27 400 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2001

26 900
Defensienota 2000

nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 31 oktober 2000

Op 5 oktober jl. heeft een Algemeen Overleg plaatsgevonden met de Vaste Commissie van Defensie over de militaire aspecten van het Europees Veiligheids en Defensie Beleid. Tijdens dat overleg heb ik aan de heer Harrewijn een notitie over de stand van zaken van CIMIC toegezegd. Deze notitie is in bijlage gevoegd en bouwt voort op de beleidsvoornemens van de Defensienota en de Begroting 2001.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

STAND VAN ZAKEN CIMIC

In de nota worden drie aspecten behandeld, te weten

a. de inbedding in de Defensienota en de doorwerking ervan in de Beleidsagenda 2001

b. de stand van zaken

c. Navo-initiatieven en de CIMIC Group North.

Defensienota en Beleidsagenda. Uit de ervaringen van vredesoperaties komt naar voren dat behoefte bestaat aan meer expertise op het gebied van CIMIC. Daarom heb ik in de Defensienota 2000 twee initiatieven aangekondigd: op nationaal en op internationaal gebied.

Het nationale initiatief betreft de versterking van de interne CIMIC stafcapaciteit van de Koninklijke Landmacht. Deze expertise wordt opgenomen in de operationele staf van de Bevelhebber der landstrijdkrachten. Bij de staf van 1 Divisie «7 December» van het eerste Nederlands-Duitse Legerkorps is de vorming van een afzonderlijke CIMIC-sectie in het vooruitzicht gesteld.

Het internationale initiatief betreft, mede op verzoek van de Navo, de oprichting van een framework voor een internationale CIMIC Group. In een gezamenljke aanpak met Duitsland wordt een intensieve samenwerking met andere landen beoogd, waarbij CIMIC eenheden en stafcapaciteit ter beschikking gesteld kunnen worden aan de Navo of een andere internationale organisatie. Ook moet de groep op verzoek van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking kunnen worden ingezet. In het plan is het Nederlandse personeel afkomstig uit alle krijgsmachtdelen, aangevuld met reservisten en civiele specialisten uit andere segmenten van de overheid en het bedrijfsleven.

In de Beleidsagenda 2001 heb ik de versterking van de Europese capaciteit voor civiel-militaire samenwerking (met België, Duitsland, Denemarken, Noorwegen, Polen en Tsjechië) in het vooruitzicht gesteld.

Stand van zaken. Op korte termijn zullen de CIMIC-Secties bij de Operationele Staf van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten en bij de eerste Divisie van het eerste Duits/Nederlandse Legerkorps gevuld zijn met 2 respectievelijk 18 functies. Eén van de hoofdtaken van de CIMIC-sectie van de Divisie is om in elk uit te zenden Nederlandse landmachtbataljon twee functionarissen op te nemen die in het operatiegebied de ruggengraat vormen van de CIMIC-Sectie van het uit te zenden bataljon. Indien noodzakelijk kan de Koninklijke landmacht deze parate CIMIC-capaciteit tijdelijk vergroten door de inzet van personeel dat elders binnen de Koninklijke landmacht geplaatst is. Dit personeel krijgt voor dat geval een dubbelfunctie. De aanwijzing van dit personeel zal naar verwachting medio 2001 afgerond zijn. Met de instroming van het vereiste materieel begin 2001 en de afronding van de vereiste CIMIC-opleidingen betekent dit, dat medio 2001 deze CIMIC-stafcapaciteit operationeel zal zijn.

Momenteel worden CIMIC-operaties uitgevoerd door het Nederlandse Gemechaniseerd Bataljon van de Mutinationale Divisie Zuidwest in SFOR, dat ontplooid is in Bosnië. Hier zijn 17 militairen bij betrokken. Ook draagt Nederland met 8 militairen bij aan de CIMIC Task Support Teams van CSFOR. Deze teams werden tot voor kort rechtstreeks aangestuurd vanuit het Hoofdkwartier SFOR. Met de recent uitgevoerde reorganisatie van het Hoofdkwartier is deze CIMIC-organisatie vervallen. Reden hiervoor was de visie binnen SFOR dat de verantwoordelijkheden van lokale overheden bij de opbouw van het land en de gemeenschap benadrukt moeten worden. Bovendien zijn nog een veelvoud aan NGO's actief op het gebied van noodhulp, zodat SFOR hier een stap terug kan doen. Tot maart 2001 zijn er voor de Task Support Teams nog fondsen beschikbaar. Nederland heeft dan ook besloten de 8 militairen in 2001 niet langer af te lossen.

In Bosnië wordt het meest samengewerkt met het Office of the High Representative (OHR), de OVSE, het UN Development Program (UNDP), het American Refugee Committee (ARC) en de vluchtelingenorganisatie van de VN (UNHCR). De kwaliteit van de samenwerking wordt als bijzonder goed gekenmerkt.

Naast de activiteiten van de Task Support Teams worden zogenaamde «Pronk-projecten» uitgevoerd door het Gemechaniseerde Bataljon in de eigen sector. Zo wordt met deze «Pronk-gelden» het «DOM KULTUR» project te Bugojno uitgevoerd: een verbouwing van het gemeentehuis annex sporthal en museum. De constructie van een nieuw dak en de aanleg van een nieuwe verwarming maken deel uit van dit project. Verder wordt, eveneens met Pronk-gelden, een nieuw project ter verdere verbetering van de infrastructuur van het ziekenhuis in Travnik uitgevoerd.

Eind 1999 is het Platform Defensie-Bedrijfsleven opgericht. Het Platform heeft voor het eerste jaar vier aandachtsgebieden centraal gesteld, waarvan CIMIC er één is. Ik dicht het Platform een belangrijke rol toe in de verdere ontwikkeling van Nederlands CIMIC-beleid vanuit het perspectief van de inbreng van het bedrijfsleven. Binnen het thema CIMIC worden vier sporen gevolgd door werkgroepen waarin het bedrijfsleven en Defensie vertegenwoordigd zijn. De defensievertegenwoordigers zijn betrokken uit Defensiestaf, uit het eerder genoemde Interservice Projectteam CIMIC en uit de Operationele Staf van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten.

De vier sporen zijn:

– het gezamenlijk bestuderen van lessons learned van een eerder CIMIC-project,

– het inventariseren van de beschikbaarheid van functionele specialisten uit het bedrijfsleven,

– het begeleiden van een CIMIC-proefproject en

– het uitvoeren van een scenario-analyse.

E.e.a. moet uitmonden in een gezamenlijke aanpak van Defensie en het bedrijfsleven in CIMIC-activiteiten bij vredesoperaties.

Navo-initiatieven en de CIMIC Group North. De Navo ontwikkelt thans nieuw CIMIC-beleid (de Military Committee Decision 411) en een nieuwe CIMIC-doctrine (de AJP 09). Van beide documenten wordt verwacht, dat zij voor het eind van het jaar aan de lidstaten ter goedkeuring aangeboden worden. Nederland heeft de CIMIC Force Goals van de Navo geaccepteerd. Mede op verzoek van de Navo is hieraan gekoppeld de oprichting, samen met Duitsland, van een kernstaf voor een CIMIC-groep die bij inzet zal worden utgebreid tot een internationale interservice CIMIC-eenheid, de CIMIC Group North. De deelnemende landen van deze groep zijn Denemarken, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Polen en Tsjechië.

Begin dit jaar is daartoe binnen Defensie een Nederlands Interservice Projectteam CIMIC opgericht met als hoofdtaken het oprichten van het Nederlandse deel van deze CIMIC Group North en het scheppen van de voorwaarden voor het oprichten van de gehele CIMIC Group North. Onder co-voorzitterschap van Duitsland en Nederland zijn de zes landen verenigd in de multinationale Working Group CIMIC Group North. Deze Working Group heeft tot taak de gehele CIMIC Group North op te richten en de noodzakelijke regelingen en afspraken vast te leggen in een Memorandum Of Understanding.

Inmiddels is overeenstemming bereikt over de Letter of Intent. Deze Letter of Intent zal in de tweede week van november door de Chefs Defensiestaf van alle zes deelnemende landen ondertekend worden en marge van een Navo vergadering in Brussel. De inhoud van deze Letter of Intent van de CIMIC Group North opent de mogelijkheid dat de CIMIC Group North ook aangeboden wordt aan «other international organisations». Thans wordt de mogelijkheid onderzocht, om de Duits-Nederlandse capaciteiten van de CIMIC Group North of de volledige capaciteit van de CIMIC Group North aan te bieden ten behoeve van de Headline Goal en de Capabilities Commitment Conference. Voor dit onderzoek zullen de overige vijf deelnemende landen van de CIMIC Group North worden benaderd. Bilaterale gesprekken met Duitsland vinden inmiddels plaats.

De kernstaf van de CIMIC Group North zal in de tweede helft van 2001 gevestigd worden op een vredeslocatie in Nederland. In eerste instantie is ervan uitgegaan dat deze kernstaf uit veertig personen zou bestaan, twintig Nederlandse militairen en twintig Duitse militairen. Het voornemen van de andere vier landen is, om ook ieder één of twee (liaison)functionarissen te leveren die geïntegreerd zullen worden in de organisatie van de kernstaf. Overigens wordt over de exacte locatie waarop de kernstaf zijn intrek gaat nemen nog overleg gevoerd met Duitsland. Naar verwachting zal eind dit jaar nog een besluit genomen worden.

De Nederlandse bijdrage aan de CIMIC Group North wordt geleverd door alle vier de krijgsmachtdelen. Wel levert de landmacht het grootste deel van het personeel. Zowel voor de staf, als voor de nog op te richten CIMIC stafeenheid, geldt in principe een functievervulling van zeventig procent landmachtpersoneel tegenover tien procent militairen van marine, luchtmacht en marechaussee. In de vrijwel geheel mobilisabele Hoofdkwartier Compagnie van de CIMIC Groep is tevens al het specialistische CIMIC-personeel ondergebracht. Dit personeel kan ook van buiten Defensie afkomstig zijn en wordt slechts voor de duur van een project uitgezonden. Nederland heeft toegezegd om 120 van de totaal benodigde 300 CIMIC-specialisten te leveren.

Wanneer de CIMIC Group North als geheel wordt ingezet, kan zij, indien noodzakelijk, verder beschikken over maximaal zeven (voornamelijk reserve) CIMIC stafeenheden, die ieder uit ongeveer zestig personen bestaan. Eén van deze CIMIC Stafeenheden wordt door Nederland geleverd. Bij de samenstelling van deze Nederlandse CIMIC Stafeenheid zal rekening worden gehouden met het ambitieniveau van de krijgsmacht. Deze CIMIC Stafeenheid zal dus in staat moeten zijn om gedurende meerdere jaren maximaal vier bataljons (of bataljonequivalenten), afkomstig uit de gehele krijgsmacht, te ondersteunen tijdens een vredesoperatie. Vanwege de grote buitenlandse belangstelling voor deelname in de CIMIC Group North bedraagt de maximale totale sterkte ongeveer 800 personen: 500 militairen en 300 CIMIC specialisten, afkomstig uit de zes deelnemende landen. Hiermee kunnen deze landen, de Navo en ook andere internationale organisaties beschikken over een robuuste CIMIC organisatie die gedurende langere tijd kan worden ingezet in vredesoperaties.

Naar boven