26 834
Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders

nr. 21
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 januari 2009

Hierbij bied ik u – mede namens de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen – het kabinetsstandpunt over het rapport van de Commissie grensarbeiders van 29 april 2008 aan. De Commissie grensarbeiders is op 30 mei 2007 ingesteld namens de Staatssecretaris van Financiën.

De taak van de commissie was te adviseren over oplossingsrichtingen voor knelpunten waarmee grensarbeiders in de relatie met België en Duitsland kunnen worden geconfronteerd. In dat kader heeft de commissie 48 onderwerpen behandeld. Een deel van deze onderwerpen is ontleend aan brieven die derden naar aanleiding van de instelling van de commissie hebben gezonden. Uit het rapport van de commissie volgt dat 13 onderwerpen hebben geleid tot een aanbeveling. Het kabinet heeft een belangrijk deel van deze aanbevelingen overgenomen. Een aantal aanbevelingen is echter niet overgenomen. De reden daarvoor is uitgebreid gemotiveerd in de bijlage bij deze brief. Van de resterende onderwerpen die niet tot een aanbeveling hebben geleid, is van 29 onderwerpen een uitgebreide toelichting in het rapport opgenomen. Het kabinet heeft hiervan kennis genomen. Bij een aantal van deze onderwerpen hebben een of meer commissieleden een voorbehoud gemaakt met betrekking tot het niet formuleren van een aanbeveling. Ook op deze voorbehouden is in de bijlage bij deze brief ingegaan.

Het kabinet heeft grote waardering voor het werk van de commissie. Het rapport is zeer gedegen en biedt een helder inzicht in de vele aspecten waarmee grensarbeiders dagelijks geconfronteerd (kunnen) worden. Bovendien getuigt het rapport ervan dat in de commissie een open en diepgaande discussie tussen de leden heeft plaatsgevonden.

Mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, stel ik het op prijs het onderhavige rapport en het kabinetsstandpunt daarover op korte termijn te bespreken met de betrokken vaste commissies van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Kabinetsreactie op de lijst met aanbevelingen van de Commissie grensarbeiders II

Aanbeveling 1

De Commissie grensarbeiders beveelt aan om in een apart hoofdstuk van de memorie van toelichting bij een wetsvoorstel de gevolgen van dat voorstel voor grensarbeiders alsmede de afweging om in voorkomend geval al dan niet specifieke maatregelen te treffen, te beschrijven, een en ander voor zover het voorstel van belang is voor grensarbeiders.

Standpunt kabinet

In het overleg dat op 1 februari 2001 heeft plaatsgevonden met de leden van de vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft voormalig Staatsecretaris Hoogervorst opgemerkt dat er geen bezwaar tegen bestaat om in een apart hoofdstuk in een memorie van toelichting aandacht te besteden aan de gevolgen die een wetsvoorstel voor grensarbeiders heeft, mits het om een voorstel gaat waarbij het evident is dat er belangen van grensarbeiders in het geding kunnen zijn (Kamerstukken II2000/01, 26 834, nr. 5). Aanbeveling 1 stelt in feite de vraag of dit nog steeds geldt. Het kabinet beantwoordt deze vraag bevestigend.

Aanbeveling 2

De Commissie grensarbeiders beveelt aan de Commissie verzekeringsaangelegenheden te verzoeken de gevolgen die Verordening (EG) nr. 883/2004 voor grensarbeiders heeft te laten onderzoeken. In het kader van die beoordeling zou die commissie de bevoegdheid moeten krijgen om derden uit te nodigen om hun visie terzake kenbaar te maken.

Standpunt kabinet

De Commissie verzekeringsaangelegenheden heeft de rol die haar in aanbeveling 2 wordt toebedacht al opgenomen en op 6 november 2008 een bijeenkomst georganiseerd waarvoor alle organisaties en belangengroeperingen die te maken hebben met Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn uitgenodigd. Over de uitkomst zal de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden geïnformeerd.

Aanbeveling 3

De Commissie grensarbeiders beveelt aan om via een afbouwregeling tijdelijke compensatie te verlenen voor de inkomensachteruitgang die in Nederland wonende dubbelgepensioneerde grensarbeiders hebben ondervonden door de invoering van de Zorgverzekeringswet.

Standpunt kabinet

In Europees verband is geregeld dat mensen die een pensioen hebben uit het woonland en een pensioen uit een andere (EER-)lidstaat, verzekerd zijn volgens de wetgeving van hun woonland. Een uitzondering op deze regel bestaat wanneer de wetgeving van het woonland niet tot een verzekering leidt. Die situatie gold ten tijde van de ziekenfondsverzekering voor mensen die zowel een Nederlands pensioen als een Belgisch pensioen hadden en een inkomen hoger dan de inkomensgrens van de ziekenfondsverzekering. Zij waren toen verzekerd volgens de Belgische wetgeving. Door de invoering van de Zorgverzekeringswet, die immers geen inkomensgrens kent, vallen betrokkenen nu onder de Nederlandse wetgeving. In het algemeen ervaren de betrokkenen dat als onaangenaam omdat de voorheen door hen verschuldigde Belgische premie fors lager was dan de thans door hen verschuldigde Nederlandse premie. Zij verkeerden vóór de invoering van de Zorgverzekeringswet, wat de premiebetaling voor het Nederlandse verstrekkingenpakket betreft, in vergelijking met andere ingezetenen in een financieel bevoorrechte positie.

Door de Commissie grensarbeiders wordt aangedrongen op compensatie via een afbouwregeling voor de inkomensachteruitgang (boven een drempel van € 500) die betrokkenen hebben ondervonden. In dit verband wijst de commissie er nog op dat verscheidene dubbelgepensioneerden, in tegenstelling tot de regering, van mening zijn dat de heffing van Nederlandse ziektekostenpremies door het arrest HvJ EG 18 juli 2006, nr. C-50/05 (Nikula), wordt begrensd door de hoogte van het Nederlandse pensioen. Om te voorkomen dat mensen door een eventueel geslaagd beroep op dat arrest «dubbel» zouden worden gecompenseerd, wordt door de Commissie grensarbeiders voorgesteld dat betrokkenen die in aanmerking komen voor de voorgestelde inkomenscompensatie, afzien van een beroep op het arrest Nikula. De Vereniging van Europese Grenslandbewoners heeft hierbij het voorbehoud gemaakt dat zij zich niet kan vinden in het drempelbedrag van € 500 en het afzien van een beroep op het arrest Nikula.

Zonder dat de regering de inkomensachteruitgang van betrokkenen wenst te bagatelliseren wijst zij erop, dat betrokkenen wat het netto-inkomen betreft na invoering van de Zorgverzekeringswet in eenzelfde inkomenspositie zijn komen te verkeren als voorheen ziekenfondsverzekerde dubbelgepensioneerden, en alle andere Nederlandse ingezetenen. Men betaalt nu voor het aansprakenpakket eenzelfde premie als andere ingezetenen met dezelfde inkomens. Tijdens de parlementaire behandeling van het Masterplan Buitenland, over de internationale gevolgen van de Zorgverzekeringswet, is het onderwerp van compensatie voor deze groep dubbelgepensioneerden ook uitgebreid aan de orde geweest. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft bij die gelegenheid aangegeven geen aanleiding te zien om deze personen financieel te compenseren, aangezien betrokkenen thans in exact dezelfde situatie verkeren als alle andere verzekerden volgens de Zorgverzekeringswet. Het standpunt van de regering op dit punt is sindsdien niet gewijzigd.

Aanbeveling 4

De Commissie grensarbeiders beveelt aan om de gezinsleden van buitenlandse grensarbeiders de mogelijkheid te bieden zich bij de verzekeraar van de hoofdverzekerde aan te melden. Die situatie bestond ook ten tijde van de Ziekenfondswet. Zie in dit kader ook het advies van het CVZ van 20 juli 2007 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake «Regelgeving verdragsgerechtigden» (blz. 2–4). De mogelijkheid van aansluiting bij dezelfde zorgverzekeraar zou ook gerealiseerd kunnen worden voor de gezinsleden van de in het buitenland wonende én werkende expat (die na zijn uitzending bijvoorbeeld met toepassing van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 in Nederland verzekerd is gebleven). De registratie, zorgverlening en bijdrageheffing van de gezinsleden zouden dan via de zorgverzekeraar van de grensarbeider en de expat afgehandeld kunnen worden in plaats van via de huidige procedure bij het CVZ en Agis Zorgverzekeringen.

Standpunt kabinet

Door de Commissie grensarbeiders wordt aanbevolen om gezinsleden van buitenlandse grensarbeiders de mogelijkheid te bieden om zich aan te sluiten bij de zorgverzekeraar van de grensarbeider. Zoals de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft toegelicht in het Masterplan Buitenland zijn gezinsleden van buitenlandse grensarbeiders niet verzekerd volgens de Zorgverzekeringswet, omdat zij niet in Nederland werken en hier ook niet wonen. Toch hebben zij dekking tegen ziektekosten. Die dekking vloeit voort uit de Europese sociale zekerheidsverordening (de Verordening). Op grond van de Verordening worden zij gelijkgesteld met gezinsleden van in dat woonland werkzame werknemers. Zij moeten zich bij het CVZ als verdragsgerechtigden aanmelden en zijn een verdragsbijdrage verschuldigd. Om zorg in te roepen moeten betrokkenen zich in hun woonland inschrijven bij de lokale sociale ziektekostenverzekering (bijvoorbeeld een Belgische mutualiteit of een Duitse Krankenkasse) en zij ontvangen dan zorg volgens de sociale ziektekostenverzekeringswetgeving van dat woonland, inclusief eventuele daar geldende eigen bijdragen (woonlandpakket).

Door sommige betrokkenen wordt dit als lastig ervaren omdat zij dan bij een andere instelling zijn ingeschreven als hun werkende partner. Dit is echter een logisch gevolg van het feit dat er ook sprake is van twee geheel verschillende situaties. De werknemer valt onder de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving en is daadwerkelijk Nederlands verzekerd. Die is dus aangesloten bij een zorgverzekeraar. De gezinsleden zijn echter niet Nederlands verzekerd maar hebben op grond van de Verordening of een bilateraal sociale zekerheidsverdrag een recht op zorg ten laste van Nederland. De zorgverzekeraar van de grensarbeider kan geen enkele invloed uitoefenen op de wijze waarop deze aanspraken zijn samengesteld en ter beschikking worden gesteld van de betrokkenen. Evenmin heeft de zorgverzekeraar enige zeggenschap ter zake van de door de gezinsleden verschuldigde verdragsbijdrage. Wanneer de gezinsleden zich zouden moeten aansluiten bij de zorgverzekeraar van de grensarbeider, dan wordt deze zorgverzekeraar belast met de uitvoering van verdragstaken voor personen met wie deze zorgverzekeraar verder geen enkele verzekeringstechnische band heeft. Daarenboven is voor de uitoefening van deze taken speciale deskundigheid noodzakelijk die niet bij alle zorgverzekeraars aanwezig is. Het CVZ heeft deze deskundigheid wel. Omdat het in het belang van betrokkenen is dat zij zijn ingeschreven bij het CVZ en niet bij een zorgverzekeraar, zal de regering deze aanbeveling van de Commissie grensarbeiders niet overnemen.

Aanbeveling 5

De Commissie grensarbeiders beveelt aan om keuzevrijheid te bieden aan de Nederlandse grensarbeiders voor het uitoefenen van het recht op het woonlandpakket. Elke zorgverzekeraar vervult dan de rol van orgaan van het woonland en kan voor de noodzakelijke informatie en voorlichting terugvallen op de deskundigheid van het CVZ.

Standpunt kabinet

Buitenlands verzekerden die in Nederland wonen zijn noch verzekerd voor de AWBZ noch verzekeringsplichtig voor de Zorgverzekeringswet. Wel hebben zij op grond van de Verordening en bilaterale sociale zekerheidsverdragen ten laste van het bevoegde land recht op het Nederlandse aansprakenpakket. De zorg wordt georganiseerd door het orgaan van de woonplaats, een functie die momenteel wordt vervuld door zorgverzekeraar CZ. Door de Commissie grensarbeiders is aanbevolen iedere zorgverzekeraar te laten fungeren als orgaan van de woonplaats.

Zoals de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aangegeven in het kader van het Masterplan Buitenland is er bij de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet voor gekozen om één zorgverzekeraar aan te wijzen die deze functie vervult, omdat deze wet in vergelijking met de situatie onder de Ziekenfondswet een meer gecompliceerde implementatie van het aansprakenpakket kent. Verzekerden kunnen op basis de wet kiezen uit een veelheid van polisvarianten afhankelijk van het aanbod van verzekeraars. Het is aan de verzekeraar te beslissen welke polisvarianten hij aanbiedt. Verzekeraars kunnen verder polisvarianten aanbieden die wat natura of restitutie betreft per provincie en per zorgvorm kunnen verschillen. Het is in het belang van de buitenlands verzekerden die in Nederland zorg krijgen als ook van de buitenlandse verzekeringsinstellingen dat er over de inhoud en de omvang van de aanspraken geen onduidelijkheid bestaat. Om die reden is er in overleg met de Europese Commissie en de overige lidstaten voor gekozen om één orgaan van de woonplaats aan te wijzen.

Uit het oogpunt van transparantie is het aanwijzen van het orgaan van de woonplaats gebeurd op basis van een aanbestedingsprocedure waarbij de door verschillende zorgverzekeraars ingediende offertes zijn beoordeeld op criteria als aantoonbare ervaring en kennis, het plan van aanpak voor de uitoefening van de functie en de prijs/kwaliteitverhouding. Uit de beoordeling van de offertes op al deze criteria kwam CZ als beste optie naar voren. De aanwijzing geldt voor een periode van vijf jaar en tussentijds wordt het functioneren geëvalueerd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het CVZ.

CZ biedt de zorg in natura waardoor de buitenlandse verzekerden geen omkijken hebben naar de afrekening van de zorg. De regering is van mening dat hiermee een situatie is geschapen die betrokkenen en buitenlandse verzekeringsinstellingen zowel duidelijkheid als gemak verschaft. Gezien het bovenstaande zal de regering de aanbeveling van de Commissie grensarbeiders niet overnemen.

Aanbeveling 6

De Commissie grensarbeiders beveelt aan dat op de website van het UWV informatie wordt gegeven over de te volgen procedure van ziekmelding van grensarbeiders.

Standpunt kabinet

Het UWV zal informatie over de procedure van ziekmelding voor grensarbeiders op zijn website plaatsen. Overigens mag niet onvermeld blijven dat zowel in Nederland als in EU-verband de laatste jaren diverse initiatieven zijn ontplooid om migrerende werknemers meer en beter te informeren over hun rechtspositie wanneer zij grensoverschrijdend gaan werken. Het UWV is één van de Nederlandse uitvoeringsinstellingen die in dat kader actief heeft deelgenomen aan het ontwikkelen, vervaardigen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal.

Aanbeveling 7

De Commissie grensarbeiders beveelt aan nader te onderzoeken of het mogelijk is om compensatie te verlenen aan in Nederland wonende volledig arbeidsongeschikten die als laatst Duits verzekerden in de 6 maanden voorafgaande aan het recht op een WIA-uitkering worden getroffen met een WIA-gat.

Standpunt kabinet

Het zogenoemde WIA-gat ontstaat bij samenloop van het recht op een Nederlandse WIA-uitkering en het recht op een Duitse Erwerbminderungsrente (Duitse wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering) en wel omdat de WIA en de Erwerbminderungsrente een verschillende ingangsdatum van uitkering kennen. De WIA kent immers een wachttijd van 24 maanden, de Erwerbminderungsrente een wachttijd van 18 maanden (het WIA-gat beslaat derhalve een periode van 6 maanden). Het kabinet gaat er vanuit dat het gemeenschapsrecht er niet toe noopt maatregelen te treffen waarmee dit verschil in wachttijden wordt overbrugd. Dit kan anders komen te liggen indien het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ten gunste van belanghebbende beslist in de aanhangige zaak nr. C-3/08 (Leyman) waarin in de relatie tussen België en Luxemburg een met het WIA-gat vergelijkbare kwestie aan de orde is. Het kabinet is echter niet voornemens op de uitkomst in deze zaak vooruit te lopen. Voorts benadrukt het kabinet dat in de praktijk al veel wordt gedaan om de gevolgen van het WIA-gat te beperken. Verwezen wordt naar de beschrijving op blz. 23 en 24 van het rapport van de Commissie grensarbeiders. Voor volledige arbeidsongeschikten wordt dit gerealiseerd door een verkorte wachttijd volgens de procedure van artikel 23, zesde lid, en artikel 66 WIA te hanteren. Een aantal leden van de Commissie grensarbeiders is van mening dat in het enkele geval waarin een verkorte wachttijd geen soelaas biedt een (aanvullende) ziektewetuitkering moet worden verstrekt. Het kabinet acht dit echter geen oplossing. Betrokkenen zijn immers niet aan de Nederlandse sociale verzekeringen onderworpen en vallen niet onder de kring van verzekerden volgens de Ziektewet.

Aanbeveling 8

De Commissie grensarbeiders beveelt aan dat de Nederlandse bevoegde autoriteiten in overleg treden met de Belgische bevoegde autoriteiten om een regeling te treffen die een einde maakt aan de dubbele premieheffing over het Belgische ongevallen- en beroepsziektepensioen van inwoners van Nederland. Voor het geval dit overleg niet tot resultaat leidt wordt aanbevolen de kwestie voor te leggen aan de Administratieve Commissie.

Standpunt kabinet

De kwestie die in de Commissie grensarbeiders aan de orde is gesteld betreft de dubbele premieheffing over een Belgisch ongevallen- of beroepsziektepensioen dat wordt genoten door een inwoner van Nederland die zijn werkzaamheden laatstelijk in Nederland heeft verricht. Voor deze kwestie is met de Belgische bevoegde autoriteiten overeengekomen dat België afziet van de heffing van een solidariteitsbijdrage die overeenkomt met de werknemersbijdrage RSZ. Ten onrechte geïnde bijdragen zullen aan belanghebbenden worden terugbetaald.

Andere situaties van dubbele premieheffing over Belgische ongevallen- of beroepsziektepensioenen zijn tot op heden niet voorgelegd.

Aanbeveling 9

De Commissie grensarbeiders geeft in overweging nader te bezien of het keuzerecht van artikel 2.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan worden uitgebreid tot fictief binnenlandse belastingplichtigen in de zin van artikel 2.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Standpunt kabinet

Op 16 oktober jl. heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen arrest gewezen in zaak nr. C-527/06 (Renneberg). In dit arrest is voor de Wet op de inkomstenbelasting 1964 beslist dat Nederland aan een grensambtenaar (een fictief binnenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 2, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964) de aftrek van hypotheekrente voor zijn in België gelegen eigen woning niet kan onthouden. Dit arrest heeft ook gevolgen voor het keuzerecht van artikel 2.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Deze gevolgen en de maatregelen die terzake getroffen moeten worden, worden thans in kaart gebracht. Daarbij zal ook rekening worden gehouden met de beperkt binnenlandse belastingplichtigen in de zin van artikel 2.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Aanbeveling 10

De Commissie grensarbeiders beveelt aan (ook) vanaf 1 januari 2006 al dan niet met toepassing van de hardheidsclausule de waarde van de aanspraken die Nederlandse grensarbeiders aan een wettelijke Belgische ziektekostenverzekering ontlenen te maximeren. Het verdient de voorkeur dit maximum voor een bepaald jaar te stellen op het gezamenlijke bedrag van de voor dat jaar geldende standaardpremie volgens artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag (welke standaardpremie tweemaal in aanmerking wordt genomen als sprake is van een meeverzekerd gezinslid) en het voor dat jaar geldende maximale bedrag van de inkomensafhankelijke bijdrage volgens hoofdstuk 5 van de Zorgverzekeringswet.

Standpunt kabinet

Het kabinet neemt deze aanbeveling over. De omstandigheid dat aanspraken volgens de Belgische wettelijke ziektekostenregeling vergelijkbaar zijn gebleven met aanspraken volgens de tot 1 januari 2006 geldende Ziekenfondswet (zie het besluit van 9 januari 2001, nr. CPP 2000/2593) en (ook) de premielast volgens de Zorgverzekeringswet feitelijk een maximum kent, rechtvaardigt om vanaf 1 januari 2006 de goedkeuring van het besluit van 9 januari 2001, nr. CPP 2000/2594M (waardering ziektekostenaanspraken grensarbeiders), te handhaven. Voorts neemt het kabinet het voorstel over om de waarde van deze aanspraken te stellen op het gezamenlijke bedrag van de voor een jaar geldende standaardpremie volgens artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag (welke standaardpremie tweemaal in aanmerking wordt genomen als sprake is van een meeverzekerd gezinslid) en het voor dat jaar geldende maximale bedrag van de inkomensafhankelijke bijdrage volgens hoofdstuk 5 van de Zorgverzekeringswet. Een goedkeuring terzake zal worden opgenomen in het op korte termijn uit te vaardigen besluit waarbij de besluiten van 9 januari 2001, nrs. CPP 2000/2593M (belastbaarheid van buitenlandse sociale verzekeringsuitkeringen en aftrek van premie voor dergelijke verzekeringen) en CPP 2000/2594M, en van 8 juli 2002, nr. CPP 2002/1501 (verdragskwalificatie van bepaalde Belgische en Duitse sociale zekerheidsuitkeringen), worden samengevoegd en geactualiseerd.

Aanbeveling 11

De Commissie grensarbeiders beveelt aan om de aanspraken die bestuurders van Belgische vennootschappen ontlenen aan het Sociaal Statuut voor Zelfstandigen voor de Nederlandse belastingheffing op dezelfde wijze te kwalificeren als aanspraken die werknemers aan de Belgische sociale verzekeringen ontlenen en om 63% van de door bestuurders voor die aanspraken op aanslag betaalde premie aan te merken als negatief loon. het percentage van 63 is volgens het rapport van de Commissie grensarbeiders bepaald door het gedeelte van de premie RSZ dat bij werknemers betrekking heeft op aanspraken op uitkeringen bij werkloosheid, ziekte en invaliditeit, arbeidsongevallen, beroepsziekten en pensioenen (23,59%) af te zetten tegen de in totaal door een werkgever voor zijn werknemers af te dragen premie (37,94%).

Standpunt kabinet

Het kabinet neemt deze aanbeveling over. Een goedkeuring daarvoor zal worden opgenomen in het hiervóór genoemde besluit waarbij de besluiten van 9 januari 2001, nrs. CPP 2000/2593M en CPP 2000/2594M, en van 8 juli 2002, nr. CPP 2002/1501, worden samengevoegd en geactualiseerd.

Aanbeveling 12

De Commissie grensarbeiders beveelt aan om de bijzondere compensatieregeling te blijven toepassen in het jaar dat volgt op het jaar waarin de uitkomst van de schaduwberekening op nihil is uitgekomen als gevolg van het deelnemen aan de Belgische loopbaanonderbreking en het vergelden van een incidentele hoge aftrekpost. Wat dit laatste aspect betreft stelt de Commissie grensarbeiders vast dat hierbij wel als voorwaarde gesteld zou kunnen worden dat de grensarbeider niet de mogelijkheid heeft om de incidentele hoge aftrekpost als gemeenschappelijk inkomensbestanddeel volgens artikel 2.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 aan zijn fiscale partner toe te delen en die partner die aftrekpost effectief kan vergelden.

Standpunt kabinet

Het kabinet heeft in zijn reactie op het rapport van de (eerste) Commissie grensarbeiders van 21 mei 2001 geoordeeld dat doel en strekking van de bijzondere compensatieregeling van artikel 27, paragraaf 2, van het Nederlands-Belgische belastingverdrag meebrengen dat deze regeling voortgezet of wederom toepassing moet kunnen (blijven) vinden in drie in het rapport beschreven situaties waarin de grensarbeider zijn op 31 december 2002 bestaande dienstbetrekking niet vrijwillig wijzigt (zie de brief van 5 oktober 2001, Kamerstukken II 2001/02, niet-dossierstuk nr, fin0000581). Het kabinet deelt de opvatting van de Commissie grensarbeiders dat hetzelfde oordeel heeft te gelden in de situaties waarin de uitkomst van de schaduwberekening op nihil uitkomt als gevolg van het gebruik maken van de mogelijkheid van loopbaanonderbreking of als gevolg van incidentele, uitsluitend door de grensarbeider zelf te vergelden, hoge aftrekposten. De aanbeveling wordt overgenomen. Uitwerking van deze aanbeveling zal geschieden in een op korte termijn uit te vaardigen besluit.

Aanbeveling 13

De Commissie grensarbeiders beveelt aan om de elektronische uitwisseling van aanslagen personenbelasting die tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en België is overeengekomen zo snel mogelijk te realiseren. Voorts beveelt de Commissie grensarbeiders aan dat team grensarbeid van de Belastingdienst Zuidwest/kantoor Roosendaal en betrokken belangenbehartigers van grensarbeiders tweemaal per jaar overleggen om knelpunten die zich bij de uitvoering van de compensatieregelingen voordoen te bespreken.

Standpunt kabinet

Het kabinet neemt deze aanbeveling over. Daarbij wordt opgemerkt dat de door de Commissie grensarbeiders bedoelde elektronische uitwisseling van aanslagen personenbelasting inmiddels plaatsvindt. Ten opzichte van het verleden betekent dit dat een aanzienlijke versnelling in de uitwisseling van deze gegevens is gerealiseerd.

Kabinetsreactie op de lijst met voorbehouden

Inkomensachteruitgang dubbelgepensioneerden

De Vereniging van Europese Grenslandbewoners merkt op dat zij de voorwaarde dat afstand gedaan moet worden van een beroep op het arrest Nikula, om in aanmerking te komen voor de voorgestelde compensatieregeling van aanbeveling 3 juridisch niet houdbaar acht en bovendien een meer op maat gesneden oplossing prefereert. Als oplossing stelt zij voor dat een teruggaaf die betrokkenen ontvangen als rechtens komt vast te staan dat de Nederlandse heffing van ziektekostenpremies niet in overeenstemming is met het arrest Nikula, wordt verrekend met het bedrag aan compensatie op grond van aanbeveling 3. Voorts vindt de Vereniging van Europese Grenslandbewoners het niet terecht dat bij de vaststelling van het bedrag aan inkomenscompensatie een drempel van € 500 wordt gehanteerd.

Standpunt kabinet

Met betrekking tot dit voorbehoud wordt kortheidshalve verwezen naar het standpunt van het kabinet met betrekking tot aanbeveling 3.

Samenloop kinderopvangtoeslag en Belgische kinderbijslag; mogelijke terugvordering door Belgische autoriteiten

De Commissie grensarbeiders stelt vast dat bij de invoering van de Wet kinderopvangtoeslag niet is onderkend dat deze toeslag als gezinsbijslag in de zin van Verordening (EEG) nr. 1408/71 moest worden aangemerkt. Ook in voorlichting is destijds bevestigd dat de toekenning van kinderopvangtoeslag geen gevolgen heeft voor de toekenning van Belgische kinderbijslag. Volgens de commissie ligt het onder die omstandigheden op de weg van de overheid dat betrokkenen door de eventuele terugvorderingen van de RKW zo min mogelijk financieel worden benadeeld en zo min mogelijk worden geconfronteerd met administratieve lasten. In dat kader stelt de Commissie grensarbeiders vast dat Bureau Belgische Zaken (BBZ) overleg voert met de RKW over die terugvorderingen, waarbij ook aan de orde is de vraag of wellicht verrekening mogelijk is met in de toekomst uit te betalen Nederlandse kinderbijslag en kinderopvangtoeslag. Voorts stelt de Commissie grensarbeiders vast dat (ook) in de toekomst terugvorderingen van buitenlandse gezinsbijslagen niet volledig vermeden zullen kunnen worden. De definitieve vaststelling van het bedrag van de kinderopvangtoeslag kan immers afwijken van de voorlopige uitbetalingen, waardoor ook het bedrag van de buitenlandse gezinsbijslag pas na geruime tijd definitief kan worden vastgesteld. De Stichting Grensarbeid en de FNV zijn van oordeel dat Nederland de grensarbeiders moet compenseren voor het nadeel van de terugvordering door de RKW, omdat deze grensarbeiders bij de toekenning van de gezinsbijslagen er geen rekening mee hoefden te houden dat er te veel werd uitbetaald.

Standpunt kabinet

Naar aanleiding van de vaststelling dat de kinderopvangtoeslag kwalificeert als een gezinsbijslag in de zin van Verordening (EEG) nr. 1408/71, heeft het Bureau voor Belgische Zaken van de Sociale Verzekeringsbank (BBZ) betrokkenen zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de mogelijkheid dat de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) de Belgische kinderbijslag over de jaren 2005 tot en met 2007 geheel of gedeeltelijk kan terugvorderen. Voorts is BBZ met de RKW in overleg getreden over de mogelijkheid om – als de RKW tot terugvordering besluit – de terug te vorderen bedragen, waar mogelijk, te verrekenen met toekomstige uitkeringen. Dit overleg is nog niet afgerond. Een verdergaande taak is naar het oordeel van het kabinet voor de overheid niet weggelegd. Het kabinet deelt dan ook niet het oordeel van de Stichting Grensarbeid en de FNV dat de overheid gehouden is het bedrag van eventuele terugvorderingen door de RKW geheel of gedeeltelijk voor haar rekening te nemen.

Omzetting kinderkorting in kindgebonden budget

Geconstateerd wordt dat in de situaties waarin zich als gevolg van de omzetting van de kinderkorting in een kindgebonden budget een reëel nadeel voordoet dit een relatief zwaar beslag op het gezinsinkomen legt. Gelet op het zeer beperkte aantal gevallen waarin dit aan de orde is, wordt het echter niet reëel geacht een aanbeveling te doen om een compensatieregeling te treffen. De Stichting Grensarbeid is echter van oordeel dat in deze situaties volledige compensatie moet worden verleend.

Standpunt kabinet

De Commissie grensarbeiders heeft vastgesteld in welke situaties de omzetting van de kinderkorting in een kindgebonden budget tot een reëel nadeel voor betrokkenen kan leiden. Geconstateerd is dat het aantal gevallen waarin een dergelijk nadeel geleden wordt zeer beperkt is, terwijl bovendien de vraag of daadwerkelijk een nadeel wordt geleden sterk afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Onder die omstandigheden bestaat er geen aanleiding om een compenserende maatregel te treffen.

Uitvoering compensatieregelingen

In aanvulling op aanbeveling 13 is de Stichting Grensarbeid van oordeel dat toegezegd zou moeten worden dat aan alle grensarbeiders jegens wie de compensatieregelingen van artikel 27 van het Nederlands-Belgische belastingverdrag van 5 juni 2001 (Trb. 2001, 136) van toepassing zijn over de jaren 2003 tot en met 2006 (eventueel met terugwerkende kracht) in het geheel geen heffingsrente in rekening wordt gebracht wanneer de uitspraak van Rechtbank Breda van 17 september 2007, nr. AWB 07/270, in hoger beroep of cassatie wordt bevestigd.

Standpunt kabinet

Het kabinet is van oordeel dat met de coulanceregeling van 23 november 2007, nr. DGB 2007/5120M (Kamerstukken II 2007/08, 26 834, nr. 18), in voldoende mate tegemoet is gekomen aan de problematiek waarmee grensarbeiders als gevolg van de invoering van het Nederlands-Belgische belastingverdrag van 5 juni 2001 zijn geconfronteerd. Voor het treffen van een verdergaande tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.

AWBZ-deel van de heffingskorting van de niet- of weinig verdienende partner

De Stichting Grensarbeid is van mening dat, los van de uitkomst van enige procedure over dit onderwerp, er over de jaren 2003 tot en met 2006 sprake is van een zodanig opgewekt vertrouwen over de toepassing van de wet dat de Belastingdienst het AWBZ-deel van de heffingskorting dient te verlenen.

Standpunt kabinet

De vraag of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur ertoe nopen om – in weerwil van de wet – het AWBZ-deel van de heffingkorting te verlenen aan niet-verdienende partners van Nederlandse grensarbeiders is voorgelegd aan de belastingrechter. Reeds die omstandigheid verhindert om een regeling te treffen zoals is voorgesteld door de Stichting Grensarbeid.

Naar boven