26 900
Defensienota 2000

nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 19 december 2000

In mijn brief van 13 november jl. (26 900, nr. 33) is de Kamer geïnformeerd over de extra Nederlandse bijdrage aan de Headline Goal. In aanvulling daarop geef ik u, mede met het oog op het Algemeen Overleg van 31 januari 2001, de stand van zaken rondom de intensivering van de bilaterale samenwerking met Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Bevordering van de effectiviteit en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen door de intensivering van de militaire samenwerking met de Europese partners is immers één van de grondslagen van het Nederlandse EVDB-beleid. In dat verband informeer ik u tevens over mijn beleidsvoornemens terzake.

Intensivering bilaterale samenwerking

Het afgelopen najaar is, in het kader van de vaststelling van de Nederlandse bijdrage aan de Headline Goal intensief overlegd met Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Deze bilaterale besprekingen hebben inmiddels de volgende resultaten opgeleverd:

Duitsland

Tijdens de Capabilities Commitment Conference van 20 en 21 november jl. heb ik met mijn Duitse collega Scharping een verklaring uitgegeven, waarin wij het belang van gezamenlijke, kosten-effectieve initiatieven voor de versterking van de Europese militaire capaciteiten hebben onderstreept. In de verklaring hebben wij twee concrete initiatieven aangekondigd, waarover u in algemene zin al bent geïnformeerd in mijn brief van 13 november jl.

Het gaat in de eerste plaats om de Nederlandse bijdrage aan de aanpassing van een bestaande Duitse Airbus tot «multi-purpose» vliegtuig voor transport en «air-to-air-refuelling» en aan de financiering van ondersteunende voorzieningen. De hoogte van de bijdrage is inmiddels in beginsel vastgesteld op 100 miljoen gulden in ruil waarvoor Nederland een beroep kan doen op uiteenlopende Duitse transportmiddelen, bijvoorbeeld bij de ontplooiing van eenheden in het kader van crisisbeheersings- en humanitaire hulpverleningsoperaties. De precieze regelingen rondom dit EVDB-project worden thans uitgewerkt door een Duits-Nederlandse werkgroep die is opgedragen haar werkzaamheden in de loop van februari 2001 te voltooien.

In de verklaring spreken Nederland en Duitsland tevens de bereidheid uit een substantiële bijdrage te leveren aan de versterking van de Europese commandovoeringscapaciteiten. In dat kader is het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps aangeboden als snel inzetbaar hoofdkwartier (reactietijd 20 à 30 dagen) aan de EU en de Navo en is begonnen met de omvorming van dit hoofdkwartier tot een High Readiness Forces (Land) Headquarters. De omvorming houdt direct verband met de herziening van de strijdkrachtenstructuur van de Navo, waarbij is gebleken dat binnen de Navo behoefte bestaat aan dit soort snel inzetbare hoofdkwartieren. Het besluit tot de omvorming is een mijlpaal in de verbetering van de inzetbaarheid van het legerkorps en geeft uitvoering aan de motie van de leden Van den Doel, Zijlstra en Van 't Riet (26 900, nr. 6). De omvorming neemt volgens de huidige planning achttien maanden in beslag. Nederland reserveert ruim 50 miljoen gulden uit de EVDB-voorziening voor deze versterking van de commandovoeringscapaciteiten. Duitsland neemt eveneens maatregelen ter versterking van de inzetbaarheid van het hoofdkwartier. Voorts wordt de multinationaliteit versterkt door het hoofdkwartier open te stellen voor deelneming door andere landen.

En marge van de Capabilities Commitment Conference heb ik met minister Scharping afgesproken het programma naar mogelijkheden ter versterking van de Duits-Nederlandse militaire samenwerking verder te intensiveren. Een gezamenlijke werkgroep is gevraagd vóór 1 maart concrete voorstellen te doen.

Frankrijk

Met het Frans-Nederlandse initiatief voor de ontwikkeling van een maritieme Headline Goal is een belangrijke bijdrage geleverd aan de verbreding van de aanvankelijke Headline Goal voor landstrijdkrachten met een maritieme component. Bij het analyseren van de Europese behoefte aan maritieme capaciteiten en de tekorten terzake hebben Frankrijk en Nederland nadrukkelijk gewezen op de noodzaak het beschikbare strategisch zeetransport effectief en doelmatig te gebruiken. In dat kader hebben beide landen zich met succes sterk gemaakt voor de oprichting van een afdeling binnen de Militaire Staf van de Europese Unie (EUMS) in de Logistieke Divisie, die zich gaat toeleggen op de inventarisatie en de coördinatie van maritiem en overig strategisch transport. Tenslotte hebben Frankrijk en Nederland recentelijk voorgesteld een maritieme werkgroep op te richten, waarin maritieme experts uit de lidstaten in samenwerking met de logistieke divisie van de EUMS de operationele, technische, juridische en financiële aspecten van de coördinatie van strategisch zeetransport verder zullen uitwerken.

Tevens heb ik het Frans-Nederlandse initiatief aangegrepen om in het kader van de Headline Goal de bilaterale samenwerking te intensiveren. Mijn pleidooi terzake kreeg een warm onthaal bij mijn collega Richard, wat heeft geleid tot een aantal concrete afspraken. Deze omvatten de samenwerking op het terrein van operationele simulatie (met computers); gezamenlijke oefeningen van de Koninklijke landmacht en de Franse landmacht; de intensivering van de samenwerking tussen de Nederlandse en Franse luchtmacht, onder meer op het terrein van strategisch transport en ten aanzien van de uitwisseling van piloten; de intensivering van de samenwerking tussen de Koninklijke marine en de Franse marine, met name wat betreft de uitwisseling van personeel en op amfibisch terrein (mede in verband met het «European Amphibious Initiative»); de bevordering van de uitwisseling van verbindingsofficieren bij de Nederlandse en Franse defensiestaven en de deelneming van de Koninklijke marechaussee aan opleidingen van de Franse gendarmerie. Ik heb met mijn collega Richard afgesproken te blijven zoeken naar aanvullende mogelijkheden de samenwerking te verdiepen. In de gezamenlijke verklaring over de intensivering van de Frans-Nederlandse militaire samenwerking, uitgegeven tijdens de Capabilities Commitment Conference, hebben wij tenslotte gewezen op de deelneming van Franse militairen aan het Nederlandse UNMEE-bataljon.

Het Verenigd Koninkrijk

Ook ten aanzien van de intensivering van de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk is resultaat geboekt. Dat betreft in de eerste plaats de voorgenomen samenwerking in een «role 3 hospital». Het gaat om een EVDB-project, waarvan de kosten worden geraamd op 10 miljoen gulden (zie ook mijn brief van 13 november jl.). De samenwerking richt zich met name op de inzet van medisch specialisten. Voorts is afgesproken te onderzoeken welke bijdrage de Nederlandse en Britse amfibische strijdkrachten, al sinds jaar en dag verenigd in de «UK/NL Amphibious Force», kunnen leveren aan het «European Amphibious Initiative». Nederland en het Verenigd Koninkrijk willen een voortrekkersrol blijven vervullen in dit initiatief dat is gericht op de versterking van de Europese amfibische defensiecapaciteit ten behoeve van de EU en van de Navo. Frankrijk, Italië, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk hebben op 5 december jl., en marge van de vergadering van de Navo-ministers van Defensie, een intentieverklaring terzake ondertekend. Een derde intensivering betreft de samenwerking tussen de Britse en Nederlandse luchtmobiele eenheden. Hiertoe zijn een «Steering Committee» en een «Working Group» geformeerd, die zich gaan richten op doctrine, planning, training, organisatie en ondersteuning. Ook het bestaande «Helicopter Memorandum of Understanding» zal worden geëvalueerd en, waar mogelijk, worden uitgebreid.

Aanvullende mogelijkheden

De intensivering van de bilaterale en de multinationale samenwerking, met bovenstaande en andere landen, blijft een prioriteit in het Nederlandse defensiebeleid. Naast deze «bottom-up»-benadering is het ook nodig multilateraal de effectiviteit en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen te bevorderen. Ik zal dit dan ook bepleiten in EU-verband, bij de uitwerking van de modaliteiten van het «review mechanism» van de Headline Goal, en binnen de Navo, met name in het kader van het Defence Capabilities Initiative (DCI). Met de verbetering van de afstemming en de coördinatie van de Europese defensie-inspanningen wordt immers een belangrijke bijdrage geleverd aan de versterking van de Europese militaire capaciteiten. Uitgangspunt daarbij is een nauwe afstemming tussen het «review mechanism» en het Navo-defensieplanningproces (NDDP) om de samenhang tussen de Headline Goal-doelstellingen en de Navo «force goals» te verzekeren. Op militair-technisch niveau zal een taakgroep van militaire deskundigen uit de hoofdsteden en ondersteund door EUMC-vertegenwoordigers en Navo-experts, de samenhang tussen de uitwerking van de Europese capaciteiten in de EU en de Navo moeten verzekeren. Daarnaast is de EU-Navo «capabilities»-werkgroep, waarin de 23 EU- en Navo-lidstaten zijn vertegenwoordigd, het aangewezen forum om deze samenhang te bewaken.

Tenslotte zal ik ook nationaal, waar mogelijk, maatregelen nemen ter bevordering van de effectiviteit en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen. Daartoe zal Defensie de komende maanden onderzoeken hoe de Nederlandse defensie-inspanningen optimaal kunnen bijdragen aan de versterking van de Europese militaire capaciteiten.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

Naar boven