTAL als extern, onafhankelijk orgaan is gelegen in de publiciteit: alle adviezen worden openbaar (in geval van wetten en AmvB's bij indiening van de ontwerp-regelgeving bij de Tweede Kamer, in geval van ministeriële regelingen in het algemeen bij de publicatie daarvan in de Staatscourant). Uit deze adviezen is de bijdrage van het instellen van ACTAL aan het meer aandacht besteden aan de reductie van administratieve lasten gedurende het regelgevingsproces op te maken. Uiteraard valt niet te kwantificeren welke administratieve lasten hierdoor zijn voorkómen.

Bestaande regelgeving:

Eveneens naar aanleiding van het advies van de Commissie-Slechte beschikt elk ministerie sinds mei 2000 over een jaarlijks te actualiseren actieprogramma om de administratieve lasten van bestaande regelgeving te reduceren. De ministeries rapporteren zelf aan de Tweede Kamer over de voortgang, bij afzonderlijke brief in het kader van hun departementale jaarverslag . De Kamer zal dus jaarlijks een rapportage over de actieprogramma's ontvangen, waarin wordt ingegaan op de ontwikkeling van de administratieve lastendruk in het geheel, als ook op ontwikkeling van de verschillende beleidsdomeinen. Ter wille van de overzichtelijkheid en met het oog op de coördinerende rol van EZ is afgesproken dat de departementale rapportages gebundeld en met een gezamenlijke brief aan de Kamer worden aangeboden. Ook ACTAL kan desgewenst zijn mening geven over deze actieprogramma's nadat deze zijn vastgesteld.

Een belangrijk onderdeel van de departementale actieprogramma's is een nulmeting van de bestaande regelgeving, volgens een onderling afgestemde definitie en methodologie (overeenkomstig het MISTRAL-model). Tot dusver was slechts voor een deel (ruwweg de helft) van de regelgeving de hoogte van de administratieve lasten bekend, voor het overige deel bestond alleen een globale schatting (EIM). Alle ministeries hebben in het afgelopen jaar die nulmeting in gang gezet. Daarbij wordt geïnventariseerd om welke wetten en uitvoeringsregelingen het gaat en hoe hoog de administratieve lasten daarvan zijn. Deze nulmeting omvat alle regelgeving met substantiële gevolgen voor de administratieve lasten.

Een belangrijk doel van de nulmetingen is ook materiaal aan te dragen voor een verdere invulling van de actieprogramma's. Bij de actiepunten wordt tevens een globale inschatting gemaakt van de te behalen lastenbesparing alsmede een tijdsplanning.

Het kabinet hecht eraan dat alle nulmetingen uiterlijk voor het einde van deze kabinetsperiode zijn afgerond; de voortgang per departement hangt in belangrijke mate af van de breedte en complexiteit van de wetgeving per departement.

Op basis van de uitkomsten van de nulmetingen, tezamen met de genoemde doorkijk naar de opbrengsten van de afzonderlijke actiepunten, zal kunnen worden vastgesteld welke bijdrage deze actielijn kan leveren aan het behalen van de doelstelling. Die becijfering is thans dus nog niet mogelijk.

Om de gewenste macro-economische lastenreductie van 25% ten opzichte van 1994 te bereiken is het van belang dat alle ministeries daar naar optimaal vermogen aan bijdragen. Hoe ieders mogelijkheden daartoe liggen verschilt van wet tot wet. Het kabinet heeft er dan ook van afgezien hiervoor nadere normpercentages toe te delen. In sommige situaties blijkt een hogere reductie mogelijk dan 25%. Zo heeft het CBS sinds 1994 het aantal «ondernemersuren» met bijna 40% weten terug te dringen. In andere gevallen zal juist weer minder reductie dan 25% mogelijk blijken.

De doelstelling van minus 25% heeft betrekking op het totaal van de lastendruk in Nederland. Op belangrijke onderdelen van de regelgeving, namelijk die van decentrale overheden of van supranationale organen, beschikt het Rijk over slechts beperkte mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de administratieve lasten. Niettemin tracht het Rijk voortdurend, in samenwerking met die andere organen, ook daar tot reductie te komen. Zo participeert Nederland in een in november jl. ingestelde expert group die voorstellen moet leveren voor verbetering van de kwaliteit van Europese regelgeving. Hopelijk leidt dat ook tot een spoedige herstart van het pilotproject European Business Test Panel, waarvan Nederlandéén van de trekkers is.

Door middel van maandelijks overleg met de departementale coördinatoren bewaakt EZ de voortgang van de actieprogramma's en de voortgang bij het kwantificeren. Dit overleg zorgt voor afstemming ter zake van de wijze van rapporteren (het format), beslist waar de casuïstiek daarom vraagt hoe de standaard-methodologie op onderdelen moet worden begrepen, dient als forum waarin ministeries hun ervaringen met onderzoeksbureaus en met ACTAL kunnen uitwisselen, enzovoorts.

ICT

Het kabinet heeft aangegeven (Kamerstukken 1999–2000, 26 643, nr. 7) hoe zij het Internetgroeimodel (onderdeel van de adviezen van de Commissie Slechte) wil realiseren. In die brief wordt aandacht besteed aan alle op dat moment reeds lopende alsmede nieuwe initiatieven (met planningsoverzicht).

Een van de nieuwe initiatieven is het project Overheidsformulieren On-line. De eerste fase daarvan, het op Internet plaatsen van alle formulieren op Rijksniveau, is voor wat betreft de EZ-formulieren inmiddels vrijwel gereed.

Bij het project Basisbedrijvenregister (BBR) bleek het gewenst, het concept-gegevensmodel terug te brengen tot een beter hanteerbare omvang. Dit overigens zonder afbreuk te doen aan de beoogde goede registratie van alle bedrijven in Nederland. Afhankelijk van de uitkomsten van een lopende praktijkproef en onder voorbehoud van eventueel noodzakelijke wetsaanpassingen is de verwachting dat het register in de loop van 2002 van start kan gaan met een vulling vanuit de deelnemende registers. Door de onderlinge confrontatie van die registraties zal reeds een belangrijke kwaliteitsverbetering in de registratie van bedrijven worden bereikt, naast een zekere reductie van de administratieve lasten voor bedrijven. De belangrijkste bijdrage van het BBR voor de reductie van administratieve lasten ligt in zijn back-office functie voor alle hier aan de orde zijnde ICT-gerelateerde projecten.

Inmiddels hebben ook de ministeries van LNV en VWS te kennen gegeven mogelijk aan te willen haken bij dit project. Hierover zijn concrete afspraken gemaakt.

Het project Elektronische Heerendiensten ligt op schema. Dat geldt ook voor het project Bedrijvenloket.

Voor het zogeheten IDEA-concept, een initiatief van onder andere het Hoofdbedrijfschap Detailhandel, loopt sinds eind vorig jaar een haalbaarheidsstudie die mede door EZ wordt gefinancierd.

Voor wat betreft de harmonisatie van het loonbegrip is door SZW een wetsvoorstel ingediend (WALVIS). Inzake de harmonisatie van het ondernemers- en zelfstandigenbegrip is een wetsvoorstel voor advies ingediend bij de Raad van State.

Het is nog te vroeg om ter zake van de ICT-gerelateerde projecten verantwoorde schattingen te geven van de uiteindelijke «opbrengst». Die opbrengst hangt vooral af van de vraag in hoeverre bedrijfsleven en overheden bereid zullen zijn in zee te gaan met meervoudig gebruik van gegevens en rechtstreekse elektronische uitvraag vanuit de bedrijfsadministraties.

Naar boven