26 524
Uitvoering van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L 18) (Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 4 maart 1999 en het nader rapport d.d. 29 april, aangeboden aan de Koningin door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 20 januari 1999, no. 99.000216, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot uitvoering van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L18) (Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 20 januari 1999, nr. 99.000216, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 4 maart 1999, nr. W12.99.0025/IV, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State merk ik het volgende op

1. In artikel 1, eerste lid, van het wetsvoorstel, worden ter uitvoering van richtlijn nr.96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 (PbEG 1997 L 18) (hierna: de richtlijn) bepaalde in het Burgerlijk Wetboek geregelde arbeidsvoorwaarden – zoals het minimumaantal vakantiedagen – van toepassing verklaard op werknemers in de bouwsector die tijdelijk in Nederland arbeid verrichten. In artikel 1, tweede lid, van het wetsvoorstel wordt de toepasselijkheid van het Nederlandse recht met betrekking tot deze arbeidsvoorwaarden uitgezonderd ingeval het buitenlandse recht dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is een gelijkwaardige of betere bescherming biedt aan de werknemer.

Blijkens de toelichting op artikel 1 is een viertal van de in de richtlijn genoemde arbeidsvoorwaarden niet in artikel 1 van het wetsvoorstel opgenomen, aangezien deze zijn geregeld in wetten die reeds van toepassing zijn op alle arbeid die in Nederland wordt verricht, zoals de Arbeidstijdenwet en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Naar het oordeel van de Raad van State brengt de in het wetsvoorstel gekozen systematiek («van toepassing, tenzij...») mee dat ook de toepasselijkheid van dit viertal arbeidsvoorwaarden, overeenkomstig artikel 1, tweede lid, wordt uitgezonderd ingeval het buitenlandse recht een gelijkwaardige of betere bescherming biedt.

De Raad adviseert het wetsvoorstel in deze zin aan te passen.

Indien de regering daartoe niet zou willen overgaan, dient – gelet op het in de memorie van toelichting genoemde arrest van het Hof van Justitie inzake Guiot (arrest van 28 maart 1996, C-272/94; PbEG 1996, I-1915) – in ieder geval de toepasselijkheid van deze overige arbeidsvoorwaarden te worden uitgezonderd, indien toepassing daarvan zou meebrengen dat een werkgever gehouden is zowel in Nederland als in het land van vestiging werkgeversbijdragen te betalen terwijl zijn werknemers een vergelijkbare (of betere) bescherming genieten op grond van het recht van het land van vestiging.

1. Terecht merkt de Raad op dat het Nederlands recht, als bedoeld in de onderdelen a, c, d en g van artikel 3 van de Richtlijn, onder omstandigheden evenmin van toepassing is, indien het buitenlands recht dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is een gelijkwaardige of betere bescherming biedt aan de werknemer. Dit volgt immers uit het arrest van het Hof van Justitie van de EG (arrest van 28 maart 1996, C-272/94, Guiot). Dit heeft ons evenwel aanleiding gegeven een andersoortige wijziging in het wetsontwerp aan te brengen dan door de Raad beoogd. Aangezien deze jurisprudentie een algemeen karakter heeft, en mede andere wettelijke regelingen betreft dan door de Richtlijn worden bestreken, lijkt het ons bij nader inzien niet wenselijk dat deze jurisprudentie in de voorliggende regeling wordt vastgelegd. Dit zou licht de onbedoelde suggestie kunnen wekken dat de gevolgen van de jurisprudentie beperkt blijven tot regelingen waarop de Richtlijn betrekking heeft.

Tegen deze achtergrond geven wij er de voorkeur aan om de uitzondering in de wettekst geheel te laten vervallen, en in de memorie van toelichting aan te geven dat het wetsontwerp onverlet laat dat, op basis van de bepalingen inzake het vrij dienstenverkeer in het EG-verdrag, het Nederlands recht soms buiten toepassing is, voorzover het recht dat normaal op een arbeidsverhouding van toepassing is een gelijkwaardige of betere bescherming biedt.

Op basis van dezelfde overwegingen zijn ook de identieke uitzonderingen in de artikelen 2 en 3 van het wetsontwerp geschrapt.

2. In het wetsvoorstel wordt dynamisch verwezen naar (de bijlage bij) richtlijn nr.96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997 L 18) (hierna: de richtlijn). Dat maakt het nodig om aan te geven vanaf welk tijdstip eventuele wijzigingen van (de bijlage bij) de richtlijn in het Nederlandse recht zullen doorwerken.

De Raad adviseert een daartoe strekkende bepaling in het wetsvoorstel op te nemen, zo mogelijk met gebruikmaking van het model van aanwijzing 343 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

2. Aan het slot van het wetsvoorstel is een bepaling opgenomen, op grond waarvan eventuele wijzigingen van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L 18) (hierna: de richtlijn) inclusief de bijlage doorwerken in de onderhavige wet. Deze dynamische verwijzing is opgenomen in artikel 5; de aanvankelijke voorgestelde artikelen 5 en 6 zijn vernummerd tot 6 en 7.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De redactionele kanttekeningen zijn in het wetsvoorstel verwerkt.

Naast de hierbovengenoemde veranderingen, hebben wij aanleiding gezien om nog een tweetal wijzigingen in het wetsvoorstel aan te brengen. In het in artikel 4 voorgestelde nieuwe derde lid van artikel 98 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is geschrapt de zinsnede «en de arbeidsovereenkomst wordt beheerst door ander recht dan het Nederlandse recht», om verwarring te voorkomen. Voorts is ook een verwijzing opgenomen naar de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, alsmede de Algemene wet gelijke behandeling, om vast te leggen dat de Nederlandse burgerlijke rechter bevoegd is kennis te nemen van vorderingen die op deze wetten zijn gebaseerd.

Tenslotte zijn in de Memorie van Toelichting nog enige verduidelijkingen aangebracht.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 4 maart 1999, no. W12.99.0025, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In het gehele wetsvoorstel bij het aanhalen van de EG-richtlijn, aanwijzing 89 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) in acht nemen.

– In artikel 2 «en dat recht een gelijkwaardige» vervangen door: en voorzover dat recht een gelijkwaardige.

– In artikel 4 van het wetsvoorstel en voorts in de gehele memorie van toelichting «Wet minimumloon» vervangen door: Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

– In artikel 6, mede gelet op aanwijzing 185 Ar, «kan worden aangehaald» vervangen door: wordt aangehaald.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven