Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2008-2009
KST130663
2008-2009
26 956
Beleidsnota Rampenbestrijding 2000–2004
28 325
Bouwregelgeving 2002–2006
Nr.
66
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2009
Hierbij bied ik u, mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
de eindrapportage aan van het Actieprogramma Brandveiligheid (hierna: actieprogramma). Het kabinet schetst in deze brief de belangrijkste resultaten
van het actieprogramma en geeft een agenda voor de toekomst.
In de nacht van 26 op 27 oktober 2005 vond een grote brand plaats
in de K-vleugel van het cellencomplex op Schiphol-Oost. Daarbij kwamen elf
personen om het leven. In zijn onderzoeksrapport
wijst de Onderzoeksraad voor Veiligheid met name op de verantwoordelijkheden
van de diverse betrokken organisaties ten aanzien van brandveiligheid bij
de bouw en het gebruik van het cellencomplex. De uitkomsten van dit onderzoeksrapport
en de kabinetsreactie hierop vormden de aanleiding
voor het Actieprogramma Brandveiligheid.
Het actieprogramma is opgesteld in samenwerking met de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg
en Rampenbestrijding (NVBR) en het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid Nibra (NIFV). Het actieprogramma is op 30 januari 2007 door de minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieu, aangeboden aan de Tweede Kamer en had een doorlooptijd
van januari 2007 tot januari 2009.
U bent periodiek geïnformeerd over de verrichte verbeteractiviteiten
ten aanzien van de brandveiligheid in justitiële inrichtingen, een verantwoordelijkheid
van mijn collega-bewindslieden van Justitie en voor Wonen, Wijken en Integratie.
De meest recente voortgangsrapportage dateert
van 9 december 2008.
In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van
de resultaten van de verschillende actiepunten sinds de voortgangsrapportage
van 19 december 2007. Aansluitend
volgt in bijlage 2 een integraal schematisch
overzicht van de resultaten van de diverse afgeronde en lopende activiteiten.
Ten slotte is in bijlage 3 een belangrijk product van het actieprogramma
gevoegd: de gezamenlijke visie op brandveiligheid en de uitwerking daarvan.
Resultaten
De focus van het actieprogramma ligt op gebouwen met bewoners en gebruikers
die kwetsbaar zijn, of afhankelijk zijn van anderen voor hun veiligheid; de
verminderd- en niet-zelfredzamen.
Voornaamste doelstelling van het actieprogramma is het verhogen van het
(brand)veiligheidsbewustzijn bij verantwoordelijken in het bouwproces. Deze
weg leidt tot het beste resultaat, want zoals ook de brandveiligheidsvisie
beargumenteert, een verbetering van brandveiligheid moet gezocht worden in
het verhogen van het veiligheidsbewustzijn, het verder toepassen van een meer
integrale risicobenadering en een eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling
en níet in meer regels en strengere handhaving.
Hoewel het actieprogramma geen kwantificeerbare doelstellingen bevat,
is mijn conclusie dat de hoofddoelstelling van het actieprogramma in de afgelopen
jaren is gerealiseerd. Het leeuwendeel van de actiepunten is afgerond; enkele
zullen medio 2009 nog worden afgerond.
Verantwoordelijkheden in het bouwproces
Om het veiligheidsbewustzijn te verhogen is essentieel dat helder inzicht
bestaat in de verantwoordelijkheden van elke partij in alle fasen van het
bouw- en gebruiksproces. Een tekenende uitspraak in dit kader luidt: «Brandveiligheid
is als een estafette, het werkt pas goed als het stokje ook goed wordt overgedragen.»
Met dat doel voor ogen is de zogenaamde ketenverantwoordelijkheid inzichtelijk
gemaakt. Hiermee is aangegeven hoe de verantwoordelijkheden in de verschillende
fasen van het bouwproces zijn belegd en vooral hoe die over te dragen. Het
proces om de ketenverantwoordelijkheid inzichtelijk te maken is tot stand
gekomen samen met de voornaamste brandveiligheidspartners.
Ook op nationaal niveau is de verantwoordelijkheidsverdeling inzake brandveiligheid
verduidelijkt. Door de inwerkingtreding van het Besluit brandveilig gebruik
bouwwerken (Gebruiksbesluit) per 1 november 2008 zijn er landelijk uniforme
eisen vastgesteld ten aanzien van een brandveilig gebruik van bouwwerken.
Verder is helder gemaakt voor het veld dat er een duidelijk onderscheid
is tussen enerzijds de formele wet- en regelgeving en anderzijds de richtlijnen
van het veld zelf. Voor de wet- en regelgeving op het terrein van bouwen en
gebruik, die vanzelfsprekend bindend is, is de minister voor Wonen, Wijken
en Integratie verantwoordelijk. Voor deskundigenadvies, hetgeen niet bindend
is, bijvoorbeeld in de vorm van brandbeveiligingsconcepten, uitleg ten behoeve
van de praktijk of in welke vorm dan ook, zijn de sectoren en het brandweerveld
zelf verantwoordelijk. In mijn brief van 29 januari 2009 die ik mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie heb
gericht aan alle gemeenten en in afschrift aan diverse landelijke- en koepelorganisaties,
ben ik hier nader op ingegaan.
Teneinde de invoering van het Gebruiksbesluit te faciliteren is onder
meer het Kenniscentrum Toepassing Brandveiligheidsvoorschriften ingericht.
Dit kenniscentrum bevat een digitale helpdesk gericht op de verbetering van
de praktijktoepassing van de regelgeving. Hoewel meer handhaving, zoals gesteld,
niet het voornaamste aangrijpingspunt is om brandveiligheid te
verbeteren, blijft handhaving vanzelfsprekend van groot belang. Handhaving,
op alle bestuurlijke niveaus, is het logische sluitstuk van het gevoerde (brandveiligheids)beleid.
Het kabinet blijft inzetten op handhaving, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de
handhaving van de VROM-Inspectie ten aanzien van de brandveiligheid van politiecellen.
Visie
Om de brandveiligheid verder te verbeteren is een gezamenlijke gedragen
visie op brandveiligheid ontwikkeld. Een van de belangrijkste elementen uit
die visie is een omslag van regelgericht denken
en handelen naar risicogericht denken en handelen.
Brandveiligheid vergt een proactieve houding waarbij per situatie een
doordachte inschatting wordt gemaakt van risico’s en de maatregelen
die getroffen moeten worden om die risico’s te verkleinen. Andere belangrijke
elementen zijn een doelgroepenbenadering en daarnaar uitgesplitste doelkwantificering.
Doelkwantificering biedt de mogelijkheid om maatregelen vast te stellen ten
aanzien van het brandveiligheidsniveau en de effecten van die maatregelen
te toetsen. De visie op brandveiligheid vormt de basis voor het toekomstige
beleid van zowel het kabinet, de decentrale overheden als het bedrijfsleven.
Veiligheidsbewustzijn
De vele actiepunten uit het actieprogramma hebben onmiskenbaar geleid
tot een verhoogde bewustwording ten aanzien van brandveiligheid. In de verschillende
sectoren – zorg, onderwijs, justitiële inrichtingen – zijn
vele initiatieven genomen en zullen er ook nog worden genomen, waarover in
bijlage 1 wordt gerapporteerd.
De ontwikkeling en verspreiding van kennis is verbeterd, bijvoorbeeld
door het opzetten van de portalwebsite www.allesoverbrandveiligheid.nl en
het vanaf 2007 jaarlijks gehouden Nationaal Brandveiligheidscongres.
Ook sectoraal zijn vele initiatieven op dit vlak genomen, zoals bijvoorbeeld
in de zorg. Om alle aspecten van brandveiligheid breed bekend te maken en
bestuurders in de zorg aan te sporen deze op orde te brengen, heeft de staatssecretaris
van VWS vijf regionale veiligheidsconferenties en een bestuurderscongres georganiseerd
om deze kennis en informatie te verspreiden. Ook zijn instrumenten ontwikkeld
zoals de brandveiligheidsmatrix en een e-learning instrument
waarmee verantwoordelijken in de zorg de brandveiligheid in hun instellingen
kunnen verbeteren. Daarnaast is aandacht besteed aan het informeren van patiënten-
en cliëntenorganisaties in de zorg en (sociale) opvang om deze te ondersteunen
bij hun acties om brandveiligheid op de agenda te krijgen van bestuur of directie
van deze instellingen, wanneer er sprake is van tekortkomingen op dit terrein.
Een verdere illustratie van de verhoogde bewustwording is het feit dat
er diverse initiatieven zijn ondernomen door het veld zelf. Dat is een belangrijk
signaal dat bewustwording van brandveiligheidsrisico’s beklijft en dat
de verantwoordelijken voor brandveiligheid in hun organisaties en instellingen
zelf maatregelen nemen. Zo is op initiatief van het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid een Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken (IBB) tot stand
gekomen. Dit model beziet in samenhang bouwkundige, installatietechnische
en organisatorische maatregelen vanuit het perspectief van de brandveiligheid.
Een ander voorbeeld betreft het initiatief van enkele gemeenten, samen
met de brandweer en het bedrijfsleven, om tot een brandveiligheidskeurmerk
te komen. Het kabinet juicht deze (lokale) initiatieven toe en zal deze waar
mogelijk ondersteunen.
Toekomst
Met het uitvoeren van het actieprogramma is naar mijn overtuiging een
verbetering van de brandveiligheid tot stand gekomen, met name de brandveiligheid
van verminderd- en niet-zelfredzamen, mensen waarvoor de overheid een bijzondere
verantwoordelijkheid heeft. We moeten echter vooral niet de suggestie wekken
dat we nu klaar zijn.
Borging
Het is van belang dat de bereikte resultaten van het actieprogramma goed
geborgd worden, zodat deze beschikbaar komen en blijven voor de relevante
doelgroepen. De betrokken departementen hebben aangegeven de resultaten en
lopende activiteiten binnen hun organisaties te beleggen. Een voorbeeld daarvan
is het thema oefenen. Met name bij instellingen met verminderd- of niet-zelfredzamen
is het van belang dat werknemers en bewoners/gebruikers periodiek oefenen
om goed voorbereid te zijn op mogelijke calamiteiten. Daarnaast bieden communicatiemiddelen
als congressen, het Kenniscentrum Praktijktoepassing Brandveiligheidsvoorschriften
en de website www.allesoverbrandveiligheid.nl diverse mogelijkheden om alle
eindresultaten beschikbaar te stellen voor een breed publiek.
Verantwoordelijkheden vastleggen
Ook het vastleggen van verantwoordelijkheden ten aanzien van brandveiligheid
kan gezien worden als een vorm van borging en stimulering van het (brand)veiligheidsbewustzijn.
Zo bestaan er voor bouwwerken sinds de invoering van het Gebruiksbesluit op
1 november 2008 landelijk uniforme eisen voor de brandveiligheid in de
gebruiksfase. Ook aan niet-bouwwerken (feesttenten, festivalterreinen e.d.),
waar gemeenten nu verschillende eisen kunnen stellen in hun eigen verordeningen,
zullen uniforme eisen worden gesteld. Samen met de VNG en andere betrokken
partijen zullen we bezien op welke wijze deze uniforme regeling vastgesteld
kan worden.
Daarnaast zijn verschillende elementen uit de brandbeveiligingsconcepten
zo belangrijk dat deze moeten worden opgenomen in de formele wet- en regelgeving.
Onder verantwoordelijkheid van de minister voor Wonen, Werken en Integratie
wordt met belanghebbende organisaties bezien welke elementen in de regelgeving
worden opgenomen. Voor de brandbeveiligingsconcepten «Cellen en cellengebouwen»
en «Beheersbaarheid van brand» is al bepaald dat deze op onderdelen
in de formele wet- en regelgeving zullen worden opgenomen.
Verhoging van de brandveiligheid kan verder worden gerealiseerd door verbetering
van de organisatie van de basishulpverlening in noodsituaties. De Arbo-wet
regelt de bedrijfshulpverlening voor werknemers in bedrijven. Het is noodzakelijk
dat ook hulpverlening geboden kan worden aan grote aantallen bezoekers (denk
aan evenementen), patiënten (zorginstellingen) en anderen dan werknemers
in een bedrijf of inrichting, of in de directe omgeving daarvan. Daartoe stel
ik met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister voor
Wonen, Wijken en Integratie een nieuwe algemene maatregel van bestuur (AMvB)
Basishulpverlening op. Deze is gebaseerd op de Arbeidsomstandighedenwet, Woningwet
en op de bij uw Kamer aanhangige Wet Veiligheidsregio’s. De nieuwe AMvB
regelt de basishulpverlening in brede zin.
Kortom, brandveiligheid blijft ook in de toekomst voor alle betrokken
partijen een speerpunt van hun beleid.
Het daadwerkelijk werken met en in de praktijk toepassen van ketenverantwoordelijkheden
in het bouwproces vormt de komende jaren een belangrijk aandachtspunt. Via
kennisoverdracht, bewustwording en het handelen overeenkomstig de brandveiligheidsvisie
zal dit gestalte moeten krijgen.
Politiecellen
Ook voor politiecellen geldt dat deze brandveilig moeten zijn. Dat zijn
ze nu, blijkt uit een quick scan van het NIFV, niet in alle gevallen. Daarom
heb ik met de korpsbeheerders (verantwoordelijk voor de brandveiligheid van
politiecellen) afspraken gemaakt over een verbeterprogramma van twee jaar
en tijdelijke compenserende maatregelen. De VROM-Inspectie voert momenteel
onderzoek uit naar de situatie van de brandveiligheid in alle politiecellen.
Op basis van dat rapport zal ik – indien nodig – verdere maatregelen
nemen.
Brandveiligheidsvisie
De visie op brandveiligheid geeft aan dat dit thema voortdurende aandacht
behoeft. De visie wordt de komende jaren geïmplementeerd. Hiervoor worden
verschillende acties in gang gezet. Een omslag van regelgericht denken en
handelen naar risicogericht denken en handelen bereik je immers niet van het
ene op het andere moment. Het kabinet blijft zich samen met de betrokken partners
inzetten om die omslag te realiseren en te verankeren. Ook in de kabinetsreactie op het rapport «Onzekere veiligheid,verantwoordelijkheden
rond fysieke veiligheid» van de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid (WRR) wordt deze risicobenadering onderstreept. De omslag
van regelgericht naar risicogericht vergt veel van de instellingen in de zorg,
het gevangeniswezen en het onderwijs. Het vergt ook veel van de brandweer,
die zich gedeeltelijk een andere wijze van werken eigen zal moeten maken.
Wij maken ons sterk om deze omslag in de toekomst te faciliteren.
Publiek-private samenwerking
Ook met vormen van publiek-private samenwerking, bijvoorbeeld met de verzekeraars
kan de brandveiligheid verbeteren. Er zijn verschillende lokale en sectorale
initiatieven waarbij verzekeraars betrokken zijn. Ik zal die waar nodig en
mogelijk ondersteunen en uitbouwen.
Naar analogie van het Politiekeurmerk Veilig Wonen en community safety subsidieer ik in Amersfoort een project waarbij
door gerichte huisbezoeken van de brandweer wordt beoogd de brandveiligheid
in de wijk te verbeteren. De resultaten van dit project worden verwerkt in
een handboek dat als best practice beschikbaar
gesteld wordt aan brandweerkorpsen en veiligheidsregio’s.
Aanleiding voor dit project vormen de vele woningbranden. Een belangrijk
aandachtspunt, zeker vanuit de risicobenadering. Het verreweg grootste aantal
dodelijke slachtoffers doet zich namelijk voor bij woningbranden. In 2008
was er een forse stijging in aantal slachtoffers waarvan (nog) niet duidelijk
is of dit een eenmalige fluctuatie betreft, of dat deze stijging structurele
oorzaken heeft. Wij hebben opdracht gegeven te bezien wat hiervan de oorzaken
zijn. Op basis van de resultaten van dit onderzoek beoordelen wij óf
en zo ja wélke maatregelen nodig zijn.
Vanuit mijn regisserende rol voor brandveiligheid zal ik de betrokken
collega’s en het decentrale bestuur blijven activeren en stimuleren.
Lopende activiteiten voortkomend uit het actieprogramma worden zo snel mogelijk
afgerond. De ontstane samenwerkingsverbanden en netwerken zullen ook na het
actieprogramma zonodig actief in stand blijven.
We moeten ons realiseren en ook uitdragen dat met de uitvoering en afronding
van het actieprogramma het niet is gezegd dat ons nooit meer een gebeurtenis
als de Schipholbrand zal treffen. Zeker op het terrein van brandveiligheid
zijn niet alle risico’s uit te bannen. Voor ons is dit het ultieme argument
om met kracht te blijven ijveren voor een verdere verbetering van de brandveiligheid.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Kamerstuk 2006–2007, 24 587, nr. 191, Tweede Kamer.
Kamerstuk 2006–2007, 24 587, nr. 199, Tweede Kamer.
Kamerstuk 2006–2007, 26 956, nr. 46, Tweede Kamer.
Kamerstuk 2008–2009, 24 587, nr. 312, Tweede Kamer.
Kamerstuk 2007–2008, 26 956, nr. 56, Tweede Kamer.
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Kamerstuk 2008–2009, 28 325 nr. 102, Tweede Kamer.
Kamerstuk 2008–2009, 28 089, nr. 23, Tweede Kamer.