26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 164 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2013

Tijdens het AO over Chemiepack op 4 april 2013 (Kamerstuk 26 956, nr. 158) heb ik toegezegd een brief aan uw Kamer toe te sturen waarin ik mijn motivatie voor het niet individueel meebetalen aan toezicht door majeure risico-bedrijven zou toelichten en tevens zou ingaan op een aantal door uw Kamer aangegeven voorbeelden waar dit wel het geval is.

Bij mijn motivering om toezichtskosten niet door te berekenen aan deze bedrijven ben ik uitgegaan van het algemene uitgangspunt dat toezicht op de naleving en de handhaving vanuit algemene middelen betaald wordt.

Ik baseer mij daarbij op de Aanwijzingen voor de Regelgeving (Aanwijzing 1631) en het toetsingskader Maat houden. In de Aanwijzingen voor de Regelgeving is namelijk bepaald dat bij een regeling over het doorberekenen van kosten voor preventieve of repressieve handhaving, het toetsingskader «Maat houden2 voor die doorberekening in acht moeten worden genomen.

Tevens heb ik daarbij ook de mogelijke administratieve lasten betrokken en de afschrikwekkende effecten van bestaande handhavingsinstrumenten en de opbrengsten daarvan. Immers, zowel de opbrengsten van geïnde dwangsommen als van de bestuurlijke boetes komen ten goede aan de algemene middelen van het bevoegd gezag die de boete of de last heeft opgelegd. Uit die opbrengsten kunnen de kosten van het toezicht (gedeeltelijk) worden bestreden.

Gelet op bovenstaande heb ik geconcludeerd dat op basis van de bestaande uitgangspunten het doorberekenen van toezichtskosten aan majeure risicobedrijven ongewenst is.

Tegelijkertijd ben ik mij er van bewust dat er momenteel ontwikkelingen spelen die andere inzichten kunnen bieden en reden kunnen zijn tot heroverweging van het uitgangspunt dat toezichtskosten in principe niet worden doorberekend aan bedrijven. Ik zal hierna op de door uw Kamer genoemde voorbeelden en de recente ontwikkelingen ingaan.

Voorbeelden

In bepaalde sectoren is wel sprake van het doorberekenen van de kosten van toezicht. Uw Kamer heeft daarvan enkele voorbeelden genoemd.

In een aantal gevallen gaat het om toetsing of controle in de categorie toelating of post-toelating, waarvoor volgens het toetsingskader de kosten in beginsel moeten worden doorberekend (veterinaire branche, zuivel). Bij andere voorbeelden gaat het om handhaving in de categorie preventief of repressief toezicht waarvoor één van de genoemde uitzonderingen van toepassing is uit het toetsingkader. Dit geldt onder andere voor het toezicht en handhaving op dierenwelzijn en voedselveiligheid. Deze vallen onder een Europese verordening3 die alle Europese lidstaten verplicht tot doorberekening van de kosten voor herinspecties.

Recente ontwikkelingen

Europese verordening markttoezicht producten

Er zijn Europese ontwikkelingen gaande op het vlak van het markttoezicht op producten en het al of niet doorberekenen van kosten voor inspecties. De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan voor een nieuwe verordening voor het markttoezicht op producten. Over dit voorstel van de Commissie heeft u in een brief van de minister van Buitenlandse Zaken op 22 maart 2013 de BNC fiche ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 1590).

In het voorstel is de mogelijkheid opgenomen om via heffingen te laten betalen voor het toezicht. In de voedingsmiddelenwereld heeft dit al breed ingang gevonden, maar voor de meeste andere sectoren is dit nieuw.

Als deze bepalingen in de verordening behouden blijven is het noodzakelijk dat de doorberekening wordt geharmoniseerd en nauwkeurig gespecificeerd ter bevordering van een gelijk speelveld in Europa.

Toezegging Eerste Kamer

In februari 2013 heeft de Minister van EZ aan de Eerste Kamer tijdens de behandeling van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt4, toegezegd om samen met andere collega’s het toetsingskader Maat houden na 17 jaar tegen het licht te houden. In het licht van een andere tijdgeest en nieuwe inzichten kan dit mogelijk leiden tot een heroverweging van de uitgangspunten die zouden moeten gelden bij de bepaling of er kosten van toezicht in rekening kunnen worden gebracht bij de onder toezicht gestelden.

Businesscase betalen voor toezicht Inspectie SZW

De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkt momenteel op verzoek van de Tweede Kamer een drietal businesscases uit waaronder een tweetal met betrekking tot betalen voor toezicht.

De Inspectie zet in op toepassing van een aantal beginselen, zoals «de vervuiler betaalt» en het profijtbeginsel. Ook marktordening van een sector of domein kan aanleiding zijn voor doorberekenen van gemaakte kosten door de Inspectie. Als daartoe besloten wordt, zal herziening of herinterpretatie van het toetsingskader en nieuwe wetgeving noodzakelijk zijn.

Met u is afgesproken dat U voor de zomer over de uitkomsten van de businesscases zal worden geïnformeerd door de minister van SZW. Voor de twee businesscases over betalen voor toezicht zal dat op een later moment plaatsvinden omdat – gezien de bredere ontwikkelingen – afgestemd zal worden met meerdere ministeries over de te hanteren uitgangspunten rond betalen voor toezicht.

Aan de hand van de hiervoor geschetste ontwikkelingen en krachtenveld ben ik voornemens een opinie te vragen aan de Inspectieraad over het meebetalen aan toezicht.

De hierboven geschetste ontwikkelingen raken meerdere ministeries en beleidsterreinen. Naar aanleiding van de uitkomsten van de diverse ontwikkelingen en de opinie van de Inspectieraad zal een kabinetsstandpunt worden geformuleerd ten aanzien van het vraagstuk rond het betalen voor toezicht.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Aanwijzingen voor de Regelgeving

X Noot
3

882/2004

X Noot
4

Wetsvoorstel Regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt, 33186, behandeling in Eerste Kamer op 5-2-2013.

Naar boven