26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 503 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 december 2017

Op 25 oktober jl. verzocht de vaste commissie voor Economische Zaken om een reactie op het rapport «Nederland op glasvezel» van de Fiber Carrier Association (FCA)1. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

De FCA is een brancheorganisatie voor beheerders en operators van glasvezelnetwerken. In haar rapport gaat de FCA in op de ontwikkelingen rond glasvezelinvesteringen en de verschillende toepassingen die glasvezel kent. Zo noemt het rapport de belangrijke rol die core-netwerken en zeekabels hebben bij de beschikbaarheid van goede digitale connectiviteit. De FCA geeft specifiek aan dat de glasvezeluitrol stagneert en dat er stevig moet worden ingezet op de aanleg van glasvezel. In deze brief zal ik hier nader op ingaan.

Allereerst is van belang om te onderkennen dat glasvezelkabels direct of indirect verbinding maken met alle wijkcentrales van de vaste netwerken en ook de masten van de mobiele netwerken. Daardoor speelt een glasvezelkabel bij vrijwel elke digitale verbinding een rol. Een belangrijke ontwikkeling is dat door investeringen van marktpartijen de vaste en mobiele netwerken steeds dichter bij een woning of mobiele gebruiker van glasvezel zijn. Op die manier kunnen hogere bandbreedtes worden behaald voor burgers en bedrijven. Echter, zoals in het FCA-rapport wordt gesteld, stagneert het aantal huishoudens dat volledig op glasvezel is aangesloten. Er waren eind 2016 in Nederland 2,552 miljoen huishoudens die een volledig verglaasde aansluiting hebben, waarvan 1,03 miljoen huishoudens daadwerkelijk een dienst hierover afnamen. Dat het aantal volledig verglaasde huishoudens minder snel toeneemt, zie ik niet als een probleem. De kern van mijn beleid is namelijk dat de netwerken kunnen voorzien in de behoefte van burgers en bedrijven en dat de Nederlandse digitale infrastructuur van wereldklasse is en blijft. Daarom is het goed om te zien dat geïnvesteerd blijft worden in de telecomnetwerken, waardoor het grootste deel van burgers en bedrijven nu al snelheden kunnen afnemen van boven de 100 Mbps.

Het klopt dat marktpartijen de laatste jaren vaak kiezen om niet het gehele netwerk in één keer verglazen maar dit stapsgewijs doen. Hierdoor stagneert het aantal huishoudens dat een glasvezelaansluiting kan afnemen. Bij de beantwoording van de vragen van het lid Paternotte (D66) over het bericht dat «Nederland minder nieuwe glasvezelverbindingen krijgt»3 is hier op ingegaan. Een belangrijke reden van de verminderde realisatie van glasvezelverbindingen is dat de mobiele en vaste telecominfrastructuren in Nederland in internationaal perspectief van hoog niveau zijn en grotendeels aan de behoefte van burgers en bedrijven voldoen. Dit blijkt ook uit het in december vorig jaar aan uw Kamer gestuurde onderzoek4.

Het is uiteraard van belang dat partijen in hun netwerk investeren om aan de toekomstige vraag van gebruikers te voldoen; de gekozen techniek is daarbij niet relevant. Wel zie ik, net als de FCA, dat op een aantal plaatsen in Nederland nog belangrijke investeringen nodig zijn om aan de vraag van huishoudens te voldoen. Om deze uitdagingen aan te gaan wordt specifiek beleid gevoerd, zodat marktpartijen en burgerinitiatieven gefaciliteerd worden om snel internet in het buitengebied uit te rollen5.

Ik ben in gesprek met stakeholders over ontwikkelingen en uitdagingen rond digitale connectiviteit in Nederland. Ik zal uw Kamer over de bevindingen hiervan volgend jaar nader informeren en daarbij ook specifiek ingaan op de buitengebiedproblematiek.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
2

Telecommonitor Q4 2016, ACM.

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1926.

X Noot
4

Kamerstuk 26 643, nr. 432.

X Noot
5

Zie voor een toelichting op dit beleid bijvoorbeeld Kamerstuk 26 643, nrs. 433 en 479.

Naar boven