27 127
Financiële verantwoordingen over het jaar 1999

nr. 30
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN (XIII) OVER HET JAAR 1999

Deze financiële verantwoording bestaat uit:

• de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;

• de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 1999, voorzien van een toelichting.

De financiële verantwoording van het agentschap Senter bestaat uit de rekening van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten, zoals blijkt uit de bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting en de balans per 31 december 1999, voorzien van een toelichting.

Den Haag, 17 mei 2000

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 1999

INHOUDSOPGAVEBlz.
   
BEGROTINGSSTATEN
   
TOELICHTING15
   
Algemeen deel15
   
Het algemeen deel bestaat uit de volgende hoofdstukken:  
IInleiding15
IIKerncijfers EZ15
IIIFinancieel beheer17
IVActieplan Professioneel inkopen22
   
Artikelsgewijze toelichting23
   
 Uitgaven23
 Hoofdbeleidsterrein 
 01 Algemeen23
 02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid37
 03 Industrie- en Dienstenbeleid56
 04 Ruimtelijk Economisch Beleid60
 05 Ondernemerschap en Marktwerking67
 07 Buitenl. Econ. Betrekk. en Exportbevordering73
 08 Wet Investeringsrekening85
 09 Energiebeleid86
   
 Ontvangsten95
 Hoofdbeleidsterrein 
 01 Algemeen95
 02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid96
 03 Industrie- en Dienstenbeleid97
 04 Regionaal Beleid98
 05 Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening99
 07 Buitenl. Econ. Betrekk. en Exportbevordering102
 08 Wet Investeringsrekening102
 09 Energiebeleid103
   
 Agentschap Senter106
   
Bijlage 1Saldibalans per 31 december 1999 van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en de bij die saldibalans behorende toelichting119
   
Bijlage 2Bijlage bij hoofdstuk III in verband met vragen van de Commissie Van Zijl129

Staat behorende bij de Wet van .. ..... 19.., Stb. en bij de financiële verantwoording over het jaar 1999 Rekening 1999 (inclusief slotwetmutaties) Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art. OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamdRealisatie1Slotwetmutaties (+ of –) (+ = tekortschietend geraamd bedrag)
   Verplich-tingenUitgaven Verplich-tingen Uitgaven Verplich-tingenUitgaven  Verplich-tingen UitgavenVerplich-tingen Uitgaven Verplich-tingen Uitgaven
                
  <TOTAAL 3 769 546 502 601 239 323  4 511 470 4 330 793 180 677
                
01 Algemeen 745 830      793 723 787 689  
 01Apparaatsuitgaven EZ660 218659 94013 87013 12333 00230 281 707 090703 344712 217698 0695 127– 5 275
 03Loonbijstelling8 7358 73524 57724 577– 33 312– 33 312       
 04Prijsbijstelling3 4043 4041 9871 987– 5 391– 5 391       
 05Onvoorzien749749  – 749– 749       
 06Uitgaven post-actief personeel14 60914 609  – 4 908– 4 908 9 7019 7019 6409 640– 61– 61
 08Nog te verdelen bedragen– 8 000– 8 0006006007 4007 400       
 12Europees Octrooibureau7 3097 309  996996 8 3058 3058 7158 715410410
 15Adviescolleges1 4551 4553183189593 1 8681 8661 5661 482– 302– 384
 55Bijdrage aan het agentschap Senter55 56257 3898 9008 94410 7893 853 75 25170 18674 70469 518– 547– 668
 61Personeel en materieel EZ, exclusief CBS 240   81  321 265 – 56
                
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid 1 046 239      1 096 882 1 107 083  
 01Onderzoek en voorlichting ten behoeve van technologiebeleid 247   211  458 166 – 292
 02Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering389 234342 21210 801– 27 679– 69 929– 40 933 330 106273 600321 670292 984– 8 43619 384
 03Internationale en algemene technologiestimulering126 474130 053  1 2311 412 127 705131 465126 099137 349– 1 6065 884
 04Overheidsaanschaffingen en bevordering bedrijfsgerichte samenwerking15 00018 609  4 1274 007 19 12722 61619 08624 742– 412 126
 05Syntens64 91570 87170 871 – 62 9401 975 72 84672 84672 84672 846  
 06Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling68 06574 138  25 08821 301 93 15395 43993 15498 08612 647
 07Internationale ruimtevaartprogramma's67 357116 142  58 92640 858 126 283157 000125 578142 935– 705– 14 065
 08Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart41 50041 500  138 86015 000 180 36056 500180 25460 254– 1063 754
 09Speur- en ontwikkelingswerk110 037109 377 – 9 150– 6 00035 706 104 037135 933103 197130 366– 840– 5 567
 12Technologische infrastructuur142 20997 02910 865210– 15 690– 4 239 137 38493 000138 67092 9501 286– 50
 13Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking 46 061142 00023 964 – 12 000 142 00058 025142 00054 405 – 3 620
                
03 Industrie- en Dienstenbeleid 314 977      607 399 393 295  
 01Crisisbeheersing 90   – 90       
 03Versterking economische structuur14 35518 139  – 3 792– 8 871 10 5639 2687 2178 908– 3 346– 360
 04Industriële promotie14 62814 340   685 14 62815 02514 05511 930– 573– 3 095
 05Steun scheepsbouw55 00059 432  16 16410 374 71 16469 80671 16467 446 – 2 360
 08Bijdrage auto-ontwikkeling Nedcar B.V.220 000220 000245 65383 60044 847206 900 510 500510 500501 090303 560– 9 410– 206 940
 09Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981 2 976   – 176  2 800 1 451 – 1 349
                
04 Ruimtelijk Economisch Beleid 324 614      326 850 329 364  
 01Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige11 22411 2241 500 2 700– 14 15 42411 21015 42413 210 2 000
 04Voorwaardenscheppend beleid     2 948  2 948 5 896 2 948
 05Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie 5 50814 035– 3 508– 14 035   2 000 1 000 1  000
 06Projecten gefinancierd uit het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling 169      169   – 169
 08Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen96 04972 939  40 19818 861 136 24791 800139 66090 7423 413– 1 058
 09Regio-programma's107 423102 415– 25 000– 25 00027 74430 585 110 167108 00074 14295 041– 36 025– 12 959
 10Stimulering Ruimte voor Economische Activiteit90 47384 8741 800– 300355 517– 22 336 447 79062 23880 30874 279– 367 48212 041
 11Toeristisch beleid49 38547 4855 0001 250– 4 271– 250 50 11448 48550 08549 196– 29711
                
05 Ondernemerschap en Marktwerking 129 383      105 550 105 806  
                
  Ondernemerschap             
 01Voorlichting en advisering MKB 3 871   – 852  3 019 3 010 – 9
 02Onderzoek en onderwijs MKB12 34113 2617004302 7991 876 15 84015 56715 38015 815– 460248
 03Borgstellingsregelingen850 65052 054150 000– 3 700 – 20 508 1 000 65027 846955 46831 904– 45 1824 058
 05Bedrijfsbeëindigingshulp14 60814 608  – 575– 315 14 03314 29314 14514 045112– 248
 07Hulp waterschade  1 5001 555 1 1 5001 556214595– 1 286– 961
  Diensten             
 12Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999 11 554   – 2 206  9 348 8 379 – 969
                
  Marktwerking             
 21Marktwerking5 4035 196– 23– 152 203– 92 7 5835 0897 7706 1431871 054
 22Bijdrage Nederlands Meetinstituut27 80328 839  1597 27 96228 83227 96225 915 – 2 917
                
07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering 356 434      741 482 737 401  
 01Internationale organisaties15 03115 031  358358 15 38915 38913 57813 578– 1 811– 1 811
 02Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen24 78119 4786 000 10 9104 095 41 69123 57340 52822 113– 1 163– 1 460
 03Stimulering exportactiviteiten309 867122 196556 38457 50024 90216 910 891 153196 606685 701197 037– 205 452431
 04Economische voorlichting en exportpromotie27 20127 793   – 592 27 20127 20127 17024 107– 31– 3 094
 05Economische hulp Oost-Europa243 630171 936938 626313 400– 435– 6 623 1 181 821478 713934 713480 566– 247 1081 853
                
08 Wet Investeringsrekening 190 000      165 000 185 907  
 01Investeringsbijdragen en investeringstoeslagen 190 000 5 000 – 30 000  165 000 185 907 20 907
                
09 Energiebeleid 662 069      674 584 684 248  
                
  Energiebeleid vanaf 1996             
 01Energiebesparingstechnologie202 293131 186193 40425 627– 2 820– 20 016 392 877136 797375 745148 404– 17 13211 607
 02Duurzame energie97 61159 366115 73310 000– 3 504– 15 996 209 84053  370209 40260 688– 4387 318
 03Energievoorzieningsonderzoek4 20021 7566516516 657– 2 240 11 50820 16772420 080– 10 784– 87
 04Beleidsondersteuning en overige uitgaven9 1136 551  1 440  10 5536 5518 7607 387– 1 793836
 05Energieonderzoek Centrum Nederland57 69257 6963 7003 6171 7111 684 63 10362 99762  86561 315– 238– 1 682
 06Doelfinanciering NITG-TNO28 68828 688  1 1551 155 29 84329 84331 78831 7881 9451 945
 07CO2-reductie 974269 0007 50023 59911 954 292 59920 428303 39119 89610 792– 532
 12Garanties energiebeleid 5 460  939  9395 460489651– 450– 4 809
                
  Doorsluisposten             
 21Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten140 580140 580  – 3 080– 3 080 137 500137 500136 746136 746– 754– 754
 22Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.138 000138 000  2 0002 000 140 000140 000131 472131 472–  8 528– 8 528
                
  <Afwikkeling energiebeleid tot 1996             
 31Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven     85  85 50 – 35
 32Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie 59 952 – 11 900 229  48 281 55 635 7 354
 33Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied 10 860   1 245  12 105 9 007 – 3 098
 35Investeringssubsidies energiebesparing 1 000      1 000 1 129 129

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken

Staat behorende bij de Wet van .. ...... 19.., Stb. ... en bij de financiële verantwoording over het jaar 1999 Rekening 1999 (inclusief slotwetmutaties) Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel ontvangsten (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art. OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamd RealisatieSlotwetmutaties (+ of –) (+ = meer ontvangen)
   Ontvangsten OntvangstenOntvangsten  Ontvangsten Ontvangsten Ontvangsten
  TOTAAL2 961 760409 9531 594 829 4 966 5424 725 843– 240 699
          
01 Algemeen78 785   95 01899 032 
 01Diverse ontvangsten 7 1882462 140 9 5748 874– 700
 11Ontvangsten Bureau voor de Industriële Eigendom46 755 2 255844 49 85449 93985
 21Ontvangsten Centraal Planbureau3 242– 412  2 830 2 981151
 31Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek21 600 6 500 28 10032 1964 096
 41Terugontvangen bijdragen van Senter  4 660 4 6605 042382
          
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid173 061   218 025215 423 
 01Ontvangsten in verband met internationale ruimtevaartprogramma's     5656
 02Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten100 000 25 000 125 000121 576– 3 424
 04Diverse ontvangsten technologie-beleid27 00016 000 – 8 000 35 00039 3874 387
 05Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking46 06128 964– 17 000 58 02554 404 – 3 621
          
03 Industriebeleid16 580   911 723687 307 
 01Ontvangsten staalindustrie16 080 586 843 602 923602 923 
 03Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie50083 600 224 700 308 80084 034– 224 766
 04Ontvangsten Particuliere Participatie-maatschappijen 1981     350350
          
04 Ruimtelijk Economisch Beleid4 500   20 00220 121 
 03Diverse ontvangsten ruimtelijk economisch beleid4 500 15 502 20 00220 121119
          
05 Ondernemerschap en Marktwerking185 548   174 084172 525 
 01Ontvangsten uit borgstellingsregelingen28 5005 300  33 80034 746946
 11Ontvangsten voor toezicht op examens     6767
 12Opbrengst van casino's148 000 – 19 300 128 700128 700 
 13Opbrengst afgifte exploitatievergunningen speelautomaten 3 500 3 000 6 5006 51111
 15Ontvangsten Nederlands Meetinstituut2 548 – 464 2 084 2 084 
 21Diverse ontvangsten OM3 000   3 000417– 2 583
          
07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering7 456   407 321417 576 
 01Ontvangsten BEB5 233380 00019 865 405 098414 7019 603
 02Ontvangsten Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst 2 223   2 2232 875652
          
08 Wet Investeringsrekening10 000   10 00031 001 
 01Ontvangsten WIR10 0005 000– 5 000 10 00031 00121 001
          
09 Energiebeleid2 485 830   3 130 3693 082 858 
 01Inkomsten uit aardgas2 178 000– 131 000765 000 2 812 0002 773 661– 38 339
 02Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.138 000 2 000 140 000131 472– 8 528
 03Ontvangsten voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten 140 580 – 3 080 137 500136 745– 755
 04Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V.25 00020 000 – 8 770 36 23036 230 
 05Ontvangsten zoutwinning3 000 389 3 3893 389 
 06Diverse ontvangsten Energie1 250   1 2501 361111

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken

Staat behorende bij de Wet van .. ..... 19.., Stb. ... en bij de financiële verantwoording over het jaar 1999 Rekening 1999 (inclusief slotwetmutaties) Ministerie van Economische Zaken (XIII) Agentschap Senter (bedragen x f 1 000)

  (1) (2) (3)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieSlotwetmutatie (+ of -) (+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)
1Agentschap Senter   
     
 Totale baten68 06480 986– 12 922
 Totale lasten66 36274 355– 7 993
 Saldo van baten en lasten1 7026 631– 4 929
     
 Totale kapitaalontvangsten00
 Totale kapitaaluitgaven1 8001 309491

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

I Inleiding

De toelichting bij de rekening bevat per begrotingsartikel een inhoudelijke toelichting bij opmerkelijke verschillen tussen de begrotingsraming, zoals vastgesteld bij de oorspronkelijke begroting (de Wet van 21 januari 1999, Stb. 97) en de uiteindelijke realisatie. Aangezien deze verschillen (in het merendeel van de gevallen) al in de eerdere suppletore begrotingen zijn toegelicht, heeft de toelichting bij de rekening veelal een samenvattend karakter en wordt zonodig verwezen naar de toelichting bij de betrokken suppletore begroting.

II Kerncijfers EZ en verloop van de begrotingsuitvoering 1999

In de navolgende opstelling zijn kerncijfers ten aanzien van de EZ-begroting weergegeven. In de aansluitende tekstblokken is respectievelijk ingegaan op de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten. In de op de tabel aansluitende tekst is voor een meer specifieke toelichting doorverwezen naar de individuele begrotingsposten die in de artikelsgewijze toelichting zijn behandeld.

kerncijfers EZ (x f 1 mln)

 Stand vaststellingswet 1999Stand 2e suppletore Begroting 1999Realisatie 1999Realisatie 1998
Uitgaven totaal3 7704 5114 3313 531
- personele uitgaven491517506489
- materiële uitgaven184196202161
- beleids- en overige uitgaven,3 0953 7983 6232 881
waarvan voor:    
industrieel en algemeen technologiebeleid1 0461 0971 107951
industrie- en dienstenbeleid315607393138
ruimtelijk economisch beleid325327329229
ondernemerschap en marktwerking129106106172
buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering356741737271
WIR190165186308
energiebeleid662675684725
overige uitgaven71808086
afrondingsverschil+ 1 + 1+ 1
     
Aangegane verplichtingen totaal4 6378 0157 0674 399
waarvan voor:    
industrieel en algemeen technologiebeleid1 0251 3331 3231 124
industrie- en dienstenbeleid304607594125
ruimtelijk economisch beleid355760360399
ondernemerschap en marktwerking9111 0681 021890
buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering6212 1571 702415
energiebeleid6781 2891 261714
overige verplichtingen744802807733
afrondingsverschil– 1– 1– 1– 1
     
Stand verplichtingen ultimo  11 53910 218
waarvan voor:    
• reguliere verplichtingen  5 9425 159
waarvan:     
- binnen begrotingsverband  5 5664 791
- buiten begrotingsverband  376368
• garantieverplichtingen  5 5975 059
Ontvangsten totaal2 9624 9674 7265 501
- ontvangsten uit aardgas2 1782 8122 7744 643
- diverse ontvangsten EZ7842 1551 952858

Uitgaven

In vergelijking met de ontwerpbegroting 1999 heeft EZ f 561 mln meer uitgegeven. De grootste verschillen tussen de oorspronkelijke raming en de realisatie betreffen:

• Industrieel en algemeen technologiebeleid (+ f 61 mln). Bij dit beleidsterrein is de afwijking van de oorspronkelijke raming het gevolg van diverse mutaties. Bij artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering zijn de uitgaven f 49 mln beneden de raming gebleven, met name als gevolg van een tragere uitfinanciering van aangegane verplichtingen. Bij diverse andere artikelen zijn hogere uitgaven gerealiseerd. Het betrof onder andere uitgaven met betrekking tot Marin en het NLR (02.06), internationale ruimtevaartprogramma's (02.07), de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter (02.08) en technische ontwikkelingskredieten (02.09).

• Industrie- en dienstenbeleid (+ f 78 mln). De hogere uitgaven hebben betrekking op een niet in de ontwerpbegroting geraamde afbetaling van de schuld van de Staat aan NedCar BV inzake de verliezen op de V-400 (artikel 03.08).

• Buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering (+ f 381 mln). De hogere uitgaven bij dit beleidsterrein hebben overwegend een administratief karakter. Het betreft de introductie van een interne reserve binnen de rijksbegroting waarin het garantiekapitaal met betrekking tot de exportkredietverzekeringen SENO en GOM aangehouden wordt. De tot voor 1999 buiten de rijksbegroting aangehouden reserves zijn in 1999 «teruggehaald» naar EZ (zie ontvangstenartikel 07.01) en vervolgens via de uitgavenartikelen 07.03 en 07.05 afgestort aan eerdergenoemde interne reserve.

Verplichtingen

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is voor f 2 430 mln meer aan verplichtingen aangegaan dan geraamd. De voornaamste verklaringen zijn:

• Industrieel en algemeen technologiebeleid (+ f 298 mln). De hogere realisatie houdt onder meer verband met het verlenen van een bijdrage ad f 142 mln voor het project Gigaport (artikel 02.13). Deze ruimte wordt via het Fes aan de EZ-begroting toegevoegd en is bestemd voor de ontwikkeling van technologieën die de snelheid, betrouwbaarheid en beveiliging van

• het Internet beogen te verbeteren. Daarnaast ligt de realisatie bij artikel 02.08 f 139 mln hoger dan aanvankelijk geraamd, onder meer naar aanleiding van in 1999 aangegane verplichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter (deels naar 1999 halen van verplichtingenruimte die voor latere jaren geraamd was en deels overheveling van Ministerie van Defensie).

• Industrie- en dienstenbeleid (+ f 290 mln). Voor f 282 mln is de hogere verplichtingenrealisatie terug te voeren op artikel 03.08, alwaar extra verplichtingen zijn aangegaan in het kader van de uitvoering van de in 1991 tussen Staat, Volvo en Mitsubishi gesloten overeenkomst inzake NedCar.

• Buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering (+ f 1 081 mln). De verhoging houdt overwegend verband met de introductie van de interne reserve met betrekking tot SENO en GOM (artikelen 07.03 en 07.05; zie ook toelichting bij onderdeel «uitgaven»), alsmede met het in 1999 besteden van verplichtingenruimte ten behoeve van de garantieherverzekering Inpres 8-projecten (artikel 07.03). Deze ruimte was in 1998 onbesteed gebleven en is doorgeschoven naar 1999.

• Energiebeleid (+ f 583 mln). Bij dit beleidsterrein zijn hogere verplichtingenbedragen gerealiseerd bij artikel 09.01 (+ f 174 mln). Voor een deel (f 145 mln) betreft het de zogenaamde Klimaatgelden die gebruikt worden voor uitvoering van de Energiebesparingsnota. Daarnaast zijn extra verplichtingen aangegaan als gevolg van het naar voren halen van verplichtingruimte met betrekking tot enkele Novemprogramma's. Het naar voren halen van verplichtingenruimte met betrekking tot Novemprogramma's is bij artikel 09.02 de voornaamste verklaring van de hogere verplichtingenrealisatie. Daarnaast is aan artikel 09.02 ruimte toegevoegd naar aanleiding van de in het Regeerakkoord aangekondigde Duurzame energie impuls. In totaal ligt de verplichtingenrealisatie bij artikel 09.02 f 111 mln hoger dan oorspronkelijk geraamd. Bij artikel 09.07 is voor een bedrag van f 303 mln aan verplichtingen aangegaan ten behoeve van projecten in het kader van het CO2-reductieplan. In de ontwerpbegroting was hiervoor geen verplichtingenruimte geraamd.

Ontvangsten

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is door EZ f 1 764 mln meer ontvangen dan geraamd. Het gaat om:

• Hogere aardgasbaten (09.01; + f 596 mln), onder meer als gevolg van aanpassingen ten aanzien van dollarkoers, olieprijs en gasafzet, alsmede een eenmalige ontvangst ad f 355 mln naar aanleiding van de uitspraak in de arbitrageprocedure tussen de NAM en Brigitta (Common Area).

• Hogere diverse ontvangsten van EZ (+ f 1 168 mln). De voornaamste elementen zijn:

– Hogere ontvangsten bij artikel 03.01 (+ f 587 mln) Deze meevaller was met name het gevolg van de verkoop van het Staatsaandeel in Hoogovens.

– Hogere ontvangsten bij artikel 03.03 (+ f 84 mln). Betreft een terugbetaling door NedCar van een door de Staat verstrekte lening in het kader van de bij het onderdeel «verplichtingen» gememoreerde overeenkomst.

– Hogere ontvangsten bij artikel 07.01 (+ f 410 mln). Deze vloeien met name voort uit het «terughalen» van de tot voor 1999 buiten de rijksbegroting aangehouden reserves ten behoeve van SENO en GOM (zie toelichting bij de uitgaven).

III Financieel beheer

Inleiding

Aansluitend wordt ingegaan op een aantal ontwikkelingen rond het financieel beheer binnen EZ, waaronder de voorbereiding van de begroting volgens de lijn van de notitie «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording» en de verbetering van de informatievoorziening in begrotingen en financiële verantwoordingen (reactie op vragen Commissie van Zijl).

Planning & Control binnen EZ

EZ werkt succesvol aan het vergroten van de transparantie van de bedrijfsvoering voor alle daarbij betrokkenen. Alle dienstonderdelen werken inmiddels met een vorm van werkplanning en (tussentijdse) rapportages.

In 1999 is gewerkt aan een aanzet tot verdieping. De informatie die in de vele werkplannen wordt verstrekt, vergt toesnijding op het managementniveau dat ermee moet werken. Daartoe zijn de interne cijfermatige rapportages (5-, 8-, 12-maands- en maandelijkse standenoverzicht) verbeterd. De werkplancyclus is weer iets vervroegd opdat bereikt kan worden dat de goedgekeurde budgetten ook per 1 januari bekend zijn. De vervroeging dient er ook toe dat de stafdirecties als leveranciers van diensten in staat zijn om de voornemens van de onderdelen vroegtijdig te vernemen en te verwerken in hun eigen werkplanning.

Bij het CBS is goede voortgang geboekt bij het implementeren van een nieuw systeem ter ondersteuning van de (vernieuwde) bedrijfsvoering (waaronder volledig tijdschrijven door de gehele organisatie).

Andere diensten hebben goede voortgang geboekt bij het definiëren van Kritische Succes Factoren (CPB); outputeenheden (BIE) en het verder vormgeven van kengetallen (NMa) en strategische planvorming (SodM).

Ook bij de Directoraten-Generaal is een positieve ontwikkeling waarneembaar. De aanpak van de werkplancyclus wordt professioneler en de cyclus raakt op een aantal plaatsen ingebed in de reguliere procesgang.

Geautomatiseerde ondersteuning van financieel beheer

De nadruk komt binnen EZ steeds meer te liggen op de geautomatiseerde ondersteuning van de integrale bedrijfsvoeringsprocessen. CBS werkt met een ERP (=enterprise resource planning)-pakket dat niet alleen het financieel beheer faciliteert, maar tevens het personeelsbeheer en het projectmanagement waarbij sinds kort door de gehele organisatie wordt tijdgeschreven.

Het kerndepartement werkt met een ERP-pakket dat uiteindelijk moet functioneren als integrale ondersteuner van de bedrijfsvoering. Het integrale karakter biedt voordelen in de zin van efficiency (éénmalig invoeren van gegevens die vervolgens gebruikt kunnen worden voor meerdere applicaties) en snellere en meer complete managementinformatie.

Het is de bedoeling dat op den duur alle dienstonderdelen overgaan tot dit systeem.

Om de besluitvorming over een goed doordacht toekomstig gebruik van het ERP-pakket transparant te maken, is in 1999 gestart met de opstelling van een strategienota (afronding begin april 2000).

EZ (FEZ) heeft een grote inhoudelijke inbreng bij de gezamenlijke benadering door meerdere departementen (Financiën, Justitie, EZ) van de leverancier met betrekking tot het formuleren van gewenste standaard-functionaliteiten en licentiecontracten.

Op het functionele vlak worden perspectiefrijke activiteiten uitgevoerd in nauwe samenwerking met de leverancier.

In 1999 is gestart met het voorbereiden van een geïnstalleerd bedrijfsmodel op basis van het door het Ministerie van Financiën gecoördineerde kernmodel financiële informatievoorziening (KFI). Dit project komt medio 2000 gereed en wordt uitgevoerd bij EZ.

Toezichtsfunctie

Omdat het toezicht op rechtmatigheid sinds enige tijd een bevredigend beeld vertoont en het financieel beheer binnen EZ in algemene zin op orde is, vindt «voor een geselecteerd aantal dossiers en binnen een aantal specifieke voorwaarden» een verschuiving plaats van het ex ante-toezicht door FEZ naar een ex ante-toezicht door financiële stafbureau's van beleidsonderdelen. In voorkomende gevallen vervangt FEZ haar ex ante-toezicht door ex post-toezicht, hetgeen onder meer leidt tot kortere doorlooptijden van financiële dossiers. Deze accentverschuiving in het toezichtsveld wordt gefaseerd uitgevoerd. Per 1 maart 1999 is deze verschuiving doorgevoerd voor een eerste groep van dossiers. Begin 2000 is een dergelijke verschuiving voor een tweede groep van dossiers doorgevoerd.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het geheel van de door EZ getroffen maatregelen biedt een voldoende waarborg voor een doeltreffende bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O). Zie hiervoor onder meer de diverse rapportages aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 22 150, nrs. 5 en 11).

Een belangrijk aspect bij M&O is de juistheid van de door derden aangeleverde gegevens. Deze gegevens worden bij het beleidsinstrumentarium van EZ gewaarborgd door controle (gecertificeerde jaarrekeningen van de aanvragers en accountantsverklaringen bij eindafrekeningen). Op deze wijze wordt de kans op M&O zoveel mogelijk beperkt. De actualisatie van de M&O-gevoeligheid van het beleidsinstrumentarium is een vast onderdeel van het financieel beheer door EZ. Het instrumentarium wordt in beginsel jaarlijks doorgelicht op de M&O-gevoeligheid van het aspect «derdengegevens». Bij de achtereenvolgende actualisaties is telkens geconcludeerd dat de getroffen maatregelen een voldoende waarborg vormen voor een doeltreffende bestrijding van M&O.

Rijksbreed geldt dat zowel de uitvoering van de uitkerings- en wachtgeldregelingen als de BTZR (Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Rijkspersoneel) bijzondere aandacht vragen ter voorkoming van M&O. Bij de uitvoering in 1999 zijn – voor wat betreft de uitgaven die ten laste komen van de EZ-begroting – geen afwijkingen van materieel belang waargenomen.

Administratieve Organisatie

Ook in het afgelopen jaar is de Administratieve Organisatie (AO) van EZ in verband met reorganisaties, nieuwe regelgeving en nieuw beleid aangepast. Verder is aan de bestaande beschrijvingen het nodige aan onderhoud en actualisatie verricht.

Via het Audit-Committee en de AO-Coördinatieteams van het kerndepartement en de diensten worden de taken van de AO-onderhoudsorganisatie bewaakt en worden kaders aangereikt voor het opstellen van AO-procedures.

Het afgelopen jaar zijn de AO-onderhoudsprocedures van de dienstonderdelen bezien en zonodig geactualiseerd. Ook zijn in het kader van de dienstverlening diverse andere AO-activiteiten uitgevoerd.

Gezien de nieuwe ontwikkelingen zoals integraal management, professionalisering van de inkoopfunctie, VBTB etc. blijft de AO volop in beweging.

Verbetering van de informatievoorziening in begrotingen en financiële verantwoordingen

• In het voorjaar 1999 verscheen de kabinetsnotitie «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording» (=VBTB). Deze notitie zet de lijnen uit voor een meer beleidsmatig georiënteerde begroting met ingang van 2002. Vooruitlopend op het verschijnen van de kabinetsnotitie heeft EZ eind 1998 een projectorganisatie opgezet met de opdracht de implementatie van VBTB voor te bereiden. De projectorganisatie buigt zich onder meer over de inrichting van de nieuwe «beleidsbegroting» en de uitwerking daarvan in een dummy-begroting voor EZ, de noodzakelijke conversie van de begrotingsadministratie en de formatieve en organisatorische gevolgen van VBTB. Omdat in VBTB het beleid centraal staat, is de «beleidskolom» nadrukkelijk vertegenwoordigd in de projectorganisatie en heeft FEZ zich bewust een coördinerende rol aangemeten. Vastgesteld kan worden dat het gedachtegoed van VBTB ambitieus is. Deze kwalificatie geldt niet in het minst voor het streven om VBTB met ingang van de begroting 2002 geïmplementeerd te hebben. De ervaringen in 1999 wijzen uit dat VBTB een uiterst arbeidsintensief project is met een veelheid van aspecten (beleidsmatig, politiek, organisatorisch en informatietechnisch). Omdat EZ dit project zonder inschakeling van externe capaciteit uitvoert, wordt een zware wissel getrokken op de bestaande formatie. Desondanks is de voorbereiding van de implementatie in 1999 volgens planning verlopen en wordt verwacht dat de indiening van de concept VBTB-begroting (dummy) aan de Tweede Kamer per 1 mei 2000 kan plaatsvinden.

• De Tweede Kamer heeft in 1999 vier onderwerpen geselecteerd die in de financiële verantwoording van EZ over 1999 specifiek belicht zouden moeten worden (werkgroep Financiële verantwoordingen, Kamerstukken II 1998/99, 26 347, nr. 1–2). In de financiële verantwoording over 1998 (zie paragraaf «financieel beheer») is uitvoerig ingegaan op de elementen die per onderwerp aan de orde zouden moeten komen. Daarbij is aangegeven dat de door de werkgroep gevraagde verbijzonderingen met betrekking tot het onderwerp «instrumenten in het kader van het grote stedenbeleid» niet beschikbaar zijn. Nadien heeft de werkgroep Financiële Verantwoordingen van de Tweede Kamer te kennen gegeven dat over dit onderwerp niet in de financiële verantwoording van EZ gerapporteerd hoeft te worden (Kamerstukken II 1999/00, 16 953, nr. 1).

Aansluitend zijn de onderwerpen genoemd met een verwijzing naar de plaatsen in de financiële verantwoording, alwaar de onderwerpen behandeld zijn.

– Instrumentarium en tijdpad om te komen tot een vermindering van de administratieve lasten (bijlage 2)

– Doelmatigheid exportinstrumentarium (artikelsgewijze toelichting, artikelen 07.02 en 07.03)

– ICT-beleid (artikelsgewijze toelichting, artikel 02.02)

Opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de financiële verantwoording 1998

De Algemene Rekenkamer (AR) kwam in haar rechtmatigheidsonderzoek tot het volgende oordeel over de financiële verantwoording 1998 van EZ.

• In 100% van de verplichtingen, 100% van de uitgaven en 100% van de ontvangsten trof de AR geen belangrijke fouten of onzekerheden aan.

• De verantwoording van EZ over 1998 is een deugdelijke weergave van de uitkomst van het financieel beheer en is opgesteld volgens de voorschriften.

Ten behoeve van het rechtmatigheidsonderzoek over 1998 heeft de AR een aantal ijkpunten voor het financieel beheer geformuleerd. Op basis van dit – door de AR bepaalde – normenkader heeft de AR een aantal tekortkomingen geconstateerd met betrekking tot het financieel beheer. Op elk van deze punten wordt hierna ingegaan.

• IJkpunt Accountantscontrole. De AR stelde vast dat de controle door de accountantsdienst van EZ voldoende basis bood voor de oordeelsvorming van de AR over de financiële verantwoording 1998. De AR constateerde echter dat de kwaliteit van het samenvattende rapport van de Accountantsdienst van EZ onder druk gestaan heeft als gevolg van een niet-tijdige en niet-accurate oplevering van gegevens en verantwoordingen door andere dienstonderdelen. Zoals toegezegd aan de AR, zijn er door de directie FEZ procedures opgesteld ten einde de verantwoordingsprocedure 1999 beter te laten verlopen. Deze procedures zijn afgestemd met de AR.

• IJkpunt Beschrijving en onderhoudsorganisatie administratieve organisatie (AO). De AR beoordeelde de opzet en de werking van de onderhoudsorganisatie en de beschrijving van de AO in zijn totaliteit als matig. Zoals blijkt uit het onderdeel administratieve organisatie van dit hoofdstuk, zijn in het afgelopen jaar de AO-onderhoudsprocedures bezien en zonodig bijgewerkt ten einde de tijdige aanpassing van de AO te bewerkstelligen. Verder zijn bij diverse dienstonderdelen de AO-beschrijvingen geactualiseerd.

• IJkpunt Automatisering. Met betrekking tot dit ijkpunt constateerde de AR het volgende:

– Volgens de Rekenkamer is voor 1997 en 1998 de aansluiting tussen het financieel administratiesysteem (FAS) en de financiële verantwoording niet optimaal verlopen. Uit onderzoek is gebleken dat met name de toedeling van de artikelonderdelen naar dienstonderdelen tot misverstanden aanleiding heeft gegeven. Er zijn afspraken gemaakt met de AD en de betrokken dienstonderdelen om de aansluiting tussen het FAS en de financiële verantwoording 1999 meer optimaal te laten verlopen.

– De AR constateerde ten aanzien van het FAS dat «geen volledige zekerheid over de geldigheid van de toegekende autorisaties bij de verwerkingsorganisatie» bestond en dat procedures rond het autorisatiebeheer niet volledig actueel waren. Deze zaken zijn onderwerp geweest van een bezwaaronderzoek door de AR.

De conclusies van de AR luiden:

1. de opzet van het autorisatiebeheer van FAS vertoonde in 1999 op belangrijke punten gebreken;

2. de werking daarentegen was over het algemeen goed te noemen;

3. bovendien werden de gebreken in de opzet opgevangen door maatregelen van interne controle buiten het autorisatiebeheer, zodat hiermee een integere gegevensverwerking was gewaarborgd;

4. ten slotte kunnen de acties van het ministerie om te komen tot een strakkere autorisatieprocedure en een gelimiteerd aantal autorisatieprofielen niet onvermeld blijven.

Daarop heeft EZ besloten tot uitvoering van een verbeterplan. In dat verbeterplan zijn alle aanbevelingen van de AR, alsmede een aantal technische aanbevelingen die door EDP-auditors zijn gedaan, opgenomen. Het verbeterplan moet aan het eind van het derde kwartaal 2000 geheel zijn uitgevoerd. Naar verwachting zal de AR op grond van haar bevindingen én de daarop door EZ voorgenomen verbeteracties, haar bezwaar niet doorzetten.

• IJkpunt Agentschap Senter. Hierover het volgende:

– De AR vroeg aandacht voor een tijdige opdrachtverstrekking aan Senter door DG BEB en DG E. Het punt is bij DG BEB onder de aandacht gebracht. In overleg met Senter wordt bezien hoe tot een versnelde opdrachtverstrekking kan worden overgegaan. Met betrekking tot de opdrachten van DG E zijn inmiddels acties uitgevoed ten einde de opdrachtverstrekkingen te versnellen.

– De AR constateerde dat Senter geen centrale contractregistratie voerde. Daardoor bestond er volgens de AR geen goed inzicht in de volledigheid van de aangegane verplichtingen boven de f 100 000,–. In 1999 is het contract beheer verbeterd in de door de AR gesignaleerde zin. Voorts is de procedure beschreven en een contractbeheerder aangesteld. Inmiddels is een en ander vooruitlopend op een herziening van de inkoopprocedure, ook geformaliseerd.

• IJkpunt Overdrachtsuitgaven en -ontvangsten. Hier constateerde de AR het volgende:

– Bij haar onderzoek over 1997 constateerde de AR dat DG BEB onvoldoende toezag op zijn uitvoeringsorganisaties buiten het ministerie. In de visie van de AR, was dit in 1998 onvoldoende verbeterd. Het toezicht van DG BEB op haar uitvoeringsorganisaties is door EZ nader toegelicht aan de AR. EZ is van mening dat het toezicht van DG BEB op haar uitvoeringsorganisaties bevredigend is. Verdere verbeterpunten hierin worden meegenomen in een EZ-breed project inzake de verbetering van de aansturing van intermediairs.

– In tegenstelling tot hetgeen aangekondigd is in de financieringsbrief waarin ECN over 1997 een algemene rijksbijdrage werd toegekend, was er ten tijd van het rechtsmatigheidsonderzoek 1998 nog geen raamovereenkomst tussen EZ en ECN opgesteld. Na juridische consultatie is inmiddels een zodanige raamovereenkomst opgesteld dat deze overlegd kan worden aan ECN.

• IJkpunt Transactie-uitgaven en -ontvangsten. Bij dit ijkpunt speelde het volgende:

– De AR stelde vast dat EZ de richtlijnen rond Europees aanbesteden onvoldoende naleefde. Om naleving van de regels en controle daarop te verbeteren, heeft EZ in 1999 een plan van aanpak inzake Europees aanbesteden opgesteld. In de loop van 1999 is een groot deel van de voorgenomen activiteiten in uitvoering genomen.

– Ten aanzien de EVD constateerde de AR dat «(..) voor projectgebonden uitgaven en voor de wijze van verantwoording daarvan, geen duidelijke normen en regels (zijn) gesteld.» Deze constatering is meegenomen bij de werkzaamheden ter voorbereiding van de besluitvorming over de agentschapsstatus van de EVD. De strenge eisen daarvoor maakten een algehele opwaardering en wijziging naar baten/lasten systematiek nodig van de AO, het financieel beheer en de administratie. Voorts is de gehele bedrijfsvoering tegen het licht gehouden en wordt deze opgewaardeerd. Er zijn en worden gekwalificeerde mensen aangetrokken. De stand van zaken is nu bevredigend.

– De Rekenkamer stelde in haar rechtmatigheidsonderzoek 1998 dat bij het CBS gebreken zijn gesignaleerd in de werking van de interne controle op de opbrengstverantwoording (Werken voor Derden). Door deze gebreken kon de volledigheid van deze verantwoording niet voldoende worden gewaarborgd. De Accountantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken moest aanvullende werkzaamheden verrichten om hierover alsnog zekerheid te kunnen verkrijgen. Ook de juistheid en volledigheid van de doorbelasting van de kosten van de arbeidscontractanten aan projecten (Werken voor Derden) verdient de nodige aandacht bij het CBS.

In de loop van 1999 zijn met de verdere inrichting van de projectadministratie in de financiële administratie van het CBS (kostenregistratie per project en facturering) en de ontwikkeling en invoering met ingang van 2000 van de tijdverantwoordingsadministratie als onderdeel van de financiële administratie de belangrijkste voorwaarden geschapen voor de opheffing van de problemen in het projectbeheer. Aanvullende controles met betrekking tot de volledigheid en tijdigheid van de facturatie van de Werken voor Derden zijn in 1999 met name verricht door de afdelingen Interne Controle en Administratie van de Centrale Staf waardoor over 1999 voldoende waarborgen aanwezig waren voor de volledigheid van deze opbrengstverantwoording.

IV Actieplan Professioneel Inkopen

Een projectmatige uitwerking van het actieplan dat in januari jl. in de Kamer is besproken, is in voorbereiding. Daaronder vallen alle aspecten en vormen van inkopen en de daarbij gehanteerde media (internet) en middelen. Ook het opnieuw bezien van de rol van de coördinerend inkoopdirecteur (domein van en de verantwoordelijkheden zelf, de bevoegdheden en de taken) maakt onderdeel uit van deze projectmatige aanpak.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

UITGAVEN

01.00 ALGEMEEN

Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999660 218659 940
Realisatie 1999712 217698 069
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 51 999+ 38 129

Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven geraamd van het kernministerie en de diensten. De belangrijkste verschillen ten opzichte van de vastgestelde begroting worden hierna kort toegelicht:

• overgang ECD naar het Ministerie van Financiën (– f 13 mln);

• oprichting van de DTe en uitbreiding van de NMa (f 5,4 mln) en enkele andere toevoegingen in verband met organisatie- en formatie-aanpassingen (f 6,3 mln);

• aan de EZ-begroting toegevoegde en aanvullend vrijgemaakte c.q. getemporiseerde middelen voor oplossen Euro- en millenniumproblematiek (f 7,8 mln);

• vrijgemaakte middelen ten behoeve van andere automatiserings- en informatiseringsprojecten (f 9,3 mln);

• desalderingen met de ontvangstenartikelen 01.21 (ontvangsten CPB) en 01.31 (ontvangsten CBS) in verband met werken in opdracht van respectievelijk CPB en CBS (f 6,1 mln);

• overheveling naar dit artikel van wachtgeldmiddelen (f 5,3 mln);

• aanpassing en hogere realisatie van enkele centrale personele-, materiële- en onderzoeksbudgetten (f 11,2 mln);

• aan dit artikel toegevoegde middelen uit hoofde van loon- en prijsbijstelling (f 16,2 mln) en;

• per saldo lagere personele uitgaven van diverse onderdelen van het departement (– f 5,3 mln).

In de aansluitende toelichting onder tabel 2 wordt ingegaan op de realisaties van de afzonderlijke dienstonderdelen. Waar relevant wordt ingegaan op specifieke verschillen tussen de vastgestelde begroting 1999 en de realisatie.

Tabel 1: Opbouw van de personele raming voor geheel EZ

(Bedragen x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
Gemiddelde begrotingssterkte in fte's4 331,104 185,7*– 145,40
Gemiddelde prijs per fte97,93103,545,62

* De lagere gemiddelde begrotingssterkte wordt voornamelijk verklaard door de overgang van de ECD naar het Ministerie van Financiën per 1-9-1999.

Tabel 2: Verdeling van budgetten personeel en materieel

Kernministerie enbudget personeelbudget materieeltotaal apparaatsuitgaven
diensten (bedragen verpl. x f 1 mln)begrotingrealisatiebegrotingrealisatiebegrotingrealisatie
Algemene leiding12,22,31,01,13,23,4
Beleidsontwikkeling en uitvoering:      
– Industrie en diensten27,729,510,916,438,645,9
– Economische structuur24,826,28,914,033,740,2
– Energie14,914,85,58,520,423,3
– Buitenlandse economische betrekkingen18,717,96,210,324,928,2
Ondersteuning:      
– algemene economische politiek4,54,21,22,15,76,3
– voorlichting4,35,94,05,08,310,9
– interne zaken10,913,35,48,316,321,6
– FEZ5,15,71,52,56,68,2
– F&D3,03,40,91,43,94,8
– accountantsdienst23,73,91,81,15,55,0
– personeel, organisatie en informatie10,015,03,85,813,820,8
– juridische zaken4,54,31,83,06,37,3
Diensten:      
– ECD322,816,77,58,730,325,4
– CPB18,619,04,95,723,524,7
– Bureau IE15,816,98,211,624,028,5
– SodM5,86,81,51,77,38,5
– CBS227,4235,250,480,9277,8316,1
– EVD11,414,35,05,816,420,1
– NMa410,315,28,79,919,025,1
Overig:      
– Overige personeelsuitgaven526,333,4  26,333,4
– Onverdeelde personeelsuitgaven1,2   1,2 
– Overige materiële uitgaven6  44,84,644,84,6
Totaal473,9503,8184,1208,5658,0712,2

1 inclusief Minister en Staatssecretaris.

2 exclusief externe accountants.

3 ECD per 1-9-1999 formeel over naar het Ministerie van Financiën.

4 inclusief realisatie DTe.

5 betreft budgetten die niet specifiek toebehoren aan een dienstonderdeel.

6 raming was inclusief nog te verdelen middelen voor het oplossen van de millenniumproblematiek, de huisvestingsbudgetten van de Rijksgebouwendienst en de (geparkeerde) taakstelling uit hoofde van doelmatig aankoopbeleid. Deze middelen zijn inmiddels verdeeld. Overgebleven realisatie betreft budgetten niet specifiek toebehorende aan een dienstonderdeel.

Toelichting

De stijging van de apparaatskosten van de dienstonderdelen kent twee belangrijke oozaken: In de eerste plaats de verschillen zoals opgenomen in de hiervoor opgenomen «toelichting realisatie 1999». In de tweede plaats heeft de interne verdeling van de in de begroting nog centraal geraamde huisvestingsmiddelen en de middelen voor de oplossing van de millenniumproblematiek geleid tot stijging van de budgetten en uitgaven van de onderdelen van het ministerie.

Automatisering kerndepartement (01.01–100)

(bedragen verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
1. Exploitatie (in guldens)11 4158 645– 2 770
2. Nieuwe ontwikkelingen (in guldens)5 57312 2706 697
3. Exploitatie (als %)67%41%– 26%
4. Nieuwe ontwikkelingen (als %)33%59%26%

Het verschil tussen begroting en realisatie bij nieuwe ontwikkelingen wordt verklaard door uitvoering van de EZ-brede ICT-strategie. De lagere exploitatie is voornamelijk het gevolg van minder vervanging van hardware (met name pc's). Deze vervanging heeft reeds in 1998 plaatsgevonden in verband met de invoering van Windows NT.

Euro-uitgaven EZ

(bedragen verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
1. geautomatiseerde informatiesystemen4 068997– 3 071
2. projectorganisaties92330– 893
3. voorlichting89711– 886
4. overige40– 4
totaal5 8921 038– 4 854

Na de besluitvorming in mei 1998 over deelname van Nederland aan de invoering van de Euro is binnen EZ een Projectgroep Invoering Euro (PIE) ingesteld. Binnen EZ is PIE verantwoordelijk voor coördinatie en aansturing van de Euroactiviteiten bij de dienstonderdelen van EZ, met als uitgangspunt dat primair het lijnmanagement verantwoordelijk is voor de respectievelijke Euroactiviteiten. De projectorganisatie rapporteert (halfjaarlijks) aan de departementsleiding over de voortgang van haar werkzaamheden. Uit de laatste voortgangsrapportage blijkt dat de invoering van de Euro geen grote problemen lijkt op te leveren. De omzetting naar de Euro in het centrale financiële systeem van EZ zal volgens de «big bang»-methode plaatsvinden in het begin van 2002. De aanpassingen van de geautomatiseerde systemen verlopen conform de vastgestelde mijlpalen. De Europroblematiek speelt daarnaast vooral bij het CBS en Senter. Bij het CBS is de aandacht in 1999 echter vooral gericht geweest op het oplossen van de millenniumproblematiek en is minder tijd besteed aan invoering van de Euro (dit is tevens de belangrijkste verklaring voor het achterblijven van de uitgaven voor de Euro). In de komende periode zal de invoering van de Euro bij het CBS prioriteit krijgen. Bij Senter is een plan van aanpak opgesteld. Periodiek wordt een risicoanalyse uitgevoerd, zowel op het niveau van de projectorganisatie als bij enkele kritische dienstonderdelen zoals het CBS en FEZ, om eventuele problemen rond de invoering vroegtijdig te signaleren.

Toelichting diensten EZ

Algemeen

Voor een nadere toelichting op de activiteiten van het Bureau I.E., het CBS, de ECD, SodM en de EVD wordt verwezen naar de laatst verschenen jaarverslagen van deze diensten.

Bureau voor de Industriële Eigendom

Apparaatskosten

(bedragen verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven8 15911 5553 396
personeelsuitgaven15 81816 8991 081
personele omvang (fte's)162,8149,1*– 13,7

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 1999

De hogere materiële uitgaven worden veroorzaakt door bij eerdere suppletore begrotingen aangebrachte mutaties uit hoofde van verdeling huisvestingsbudgetten (f 1,9 mln) en automatiseringsprojecten (f 1,7 mln). De personele uitgavenstijging is voornamelijk het gevolg van bij eerdere suppletore begrotingen aangebrachte wijzigingen voor uitbreiding van de automatiseringsafdeling en verdeling loonbijstelling (f 0,6 mln). Het resterende verschil (f 0,3 mln) is een saldo van diverse kleinere mee- en tegenvallers.

Kengetallen BIE

 begrotingrealisatieverschil
1. Beschermen   
2. Aantal indieningen Nederlandse octrooi-aanvragen3 0003 04747
3. Aantal indieningen VNO (verzoek nieuwheidsonderz.)2 1352 14914
4. Aantal NL en Europeese octrooien24 00021 407– 2 593
5. Aantal registraties van instandhoudingstaksen100 000101 9571 957
6. Aantal indieningen PCT octrooi-aanvragen als ontvangend bureau700822122
7. Apparaatsuitgaven (uitgaven x f 1 000)12 09214 3412 249
8. Aantal fte's89,594,75,2
9. Apparaatsuitgaven per fte135 106151 43616 330
10. Verspreiden   
11. Aantal gepubliceerde octrooigeschriften3 5003 344– 156
12. Aantal publicaties Hoofd/Bijblad/CD ROM39401
13. Aantal bezoekers leeszaal7 0506 327– 723
14. Aantal kopieën en octrooiliteratuur voor derden (x 1 000)1 4101 336– 74
15. Apparaatsuitgaven (uitgaven x f 1 000)11 88514 1672 282
16. Aantal fte's7776,8– 0,2
17. Apparaatsuitgaven per fte154 350184 46630 116

Centraal Bureau voor de Statistiek

Apparaatskosten

(bedragen verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven50 44380 89730 454
personeelsuitgaven227 334235 1977 863
personele omvang (fte's)2 250,02 295,5*45,5

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 1999

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt in belangrijke mate verklaard door in eerdere suppletore begrotingingen opgenomen mutaties voor:

• oplossing euro- en millenniumproblematiek (f 7,8 mln);

• decentralisatie huisvestingsbudget (f 19,2 mln);

• desaldering met ontvangstenartikel 01.31 (ontvangsten CBS) in verband met werken in opdracht (f 6,5 mln);

• toevoeging van in 1998 niet aangewende middelen voor uitvoering «businessplan 1996–2000» (f 3,0 mln) en;

• verdeling loonbijstelling (f 7 mln).

Kengetallen CBS

  begrotingrealisatie*verschil
1.Landbouw & milieu statistieken   
1a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)29 71831 9772 259
1b. Ontvangsten (x f 1 000)2 3113 3141 003
1c. Aantal fte's2872914
2.Handels- en dienstverlenende statistiek   
2a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)34 78538 4523 667
2b. Ontvangsten (x f 1 000)2 7054 2751 570
2c. Aantal fte's388387– 1
3.Sociaal culturele statistieken   
3a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)23 35027 7334 383
3b. Ontvangsten (x f 1 000)1 8166 4454 629
3c. Aantal fte's2242284
4.Sociaal economische statistieken   
4a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)35 80538 2972 492
4b. Ontvangsten (x f 1 000)2 7845 3322 548
4c. Aantal fte's3623653
5.Nationale en regionale rekening   
5a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)12 40213 5621 160
5b. Ontvangsten (x f 1 000)9641 762798
5c. Aantal fte's7170– 1
6.Gegevensverzameling**   
6a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)41 28542 8721 587
6b. Ontvangsten (x f 1 000)3 2101 877– 1 333
6c. Aantal fte's30633024
7.Ondersteunende diensten***   
7a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)100 432105 0624 630
7b.Ontvangsten (x f 1 000)7 8109 1911 381
7c.Aantal fte's61262517

* Realisatiecijfers zijn op bedrijfseconomische basis.

** Inclusief de uitgaven voor de veldmedewerkers.

*** Exclusief de uitgaven voor vastgoed.

Centraal Planbureau

Apparaatskosten

(bedragen verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven4 9465 729783
personeelsuitgaven18 61118 997386
personele omvang (fte's, excl. personeel gefinancierd uit werken in opdracht)136,0134,5– 1,5

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 1999

Bij eerdere suppletore begrotingen is de raming aangepast in verband met: de toevoeging van huisvestingsbudget uit hoofde van de «stelselwijziging huisvesting» (f 1,0 mln) en de verdeling van loonbijstelling en een taakuitbreiding (f 0,9 mln).

Realisatie van de belangrijkste producten van het CPB1

  begrotingrealisatieverschil
1.Aantal centraal economisch plan11
1a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)1 1881 615427
1b. Aantal fte's8,09,51,5
2.Aantal macro-economische verkenning11
2a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)743935192
2b. Aantal fte's5,05,50,5
3.Aantal tussenrapportage /CPB report44
3a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)297425128
3b. Aantal fte's2,02,50,5
4.Aantal conjunctuursignalering242
4a.Apparaatsuitgaven (x f 1 000)29734043
4b.Aantal fte's1,02,01,0
5.Aantal ondezoeksprojecten3535
 waarvan resulterend in memorandum8135
5a.Apparaatsuitgaven (x f 1 000)7 2795 815– 1 464
5b. Aantal fte's49,034,2– 14,8
6.Aantal aanvullende projecten15183
6a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)3 2803 119– 161
6b. Aantal fte's15,016,81,8
7.Aantal externe notities (advisering)50555
7a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)743850107
7b. Aantal fte's5,05,0
8.Ondersteuning en overige niet toegelichte activiteiten   
 – Aantal werkdocumenten108– 2
 – Aantal interne notities12067– 53
 – Aantal bijzondere publicaties253
8a. Apparaatsuitgaven (x f 1 000)9 73011 5771 847
8b. Aantal fte's65,568,12,6

1 op basis van gemiddeld geraamde apparaatskosten per fte

2 op basis van gemiddeld gerealiseerde apparaatskosten per fte.

Het verschil tussen raming en realisatie op onderzoeksprojecten is het gevolg van openstaande vacatures. Prioriteit is gegeven aan «lopend werk» boven «onderzoeksprojecten».

Economische Controledienst

Apparaatskosten

(bedragen verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven7 4818 7151 234
personeelsuitgaven25 01916 744– 8 275
personele omvang (fte's)249,0146,4*– 102,6

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 1999 (t/m 31 augustus 1999)

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt voornamelijk verklaard door bij eerdere suppletore begrotingen aangebrachte mutaties in verband met: de overgang van de ECD naar het Ministerie van Financiën (Belastingdienst) per 1 september 1999 (– f 13,0 mln), een in dat verband aangebrachte overheveling (f 2,2 mln) en een overheveling uit hoofde van decentralisatie huisvestingsbudgetten (f 1,7 mln). In verband met de overgang van de ECD naar het Ministerie van Financiën zijn in deze financiële verantwoording geen kengetallen met betrekking tot deze dienst opgenomen.

Staatstoezicht op de Mijnen

Apparaatskosten

(bedragen verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
Materiële uitgaven1 4701 687217
Personeelsuitgaven5 7816 8231 042
Personele omvang (fte's)47,544,2– 3,3

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 1999

De overschrijding wordt veroorzaakt door incidentele kosten in verband met een doorgevoerde reorganisatie (f 0,8 mln), decentralisatie huisvestingsbudgetten (f 0,3 mln), toevoeging loonbijstelling (f 0,4 mln) en een saldo van kleinere mutaties en mee- en tegenvallers (f 0,2).

Kengetallen SodM

  begrotingrealisatieverschil
1.Aantal Zorgsysteem documenten561
1a. Uitgaven per prestatie (x f 1 000)12,0794,201– 7,878
2.Aantal Bedrijfsinterne audits10188
2a. Uitgaven per prestatie (x f 1 000)10,0666,119– 3,947
3.Aantal audits (intern)781
3a.Uitgaven per prestatie (x f 1 000)40,26216,764– 23,498
4.Aantal VGD's en BMP's*20092– 108
4a. Uitgaven per prestatie (x f 1 000)1,10712,84911,742
5.Aantal Projectmatige inspecties98– 1
5a. Uitgaven per prestatie (x f 1 000)30,19750,03519,838
6.Aantal Overige inspecties800454– 346
6a. Uitgaven per prestatie (x f 1 000)1,0070,941– 0,066
7.Aantal Incidenten onderzoeken170101– 69
7a. Uitgaven per prestatie (x f 1 000)1,5390,871– 0,668
8.Aantal Mijnwetgevingen
8a.Uitgaven per prestatie (x f 1 000)
9.Aantal Opsporingen880
9a.Uitgaven per prestatie (x f 1 000)18,87315,977– 2,896
10.Aantal Beschikkingen26597– 168
10a. Uitgaven per prestatie (x f 1 000)0,8410,826– 0,015
11.Niet toegelicht begrotingsbedrag (x f 1 mln)4,8745,9361,062
12.Aantal fte47,544,2– 3,3
13.Uitgaven per fte (x f 1 mln)0,1530,1930,040

* Veiligheids- en gezondheidsdocumenten en Bedrijfsmilieuplannen.

Toelichting

De kosten per zorgsysteemdocument (1) zijn lager dan geraamd doordat een gedeelte van deze werkzaamheden sinds medio 1999 onderdeel uitmaken de bedrijfsinterne audits. Efficiencymatregelen hebben geleid tot het dalen van de kosten per interne audit (3). De kosten van VG-documenten stegen als gevolg van de relatieve daling van het aantal minder-arbeidsintensieve documenten (4). De stijging van de kosten van de projectmatige inspecties is het gevolg van grotere complexiteit (5). Het aantal en complexiteit van de uitgevoerde incidentonderzoeken was lager dan verwacht (7). Het aantal beschikkingen (10) is lager vanwege minder aanvragen dan verwacht.

EVD

Apparaatskosten

(bedragen verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven4 9785 797819
personeelsuitgaven11 43414 2832 849
personele omvang (fte's)126,0124,7*– 1,3

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 1999

De overschrijding wordt voornamelijk veroorzaakt door bij eerdere suppletore begrotingen aangebrachte mutaties in verband met: decentralisatie van de huisvestingsbudgetten (f 1,7 mln), toegevoegde middelen voortvloeiend uit een reorganisatie (f 0,6 mln) en extra middelen ten behoeve van de uitvoering van projectmatige werkzaamheden (f 1,8 mln).

Voor een toelichting op de activiteiten van de EVD in 1999 wordt verwezen naar artikel 07.04.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Apparaatskosten

(bedragen verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven8 7496 565– 2 184
personeelsuitgaven10 29613 5643 268
personele omvang (fte's)71,076,2*5,2

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 1999

Het verschil tussen begroting en realisatie op materiële uitgaven wordt voornamelijk veroorzaakt door een bij eerdere suppletore begrotingen verwerkte overheveling naar 01.01–720 materieel DTe in verband met te verrichten onderzoeken (– f 1,0 mln) en enkele kleinere mutaties (– f 0,8 mln). De belangrijkste verklaringen voor de overschrijding van het personele budget zijn een uitbreiding van de formatie en het opvangen van piekbelasting (samen f 2,1 mln) en de vastlegging van enkele jaargrensoverschrijdende opdrachten (f 1,1 mln).

Kengetallen NMa

  begrotingrealisatieverschil
1a.Aantal «reguliere» ontheffingsverzoeken kartelverbod12016– 104
1b.Aantal ontheffingsverzoeken kartelverbod in het kader van de overgangsregelingn.v.t.   
2.Aantal (ex officio) onderzoeken naar kartels550
3.Aantal ingediende klachten25092– 158
4.Aantal gemelde concentratievoornemens180158– 22
5.Aantal vergunningsaanvragen ten behoeve van een concentratie126– 6
6.Aantal sanctiebeschikkingen2011– 9
7.Aantal bezwaarzaken50544
8.Aantal beroepszaken2017– 3
9.Aantal aanvragen tot lasten onder dwangsom256– 19
10.Aantal ondersteunen en adviseren EC41612

Toelichting

Door het ontbreken van ervaringsgegevens ten tijde van het opstellen van de begroting, wijken realisatie cijfers op een aantal onderdelen sterk af van toen opgestelde ramingen.

Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet

Apparaatskosten

(bedragen verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
materiële uitgaven03 324n.v.t.
personeelsuitgaven01 638n.v.t.
personele omvang (fte's)010,6*n.v.t.

* gemiddelde gerealiseerde bezetting ambtelijk personeel (excl. tijdelijk personeel)

Toelichting realisatie 1999

De DTe is in 1998 opgericht. Eerst in de eerste suppletore begroting 1999 zijn de apparaatsuitgaven van de DTe geraamd (f 3,2 mln). Ook is daarin de overheveling verwerkt van 01.01–670 materieel NMa in verband met te verrichten onderzoeken (f 1,0 mln). Het resterende verschil (f 0,7 mln) is het saldo van kleinere, beleidsmatig niet relevante mee- en tegenvallers.

Artikel 01.03 Loonbijstelling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19998 7358 735
Realisatie 1999
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 8 735– 8 735

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de loonbijstelling (f 24,6 mln) uitgedeeld door het Ministerie van Financiën. Bij tweede suppletore begroting is een overboeking van het Ministerie van BZK ontvangen in verband met de Ziektekostenvoorziening Rijkspersoneel (f 0,9 mln) en is de loonbijstelling nader over de EZ-begroting verdeeld, waarbij f 12,3 mln is ingezet voor algehele EZ-problematiek. Onderstaande tabel geeft een specificatie van de verdeling.

Toelichting realisatie 1999

Verdeling loonbijstelling

(x f 1 000)1999
01.01 Apparaatsuitgaven EZ– 14 849
01.06 Post-actief personeel– 393
01.55 Senter– 276
02.05 Syntens– 1 302
02.06 NNI– 30
02.06 Marin– 53
02.06 TNO– 1 526
02.06 NMI– 36
04.11 NBT– 613
05.02 EIM– 256
05.22 NMI– 562
09.05 ECN– 1 240
09.06 NITG-TNO– 805
Oplossing EZ-problematiek– 12 288
Totaal– 34 229

Artikel 01.04 Prijsbijstelling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19993 4043 404
Realisatie 1999
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 3 404– 3 404

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij de eerste en tweede suppletore begrotingen is in totaal f 14,2 mln prijsbijstelling uitgedeeld door het Ministerie van Financiën. Bij tweede suppletore begroting is de prijsbijstelling nader over de EZ-begroting verdeeld, waarbij f 12,7 mln is ingezet voor algehele EZ-problematiek. Onderstaande tabel geeft een specificatie van de verdeling.

Toelichting realisatie 1999

Verdeling prijsbijstelling

(x f 1 000)1999
01.01 Apparaatsuitgaven EZ– 854
01.55 Senter– 50
02.05 Syntens– 673
02.06 NNI– 16
02.06 Marin– 9
02.06 TNO– 257
02.06 NMI– 6
02.07 Ruimtevaart– 1 626
04.08/04.09 Langman– 144
04.11 NBT– 476
05.02 EIM– 33
05.22 NMI– 193
09.05 ECN– 428
09.06 NITG-TNO– 136
Inzet binnen EZ-begroting– 12 684
Totaal– 17 585

Artikel 01.05 Onvoorzien

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999749749
Realisatie 1999
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 749– 749

Artikel 01.06 Uitgaven post-actief personeel

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199914 60914 609
Realisatie 19999 6409 640
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 4 969– 4 969

Toelichting realisatie 1999

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt voornamelijk verklaard door bij eerdere suppletore begrotingen verwerkte overhevelingen naar artikel 01.01 (apparaatsuitgaven) in verband met de gewijzigde interne toerekeningsystematiek (– f 3,0 mln) en verwachte onderuitputting op dit artikel (– f 2,3 mln). Het resterende verschil betreft vooral toevoeging van loonbijstelling (f 0,4 mln).

Ramingskengetallen wachtgeld

 begrotingrealisatieverschil
1. Wachtgeld (verplichtingen x f 1 mln)115 84013 755– 2 085
2. Aantal wachtgelders ultimo van het jaar24225210
3. Rekenkundig gemiddeld uitgekeerd bedrag (x f 1 000)265,45554,579– 10,876

1 Betreft totaal van de ramingen 0106–020 en 0101–030 inclusief apparaatskosten USZO

2 De feitelijk gemiddelde uitkering wijkt van dit bedrag af omdat onder 1 de totale uitgaven zijn opgenomen en onder 2 het aantal wachtgelders per ultimo van het jaar

De uitputting is beneden de oorspronkelijke raming gebleven, terwijl het aantal wachtgelders minder sterk is gedaald dan verwacht. De lagere uitputting werd veroorzaakt doordat de daling van het aantal wachtgelders vooral begin 1999 heeft plaatsgevonden. Dit verklaart tevens de daling van het gemiddeld uitgekeerd bedrag.

Artikel 01.08 Nog te verdelen bedragen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999– 8 000– 8 000
Realisatie 1999
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 8 000+ 8 000

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting zijn de op dit artikel geparkeerde RA-taakstellingen voor volume en productiviteit (f 8 mln) ingevuld. Eveneens is op dat moment op dit artikel een interne taakstelling geparkeerd (f 7,4 mln) die het gevolg was van de besluitvorming rond Voorjaarsnota en Kaderbrief. Deze interne taakstelling is bij tweede suppletore begroting ingevuld.

Artikel 01.12 Europees Octrooibureau

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19997 3097 309
Realisatie 19998 7158 715
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 406+ 1 406

Toelichting realisatie 1999

De hogere uitgaven worden vooral veroorzaakt door een combinatie van een groter aantal door het EOB in rekening gebrachte nieuwheidsonderzoeken en een minder sterke tariefdaling dan verwacht.

Ramingskengetallen EOB

 begrotingrealisatieverschil
1. Budget (verplichtingen x f 1000)5 3006 6111 311
2. Aantal nieuwheidsonderzoeken1 4321 875443
3. Tarief per onderzoek3 7003 526– 174

Artikel 01.15 Adviescolleges

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19991 4551 455
Realisatie 19991 5661 482
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 111+ 27

Toelichting realisatie 1999

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie:

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) geraamdrealisatie geraamd realisatie
010Algemene Energie Raad170192170192
020Adviesraad Wetenschap en Techniek AWT1 2331 3281 2331 268
030Raad deskundigen Nationale Standaarden52465222
Totaal1 4551 5661 4551 482

Aan de adviesraden zijn in 1999 de gebruikelijke vergoedingen toegekend.

Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199955 56257 389
Realisatie 199974 70469 518
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 19 142+ 12 129

Uitvoeringskosten per DG (verplichtingen x f 1000)

 RamingRealisatieVerschil
DG Industrie & Diensten37 56838 167599
DG Economische Structuur3 2566 1082 852
DG Energie8 53616 5818 045
DG Buitenlandse Economische Betrekkingen6 20213 8487 646
Totaal55 56274 70419 142

Toelichting realisatie 1999

De hogere realisatie van de uitvoeringskosten wordt veroorzaakt door aanvullende opdrachten voor diverse regelingen. Het betreft: bij DG ES onder meer een uitbreiding met een aantal onderwerpen van Innovatief gerichte Onderzoeksprogramma's (IOP, zie artikel 02.12) en Technologie en Samenleving (T&S, zie artikel 02.12), alsmede de uitvoering van de BBH-regeling (zie artikel 05.05); bij DG E de uitvoering van de nieuwe regeling NETTO, de toegenomen uitvoeringslast door de grote belangstelling voor de EIA (Energie-investeringsaftrek) en de uitvoering van het CO2-reductieplan (zie artikel 09.07), en bij DG BEB de uitvoering van de PSO (f 6,6 mln; zie artikel 07.05) en de BSE (zie artikel 07.03).

Hieronder zijn de kengetallen bij de uitvoering van de Wet Vermindering Afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen/Speur- en Ontwikkelingswerk opgenomen. Omdat het hier een fiscale regeling betreft, is een presentatie van deze kengetallen bij een ander begrotingsartikel van EZ niet mogelijk. Kengetallen met betrekkking tot EZ-regelingen die Senter uitvoert zijn bij de betreffende begrotingsartikelen opgenomen. Kengetallen met betrekking tot de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van Senter zijn vermeld in de toelichting bij wetsartikel 3.

Toelichting realisatie 1999

Kengetallen uitvoering WVA-S&O

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)ramingrealisatieverschil
RAMINGSKENGETALLEN
1. Aantallen aanvragen (=gehonoreerde WVA-vermindering) 50 39252 2271 835
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per project 0,0120,0130,001
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= verlaging loonbelasting) 62064525
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN    
1. Aantal prestaties (= behandelde projecten) 55 50061 3105 810
2. Kosten per prestatie (x f 1 000) 0,1240,1480,024
3. Kosten van bezwaar- en beroepszaken 4,5661,597– 2,969
4. Overige uitvoeringskosten 10,63510,6490,014
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)01.55–01015,20712,246– 2,961
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 77,962,7– 15,2
KWALITEITSKENGETALLEN    
Aantal ingediende bezwaar- en beroepschriften 974344– 630
Aantal afgehandelde bezwaar- en beroepschriften 974352– 622
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 24497– 147

De lagere realisatie van het aantal ingediende bezwaar- en beroepschriften is het gevolg van een actief beleid gericht op het terugdringen daarvan. Hierdoor zijn ook minder FTE's ingezet.

Artikel 01.61 Personeel en materieel EZ, exclusief CBS

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999240
Realisatie 1999265
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 25

Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op de nog openstaande personele en materiële verplichtingen uit het verleden.

02.00 INDUSTRIEEL EN ALGEMEEN TECHNOLOGIEBELEID

Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999389 234342 212
Realisatie 1999321 670292 984
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 67 564– 49 228

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
570Overige activiteiten650800
600Stimulering strategische samenw.31 35018 222
620Voorbereiding techn. productie63 10714 32741 64031 155
710PBTS/Milieureferentieprojecten/SP4 00011 91646 80831 652
715First movers faciliteit15 000600
720IOP3513 0839 218
730Maritiem onderzoek4 4136 5996 5265 072
740Flankerend beleid23 0009 51317 37613 566
745Elektronische Snelweg59 86562 76744 77052 948
750Infralijn19 7324 51816 52614 154
754EET100 00073 32659 80037 547
760TWA1 3606191 336568
780Informatietechnologie11 2028 827
800BTS86 757123 04138 90054 411
810Kennisdiffusie MKB6 00012 5095 26010 824
811TNO/MKB-initiatief6 0002 5006 3853 885
900Oude verplichtingen135
Totaal389 234321 670342 212292 984

Toelichting realisatie 1999

Milieureferentieprojecten en Schoner Produceren

Milieureferentieprojecten worden gestimuleerd door middel van het subsidiëren van eerste praktijktoepassingen en van meetprogramma's van ontwikkelde milieutechnologie. In 1999 is aan 29 eerste praktijktoepassingen (f 3 mln) en aan 7 meetprogramma's (f 0,3 mln) subsidie toegekend. Een groot deel van de projecten betreft de procesindustrie.

Onder het programma Schoner Produceren vallen de Energie- en Milieu Adviezen (EMA) en Voorlichting en Doorlichting (V&D). Beide regelingen richten zich op verbeteringen op het gebied van milieu en energie in de bedrijfsvoering van het MKB en non-profit instellingen.

In het kader van de EMA zijn 402 adviezen (f 2,7 mln) gesubsidieerd over mogelijkheden van een bedrijf om verbeteringen op het gebied van milieu en energie door te voeren. Hierbij worden ook de toekomstige wettelijke eisen aangegeven. Voor ruim de helft van de bedrijven betrof het de dienstverlening en non-profit sector en voor een derde industriële bedrijven, merendeels in de procesindustrie. Van de adviezen waren er circa 65% gericht op alleen energie, circa 15% op alleen milieu en circa 20% op beide aspecten.

Onder de V&D-regeling worden projecten gerealiseerd gericht op specifieke problematiek op het gebied van energie en milieu. Over de resultaten zetten intermediaire organisaties voorlichtingsactiviteiten op. Op basis van het verwachte milieurendement en economische en technische haalbaarheid, zijn in 1999 zijn 25 aanvragen gehonoreerd (f 4,5 mln). Evenals bij de EMA-regeling betrof het hier met name de dienstverlening en de procesindustrie.

First Mover Faciliteit

Vanwege juridisch-technische redenen duurt het tot stand komen van een nieuwe First Mover Faciliteit (FMF) langer dan voorzien en is het budget dat in 1999 voor FMF geraamd stond, niet gebruikt. Het budget is in 1999 ingezet voor een verhoging van het budget van de BTS (f 10 mln) en van de Haalbaarheidsfaciliteit (f 3,5 mln). Thans is de vormgeving van dit instrument Europees aanbesteed en hebben vier organisaties voorstellen ingediend voor de vormgeving en uitvoering van de faciliteit.

Subsidieregeling Maritiem Onderzoek

De SMO-regeling draagt bij in de projectkosten van maritieme onderzoeks- en haalbaarheidsprojecten die in een samenwerkingsverband worden uitgevoerd. In 1999 zijn van de 34 ingediende aanvragen 21 gehonoreerd. Ultimo 1999 zijn er 57 projecten in beheer. Ongeveer de helft van de projecten is ingediend door het MKB. Het budget van deze regeling komt voor f 2,2 mln van het Ministerie van Verkeer & Waterstaat.

Flankerend beleid

In het kader van het flankerend beleid is een start gemaakt met de uitvoering van het Actieplan Life Sciences. Dit actieplan kent vijf actielijnen:

– Platform Life Sciences (Biopartner): de verbindende schakel tussen de actielijnen en life sciences ondernemerschap;

– Zaaikapitaal regeling: een financiële bijdrage aan omzetten van kennis van onderzoekers in een businessplan gericht op de totstandkoming van startende life science ondernemingen;

– Incubators: voor huisvesting van startende life science ondernemingen;

– Apparatenfonds: voor ondersteuning van de aanschaf van bijzondere apparatuur en gezamenlijk gebruik door starters en kennisinstellingen;

– Startfonds met risicodragend kapitaal voor startende life science ondernemingen. Fondsbeheer wordt Europees aanbesteed.

In 1999 is f 4 mln beschikbaar gesteld aan Mibiton voor de eerste twee jaar van het apparatenfonds. Met de eigen bijdrage van f 2 mln is het totaal beschikbare bedrag dus f 6 mln voor 2000 en 2001. Hiervan kunnen naar verwachting 6 apparaten worden aangeschaft. Het voornemen is om over 2 jaar nog eens f 6 mln beschikbaar te stellen, gekoppeld aan een eigen bijdrage van Mibiton van f 3 mln.

Elektronische Snelwegen

Actielijnen Nationaal Actieplan (bedragen x f 1000)

ICT en Overheid (Elektronische Overheid) (w.v. overgeheveld naar SZW 1.118)24 149
Kennis en toegankelijkheid10 301
Innovatie van ICT-ontwikkeling in de marktsector (w.v. KREDO 19.872)40 465
Onderzoeken NAP2 500
(Tele-)communicatie100
Overig247
Totaal77 762

Verder zijn op dit artikelonderdeel de verplichtingen uit hoofde van het Millennium Platform (f 3,4 mln) en enkele pilot-projecten op het gebied van Electronic Commerce (f 2 mln) verantwoord.

Voor het Twinning-initiatief bleek f 20 mln meer nodig dan oorspronkelijk was geraamd. Dekking is gevonden binnen het KREDO-budget. Intensieve departementale voorbereiding en de benodigde tijd voor de concrete uitwerking van de projecten voor de elektronische snelwegen hebben er toe geleid dat f 15 mln niet meer in 1999 verplicht kon worden. Dit budget wordt in 2000 verplicht.

Onder Elektronische Overheid valt een twintigtal projecten dat de (elektronische) toegankelijkheid van de overheid moet vergroten en de publieke dienstverlening middels elektronische communicatie moet verbeteren. Kennis en toegankelijkheid richt zich op de elektronische toegankelijkheid van bibliotheken, cultureel- en wetenschappelijk erfgoed en onderzoek. De overheid als wet- en regelgever betreft het project IT en recht. Innovatie van ICT ontwikkeling in de marktsector had in 1999 twee hoofdlijnen: de kredietregeling voor de ontwikkeling van electronische diensten KREDO (f 19,8 mln; zie art. 02.09) en Twinning (f 20 mln).

Twinning is nu ruim een jaar actief. Het budget voor Twinning is in 1999 met f 20 mln verhoogd tot f 90 mln. Inmiddels zijn er drie Twinning centra: in Amsterdam, Eindhoven en Twente. In april 2000 zal het permanente onderkomen in Eindhoven worden geopend. In totaal zijn er nu 31 Twinning bedrijven. Hiervan zijn er 10 in Amsterdam gevestigd, 6 in Eindhoven, 1 in Twente en 14 buiten de Twinning centra. Er zijn 29 investeringen uit het startfonds gedaan voor in totaal f 9,5 mln. De gemiddelde investering per bedrijf bedraagt circa f 325 000. De toegezegde participatie in het eerste Startfonds van Twinning is f 10 mln. Daar staat een toegezegde participatie van f 12,5 mln door het bedrijfsleven tegenover. De 8 investeringen uit het groeifonds bedragen in totaal f 14,6 mln; gemiddeld f 1,8 mln. Het Groeifonds participeert voor maximaal 50% in een bedrijf tot een maximum van f 2 mln. Het overige wordt door particuliere investeerders bijgedragen. In totaal zijn er door Twinning 385 businessplannen beoordeeld.

Het doel van Twinning is het vergroten van het aantal ICT-starters door het creëren van een omgeving waarin deze startende bedrijven goed gedijen. De indicatoren die hiertoe zijn opgesteld zijn:

– 40–60 bedrijven per centrum;

– jaarlijks 60 ondernemingen in het startfonds;

– jaarlijks 6 ondernemingen in het groeifonds;

– kosten van de investering per onderneming;

– mate waarin private sector participeert.

Reeds in 2000 zal een tussentijdse evaluatie van Twinning plaatsvinden. De realisatie van de beleidsdoelstellingen en de vraag of een zodanig kader is geschapen dat Twinning in de toekomst ook zonder overheidsbemoeienis blijft bestaan, zullen daarbij ruime aandacht krijgen.

Regeling Economie Ecologie Technologie (EET)

Kengetallen EET

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)ramingrealisatieverschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Aantallen aanvragen (=gehonoreerde subsidieaanvragen) 674522
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag 1,4621,5560,094
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)0 202–75497,50070,00027,500-
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 13017242
2. Kosten per prestatie (x f 1 000) 3,2313,7970,566
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 708818
4. Kosten per prestatie (x f 1 000) 6,8395,952– 0,887
5. Overige uitvoeringskosten 1,6011,8640,263
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitv.kstn prog. bur. EET)0 202–7542,5003,041*0,541
7. Uitvoerend personeel in fte (= prog. Bureau EET) 9,012,33,3
KWALITEITSKENGETALLEN    
Aantal ingediende bezwaarschriften 43– 1
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 42– 2
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 11 

In 1999 is de opdracht voor 2000 verstrekt (f 3,326). Omwille van een juiste vergelijking tussen raming en realisatie, is dit niet in de tabel verwerkt.

Het EET-programma is gericht op projecten die lange termijn doorbraken (5 « 20 jaar) kunnen bewerkstelligen welke een substantiële bijdrage leveren aan de vermindering van de mileubelasting en economisch haalbaar zijn. Van de gehonoreerde EET-projecten zijn er 23 regulier en 22 als zogenaamde «kiemprojecten» (éénjarige technologische onderzoeksprojecten met een verkennend karakter om te bezien of een meerjarig EET-project mogelijk is) aan te merken. De projecten zijn als volgt verdeeld over de in het EET-programma gedefiniëerde thema's:

– Duurzame industriële productieprocessen: 13 reguliere projecten en 10 kiemprojecten;

– Hernieuwbare grondstoffen: 2 reguliere projecten en 1 kiemproject;

– Duurzame energiebronnen: 2 reguliere projecten en 5 kiemprojecten;

– Verkeer en vervoer: 2 reguliere projecten en 1 kiemproject;

– Milieugerichte productontwikkeling: 4 reguliere projecten en 5 kiemprojecten.

Voor het EET-programma is f 26,7 mln van de oorspronkelijk geraamde verplichtingenruimte niet benut. Dit bedrag wordt in latere jaren aan de raming toegevoegd, zodat deze in lijn gebracht wordt met het tenderritme van het EET-programma (één tender per acht maanden, zodat in het ene jaar begrotingsruimte aanwezig dient te zijn voor het verplichten van twee tenders en in het andere jaar voor één tender).

BTS

Kengetallen BTS

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)ramingrealisatieverschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Aantallen aanvragen (=gehonoreerde subsidieaanvragen) 1021097
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag 0,8481 1290,281
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)0 202–80086,757123,04136,284
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 330193– 137
2. Kosten per prestatie (x f 1 000) 3,8306,8212,991
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 170300130
4. Kosten per prestatie (x f 1 000) 3,5133,212– 0,301
5. Overige uitvoeringskosten 1,9552,355400
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter) 3,8164,6350,819
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 17,1191,9
KWALITEITSKENGETALLEN    
Aantal ingediende bezwaarschriften 134– 9
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 135– 8
Waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 22

Hoewel het aantal aanvragen in 1999 lager was dan voorzien (109 in plaats van 193), was de kwaliteit en omvang van de ingediende projecten hoger dan voorgaande jaren. Vanwege de forse overtekening van de tenders en de kwaliteit van de ingediende projecten, is het budget in de loop van het jaar 1999 in totaal met f 36,3 mln verhoogd. Hierdoor kon een redelijk aantal aanvragen die in de beoordeling een hoog waarderingscijfer kregen, gehonoreerd worden. Deze verhoging is voor f 16,2 mln gedekt uit artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie (gezien het hoge aandeel energieprojecten), voor f 5,0 mln uit artikel 03.03 Versterking economsche structuur en voor de overige f 15,1 mln is compensatie binnen het artikel gevonden.

De in 1999 gehonoreerde BTS-projecten waren als volgt verdeeld over de sectoren:

Landbouw en voedings- en genotmiddelenindustrie20,0%
Aardolie en aardgaswinning1,9%
Chemie en kunststofindustrie26,7%
Electrische apparaten11,4%
Overige industrie6,7%
Prod en distributie van electriciteit1,9%
Bouwnijverheid7,6%
Computerservice en IT bureaus3,8%
Speur en ontw.werk5,7%
Overige dienstverlening14,3%
 100%

Het lagere aantal aanvragen gecombineerd met het intensieve beoordelingstraject dat nodig was om de projecten goed te rangschikken, verklaart dat de kosten per behandeld dossier hoger zijn dan geraamd. Opgemerkt moet worden dat het aantal aanvragen bij de oorspronkelijke ramingen hoog is ingeschat. Op basis van de opdracht 1999 aan Senter van eind 1998 is de raming voor het aantal behandelde aanvragen in de begroting voor het jaar 2000 al verlaagd van 330 tot 255.

Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999126 474130 053
Realisatie 1999126 099137 349
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 375+ 7 296

Toelichting realisatie 1999

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) geraamdrealisatie geraamd realisatie
010BIT/Eureka20 39419 63212 52714 973
011BIT/Opkomende markten7 5657 2109 6773 843
013BIT/Geïndustrialiseerde landen7 0007 8675 2083 285
014Eureka Secretariaat215356215356
020Micro-elektronica stimulering91 30091 034102 426114 892
Totaal126 474126 099130 053137 349

BIT

Kengetallen BIT

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)ramingrealisatieverschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Aantallen aanvragen (=gehonoreerde aanvagen) 47503
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag 0,7430,694– 49
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie)0 203–010 t/m 01334,95934,709250
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 8313855
2. Kosten per prestatie (x f 1000) 9,5736,264– 3,309
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 194120– 74
4. Kosten per prestatie (x f 1000) 3,3145,1241,810
5. Overige uitvoeringskosten 2,7462,585– 0,161
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitv.kstn Senter)0 155–0104,1844,064120
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 1615,5– 0,5
KWALITEITSKENGETALLEN    
Aantal ingediende bezwaarschriften 86– 2
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 85– 3
waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 20– 2

Er zijn onder de BIT 7 projecten goedgekeurd met een subsidiebedrag groter dan f 1 mln en 43 kleiner dan f 1 mln, waarvan 11 kleiner dan f 0,25 mln.

Nederland behoort tot de actiefste landen in Eureka-verband, samen met Frankrijk, Spanje en Duitsland. De projecten zijn breed verspreid over de verschillende sectoren. Een vaste factor in de BIT/Opkomende markten zijn de Life Sciences.

Het lagere aantal projecten in beheer ten opzichte van de raming is veroorzaakt door een inhaalslag die in 1999 is gemaakt bij het afronden van oudere lopende projecten. Bovendien is de afhandelingstijd voor projecten in de eindfase verkort. Het hogere aantal behandelde aanvragen wordt verklaard doordat bij de BIT het aantal nieuwe aanvragen niet de juiste afspiegeling is van de werkzaamheden. De voorbeidingstijd van deze internationale samenwerkingsprojecten is vaak meer dan een jaar. Er wordt nu dus het totale aantal aanvragen in behandeling weergegeven.

De MicroElectronicaStimulerings-projecten vallen grotendeels onder de EUREKA-projecten als MEDEA, ITEA en COMMEND. MEDEA is een samenwerkingsprogramma van chipfabrikanten, de (toe)leveranciers van productieapparatuur en systemen en enkele kennisinstellingen en is bedoeld om de Europese IC-industrie op mondiaal niveau een toonaangevende rol te laten spelen. ITEA (Information Technology for European Advancement) is een nieuw Eureka R&D-programma op het terrein van «software voor software intensieve systemen». Hiermee worden de softwarelagen tussen «Operating Systems» en de applicaties bedoeld (ook wel middle-ware genoemd). Onder het ITEA programma, waar 18 grotere projecten (onder andere met Philips) zijn ingediend hebben ook kleinere bedrijven, in samenwerking met universiteiten 6 projecten ingediend (f 5 mln). Bij het COMMEND-programma wordt de interconnectie onderzocht tussen apparatuur bij de consument thuis en de distributie van multimediadiensten over deze in-huisnetwerken.

Artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199915 00018 609
Realisatie 199919 08624 742
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 4 086+ 6 133

Toelichting realisatie 1999

Onder de Codema-regeling worden in samenwerking met het Ministerie van Defensie onderzoeksen ontwikkelingsprojecten ondersteund op militaire toepassingsgebieden. Het gaat om diverse technologieën. In 1999 is aan 19 nieuwe projecten subsidie toegekend. Vijf hiervan zijn R&D-samenwerkingsprojecten met Europese partners in het Eurofinder-programma. Bij vijf projecten uit voorgaande jaren is het subsidiebedrag verhoogd. Belangrijke projecten waaraan in 1999 subsidie is toegekend zijn een geavanceerd systeem voor toegangsbeveiliging van PC's (f 2,4 mln), beveiliging van netwerken (Virtual Private Network Guard, f 2,3 mln), een tracking radar voor toepassing zowel op zee als op land (f 1,7 mln) en helderheidversterkende richtkijkers (f 2 mln). In Eurofinder-verband is de ontwikkeling van Resin Transfer Moulds (f 0,8 mln) noemenswaard. Het is een licht en zeer sterk materiaal dat speciaal geschikt is voor het gieten van complexe driedimensionale delen voor vliegtuigen.

Vanwege de hoge kwaliteit van de ingediende projecten is in 1999 f 4,1 mln aan het budget voor de Codema-regeling (f 2,0 mln) en voor overheidsaanschaffingen (f 1,8 mln) toegevoegd.

Artikel 02.05 Syntens

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199964 91570 871
Realisatie 199972 84672 846
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 7 931+ 1 975

Toelichting realisatie 1999

Syntens geeft voorlichting en eerstelijnsadvisering aan kleine en middelgrote bedrijven. Hun missie is het versterken van het vernieuwend vermogen voor het midden- en kleinbedrijf door het actief bemiddelen in praktisch toepasbare kennis, met het accent op technologie en bedrijfsvoering. Activiteiten die Syntens in 1999 heeft uitgevoerd, zijn:

• doelgroep- en themagerichte (collectieve) voorlichtingen, zoals op het terrein van ICT en employability;

• landelijke en regionale projecten. Voorbeelden van landelijke projecten zijn: KIM-regeling (Kennisdragers in het Midden- en kleinbedrijf), Zakenlift en Innomat. Eén van de landelijke projecten waar veel interesse voor is, is SpOED (Stimuleringsprogramma Opkomst Electronische Diensten). Bedrijven krijgen een korte doorlichting en worden voorgelicht welke mogelijkheden er zijn op het gebied van elektronisch zakendoen. De inhoud van de regionale projecten wordt door de 15 vestigingen zelf ingevuld en is afhankelijk van de behoefte in de regio;

• het stimuleren van en deelnemen aan regionale, landelijke en internationale samenwerkingsverbanden gericht op vergroting van het vernieuwend vermogen;

• het toegankelijk zijn voor ondernemers met vragen passend binnen de missie door het geven van telefonisch advies en het doorverwijzen en inschakelen van adviesbureau's.

Toelichting op de afwezigheid van kengetallen

In de begroting 1999 zijn geen kengetallen opgenomen. In 1999 is een start gemaakt met de nulmeting Syntens. Via de nulmeting wordt een set doelmatigheids- en doeltreffendheidskengetallen ontwikkeld.

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199968 06574 138
Realisatie 199993 15498 086
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 25 089+ 23 948

Toelichting realisatie 1999

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010NEHEM400400
025NIM400926400803
027MIC/TUD200400200400
110NNI2 0562 1142 0551 526
120MARIN1 90613 5591 90613 559
220OESO58555855
330NEA113
415Raad voor de accreditatie400400400720
420TNO53 88557 41054 10955 875
500Nederland distributieland1 0006001 000
510INK575575575575
515NMi1 3002 8001 6503 920
520Stichting Bos en Hout490490490376
620NLR4 27510 2754 27510 275
810Stichting Koning Willem I150150150137
840WL Hydraulics2 3703 0002 3702 850
860STW4 5005 502
Totaal68 06593 15474 13898 086

MARIN

Op basis van het regeringsstandpunt GTI's naar aanleiding van het advies van de commissie Zandbergen en het advies van de AWT is de missiesubsidie voor MARIN opgehoogd. Deze hogere bijdrage is noodzakelijk om de plannen, die de regering heeft met betrekking tot de rol en positie van het MARIN als toonaangevend maritiem instituut, te verwezenlijken. Daarnaast heeft EZ een bijdrage verstrekt aan MARIN van f 8,5 mln ter financiering van de backserviceverplichting die is ontstaan bij de invoering van de flexibele pensioenregeling conform de TNO-regeling. Doordat de missiesubsidie lager uitvalt dan door MARIN op grond van het regeringsstandpunt was begroot, heeft het instituut geen mogelijkheden om dit binnen de eigen begroting op te vangen.

NLR

Aan het NLR is f 6 mln extra beschikbaar gesteld voor hun R&D-inspanningen voor civiele vliegtuigontwikkelingsprojecten, met name GLARE. Dit bedrag is overgeheveld van het op artikel 02.08 beschikbare budget voor civiele vliegtuigontwikkeling.

Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO)

Op grond van de TNO-Wet van 19 december 1985 wordt jaarlijks een bijdrage aan TNO in het kader van het doel- en stimuleringsprogramma «om niet» ter beschikking gesteld. Wel worden er afspraken gemaakt over de besteding van de door EZ beschikbaar gestelde middelen en de nagestreefde cofinanciering door het bedrijfsleven. Voor de activiteiten van deze instelling wordt verwezen naar haar jaarverslag.

Over 1999 is met TNO de volgende besteding en de bijbehorende gewenste cofinanciering afgesproken:

Kerngebieden 1999doelfinancieringcofinan-cieringcofinanciering in %
Productontwikkeling en nieuwe productietechniekenbiotechnologie10 4066 19837%
Nieuwe materialen6 3524 25340%
Duurzame processen energie en materiaalgebruik9 7503 70027%
Informatie- en communicatietechnologie2 6501 41035%
Elektronische en fysische systemen3 0282 10841%
Voeding en voedingsmiddelen9 6178 74148%
Preventie me gezondheid1 43087538%
Transport en logistiek2 7251 08028%
Bouw en infrastructuur6 2064 75143%
Ondergrond en ondergrondse natuurlijke hulpbronnen25025050%
Innovatiemanagement83520019%
Totaal kerngebieden53 24933 56638%
Nog toe te wijzen en loon- en prijsbijstelling2 627  
Totaal55 876  

Artikel 02.07 Internationale ruimtevaartprogramma's

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199967 357116 142
Realisatie 1999125 578142 935
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 58 221+ 26 793

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie

Bij tweede suppletore begroting is het ruimtevaartbudget verhoogd in verband met de deename aan een aantal ontwikkelingsprogramma's waartoe op de ESA- Ministersconferentie in mei 1999 is besloten, zoals ARTES en Spacestation. De definitieve besluitvorming over het VEGA-project is uitgesteld tot 2000. Om deze reden is circa f 20,2 mln overgeheveld naar de begroting 2000.

De door EZ aangegane verplichtingen behelzen onder andere Galileo, navigatiesatelliet (f 2,2 mln), ARTES (f 19 mln), de bijdrage voor het International Space Station en de reddingssloep (f 28 mln), aardobservatie (EOEP) (f 15 mln), zonnepanelen (f 5,1 mln), ontwikkeling van lanceerders (f 23 mln), Eurosim (f 7 mln) en ontwikkeling van algemene ruimtevaarttechnologie (f 6 mln). De bijdrage in de apparaatskosten van ESA (general budget) wordt gefinancierd door EZ en bedroeg ongeveer f 20,3 miljoen.

In 1999 is het verplichtingenbudget per saldo met f 58,2 mln verhoogd om deze verplichtingen aan te kunnen gaan. Voor een deel is deze extra ruimte gedekt uit artikel 02.02 (f 12 mln), voor een deel door het verschuiven van verplichtingenruimte op het artikel tussen de jaren.

Ook is de kasraming bijgesteld vanwege een versnelling van het betalingsritme van reeds lopende ESA-ruimtevaartprogramma's. Het gaat hier met name om ERA (f 18 mln), X-38 (f 1,5 mln) en Galileo en Multimedia-programma's binnen Artes (samen f 1,5 mln).

Artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199941 50041 500
Realisatie 1999180 25460 254
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 138 754+ 18 754

Toelichting realisatie 1999

De beleidsdoelstelling van de regeling demonstratie- en technologieontwikkelingsprojecten Joint Strike Fighter is om Nederlandse bedrijven met concrete producten in staat te stellen aan de Amerikaanse fabrikanten te demonstreren over de technologische vaardigheden te beschikken die nodig zijn om deel te nemen aan de verdere ontwikkeling en later productie van de Joint Strike Fighter. Omdat het gaat om zeer hoogwaardig producten die volgens de nieuwste methoden ontwikkeld worden, kwalificeren de bedrijven zich als neveneffect ook als toeleverancier van andere vliegtuigen.

De stichting NIVR voert de genoemde regeling uit. Hiertoe is in 1999 f 180 mln aan verplichtingenruimte beschikbaar gesteld en is f 60 mln betaald. Per 31 december 1999 had het NIVR 31 projecten goedgekeurd voor een totaal subsidiebedrag van f 149,2 mln. Het betreft hier projecten met een relatief korte looptijd. Vrijwel alle projecten zijn strikt vertrouwelijk vanwege het militair en commercieel gevoelige karakter. Twee voorbeelden van projecten zijn een motortoegangsdeur van thermoplastisch composiet (Fokker Aerostructures) en een nieuwe generatie bekabeling (Elmo).

De verhoging van het verplichtingenbudget van f 173,5 mln voor de Joint Strike Fighter in 1999 is gedekt uit het naar voren halen van het JSF-budget uit latere jaren (f 93,5 mln), een technisch-administratieve aanpassing (f 30 mln), alsmede uit een bijdrage van het Ministerie van Defensie (f 50 mln).

Omdat de regeling voor de civiele vliegtuigontwikkeling in 1999 nog niet gepubliceerd kon worden, is f 23 mln voor dit programma overgeheveld naar latere jaren. Tevens is uit dit artikel voor f 6 mln overgeheveld naar artikel 02.06 voor ophoging van de missiesubsidie aan het Nederlandse Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium voor de ontwikkeling van civiele luchtvaartindustrie. Tenslotte is f 5,6 mln aan uitvoeringskosten van het NIVR betaald uit het «revolving fund» en het bedrag op de EZ-begroting dehalve vrijgevallen voor latere jaren.

Niet specifiek voor een project beschikbaar gestelde middelen alsmede de ontvangsten uit hoofde van in het verleden beschikbaar gesteld kredieten, royalties, licenties et cetera worden door het NIVR in het zogenaamde Revolving Fund gestort. Met instemming van EZ is in 1999 f 14 mln aan het fonds onttrokken. Het verloop van het Revolving Fund in 1999 kan als volgt worden weergegeven.

Het saldo van het revolving fund bedroeg ultimo 1999 circa f 7,1 mln.

Saldo ultimo 1998 o.b.v. voorlopige cijfers NIVR f 69,6 mln
– vermindering o.b.v. definitieve cijfers NIVR 1998: f 1,4 mln
– omzetting Korte termijn programma gericht op A3XX naar projectsubsidie: f 52,3 mln
Stand voor realisatie: f 15,9 mln
   
Uitgaven:   
– Uitloop oude Luchtvaartprogramma'sf 1,3 mln  
– Ruimtevaartprogramma's NRTf 8,0 mln  
– Bureaukostenf 4,7 mln  
– Overig  
Totaal uitgaven NIVR – f 14,0 mln
  f 1,9 mln
Ontvangsten:   
– stortingenf 0,0 mln  
– overigef 5,2 mln  
Totaal ontvangsten rev. fund + f 5,2 mln
Totaal saldo NIVR ultimo 1999 o.b.v. voorlopige cijfers NIVR f 7,1 mln

Artikel 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999110 037109 377
Realisatie 1999103 197130 366
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 6 840+ 20 989

Toelichting realisatie 1999

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
110TOK80 03781 91693 084117 004
120KREDO25 00019 87213 94310 528
130MPO5 0001 4092 3502 834
Totaal110 037103 197109 377130 366

Technische Ontwikkelingskredieten

Kengetallen TOK

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)ramingrealisatieverschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Aantallen (= gehonoreerde kredietaanvragen TOK-groot) 231
2. Bedrag per eenheid (= kredietaanvraag TOK-groot) 15,66814,200– 1,468
3. Aantallen (= gehonoreerde kredietaanvragen TOK-klein) 52575
4. Bedrag per eenheid (= kredietaanvraag TOK-klein) 0,9370,690– 247
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= verstrekt krediet)0 209–11080 03781,9171,880
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN    
1. Aantal prestaties (= behandelde projecten) 10013232
2. Kosten per prestatie (x f 1000) 9,7327,325– 2,407
3. Aantal prestaties (= dossiers) 600539– 61
4. Kosten per prestatie (x f 1000) 2,3592,543184
5. Overige uitvoeringskosten 1,2501,30555
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitv. Senter)0 155–0103,6383,6430,005
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 16,517,61,1
KWALITEITSKENGETALLEN    
Aantal ingediende bezwaarschriften 9134
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 9145
waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 231

Het aantal behandelde en toegekende projecten ligt op een zelfde niveau als in 1998. Het beroep op de regeling is zelfs toegenomen; een aantal in 1999 ingediende aanvragen kon niet binnen het budget worden toegekend en is doorgeschoven naar 2000. In 1999 is ruim 55% (circa f 45 mln) van het budget gebruikt voor 3 grote TOK's. De gemiddelde omvang (f 0,7 mln) van de kleine TOK's lag veel lager dan in 1998. In de TOK aanvragen zijn diverse industrietakken vertegenwoordigd. Verreweg de meeste aanvragers van de TOK behoren tot het MKB (95% van het aantal projecten binnen de TOK-klein, 86% van het budget van de TOK-klein).

Omdat in 1999 verschillende tranches van een in voorgaande jaren toegezegd majeur technische ontwikkelingskrediet (onder de TOK-groot) in één keer tot uitbetaling kwam, is de kasraming voor de TOK met f 25 mln verhoogd.

Kredietregeling Elektronische DienstenOntwikkeling (KREDO)

Kengetallen KREDO

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)ramingrealisatieverschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Aantallen aanvragen (=gehonoreerde aanvagen) 7225– 46
2. Gemiddelde gehonoreerde toekenning per aanvraag 0,3460,7940,448
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= verstrekt krediet)0 209–12025,00019,872– 5,128
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN    
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen) 220145– 75
2. Kosten per prestatie (x f 1 000) 3,9524,3020,350
3. Aantal prestaties (= dossiers in beheer) 68757
4. Kosten per prestatie (x f 1 000) 2,6732,534139
5. Overige uitvoeringskosten 0,5180,42989
6. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringskosten Senter)0 155–0101,5691,243326
7. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 6,66,4– 0,2
KWALITEITSKENGETALLEN    
Aantal ingediende bezwaarschriften 44– 2
Aantal afgehandelde bezwaarschriften 471
waarvan (gedeeltelijk) gehonoreerd 

De KREDO-regeling richt zich op de ontwikkeling van ICT-toepassingen in de dienstverlening. De spreiding over de branches is zeer groot. Voorbeelden zijn mode, handel, uitgeverijen, onderwijs en bouw. Het aantal goedgekeurde projecten is lager dan verwacht. Eén van de verklaringen is dat de bekendheid van en belangstelling voor E-commerce en internetdiensten en dus de regeling laat op gang is gekomen. Op de laatste tender is een veel groter aantal aanvragen ingediend dan op de twee tenders die in 1999 zijn afgewikkeld.

Ondanks het lager aantal goedgekeurde projecten in 1999, komt het aantal projecten in beheer uit op de raming. Dit wordt veroorzaakt doordat de opstart en dus de doorlooptijd van de projecten uit oude tenders langer blijkt te zijn dan verwacht.

Van de in 1999 goedgekeurde aanvragen lagen er 8 onder de f 0,4 mln, 13 tussen f 0,4 mln en f 0,8 mln en 4 boven de f 0,8 mln.

Kredietregeling Milieugerichte Productontwikkeling

Deze regeling beoogt ondernemers te stimuleren hun producten milieuvriendelijker te (her)ontwerpen, door een krediet beschikbaar te stellen van 40% van de projectkosten. In geval de technische ontwikkeling mislukt of met het product geen omzet wordt gemaakt, behoeft het krediet niet terugbetaald te worden.

Het budget in 1999 bedroeg f 5 mln, later verlaagd naar f 3 mln. In 1999 zijn vier projecten gecommiteerd voor een totaalbedrag van f 1,4 mln. In de toekenningspraktijk worden vooral projecten voor verwarmingsapparatuur en agrarische machines gehonoreerd.

Artikel 02.12 Technologische infrastructuur

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999142 20997 029
Realisatie 1999138 67092 950
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 3 539– 4 079

Toelichting realisatie 1999

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie:

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010Technologische vernieuwing22 57614 11625 77621 116
020Onderzoek en voorl. Techn. bel.4 6083 8233 2085 085
030STW35 34135 83315 25612 892*
040IOP18 99919 02110 4175 124**
050Topinstituten42 21144 82929 87636 512
060Technologie en Samenleving3 4747 3021 9963 339
070KIM15 00011 74610 5008 873
080BCT2 0009
Totaal142 209138 67097 02992 950

* zie ook artikel 02.06 860 (betaald f 5,5 mln)

** betalingen op verplichtingen die t/m 1997 zijn aangegaan worden op artikel 02.02 720 verantwoord (in 1999 f 9,218 mln)

Technologische Vernieuwing

New Metropolis

De in 1999 ingezette periode van surseance van betaling is afgesloten met een herstart van New Metropolis. Over deze periode zal in de jaarcijfers over 1999 door New Metropolis verslag worden gedaan. De bijdrage van onder meer EZ in NewMetropolis maakt het mogelijk dat het door het geheel nieuwe bestuur opgestelde businessplan in uitvoering kon worden genomen.

Axis

De Axis- stichting beoogt de aansluiting van de bèta- en techniekopleidingen op de arbeidsmarkt te bevorderen. De voor 1999 gereserveerde bijdrage van f 5,985 mln aan Axis is deels doorgeschoven naar 2000 en later. Axis heeft zich in 1999 wel aan diverse projecten gecommitteerd, maar de projecten zijn later van start gegaan dan was ingeschat.

Stichting WeTeN

In 1999 is de Stichting WeTeN voor f 3 mln gefinancierd. Ook is een bedrag van f 0,75 mln vanuit het voorlichtingsbudget van EZ verstrekt. De Stichting heeft in 1999 onder andere twee onderzoeken gedaan waarin de vraag naar, respectievelijk het aanbod van informatie over wetenschap en techniek in kaart zijn gebracht.

ICT-problematiek

De Taskforce werken aan ICT heeft in oktober 1999 elf aanbevelingen gedaan om het tekort aan ICT'ers in Nederland te verminderen. Vanwege het grote belang van oplossing van dit tekort voor de Nederlandse economie is bij de ontvangst van de aanbevelingen door de Ministers Jorritsma en Hermans toegezegd dat er voor het uitwerken van deze ideeën tot concrete businessplannen financiële ondersteuning gegeven zou kunnen worden. Dit is in 1999 gedaan voor de volgende onderwerpen:

• ICT in HEO (f 0,45 mln): Aandacht voor ICT-kennis en vaardigheden in HBO.

• ICT in MBO (f 0,03 mln): Realiseren van transparantie in het MBO-ICT opleidingenaanbod, invoering van een flexibel hanteerbaar certificeringsstelsel en een snelle vergroting van het aantal ICT-ers op MBO-niveau.

• Netwerk-academie (f 0,4 mln): Realisatie van een gezamenlijk loket van hoger onderwijs-instellingen die tijd en plaats-onafhankelijk post-initieel (ICT) onderwijs aanbieden.

• ICT en Vrouwen (f 0,095 mln): Realiseren van een hogere instroom van vrouwen in de ICT-sector.

Alle businessplannen dienden eind februari 2000 bij de bewindslieden ingediend te zijn. Naar verwachting zal in april 2000 het kabinetstandpunt op deze plannen gereed zijn.

Onderzoek en voorlichting technologie beleid

In het kader van Employability is circa f 0,9 mln besteed aan een drietal hoofdpunten:

Advisering: Best Practice (goede voorbeelden);

Elders Verworven Capaciteiten: Monitoring van diverse branches;

Investors in People: Opstellen van businessplan voor keurmerkstichting.

STW

STW beoordeelt de bij haar ingediende projectvoorstellen tweede geldstroom op wetenschappelijke kwaliteit en utilisatie (de kans dat gebruikers de resultaten zullen toepassen). STW rapporteert jaarlijks over de utilisatieresultaten van de projecten die vijf, respectievelijk tien jaar geleden zijn gestart. STW heeft in 1999 met de subsidie van EZ circa 30 nieuwe projecten gestart. Gemeten naar het aandeel van de EZ-subsidie waren in totaal circa 200 onderzoekers met lopende STW-projecten bezig. De financiële bijdragen van bedrijven bedroegen circa f 4 mln; die van kennisinstellingen circa f 24 mln.

Uit het utilisatierapport 1999 blijkt dat van alle in 1988 gestarte projecten (inclusief NWO-subsidie) 19% heeft geleid tot een aanwijsbaar product.

Innovatiegerichte Onderzoekprogramma's (IOP)

In 1999 is een aantal innovatieve onderzoeksprogramma's uitgevoerd. Uit het onderstaande overzicht blijkt welke bedragen hiermee zijn gemoeid.

In 1999 uitgevoerde IOP's (x f 1 mln) 
1. Metalen0,2
2. Industriële Eiwitten0,3
3. Koolhydraten0,2
4. Opto electronica0,2
5. Oppervlaktetechnologie5,4
6. Beeldverwerking2,7
7. Zware metalen4,8
8. Mens machine interface4,9
9. Precisietechnologie0,3
Totaal19

Kengetallen IOP

 Artikel(-sub)RamingRealisatieVerschil
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN    
1. Behandelde aanvragen (in aantallen) 7042*– 28
2. Kosten per prestatie (x f 1000) 30,86030,8600
3. Aantal projecten in beheer (in aantallen) 293257– 36
4. Kosten per prestatie (x f 1000) 2,0102,0100
5. Toegelicht begrotingsbedrag (uitv. Senter) (x f 1 mln)01.55–0202,7493,1940,445
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 14,515,81,3

* Al eerder werd aangekondigd dat de IOP zou worden uitgebreid met een aantal onderwerpen. In 2000 zal een aantal nieuwe IOP's starten. In 1999 is tevens een aantal voorstudies verricht (zie artikel 02.12–040). De raming van 70 projectaanvragen blijkt te hoog te zijn ingeschat.

Technologische Top Instituten (TTI's)

In 1999 is voor de TTI's in totaal f 44,8 mln (incl. f 0,368 mln voor monitoring en evaluatie) verplicht met betrekking tot het subsidiejaar 2000.

De bijdrage per TTI is als volgt:

Subsidiejaar (bijdrage x f 1 mln)2000
Voedselwetenschappen11,50
Metaaltechnologie12,00
Telematica10,60
Polymeren10,36

De TTI's hebben in 1999 in totaal circa 80 projecten gestart. Bij het in 1999 lopende basis-onderzoek werden in totaal circa 300 fte's onderzoekers ingezet. De bedrijfsbijdragen waren circa f 25 mln en die van de kennisinstellingen circa f 23 mln.

Technologie & Samenleving

In 1999 zijn 4 thema's onderdeel geweest van het T&S-programma, te weten Criminaliteitspreventie, Leren in de werkomgeving, Preventie arbeidsuitval en Reïntegratie gehandicapten. Deze thema's ontvingen 55 projectvoorstellen waarvan uiteindelijk 28 projecten werden gehonoreerd. De realisatie is hoger dan was voorzien. Dit wordt veroorzaakt door extra ondersteunende activiteiten.

Kennisdragers in het MKB (KIM)

Het aantal toegekende KIM'ers is lager (320) dan begroot (450), voornamelijk vanwege de krapte op de arbeidsmarkt. Begin 2000 zijn de resultaten van de evaluatie van de KIM-regeling bekend, waarbij bekeken wordt of de regeling aangepast dient te worden. Overigens worden eventuele aanpassingen van de regeling meegenomen met de stroomlijning van het kennisverspreidingsinstrumentarium van EZ, waarvan de KIM deel uit maakt.

Kengetallen KIM

(Bedragen x f 1 000)Raming 1999Raming 1999 na NvWRealisatie 1999Verschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Ontvangen aanvragen (aantallen)750550326– 224
2. Toegewezen aanvragen (aantallen)650450350– 100
3. Toegelicht begrotingsbedrag20 00015 00011 747– 3 253
4. Loonkostensubsidie per KIM'er202020
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN    
1. KIM'ers in dienst van MKB getreden (%)757575
2. Kosten van begeleiding/advies5 1844 0363 105– 931
3. Overige uitvoeringskosten1 9641 9641 642– 322
DOELTREFFENDHEIDSKENGETALLEN    
Continuering innovatie na beëindiging KIM-project (%)757575 (a)

(a) 45% van de bedrijven geeft aan dat dit nieuwe innovatietrajecten betreft.

BrancheCentra voor Technologie (BCT)

In het eerste jaar van de gewijzigde regeling zijn er in totaal 4 aanvragen gehonoreerd voor in totaal f 2 mln (het totale subsidiebudget van de regeling), namelijk die van het Aluminiumcentrum, de Fotografenfederatie, de Nederlandse Vereniging voor Precisietechniek en de Federatie van de Nederlandse Kunststof- en Rubberindustrie.

Artikel 02.13 Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199946 061
Realisatie 1999142 00054 405
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 142 000+ 8 344

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en Toelichting realisatie 1999

Uit het Fonds economische structuurversterking werden in 1999 vier EZ-projecten gefinancierd. Het betreft de projecten NOBIS (Nederlands onderzoeksprogramma Biologische In-situ Sanering), HPCN (High Performance Computing en Networking), de investeringen in de onderzoeks-faciliteiten van het MARIN en GigaPort.

• Het doel van NOBIS is het bewerkstelligen van aanzienlijke kostenreductie voor bodemsaneringsoperaties en het opheffen van stagnatie van economische en maatschappelijke processen die een gevolg zijn van de bodemvervuiling. NOBIS doet dit door financiering en organisatie van onderzoeks- en demontratieprogramma's naar biologische in-situ bodemsanering.

Het programma is trager op gang gekomen dan aanvankelijk was gepland. De projecten vroegen om veel voorbereiding en begeleiding door NOBIS. In 1999 is met name aandacht besteed aan de afronding van de lopende projecten en de verduurzaming van het werk dat door NOBIS in gang is gezet en het netwerk dat is opgebouwd. Een en ander is verankerd in de Stichting Kennisoverdracht Bodem (SKB). Het werkterrein van SKB is breder dan dat van NOBIS (alleen biologische in-situ sanering). Uit ICES-2 zijn middelen voor deze stichting beschikbaar gesteld. Het Ministerie van VROM is hiervoor penvoerend ministerie.

• Het HPCN-programma is momenteel in zijn afsluitende fase. Gedurende de looptijd zijn 25 duurzame publiek-private samenwerkingsverbanden tot stand gekomen, gericht op de ontwikkeling en verspreiding van specifieke HPCN-toepassingen of -diensten.

Enkele voorbeelden van ontwikkelingsprojecten zijn:

– NICE: een project dat zich richt op numerieke stromingssimulatie in een groot aantal sectoren en op de realisatie en operationalisering van een geïntegreerd simulatiecentrum voor stromingen. Verschillende universiteiten en laboratoria participeren in het project dat vijf deel programma's kent: lucht, water, schepen, chemie en industriële stroming.

– SIMULTAAN: een project dat trainingssimulatoren ontwikkelt voor complexe besturingsvraagstukken in de vervoer-, defensie-, industrie- en ruimtevaartsector.

Om de economische spin-off van het HPCN-programma te bevorderen, worden door middel van diffusieprojecten (Virtual Megastore, TEN155) de resultaten en toepassing van HPCN-initiatieven in de markt en samenleving verspreid.

Het geheel heeft geresulteerd in een omvangrijk (kennis)netwerk voor de ontwikkeling, verspreiding en het gebruik van innovatieve HPCN-technologieën. De verduurzaming van het HPCN-initiatief zal in hoofdzaak vorm moeten krijgen via het «Platform HPCN», dat inmiddels meer dan 60 leden telt.

• De bijdrage aan MARIN is gericht op een drietal faciliteiten om het MARIN haar positie als één van de toonaangevende GTI's op maritiem gebied te laten behouden en uit te laten bouwen. De investeringen betreffen een Zeegangstank, een offshoretank en een vacuümtank. Als eerste is in 1999 de Zeegangstank in gebruik genomen. De Offshoretank is in aanbouw, de verouderde vacuümtank ondergaat thans een grootschalige renovatie.

• In 1999 is f 142 mln toegezegd voor het project GigaPort. Binnen GigaPort worden technologieën ontwikkeld die snelheid, betrouwbaarheid en beveiliging van het Internet zullen verbeteren. Het project is opgezet onder regie van de Ministeries van EZ, OC&W en V&W. De doelstellingen zijn onderverdeeld naar drie ambitieniveaus:

1. ontwerpen, bouwen en onderhouden van een breedbandnetwerk voor onderzoek en ontwikkeling in het algemeen en gebruik door universiteiten, hogescholen en publiek gefinancierde onderzoeksinstituten in het bijzonder (GigaNet);

2. stimuleren van kennisontwikkeling en «diffusie in Nederland (GigaWorks);

3. versterken van de concurrentiepositie en economische ontwikkeling van Nederland (GigaPort als geheel).

In 1999 is de tender uitgevoerd voor de connectiviteit van het internationale onderzoeksnetwerk en zijn tevens de eerste kennisopbouw projecten en de eerste projecten met het bedrijfsleven van start gegaan.

Stand ultimo 1999

(x f 1000)Totale projectomvang:Reeds Betaald:Openstaande verplichtingen:
NOBIS23 98823 92266
HPCN34 71133 6571 054
MARIN100 000100 0000
Gigaport142 00010 500131 500
Saldo300 699168 079132 620

03.00 INDUSTRIE- EN DIENSTENBELEID

Artikel 03.03 Versterking economische structuur

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199914 35518 139
Realisatie 19997 2178 908
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 7 138– 9 231

Toelichting realisatie 1999

De in omvang belangrijkste projecten waaraan in het kader van Vernieuwingsprogramma's subsidie is toegekend, zijn de Bedrijfstaktoets 1999 (f 1,2 mln) en het project New Venture. (f 1,0 mln). In totaal is aan meer dan 60 projecten een bijdrage geleverd.

Een deel van het budget voor economische structuurversterking (f 5,1 mln) is structureel overgeheveld naar het BTS-budget (artikel 02.02). Verder kon voor f 3,2 mln aan projecten, die in een vergevorderd stadium van behandeling waren, niet meer in 1999 verplicht worden.

Artikel 03.04 Industriële promotie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199914 62814 340
Realisatie 199914 05511 930
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 573– 2 410

Toelichting realisatie 1999

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

Artikelonderdeel verplichtingengemiddeld per
 aantal postenramingrealisatiepost
USA56 0668 9571 792
Japan (incl. Hong Kong)32 0671 256419
Korea1409207207
Taiwan11 150654654
Singapore1500249250
Europa13 1201 5551 555
Adviezen werkz. derden 1 3161 177 
Totaal 14 62814 055 

Nadere specificatie

Herkomst van bedrijven (donorgebieden)aantal projecteninvestering in mlnarbeidsplaatsen
 199919981999199819991998
Noord-Amerika55609098764 2443 977
Azië2539129152643925
Europa5953326122351
Totaal851081 0911 3545 0095 253

Aard der projecten

 aantal projecteninvestering in mlnarbeidsplaatsen
 199919981999199819991998
Productie/Assemblage1111542565984699
Distributie22381162759691 380
Int Dienstverlening Algemeen516511686585
Europese hoofdkantoren29212773441 4341 780
Call Centers786638785625
Overig (o a. Marketing/Sales)11148516751184
Totaal851081 0911 3545 0095 253

Verdeling naar regio

 aantal projecteninvestering in mlnarbeidsplaatsen
 199919981999199819991998
Groningen217646820
Friesland000000
Drenthe0108025
Overijssel21710029050
Flevoland114920100
Gelderland662984183266
Utrecht44161932945
Noord-Holland25423103501 0962 215
Zuid-Holland2124105178809936
Zeeland1135030010035
Noord-Brabant1317801741 311999
Limburg1010114128803562
Totaal851081 0911 3545 0095 253

Artikel 03.05 Steun scheepsbouw

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199955 00059 432
Realisatie 199971 16467 446
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 16 164+ 8 014

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1999

In 1999 is f 16 mln aan het budget voor de regeling toegevoegd omdat de concurrentiepositie van de Nederlandse scheepsbouw nadelig beïnvloed werd.

In Europees verband is een steunkader voor Scheepsbouw afgesproken dat geldig is van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2003. Hierin is onder andere opgenomen dat productiesteun, waar onderhavige regeling een vorm van is, alleen in 1999 en 2000 mag worden verstrekt. Alle andere vormen van ondersteuning zijn de hele periode van 5 jaar binnen afgesproken grenzen toegestaan.

De contractwaarde van de 49 projecten waarop generieke steun is verleend bedraagt f 1,7 mrd. De gemiddelde contractsom bedroeg in 1999 f 35 mln met een gemiddeld subsidiepercentage van 4,1%. De in Europees verband toegestane steunmaxima zijn voor schepen tot Euro 10 mln 4,5% en daarboven 9%.

In volgende grafiek wordt de verhouding orderbedrag/subsidiebudget over een reeks van jaren weergegeven. kst-27127-30-1.gif

Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling Nedcar B.V.

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999220 000220 000
Realisatie 1999501 090303 560
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 281 090+ 83 560

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en Toelichting realisatie 1999

In 1999 zijn door de Staat, Volvo Car Corporation en Mitsubishi Motors Corporation afspraken gemaakt over de beëindiging van de financiële relaties tussen de Staat en NedCar. De schuld door het verlies op de V400 enerzijds en de Projectloan anderzijds zijn de belangrijkste elementen van deze relatie. Door de overname van Volvo Car Corporation door Ford zijn de conceptafspraken nog niet definitief uitgevoerd, zodat een deel van de in 1999 opgehoogde begroting voor uitgaven (en ontvangsten) naar 2000 is doorgeschoven.

De verplichting in 1999 betreft de administratieve vastlegging van de schuld aan NedCar in verband met de verliezen op de V400. Terugbetaling heeft in 1999 voor f 220 mln plaatsgevonden uit de verkoop van de aandelen NedCar. De overige f 83,6 mln komt uit de terugbetaling van de wederzijdse vermindering van de Projectloan van de Staat aan NedCar en de schuld van de Staat aan NedCar voor het verlies op de V400.

Artikel 03.09 Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19992 976
Realisatie 19991 451
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 1 525

Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden de betalingen verantwoord op in het verleden aangegane verplichtingen uit hoofde van de PPM-regeling.

04.00 REGIONAAL BELEID

Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingmaatschappijen en overige

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199911 22411 224
Realisatie 199915 42413 210
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 4 200+ 1 986

Toelichting realisatie 1999

In onderstaande tabel is voor elk van de vijf ROM's de raming afgezet tegen de realisatie.

De in het verslagjaar aangegane verplichtingen hebben betrekking op de apparaatskostenvergoeding. De bijdrage aan de NOM is éénmalig verhoogd met een bedrag van f 2,5 mln vanwege hogere uitgaven in het kader van de ontwikkelingstaak.

Gezien de lopende onderzoeken bij de GOM is de jaarrekening over 1998 nog niet vastgesteld waardoor ook de subsidievaststelling voor de apparaatskosten nog niet heeft kunnen plaatsvinden.

ArtikelonderdeelVerplichtingenUitgaven
(x f 1 000,–)Raming Realisatie RamingRealisatie
010NOM apparaatskosten4 6967 1964 6966 696
110LIOF apparaatskosten2 6582 8582 6582 818
210OOM apparaatskosten1 6071 6071 6071 607
310GOM apparaatskosten871871871697
410BOM apparaatskosten1 2961 2961 2961 296
610Medewerkers overige instituten96969696
750GOM financieringsbedrijf oud1 500
Totaal11 22415 42411 22413 210

Artikel 04.04 Voorwaardenscheppend beleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999
Realisatie 19995 896
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 5 896

Toelichting realisatie 1999

Betreft de uitfinanciering van de in voorgaande jaren toegezegde EZ-bijdrage ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg S23 – voorheen SW26 – door de gemeente Kerkrade.

Voor dit project zijn twee betalingen (elk f 2,947 mln) verricht.

Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19995 508
Realisatie 19991 000
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 4 508

Toelichting realisatie 1999

De uitgaven betreffen de uitfinanciering van infrastructuurprojecten in Noord-Nederland. In 1999 hebben echter alleen betalingen plaatsgevonden op infrastructuurprojecten in Drenthe.

Artikel 04.08 Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199996 04972 939
Realisatie 1999139 66090 742
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 43 611+ 17 803

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van het grote beroep op de Investeringspremieregeling (IPR) ten behoeve van met name Noordelijke projecten is binnen de EZ-begroting ruimte vrijgemaakt voor verhoging van het verplichtingenbudget met f 40 mln. Ook het kasbeslag uit lopende projecten bleek in 1999 hoger dan geraamd.

Toelichting realisatie 1999

Betreft de centrale en de decentrale Investeringspremieregeling (IPR). In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie.

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010IPR-centraal45 69389 30439 44440 219
020IPR-decentraal50 35650 35633 49550 523
Totaal96 049139 66072 93990 742

IPR-centraal

Kengetallen

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)raming 1999realisatie 1999verschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Toegezegde subsidies (in aantallen) 1120*9
2. Gemiddeld bedrag per toezegging 4,24,40,2
3. Toegezegde subsidies04.08–01045,789,3**43,6
DOELTREFFENDHEIDSKENGETALLEN    
1. Te realiseren arbeidsplaatsen (in aantallen) 8002 498***1 698
2. Premie per arbeidsplaats 0,0570,036– 0,021
3. Investeringen 4751 174699
4. Premiepercentage (in %) (subsidie/investeringen) 9,67,62,0

* het groter beroep op de regeling vindt z'n oorzaak in het feit dat de huidige IPR-regeling t/m 31-12-1999 loopt (verlenging moet nog door de Europese Commissie worden goedgekeurd);

** incl. f 0,3 mln voor verificatieonderzoeken;

*** meer arbeidsplaatsen dan geraamd als gevolg van beschikking aanvullend IPR-budget.

Verdeling toezeggingen 1999 centrale IPR over provincies

ProvincieInvesteringenArbeidsplaatsenProjectenSubsidie
Groningen227,0119723,1
Friesland409,71 052628,5
Drenthe214,7232321,5
Overijssel152,010013,1
Limburg170,3995312,8
Totaal1 173,72 4982089,0

De projecten zijn te verdelen in 12 vestigingsprojecten, 7 uitbreidingsprojecten en 1 fundamenteel wijzigingsproject. De verdeling industrieel versus dienstverlenend is 10:10 (waarvan 1 toeristisch).

De volgende grafiek geeft de realisatiecijfers van de afgelopen jaren met betrekking tot de centrale IPR. In de grafiek zijn de voorgenomen investeringen en het voorziene aantal te realiseren arbeidsplaatsen gerelateerd aan het toegezegde premiebedrag.kst-27127-30-2.gif

IPR-decentraal

Uit de decentrale IPR worden alleen in de drie Noordelijke provincies verplichtingen aangegaan. De uitvoering van de regeling is ondergebracht bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). De grens van de subsidiabele grondslag van de decentraal uit te voeren projecten ligt op f 10 mln.

Verdeling toezeggingen SNN 1999 decentrale IPR over provincies

ProvincieInvesteringen (in mln)ArbeidsplaatsenProjectensubsidie in f mln
    totaalper arbeidsplaats
Groningen322,191510636,60,040
Friesland606,31 76123258,60,033
Drenthe196,77506725,00,033
Totaal125,13 426405120,2*0,035

* onder toezeggingen SNN zijn ook projecten opgenomen die in vorige jaren zijn ingediend.

Artikel 04.09 Regio-programma's

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999107 423102 415
Realisatie 199974 14295 041
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 33 281– 7 374

Toelichting realisatie 1999

De onderuitputting van f 33 mln op het verplichtingenbudget wordt met name veroorzaakt door vertraging bij het aangaan van de verplichting voor de aanleg van een bedrijventerrein bij het knooppunt Born. Het overleg met de provincie Limburg over de oprichting van de rechtspersoon die het bedrijventerrein tot ontwikkeling brengt en de vormgeving van de subsidierelatie is nog gaande. De oorzaken voor de lagere realisatie van kasuitgaven zijn het uitstel van bovengenoemde verplichting en de vertraagde kasuitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen.

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010ISP-regulier73 09246 19274 43373 526
520Oost. mijnstreek Z-Limburg8 200126 7301 612
610EFRO-cofinanciering26 13127 93818 75217 868
900 Oude verplichtingen2 5002 035
Totaal107 42374 142102 41595 041

SP: Clusters waarvoor SNN (u.h.v. ISP-V) in 1999 projectbijdragen heeft gecommiteerd

ClusterAantal projectenbedrag (x f 1 mln)
ISP-Marktsector:  
– Agro-business277,6
– Logistiek95,9
– MKB, Toerisme en Industrie154,1
– Gezamenlijke thema's/Algemeen27,5
ISP-Publieke Sector en Cofinanciering:   
– Doelstelling 2 Groningen/Drenthe4439,2
– Doelstelling 5b Groningen/Drenthe2110,8
– Doelstelling 5b Friesland15,6
– Doelstelling 5b Overijssel123,9
– Overig ISP-Publieke Sector5634,9
Totaal187119,5

N.b. Omdat het toezeggingen betreft van SNN is het bedrag aan toezeggingen niet gelijk aan het door EZ aan SNN toegezegde bedrag. 1999 is het slotjaar van de commiteringsperiode van het ISP-V. Naast het voor dit jaar beschikbare bedrag is ook de restantruimte uit de voorgaande jaren benut.

EFRO-cofinanciering

Programma's

 Aantalverplichtingen (x f 1 mln)
Doelstelling 1 Flevoland16,1
Doelstelling 200
Doelstelling 5b00
Interreg II2911,4
Konver92,9
MKB91,9
algemeen (opschoning RC met Brussel)15,6
Totaal4927,9

Artikel 04.10 Stimulering Ruimte voor Economische Activiteit

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199990 47384 874
Realisatie 199980 30874 279
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 10 165– 10 595

Toelichting realisatie 1999

Eind december 1999 zijn de convenanten met de G25 getekend. Na afronding van de ISV-wet en de stadseconomieregeling zullen de verplichtingen medio 2000 door EZ worden aangegaan.

In het verslagjaar zijn in het kader van de StiREA-regeling aan de vier grote steden toezeggingen gedaan voor in totaal f 25 mln. De verdeling is: Amsterdam f 9,375 mln, Rotterdam f 7,125 mln, Den Haag f 5,5 mln en Utrecht f 3 mln.

Via een tenderprocedure hebben acht projecten buiten de vier hierboven genoemde steden een bijdrage uit de StiREA ontvangen. Zes projecten werden gehonoreerd met f 7,5 mln en twee met f 2,5 mln. Via de tenderprocedure is f 42,5 mln terecht gekomen bij 7 steden die tot de G25 behoren. In totaal is f 67,5 mln terecht gekomen bij 11 steden die tot de G25 behoren.

In onderstaande tabellen is het aantal ontsloten hectares bedrijventerreinen dat medegefinancierd is met de StiREA-tender 1999 en het aantal hiermee gemoeide arbeidsplaatsen weergegeven:

I. Vier nieuwe terreinen

GemeenteOmschrijving/projectha brutoha nettoArbeidsplaats
EindhovenFlight forum, lake forum2001407 000
WaalwijkHaven147762 625
HengeloWestermaat campus/expres56281 050
MaastrichtMaastricht/Eijsden55353 300
Totaal45827913 975

II. Herstructurering van vier terreinen

GemeenteOmschrijving/projecthaArbeidsplaats (nieuw + behoud)
Den boschde rietvelden25750
Bredade krogten1706 600
SchiedamWiltonhaven661 570
HelmondHoogeind297 050
Totaal 29015 970

In onderstaande tabel zijn de totaalcijfers weergegeven voor StiREA-projecten die in de jaren 1996 tot en met 1999 zijn toegezegd. Het gaat daarbij om het bruto aantal hectares en het verwachte aantal nieuwe arbeidsplaatsen; beide zijn afkomstig uit de projectvoorstellen van de gemeenten en beoordeeld door de adviescommissie. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat de projecten nog in uitvoering zijn en dat het nog geen realisatiecijfers zijn.

StiREA

JaarNieuw terrein (bruto ha)Revitalisering (Bruto ha)Nieuwe arbeidsplaatsen
StiREA 199646712017 200*
StiREA 199734439011 705
StiREA 199834874824 275**
StiREA 199941829016 700
Totaal tender1 5771 54869 880
StiREA G41083058 585
StiREA G422182 395
StiREA G412572 220
StiREA G451561 170
Totaal StiREA1 7242 08484 250

* Incl. 7500 behouden arbeidsplaatsen

** Incl. een onbekend aantal behouden arbeidsplaatsen

Artikel 04.11 Toeristisch beleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199949 38547 485
Realisatie 199950 08549 196
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 700+ 1 711

Toelichting realisatie 1999

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie.

ArtikelonderdeelVerplichtingenUitgaven
(x f 1 000,–)Raming Realisatie RamingRealisatie
010Div. toeristische organisaties4 7755 7724 7755 772
020NBT41 73743 32641 73742 962
040WTO341363341363
210Bevordering toer. Promotie2 53262463299
totaal49 38550 08547 48549 196

EZ geeft het toeristisch beleid onder andere vorm door middel van bijdragen aan de volgende vijf instanties: de Algemene Nederlandse Vereniging van VVV's (ANVV), het Nederlands Bureau voor Toerisme (NBT), het Nederlands Congresbureau (NCB), de World Tourism Organization (WTO) en de Stichting Toerisme en Recreatie AVN.

Enkele gegevens over de NBT-begroting en de EZ-bijdrage daaraan

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)raming 1999realisatie 1999*verschil
Totale begroting NBT 77,074,1– 2,9
– waarvan overheadkosten (algemene beheerskosten) 28,027,70,3
– waarvan totale activiteitenkosten 49,046,5– 2,5
– Overheadkosten als % van de totale begroting 36,437,30,9
– Bijdrage van EZ (excl. Een bijdrage aan AVN van f 1,7 mln)04.11 02040,041,61,6
– Bijdrage van bedrijfsleven 37,034,1– 2,9

* raming vlgs. opgave NBT d.d. 24–2-2000

Het beleid dat het Nederlands Bureau voor Toerisme (NBT) voert, wordt afgestemd met EZ en concentreert zich op een aantal kerntaken, dat in het Strategisch Marketingplan 1997–1999 is vastgelegd. Hierbij geldt als uitgangspunt, dat EZ alleen activiteiten financiert op het gebied van Hollandpromotie en op het gebied van innovatie- en vernieuwingstaken.

Toelichting ten aanzien van de overige instanties:

• Uitgangspunt voor de medefinanciering door EZ van de ANVV is een meerjarig activiteitenplan, waarbij de financieringsverhouding is aangepast van aanvankelijk 75:25 naar thans 50:50;

• Onder de post NCB wordt de EZ-participatie verantwoord in het activiteitenprogramma van de Vereniging voor Nederlandse Congresbelangen (VNC).

Het Toeristisch Huis zal volgens planning per 1 juli 2000 van start gaan. Het betreft de fusie van NBT, AVN en ANVV tot één centraal kennis- en innovatie-instituut van de BV Vakantieland Nederland, het Toeristisch Huis. Het streven is dat per 1 januari 2001 ook het NCB zich aansluit bij het Toeristisch Huis. De evaluatie NBT is in het jaar 2000 gestart.

05.00 DIENSTEN, MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF EN ORDENING

Artikel 05.01 Voorlichting en advisering MKB

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19993 871
Realisatie 19993 010
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 861

Toelichting realisatie 1999

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
130 Proj.Markt & ondern.schap1 476582
140 Branche centra technologie2 3952 428
Totaal3 8713 010

Betreft uitsluitend de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen.

Artikel 05.02 Onderzoek en onderwijs MKB

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199912 34113 261
Realisatie 199915 38015 815
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 039+ 2 554

Toelichting realisatie 1999

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie.

ArtikelonderdeelVerplichtingenUitgaven
(x f 1 000,–)Raming Realisatie RamingRealisatie
010 EIM8 6938 9828 6939 300
020 Beleidsonderbouwend onderzoek1 6009701 5971 064
210Ondernemersonderwijs1 0483 085
230Ondernemersonderwijs& -scholing5671 4161 609
240 MDW-onderzoek1 220210737
250 PMO1 4814 20829720
Totaal12 34115 38013 26115 815

Economisch Instituut voor het MKB (EIM)

Het EIM heeft tot taak ontwikkelingen in het MKB en in specifieke sectoren te onderzoeken en te analyseren. EZ subsidieert jaarlijks het programmaonderzoek MKB en ondernemerschap van het EIM met ruim f 8 mln. Naar aanleiding van de evaluatie van het programmaonderzoek is in 1999 gewerkt aan uitgangspunten voor nieuwe subsidievoorwaarden. De nieuwe subsidievoorwaarden zullen in 2001 operationeel zijn.

Onderstaande grafiek geeft de realisatiecijfers van de afgelopen jaren met betrekking tot de activiteiten van het EIM.

aantallen producten EIM

kst-27127-30-3.gif

aandeel EZ-subsidie van het totale budget

kst-27127-30-4.gif

De totale omzet van het EIM (programma-onderzoek + contract-research) bedroeg in 1999 circa f 26 mln.

Beleidsonderbouwend onderzoek

De grootste commiteringen in 1999 betreffen het opzetten van een monitor ondernemerschap in Nederland (f 0,3 mln), een onderzoek voor de uitvoering van de eerste fase van het Bedrijvenloket OL 2000 (f 0,1 mln) en een onderzoek dat dient ter vaststelling van het werkplan van de Commissie Onderwijs en Ondernemerschap (f 0,2 mln). Deze onderzoeken hangen nauw samen met de in de nota «de Ondernemende Samenleving» aangekondigde maatregelen.

MDW-onderzoek

Het kabinet heeft in het najaar van 1998 en het voorjaar van 1999 een oriëntatiefase ingelast om nieuwe MDW-projecten te definiëren, die goed aansluiten bij ervaren knelpunten in wet- en regelgeving bij burgers en bedrijven. In het kader van deze oriëntatie zijn diverse activiteiten georganiseerd, zoals thema-bijeenkomsten in De Balie. Op basis van deze oriëntatie zijn in 1999 16 nieuwe MDW projecten gestart. Voorbeelden van enkele projecten zijn: geneesmiddelen, voortijdig schoolverlaten in de BVE-sector, wachttijden in de AWBZ, Wet op de kansspelen en perifere- en grootschalige detailhandelsvestiging (zie Kamerstukken II 1998/1999, 24 036, nr. 126). Deze projecten zullen in het voorjaar van 2000 tot een advies leiden. In het kader van MDW is tevens onderzoek verricht naar het gebruik van kosten baten analyses in enkele andere landen. Dit onderzoek dient als bouwsteen voor het in beeld brengen van de kosten en baten van nieuwe wet- en regelgeving in het toetsingsproces. Ten slotte is in het kader van het in 1998 gestarte MDW-project benzinemarkt onderzoek verricht.

Projecten Markt en Ondernemerschap (PMO)

In 1999 zijn 9 projecten gehonoreerd. Het merendeel van het budget is aangewend voor de realisering van het Bedrijvenloket OverheidsLoket (OL) 2000. Voor een monitor kosten/baten is f 0,2 mln verplichtingen gecommiteerd, verder zijn voor in totaal f 2,4 mln verplichtingen aangegaan voor de drie voorhoedeprojecten in Groningen, Drenthe en Noordwest-Holland.

Voorts is een bedrag van f 1,2 mln gecommiteerd voor het programmabureau OL 2000 ter uitvoering van de tweede fase van het project Bedrijvenloket.

05.03 Borgstellingsregelingen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999850 65052 054
Realisatie 1999955 46831 904
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 104 818– 20 150

Toelichting realisatie 1999

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010 Verliesdeclaraties MKB850 000955 16851 36031 853
310 Oude borgstellingsfondsen5050
410Rentesubs. Waterkredieten60030064451
Totaal850 650955 46852 05431 904

Kengetallen BBMKB

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)Artikel(-sub)Raming 1999Realisatie 1999Verschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Nieuwe kredietmeldingen (in aantallen) 4 0004 03333
2. Gemiddeld bedrag per krediet 0,2120,2370,25
3. Verstrekte kredieten 850955105
4. Uitstaand garantieobligo 2 9412 552– 143
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN    
1. Meldingen en wijzigingen (in aantallen) 7 8007 616– 184
2. Controles verliesdeclaraties (in aantallen) 700524– 176
3. Controles schuldregelingen (in aantallen) 90092626
4. Buiteninvorderingstellingen (in aantallen) 300590290
5. Beheersposten (in aantallen) 400254– 146
6. Toegelicht begrotingsbedrag (uitvoering Kernministerie)* 2,0882,088
7. Uitvoerend personeel in fte (= Kernministerie) 13,613,6
KWALITEITSKENGETALLEN    
8. Bedrag gehonoreerde versus ingediende verliesdecl. (in %) 9594,6– 0,4

* De uitvoeringskosten betreffen de kosten van de controle door het Kernministerie. De ontvangsten als gevolg van provisies en schuldregelingen komen binnen op ontvangstenartikel 05.01–010. Banken verkrijgen ter vergoeding van uitvoeringskosten 20% van de opbrengst van een schuldregeling.

Toelichting kengetallen:

In het kader van het Amsterdams akkoord inzake groei- en werkgelegenheid heeft de Europese Commissie geld beschikbaar gesteld ten behoeve van verbetering van de financierings-mogelijkheden van het MKB. Dit heeft geleidt tot een participatie van het European Investment Fund in de BBMKB waardoor het verplichtingenplafond kon worden verhoogd met f 150 mln per jaar in de jaren 1999 tot en met 2001. Het aantal verliesdeclaraties en beheersposten viel mee als gevolg van de gunstige economische conjunctuur. Het aantal buiteninvorderingstellingen is hoger door opschoning van oude vorderingsbestanden.

In 1999 is gestart met de evaluatie van de BBKMB.

Onderstaande grafiek geeft de realisaties van de afgelopen jaren weer:

kst-27127-30-5.gif

Artikel 05.05 Bedrijfsbeëindigingshulp

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199914 60814 608
Realisatie 199914 14514 045
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 463– 563

Toelichting realisatie 1999

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)raming 1999realisatie 1999verschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Uitkeringsgerechtigden (in aantallen) 2 6982 60098
2. Gemiddelde uitkering per jaar (x f 1 000,–) 5,4145,38826
3. Totaal bedrag uitkeringen (x f 1 mln)05.0514,60814,145*)0,463

* exclusief uitvoeringskosten Senter (m.i.v. 1-5-1999) ad f 0,2 mln (zie artikel-sub 01.55.020).

Per 1-7-1987 is de bedrijfsbeëindigingshulp gesloten voor nieuwe toetreders. In januari 1999 is de uitvoerder van de regeling, het IMK-Nederland B.V., failliet verklaard. Met ingang van 1 mei 1999 wordt de BBH-regeling door Senter uitgevoerd.

Artikel 05.12 Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199911 554
Realisatie 19998 379
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 3 175

Betreft de afwikkeling van in het verleden aangegane verplichtingen voor het toeristisch beleid tot en met 1999. Met ingang van 2000 wordt verwezen naar artikel 04.11.

Artikel 05.21 Marktwerking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19995 4035 196
Realisatie 19997 7706 143
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 367+ 947

Toelichting realisatie 1999

Het betreft (subsidie) bijdragen en uitgaven ten behoeve incidentele onderzoeken.

Ten behoeve van de wachtgeldverplichtingen van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Konsumentenaangelegenheden (SWOKA) is voor een bedrag van f 0,194 mln aan verplichtingen aangegaan en is voor f 0,169 mln betaald. Aan het CBS is een bedrag van f 0,141 mln toegezegd ten behoeve de coördinatie-eenheid reductie overheids- en andere enquêtes.

Voor ondersteuning van de Commissie Administratieve Lasten alsmede ten behoeve van onderzoeken naar vermindering van administratieve lasten door branche-organisaties en provincies is voor een bedrag van f 1,9 mln aan verplichtingen aangegaan. De extra uitgaven ten behoeve van de Commissie Administratieve Lasten in 1999 hebben het verschil veroorzaakt tussen realisatie en raming.

Artikel 05.22 Bijdrage Nederlands Meetinstituut

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199927 80328 839
Realisatie 199927 96225 915
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 159– 2 924

Toelichting realisatie 1999

Jaarlijks worden tussen EZ en het NMi overeenkomsten voor de uitvoering van werkzaamheden afgesloten. In 1999 werden voor de uitvoering van deze contracten verplichtingen aangegaan voor een bedrag van circa f 27 mln.

Dit bedrag is als volgt verdeeld:f 1 mln
Kansspelcontract3,1
Contract Wetgeving en Internationale vertegenwoordiging1,8
Contract Standaardenbeheer15,3
Meetmiddelencontract6,7

In verband met een gesprongen waterleiding bij het NMi/Van Swinden Laboratorium te Delft, waardoor een deel van de werkzaamheden is vertraagd, is de einddatum van het standaardencontract 1999 verschoven van 31 december 1999 naar 1 mei 2000.

Voorts is een subsidie van f 0,48 mln gegeven voor werkzaamheden die niet onder de basiscontracten vallen, maar wel voortvloeien uit het feit dat dochtermaatschappijen van Verispect aangewezen zijn als standaardinstituut en de ijkinstelling.

In 1999 is eveneens f 0,53 mln aan bijdragen toegezegd aan de internationale metrologische organisaties waarvan de Nederlandse Staat lid is en die door EZ worden gedragen.

Kengetallen NMi

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)raming 1999realisatie 1999verschil
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN    
1. Standaardenbeheer    
– Gemiddelde beheers- en ontwikkelingskosten per standaard in discussie1,606
– Gemiddelde afschrijving per standaard in discussie0,402
2. Toezicht speelautomaten    
a) Controle exploitanten    
– Controlekosten per exploitant (x f 1000) in discussie0,474
– Controles per jaar per exploitant (in aantallen) 110
b) Controle speelautomaten    
– Controlekosten per speelautomaat (x f 1000) in discussie0,147
– Controles per kansspelautomaat per jaar (in aantallen) 0,330,330
– Controles per behendigheidsaut. per jaar (in aantallen) 0,200,200
c) Administratieve werkzaamheden in discussie0,374
3. Controle meetmiddelen    
a) Controle meetmiddelen consumentensfeer    
– Prijsvariatie controle per meetmiddel (in glds) in discussie51–158
– Controles per meetmiddel per jaar (in aantallen) 0,330,330
b) Controle meetmiddelen industriële sfeer    
– Prijsvariatie controle per meetmiddel (in glds) in discussie142–1641
– Controles per meetmiddel per jaar (in aantallen) 0,250,20– 0,05
4. Assistentie wetgeving en overige uitgaven in discussie1,780
Uitvoerend personeel in fte(= Kernministerie) 1,61,60
Totalen toegelichte begrotingsbedragen    
– Bijdrage EZ aan Nmi in discussie27,419
– Beheerskosten kerndepartement 0,2800,2800

N.B. met in «in discussie»is bedoeld dat deze bedragen ten tijde van het opstellen van de ontwerp-begroting nog in discussie waren tussen EZ en NMi.

07.00 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN EN EXPORTBEVORDERING

Algemeen

Uit de aansluitende grafiek blijkt dat in 1999 voor dit beleidsterrein meer is uitgegeven dan in 1998. De sterkste stijging, ook indien wordt geabstraheerd van de teruggevorderde achtergestelde lening in het kader van de GOM, betrof het instrumentarium op het gebied van exportfinanciering. Reden hiervoor is de afdekking van de risico's die worden gelopen op de garantie herverzekering Inpres-8 middels een storting in de interne reserve (f 38,5 mln).kst-27127-30-6.gif

* De cijfers 1999 zijn gecorrigeerd voor de teruggevorderde achtergestelde lening die aan de Stichting SENO was verstrekt in het kader van de SENO-faciliteit (f 328 mln) voor het instrument Midden- en Oost-Europa en GOM (f 62 mln) voor het instrument exportfinanciering.

De uitvoering van een groot deel van het gehele BEB-instrumentarium is ondergebracht bij Senter (zie onderstaande tabel met vergoedingen aan Senter voor uitvoering).

Uitvoeringskosten Senter

(Bedragen x f 1000)199719981999
PESP (07.02)8161 2471 117
PSI (07.02)444155305
SEM & PSB (07.02)314483571
BSE & EFI (07.03)1 5241 7411 619
PSO & Multilaterale projecten (07.05)6 67010 12510 237
Totaal9 76813 75113 848

In 1999 is de ex post-evaluatie van de Investeringsbevordering en technische assistentie (IBTA) afgerond. Eind 1998 is de opdracht verstrekt voor de evaluatie van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen (BSE). De eindrapportage is in januari 2000 ontvangen. De Kamer is per brief (BEB/DMA/EF/00002914) geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie. In 1999 zijn de opdrachten voor de evaluatie van het Programma samenwerking Middenen Oost-Europa (PSO), de Multilaterale projecten/Trustfunds, het Programma economische samenwerking projecten (PESP) en de SENO-faciliteit verstrekt. De eindrapportage van de evaluatie Multilaterale projecten/Trustfunds en de PESP zijn eind 1999 ontvangen. De overige evaluaties zullen in 2000 worden afgerond.

Naast de ex post evaluatie van het BSE is in 1999 een ex ante onderzoek uitgevoerd naar de opportuniteit van een rentepositiestelsel voor de Nederlandse exporteur. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek zijn twee vervolgonderzoeken gestart: rentestabilisatie bij exportfinanciering en een volumeonderzoek.

Artikel 07.01 Internationale organisaties

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199915 03115 031
Realisatie 199913 57813 578
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 1 453– 1 453

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichten/uitgaven
  ramingrealisatie
010 Benelux4 9785 620
020 GATT/WTO8 1936 001
030 Grondstoffen & andere internationale organisaties706939
040OMPI937777
060 Bijdrage uitvoering Energiehandvest217242
Totaal15 03113 578

Benelux

In mei 1999 heeft de scheiding van Schengen en Benelux plaats gevonden. Deze scheiding is budgettair neutraal verlopen.

Artikel 07.02 Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199924 78119 478
Realisatie 199940 52822 113
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 15 747+ 2 635

Toelichting realisatie 1999

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
020PESP12 00018 95510 61510 308
030BOA000303
050BSA1 4813 6101 4812 087
060Beurzenprogramma Indonesië8002 5888001 570
110 Programma Samenwerking Indonesië7 5006 5663 7125 692
130SEM1 0008941 070400
140WTO-Trustfund02 42800
150Programma Starters Buitenland2 0005 4871 8001 753
Totaal24 78140 52819 47822 113

Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP)

Het beroep op de PESP nam in 1999 wederom toe (1999: f 18,9 mln, 1998: f 16,4 mln). Zoals blijkt uit de aansluitende grafiek is het aandeel van de regio Midden- en Oost-Europa licht gedaald. Azië en Midden- en Oost-Europa blijven als regio het meest in trek. De belangrijkste sectoren zijn Energie, Landbouw en Bouw.

De gemiddelde jaarlijkse PESP-bijdragen aan Indonesië en China, aangeboden in het kader van de financiële pakketten (f 1,1 mln respectievelijk f 0,8 mln), zijn in 1999 ruimschoots gehaald met respectievelijk f 1,6 mln en f 4,3 mln. Hiermee is tevens voldaan aan de totale financiële verplichting in het kader van de aan Indonesië en China aangeboden pakketten. Deze bedroeg voor de periode 1996 tot en met 1999 f 4,4 mln voor Indonesië en f 3,2 mln voor China. In 1999 is gestart met de evaluatie van het programma. De eindrapportage is eind 1999 opgeleverd door de evaluator.

Verplichtingen PESP naar regio (x 1 mln)

kst-27127-30-7.gif

Beurzenprogramma Indonesië/Programma uitzending managers Indonesië

Voor het beurzenprogramma Indonesië in 1999 is f 1,5 mln toegezegd. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen levert eveneens een bijdrage.

Verder is in 1999 circa f 1 mln toegezegd aan VNO/NCW voor activiteiten onder het Programma uitzending managers Indonesië in een zestal sectoren.

Programma Samenwerking Indonesië (PSI)

In 1999 zijn volgens de PSO-plus methode projecten ontwikkeld in Indonesië binnen de 3 vastgestelde thema's (landbouw/voedselverwerkende industrie, Industrie/technologie en transport/infrastructuur). In totaal zijn 8 projecten (1998: 6) aanbesteed (identificatiemissies en opdrachten voor monitoring niet meegerekend) met een gezamenlijk budgettair beslag van f 6,5 mln (1998: 4,95 mln). In een aantal gevallen wordt niet het gehele project via PSI gefinancierd, maar dragen de uitvoerders zelf maximaal twintig procent bij. De grootste bijdrage is evenals in 1998 gegaan naar landbouwprojecten.

WTO-Trustfund

De bijdrage aan het trustfund is bijna volledig besteed door de WTO. De bijdrage is onder andere ingezet om de doelgroep landen te informeren over hun rechten en verplichtingen binnen de WTO, het implementeren van WTO-overeenkomsten en het vergroten van de kennis over de WTO. Dit is gebeurd in de vorm van nationale en regionale seminars, technische missies en workshops.

In 1999 heeft Nederland een bijdrage van $ 2,25 mln toegezegd aan de op te richten WTO-rechtswinkel. Daarom is f 2,4 mln ($ 1,125 mln) ten laste gebracht van het onderhavige artikel. Het resterende bedrag wordt bijgedragen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De rechtswinkel zal zich, als volledig van de WTO onafhankelijke instantie richten op juridische dienstverlening en training van overheidspersoneel bij de ontwikkelingslanden en landen in transitie.

Subsidieregeling exportmedewerkers midden- en kleinbedrijf (SEM) Programma starters op buitenlandse markten (PSB)

Mede op basis van de evaluatie van het PSB en adviezen uit het veld zijn de beleidsinstrumenten gericht op het MKB-exportpotentieel aangepast. Het MKB is actiever benaderd door exportconsulenten van Kamers van Koophandel (KvK) en brancheorganisaties. De EVD heeft hierbij een centrale rol vervuld door met de overkoepelende branche-organisaties en Kamers van Koophandel jaarlijks contracten af te sluiten omtrent de kwantitatieve doelen inzake aantallen bereikte MKB'ers.

Voor het PSB zijn 987 (1998: 190) aanvragen voor exportstrategieën ontvangen. Dit is aanzienlijk meer dan het streefgetal van 750. Voor 948 (1998: 89) is een positieve beschikking afgegeven met een totale omvang van f 5,487 mln (1998: f 0,5 mln). Het betreft 502 doorstarters en 446 starters. De resterende aanvragen waren ultimo 1999 nog in behandeling. Het aantal SEM-aanvragen is door de krapte op de arbeidsmarkt nihil (1998: 62).

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999309 867122 196
Realisatie 1999685 701197 037
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 375 834+ 74 841

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010 Besluit Subsidies Exportfinanciering (BSE)180 000111 83950 95250 345
020 Levering kapitaalgoederen Argentinië00500500
030Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI)0125 00045 7448 193
040 Garantie herverzekering Inpres 8104 867273 434038 499
060 Garantiefaciliteit Opkomende Markten (GOM)25 000175 42825 00099 500
Totaal309 867685 701122 196197 037

Besluit Subsidies Exportfinanciering (BSE)

Gemiddeld gezien bleek de afgelopen jaren de slaagkans voor BSE-projecten hoger te zijn dan de in de begroting opgenomen 1:3-verhouding. Om de raming meer in overeenstemming te brengen met de verwachte scoringskans van projecten is de verplichtingenraming bij eerste suppletore begroting neerwaarts bijgesteld naar f 160 mln, onder gelijktijdige ophoging van de kasdekking naar f 80 mln. De verhouding komt daardoor op 1:2. In 1999 is een verplichtingenbedrag van f 111,84 mln (1998: f 84,35 mln) gerealiseerd. Dit is voor het tweede achtereenvolgende jaar een stijging (1998: f 84,35; 1997: f 37,6 mln). De belangrijkste reden voor dit verhoogde beroep is de verscherpte concurrentie en voortdurende overheidssteun die de concurrenten van het Nederlandse bedrijfsleven, met name in de scheepsbouwsector, daarbij ontvangen. Evenals in de drie voorgaande jaren is veruit de meeste subsidie toegekend aan de zeescheepsnieuwbouw (88,7%). Bij verdeling van de landen naar exportregio zijn de EU-regio's in absolute en relatieve zin (73%) het hoogst vertegenwoordigd. Azië volgt daarna met 14%. Als gevolg van het grote aandeel van de zeescheepsnieuwbouw werd de op basis van de ingediende aanvragen verwachte scoringskans hoger ingeschat dan 50%. Om die reden is niet de volledige verplichtingenraming benut.

Naast de ex-post evaluatie van de BSE is tevens een ex-ante onderzoek gestart naar de opportuniteit van de invoering van een rentepositiestelsel.

Kengetallen BSE

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)raming realisatieverschil
RAMINGSKENGETALLEN   
1. Aantallen (= gehonoreerde aanvragen)3019– 11
2. Bedrag per eenheid (= aanvraag)2,04,21+ 2,21
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= kasdekking)60,0080,00+ 20,00
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN   
1. Aantal prestaties (= behandelde aanvragen)5040– 10
2. Kosten per prestatie0,010,01
3. Aantal prestaties (=gemiddeld dossiers in beheer)6748– 19
4. Kosten per prestatie0,0060,009+ 0,003
5. Toelichting begrotingsbedrag (= uitv. kstn Senter)0,9600,862– 0,098
6. Uitvoerend personeel in fte (=Senter)4,64,6

Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI)

In 1999 zijn de laatste verplichtingen aangegaan voor EFI. Voor 16 projecten zijn in de loop van 1999 contracten gesloten met Indonesië. De lage kasrealisatie wordt veroorzaakt doordat projecten (gedeeltelijk) uitgevoerd moeten zijn voordat een voorschot kan worden verstrekt.

Garantie herverzekering Inpres 8

Met de in het verleden en in 1999 aangegane verplichtingen staat er per ultimo 1999 f 295,084 mln aan garantieverplichtingen open. Het betreft 3 projecten waarvan de jaren 13 t/m 25 van langlopende commerciële leningen, die zijn gesubsidieerd via het Exportfinancieringsarrangement Indonesië, zijn herverzekerd. In afwijking van de bij Inpres 8 gebruikelijke formule is voor één project ook een garantstelling afgegeven voor het fabricatierisico en de eerste 10 jaar nafinanciering. De Kamer is hierover schriftelijk geïnformeerd. Ter afdekking van de aanvullende garantstelling is gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het vormen van een interne reserve ter grootte van f 38,5 mln.

Garantie Exportkredietverzekering Ethiopië

Op verplichtingen uit 1996 van f 122,1 mln worden jaarlijks tot en met het einde van de looptijd in 2007 de aflossingen op het krediet afgeschreven. Afschrijving vindt plaats zes maanden na het verstrijken van de aflossingstermijn. In 1999 is f 10,497 mln afgeschreven, waarmee ultimo 1999 de stand van de garantie f 82,297 mln is (1998: f 92,793 mln).

Garantiefaciliteit Opkomende Markten (GOM)

Met betrekking tot de financieringswijze geldt voor de GOM een vergelijkbare constructie als bij de SENO-faciliteit (zie artikel 07.05), met dien verstande dat bij de GOM de herverzekeringsruimte gelijk is aan het risicodragend vermogen. Sinds mei 1999 worden de risico's niet meer afgedekt door middel van een achtergestelde lening aan Stichting SENO, maar middels een interne reserve. De interne reserve voor de GOM heeft ultimo 1999 een omvang van f 82 mln. Het uitstaande obligo ultimo 1999 is f 75,9 mln (1998: f 31,6 mln). Dit betekent dat eind 1999 een herverzekeringsruimte resteert van f 6,1 mln.

Verloop obligo GOM (voorlopige cijfers)*

(Bedragen x f 1000)Uitgereikte polissenUitgereikte dekkingstoezeggingUitgereikte goedkeuringentotaal
Stand per 31.12.984 19226 50930 701
Mutaties bestaande polissen26 623– 26 509114
Afgegeven in 199910 89416 32517 89345 112
Stand per 31.12.9941 70916 32517 89375 927

* meer cijfers nog niet beschikbaar

Artikel 07.04 Economische voorlichting en exportbevordering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199927 20127 793
Realisatie 199927 17024 107
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 31– 3 686

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010 Bijdrage aan instituten11 82110 61811 8219 398
020Promotie11 68814 64811 68812 656
030Informatie1 9401 4111 9401 560
040Beleidsontwikkeling, PR1 7524911 752491
120 Promotie025922
Totaal27 20127 17027 79324 107«

Toelichting realisatie 1999

Kengetallen EVD

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)artikel(-sub)raming 1999realisatie 1999verschil
Netwerk07.04–010   
Beleidsuitgaven 11 82110 618– 1 203
Aantal fte's 33
Beleidsuitgaven opdr. Part. Org/PPP 9 2756 962– 2 313
Aantal posten dat PPP's aanwendt 147130– 17
     
Voorlichting en promotie07.04–020/   
Beleidsuitgaven07.04–12011 68814 650+ 2 962
Aantal fte's 3535
– Voorlichting en publiciteit buitenland    
Beleidsuitgaven 5 5886 743+ 1 155
Aantal fte's     
Aantal abonnementen «Bestedingen Buitenland» 600580– 20
Aantal abonnementen «Buitenlandse Markten» 2 6002 200– 400
Aantal bezoekers internetsite per dag 900500– 400
Aantal abonnementen berichtenservice  1 600+ 1 600
Aantal abonnementen EVDisk 800770– 30
Aantal abonnementen Vademecum Export 850650– 200
– Promotie    
Beleidsuitgaven 5 9007 832+ 1 932
Aantal fte's 99
     
Informatievoorziening07.04–030   
Beleidsuitgaven 1 9401 411– 529
Aantal fte's 6060
Aantal vraagbeantwoordingen 75 00035 000– 40 000
     
Beleidsontwikkeling07.04–040   
Beleidsuitgaven 1 752491– 1 261
Aantal fte's 88
     
Niet met activiteiten toegelicht begrotingsbedrag    
Beleidsuitgaven 2 7463 730+ 984
Aantal fte's 2518– 7

Toelichting kengetallen:

• Bij «netwerk» zijn minder verplichtingen aangegaan. De posten dienst Buitenlandse Zaken wenden de budgetten voor uitbesteding van handelsbevorderend werk aan particuliere organisaties en het Promotionele Projecten Posten niet geheel aan. Bezien wordt hoe de kaders kunnen worden aangepast zodat de posten beter in de gelegenheid zijn deze budgetten te benutten.

• Bij «voorlichting en promotie» is een daling van de papieren informatieverstrekking waarneembaar ten gunste van het gebruik van de digitale informatieverstrekking. Het aantal unieke bezoekers van de internetsite loopt terug doordat er een berichtenservice is ingericht op de site. Voor promotionele activiteiten zijn voor bijna f 1,9 mln meer verplichtingen aangegaan dan was geraamd door een uitgebreider promotie programma voor China.

• Het aantal beantwoorde vragen bij «informatievoorziening» is fors lager dan was begroot. Kort na de opstelling van de raming van de vraagbeantwoording voor de begroting 1999, is de vraagregistratie bij de EVD opnieuw ingericht. Door accuratere registratie en elimineren van dubbeltellingen bleek dat de oorspronkelijke raming niet gehaald kon worden. In het werkplan van de EVD voor 1999 is rekening gehouden met een bijgestelde raming van 35 000. Daarnaast is de oorspronkelijke raming niet gehaald als gevolg van de internetsite. Met een bezoekersaantal van circa 500 per dag worden veel van de vragen die voorheen telefonisch werden afgedaan, nu door middel van de internetsite beantwoord.

• De niet met activiteiten toegelichte beleidsuitgaven betreffen de financiering van het Netherlands Trade and Investment Office te Taiwan en de kosten van de uitvoering van het Concordaat met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Gedurende het jaar zijn de diverse activiteiten gestart voor de omvorming van de EVD tot een agentschap per 2001.

Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999243 630171 936
Realisatie 1999934 713480 566
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 691 083+ 308 630

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010 Prog. Samenwerking Oost-Europa (PSO)140 000125 77090 48784 193
020SENO-faciliteit (voorheen Leasefaciliteit)50 000746 93725 000334 494
030TRHIO05 95900
040IBTA23 00017 73310 72813 831
050Investeringsfaciliteit O.M. 10 00023 37510 00023 387  
060GOS-programma100042
110Multilaterale projecten20016 33810 069
111 OESO CCET/NIS630514630514
120Trustfunds10 0006 00711 0004 833
140Prog. Uitzending managers NMCP7 5006 0895 5535 922
150 Evaluatie en beleidsondersteuning5001 7955001 164
160 Managementtraining (Passage)2 0005341 7002 117
Totaal243 630934 713171 936480 566

1 Het GOS-programma is in 1994 opgegaan in het PSO

2 Multilaterale projecten zijn in 1999 opgegaan in het PSO

Toelichting realisatie 1999

De faciliteiten zijn onder te verdelen in twee categorieën:

Kennisoverdracht:

bilateraal: het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO), waaronder multilaterale projecten, Managementtraining (Passage), het Programma Uitzending Managers NMCP (PUM), Beurzenprogramma Rusland;

multilateraal: Multilaterale projecten, OESO CCET, Trustfunds;

Export- en investeringsbevordering: de SENO-faciliteit, de Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa (TRHIO), Investeringsbevordering en Technische Assistentie (IBTA) en de Investeringsfaciliteit Opkomende Markten (IFOM).

Overige

• Evaluatie en beleidsondersteuning Midden- en Oost-Europa

Categorie verplichtingen MOE (x 1 mln)

kst-27127-30-8.gif

De cijfers 1998 zijn gecorrigeerd en wijken af van de Rekening 1998. In deze grafiek is voor het export- en investeringinstrumentarium het saldo van nieuwe en vervallen toezeggingen gebruikt. De Trhio is in deze grafiek niet meegenomen, omdat deze is opgegaan in de Rhi en nieuwe verplichtingen worden verantwoord op de begroting van het Ministerie van Financiën.

Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO)

Met de onder PSO vallende landen zijn landenbeleidsprogramma's opgemaakt en MOU's afgesloten waarin is neergelegd op welke aandachtsgebieden projecten zich moeten concentreren. Voor PSO is in totaal voor f 117,57 mln aan verplichtingen aangegaan tegen f 107,734 mln in 1998. In 1999 is de beleidslijn voortgezet om het PSO af te bouwen in de meer ontwikkelde landen in met name Midden-Europa en de bijdragen aan de minder ontwikkelde landen in het oosten (Balkan en GOS) te verhogen. In 1999 is voor f 4,76 mln (1998: f 4,95 mln) aan preaccessie projecten ontwikkeld, gericht op een 5-tal landen (Bulgarije, Litouwen, Letland, Roemenië en Slowakije).

Het budget voor het Joint Implementation Proef Projecten Programma (JI-PPP) is tot en met 1999 een integraal deel van het PSO-thema energie en milieu en bedraagt f 12 mln per jaar (1997–1999). Doel van het JI-PPP was ervaring op te doen met het principe van Joint Implementation: het reduceren van emissies van broeikasgassen door projecten in landen in Midden- en OostEuropa. Uit het reguliere PSO-budget is nog voor f 1,587 mln (1998: f 2,1 mln) extra aan JI-projecten ontwikkeld. In totaal is in de periode 1997–1999 f 43,19 mln aan JI-projecten besteed.

Het programma Multilaterale projecten is opgenomen onder PSO. Naast joint cofinanciering, waarbij de internationale organisatie de opdrachtverstrekt, wordt ook parallelle cofinanciering toegestaan, waarbij Senter rechtstreeks opdracht verleent aan de opdrachtnemer.

In 1999 is voor een 6-tal projecten een bedrag van f 8,2 mln (1998: 14,426) aan verplichtingen aangegaan met name op Rusland en de Balkan.

Kengetallen PSO (incl. pre-accessie)

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)Raming1RealisatieVerschil
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN   
1. Aantal prestaties (= behandelde projectaanvragen)108147+ 39
2. Kosten per prestatie0,0240,018– 0,006
3. Aantal prestaties (= dossiers)286348+ 62
4. Kosten per prestatie0,0230,019– 0,004
5. Toelichting begrotingsbedrag> (= uitvoeringskosten Senter)9,1229,094– 0,028
6. Uitvoerend personeel in fte (=Senter)41,942+ 0,1

1 De raming wijkt af van de begroting opgenomen kengetallen omdat cijfers voor pre-accessie zijn meegenomen.

Trustfunds

In 1999 is in totaal f 6 mln verplicht: f 1,2 mln voor de EBRD en f 4,8 mln voor de IFC. In 1999 is voor een totaal bedrag van f 9,58 mln (1998: 9,184 mln, 1997: 15,2 mln) aan projecten goedgekeurd door de drie internationale financiële instellingen.

Het totaal van de tot en met 1999 door EZ aangegane verplichtingen voor de Trustfunds ad f 75,402 mln is als volgt verdeeld: Wereldbank f 34,1 mln (inclusief f 4 mln van Ministerie van Financiën), EBRD f 25,078 mln, IFC f 16,224 mln. Bij de Wereldbank komen renteopbrengsten ten goede aan het Trustfund.

Verplichtingen PSO (incl. Multi) en Transfunds naar landen (x 1 mln)kst-27127-30-9.gif

Cijfers 1998 zijn gecorrigeerd en wijken af van Rekening 1998

Managementtraining (Passage)/Beurzenprogramma Rusland

In 1999 zijn door de Nuffic de aanvragen afgehandeld die waren ingediend voor de sluitingsdatum ultimo 1998. In 1999 heeft Nuffic projecten goedgekeurd met een totale waarde van f 0,282 mln.

Voor het Beurzenprogramma Rusland is aan Human Resources Development International (HRDI) een bijdrage toegezegd van f 0,491 mln in verband met toename van het aantal kandidaten van 15 tot 19 en de start van de 3e pilot.

Programma Uitzending Managers NMCP (PUM)/de Baak Managementcentrum

In 1999 is voor de uitvoering van het PUM in 2000 een bedrag van f 5 mln beschikbaar gesteld aan de Stichting PUM (inclusief uitvoeringskosten). In 1999 zijn de meeste subsidies naar projecten voor Midden-Europa en Rusland gegaan.

Voor managementtrainingen in 2000 is een bedrag van f 0,961 mln aan De Baak Managementcentrum VNO-NCW verplicht.

SENO-faciliteit (voorheen Leasefaciliteit)

Deze faciliteit wordt beheerd door de stichting SENO die is opgericht door EZ. NCM is de verzekeringstechnische uitvoerder. Het cumulatief uitstaande obligo is ultimo 1999 gelijk aan f 412,5 (1998: f 440). In 1999 is de achtergestelde lening die was verstrekt aan de stichting ter dekking van mogelijke schades teruggevorderd. De ontvangen middelen zijn toegevoegd aan een in 1999 ingestelde interne reserve binnen de Rijksbegroting ter dekking van toekomstige schades. Ultimo 1999 is de omvang van de interne reserve ten aanzien van de SENO-faciliteit 328 mln.

Verloop obligo SENO (voorlopige cijfers)*

(Bedragen x f 1000)Uitgereikte polissenUitgereikte dekkingstoezeggingUitgereikte goedkeuringentotaal
Stand per 31.12.1998283 181148 2582 266433 705
Mutaties bestaande polissen– 1 361– 81 796– 463– 83 620
Naar voorziening i.v.m. schade– 10 211  – 10 211
Afgegeven in 199917 01953 3902 16272 571
Stand per 31.12.99288 628119 8523 965412 445

* meer cijfers nog niet beschikbaar

Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa (TRHIO)

In 1999 zijn 3 projecten afgewikkeld met een totale waarde van f 96 mln. Het cumulatief uitstaande obligo ultimo 1999 bedraagt f 109,3 mln (1998: f 205,3 mln). Hoewel de TRHIO met de Wet Herverzekering Investeringen voor ontwikkelingslanden in 1997 in de Regeling Herverzekering Investeringen (Rhi) zijn samengevoegd is in 1999 nog een aanvullende verplichting aangegaan. Dit betrof de ophoging van een onder de TRHIO aangegane verplichting. Ten behoeve van de schade-uitkeringen onder de TRHIO is indertijd een extracomptabele reserve opgebouwd (ultimo 1999: f 50,6 mln).

Investeringsbevordering/Technische Assistentie (IBTA)

FMO is in 1999 f 16,1 mln aan verplichtingen aangegaan tegen f 16,4 mln in 1998. Bij de projecten op Midden-Europa, de regio die het meest in trek is bij IBTA (63%; 1998: 78%) valt een daling te constateren. Bij de Balkanlanden is daarentegen een stijging waar te nemen (f 3,8 mln; 1998: f 1,7 mln).

Aan de uitvoerder van de IBTA, de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. (FMO), is in 1999 voor het uitvoeringsjaar 2000 een bedrag beschikbaar gesteld van f 16 mln, naast een aanvullend budget van f 1,73 mln voor het jaar 1999. Beide bedragen zijn inclusief uitvoeringskosten.

Investeringsfaciliteit Opkomende Markten (IFOM)

Aan de uitvoerder van de Investeringsfaciliteit, de NIB, is voor het doen van borgstellingen in 1999 voor f 23,4 mln aan verplichtingen aangegaan. In dit bedrag is f 1,1 mln aan provisies begrepen. Op de derdenrekening van de NIB bij de Rijkshoofdboekhouding is ultimo 1999 een bedrag beschikbaar van f 237 mln. De beheerskosten van de NIB worden niet apart in rekening gebracht, maar worden gedekt uit de rentemarge en provisie. Het totaal uitstaande bedrag voor de oorspronkelijke borgstellingen ten behoeve van de achtergestelde leningen die de NIB heeft verstrekt, is eind 1999 gelijk aan f 198,2 mln (1998 f 176,9 mln).

In 1999 zijn 2 borgstellingen opgeëist en uitbetaald (f 5,976 mln). Eén borgstelling kon deels worden gerecupereerd. Per saldo komt de uitbetaalde schade uit op f 3,546 mln

Sinds de verlaging van de ondergrens van f 1 mln naar f 0,1 mln (eind 1998) zijn 2 polissen voor kleine kredieten afgegeven en 3 aanvragen goedgekeurd.

De faciliteit wordt voornamelijk benut voor investeringen in Midden-Europa (86%) en in beperkte mate voor investeringen in Rusland, Oekraïne en de Balkan.

08.00 WET INVESTERINGSREKENING

Artikel 08.01 Investeringsbijdragen en investeringstoeslagen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999190 000
Realisatie 1999185 907
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd) – 4 093

Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden de uitgaven uit hoofde van de WIR verantwoord. Deze omvatten het (verschuivings)effect van de temporiseringsmaatregel (WIR-knip) en de uitgaven vóór verwerking van het effect van deze maatregel (bruto WIR-uitgaven). De raming is samengesteld uit f 60 mln bruto WIR-uitgaven en f 130 mln saldo-effect van de WIR-knip. De realisaties bedragen respectievelijk f 70 mln en f 116 mln. Er is derhalve sprake van een tegenvaller bij de bruto WIR-uitgaven van f 10 mln die meer dan volledig wordt gecompenseerd door een meevaller van f 14 mln met betrekking tot de WIR-knip.

09.00 ENERGIEBELEID

Artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999202 293131 186
Realisatie 1999375 745148 404
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 173 452+ 17 218

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als onderdeel van het CO2-reductiebeleid is vanuit de aanvullende post «Nader te bepalen» van de Rijksbegroting, conform de Energiebesparingsnota, f 145 mln voor diverse Novem-programma's aan de begroting toegevoegd. Daarnaast is f 45,9 mln aan verplichtingenruimte vervroegd van 2000 naar 1999 in verband met het meerjarig commiteren van een aantal programmaovereenkomsten met Novem. Ook is het budget voor de EINP in 3 stappen verhoogd tot f 36 mln. Vanwege de forse overtekening op de tenders van de BTS-regeling, de kwaliteit van de projecten en het hoge aandeel energie-projecten is een bedrag van f 15 mln overgeheveld naar artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering.

De omzetting van het programma NEWS in NETTO heeft tot gevolg dat de uitvoering niet meer door Novem, maar door Senter geschiedt. De uitvoeringskosten van Novem werden op het beleidsartikel zelf geraamd, de uitvoeringskosten van Senter worden geraamd op artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter. Daarom zijn de uitvoeringskosten (f 2,7 mln) naar dat artikel overgeheveld. Verder is f 2,5 mln overgeheveld naar artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering voor het onderdeel Schoner Produceren.

Toelichting realisatie 1999

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)Verplichtingen Uitgaven
Artikelonderdeel RamingRealisatie Raming Realisatie
030 Lange term onderzoek besparingstechn36 40035 62021 11518 711
110Industrie69 927132 48741 93651 792
120Tenders energiebesparing (TIEB)12 50009 0003 250
130 Stimulering E&M-adviezen2 60002 9722 934
140 NEWS8 000307 4003 409
150 Nieuwe technieken0023542
210Woningbouw/diensten37 366149 96920 38842 092
230 Verkeer en vervoer8 5004 5059 8509 466
240 Agrarische sector7 00017 1436 5005 232
250 Non-profit regeling (EINP)20 00035 99111 79011 476
Totaal202 293375 745131 186148 404

Van de aangegane verplichtingen is f 338 mln besteed in het kader van programmaovereenkomsten met Novem. Daarnaast heeft Novem de zogenaamde kas-EZ gebruikt ter financiering van een deel van de menskrachtvergoeding (ad f 11 mln) en een deel van enkele programma's.

De toegevoegde klimaatgelden, ad f 145 mln, zijn onder meer aangewend voor stimulering van nieuwe doorbraaktechnologieën in de industrie, duurzame bedrijventerreinen, ontwikkeling van de Energieprestatiekeuring en het R&D-traject in de glastuinbouw.

Op basis van het Besluit subsidies energieprogramma's verstrekt Novem in opdracht van EZ subsidies aan derden op grond van programma's die jaarlijks gepubliceerd worden.

Tendem, dat zich richt op demonstratie en marktintroductie van energiebesparingstechnologie, is de opvolger van de Tenderregeling Industriële energiebesparing (TIEB). De resultaten van de eerste tender zullen in 2000 bekend zijn. Hetzelfde geldt voor de regeling NETTO.

Kengetallen EINP (excl wind)

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)Artikel(-sub)Realisatie
RAMINGSKENGETALLEN  
1. Aantallen technieken 2 300
2. Bedrag per eenheid (= aanvraag) (x f 1 000) 27,6
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie) 36
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN  
1. Aantal behandelde aanvragen 1 304
2. Aantal vaststellingen 680
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringsk.)01.551,5
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 10,1

Voor de EINP staan geen ramingskengetallen in de ontwerpbegroting 1999.

Revolving fund kas-EZ (zie ook saldibalans, geconditioneerde vorderingen)

De kas-EZ wordt gevuld met terugontvangen gelden van leningen die door Novem zijn verstrekt aan derden in naam van EZ. Verder wordt de rente, berekend over de stand van kas-EZ gedurende het lopende jaar, aan kas-EZ toegevoegd.

Verloop Revolving fund (in guldens)

stand 1 januari 19997 312 521
Bij17 564 913
Af22 516 476
stand ultimo 19992 360 958

De kas-EZ is gestegen (bij-posten) door met name terugbetalingen van verstrekte leningen voor stadsverwarmingsprojecten in Almere en Den Haag. Uit de kas-EZ (af-posten) zijn een deel menskracht bij Novem (f 13,1 mln) en met name de programmaovereenkomst Zon-Thermisch 2000 (f 6,5 mln), deels de programma-overeenkomst P&I (f 2,0 mln) en de programma-overeenkomst Lage Temperatuur Systemen (f 0,9 mln) gefinancierd.

Artikel 09.02 Duurzame energie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199997 61159 366
Realisatie 1999209 40260 688
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 111 791+ 1 322

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is uit de middelen van de duurzame energie-impuls een verplichtingenbedrag van f 27 mln toegevoegd. Vanwege het meerjarig toezeggen van een aantal programmaovereenkomsten met Novem is een verplichtingenbedrag van f 88 mln vanuit 2000 naar 1999 vervroegd.

Toelichting realisatie 1999

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
110Zon-thermisch06 8855 7575 585
120Zon-photovoltaisch35 97192 54818 73816 028
130 Windenergie17 39331 42811 34013 715
140 Biomassa en afval15 49749 1749 01511 073
150Warmtepompen8 2509 0056 0566 896
210Stimulering zonneboilers8 0004 5363 1352 949
220 Wind einp7 50003 3750
310Projectbureau Duurzame E en overige uitgaven5 00015 8261 9504 441
Totaal97 611209 40259 36660 688

De lange-termijn doelstelling voor het aandeel van duurzame energie is 10% in 2020. In de begroting is deze doelstelling vertaald naar subdoelstellingen per energiebron in 2000, 2007 en 2020. In juli 1999 is de Voortgangsrapportage Duurzame energie in uitvoering aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 1999/2000, 25 276, nr. 7).

Realisatie duurzame energie 1990–1998 (bijdrage in PJ*) conform methode Derde Energienota

 19901995199619971998
Waterkracht0,80,80,70,80,9
Windenergie0,52,94,04,35,8
Zon-PV0,000,010,010,020,03
Zon-thermisch0,10,20,20,30,3
Warmtepompenp.m. 3,13,23,33,4
Warmte/koude opslag0,010,10,10,20,2
Energie uit afval en biomassa22,828,335,042,344,7
TOTAAL24,2135,4143,2151,2255,33

* uitgespaarde fossiele brandstof

Van de aangegane verplichtingen is f 203 mln besteed aan programmaovereenkomsten met Novem. Daarnaast heeft Novem de zogenaamde kas-EZ gebruikt ter financiering van een deel van de menskrachtvergoeding (een bedrag van f 2,0 mln). De middelen uit de duurzame energie-impuls zijn met name ingezet voor de onderdelen zon-photovoltaïsch en biomassa en afval. De naar voren gehaalde verplichtingenruimte is gebruikt voor het meerjarig vastleggen van de programma's zon-photovoltaïsch, windenergie en energiewinning uit afval en biomassa. Als onderdeel van de programma's worden op basis van het Besluit subsidie energieprogramma's (BSE) subsidies aan derden verstrekt.

Via de subsidieregeling actieve zon-thermische systemen worden subsidies verstrekt aan kopers van een zonneboiler. Senter voert deze regeling uit. De resultaten van 1999 zijn in de volgende tabel samengevat. De uitvoeringskosten hebben zowel betrekking op aanvragen in 1999 als de afwikkeling van vóór 1999 ingediende aanvragen.

Kengetallen Stimulering zonneboilers

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)Artikel(-sub)realisatie
RAMINGSKENGETALLEN  
1. Aantallen zonneboilers 9 000
2. Bedrag per eenheid (= aanvraag) (x f 1 000) 2,3
3. Toegelicht begrotingsbedrag (= subsidie) 4,5
DOELMATIGHEIDSKENGETALLEN  
1. Aantal behandelde aanvragen 1 956
2. Aantal vaststellingen 2 532
5. Toegelicht begrotingsbedrag (= uitvoeringsk.)01.551,008
6. Uitvoerend personeel in fte (= Senter) 6,5

Hiervoor staan geen ramingskengetallen in de ontwerpbegroting 1999.

Artikel 09.03 Energievoorzieningsonderzoek

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19994 20021 756
Realisatie 199972420 080
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 3 476– 1 676

Toelichting realisatie 1999

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
110 Hoge Flux Reactor065116 50016 529
120 Progr's Kernenergie0692 0973 018
130 Nieuwe electriciteitstechn.4 20043 159533
Totaal4 20072421 75620 080

Hoge Flux Reactor (HFR) In 1996* heeft Nederland zich verplicht tot een bijdrage aan aanvullende Euratomprogramma's van 32,5 mln ECU voor vier jaar. In 1999 is een deel van deze verplichting als voorschot uitbetaald.

Programma's kernenergie De uitgaven op dit artikelsub hebben betrekking op in het verleden aangegane verplichtingen voor onderzoek naar de opslagmogelijkheden van radioactief afval en de instandhouding van de nucleaire kennis.

Nieuwe electriciteitstechnologieën Het voor 1999 geraamde verplichtingenbedrag is nagenoeg onbesteed gebleven. Afhankelijk van de uitkomsten van een studie naar «Elektro-magnetische vermogenstechnieken», die uit moet wijzen of – en zo ja, op welke wijze – deze techniek onder de Nieuwe eletriciteitstechnologieën gestimuleerd kan worden, worden verplichtingen aangegaan. Dit onderzoek was eind 1999 nog niet gereed.

Artikel 09.04 Beleidsondersteuning en overige uitgaven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

(bedragen verpl. x f 1 000)verplichtingenuitgaven
Stand vastgestelde begroting 19999 1136 551
Realisatie 19998 7607 387
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 353+ 836

Toelichting realisatie 1999

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010Beleidsondersteuning8 9138 7606 3517 387
110 Bijdragen mijnindustrie20002000
Totaal9 1138 7606 5517 387

Op het onderdeel beleidsondersteuning zijn naast vele kleine projecten de volgende grotere projecten verplicht:

• een deel van de programmaovereenkomst P&I met Novem (f 3,3 mln);

• studies op het gebied van CO2-opslag (Novem: f 1,3 mln, NITG-TNO f 0,2 mln).

Artikel 09.05 Energieonderzoek-Centrum Nederland

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199957 69257 696
Realisatie 199962 86561 315
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 5 173+ 3 619

Toelichting realisatie 1999

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010 Basis- en missie- financiering29 06531 84629 06531 847
020Samenwerkingsfinanciering28 62731 01928 63129 468
Totaal57 69262 86557 69661 315

Met de Basis- en ENGINE(=missie)-financiering doet ECN onderzoek en ontwikkelt het instituut kennis en kunde op het gebied van duurzame energie, fossiele brandstoffen, nucleaire energie, energie-efficiency en beleidsstudies. Met de Samenwerkingsfinanciering voert ECN het, per jaar op te stellen, Samenwerkingsprogramma (S-programma) uit. Het S-programma bestrijkt dezelfde werkgebieden als bij de basis- en ENGINE financiering. ECN brengt jaarlijks een jaarverslag uit welke ingaat op de uitgevoerde activiteiten.

Artikel 09.06 Doelfinanciering NITG-TNO

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199928 68828 688
Realisatie 199931 78831 788
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 100+ 3 100

Toelichting realisatie 1999

Per 1 september 1997 is de Rijksgeologische Dienst (RGD) gefuseerd met TNO-GG in het Nederlands Instituut Toegepaste Geowetenschappen (NITG). Vanaf die datum ontvangt het NITG doelfinanciering van EZ. De bijdrage is bestemd voor de instandhouding en verdere ontwikkeling van geowetenschappelijke en daarmee verband houdende technologische kennis.

Artikel 09.07 CO2-reductieplan door EZ

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999974
Realisatie 1999303 39119 896
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 303 391+ 18 922

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1999

Bij eerste suppletore begroting is f 269 mln aan verplichtingenruimte (waarvan f 53,6 mln als overloop uit 1998) en f 7,5 mln aan kas aan dit artikel toegevoegd. Bij tweede suppletore begroting is f 2,9 mln kas- en verplichtingenruimte overgeheveld naar artikel 01.55 voor de uitvoeringskosten van het CO2-reductieplan. Verder zijn HGIS-middelen aan dit artikel toegevoegd voor het opzetten en uitvoeren van Joint Implementation in het kader van CO2-reductie in samenwerking met Midden- en Oost-Europa.

In 1999 is voor een verplichtingenbedrag van f 303 mln toegezegd op de door EZ uitgevoerde regeling. Medio 1999 is aan de Tweede Kamer gerapporteerd over de stand van zaken van het CO2-reductieplan (Kamerstukken II 1998/99, 25 026, nr. 10).

Voorts bleek het niet mogelijk om de voor 1999 geraamde f 26,5 mln aan verplichtingenruimte voor Joint Implementation te gebruiken. Dit bedrag was bestemd voor de Nederlandse bijdrage aan het Prototype Carbon Fund (PCF), en zal na het ondertekenen van de participation agreement, naar verwachting in 2000 toegezegd worden.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010CO2-reduktieplan door EZ303 39197419 896
020 Joint Implementation
Totaal303 39197419 896

Artikel 09.12 Garanties Energiebeleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19995 460
Realisatie 1999489651
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 489– 4 809

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1999

EZ draagt jaarlijks bij aan de afdekking van het exploitatietekort van de Nederlandse Pijpleidingmaatschappij (NPM). Door het ontbreken van overeenstemming over de te betalen garantiebijdrage Duiven-Westervoort is in 1999 daarvoor geen betaling gedaan.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelVerplichtingen Uitgaven
(x f 1 000,–) RamingRealisatie Raming Realisatie
010 Leningen NPM489125651
140 Garanties stadsverwarming05 3350
Totaal4895 460651

Artikel 09.21 Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999140 580140 580
Realisatie 1999136 746136 746
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 3 834– 3 834

Toelichting realisatie 1999

Het betreft een doorsluispost. Voor een nadere toelichting op de realisatie zie ontvangstenartikel 09.03 Ontvangsten COVA.

Artikel 09.22 Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999138 000138 000
Realisatie 1999131 472131 472
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 6 528– 6 528

Toelichting realisatie 1999

Het betreft een desaldering met ontvangstenartikel 09.02 Uitkering EBN. Voor een toelichting wordt naar dat artikel verwezen.

Artikel 09.31 Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 1999
Realisatie 199950
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 50

Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord op de tot en met 1995 aangegane verplichtingen.

Artikel 09.32 Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199959 952
Realisatie 199955 635
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 4 317

Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord op de tot en met 1995 aangegane verplichtingen. Het betreft met name betalingen aan Novem in het kader van in het verleden afgesloten programmaovereenkomsten en betalingen door Senter op aangegane verplichtingen in het kader van de BSET.

Onderstaand is de raming afgezet tegen de uiteindelijke realisatie (x f 1000).

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelUitgaven
  RamingRealisatie
111 Industrie11 32014 384
112 Gebouwde omgeving en vervoer7 3283 787
113 Tenderregeling energiebesparingsprojecten10 25413 781
422Energiebesparingsadviezen600135
426 Invest. in windturbines13 6505 802
427 Overige duurzame energie16 80017 746
Totaal59 95255 635

Artikel 09.33 Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 199910 860
Realisatie 19999 007
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 1 853

Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord op de tot en met 1995 aangegane verplichtingen. Onderstaand is de raming afgezet tegen de uiteindelijke realisatie (x f 1000).

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelUitgaven
  RamingRealisatie
020 Onderzoek actiniden & r-afval68148
110Beleidsstudies4230
210 Ontwikkeling kolenbeleid1 000637
510 Ond. energiebesparingstech. & duurzame energie9 7508 192
Totaal10 8609 007

Artikel 09.35 Investeringssubsidies energiebesparing

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 verplichtingen uitgaven
Stand vastgestelde begroting 19991 000
Realisatie 19991 129
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 129

Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord op de in 1995 aangegane verplichtingen.

ONTVANGSTEN

01.00 Algemeen

Artikel 01.01 Diverse ontvangsten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19997 188
Realisatie 19998 874
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 686

Artikel 01.11 Ontvangsten Bureau voor de Industriële Eigendom

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199946 755
Realisatie 199949 939
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 184

Toelichting realisatie 1999

De hogere ontvangsten zijn het gevolg van een groter aantal in stand gehouden octrooien en daaruit voortvloeiende taksen (f 2,3 mln). Het resterende verschil (f 0,8 mln) is een samenstel van diverse kleinere meevallende ontvangsten.

Artikel 01.21 Ontvangsten Centraal Planbureau

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19993 242
Realisatie 19992 981
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 261

Toelichting realisatie 1999

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt met name verklaard door minder werken in opdracht.

Artikel 01.31 Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199921 600
Realisatie 199932 196
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 10 596

Toelichting realisatie 1999

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt verklaard door hogere ontvangsten uit werken in opdracht.

Werk voor derden groter dan 200 000 EURO

Tabel 1: Opbouw van de personele raming voor geheel EZ

(bedragen x 1 000 Eur)opdrachtgeveropbrengst
LandbouwtellingEuropese Unie770
Edicom (onderzoek naar electronisch binnenhalen van gegevens)Europese Unie1 520
Teler (programma-ontwikkeling NWO)NWO1 200

Artikel 01.41 Terugontvangen bijdragen van Senter

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1999
Realisatie 19995 042
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 5 042

Toelichting realisatie 1999

Betreft ontvangsten op grond van eindafrekeningen over 1998 met betrekking tot diverse door Senter uitgevoerde EZ-regelingen.

02.00 INDUSTRIEEL EN ALGEMEEN TECHNOLOGIEBELEID

Artikel 02.02 Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1999100 000
Realisatie 1999121 576
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 21 576

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden de TOK-ontvangsten verantwoord. De terugbetaling op de TOK-kredieten wordt bepaald door het commerciële succes van het ontwikkelingsproject. Omdat de terugbetalingen op enkele grote TOK's sneller gerealiseerd zijn dan verwacht, is in 1999 meer ontvangen dan oorspronkelijk was begroot.

Artikel 02.04 Diverse ontvangsten technologiebeleid

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199927 000
Realisatie 199939 387
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 12 387

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden incidentele ontvangsten in het kader van technologiebeleid en de bijdrage van het Ministerie van OC&W aan de EET-rege- ling (f 15 mln) verantwoord.

In het kader van de afwikkeling van het faillissement hebben de curatoren van Fokker onder meer een eerste uitkering op erkende concurrente vorderingen gedaan. Hiermee was een ontvangst gemoeid van ruim f 20,7 mln.

Artikel 02.05 Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199946 061
Realisatie 199954 404
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 8 343

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden de ontvangsten uit het Fes voor een aantal projecten verantwoord. Voor een specificatie van de ontvangen bedragen wordt verwezen naar het uitgavenartikel 02.13.

03.00 INDUSTRIE- EN DIENSTENBELEID

Artikel 03.01 Ontvangsten staalindustrie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199916 080
Realisatie 1999602 923
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 586 843

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1999

Op de aandelen Hoogovens is naast het (geraamde) dividend over 1998 van ruim f 16 mln een interim-dividend over 1999 ontvangen van f 3,7 mln. Daarnaast is het volledige aandelenbezit (waarop ongeveer f 140 mln was gestort) voor ruim f 583 mln verkocht.

Artikel 03.03 Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1999500
Realisatie 199984 034
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 83 534

Toelichting realisatie 1999

De ontvangsten betreffen m.n. de terugbetaling op de Projectloan van NedCar aan de Staat, onder gelijktijdige afboeking van de Schuld van de Staat aan NedCar uit hoofde van het verlies op de V400 (f 83,6 mln). Zie ook uitgavenartikel 0308.

Artikel 03.04 Ontvangsten Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1999
Realisatie 1999350
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 350

04.00 REGIONAAL BELEID

Artikel 04.03 Diverse ontvangsten Regionaal Beleid

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19994 500
Realisatie 199920 121
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 15 621

Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden diverse ontvangsten uit hoofde van het regionaal beleid verantwoord.

In het kader van IPR-decentraal werd f 18,3 mln terugontvangen, de ROM's droegen dividend af ter grootte van f 1,1 mln. Verder werden diverse geringe bedragen tot een totaalbedrag van f 0,7 mln ontvangen.

05.00 DIENSTEN, MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF EN ORDENING

Artikel 05.01 Ontvangsten uit borgstellingsregelingen

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199928 500
Realisatie 199934 746
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 6 246

Toelichting realisatie 1999

In onderstaande tabel is voor elk artikelonderdeel de raming afgezet tegen de realisatie

ArtikelonderdeelOntvangsten
(x f 1000)geraamdrealisatie
010 Terugbetalingen verliesdeclaraties7 3008 088
030 Rente kmkb/bbmkb200217
040Provisie verstrekte kredieten21 00026 441
Totaal28 50034 746

Onder terugbetalingen verliesdeclaraties worden onder meer de opbrengsten van schuldregelingen verantwoord en correcties op ingediende verliesdeclaraties. De toegenomen provisieontvangsten zijn het gevolg van het door de contragarantie van het EIF mogelijk gemaakte hogere jaarquotum.

De volgende grafiek geeft de realisaties van de afgelopen jaren weer:

kst-27127-30-10.gif

Artikel 05.12 Opbrengst van casino's

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1999148 000
Realisatie 1999128 700
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 19 300

Toelichting realisatie 1999

Conform de Beschikking Casinospelen komt de netto opbrengst van de gezamenlijke speelcasino's toe aan de Staat. De door EZ in 1999 ontvangen bedragen betreffen het resultaat over de periode 1 oktober 1998 tot en met 30 september 1999. Door lagere dan geraamde bezoekersaantallen is de omzet van Holland Casino tegengevallen. Verder is – ter versterking van het eigen vermogen – in totaal een bedrag van f 9,6 mln ingehouden op de winstafdracht aan EZ in 1999 (4e kw. 1998: f 2,3 mln; 3e kw. 1999: f 7,3 mln)

Kengetallen casino's

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)Artikel(-sub)Raming 1999Realisatie 1999Verschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Aantal bezoeken alle casino's (x f 1000) 5 5005 074– 426
2. Gemiddelde opbrengst per bezoek (x f 1000) 0,0300,0270,003
3. Totale opbrengst EZ (x f 1 mln)05.12148*128,7**)– 19,3
4. Aantal casino's 1010

* f 164 mln minus inhouding ad f 16 mln ten behoeve van vorming eigen vermogen

** f 138,3 mln minus inhouding ad f 9,6 mln ten behoeve van vorming eigen vermogen.

kst-27127-30-11.gif

Artikel 05.13 Opbrengst afgifte exploitatievergunningen speelautomaten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19993 500
Realisatie 19996 511
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 011

Toelichting realisatie 1999

De ontvangsten uit de afgifte van exploitatievergunningen speelautomaten en merktekens vloeien voort uit de Wet op de Kansspelen. De uitvoering van de Speelautomatenregeling en de afgifte van merktekens worden verzorgd door Verispect B.V. De door EZ ontvangen bedragen hebben betrekking op de periode 1 april 1998 tot en met 30 november 1999.

De totale opbrengst wijkt af van de raming doordat in februari 1999 nog het restant van de ontvangsten uit 1998 van f 2,852 mln (2e tot en met 4e kwartaal 1998) naar EZ is overgemaakt.

Hiermee rekening houdend bedraagt het werkelijk in 1999 ontvangen bedrag f 3,659 mln.

Kengetallen afgifte exploitatievergunningen speelautomaten

(Bedragen in verplichtingen x f 1 mln)Artikel(-sub)Raming 1999Realisatie 1999Verschil
RAMINGSKENGETALLEN    
1. Merktekens kansspelautomaten (in aantallen) 7 1007 855755
2. Tarief kansspelautomaten (x f 1000) 0,2900,290
3. Merktekens casino-automaten (in aantallen) 1 0001 102102
4. Tarief casino-automaten (x f 1000) 0,2900,290
5. Merktekens behendigheidsautomaten (in aantallen) 6 0003 004– 2 996
6. Tarief behendigheidsautomaten (x f 1000) 0,0250,025
7. Verlening exploitatie vergunningen (in aantallen) 800691– 109
8. Tarief exploitatie vergunningen (x f 1000) 1,0001 000
9. Nieuwe exploitatie vergunningen (in aantallen) 405717
10. Tarief nieuwe exploitatie vergunningen (x f 1000) 5,0005,000
11. Totale opbrengst (x f 1 mln)ontv. 05.133,53,7*0,2

* periode 1/1/1999 t/m 30/11/1999

Artikel 05.15 Ontvangsten Nederlands Meetinstituut

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19992 548
Realisatie 19992 084
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 464

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelOntvangsten
(x f 1000)geraamdrealisatie
010 Rente ontvangsten NMi588588
020 Aflossing van leningen1 2601 260
030 Dividend NMi700236
Totaal2 5482 084

Toelichting realisatie 1999

Het NMi heeft over 1998 een lagere winst behaald dan was begroot, derhalve is ook een lager dividend uitgekeerd.

Artikel 05.21 Diverse ontvangsten OM

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19993 000
Realisatie 1999417
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 2 583

Toelichting realisatie 1999

De ontvangsten op dit artikel betreffen diverse terugbetalingen uit hoofde van te veel betaalde subsidievoorschotten en verstrekte uitkeringen, ontvangen renten, aflossingen en overige bijdragen.

07.00 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN EN EXPORTBEVORDERING

Artikel 07.01 Ontvangsten BEB

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19995 233
Realisatie 1999414 701
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 409 468

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

ArtikelonderdeelOntvangsten
(x f 1000)geraamdrealisatie
010 Ontvangsten gemengde kredieten5001 417
030Overige ontvangsten BEB2 5006 326
040 Ontvangsten uit garanties2 233406 801
050 Ontvangsten PSB0157
Totaal5 233414 701

In 1999 zijn om doelmatigheidsredenen de achtergestelde leningen van SENO ter dekking van de risico's voor SENO en GOM teruggevorderd. De totale ontvangst ad f 391 mln is gestort in een interne reserve die vanaf mei 1999 de risico's op deze regelingen afdekt.

08.00 WET INVESTERINGSREKENING

Artikel 08.01 Ontvangsten WIR

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199910 000
Realisatie 199931 001
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 21 001

Toelichting realisatie 1999

Op dit artikel worden de desinvesteringsbetalingen (terugbetalingen van eerder ontvangen WIR-premies) verantwoord. Als gevolg van relatief omvangrijke betalingen in de laatste maanden van 1999 zijn de ontvangsten uit hoofde van de WIR in 1999 ruim f 21 mln hoger uitgekomen dan was geraamd.

09.00 ENERGIEBELEID

Artikel 09.01 Inkomsten uit aardgas

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19992 178 000
Realisatie 19992 773 661
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 595 661

Toelichting realisatie 1999

De wijzigingen van de reguliere aardgasbatenramingen bij eerste (-/- f 131 mln) en tweede (+/+ f 410 mln) suppletore begroting vloeien voort uit een aanpassing van de verwachtingen ten aanzien van de koers van de dollar, de olieprijs en de gasafzet. In 1999 is eenmalig f 355 mln van Energie Beheer Nederland BV (EBN) ontvangen in verband met de uitspraak in de arbitrageprocedure tussen de NAM en Brigitta, de zogenaamde Common Areabaten (zie ook Kamerstukken II 1998/99, 21 563, nr. 8).

Bijdrage aan het Fes

In de vastgestelde begrotingen 1999 van EZ en het Fes, alsmede in de eerste en tweede suppletore begrotingen 1999 van EZ en het Fes, is voor de gasbaten bijdrage van de EZ-begroting aan het Fes uitgegaan van een gewijzigde voedingssystematiek voor het Fes. Voor een toelichting daarop wordt verwezen naar de Slotwet 1999 van het Fes. Voor de voeding van het Fes uit aardgasbaten houdt de wijziging in dat niet meer de extra exportbaten ten opzichte van het plan van gasafzet 1990 regulier ten gunste van het Fes komen, maar 41,5% van de totale gasbaten (exclusief VpB). Voor het jaar 1999 komt deze nieuwe systematiek uit op bijdrage aan het Fes van f 1 715,422 mln.

Niet meer de hoofdsom van de Common Areabaten komt ten gunste van het Fes, maar de structurele rentevrijval die het gevolg is van het in mindering brengen op de staatsschuld van deze hoofdsom.

Nu het wetsvoorstel waarin de gewijzigde voedingssystematiek wordt vastgelegd, parlementair nog niet is afgerond, dienen de voor het Fes bestemde gasbaten alsnog naar de oude systematiek te worden herrekend. Dit houdt in dat de verantwoording van de totale bijdrage aan het Fes geschiedt op basis van de huidige voedingswet. De extra exportbaten (op grond van de Wet Fonds economische structuurversterking, Stb 1996, 52, artikel 2 eerste lid, onderdeel a) bedragen f 332,128 mln en de overige voor het Fes bestemde gasbaten (op grond van de Wet Fonds economische structuurversterking, Stb, 52, artikel 2 eerste lid, onderdeel c) bedragen f 1 383,294 mln. Tezamen bedraagt de bijdrage aan het Fes derhalve f 1 715,422 mln.

Het brengen van de Common Areabaten ten gunste van de staatsschuld geschiedt op basis van artikel 3 van de slotwet van het Fes.

Raming versus realisatie per artikelonderdeel (x f 1000)

Artikelonderdeel (x f 1000)Ontvangsten
 geraamdrealisatie
010 Aardgasbaten MOR Groningen1 263 0001 772 949
020 Aardgasbaten via EBN B.V. 1 560 0001 721 422 
030 Opbrengsten mijnwetgeving880 000  
031Winstaandeel 727 940
032 Cijns 201 142
033 Oppervlakterechten 45 609
034Verkenningsvergunningen 21
040 Dividend Gasunie via EBN12 00012 000
050 Dividend Gasunie8 0008 000
060 Bijdrage aan het Fes– 1 545 000– 1 715 422
Totaal2 178 0002 773 661

Ramingskengetallen aardgas

 Raming Ontwerpbegroting 1999Realisatie 1999verschil
Prijsgegevens   
Dollarkoers1,952,070,12
olieprijs in dollar per vat14,517,93,4
Hoeveelheidsgegevens (mld m3)   
afzet binnenland43,840,4– 3,4
afzet export36,835,0– 1,8
Totaal80,675,4– 5,2
Ontvangsten aardgasbaten (mld hfl) niet belasting middelen   
– EZ-begroting2,22,70,5
– niet belasting middelen FES1,51,70,2
Vennootschapsbelasting2,02,50,5
Totaal5,76,91,2

Artikel 09.02 Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1999138 000
Realisatie 1999131 472
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 6 528

Toelichting realisatie 1999

De realisatie op dit artikel betreft de winstuitkering van EBN BV aan de Staat ten behoeve van de NV DSM. Het resultaat van EBN is lager dan geraamd door onder andere tegenvallende afzet in het najaar, waardoor ook de winstuitkering aan DSM daalt. Tegenover deze lagere ontvangsten staan lagere uitgaven bij artikel 09.22.

Artikel 09.03 Ontvangsten voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1999140 580
Realisatie 1999136 745
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 3 835

Toelichting realisatie 1999

Omdat voor 1999 een lager volume (125 mln in plaats van 127,8 mln hectoliter) werd verwacht tegen een gelijkblijvend tarief van f 1,10, is de ontvangstenraming voor 1999 bij tweede suppletore begroting met f 3,1 mln verlaagd. Uiteindelijk is een bedrag van f 136,7 mln ontvangen. Tegenover deze lagere ontvangsten staan lagere uitgaven bij artikel 09.21.

Ramingskengetallen ontvangsten COVA

 BegrotingRealisatieVerschil
Heffingplichtig volume (mln hectoliter)127,8124,33,5
Tarief (in guldens)1,101,10
Raming (x 1 mln)140,58136,7453,835

Artikel 09.04 Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V.

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199925 000
Realisatie 199936 230
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 11 230

Toelichting realisatie 1999

In verband met een gefaseerde aanpassing naar een meer marktconforme vermogensstructuur heeft UCN in 1999 een substantieel hoger bedrag als dividend uitgekeerd dan eerder was geraamd.

Artikel 09.05 Ontvangsten zoutwinning

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19993 000
Realisatie 19993 389
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 389

Toelichting realisatie 1999

Op basis van de overeenkomst van 13 juli 1918, behorende bij de mijnbouwconcessie voor de winning van zout heeft de Staat over 1998 in 1999 f 3,4 mln ontvangen (4,13 mln ton à f 0,82).

Artikel 09.06 Diverse ontvangsten Energie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19991 250
Realisatie 19991 361
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 111

Toelichting realisatie 1999

De ontvangsten op dit artikel betreffen verrekeningen met Novem in verband met in het verleden teveel betaalde voorschotten.

AGENTSCHAP SENTER

Deze toelichting bevat de balans per 31 december 1999, de rekening van baten en lasten over 1999 en het kasstroomoverzicht 1999 van het agentschap Senter alsmede een toelichting.

Missie

Senter is, sinds 1 januari 1994, een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken. De taak van het agentschap is de uitvoering van overheidsbeleid op het terrein van technologie, energie, milieu, export en internationale samenwerking. Doelstelling hierbij is het duurzaam versterken van de positie van het bedrijfsleven en de kennisinstellingen in ons land.

Zowel de scheiding van beleid en uitvoering als kwaliteit spelen een centrale rol in het realiseren van de missie van Senter. Dit wordt bereikt door:

• regelingen en programma's correct en efficiënt uit te voeren;

• het kennen van de behoefte van het bedrijfsleven ook om de beleidsmakers goed te kunnen informeren;

• het realiseren van beleidsdoelen en het meten van effecten daarvan;

• zich integer, onafhankelijk en pro-actief op te stellen;

• te beschikken over deskundige en gemotiveerde medewerkers;

• te investeren in talenten, kennis en netwerken en deze optimaal te mobiliseren;

• te opereren vanuit een internationale scope met een focus op Nederland.

Om de missie te doen slagen is een maximale betrokkenheid van het personeel vereist. Aan de hand van de missie is een aantal verbeterpunten voor de organisatie benoemd. Deze zijn:

• klantgerichtheid en het kennen van de behoefte van het bedrijfsleven om beleidsmakers goed te informeren;

• het meten van resultaten van beleidsdoelen;

• partner search;

• een pro-actieve opstelling en een brede focus van de Senter-medewerker;

• kennismanagement.

Financieel beheer

Om het financieel beheer binnen Senter verder te verbeteren zijn in 1999 onder meer de volgende activiteiten uitgevoerd:

• de uitbetaling van de (subsidie)declaraties is versneld;

• de managementinformatie is verbeterd door de uitbreiding met niet-financiële informatie, in de vorm van kengetallen (Balanced Score Card);

• met behulp van een nieuw planningssysteem is de werkplanning verbeterd;

• de organisatie van de inkopen is verder geprofessionaliseerd, hetgeen de efficiency ten goede komt en waarmee het voldoen aan de Europese aanbestedingsregels beter wordt gewaarborgd;

• door de verdere ingebruikname van het informatiesysteem BAS bij alle subsidie- en krediet-opdrachten is een gemeenschappelijke basis gecreëerd om per opdracht te komen tot een standaardisatie van de vast te leggen financiële gegevens.

Balans per 31 december 1999 (vòòr resultaatsbestemming)

(x f 1 000)31-12-19 9931-12-1998
Activa  
Materiële vaste activa3 4975 203
Onderhanden werk9 4894 398
Debiteuren1 407533
Nog te ontvangen en vooruitbetaald525529
Liquide middelen/Rekening Courant RHB29 84031 757
Totaal activa44 75842 420
   
Passiva  
Agentschapsvermogen   
* exploitatiereserve3 9693 355
* bestemmingsreserve1 360
* saldo exploitatie boekjaar6 6318 339
Egalisatierekening4 699
Voorzieningen5 5236 020
Lening Ministerie van Economisch Zaken471
Crediteuren1 5023 823
Overige schulden en nog te betalen kosten22 43419 052
Totaal passiva44 75842 420

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs, dan wel op lagere economische bedrijfswaarde onder aftrek van lineaire afschrijvingen. De afschrijvingstermijn is gelijk aan de geschatte economische levensduur van de betreffende activa.

Voor automatiseringsgoederen (hardware) is de economische levensduur geschat op drie jaar, voor de overige materiële vaste activa op vijf jaar. In het jaar van investeren wordt met ingang van de maand van ingebruikname afgeschreven. Via out-of-pocketkosten gefinancierde investeringen worden, gezien hun specifieke opdracht-afhankelijkheid, volledig afgeschreven in het jaar van aanschaf.

De specificatie van de materiële vaste activa luidt als volgt (x f 1 000):

 AutomatiseringMeubilairOverigeTotaal
Aanschafwaarde6 1982 0442 73210 974
Cumulatieve afschrijvingen– 3 359– 978– 1 434– 5 771
Boekwaarde 1 januari 19992 8391 0661 2985 203
     
Investeringen8622561451 263
Investeringen out-of-pocket460046
Aanschafwaarde desinvesteringen– 67400– 674
     
Afschrijvingen– 1 861– 508– 600– 2 969
Boekwaarde desinvesteringen11400114
Afschrijvingen out-of-pocket– 4600– 46
Cum. Afschrijvingen desinv.56000560
Totaal mutaties– 999– 252– 455– 1 706
     
Aanschafwaarde6 4322 3002 87711 609
Cumulatieve afschrijvingen– 4 592– 1 486– 2 034– 8 112
Boekwaarde 31 december 19991 8408148433 497

Onderhanden werk

De post onderhanden werk wordt gedefinieerd als de waarde van reeds verrichte, maar nog niet gedeclareerde activiteiten. Onderhanden werk uit hoofde van in behandeling zijnde aanvragen en declaraties of in uitvoering zijnde overige opdrachten, wordt gewaardeerd op de contractuele opbrengstwaarde, in evenredigheid met de geleverde produktie en reeds bestede uren. Met mogelijke verliezen wordt rekening gehouden door het treffen van een beperkte voorziening.

De stijging van het onderhanden werk per ultimo 1999 wordt met name verklaard door een aantal opdrachten waarvoor de werkzaamheden al zijn verricht maar waarvan de bevoorschotting door de opdrachtgevers nog (gedeeltelijk) moet plaatsvinden. Daarnaast is sprake van een relatief hogere onderhanden werk positie bij enkele opdrachten vanwege nog te factureren werkzaamheden over het tweede halfjaar van 1999. In 1999 werd een voorziening getroffen van f 0,7 mln.

Debiteuren

De post debiteuren is gewaardeerd op nominale waarde en betreft voornamelijk openstaande vorderingen op opdrachtgevers.

De stijging van het debiteurensaldo per 31 december 1999 wordt met name veroorzaakt door een vordering op de Europese Commissie van f 1,2 mln in verband met uitgevoerde werkzaamheden. Deze vordering wordt volledig inbaar geacht.

In 1999 werd een voorziening wegens mogelijke oninbaarheid getroffen van f 0,05 mln.

Nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten

De nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten zijn gewaardeerd op nominale waarde. Ten opzichte van het saldo per 31-12-98 deden zich geen grote wijzigingen voor.

Liquide middelen/Rekening-courant bij de RHB

Voor de ontwikkeling van het saldo van de rekening-courant wordt verwezen naar het kasstroomoverzicht.

Agentschapsvermogen

In de Miljoenennota 2000 is de wijziging van de financiering van de agentschappen beschreven. Deze wijziging is vastgelegd in de regeling «Vermogensvoorschriften Agentschappen 2000». De financiering van Senter wordt gewijzigd op basis van de in deze verantwoording gepresenteerde balanscijfers per 31 december 1999. In verband met deze wijziging is de benaming van de algemene reserve gewijzigd in exploitatiereserve.

Conform de door de plv. secretaris-generaal vastgestelde resultaatbestemming 1998 is in 1999 een bedrag van f 2,5 mln aan de exploitatiereserve toegevoegd.

Vanaf 2000 is de exploitatiereserve gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde totale omzet (inclusief out of pocket kosten), berekend over de afgelopen 3 jaren. Bij Senter is sprake van een overschrijding van dit maximum. Als gevolg van deze overschrijding is f 1,886 mln geconverteerd van eigen naar vreemd vermogen en is als af te dragen reserves opgenomen onder de overige schulden en nog te betalen kosten. In 2000 zullen nadere afspraken worden gemaakt over de wijze waarop dit surplus zal worden afgebouwd.

Conform de door de plv. secretaris-generaal vastgestelde resultaatbestemming 1998 is in 1999 een bedrag van f 3,3 mln aan de bestemmingsreserve herhuisvesting toegevoegd. Het volledige saldo van de bestemmingsreserve herhuisvesting (f 4,699 mln) is ultimo 1999 overgeboekt naar een egalisatie-rekening op basis van de terugbetalingsverplichting, die op deze post rust.

Ultimo 1999 bestaat het agentschapsvermogen uit een exploitatiereserve en het nog onverdeelde resultaat over 1999. Tezamen vormen deze het eigen vermogen van Senter. De exploitatie reserve is bedoeld voor het opvangen van algemene bedrijfsrisico's, die voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering van Senter.

De balans geeft een presentatie van omvang en samenstelling van het vermogen vóór resultaatsbestemming. Het nog onverdeelde resultaat over 1999 bedraagt f 6,6 mln. Senter heeft bij de secretaris-generaal het volgende voorstel tot resultaatbestemming ingediend:

(x f 1 000)Voorstel 1999
Resultaatuitkering aan de eigenaar2 181
Egalisatierekening herhuisvesting4 450
Totaal6 631

Egalisatierekening

Door de vervangende huisvesting in Den Haag wordt Senter geconfronteerd met aanzienlijke uitgaven voor bouwkundige aanpassingen, installaties en inrichting. De egalisatieregeling dient ter dekking van deze uitgaven, die op voorzienbare termijn verricht worden. Op deze egalisatierekening rust een terugbetalingsverplichting indien de gelden niet voor de geoormerkte bestemming gebruikt worden. De terugbetalingsverplichting loopt in een aantal jaren geleidelijk af. De hiermee samenhangende vrijval wordt ten gunste van het resultaat gebracht.

Voorzieningen

Voor het treffen van voorzieningen is door Senter een voorzieningenbeleid opgesteld. Hierin is onder meer opgenomen voor welke risico's en/of verplichtingen een voorziening wordt gevormd. In 1999 is dit voorzieningenbeleid geformaliseerd.

Voor specifieke risico's die zijn verbonden aan bepaalde activa of passiva of die verband houden met activiteiten van Senter, worden voorzieningen gevormd voor zover deze risico's op balansdatum bekend zijn en voortvloeien uit gebeurtenissen in het verslagjaar of voorgaande verslagjaren.

Conform het voorzieningenbeleid wordt voor de kosten inzake investeringen in materiële vaste activa en de kosten met betrekking tot de uren van de eigen medewerkers geen voorziening gevormd.

De samenstelling en het verloop van de voorzieningen waren in 1999 als volgt (x f 1 000):

 voorziening 1 jan 99dotatieonttrekkingvrijvalvoorziening 31 dec 99
Personeel2 246443– 476– 4661 747
Herhuisvesting2312 701– 12602 806
Informatisering3 293502– 2 523– 349923
Millennium2500– 25– 17847
Totaal6 0203 646– 3 150– 9935 523

De voorziening personeel strekt ter dekking van in de toekomst ten laste van Senter komende kosten bij schaalverschillen (verschillen tussen feitelijke en formatieve schaal), langdurige ziekte, wachtgeld en claims van personeel. De onttrekking betreft met name de loonkosten van langdurig zieken, de kosten verband houdend met de schaalverschillen en betaalde wachtgelden. De vrijval betreft de in de voorziening opgenomen bedragen voor schaalformatieverschillen van de medewerkers die Senter in 1999 hebben verlaten.

Het huurcontract voor de Haagse vestiging loopt op 31 augustus 2001 af. De directie heeft besloten om te verhuizen naar een nieuw kantoorgebouw met toepassing van een modern, flexibel en gedifferentieerd kantoorconcept.

In 1999 heeft een oriëntatieonderzoek plaatsgevonden naar zowel de kantoor- als de locatiekeuze. Gebaseerd op dit onderzoek zal naar verwachting begin 2000 hieromtrent door de directie besluitvorming plaatsvinden. De onttrekking aan de voorziening heeft betrekking op de kosten van een adviesbureau dat dit onderzoek gedurende 1999 heeft ondersteund.

Door de verhuizing wordt Senter geconfronteerd met aanzienlijke uitgaven voor kosten van externe ondersteuning, projectmanagement, heffingen en bouwvergunningen. Ter dekking van deze kosten is f 2,7 mln aan de voorziening herhuisvesting gedoteerd.

De voorziening informatisering is bestemd voor afronding en implementatie van de nieuwe informatiehuishouding van Senter. Doelstelling is het verbeteren van het facilitair beheer en het door uniformering van werkprocessen en integratie van gegevensbestanden verhogen van de kwaliteit en de efficiëntie van de beleidsuitvoering. De onttrekkingen in 1999 betreffen de kosten van de hiervoor extern ingehuurde medewerkers, de kosten voor de aanschaf van de benodigde software en de kosten voor opleidingen.

De dotatie van f 0,5 mln betreft met name de meerkosten van de implementatie van de gemeenschappelijke projectadministratie (BAS-SIRIUS) alsmede de conversiekosten van het bestaande planningsen tijdschrijfsysteem (OBER) naar een moderne database omgeving.

De voorziening millennium dient ter dekking van de kosten voor de afronding van aanpassingen aan harden software als gevolg van de overgang naar een nieuw millennium.

Van de voorzieningen is de voorziening personeel en herhuisvesting, ultimo 1999 groot f 4,5 mln, als een verplichting op lange termijn aan te merken.

Crediteuren

De crediteuren zijn gewaardeerd tegen nominale waarde en betreffen hoofdzakelijk normale handelscrediteuren. De afname van de positie wordt veroorzaakt door een afname van de schulden aan leveranciers van goederen en diensten.

Overige schulden en nog te betalen kosten

De overige schulden en nog te betalen kosten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. De toename van deze post betreft een aantal posten. De belangrijkste zijn: de nog te betalen resultaatuitkering 1998 aan EZ (f 2,5 mln) en de af te dragen reserves (f 1,9 mln) in verband met de maximering van het eigen vermogen van Senter als gevolg van de wijziging in de financiering van agentschappen. Daarnaast is sprake van een afname van een aantal posten. De belangrijkste zijn: te verrekenen met opdrachtgevers (f 1,7 mln) en te verrekenen beleidsgelden (f 1,4 mln).

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Hieronder volgt een opsomming van de verplichtingen die uit oogpunt van kostentoerekening niet in de balans zijn opgenomen, maar die vanwege aard en/of omvang wel vermelding behoeven om tot een juist oordeel te kunnen komen over de vermogenspositie van Senter.

Belangrijke financiële verplichtingen

• Senter huurt de benodigde kantoorruimten. Het huurcontract voor de Zwolse vestiging loopt tot 1 februari 2003. De huur per 1 januari 2000 bedraagt op jaarbasis circa f 1,4 mln.

Het huurcontract voor de Haagse vestiging heeft een looptijd tot en met 31 augustus 2001.

Per 1 januari 2000 bedraagt de jaarhuur, inclusief voorschot servicekosten circa f 3 mln.

• Senter heeft leasecontracten afgesloten voor haar kopieerapparatuur, met een looptijd tot 1 januari 2001. Het werkelijke kopieerverbruik wordt in rekening gebracht op basis van nacalculatie. De kopieerkosten bedragen circa f 0,5 mln per jaar.

• Senter heeft voor het niet-ambtelijk personeel een detacheringovereenkomst afgesloten met het detacheringbureau BDG-TAD met een opzegtermijn van zes maanden. Over de door dit bureau te hanteren tarieven worden jaarlijks afspraken gemaakt. De kosten van inhuur van personeel bij dit detacheringbureau bedragen circa f 22 mln per jaar.

• Senter heeft een contract afgesloten voor cateringactiviteiten met een opzegtermijn van zes maanden. De cateringkosten bedragen circa f 0,5 mln per jaar.

Voorwaardelijke verplichtingen

• Senter voert in samenwerking met Novem een viertal opdrachten uit, te weten: 1) InfoMil; 2) CO2-reductieplan; 3) Ecologie, Economie en Technologie (E.E.T.) en 4) MOVE.

Senter en Novem hebben samenwerkingsovereenkomsten gesloten, waarin is bepaald dat beide organisaties deze opdrachten voor gemeenschappelijke rekening en verantwoording uitvoeren in een 50/50-verhouding. Jegens opdrachtgevers en eventuele derden geldt voor partijen echter een hoofdelijke aansprakelijkheid.

• Met uitzondering van de opdrachtgever EZ kan Senter aansprakelijk worden gesteld indien Senter in de uitvoering van een opdracht verwijtbaar gedrag heeft vertoond of in ernstige mate nalatig is geweest in de uitvoering van de opdracht. Bij een aantal opdrachtgevers is de aansprakelijkheid beperkt tot de opdrachtsom van het onderhavige jaar.

• Samen met KEMA voert Senter de opdracht JIRC uit, waarbij Senter voor de opdrachtgever fungeert als formeel aanspreekpunt en hoofdaannemer. Senter en KEMA zijn ten opzichte van derden hoofdelijk verbonden voor verplichtingen welke door hen zijn aangegaan uit hoofde van de uitvoering van de opdracht.

• Samen met Nuffic voert Senter de opdracht Azië-faciliteit uit, waarbij Senter voor de opdrachtgever fungeert als formeel aanspreekpunt en hoofdaannemer. Senter en Nuffic zijn ten opzichte van derden hoofdelijk verbonden voor verplichtingen welke door hen zijn aangegaan uit hoofde van de uitvoering van de opdracht.

Rekening van baten en lasten over 1999 (x f 1 000)

OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieSlotwetmutatie (+ of –) (+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)
Baten   
omzet moederdepartement56 61665 669– 9 053
omzet overige departementen9 48711 716– 2 229
omzet overig1 6612 451– 790
rentebaten200677– 477
buitengewone baten100473– 373
Totaal baten68 06480 986– 12 922
    
Lasten   
apparaatskosten   
* personeel50 24758 650– 8 403
* materieel12 22412 20519
rentelasten 
afschrijvingskosten   
* materieel2 4152 969– 554
* immaterieel 
dotaties voorzieningen1 4762 708– 1 232
onttrekkingen voorzieningen– 2 1772 177
buitengewone lasten 
Totaal lasten66 36274 355– 7 993
    
Saldo van baten en lasten1 7026 631– 4 929

Baten algemeen

Ten tijde van de opstelling van de begroting waren veel opdrachten óf nog niet bekend óf nog onzeker waardoor de realisatie hoger is dan de raming. De gerealiseerde omzet is met bijna 18,0% gestegen ten opzichte van de raming. Deze groei is gelijkmatig verdeeld over alle opdrachtgevers.

De in derekening van baten en lasten opgenomen omzet is exclusief de out of pocket kosten.

Omzet moederdepartement (EZ)

De in 1999 bij EZ gerealiseerde omzet is met f 9 mln gestegen ten opzichte van de raming. De hiervoor genoemde onzekerheid omtrent de opdrachten leidt tot het verschil tussen raming en realisatie. Het aandeel van DG I&D binnen de totale omzet van Senter is gedaald. Dit is met name het gevolg van de lagere omzet bij de WBSO opdracht als gevolg van minder geoffreerde bezwaarschriften en de afloop van de regelingen Relatiebeheer en IT-staart.

Het omzetaandeel van DG ES, DG BEB en DG E nam toe als gevolg van nieuwe opdrachten en een aantal aanvullingen op bestaande opdrachten.

Omzet overige departementen

De in 1999 bij de overige departementen gerealiseerde omzet is met 35,6% gestegen ten opzichte van 1998 en is f 2,2 mln hoger dan de raming. Deze relatief forse omzetgroei wordt met name gerealiseerd bij het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking/Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Ook bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer was sprake van een omzetstijging als gevolg van een nieuwe opdracht en de uitbreiding van een bestaande opdracht. De omzet van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen nam licht toe, die van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en die van het Ministerie van Financiën nam af. Bij deze laatste twee ministeries is sprake van een aflopende regeling.

Overige omzet

De opdrachten die Senter uitvoert voor de Provincies, de Europese Commissie, Landbouwschap en EnergieNed zijn in 1999 verder afgenomen (afname van 15,5% ten opzichte van 1998). De realisatie is f 0,8 mln hoger dan de raming. De gevolgen van de uitkomsten van de commissie Cohen, waardoor Senter niet meer voor derden kan werken, is nog niet geheel zichtbaar. Dit kan worden verklaard doordat de afbouw van de werkzaamheden voor de Provincies iets langer duurt dan bij de raming was gepland.

Rentebaten

Alle bank- en girorekeningen van Senter zijn gekoppeld aan de rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding. De rentebaten vloeien hoofdzakelijk voort uit de van de Rijkshoofdboekhouding ontvangen rente over de gedurende 1999 op de rekening-courant aangehouden saldi.

Buitengewone baten

Als onderdeel van de resultaatbestemming 1998 is tegelijkertijd een renteloze lening van het kernministerie afgelost. De vrijval van de lening bedraagt f 0,5 mln en is onder de buitengewone baten verantwoord.

Personele kosten

De hogere realisatie ten opzichte van de raming is het gevolg van de omzetgroei. De stijging van de personele kosten (16,7%) ligt iets onder de stijging van de omzet (17,8%). Senter stelt nieuw personeel meestal aan door tussenkomst van een uitzend- of detacheringbureau (BDG/TAD). Dit heeft tot gevolg dat bij een omzetgroei veelal een «verslechtering» optreedt van de verhouding tussen ambtenaren (A) en inleenkrachten van BDG/TAD (I).

In 1999 hebben drie omzettingsrondes plaatsgevonden waardoor 33 personen een ambtelijke aanstelling hebben gekregen. Ondanks deze rondes is de A:I-verhouding licht teruggelopen, van 56:44 in 1998 naar 55:45 in 1999.

Materiële kosten

Ondanks de forse omzettoename ten opzichte van de begroting is de realisatie van de materiële kosten bijna gelijk aan de raming.

De huisvestingskosten zijn hoger dan de raming doordat het aantal gehuurde vierkante meters is vergroot. De extra huisvestingsruimte is benodigd vanwege het toegenomen personeelsbestand. De kosten van automatisering, communicatie en reis en verblijf zijn lager dan de raming. Dit is met name het gevolg van een voorzichtig uitgavenbeleid.

De afschrijvingskosten zijn ten opzichte van de raming gestegen vanwege een extra afschrijvingslast in 1999. Dit is het gevolg van de beslissing om per 31 augustus 2001 een nieuw kantoorpand te betrekken waardoor sprake is van de verkorting van de economische levensduur van bepaalde activa van het Haagse pand. Daarnaast dient als gevolg van de snelle technologische ontwikkelingen een aantal computers eerder te worden vervangen dan de gebruikelijke termijn van 3 jaar, waardoor de afschrijvingstermijn neerwaarts is bijgesteld.

Dotatie voorzieningen

De dotaties aan voorzieningen in 1999 zijn als volgt te specificeren (bedragen x f 1 000):

 Realisatie 1999Begroting 1999
Dotaties  
Voorziening herhuisvesting2 7010
Voorziening personeel443726
Voorziening informatisering5020
Voorziening onderhanden werk126750
Voorziening debiteuren330
Vrijval  
Voorziening personeel– 4660
Voorziening informatisering– 3490
Voorziening millennium– 1780
Voorziening onderhanden werk– 1040
Ten laste van de exploitatie2 7081 476

Voor een toelichting op deze voorzieningen zij kortheidshalve verwezen naar de toelichting bij de balans.

Onttrekking voorzieningen

 Realisatie 1999Begroting 1999
BAS-Sirius– 1 4540
Professionalisering I&A– 7230
Ten gunste van de exploitatie– 2 1770

De kosten van extern ingehuurde medewerkers ten behoeve van deze twee interne projecten zijn in de exploitatierekening ten laste van de post loonkosten personeel verantwoord. Deze kosten zijn aan de betreffende voorzieningen onttrokken en ten gunste van een afzonderlijke post in het exploitatie overzicht verantwoord. Per saldo hebben deze kosten geen invloed op het resultaat over 1999.

Kasstroomoverzicht over 1999 (x f 1 000)

OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieSlotwetmutatie (+ of –) (+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)
Rekening Courant RHB 1 januari12 50031 757– 19 257
    
Totaal operationele kasstroom1 300– 6081 908
    
3a. totaal investeringen– 1 800– 1 309– 491
3b. totaal boekwaarde desinvesteringen000
Totaal investeringskasstroom– 1 800– 1 309– 491
    
4a. eenmalige uitkering aan moederdepartement000
4b. eenmalige storting door moederdepartement000
4c. aflossingen op leningen000
4d. beroep op leenfaciliteit000
Totaal financieringskasstroom000
    
Rekening Courant RHB 31 december12 00029 840– 17 840

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de in de verslagperiode gerealiseerde liquiditeitsontwikkeling.

Het saldo liquide middelen bestaat uit het bij de Rijkshoofdboekhouding aangehouden rekeningcourantsaldo van f 29,8 mln. De hieraan gekoppelde bank- en girorekeningen hebben zowel in 1999 als in 1998 per ultimo boekjaar een saldo van nihil.

Ten opzichte van 1998 vertoont het saldo op de rekening courant aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding in 1999 een daling van f 1,9 mln.

Deze daling wordt met name verklaard door de fors lagere realisatie van de kasstroom uit operationele activiteiten. Dit is het gevolg van een toename in de post onderhanden werk en debiteuren, een toename in de post overige schulden/nog te betalen kosten en een afname van de post crediteuren.

Kengetallen

Gemiddelde personeelsbezetting verdeeld naar ambtelijk en inhuur

 1999 realisatie1999 begroting1998 realisatie1997 realisatie
 fte's%fte's%fte's%fte's%
ambtelijk25355256652355620558
inhuur20545138351824415042
totaal ambtenaar en inhuur458100394100417100355100
overig65 58 59 5 
Totaal523 452 476 409 

Senter streeft naar een flexibele bedrijfsvoering om de schommelingen in de omvang van de opdrachtenportefeuille goed te kunnen opvangen. Omwille van deze flexibiliteit wordt een deel van het personeelsbestand extern ingehuurd. Senter streefde in 1999 naar een verhouding ambtelijk versus ingehuurd personeel van 65/35. Door de omzetgroei ontwikkelde de verhouding ambtelijk/inhuur zich niet volgens de raming 1999. Nieuwe medewerkers worden veelal aangetrokken via het detacheringbureau BDG/TAD. Gelet op de relatieve terugloop van het aantal ambtenaren vond in 1999 driemaal een hertaxatie plaats van de in het personeelsbestand benodigde flexibiliteit die ertoe heeft geleid dat in totaal 33 medewerkers een ambtelijke aanstelling hebben gekregen. Ondanks deze omzettingen is de geraamde verhouding ambtenaar/inhuur (BDG/TAD) niet gerealiseerd. Door de omzetgroei komt de inhuur in aantallen totaal 48,6% hoger uit dan de raming.

Gemiddelde loonkosten per fte naar ambtelijk en ingehuurd personeel

 1999 realisatie1999 begroting1998 realisatie1997 realisatie
 loonkosten (x f 1 000)loonk per fteloonkosten (x f 1 000)loonk per fteloonkosten (x f 1 000)loonk per fteloonkosten (x f 1 000)loonk per fte
ambtelijk25 991102 73125 911101 21023 35099 37020 41399 580
inhuur31 290115 88922 500114 80027 280113 17023 224113 840
totaal57 281109 52448 411107 10050 630106 36043 637106 690

De ambtelijke loonkosten per fte komen 1,5% hoger uit dan de begroting. De ambtelijke loonkosten per fte zijn meer gestegen dan de stijging van de totale ambtelijke loonkosten (0,3%). Een gemiddelde ambtenaar is dus iets duurder geworden dan bij de raming werd voorzien.

Uit het kengetal loonkosten per fte blijkt dat de kosten per ingeleende fte hoger zijn dan per ambtelijke fte. Dit komt doordat Senter BTW is verschuldigd over de inleen en doordat de bureaus waarvan Senter inleenkrachten betrekt, een vergoeding verlangen voor bemiddeling.

De loonkosten per fte bij ingeleend personeel stegen ten opzichte van de raming met 0,9%.

Deze relatief geringe stijging wordt grotendeels veroorzaakt door de vernieuwde contractafspraken per 1 januari 1999 met BDG/TAD. De stijging van de totale loonkosten per fte (2,3%) ten opzichte van de begroting is vooral het gevolg van het niet realiseren van de gewenste verhouding (65/35) tussen ambtenaren en inhuur, doordat meer relatief dure inhuur aanwezig was dan begroot.

Omzet per fte

1999 realisatie1999 begroting1998 realisatie1997 realisatie
omzet (x f 1 000)omzet per fteomzet (x f 1 000)omzet per fteomzet (x f 1 000)omzet per fteomzet (x f 1 000)omzet per fte
79 836152 65067 764149 92074 213155 91063 704155 760

Het kengetal omzet per fte wordt in de zakelijke dienstverlening veel gebruikt en maakt daardoor vergelijking met andere uitvoeringsorganisaties mogelijk. In de begroting 1999 was reeds rekening gehouden met een daling van de omzet per fte. De gerealiseerde daling ten opzichte van 1998 (2,1%) is echter minder sterk dan verwacht. De daling in 1999 ten opzichte van 1998 is hoofdzakelijk het gevolg van de tariefdaling van gemiddeld 2,3%.

Toegevoegde waarde(TW) per fte

1999 realisatie1999 begroting1998 realisatie1997 realisatie
TW (x f 1 000)TW per fteTW (x f 1 000)TW per fteTW (x f 1 000)TW per fteTW (x f 1 000)TW per fte
64 131122 62151 649114 27060 265126 60746 362113 350

De toegevoegde waarde is het bedrag dat beschikbaar is voor de belanghebbenden van de organisatie, in casu het beschikbare bedrag voor de beloning van de geleverde prestaties. Hiermee worden bedoeld de beloning van medewerkers voor verrichte arbeid en van de eigenaar voor het verstrekte vermogen. Het geeft inzicht in de waarde die het personeel door de uitvoering van de activiteiten toevoegt aan de organisatie. De toegevoegde waarde per fte geeft een eerste indicatie van de doelmatigheid van het agentschap (voor inflatiecorrectie en nog zonder meeweging van de ontwikkeling in de personele kosten). De stijging van de toegevoegde waarde per fte ten opzichte van de raming 1999, vindt haar grondslag in een terughoudend uitgavenbeleid en het feit dat een aantal kosten, zoals bijvoorbeeld huisvestingskosten, niet volledig afhankelijk is van het omzetniveau, waardoor bij groei, de ontwikkeling van de materiële kosten iets achterblijft. De daling van de toegevoegde waarde ten opzichte van 1998 is met name het gevolg van de daling van de tarieven met gemiddeld 2,3%.

Materiële kosten per fte

1999 realisatie1999 begroting1998 realisatie1997 realisatie
mat.kn (x f 1 000)mat. kn per ftemat.kn (x f 1 000)mat. kn per ftemat.kn (x f 1 000)mat. kn per ftemat.kn (x f 1 000)mat.kn per fte
15 70530 02916 11535 65013 94829 30317 34242 401

De materiële kosten per fte bieden inzicht in de voor volume effecten gecorrigeerde ontwikkeling van de materiële kosten. Waar het kengetal omzet per fte vooral de doelmatigheidsontwikkeling in personele zin weergeeft, geeft het kengetal materiële kosten per fte vooral de doelmatigheidsontwikkeling in de materiële kosten weer. De materiële kosten per fte liggen 2,5% boven de realisatie over 1998 en 15,7% beneden de begroting voor 1999. Naast een voorzichtig uitgavenbeleid wordt dit verklaard door het benutten van schaaleffecten als gevolg van de groei.

Doelmatigheid

(x f 1 000)1999 realisatie19991) realisatie1998 realisatie1997 realisatie
Omzet79 83667 76474 21363 704
Gemiddeld tarief1 1651 1651 1901 190
Voor tariefontwikkeling gecorrigeerde omzet (A)81 75569 39374 40063 685
     
Totale lasten74 35566 36265 98162 287
Dotatie voorzieningen– 2 708– 1 476– 2 881– 4 846
Lasten exclusief dotatie voorzieningen71 64764 88663 10057 441
     
Inflatie2,2%2,0%2,0%2,2%
Voor inflatie gecorrigeerde lasten.    
exclusief dotatie voorzieningen (B)64 63958 19758 18154 022
Doelmatigheidskengetal (C=A/B)126,5%119,2%127,9%118,2%

1 het gemiddelde tarief is nu zonder rekening te houden met de bezetting per tariefgroep weergegeven. In de rijksbegroting 1999–2003 was het gewogen tarief f 1116. Omdat de tarieven ten opzichte van 1999 zijn gewijzigd, is als ongewogen tarief f 1 165 voor de rijksbegroting 1999–2003 ingevuld.

Per jaar wordt de omzet gecorrigeerd voor de tariefontwikkeling vanaf 1994. Het jaar 1994 is het eerste jaar van Senter als agentschap en geldt als basisjaar. Het gemiddeld ongewogen tarief (zonder rekening te houden met de bezetting) bedroeg toen f 1,193.

Ook de kosten worden gecorrigeerd. Ten eerste wordt gecorrigeerd voor de per jaar sterk wisselende dotaties aan voorzieningen. Vervolgens wordt gecorrigeerd voor de inflatie, wederom met 1994 als basisjaar. Een stijging in het kengetal weerspiegelt een gunstige, een daling een ongunstige ontwikkeling van de doelmatigheid.

In 1998 is de organisatie fors gegroeid. In dit jaar bleven de, voor dotatie aan voorzieningen gecorrigeerde, kosten (stijging van 9,9% ten opzichte van 1997) flink achter in verhouding tot de toename in omzet (stijging 16,5%). Dit verschil in ontwikkeling is in 1999 kleiner geworden met name door het naijleffect van de kosten.

BIJLAGE 1 BIJ DE TOELICHTING

Saldibalans per 31 december 1999 van het Ministerie van Economische Zaken (bedragen x f mln)

1)Uitgaven ten laste van de begroting7 861,62)Ontvangsten ten gunste van de begroting10 226,6
3)Liquide middelen6,0    
4)Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding2 855,34a)Interne reserve Inpres8/Seno/Gom448,5
5)Uitgaven buiten begrotingsverband– 4,96)Ontvangsten buiten begrotingsverband42,9
8)Extra-comptabele vorderingen3 987,58a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen3 987,5
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden7,29)Extra-comptabele schulden7,2
10)Voorschotten5 029,610a)Tegenrekening voorschotten5 029,6
11a)Tegenrekening garantieverplichtingen5 596,611)Garantieverplichtingen5 596,6
12a)Tegenrekening openstaande verplichtingen5 942,712)Openstaande verplichtingen5 942,7
13)Deelnemingen895,513a)Tegenrekening deelnemingen895,5
Totaal32 177,1Totaal32 177,1

Toelichting op de saldibalans per 31 december 1999.

1) Uitgaven ten laste van de begroting (f 7 861,6 mln)

Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven over 1998 (3 530,8 mln) en 1999 (4 330,8 mln). Verrekening van de begrotingsuitgaven zal plaatsvinden nadat de Slotwet van het desbetreffende jaar door de Staten-Generaal is vastgesteld. Voor de begrotingsuitgaven over 1998 kan dit op korte termijn plaatsvinden omdat de slotwet 1998 is vastgesteld.

2) Ontvangsten ten gunste van de begroting (f 10 226,6 mln)

Deze post betreft de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten over 1998 (5 500,8 mln) en 1999 (4 725,8 mln). Verrekening van de begrotingsontvangsten zal plaatsvinden nadat de Slotwet van het desbetreffende jaar door de Staten-Generaal is vastgesteld. Voor de begrotingsontvangsten over 1998 kan dit op korte termijn plaatsvinden omdat de slotwet 1998 is vastgesteld.

3) Liquide middelen (f 6,0 mln)

De post liquide middelen is als volgt opgebouwd:

saldo 31-12-99(x f 1000)
Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ0
Saldo liquide middelen overige kasbeheerders3 903
Saldo rekening-courant TWA/CBIN2 139
Totaal6 042

4) Rekening-courant RHB (f 2 855,3 mln)

De rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding geeft de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 1999 van genoemd Ministerie en is opgebouwd uit het saldo van de reguliere rekening-courant (2 406,8 mln) en het saldo van de rekening-courant betreffende de Interne reserve (448,5). Bij de vaststelling van dit saldo is rekening gehouden met de valuta-posten 1999 welke door de Rijkshoofdboekhouding in 2000 zijn verwerkt maar gevaluteerd op 1999.

4a) Interne reserve (f 448,5 mln)

De interne reserve is bestemd om eventuele toekomstige betalingen uit hoofde van verstrekte garanties in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de Garantiefaciliteit Opkomende markten of SENO-faciliteit mogelijk te maken. In de begrotingswet 1999 (artikel 4) is de mogelijkheid tot het aanhouden van deze reserve opgenomen.

5) Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen) (f -/- 4,9mln)

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. De nadere specificatie van deze post is als volgt:

saldo 31-12-99(x f 1000)
a) Vorderingen op andere ministeries624
b) Intra-comptabele vorderingen EZ op derden–/-6 951
c) Intra-comptabele vorderingen diensten1 469
Totaal–/-4 858

Het negatieve bedrag van f 6,9 mln is het saldo van vooruitontvangen bedragen van de Europese Gemeenschap van f 8,4 mln verminderd met een bedrag van f 1,5 mln in verband met een groot aantal kleinere vorderingen. Het bedrag van f 1,469 mln betreft de vorderingen die door de diensten van EZ dienen te worden ontvangen.

6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden) (f 42,9 mln)

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die aan derden moeten worden betaald. De specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen is als volgt:

Saldo 31-12-99(x f 1000)
a) Schulden aan andere ministeries3 319
b) Intra-comptabele schulden EZ aan derden21 647
c) Intra-comptabele schulden diensten17 918
Totaal42 884

Het bedrag van f 21,647 mln betreft met name de per 31 december af te dragen loonbelasting en premies sociale lasten. De intra-comptabele schulden van de diensten betreffen met name een depot van octrooigemachtigden bij het Bureau voor de Industriële Eigendom.

8) Extra-comptabele vorderingen (f 3 987,5 mln) 8a) Tegenrekening extra-comptabele vorderingen (f 3 987,5 mln)

De extra-comptabele vorderingen worden bij ontvangst ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt. Het verloop van de extra-comptabele vorderingen in 1999 binnen EZ was als volgt:

  (x f 1 mln)
Stand vorderingen eind 1998 4 252,9
Bij: In 1999 ontstane vorderingen1 012,7  
Bijgeschreven dividend/rente 143,8 
  1 156,5
  5 409,4
Af: Ontvangen betalingen1 129,7 
Ontvangen dividend/rente189,4 
Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding 102,8 
  1 421,9
Stand vorderingen eind 1999 3 987,5

Uit het bovengenoemd verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt dat het bedrag van de definitief buiteninvorderingstelling/kwijtschelding in 1999 f 102,8 mln bedraagt. Dit bedrag is als volgt over de onderstaande begrotingsartikelen verdeeld:

  (x f 1 mln)
Art 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering0,1
Art. 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk26,3
Art. 04.08 Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen2,8
Art. 05.03 Borgstellingsregelingen MKB73,2
 Speerpuntkredieten0,4
Totaal102,8

De extra-comptabele vorderingen zijn per hoofdbeleidsterrein, het agentschap Senter, NMa en IZ onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid) van de vorderingen. (x f 1000).

Vorderingsoortdirect opeisbaarop termijn opeisbaargeconditioneerdniet invor-derbaarTotaal
Omschrijving
Algemeen12 0334 274  16 307
Ind. en Alg. Techn. Beleid3 8925 6997 060342 107358 758
Industrie- en Dienstenbeleid 36 271851 9691 504889 744
Regionaal Beleid11 905 86 4849 619108 008
Diensten MKB en Ordening409 271507 030603516 944
Buitenl. Ecn. Betr. en Exp.1 65646 302237 4518 353293 762
Energiebeleid52 098 68 6074 551125 256
Buiten begrotingsverband871   871
Senter120 034514 1531 028 307 1 662 494
Nma398 14 318 14 716
Dir. IZ 686  686
Totaal202 927616 6562 801 226366 7373 987 546

De kolom direct opeisbare vorderingen van het voorgaande overzicht is op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom. (x f 1000)

Art.Omschrijving<199819981999Totaal
01.01Apparaatskosten EZ  12 03312 033
02.02Specifieke bedrijfsger. techn. stimuler.  3 8923 892
04.08Bevord. Region. bedr. invest. 3 895 6 90510 800
04.09Regio-programma's  1 1051 105
05.05Oude BBH-regelingen  4040
07.03Stimulering exportactiviteiten  168168
07.05Economische hulp Oost-Europa  1 4881 488
09.00Energiebeleid algemeen  52 09852 098
 Buiten begrotingsverband  871871
 Senter  120 034120 034
 Nma  398398
Totaal3 895 199 032202 927

Onderstaand worden per categorie vorderingen die in verhouding tot het totaal van de vorderingen een grote omvang hebben, een nadere toelichting gegeven. Per post is aangegeven aan welk artikel de vordering is gekoppeld.

Direct opeisbare vorderingen (x f 1000)

Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ (10 650)

De aan dit artikel gerelateerde vorderingen hebben met name betrekking op de extra-comptabele vorderingen van het CBS (f 10 650).

Artikel 04.08 Bevordering regionale bedrijfsinvestering (10 800)

De vorderingen van voor 1998 betreft een drietal direct opeisbare vorderingen, groot f 3240, f 475 en f 180, die ontstaan zijn in het kader van de IPR. De definitieve vaststelling van deze subsidies is het onderwerp van een beroepsprocedure. Daarnaast staat een bedrag groot f 6 905 open als vordering op de provincie Noord-Brabant als gevolg van de definitieve afrekening van een aantal projecten in het kader van de decentrale IPR.

Artikel 09.00 Mijnwetheffing (52 098)

Dit betreft de per 31 december 1998 nog te ontvangen bedragen uit hoofde van verleende vergunningen in het kader van de mijnwet.

Op termijn opeisbare vorderingen (x f 1000)

Artikel 01.01 Apparaatsuitgaven EZ (3 625)

De vordering betreft het saldo van de in het kader van de PC-financieringsregeling aan EZ-medewerkers verstrekte leningen.

Artikel 03.07 Bijdrage aan KSG (36 271)

Dit betreft een in het kader van dit begrotingsartikel via de NIB verstrekte lening en de daarop bijgeschreven rente.

Artikel 07.03 Stimulering export activiteiten (37 985)

Dit betreft een op termijn opeisbare en inbare vordering inzake door EZ verstrekte kredieten in het kader van de stimulering van exportactiviteiten die door de NIO (f.37 985) wordt geadministreerd en beheerd.

Geconditioneerde vorderingen (x f 1000)

Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V. (839 469)

In het kader van de NedCar-deal is door de Staat een achtergestelde renteloze lening verschaft ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe automodellen bij NedCar. Per saldo resteert nog een leningbedrag van f 665 000. Daarnaast heeft de Staat nog een vordering op NedCar van per saldo f 174 469 uit hoofde van de zgn. spareparts concessionfee.

Artikel 04.01 Bijdrage ten behoeve van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en overige (65 000)

Deze vordering betreft een renteloze lening aan de NOM in het kader van het Aramide-project die ontstaan is bij de herfinanciering van de ROM's. Te zijner tijd wordt het restant van de lening mogelijk afgelost door de verkoop van haar belang in het Aramide-project.

Artikel 05.03 Borgstellingsregelingen MKB (498 142)

Dit betreft vorderingen inzake door de banken verstrekte kredieten in het kader van de borgstellingsregelingen MKB, waarvan inmiddels bekend is dat deze naar alle waarschijnlijkheid niet zullen worden terugontvangen.

Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa (237 293)

Dit bedrag is gestort op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding ten behoeve van de dekking voor de uitvoering van de investeringsfaciliteit door de NIB.

Artikel 09.12 Garanties energiebeleid (66 246)

Deze vordering betreft een een zogenaamde regres-vordering aan de Nederlandse Pijpleiding Maatschappij (NPM), die is ontstaan uit een afgegeven garantie. Enerzijds heeft dit betrekking op renteen aflossingsverplichtingen en anderzijds op de overige exploitatiekosten. Bijschrijving op de lening vindt per kwartaal plaats naar rato van de door de NPM te betalen verplichtingen.

Niet invorderbare vorderingen (x f 1000)

Artikel 02.11 Garanties technologiebeleid (340 564)

Betreft het restant vorderingsbedrag van een aangesproken garantie die is afgegeven in het kader van de ontwikkelings-financiering van een drietal vliegtuigtypen. Van deze vordering (Fokker) is in 1999 een klein deel (f 20 720) ontvangen.

Vorderingen van het agentschap Senter (x f 1000)

Vorderingen Senter (1 662 494)

Het merendeel van de vorderingen van Senter heeft betrekking op de Regeling Technische ontwikkelingskredieten (±99%). Deze regeling wordt uitgevoerd door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» product te ontwikkelen waarvan de terugbetaling afhankelijk is van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks wordt bijgeschreven. Het type lening is ruwweg te verdelen in 1/3 geslaagde projecten, 1/3 lopende projecten en 1/3 niet geslaagde projecten. De onder direct opeisbare (115 000) en op termijn opeisbare (514 153) opgenomen bedragen hebben betrekking op de geslaagde projecten. Het restant (1 028 307), «lopende en niet geslaagde projecten» is opgenomen onder de geconditioneerde vorderingen.

Vorderingen van het Nma (x f 1000)

Vorderingen NMa/DTe (14 716)

Dit betreft de door het NMa opgelegde boetes en lasten onder dwangsom (14 318) en de inning van de door de vergunninghouders verschuldigde bijdrage van 60% in de totale kosten van DTe (398).

9 ) Extra-comptabele schulden (f 7,2 mln) 9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden (f 7,2 mln)

Dit betreft met name de extra-comptabele schulden van het CBS (6,1 mln) en het Bureau voor de Industriële Eigendom (0,7 mln.). Het restant van de extra-comptabele schulden (0,4 mln.) betreft de zgn. mijnschadevoorzieningen.

10) Voorschotten (f 5 029,6 mln) 10a) Tegenrekening voorschotten (f 5 029,6 mln)

op grond van de comptabele regelgeving kunnen door EZ vooruitbetalingen (voorschotten) worden verstrekt. Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van de subsidie danwel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening van de einddeclaratie. In 1999 is voor f 1 446,9 mln aan voorschotten afgerekend.

Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:

Overzicht openstaande voorschotten EZ (x f 1 mln)

Stand per 31 december199919981999199819991998
OntstaansjaarKerndepartementSenterTotaal
< 1996992,81 255,950,9128,11 043,71 384,0
1996486,6613,250,499,8537,0713,0
1997619,1813,5113,8192,3732,91 005,8
1998782,31 285,2204,0294,1986,31 579,3
19991 316,6 413,1 1 729,7 
Totaal4 197,43 967,8832,2714,35 029,64 682,1

Toelichting op voorschotten groter dan f 50 mln en/of voorschotten van vóór 1996.

Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter (f 74,6 mln)

Dit betreft voorschotten van Directoraten-Generaal aan Senter in verband met opdrachten voor de uitvoering van subsidieregelingen. Een bedrag van f 68,9 mln is verstrekt ten laste van de begroting 1999.

Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering (f 485,5 mln)

Op dit artikel worden langlopende verplichtingen verantwoord waarvan de looptijd nog niet is verstreken. Als gevolg hiervan staan er nog f 62,9 mln aan voorschotten open van vóór 1996. In 1999 is het voorschotbedrag met f 192,4 mln toegenomen. Van het totaal aan voorschotten op dit artikel heeft f 203,7 mln betrekking op Senter.

Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering (f 97,4 mln)

Van deze voorschotten is f 82,2 mln in 1999 betaald. De voorschotten van de jaren 1998 en 1997 zijn voor het overgrote deel afgerekend. Het bedrag van f 97,4 mln bevat f 28,0 mln voorschotten van Senter. Van deze f 28,0 mln heeft f 0,1 mln betrekking op voorschotten van voor 1996.

Artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking (f 51,1 mln)

Van het voorschotbedrag van f 51,1 mln is f 9,9 mln betaald ten laste van de jaren vóór 1996. Het betreft langlopende verplichtingen die met name door het ministerie van Defensie worden afgewikkeld.

Artikel 02.05 Syntens (f 152,3 mln)

De voorschotten in verband met de bijdragen voor 1998 en 1999 aan Syntens staan nog open.

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling (f 55,6 mln)

Een bedrag van f 43,3 mln betreft voorschotten aan STW. Hiervan is f 4,8 mln betaald vóór 1996.

Artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart (f 135,0 mln)

Dit betreft voorschotten aan het NIVR. In 1997 is f 75 mln en in 1999 is f 60 mln als voorschot verstrekt.

Artikel 02.09 Speur en ontwikkelingswerk (f 282,8 mln)

De voorschotten op dit artikel zijn betaald door Senter. Het betreft langlopende verplichtingen waarvan de looptijd in principe nog niet is verstreken. Een bedrag van f 33,6 mln is verstrekt vóór 1996.

Artikel 02.12 Technologische infrastructuur (f 113,4 mln)

Met name het artikel-onderdeel «Technologische Vernieuwing» bevat langlopende verplichtingen. Er staat van deze verplichtingen nog f 2,0 mln aan voorschotten open van vóór 1996. De overige onderdelen bevatten voorschotten die grotendeels in 1999 zijn betaald. Van het totaal aan voorschotten op dit artikel heeft f 10,6 mln betrekking op Senter.

Artikel 02.13 Projecten gefinancieerd uit het Fonds economische structuurversterking (f 150,7 mln)

Van het openstaande voorschot heeft slechts f 7,3 mln betrekking op de jaren vóór 1996. In de jaren 1998 en 1999 is in totaal f 112,3 mln aan voorschotten ten laste van de begroting gebracht.

Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige (f 46,9 mln)

De voorschotten in verband met de apparaatskosten 1999 aan de ROM's en het voorschot 1998 aan de GOM staan nog open. Verder staan uit de periode vóór 1996 nog voorschotten open ten bedrage van f 35,1 mln voor de financiering van de NOM en BOM.

Artikel 04.04 Voorwaardenscheppend beleid (f 4,6 mln)

Op dit artikel staan voorschotten open uit hoofde van de programma's «Infrastructuur 1973–1976».Naar verwachting zullen deze voorschotten worden afrekend in 2000.

Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie (f 19,6 mln)

Een bedrag van f 16,9 mln betreft openstaande voorschotten die vóór 1990 in het kader van de BRT-regeling zijn verstrekt. In de jaren 1996 t/m 1999 is f 2,7 mln verstrekt. De afwikkeling zal in de komende jaren plaatsvinden.

Artikel 04.08 Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen (f 192,6 mln)

Er staat nog f 50,5 mln aan voorschotten open uit de jaren vóór 1996. Het betreft langlopende verplichtingen waarvan in de meeste gevallen de looptijd nog niet is verstreken.

In 1998 en 1999 is f 118,8 mln aan voorschotten ten laste van de begroting gebracht.

Artikel 04.09 Regio-programma's (f 594,2 mln)

Ten behoeve van het ISP is f 338,6 mln aan voorschotten verstrekt. Een bedrag van f 68 mln is betaald vóór 1996. Aan EFRO-cofinanciering is f 193,3 mln betaald. Hiervan is f 26,7 mln uitgegeven vóór 1996. In het kader van PNL is f 44,5 mln betaald in de jaren vóór 1996. Daarnaast is op dit artikel nog 2,7 mln betaald voor 1996 in het kader van de OZL. De voornoemde programma's hebben veelal betrekking op langlopende verplichtingen.

Artikel 04.10 Stimulering Ruimte voor Economische Activiteit (f 157,8 mln)

Onder dit artikel worden voorschotten verstrekt voor de BOB- en Stireaprojecten. Het betreft langlopende verplichtingen aan gemeenten die in de komende jaren zullen worden afgerekend. Er staat nog f 7,9 mln open van vóór 1996.

Artikel 05.07 Hulp waterschade (f 111,2 mln)

De bijdragen in verband met de subsidieregeling «Waterschade» staan nog open. Een bedrag van f 91 mln is betaald vóór 1996. Naar verwachting zullen de voorschotten in 2000 worden afgerekend.

Artikel 05.12 Afwikkeling toeristisch beleid tot 1999 (f 10,4 mln)

Op dit artikel staan nog f 0,2 mln aan voorschotten van vóór 1996 open. Dit betreft een bijdrage aan het NBT in verband met het kustproject «Frisse Neuzen». Het project loopt tot 31 december 1999.

Artikel 05.21 Marktwerking (f 3,6 mln)

Er staat nog een voorschot open van vóór 1996 van f 1,6 mln. Dit betreft een subsidie in verband met de privatisering van Swoka.

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten (f 57,8 mln)

Dit betreft voorschotten die door Senter zijn verstrekt. Er staat nog een voorschot van f 0,5 mln open van vóór 1996.

Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa (f 287,1 mln)

De openstaande voorschotten hebben betrekking op langlopende hulpprogramma's. Afrekening vindt plaats ná afloop van deze programma's. Er staat nog f 50,4 mln open van vóór 1996. Van het openstaand bedrag van f 287,1 mln is f 168,4 mln betaald door Senter.

Diverse artikelen NOVEM (1 357,6 mln)

Ultimo 1999 staat er in totaal een bedrag van f 1 357,6 mln uit op de Novem alsnog af te rekenen voorschotten, waarvan f 71,3 mln betaalbaar is gesteld ten laste van artikel 02.02. Het restant van f 1 286,3 mln werd uitbetaald ten laste van diverse artikelen binnen hoofdbeleidsterrein 09 Energiebeleid. Van dit laatste bedrag heeft f 518,3 mln betrekking op openstaande voorschotten van voor 1996. Een en ander is het gevolg van de wijze waarop de programmaovereenkomsten worden afgerekend. Afrekening met EZ vindt pas plaats nadat de laatste bijdrage van het programma door Novem aan een derde is verstrekt.

11) Garantieverplichtingen (f 5 596,6 mln) 11a) Tegenrekening garantieverplichtingen (f 5 596,6 mln)

Dit betreft de garantieverplichtingen die door EZ zijn aangegaan. Het verloop van de garantieverplichtingen in 1999 was als volgt:

  (x f 1 mln)
Saldo garantieverplichtingen tot en met 19985 059,0  
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 1 310,9 
Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 1999+ 2 215,5 
  5 963,6
Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 1999 – 367,0
Saldo garantieverplichtingen ultimo 1999 5 596,6

Circa de helft van dit bedrag (f 2 549 mln.) betreft de garanties van de borgstellingsregeling BBMKB, art. 05.03. Het uitstaande garantiebedrag voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer f 955 mln. en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer f 838 mln. Aan verliesafdekking is een kleine f 32 mln. betaald.

De ander helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 1999 bestaat uit garanties auto-ontwikkeling (art 03.08) f 283 mln, industriefaciliteit (art 03.12) 150 mln, exportactiviteiten/Oost-Europa (art 07.03 en 07.05) 975 mln en COVA/Stadsverwarming (art 09.12) 1 622 mln

Ten opzichte van 31 december 1998 zijn de garantieverplichtingen met f 537 mln. toegenomen. Deze toename wordt met name verklaard uit de toename van de garantieverplichtingen met betrekking tot de BBMKB (f 85 mln.), de garantie in het kader van de bijdrage ten behoeve van de auto-ontwikkeling (f 197 mln.) en de garanties ten behoeve van exportactiviteiten/Oost-Europa (267 mln.). Verder heeft er op een aantal artikelen een verlaging van de garantieverplichtingen van in totaal f 2 mln plaatsgevonden.

In de artikelsgewijze toelichting worden de garanties afzonderlijk toegelicht.

12) Openstaande verplichtingen (f 5 942,7 mln) 12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen (f 5 942,7 mln)

Het verloop van de verplichtingen in 1999 was als volgt:

  (x f 1 mln)
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 19985 159,0  
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 144,1 
Bij: Aangegane verplichtingen in 1999+ 4 981,0 
  9 995,9
Af: Betalingen op verplichtingen in 1999 – 4 053,2
Saldo openstaande verplichtingen ultimo 1999 5 942,7

Dit saldo is opgebouwd uit een bedrag van f 5 566,4 mln aan verplichtingen binnen begrotingsverband en f 376,3 mln aan verplichtingen buiten begrotingsverband

Omvangrijke negatieve bijstellingen.

In 1999 is het saldo verplichtingen voor circa 330 mln. naar beneden bijgesteld.

In onderstaande tabel zijn de belangrijkste bijstellingen per artikel opgenomen.

Art.Omschrijving(x f 1 mln.)
02.02Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering– 53,6
02.09Speur- en ontwikkelingswerk– 50,3
04.08Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen– 28,2
07.03Stimulering exportactiviteiten– 76,4
07.05Economische hulp Oost-Europa– 12,9
09.01Energiebesparingstechnologie– 8,0
09.32Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie– 27,1
 Verplichtingen buiten begrotingsverband– 32,2

13) Deelnemingen (f 895,5 mln) 13a) Tegenrekening deelnemingen (f 895,5 mln)

Het verloop van deze post over 1999 was als volgt:

  (x f 1 mln)
Stand saldibalans ultimo 1998 1 015,4
Mutaties 1999:   
– Kon. Ned. Hoogovens en Staalfabrieken N.V. – 139,9  
– Twinning Holding B.V. + 20,0  
  – 119,9
Stand saldibalans ultimo 1999 895,5

BIJLAGE 2 BIJ DE TOELICHTING

Bijlage bij hoofstuk III (financieel beheer)

Commissie van Zijl

In de financiële verantwoording 1998 is een bijlage opgenomen waarin ingegaan wordt op de vragen gesteld door de Commissie van Zijl (Kamerstukken II 1998/99, 26 347, nr. 2, blz. 15 en 16) betreffende de vermindering administratieve lasten. Onderstaand wordt ingegaan op de in 1998 gedane toezeggingen en wordt de stand van zaken tot nu toe weergegeven.

Vermindering administratieve lasten

Inleiding

In de financiële verantwoording 1998 is een onderscheid gemaakt naar maatregelen die betrekking hebben op:

A. vereenvoudiging gegevensaanlevering aan de overheid;

B. betrekken van ondernemers en mede-overheden.

Deze maatregelen moeten leiden tot een vermindering van de administratieve lasten met 15%1 in deze kabinetsperiode, bovenop de circa 10% lastenverlichting die het vorige kabinet heeft gerealiseerd.

Met het oog op de vergelijkbaarheid wordt deze hoofdindeling ook in de verantwoording 1999 gevolgd. De aanbevelingen van de Commissie Slechte en de reactie van het kabinet daarop hebben geleid tot accentverschuivingen in de aanpak van de administratieve lasten. Dit komt nader aan de orde in de passage inzake «resultaten Commissie Slechte».

A. Vereenvoudiging gegevensaanlevering aan de overheid

Meer gebruik van ICT

Het kabinet verwacht dat een ambitieuze toepassing van ICT voor een doorbraak zal zorgen bij de reductie van administratieve lasten en de verbetering van de publieke dienstverlening van de overheid. Het kabinet wil nog tijdens deze kabinetsperiode belangrijke stappen zetten om het Internet-groeimodel van de Commissie Slechte te realiseren. Het kabinet heeft daarbij in eerste instantie het beeld voor ogen dat iedere ondernemer al zijn formulieren moet kunnen afhalen en indienen via één overheidsloket, zowel in virtuele als in fysieke vorm. Dit zal een geweldige inspanning vergen, waarbij goed moet worden aangesloten op alle initiatieven die al gaande zijn. Het kabinet stelt zich ten doel, voor het einde van deze kabinetsperiode in ieder geval een centrale informatievoorziening voor ondernemers operationeel te hebben. Voor de zomer van dit jaar zal het kabinet een plan van aanpak ter realisatie van deze doelstellingen aan de Kamer sturen.

Het berichtenverkeer tussen bedrijven en overheidsinstellingen (aangifte van belasting en premies, rapportages, enquêtes, vergunningen e.d.) vormt een substantieel element van de administratieve lasten in Nederland. Veel van deze gegevensuitwisseling loopt nog steeds via «gewone» papieren formulieren. Dat kost de ondernemer extra inspanningen.

Overheidsinstellingen zijn zich in sommige gevallen wel bewust van de lasten die zij op de schouders van de ondernemers plaatsen en proberen met behulp van nieuwe technologieën hun klanten behulpzaam te zijn. De elektronische belastingaangifte is hier een voorbeeld van. Er is naar de mening van het kabinet echter nog veel meer mogelijk.

Beveiliging van het elektronisch dataverkeer en bescherming van gegevens zijn daarbij belangrijke randvoorwaarden. Het kabinet zal blijven zoeken naar afdoende oplossingen voor die randvoorwaarden, daarbij geholpen door de voortschrijdende techniek. Aangrijpingspunt daarbij is onder meer de digitale handtekening.

Globaal kunnen drie verschillende lijnen in het gebruik van ICT-toepassingen bij de reductie van administratieve lasten worden onderscheiden:

I centrale informatievoorziening: bedrijven moeten op één centrale plaats alle relevante informatie en formulieren kunnen vinden (één loket);

II elektronische gegevensuitwisseling: bedrijven moeten de gevraagde gegevens aan de instellingen (bijv. CBS, Belastingdienst) kunnen leveren met behulp van elektronische data-uitwisseling («front-office»). Deze uitwisseling kan lopen via de Internetsite, maar ook rechtstreeks.

III meervoudig gebruik van gegevens: bepaalde gegevens die door een bedrijf eenmaal via een «elektronisch formulier» zijn geleverd zouden mits de ondernemer daarmee instemt, ook kunnen worden gebruikt voor informatiebehoefte van andere instanties. In eerste instantie zal het daarbij veelal gaan om bedrijfs- en persoonsidentificerende gegevens zoals naam, adres, woonplaats, bedrijfsactiviteit. Die authentieke basisregistraties maken het vervolgens mogelijk om ook inhoudelijke gegevens slechts eenmaal te hoeven uitvragen. Dit vereist een goede gegevensuitwisseling tussen de verschillende overheidsinstellingen («back-office»). Verder zal het kabinet bezien in hoeverre barrières voor meervoudig gebruik kunnen worden geslecht.

Deze drie wegen zullen parallel worden ontwikkeld teneinde onnodige vertragingen te voorkomen. Om de lijnen verder te ontwikkelen zijn naar de mening van het kabinet de volgende acties nodig:

Ad I Centrale Informatievoorziening: de dienstbare overheid

Bedrijven willen graag op een centraal punt informatie kunnen opvragen. Thans hebben vele overheidsinstellingen elk een eigen systeem van informatievoorziening, via folders, Internet etc. De activiteiten op het terrein van Overheidsloket 2000 geven invulling aan de rol van de dienstbare overheid.

Overheidsloket 2000 (Bedrijvenloket)

In het najaar van 1999 is een start gemaakt met het opzetten van regionale bedrijvenloketten1. In de gemeente Groningen, de provincie Drenthe, en de regio Noordwest Noord-Holland zullen eind 2001 startende ondernemers alle bestaande verplichtingen via één loket kunnen afhandelen. Tevens zullen ondernemers alle overheidsinformatie van de deelnemende instanties via het bedrijvenloket kunnen betrekken. Het bedrijvenloket zal in fysieke en in virtuele vorm worden gerealiseerd. Aan het bedrijvenloket nemen de betreffende gemeenten resp. provincie, de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel en enkele andere publieke organisaties deel.

In aansluiting hierop wil het kabinet een landelijk, virtueel bedrijvenloket opzetten. De komende periode zal bekeken worden hoe dat loket op landelijk niveau kan worden gerealiseerd. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:

– de opzet van de site moet ook ondernemers die nog niet vertrouwd zijn met ICT-toepassingen uitnodigen tot gebruik. Dat vereist een heldere, toegankelijke verwijzingsstructuur en «down to earth» instructies;

– de site moet aansluiten bij reeds bestaande sites van bijvoorbeeld uitvoerende instanties en lagere overheden. Gelet op de grote hoeveelheid formulieren waar bedrijven mee geconfronteerd worden zal het een «groeiende» site zijn. Door die incrementele aanpak kan snel een start gemaakt worden en hoeft niet te worden gewacht tot alle informatie digitaal beschikbaar is en alle mogelijke problemen opgelost zijn.

Een eerste stap zal worden gezet door het op Internet zetten van alle formulieren van het Ministerie van Economische Zaken, om vervolgens uit te breiden naar de andere ministeries.

Ad II Electronische gegevensuitwisseling

Elektronische gegevensuitvraag zal een aanzienlijke besparing van de administratieve lasten voor bedrijven (en overigens ook voor betrokken overheidsinstellingen) betekenen. Afhankelijk van de technische mogelijkheden en de soort gegevensuitvraag kan deze gegevensuitwisseling rechtstreeks tussen (administraties van) bedrijven en instellingen plaatsvinden dan wel via de Internetsite zoals hierboven beschreven.

Op dit moment wordt in diverse projecten gewerkt aan ICT-toepassingen om het berichtenverkeer tussen bedrijven en instellingen via elektronische weg af te kunnen handelen. Initiatieven op dit terrein worden nauwlettend gevolgd en eventueel financieel gesteund. Zo participeren het Ministerie van EZ, de Belastingdienst, het Centraal Bureau voor de Statistiek en het LISV in het project Elektronische Heerendiensten. Volgens berekeningen van het EIM zou hiermee op een vijftal wetgevingsterreinen een reductie van de administratieve lasten van ruim 1,5 miljard gulden per jaar mogelijk zijn.

Ad III Meervoudig gebruik van gegevens: de efficiënte overheid

Bij meervoudig gebruik van eenmaal aangeleverde gegevens kunnen bedrijven een aanzienlijke reductie van hun administratieve lasten bereiken. Modellen daarvoor zijn verwijzingsindexen en authentieke registraties.

In het kader van het door het Ministerie van BZK gecoördineerde project Stroomlijning Basisgegevens wordt door de diverse betrokken ministeries onder meer gewerkt aan het tot stand brengen van een stelsel van authentieke registraties. Het Basisbedrijvenregister is hier een voorbeeld van; het Ministerie van EZ coördineert de werkgroep die een authentiek register opzet waar de deelnemende organisaties (Belastingdienst, CBS, Kamers van Koophandel, LISV) de basisgegevens van alle ondernemingen in ons land kunnen vinden. Het project Basisbedrijvenregister wordt sinds eind 1999 begeleid door bureau PricewaterhouseCoopers. Als eerstvolgende stap zal een compleet uitgewerkt projectplan worden opgesteld om een Basisbedrijvenregister te realiseren. Het projectplan zal medio mei 2000 gereed zijn.

De stapsgewijze benadering van het kabinet langs de drie geschetste wegen is in lijn met de visie van de Commissie Administratieve Lasten, die aanbeveelt dat er stap voor stap wordt gewerkt aan interactiviteit, integratie en standaardisatie. Voor de zomer van dit jaar zal het kabinet een plan van aanpak inzake ICT-toepassingen om de administratieve lasten te verminderen aan de Kamer sturen.

Standaardformulier, stroomlijning vergunningenprocedures, meldingsplichten.

In 1998 is een vooronderzoek aangekondigd naar de mogelijkheden van een wettelijk gestandaardiseerd formulier voor de gehele overheid, alsmede naar mogelijkheden voor stroomlijning van vergunningenprocedures en meldingen. Inmiddels is komen vast te staan dat met een aantal verwante andere projecten die tot een vergelijkbare uitkomst zullen leiden aanzienlijke vooruitgang is geboekt. Het gaat hier onder andere om stroomlijning van gegevens, definities en projecten op het gebied van ICT-toepassingen. De eerder voorgenomen projecten inzake standaardformulier, vergunningenprocedures en meldingsplichten zijn daarom niet verder doorgezet.

B. Betrekken van ondernemers en mede-overheden

Bedrijvenpanel

Vanaf 1998 participeert Nederland in het European Business Panel. Op basis van de ervaringen daarmee is reeds besloten om ook een Nederlands panel van start te laten gaan. Het panel wordt ter beschikking gesteld aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Het college zal bij zijn adviezen het panel kunnen gebruiken om de effecten van wet- en regelgeving in de praktijk, ter zake van de administratieve lasten, goed in beeld te brengen. Het panel zal een brede samenstelling krijgen zodat – afhankelijk van de voorliggende wet- en regelgeving – desgewenst een relevante selectie van bedrijven bevraagd kan worden. Het panel is permanent stand-by. Het Ministerie van Economische Zaken zal ervoor zorgen dat het bedrijvenpanel beschikbaar is bij de start van het college (april 2000).

Betrekken medeoverheden door middel van VNG/IPO convenant

Op 9 december 1999 is een convenant getekend tussen IPO, VNG, het Ministerie van V&W en het Ministerie van EZ. Het convenant loopt van 1 januari 2000 tot 1 januari 2004. In dit convenant zijn onder andere afspraken gemaakt over administratieve lasten; bij deze afspraken zijn IPO, VNG en EZ partij. De inhoud van die afspraken is vastgelegd in hoofdstuk 3 van het convenant, artikel 3:

Artikel 3: Administratieve lasten

In het kader van dit convenant:

dragen de provincies zorg voor:

a. nieuwe projecten in navolging van de pilot «Aanvraag op Maat» inzake de Wet Milieubeheer;

b. nieuwe projecten in het kader van het project inzake verklaringen van geen bezwaar artikel 19 Wet op de Ruimtelijke ordening;

c. het gebruik maken van de uitkomsten van de pilot inzake het transport van afval in relatie tot de provinciale Milieuverordening;

d. het onderzoeken van de mogelijkheden om het experiment in de provincie Friesland voor gebiedsgericht industriebeleid verder vorm te geven.

draagt VNG zorg voor:

e. het in VNG-verband verder ontwikkelen van pilots opgezet in het kader van de Commissie-Slechte, bijvoorbeeld de pilot horeca-loket in de gemeente Delft, als mogelijk model voor andere gemeenten;

f. het zo mogelijk opzetten van projecten in VNG-verband inzake verklaringen van geen bezwaar artikel 19 Wet op de Ruimtelijke ordening.

Geraamde kosten:

3aNieuwe projecten (aanvraag op maat)f 0,2 mln per provincie
3bNwe. Projecten (art. 19 RO)f 0,1 mln per provincie
3eVerder ontwikkelen horecaloketf 0,16 mln voor Delft
3fProjecten (art. 19 RO)f 1,35 mln (bijdragen NAP-gelden)

Resultaten van de Commissie Administratieve Lasten (Commissie Slechte)

November 1999 heeft de Commissie Slechte haar eindrapport gepresenteerd.

De Commissie Slechte heeft het kabinet geadviseerd om, naast de uitvoering van concrete projecten, ook maatregelen te nemen die tot een structurele verankering in de strijd tegen de administratieve lasten kunnen leiden. De commissie adviseert een onafhankelijk adviescollege voor de toetsing van de administratieve lasten op te richten. Daarnaast meent de commissie dat het gebruik van ICT een substantiële verlaging van de administratieve lasten met zich mee kan brengen. De commissie adviseert te komen tot informatie-uitvraag via een Internet-groeimodel.

In de reactie op de aanbevelingen van de Commissie constateert het kabinet dat het binnen de overheid een automatisme moet worden de administratieve lasten van wet- en regelgeving in beeld te brengen en op zoek te gaan naar minder belastende alternatieven. Hiervoor is een omslag in doen en denken nodig. Daartoe zal het kabinet een extern, onafhankelijk adviescollege instellen.

Daarnaast wordt bij elk ministerie een coördinatiepunt administratieve lasten ingesteld. Dit heeft tot taak toe te zien op het in kaart brengen van administratieve lasten van nieuwe en bestaande regels, alternatieven uit te werken en departementale actieprogramma's op te zetten en uit te voeren.

Ten slotte verwacht het kabinet met de Commissie Slechte dat een ambitieuze toepassing van informatietechnologie voor een doorbraak zal zorgen bij de reductie van administratieve lasten en de verbetering van de publieke dienstverlening van de overheid. In de paragraaf Meer gebruik van ICT zijn deze voornemens al nader uitgewerkt.

Adviescollege

Het onafhankelijke externe adviescollege zal bestaan uit drie personen, aan wie een secretariaat van maximaal tien personen wordt toegevoegd. Het krijgt als belangrijkste taak het toetsen van nieuwe regelgeving. Het college is bevoegd over alle voorgenomen wet- en regelgeving van het rijk advies uit te brengen aan de eerstverantwoordelijke minister. Desgewenst kunnen ook initiatiefwetsontwerpen en amendementen van de Tweede Kamer door deze aan het college worden voorgelegd. Daarnaast kan het college op verzoek adviseren over regelgeving van andere overheden. Het college kan bij zijn adviezen gebruik maken van een bedrijvenpanel.

Departementale actieprogramma's

Alle ministeries zullen actieprogramma's opstellen die zijn gericht op een vermindering van de administratieve lasten van bestaande regelgeving. De ministeries rapporteren daarover jaarlijks in mei aan de Tweede Kamer. Het Ministerie van Economische Zaken zal vanuit haar coördinerende rol de voortgang van deze actieprogramma's bewaken. Ten behoeve van de actieprogramma's zal elk departement de hele regelgeving systematisch inventariseren, inclusief de regelgeving van de op dat terrein actieve uitvoeringsorganisaties.


XNoot
1

exclusief de lastentoename die het gevolg is van groei van het aantal bedrijven en werkzame personen.

XNoot
1

Het project Bedrijvenloket is onderdeel van het project Overheidsloket 2000, gecoördineerd door het ministerie van BZK.

Naar boven