26 800 VI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2000

nr. 76
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2000

Bij de brief van 29 december 1999, (26 800-VI, nr. 51), informeerde ik U in algemene zin over de gang van zaken in de extra beveiligde inrichting in Vught. Op 23 maart jl. vond over dit onderwerp een algemeen overleg met uw kamer plaats. Tijdens dit overleg heb ik U toegezegd U een exemplaar te zullen zenden van het onderzoeksrapport dat door de Katholieke Universiteit van Nijmegen (Academisch Centrum Sociale Wetenschappen) binnenkort zou worden uitgebracht. Ik zou U daarbij ook mijn standpunt geven ten aanzien van de inhoud van het rapport.

Bijgaand gelieve U een exemplaar van het onderzoeksrapport «Zorg in en om de Extra Beveiligde Inrichting» aan te treffen1. Het onderzoek vond plaats van januari t/m maart 2000.

De Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught is bestemd voor gedetineerden die een extreem vluchtrisico vormen. In de EBI wordt dan ook een zeer streng regime gevoerd om o.a. ontvluchtingen en gijzelingen te voorkomen. De zwaarte van het regime heeft de vraag opgeroepen of en hoe gedetineerden onder een dergelijk regime standhouden. In dit onderzoek is nagegaan welk beleid de EBI voert ten aanzien van de zorg voor de psychische conditie van haar gedetineerden en is tevens nagegaan hoe dit beleid in de praktijk vormgegeven wordt Daarnaast is de vraag gesteld of, en zo ja hoe, empirisch onderzoek naar het effect van het verblijf in de EBI op de psychische conditie van individuele (ex-) gedetineerden zou kunnen worden uitgevoerd.

De beleidsstukken van de EBI die de onderzoekers hebben bestudeerd, geven blijk van een bewustzijn van het dilemma tussen veiligheid en humaniteit. Uit interviews met medewerkers in de EBI en een klein (niet representatief) deel van de gedetineerden en observaties van de onderzoeker blijkt dat men daar consciëntieus aan werkt. Voorbeelden van specifieke aandacht zijn trainingen voor het personeel die gericht zijn op bejegening van en contact met gedetineerden, kunstzinnige vorming en sportmogelijkheden. De contacten met gedetineerden worden besproken in een tweewekelijkse psychomedisch overleg. De hulpverlening richt zich voornamelijk op crisisinterventie. Gedetineerden kunnen in crisissituaties – op korte termijn – individuele gesprekken voeren met hulpverleners. Het – ook tijdens voornoemd AO aan mij ter verificatie voorgelegde – bericht dat gedetineerden in een crisissituatie drie dagen moeten wachten op hulp van geestelijke verzorging wordt niet teruggevonden in dit rapport.

De onderzoekers concluderen dan ook op grond van dit onderzoek dat de theoretische aandacht voor zorg voor de psychische conditie van EBI-gedetineerden, zoals verwoord in beleidsstukken, teruggevonden wordt in de dagelijkse gang van zaken in de EBI. Of dit beleid een positief effect heeft of goed te noemen valt is daarmee niet gezegd. Die vraag viel buiten het kader van het onderzoek. De onderzoekers dienden (slechts) de vraag te beantwoorden welk beleid in de WBI wordt gevoerd ten aanzien van de zorg voor de psychische conditie van individuele (ex-) gedetineerden.

Het feit dat zowel in theorie als in de praktijk veel aandacht wordt besteed aan de zorg in de EBI zal de twijfels over mogelijke inhumaniteit van het regime kunnen wegnemen. Desalniettemin zal vervolgonderzoek vereist zijn om iets te kunnen zeggen over het effect van het EBI- regime op het psychisch welzijn van gedetineerden. De onderzoekers opperen een tweetal mogelijkheden voor nader onderzoek. Ik zal dit vervolgonderzoek entameren.

Tijdens het Algemeen Overleg op 23 maart jl. heb ik toegezegd U het rapport te zullen zenden van de heer King, die op verzoek van de Engelse regering een internationaal vergelijkend onderzoek uitvoert naar de manier waarop in de verschillende landen met extreem vluchtgevaarlijke gedetineerden wordt omgegaan. Ik kan U dit rapport op dit moment niet sturen, omdat het (nog) niet beschikbaar is, terwijl het de vraag is of het hier te lande beschikbaar zal komen.Ik verwees naar dat onderzoek van de heer King op basis van een gesprek dat hij in het kader van zijn onderzoek had met enkele functionarissen van het hoofdkantoor DJI. In dat gesprek zei de heer King dat Nederland zich naar zijn indrukken op twee punten onderscheidt van andere landen: in het algemeen blijkt namelijk in het buitenland heel moeilijk om te waarborgen dat alleen die een extreem groot risico vormen in een EBI-achtige voorziening verblijven. De extra beveiligde inrichtingen zijn (over) vol. Vaak zijn de drempels voor instroom te laag en voor uitstroom weer te hoog, doordat mensen vooral gezien worden als veiligheidsrisico's. Nederland telde ten tijde van zijn bezoek niet meer dan 17 gedetineerden in de EBI, terwijl deze een capaciteit heeft voor 35 mensen. Daarnaast was het de heer King opgevallen dat in veel maximum security-units voor gedetineerden die zich dwars gedragen de bodem onder het regime wegvalt. Zij zijn dan overgeleverd aan een langdurig verblijf in een cel, soms 23 uur per dag. In Nederland is dat niet zo en wordt u een uitgebreid activiteitenprogramma geboden.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Ministerie van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven