nr. 61
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2000
In vervolg op mijn brieven van 17 december 1999 en 28 januari jl. inzake «second opinion» in strafzaken bied ik hierbij
u aan de aanwijzing tweede beoordeling («second opinion») opsporingsonderzoeken1. Deze aanwijzing is definitief vastgesteld in de Overlegvergadering
van 23 februari jl. en treedt in werking op 1 maart 2000.
De aanwijzing schept voor de benadeelde (slachtoffer, nabestaande) van
een ernstig misdrijf de mogelijkheid bij de hoofdofficier van justitie onder
wiens verantwoordelijkheid het opsporingsonderzoek is verricht, een tweede
beoordeling van een vastgelopen opsporingsonderzoek aan te vragen. De hoofdofficier
van justitie dient zijn voorgenomen beslissing op het verzoek voor te leggen
aan het College van procureurs-generaal. Indien besloten wordt tot een tweede
beoordeling, geeft het College van procureurs-generaal een daartoe strekkende
opdracht aan een beoordelingsteam. Om zelfs de schijn van «elkaar dekken»
te vermijden, zal dit beoordelingsteam bestaan uit één of meer
officieren van justitie of advocaten-generaal van een ander arrondissement
met grote ervaring in het leiden van vergelijkbare zaken en uit één
of meer deskundigen op het terrein van de recherche uit een andere politieregio.
De benadeelde die een tweede beoordeling heeft aangevraagd, zal door de
hoofdofficier van justitie worden geïnformeerd over de beslissing op
deze aanvraag en, voor zover van toepassing, de uitkomsten van de tweede beoordeling.
Naast de benadeelde zal ook de zaaksofficier via de hoofdofficier van
justitie een tweede beoordeling van het opsporingsonderzoek bij het College
kunnen aanvragen. In dit geval zal het beoordelingsteam mede kunnen bestaan
uit officieren uit hetzelfde parket respectievelijk rechercheurs uit het korps
dat bij het opsporingsonderzoek is betrokken.
De toetsing door een tweede beoordelingsteam van het opsporingsonderzoek
vormt een aanvulling op de in de aanwijzing genoemde andere vormen
van formele en informele toetsing van beslissingen van de zaaksofficier, zoals
de toetsing door superieuren en door de strafrechter en collegiale intervisie
binnen het parket.
Ik vertrouw er op dat de aanwijzing tweede beoordeling («second
opinion») opsporingsonderzoek bijdraagt aan de verdere verbetering van
de positie van benadeelden (slachtoffers/nabestaanden) in het strafproces.
In de door mij toegezegde brief over de positie van slachtoffers in het strafproces
zal ik nader ingaan op de mogelijkheden om slachtoffers beter te informeren
over het verloop van een strafproces.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals