Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007-2008
NDS15061
KST118159
2007-2008
26 488
Behoeftestelling vervanging F-16
Nr.
68
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 8 mei 2008
De vaste commissie voor Defensie heeft een
aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief
van 28 maart 2008 inzake de jaarrapportage Vervanging F-16 (Kamerstuk
26 488, nr. 67).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 mei
2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Van Baalen
De griffier van de commissie,
De Lange
1
Welke andere landen voeren controles uit van cijfers
en informatie van het Joint Strike Fighter (JSF) Program Office (JPO), het
Amerikaanse ministerie van Defensie en de fabrikanten, met betrekking tot
de JSF? Indien dit onbekend is, bent u bereid dit te inventariseren bij de
diverse JSF partnerlanden? Indien dit bekend is, kunt u dan een overzicht
van in deze landen beschikbare rapportages sinds 2006 de Kamer doen toekomen?
In het kader van de overeengekomen MoU’s heeft iedere partner dezelfde
mogelijkheden om de betrouwbaarheid van de cijfers en informatie van het JPO
vast te stellen. Het JPO als organisatie wordt gecontroleerd door de Amerikaanse
audit-instanties. Het betreft de controle naar de besteding van gelden en
de inrichting van de overeenkomsten met de industrie. Audits kunnen door de
partnerlanden worden opgevraagd. Daarnaast beoordelen het JPO en de Amerikaanse
audit-instanties overeenkomsten die met de industrie worden gesloten. Deze
beoordeling geschiedt volgens de Amerikaanse regelgeving. De partners kunnen
conceptovereenkomsten inclusief alle onderliggende documenten beoordelen en
van commentaar voorzien. Delen daarvan zijn commercieel vertrouwelijk en alleen
bestemd voor het JPO dat de onderhandelingen met de industrie voert en de
overeenkomsten sluit. Het betreft dan vooral de uurtarieven van de leveranciers,
die zeer commercieel gevoelig zijn en daarom alleen in beperkte kring worden
beoordeeld. Alle andere kosteninformatie is beschikbaar voor de partners.
Nederland is zoals bekend vertegenwoordigd in het JPO.
2 en 3
Kunt u uitputtend aangeven welke mogelijkheden de Nederlandse
auditinstanties, te weten de Auditdienst Defensie, de Auditdienst Economische
Zaken en de Algemene Rekenkamer, hebben om activiteiten te kunnen ontplooien
ter controle van het JPO?
Kunt u uitputtend aangeven welke mogelijkheden de Nederlandse
auditinstanties, te weten de Auditdienst Defensie, de Auditdienst Economische
Zaken en de Algemene Rekenkamer, hebben om activiteiten te kunnen ontplooien
ter controle van gegevens van het Amerikaanse ministerie van Defensie met
betrekking tot de JSF?
De mogelijkheden voor de auditdiensten zijn beperkt tot het opvragen van
de rapporten van de Amerikaanse audit-instanties.
4
Kunt u uitputtend aangeven welke mogelijkheden de Nederlandse
auditinstanties, te weten de Auditdienst Defensie, de Auditdienst Economische
Zaken en de Algemene Rekenkamer, hebben om activiteiten te kunnen ontplooien
ter controle van Lockheed-Martin en andere toeleveranciers, waaronder Nederlandse,
met betrekking tot de JSF?
De Nederlandse auditdiensten hebben geen toegang tot de gegevens van de
Amerikaanse industrie. Dit is voorbehouden aan de Amerikaanse audit-instanties.
Wel kan de auditdienst van Defensie, op verzoek van de Amerikaanse auditdienst,
audits uitvoeren bij Nederlandse toeleveranciers.
5
Kunt u uitputtend aangeven welke mogelijkheden de Nederlandse
auditinstanties, te weten de Auditdienst Defensie, de Auditdienst Economische
Zaken en de Algemene Rekenkamer, hebben om activiteiten te kunnen ontplooien
ter beoordeling van de gehanteerde methodes van de audits en calculaties door
Amerikaanse instanties met betrekking tot de JSF?
In het PSFD MoU is opgenomen dat elk land verantwoordelijk is voor audits
van de delen van het programma die worden gecontracteerd in dat land. Als
daar aanleiding voor is, kan aan een auditdienst van een contracterend land
worden gevraagd een audit uit te voeren. Als dit niet mogelijk is kan worden
verzocht om de audit zelf te mogen uitvoeren. De auditdiensten hebben geen
mogelijkheden om de methodes te beoordelen van Amerikaanse instanties. Wel
kunnen zij kennisnemen van de gebruikelijke Amerikaanse methodieken.
6
Kan er op korte termijn, dat wil zeggen vóór
het eventueel tekenen van het Initiële Operationeel Test en Evaluatie
(IOT&E) Memorandum of Understanding (MoU), een audit van het project «Verwerving
JSF» uitgevoerd worden door een extern auditbureau, of openbaar accountant?
Is dit mogelijk zonder dat restricties worden gesteld aan de informatie die
voor deze audit gebruikt kan en mag worden? Zo neen, waarom niet? Welke restricties
zouden er in dit geval van toepassing zijn?
Een audit door een extern bureau stuit op de volgende problemen:
• In de diverse MoU’s is afgesproken dat audits van contracten
zijn voorbehouden aan de Amerikaanse instanties;
• Als een extern bureau toestemming zou krijgen van de Amerikaanse
auditinstanties en de Amerikaanse industrie om een audit uit te voeren, moet
rekening worden gehouden met een tijdrovend proces. Het bureau ontbeert de
kennis van het project en zal zich eerst moeten inwerken;
• De vrijgave van informatie uit een auditrapport zal in overeenstemming
met de Amerikaanse werkwijzen beperkt zijn om commercieel vertrouwelijke informatie
te beschermen.
7
Is het waar dat de Auditdiensten niet in staat zijn
een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van informatie uit de Verenigde
Staten? Is het waar dat informatie over de kosten en benodigde budgetten voor
het JSF-project zijn gebaseerd op ramingen van het JPO?
Wat (externe) informatie betreft zijn de NL-auditdiensten in hoge mate
afhankelijk van de auditdiensten van de Verenigde Staten. Het klopt dat de
informatie over de kosten en benodigde budgetten voor de voortgezette verwervingsvoorbereiding
berusten op ramingen van het JPO. Het JPO komt tot zijn berekeningen op grond
van een grondige kennis van zaken en veelvuldige informatiewisseling met de
leveranciers. De beperkingen in de oordeelsvorming van de Nederlandse auditdiensten
betekent overigens nadrukkelijk niet dat de betrouwbaarheid van de informatie
in het geding is. In de Verenigde Staten is er een uitgebreid systeem van checks and balances om de betrouwbaarheid van informatie
bij voor grote projecten zoals de JSF te waarborgen.
8
Bieden de MoU’s de partnerlanden geen ruimte
voor een onderzoek naar de juistheid van de kosten? Welke risico’s schuilen
er volgens u in het hanteren van de gegevens van het JPO, waarvan de juistheid
niet door de Auditdiensten beoordeeld kan worden?
Zowel het SDD MoU, het PSFD MoU als het IOT&E MoU bevat bepalingen
op grond waarvan de audit-instanties van de partnerlanden onderzoek kunnen
doen. Zie ook het antwoord op de vragen 2, 3, 4, 5 en 7.
Het is niet ongewoon dat er bij een groot project zoals de JSF in de ontwikkelingsfase
nog geen absolute zekerheid bestaat over de betrouwbaarheid van kostenramingen.
Risico’s van te lage ramingen van kostencomponenten worden
ondervangen met risico-opslagen. De betrouwbaarheid van de kostenramingen
neemt gedurende de ontwikkelingsfase toe en de risico’s nemen af.
Gezien de omvangrijke financiële betrokkenheid van de Amerikaanse
overheid bij het programma, bestaat er geen twijfel aan de beoordeling van
de JPO-ramingen door Amerikaanse audit-instanties. Zie ook het antwoord op
vraag 7.
9
Kunt u de mogelijkheid onderzoeken om het JPO deel
uit te laten maken van een onafhankelijk onderzoek naar de raming van de kosten
en benodigde budgetten voor het JSF-project, zo nodig in samenwerking met
andere JSF partnerlanden? Zo ja, welke concrete stappen gaat u daarvoor ondernemen
en binnen welke termijn wilt u deze stappen realiseren? Zo neen, kunt u duidelijk
motiveren waarom niet?
Het GAO heeft in zijn laatste rapport een onafhankelijke doorrekening
van het gehele JSF-programma aanbevolen. Het Amerikaanse ministerie heeft
al in januari 2008 opdracht gegeven tot een dergelijk onderzoek. Met de jaarrapportage
Vervanging F-16 over 2007 en de antwoorden op vragen van het lid Van Velzen
(Aanhangsel van de Handelingen 2031 van 17 april 2008) bent u hierover
al geïnformeerd.
10
Wat is de inhoud van het Concept amendement op het
IOT&E MoU? Kan dit document naar de Kamer worden gestuurd? Zo neen, waarom
niet?
Het conceptamendement regelt de toetreding van Italië en Nederland
tot het IOT&E MoU. Hierin wordt onder meer de Nederlandse bijdrage aan
de IOT&E vastgesteld, bestaande uit een financiële bijdrage en de
deelneming met twee CTOL-testtoestellen. Daarnaast bevat het MoU enige aanpassingen
van het bestaande, in 2007 door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk
overeengekomen MoU. De aanpassingen betreffen de structuur en het management
van het IOT&E programma. De Tweede Kamer krijgt inzage in het MoU.
11
Waarom is er in de jaarrapportage bij het vermelden
gebruik gemaakt van verschillende prijspeilen? Bent u bereid de rapportage
opnieuw te zenden, ditmaal met voor alle bedragen gelijk gestelde prijspeilen,
teneinde goede vergelijking mogelijk te maken?
Bent u bereid om vanaf nu alle brieven, rapportages
en antwoorden die de Kamer worden toegezonden te voorzien van gelijke, herijkte
prijspeilen? Zo neen, waarom niet?
Zoals uiteengezet in de beantwoording van vragen over het rapport van
de ARK (Kamerstuk 31 300, nr. 4 van 18 maart 2008) en van vragen
van het lid Van Velzen (Aanhangsel van de Handelingen 2031 van 17 april
2008) wordt gestreefd naar een duidelijke en consistente informatievoorziening
over prijspeil en valuta. Afwijkingen van de standaard valuta en het standaard
prijspeil zullen duidelijk worden gemeld en zonodig toegelicht om de vergelijkbaarheid
te verbeteren. Het gebruik van verschillende prijspeilen hangt samen met afspraken
die hierover in het verleden zijn gemaakt en beoogt de vergelijkbaarheid van
cijfers in de loop der jaren te bevorderen. Zo worden stuksprijzen gedurende
het gehele JSF programma steeds vergeleken met het startpunt in 2002.
12 en 21
Op welke manier is te voorkomen dat mogelijke vertragingen
in de ontwikkeling en de productie van de JSF zoals die door het General Accounting Office (GAO) zijn voorzien géén nadelige consequenties
hebben voor het Nederlandse programma?
Kunt u een toelichting geven op het kennelijke verschil
in inzicht ten aanzien van de beoordeling van risico’s tussen het ministerie
van Defensie en de Audit rapportage, zoals dit blijkt uit de conclusie «Daarnaast
attenderen wij op de mogelijke vertragingen in de ontwikkeling en de productie
van de JSF zoals door het GAO wordt onderkend. Het ministerie van Defensie
stelt dat er op voorhand geen nadelige consequenties zijn voor het Nederlandse
programma»? Kunt u gedetailleerd aangeven welke informatie elementen
tot dit verschil in inzicht hebben geleid?
Een verlenging van de SDD-fase en, in samenhang daarmee, een verlenging
van de IOT&E hebben op voorhand geen negatieve gevolgen voor het Nederlandse
programma. De verlenging van de IOT&E geeft zelfs enige extra ruimte om
vliegers en grondpersoneel om te scholen. Ook zou de IOT&E beter aansluiten
op de huidige Nederlandse invoerreeks.
Het verschil in inzicht is in feite een interpretatieverschil van de gevolgen
van een verlenging van de SDD-fase, veroorzaakt door de destijds nog beperkt
beschikbare informatie.
13 en 31
Hoe gaat u voorkomen dat de gemelde en voorziene kostenstijgingen
in het JSF-project op de langere termijn onhoudbaar zullen blijken voor de
Defensiebegroting, mede in het licht van de aanstaande Verkenningen naar de
toekomst van de krijgsmacht op de langere termijn?
Hoe reëel is het uit te blijven gaan van een aanschaf
van 85 toestellen, gezien de verwachte stijgingen in stuksprijs, onderhoudskosten
en kosten per vlieguur, die tevens door zullen werken in de prijs van het
gebruik bij Performace Based Logistics (PBL)?
De kostenstijgingen van de JSF zijn mede (voor een aanzienlijk deel) het
gevolg van de dollarkoersontwikkeling en de daarmee samenhangende inflatieontwikkeling
in de Verenigde Staten. De lage dollarkoers heeft ook invloed op bijvoorbeeld
de materiaalkosten in de Verenigde Staten. In euro’s geven de betreffende
kostenontwikkelingen geen aanleiding tot bezorgdheid. In vergelijking met
2002 is de gemiddelde stukspijs van de JSF in euro’s zelfs gedaald.
Er is dan ook geen aanleiding tot zorg over de budgettaire inpassing van het
planningsaantal van 85 JSF-toestellen. Zie ook het antwoord op de vragen 15
tot en met 19 en 184.
14 en 140
Kan de Kamer een concreet voorstel tegemoet zien dat
ingaat op de aanbeveling van de Auditdienst dat er een wenselijkheid is te
komen tot het herijken van de informatiebehoeften, gezien het feit dat de
definitie van de informatiebehoefte van de Tweede Kamer dateert uit 1999 en
betrekking heeft op de System Development and Demonstration (SDD) fase, terwijl
Nederland intussen deelneemt aan de Production Sustainment and Follow-on Development
(PSFD) fase en het voornemen heeft om binnenkort ook aan de IOT&E fase
deel te nemen? Hoe beoordeelt u de conclusie in het Auditrapport dat de nieuwe
fasen PSFD en IOT&E in het project vervanging F-16 ook andere informatiebehoeften
met zich mee brengen?
Deelt u de visie van de Auditdiensten dat de huidige
informatieafspraken uit 1999 over de JSF gebaseerd zijn op deelname aan de
SDD-fase en dat de deelname in 2006 aan de PSFD-fase en de voorziene deelname
aan de IOT&E-fase herziening van de informatieafspraken vereisen? Welke
mogelijkheden ziet u om in de toekomst te komen tot verbetering van de informatiewaarde
van de jaarrapportages?
Deze aanbeveling van de auditdiensten betreft de informatiebehoeften die
de Kamer heeft gedefinieerd in het kader van de procedureregeling grote projecten.
Defensie streeft ernaar de Kamer zo goed mogelijk te informeren en is verheugd
over de conclusie in het meest recente rapport van de Algemene Rekenkamer
dat de ministeries van Defensie en Economische Zaken goed op weg zijn om onduidelijkheden
over het JSF-programma zoveel mogelijk op te helderen en dat de ministeries
veel informatie hebben verzameld en voorgelegd aan de Kamer. De Kamer op haar
beurt heeft ook buiten de procedureregeling grote projecten om de regering
grote aantallen vragen gesteld. De jaarrapportages zullen ook in de toekomst
worden ingericht volgens de regeling grote projecten van de Tweede Kamer en
de ministeries zullen ernaar blijven streven de informatievoorziening te verbeteren.
15, 16 en 19
Op welke manier denkt u dat de, in het Amerikaanse
rekenkamerrapport naar voren gekomen element van de verdubbeling van de kosten
per vlieguur t.o.v. vorige berekeningen, gevolgen heeft voor de exploitatie
begroting van Defensie op lange termijn?
In hoeverre zal dit leiden tot druk op exploitatie
budgetten in periode 2020–2035? In hoeverre zal dit leiden tot een verminderd
aantal beschikbare uren?
Hoe beoordeelt u de nieuwe berekening van het Amerikaanse
ministerie van Defensie inzake de prijs per vlieguur? Kunt u exact aangeven
waarin de Nederlandse opbouw van de kostenstructuur van de prijs per vlieguur
afwijkt van die van de Amerikanen? Kunt u een cijfermatige opbouw van beide
prijsberekeningen toevoegen?
Is het juist dat ongeveer 70% van de vlieguurprijs
wordt bepaald door afwijkende Nederlandse omstandigheden? Zo ja, kunt u dit
dan cijfermatig onderbouwen, met betrekking tot personele component, het onderhoudsconcept,
infrastructuur, brandstofprijs, opleidingen in Nederland en transportkosten,
dit alles in vergelijking met de Amerikaanse situatie?
Hoe verhoudt zich de nieuwe, veel hogere, berekening
van de prijs per vlieguur van de JSF zich met de oorspronkelijke belofte van
de fabrikant dat de prijs per vlieguur van de JSF aanzienlijk lager zou zijn?
Waar de nieuwe prijsberekening gebaseerd is op de eerste,
beschikbaar gekomen «real-life» gegevens uit het testvliegprogramma,
welke risico’s zijn er dat deze prijs nog verder zal stijgen?
Het GAO stelt dat de exploitatiekosten van de JSF die van de F-16 waarschijnlijk
zullen overstijgen. Deze stelling licht het GAO echter niet nader toe. Het
Amerikaanse ministerie van Defensie bestrijdt de bewering ten stelligste.
Inmiddels is gebleken dat het GAO cijfers heeft gebruikt die onderling niet
vergelijkbaar zijn, aangezien in de cijfers van de F-16 verscheidene kostensoorten
niet zijn meegerekend die voor de JSF wel zijn ingecalculeerd. Dat leidt tot
een vertekend beeld. Zo zijn in de exploitatiekosten van de JSF onder meer
personeelskosten op het gebied van medische voorzieningen verwerkt.
Het GAO rapporteert gedetailleerd over de Amerikaanse situatie, maar die
wijkt aanzienlijk af van de Nederlandse. Dat geldt bijvoorbeeld voor de wijze
waarop personeel wordt ingezet. De Amerikaanse luchtmacht werkt vaak met grote
aantallen (onderhouds)personeel en maakt bovendien op grote schaal gebruik
van dure inhuurkrachten. Dit geldt in nog sterkere mate voor de ontwikkelingsfase
van een nieuw wapensysteem zoals de JSF. Ook het Nederlandse onderhoudsconcept
wijkt aanzienlijk af van het Amerikaanse, evenals de infrastructuur, de opleidingen
en de logistieke processen. Er is dan ook geen sprake van een toenemende druk
op de Nederlandse exploitatiebudgetten of van een lager aantal beschikbare
uren.
17 en 184
Kunt u een toelichting geven op de principewerking
van Performance Base Logistics (PBL)? Kunt u exact aangeven welke kostprijselementen
in de PBL berekening zijn opgenomen?
Kunt u exact aangeven welke kostprijselementen in de
prijs per vlieguur zijn opgenomen? Wat is de relatie tussen de berekening
van de prijs per vlieguur en in een PBL afgegeven prijs per vlieguur?
Kan gesteld worden dat voor de fabrikant de kostprijselementen
die een rol spelen bij de opbouw van de prijs per vlieguur tevens essentiële
kostprijselementen zijn die een rol spelen in de calculatie bij de PBL methode?
Welke kostprijselementen spelen geen rol in de PBL-methode,
die als bijkomstige kosten aan te merken zijn?
Welk deel van de instandhoudingsbehoefte zal door het
JPO in de vorm van PBL worden gecontracteerd bij de fabrikant?
Bij PBL worden de inrichting en de uitvoering van het onderhoud en de
logistieke keten in zeker mate prestatiegericht uitbesteed. De leverancier
wordt betaald op basis van de bereikte prestaties, bijvoorbeeld de inzetbaarheid
van de JSF, en niet op basis van geleverde producten. PBL voor de JSF wordt
met het oog op de benodigde ervaringsopbouw en om risico’s te mijden
gefaseerd ingevoerd met als uiteindelijk doel een vaste prijs per geleverde
prestatie. De kostprijselementen die op grond van een PBL-contract worden
betaald betreffen in hoofdzaak technische en logistieke ondersteuning, de
reparatie en modificatie van onderdelen, het onderhoud van software en elektronische
data, vliegtuigmodificaties, voorraadbeheer en transport, levering en onderhoud
van ICT-middelen en het onderhoud van simulators. Tijdens de IOT&E zal
een eerste opzet van een PBL worden geëvalueerd. De totale prijs per
vlieguur omvat ook de kostprijselementen waarvoor de PBL-leverancier niet
verantwoordelijk is. De belangrijkste elementen zijn de personeelskosten in
het defensiedeel van de instandhoudingsorganisatie, infrastructuurkosten en
brandstofkosten.
18
Maken de kosten van brandstof deel uit van de afgegeven
prijs in de PBL-methodiek?
Maakt het brandstofgebruik deel uit van de afgegeven
prijs in de PBL-methodiek?
Hoe beoordeelt u in dit licht de signalering van de
Amerikaanse Rekenkamer in haar rapportage van maart 2008, verwijzend naar
berekeningen van het Amerikaanse ministerie van Defensie, dat het brandstofgebruik
van de JSF hoger blijkt te zijn?
Welke gegevens zijn nu bekend over het brandstofgebruik
ten opzichte van de F-16? Indien deze nog onbekend zijn, kunt u aangeven wanneer
deze wel bekend zijn?
Maakt het brandstofgebruik en de brandstofprijs deel
uit van de selectiecriteria in het plan van aanpak voor de bepaling van een
opvolger van de F-16?
Brandstofkosten en brandstofverbruik maken geen deel uit van de PBL-methodiek.
Het brandstofverbruik van beide te leveren JSF-motoren is nog niet exact bekend.
De JSF is zwaarder dan de F-16 en zowel de F135 als F136 motor van de JSF
is krachtiger dan de motor van de F-16. Het brandstofverbruik van de F-35
kan onder bepaalde vliegomstandigheden hoger liggen dan dat van de F-16. Anderzijds
vliegt de F-35 niet met brandstoftanks en bewapening onder de vleugels zoals
de F-16, waardoor de F-35 beter is gestroomlijnd. Het brandstofverbruik van
de JSF en de alternatieve kandidaten is opgenomen in het Life Cycle Cost model dat in 2002 is gehanteerd. In de
actualisering van de kandidatenevaluatie zal het opnieuw worden meegenomen.
20
Wat is uw reactie op de conclusie van het Auditrapport
dat «in geval het Level Line Pricing (LLP)-principe geen doorgang vindt
het Nederlandse budget kwetsbaar is voor verschuivingen in het afleverschema
door partnerlanden en andere afnemers»?
De prijsontwikkeling in de eerste productiejaren als gevolg van verschuivingen
van voornamelijk de Amerikaanse invoerreeks is als belangrijkste risico gekwalificeerd.
Hierover bent u met de jaarrapportage over 2007 geïnformeerd. Verschuivingen
door andere partnerlanden hebben een veel geringer effect vanwege de lagere
aantallen. Het is overigens de verwachting dat op enig moment een vorm van
LLP zal worden overeengekomen. Ook zal het Amerikaanse ministerie van Defensie
binnenkort het contract tekenen voor de aflevering van twaalf JSF-vliegtuigen
in 2010. Dat verkleint het risico van verdere verschuivingen.
22, 23 en 137
Waarom is in de jaarrapportage geen melding gemaakt
van de volledige aanwending van de projectreserve van € 90 miljoen? Is
de projectreserve hetzelfde als de post onvoorzien? Zo neen, wat is het verschil?
Zo ja, waarom wordt op dit punt niet conform de Regeling Grote Projecten gerapporteerd
in de jaarrapportage?
Kan worden gesteld dat de feitelijke kostenstijging
als gevolg van de aanpassing van de invoerreeks niet 206 mln. is maar 296
mln. omdat deze kostenstijging voor 90 mln. gedekt is uit bestaande reserve?
Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom is dat niet in de jaarrapportage 2007
en de brief van 29 februari 2008 vermeld?
Waarom is in de jaarrapportage geen melding gemaakt
van de volledige aanwending van de projectreserve van € 90 miljoen?
Is de projectreserve hetzelfde als de post onvoorzien? Zo neen, wat is het
verschil? Zo ja, waarom wordt op dit punt niet conform de Regeling Grote Projecten
gerapporteerd in de jaarrapportage? Kan ook inzicht worden gegeven in alle
aan het project verbonden kosten die ook buiten de projectdefinitie vallen?
Zo neen, waarom niet?
De projectreserve is eerder ontstaan door in de projectbegroting een beperkte
herfasering van de instroomreeks te accepteren. Deze aanpak is weer verlaten
in de recente begroting. Deze strookt nu weer volledig met de nieuwe invoerreeks.
In de brief van 29 februari over de IOT&E is gemeld dat het projectbudget
met € 206 miljoen is verhoogd.
De projectdefinitie die al vele jaren wordt gehanteerd geeft de grenzen
van het project aan. Mede ten behoeve van een heldere en consistente informatievoorziening,
waarop ook door de Kamer wordt aangedrongen, worden kosten die buiten de projectdefinitie
vallen niet opgenomen in het projectbudget. In de jaarrapportages van het
project Vervanging F-16 wordt wel nader ingegaan op de gerelateerde projecten.
Zie ook het antwoord op vraag 34 over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Monitoring
verwerving Joint Strike Fighter» (Kamerstuk 31 300, nrs. 1
en 2 van 18 maart 2008).
24, 115 en 147
Waarom is er ten aanzien van de Nederlandse projecten
in 2007 geen enkele vooruitgang geboekt? Waarom dient Nederland – zoals
blijkt uit het rapport van de Auditdiensten – in 2009, indien het minder
dan $ 25 miljoen heeft gerealiseerd aan Nederlandse projecten, het verschil
af te dragen aan de Amerikaanse overheid? Hoe groot acht u de kans dat dit gaat gebeuren? Zijn er in 2007 ook voorstellen voor Nederlandse projecten
afgewezen?Zo ja, welke en op welke gronden?
Kunt u nader toelichten waarom de besteding van 50
miljoen dollar voor in Nederland te ontwikkelen JSF-gerelateerde technologie
zo moeizaam verloopt?
Worden Nederlandse projectvoorstellen herhaaldelijk
afgewezen door de Amerikanen, of is het daadwerkelijk moeilijk geschikte projectvoorstellen
met de Nederlandse industrie tot stand te krijgen? Indien dat laatste (ook)
het geval is, kunt u aangeven waar dat aan ligt? Is naar uw idee de aansluiting
van het JSF-project met het Nederlandse MKB voldoende? Welke rol vervullen
grote bedrijven als Stork hierin?
Waarom dient Nederland – zoals blijkt uit het
rapport van de Auditdiensten – in 2009, indien het minder dan $ 25
miljoen heeft gerealiseerd aan Nederlandse projecten, het verschil af te dragen
aan de Amerikaanse overheid? Hoe groot acht de staatsecretaris de kans dat
dit gaat gebeuren?
Begin 2007 zijn afspraken gemaakt over het te volgen plan van aanpak.
In maart 2007 is samen met het ministerie van Economische Zaken en de Stichting
Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) een taakgroep ingesteld
om kansrijke projecten te identificeren. De geselecteerde projecten zijn ter
goedkeuring voorgelegd aan de Amerikaanse JSF Program Director. Deze projecten vertegenwoordigen bij elkaar een bedrag van meer
dan $ 25 miljoen. De verwachting is dat deze aanpak in de loop van 2008
tot positieve resultaten zal leiden.
Onder meer in de jaarrapportages vanaf 2004 is ingegaan op de afspraak
dat de Nederlandse bijdrage aan de SDD-fase van in totaal $ 800 miljoen
voor een deel ($ 50 miljoen) mag worden aangewend voor Nederlandse projecten.
Een van de voorwaarden betreft het bestedingsschema. Als het geld niet tijdig
wordt besteed wordt het onbestede deel van de $ 50 miljoen alsnog als
SDD-bijdrage aan de Amerikaanse overheid overgedragen. Het is onzeker of die
situatie zal ontstaan. In 2007 zijn er geen projecten afgewezen.
25
Herinnert u zich de in 2002 aan de Kamer gemelde geschatte
stuksprijzen voor de Rafale en de Eurofighter van resp. 59,4 en 51,6 miljoen
euro? Waarom wordt hier een ander bedrag (met hetzelfde prijspeil 2002) voor
de Eurofighter genoemd en niet aan een dergelijk bedrag bij de Rafale gerefereerd,
en wel aan een fictieve Libische stuksprijs van 150–207 miljoen euro?
Waarom voegt u daar in het geval van de Rafale aan toe dat voor de F4 configuratie
de prijs naar verwachting nog hoger dan de genoemde Libische 150–207
miljoen euro zou uitvallen? Is er reden aan te nemen dat de prijzen van beide
alternatieven recentelijk (fors) zijn gestegen?
In de jaarrapportage wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van recente
informatie uit hoofdzakelijk open bronnen die het NLR verzamelt. Nieuwe informatie
over (mogelijke) orders kan leiden tot een aanpassing van stukspijzen en prijspeilen
van de Rafale en de Eurofighter. Het is aannemelijk dat de multi-role Rafale, die nog moet worden ontwikkeld, duurder zal zijn
dan de versie die nu beschikbaar is. Ook voor de Eurofighter is uit open bronnen
op te maken dat de kosten in de loop der tijd zijn gestegen.
26, 99 en 146
Wat wordt bedoeld met de politieke dimensie van de
verwerving van de JSF in de partnerlanden? Wat zijn in deze de risico’s?
Kunt u deze specifiek benoemen per partnerland?
Kunt u «het risico van de politieke dimensie»
in de partnerlanden nader duiden?
In welke mate ziet u ook risico’s voor de prijsontwikkeling
in latere fasen van het JSF-project (zoals voorzien door de GAO)? Wat wordt
concreet bedoeld met het risico van de politieke dimensie van de verwerving
van de JSF-partnerlanden? Hoe groot is het politieke risico van de JSF bij
andere partnerlanden?
De politieke situatie in de partnerlanden is van invloed op de voortgang
van het JSF-programma als zodanig en in elk van de landen. Het gaat vooral
om de politieke besluitvorming over de verwerving van de JSF. Daarnaast kunnen
nationale beslissingen over wijzigingen in de invoerreeksen gevolgen hebben
voor de stuksprijzen voor de andere partnerlanden. Daarom zet Nederland zich
in voor een vorm van Level Line Pricing.
Het GAO gaat niet in op risico’s voor latere fasen van het programma.
27 en 29
Houdt het ministerie rekening met een extra stijging
van de kosten van $ 38 miljard over 2007 (voor 2458 toestellen) zoals
in de VS de GAO in haar rapport over de JSF heeft laten weten? Zo neen, waarom
neemt het ministerie de raming van de GAO niet over?
Hiervoor heeft het ministerie nog niet op een dergelijke
manier, duidelijk, weergegeven hoe hoog de extra kosten voor Nederland zullen
zijn naar aanleiding van de gebeurtenissen de afgelopen jaren. Kan het ministerie
deze schatting van $ 2,1 miljard extra kosten bevestigen indien zij de
redenatie volgt dat naar aanleiding van het rapport van de GAO valt op te
maken dat over 2006 en 2007 samen $ 61 miljard aan extra kosten zijn
gemaakt ($ 23 miljard in 2006, $ 38 miljard in 2007), dit voor 2458
toestellen is, dit per toestel neerkomt op $ 25 miljoen extra kosten,
en dit voor Nederland wanneer wij 85 toestellen bestellen, neerkomt op $ 2,1
miljard extra kosten? Zo neen, waarom niet?
Zie de beantwoording van de vragen 3, 4 en 8 van het lid Van Velzen (SP)
over de kostenstijging van de F-35 Lightning II (JSF), Aanhangsel der Handelingen
2031 van 17 april 2008.
28
Wat is op dit moment de inschatting van de kosten per
toestel zonder ontwikkelkosten? Sluit deze aan bij de kosten ingeschat door
de GAO? Zo neen, waarom niet? Hoe hoog zullen de ontwikkelkosten zijn? Hoe
verhoudt zich deze nieuwe prijs per toestel tot alternatieven van de JSF?
De gemiddelde kale stuksprijs van de JSF bedraagt op dit moment $ 49,5
miljoen (prijspeil 2002). Met een voorgeschreven plandollarkoers van € 0,83
is dat € 41,1 miljoen. Over ontwikkelingskosten en vergelijkingen
met alternatieven van de JSF kunnen in dit stadium geen mededelingen worden
gedaan. Deze gegevens zullen deel uitmaken van de binnenkort uit te voeren
actualisering van de kandidatenevaluatie. U zult daarover aan het einde van
dit jaar worden geïnformeerd.
30
Waarom zal, aangezien Amerikaanse onderzoekers aangeven
dat het proces van de JSF fikse vertraging heeft opgelopen van 2,5 jaar, Nederland
haar besluit tot het aankopen van twee testtoestellen niet ook verder uitstellen?
Er is geen sprake van een vertraging van 2,5 jaar. Mogelijk zal de SDD-fase
met een jaar worden verlengd en daarmee ook de IOT&E. Verlenging van de
IOT&E zou enige extra ruimte bieden om vliegers en grondpersoneel om te
scholen. Ook zou de IOT&E beter aansluiten op de huidige Nederlandse invoerreeks.
Er zijn dus geen gevolgen voor de Nederlandse invoerreeks, inclusief
de verwerving van de beide testtoestellen. Zie ook het antwoord op de vragen
12 en 21.
32, 35, 39, 142 en 169
Wilt u een overzicht geven van de totale verwachte
kosten die het langer dan gepland operationeel houden van de Nederlandse F-16’s
door de vertraging in het JSF-project met zich mee zal brengen? Kunt u in
dit overzicht een specificatie aanbrengen in verwachte kosten per jaar, per
vlieguur en inclusief de bijbehorende onderhoudskosten en eventueel noodzakelijke
(endlife) updates? Zo neen, waarom niet? Hoe zullen deze kosten worden opgenomen
in de Defensiebegroting in de jaren tot de F-16 vervangen zal zijn?
Hoe verhoudt het uitstel van de instroom van de JSF
en de noodzaak om F-16’s langer in de lucht te houden zich tot uitspraken
van de staatssecretaris van Defensie dat de F-16’s tot de draad zijn
versleten en dat de levensduur van de F-16 niet verder valt op te rekken in
de Defensiekrant van 15 november 2007?
Leidt de thans vertraagde invoer niet tot inzetproblemen,
gezien het feit dat de F-16 zonder verdere updates in 2017 aan het eind van
zijn technische levensduur is? Kunt u dit specificeren per operationeel taakgebied?
Zal er langer moeten worden doorgevlogen met de F-16
dan initieel gepland was? Zo ja, hoe hoog zijn de extra kosten die hieraan
verbonden zijn? Zijn de extra kosten voor het langer in gebruik houden van
de F-16 ook inbegrepen bij de kostenstijging van 206 mln. Euro en/of de genoemde
90 mln. Euro?
Welke precieze gevolgen zal de aanpassing (vertraging)
van de eventueel door Nederland voorziene invoerreeks van de JSF hebben voor
het langer in bedrijf moeten houden van de F-16, cq. het zoeken van tijdelijke
alternatieven? Welke extra kosten moeten hiervoor gereserveerd worden? Worden
deze extra kosten ook meegenomen als onderdeel van het gehele JSF-project?
Defensie heeft eerder onderzocht wat het optimale vervangingsscenario
is. In de financiële afwegingen wordt rekening gehouden met de technische
veroudering van de F-16 en de daarmee gepaard gaande stijging van de instandhoudingskosten.
In scenario’s waarin de vervanging van de F-16 pas later in het volgende
decennium aanvangt, worden meer investeringen voorzien in verband met de operationele
veroudering. Deze investeringen zijn bedoeld om in de jaren waarin de JSF
nog niet beschikbaar is toch een toereikende capaciteit te waarborgen. In
de doelmatigheidsstudie is dus een optimum gezocht tussen de dalende aanschafprijzen
van de JSF-vliegtuigen (als gevolg van de productieleercurve) en de stijgende
exploitatiekosten van de F-16.
Er is geen sprake van het langer operationeel houden van de Nederlandse
F-16’s. De aanpassing van de Nederlandse invoerreeks waarover u met
de jaarrapportage bent geïnformeerd is zodanig gekozen dat deze niet
zal leiden tot aanvullende updates van of investeringen
in de F-16.
33 en 34
Kunt u aangeven waaruit de agenda en werkwijze van
de JSF Executive Steering Board (JESB) bestaat? Zo neen, waarom niet?
Kunt u nader toelichten welke specifieke punten Nederland
heeft ingebracht als JESB co-voorzitter, en hoe invloed op de werkwijze is
uitgeoefend? Zo neen, waarom niet?
De JESB is het hoogste besluitvormingsorgaan in het JSF-programma en berust
op afspraken in het PSFD MoU. De onderwerpen op de JESB-agenda beslaan de
volle breedte van het programma. De JESB komt twee maal per jaar bijeen, in
het voorjaar en in het najaar. Het voorzitterschap van de JESB wordt gedeeld
door de Verenigde Staten en een partnerland. Elke derde vergadering
wordt gehouden in het land van de co-voorzitter waarna het co-voorzitterschap
overgaat naar een ander partnerland. Nederland heeft als co-voorzitter de
JESB op 21 en 22 april jl. in Amsterdam georganiseerd. Daarna is het
co-voorzitterschap overgedragen aan het Verenigd Koninkrijk.
Op initiatief van Nederland worden JESB-vergaderingen afgesloten met een government only session, wat het overleg tussen de partnerlanden
en de besluitvorming bevordert. Nederland heeft zich ervoor ingezet de eisen
voor de instandhoudingsfase van de JSF op elkaar af te stemmen. Zo kunnen
specifieke eisen per land worden voorkomen en kan de instandhouding van de
JSF doelmatig worden ingericht. Zoals vermeld in de jaarrapportage Vervanging
F-16 over 2007 heeft Nederland zich ook nadrukkelijk ingezet voor een vorm
van Level Line Pricing (LLP) om stabiliteit in
de prijs en in productieplanning te bewerkstelligen. Vooralsnog heeft dit
niet geleid tot concrete afspraken, maar dankzij de Nederlandse inspanningen
staat het onderwerp nog steeds op de agenda wordt er aan voorstellen gewerkt.
37
Heeft de end-life-update van de Amerikaanse F-16’s
geresulteerd in een mogelijke extensie van de levensduur van deze toestellen
tot 8 000 vlieguren? Hoe beoordeelt u de mogelijkheden van een soortgelijke
end-life update voor de Nederlandse F-16’s?
De Verenigde Staten hebben geen endlife update
uitgevoerd bij hun F-16’s. De oude Amerikaanse F-16’s van de blockversie
die Nederland heeft, zijn allemaal buiten dienst gesteld. Er is ook geen endlife update programma beschikbaar voor de F-16. Een
dergelijk programma zou ontwikkeld moeten worden. Zoals eerder gemeld zal
Defensie dit jaar de voors en tegens van een endlife updatevan de F-16 nog eens beargumenteren. Daar zullen deze aspecten bij
worden betrokken.
36, 38, 49 en 168
Wanneer zullen de eerste F-16-toestellen onder de thans
geldende omstandigheden uitstromen? Kunt u aangeven hoeveel F-16-toestellen
naar verwachting per ultimo 2017 uitgestroomd zullen zijn?
Kunt u aangeven hoe de thans geplande Nederlandse invoering
bij aankoop van de JSF in de tijd gaat verlopen, dat wil zeggen in welke jaren
hoeveel toestellen zullen instromen? Kunt u daarnaast ook, bijvoorbeeld middels
een stroomdiagram, aangeven hoe de totale productie per jaar thans gepland
staat?
Wanneer zullen de eerste F-16-toestellen onder de thans
geldende omstandigheden uitstromen? Kunt u aangeven hoeveel F-16-toestellen
naar verwachting per ultimo 2017 uitgestroomd zullen zijn? Zo neen, valt dan
tenminste een schatting te maken?
Kan in een jaartabel naast elkaar worden aangegeven
de oorspronkelijk voorziene én de inmiddels door u aangepaste invoerreeks
van de JSF door Nederland? Kan in deze tabel tevens worden aangegeven over
welk aantal operationeel inzetbare jachttoestellen van welk type Nederland
per jaar kan beschikken bij deze aangepaste invoerreeks tot en met 2023?
In onderstaande tabel is per jaar de totale JSF-productiereeks weergegeven
van de partnerlanden. De productie loopt door tot en met 2034, waarbij in
de laatste jaren alleen toestellen worden geproduceerd voor de Verenigde Staten.
Voorts is de huidige geplande Nederlandse invoerreeks van de JSF en de uitstroomreeks
van de F-16 weergegeven.
JSF productie partnerlanden in totaal, Nederlandse invoerreeks
JSF, uitstroom F-16
Afleverjaar
09
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
e.v.
Productie
2
12
19
32
47
114
126
204
228
229
228
217
182
169
158
1 206
JSF
1
1
2
4
9
10
10
10
10
10
10
8
F-16
12
12
12
12
12
12
15
40, 90, 91, 92, 94, 95, 113, 123, 143, 166, 173, 175 en
181
Bestaat er een alternatief beleidsplan voor kostenstabilisatie
van het JSF-project, anders dan de aan de partners voorgestelde horizontale
prijsstelling, voor het geval dat de komende jaren verdere vertragingen in
de aanschaf van de JSF door de VS dan wel partners zullen optreden? Zo ja,
wat is concreet de inhoud van dit plan? Zo neen, bent u bereid een dergelijk
plan op te stellen?
Hoe kansrijk acht u de onderhandelingen ten aanzien
van het LLP-principe? Welke gevolgen heeft het niet doorgaan van het LLP-principe
en de mogelijke gevolgen hiervan op verschuivingen in het afleverschema voor
de kosten van de eventueel door Nederland aan te schaffen F-35A toestellen?
Waarom is niet al eerder door de VS en partners overlegd
over LLP? Welk(e) land(en) naast de VS heeft/hebben ook voor verschuivingen
in de invoerreeks gezorgd?
Is er sprake van brede steun onder de partners voor
het LLP? Welke invloed hebben niet-partnerlanden op het LLP-mechanisme, mocht
dit tot stand komen? Welk belang heeft de grootste afnemer van JSF F-35A CTOL
toestellen, de USA, bij het LLP-mechanisme?
Acht u deelname van deze grootste afnemer van JSF F-35A
CTOL toestellen cruciaal voor het welslagen van de invoering van dit mechanisme?
Hoe moet de Amerikaanse beslissing om hun invoerreeks in de periode 2015–2023
te verlagen van 110 naar 48 stuks F-35A in dit licht gezien worden? Kan dit
als een signaal worden opgevat dat zij positief zullen staan tegenover invoering
van het LLP-mechanisme?
Hoe vindt, mocht de LLP-methodiek worden toegepast,
verrekening van de kosten plaats aan het eind van de «lijn»? Kunt
u een exacte definitie van het gehanteerde begrip «lijn» geven?
Over welk tijdsbestek zal de toepassing van dit LLP zich gaan uitstrekken?
Is het alleen van toepassing op de JSF F-35A versie of zijn de andere versies
JSF F-35B en JSF F-35C hierin ook meegenomen?
Acht u het mogelijk goede, internationale, verrekenmechanismen
in stand te houden over een lange reeks van jaren? Acht u dit wenselijk uit
oogpunt van langdurige begrotingsonzekerheden en noodzakelijke jaarlijkse
heronderhandelingen en rapportages met internationale partners? Acht u het
mogelijk dat de lijn zich zal uitstrekken tot, of zelfs na 2036?
Waarom is niet al veel eerder door de VS en partners
overlegd over LLP? Hoe kansrijk acht u de onderhandelingen? Is er sprake van
brede steun onder de partners?
Welk(e) land(en) naast de VS heeft ook voor verschuivingen
in de invoerreeks gezorgd?
In hoeverre hebben ook andere partnerlanden, net als
Nederland, hun invoerreeks aangepast, of zijn er aanwijzingen dat partnerlanden
dit overwegen te gaan doen? Zo neen, waarom heeft Nederland dit als enige
land gedaan terwijl het pleitbezorger is van stabiliteit in het JSF-programma?
Zo ja, wat zijn daarvan de gevolgen voor het programma en voor de kosten voor
Nederland?
Welke gevolgen heeft het indien de VS of een van de
andere landen de invoerreeks nog verder vertraagt? Welke concrete aanwijzingen
zijn er dat dit niet zal gebeuren, cq. dat de nu voorliggende invoerreeksen
betrouwbaar zijn?
Wat is de voortgang in het bereiken van een Level Line
Pricing (LLP)? Wat zijn de verwachtingen van de regering terzake?
In hoeverre speelt het overleg met de partners over
een vorm van LLP mee in de budgetplanning? Wat zal het effect op het budget
zijn als LLP niet doorgaat? In hoeverre wordt er nu al rekening gehouden in
projectplanning met een vorm van LLP? Kunt u aangeven welk belang de VS heeft
bij LLP? Wanneer is een eventueel besluit over een vorm van LLP te verwachten?
Hoe beoordeelt de regering de opmerkingen van de Algemene
Rekenkamer over grote onzekerheid m.b.t. de prijs van de JSF wanneer de regering
ook zelf poogt meer prijsstabiliteit te bewerkstelligen via bijv. het hanteren
met partners van het LLP-principe?
Het LLP-principe wordt al op kleine schaal toegepast in het programma.
Alle vliegtuigen die door middel van een jaarcontract worden besteld hebben
namelijk dezelfde prijs. De meeste partners zouden dit principe ook willen
toepassen als later in het programma per vijf jaren wordt gecontracteerd (multi year procurement).
Een volgende stap waar Nederland naar streeft, is de toepassing van het
LLP-principe voor een nog langere periode, zoals bij de aanschaf van de F-16
is gebeurd. Gelet op de variatie in instroomschema’s is dit voor sommige
landen in eerste instantie voordelig en voor andere landen in eerste instantie
nadelig. Landen die hun vliegtuigen pas laat in het volgende decennium afnemen,
betalen vanwege het leercurve-effect een lagere prijs voor hun vliegtuigen.
Als door de toepassing van (een vorm van) LLP een gemiddelde prijs wordt vastgesteld
voor meer jaren, stijgt de gemiddelde prijs voor die landen. Als meer landen
gaan schuiven met hun invoerreeks, stijgt de prijs uiteindelijk voor iedereen.
De landen die van plan zijn relatief laat vliegtuigen af te nemen, zijn in
eerste instantie goedkoper uit als zij niet met een gemiddelde prijs instemmen.
Voortdurende instabiliteit zou er echter toe kunnen leiden dat zij en de andere
partners uiteindelijk meer betalen. Door een hogere prijs voor hun vliegtuigen
te accepteren zouden zij de prijsstabiliteit in het totale programma bevorderen.
De besprekingen tussen de partnerlanden hebben tot op heden niet tot consensus
geleid. Als uiteindelijk geen overeenstemming kan worden bereikt, blijft voor
partnerlanden de prikkel bestaan hun instroomreeks te vertragen omwille van
een lagere gemiddelde prijs. Voor de Verenigde Staten ligt de zaak anders.
Door het grote aantal toestellen dat gespreid over vele jaren wordt geproduceerd
ontstaat als het ware vanzelf een soort LLP. Een vorm van LLP, bijvoorbeeld
vijfjarencontracten, zal echter hoe dan ook een prijsdrukkend effect hebben.
Niet-partnerlanden zijn tot op heden niet betrokken geweest bij discussies
over een vorm van LLP. Het ligt in de rede ook potentiële exportklanten
erbij te betrekken.
Er is geen sprake van een besluit in de Verenigde Staten om de invoerreeks
voor de periode 2015 tot 2023 te verlagen van 110 naar 48 toestellen per jaar.
Er zijn geen aanwijzingen dat andere landen wijzigingen in de invoerreeks
zullen toepassen.
Hoewel Nederland bij een gelijkblijvende invoeringsreeks opnieuw kan worden
geconfronteerd met een iets hogere kostprijs per toestel, zal het effect geringer
zijn naarmate de productie vordert. Door de steile leercurve daalt de gemiddelde
prijs relatief snel. Het Nederlandse projectbudget gaat nog niet uit van de
voordelen van een eventuele vorm van LLP.
41
Vanuit welke ambtelijke organen zijn de overige zes
functies bij het Amerikaanse JPO in Washington vervuld? Betreft het hier enkel
medewerkers vanuit het Ministerie van Defensie? Zo ja, waarom
worden er niet vanuit meerdere departementen medewerkers geleverd?
Personeel voor de desbetreffende militaire functies wordt geleverd door
Defensie omdat de vereiste deskundigheid niet beschikbaar is bij andere departementen.
Bovendien doet het defensiepersoneel bij het JPO kennis en ervaring op die
bij terugkeer in Nederland kunnen worden benut ten behoeve van het project.
42, 43 en 47
Hoe, in welke frequentie en in welke vorm, verloopt
de informatie-uitwisseling tussen het JPO en het Nederlandse ministerie van
Defensie? Op basis van welke bronnen voorziet het JPO het ministerie van informatie?
Kan de Kamer een periodiek overzicht worden toegestuurd
waarin duidelijk wordt wat, wanneer door wie en met welke distributiekwalificatie,
van het JPO aan het ministerie wordt gerapporteerd?
Kunt u aangeven welke type rapportages van het JPO
de distributiekwalificatie hebben openbaar, welke vertrouwelijk, welke strikt
vertrouwelijk en welke geheim? Kunt u aangeven welke maatstaven hiervoor zijn
vastgelegd? Hoe en door wie zijn deze maatstaven vastgesteld en geautoriseerd?
Kunt u aangeven welke rapportages op welke datums,
over welk onderwerp en met welke distributiekwalificatie door het JPO zijn
uitgegeven aan de deelnemende landen tussen 2004 en heden? Is voor rapporten
van de JPO met een distributiekwalificatie vertrouwelijk of strikt vertrouwelijk
inzage mogelijk door de leden van de Kamer?
Rapportages en documenten van het JPO zijn niet openbaar. Deze zijn voor
intern gebruik van Defensie. In onder meer de jaarrapportage over 2003 (Kamerstuk
26 488 nr. 19 van 25 mei 2004) is uitgelegd hoe de organisatiestructuur
is opgezet. Onlangs hebben de auditdiensten van Economische Zaken en Defensie
in een onderzoek geconcludeerd dat de beheersing van het project, waaronder
de informatie-uitwisseling met het JPO, toereikend is. Zie ook het antwoord
op vraag 41.
44
Waarom heeft de Nederlandse regering ingestemd met
een MoU waarin de juistheid van door het JPO geraamde kosten niet onderzocht
mag worden? Kan het betreffende MoU naar de Kamer worden gezonden? Zo neen,
waarom niet?
Zie de beantwoording van de vragen 1, 7, 8 en 10.
45 en 46
Kunnen, indien de juistheid van de door het JPO geraamde
kosten niet onderzocht mag worden, voortaan de gegevens van de Amerikaanse
Rekenkamerrapporten en de Defensiebegrotingen van het Amerikaanse ministerie
van Defensie vast onderdeel uitmaken van de stukken die de regering aan de
Kamer stuurt inzake het project «Vervanging F-16»? Zo neen, waarom
niet?
Wordt informatie die geleverd wordt vanuit het JPO,
meegenomen in de maandelijkse rapportage van de Defensie Materieel Organisatie
(DMO) aan de bewindspersonen? Zo neen, waarom niet? Betreft het hier enkel
de bewindspersonen van het ministerie van Defensie? Zo neen, welke andere
bewindspersonen ontvangen ook deze maandelijkse rapportages? Wilt u de maandelijkse
voortgangsrapportage van de DMO aan de bewindspersonen ook aan de Kamer sturen?
Zo neen, waarom niet?
De rapporten van het GAO en de defensiebegrotingen van het Amerikaanse
ministerie van Defensie zijn openbaar. Deze documenten zijn onder meer in
te zien via de websites www.gao.gov en www.defenselink.mil. De rapportages
van de DMO aan de bewindspersonen van Defensie worden niet overgelegd omdat
deze voor intern gebruik zijn.
48
Gaat het bij de JSF om een kwalitatief hoogwaardig
vliegtuig of gaat het om een kwalitatieve hoogwaardig niet gespecialiseerd
vliegtuig, een zogenaamd multi-role jachtvliegtuig?
De JSF is een kwalitatief hoogwaardig multi-role jachtvliegtuig, dat voldoet
aan de eisen die ook Nederland heeft gesteld en de beoogde taken kan uitvoeren.
50
Is de regering bereid om naast de expertise van genoemde
instituten, NLR, TNO en NIVR ook gebruik te maken van bestaande expertise
afkomstig van onafhankelijke, niet aan de Nederlandse regering of betrokken
private onderneming verbonden, instituten als de Amerikaanse Rekenkamer en
de Rekenkamers van overige partnerlanden? Zo neen, waarom niet?
Er is geen relatie tussen de Nederlandse regering en de Rekenkamers van
andere landen. Wel mag worden aangenomen dat de deskundigheid van deze instituten
door de functionarissen uit die landen wordt benut en in het JSF-programma
wordt ingebracht.
51
Hoe kijkt u aan tegen de «onzekerheden over de
uiteindelijke kosten», waarvan u aangeeft dat die «voor een belangrijk
deel inherent zijn aan een project van deze omvang en in dit stadium»,
terwijl volgens planning het kabinet over twee jaar over de aanschaf zal beslissen?
Is het redelijk te veronderstellen dat die onzekerheden binnen twee jaar nagenoeg
verdwenen, dan wel aanvaardbaar laag zijn?
Zoals in de beantwoording van de vragen over het laatste rapport van de
ARK (Kamerstuk 31 300, nr. 4 van 18 maart 2008) al is gemeld,
zal in de komende jaren, mede vanwege de toenemende ervaring met de productie,
de onderbouwing van kostenelementen steeds exacter en vollediger worden. Schattingen
op basis van ervaringen uit andere programma’s zullen nagenoeg verdwijnen
en worden vervangen door harde cijfers. Of de onzekerheden aanvaardbaar zijn,
zal blijken bij de behandeling van het verwervingsbesluit. De regering heeft
daar vertrouwen in.
52
Is in 2007 geen enkele van de 7,5 extra functies bij
de projectorganisatie in Nederland gevuld geweest? Zijn daarvoor nog andere
verklaringen te geven dan de «krappe arbeidsmarkt»? Heeft dit
ook gevolgen gehad voor de taakvervulling? Zijn de zes extra functies bij
het JPO in Washington wel alle vervuld geweest gedurende 2007 en voor de eerste
maanden van 2008?
Het beleid van Defensie laat niet zonder meer toe dat functies zonder
vorm van compensatie aan een organisatie worden toegevoegd. De uitbreiding
van de projectorganisatie heeft enige tijd in beslag genomen en mede daardoor
heeft de vulling van de desbetreffende functies enige vertraging opgelopen.
De werkdruk onder het zittende personeel van de projectorganisatie in Nederland
is in 2007 verlicht door middel van externe inhuur. Naar verwachting
zullen dit jaar 4,5 functies worden gevuld, mede door externe inhuur. De drie
resterende functies houden vooral verband met de IOT&E-fase die in 2011
zal aanvangen. Deze functies moeten bij voorkeur in 2009 worden gevuld. Dit
zal waarschijnlijk lukken.
Van de zes extra functies bij het JPO zijn er thans vier gevuld. De twee
resterende functies worden waarschijnlijk nog dit jaar gevuld.
53, 54, 55, 56, 83, 144, 155, 156, 157, 158 en 159
Zijn NLR, TNO en het NIVR betrokken bij het opstellen
van het Plan van Aanpak voor de kandidatenbeoordeling van de F-16 vervanger?
Zo ja, op welke wijze wordt gewaarborgd dat bij het opstellen van de criteria
niet een begunstiging van de JSF als kandidaat plaatsvindt, gelet op de betrokkenheid
van respectievelijk NLR als toeleverancier en contractpartner van BAe Systems,
van Perot Systems Nederland, van de Koninklijke Luchtmacht, van Alion Consultancy
en het JSF Program Office; van TNO als toeleverancier en contractpartner van
Northrop Grumman, Lockheed Martin en de Koninklijke Luchtmacht? Op welke wijze
waarborgt u een onafhankelijke opstelling van het betreffende plan van aanpak?
Is dit conform Nederlandse en Europese aanbestedingsregels?
Wanneer zal de Kamer de vergelijking tussen de eventueel
aan te schaffen JSF en de bestaande alternatieven op basis van prijs, kwaliteit
en levertijd ontvangen? Wat is de samenstelling van het projectteam dat deze
vergelijking zal maken? Welke onafhankelijke expertise is hierin vertegenwoordigd?
Hoe is de onafhankelijkheid van deze vergelijking gewaarborgd? Zal een openbaar
accountant aan dit team worden toegevoegd, of zal er een beoordeling van deze
vergelijking plaatsvinden door openbare accountants?
Worden de meerkosten van het al dan niet langer doorvliegen
met bestaande Nederlandse F-16’s meegerekend in de uiteindelijke kandidatenvergelijking
tussen mogelijke opvolgers van de F-16? Zo ja, zal hierbij rekening worden
gehouden met verschillende mogelijke Initiële Operationele Data, te weten
2016, 2017 en 2018? Zo neen, waarom niet?
Zijn er door de vertraging in het JSF-project andere
reële, nog niet eerder beoordeelde, toestellen op de markt gekomen? Zo
ja, wilt u deze meenemen in de aanstaande kandidatenevaluatie? Wilt u naast
de in het jaarverslag genoemde alternatieven in ieder geval ook de Zweedse
Gripen als alternatief voor de JSF meenemen in de kandidatenevaluatie? Zo
neen, op basis van welke argumenten niet?
Betekent het feit dat alternatieven alleen aan de orde
komen als de JSF niet aan de eisen kan voldoen of indien de Verenigde Staten
het JSF-programma zouden stopzetten een de facto keuze voor de JSF? Zo neen,
welke uitleg moet hier wel aan gegeven worden?
Is het feit dat in de jaarrapportage geen actuele prijsinformatie
over productalternatieven kan worden gegeven, straks geen belemmering meer
voor de aangekondigde zorgvuldige en transparante vergelijking die nog opgesteld
zal worden? Zal deze vergelijking op dezelfde manier worden verricht als bij
de initiële kandidatenevaluatie? Zo neen, wat zijn de verschillen? Wordt
er bij de vergelijking rekening gehouden met nieuwe ontwikkelingen in bijvoorbeeld
technologie die sinds de vorige kandidatenevaluatie een rol zijn gaan spelen?
Zo ja, welke ontwikkelingen betreft dit? Zijn er productalternatieven waarbij
de F-16 eerder dan 2023 geheel vervangen kan zijn? Zijn ook gegevens beschikbaar
over de vliegkosten per uur van de F-16, de JSF en de verschillende productalternatieven?
Op welke datum uiterlijk kan de Kamer de actualisering
van de kandidatenevaluatie tegemoet zien? Mag op grond van het coalitie akkoord
verwacht worden dat daarbij nu ook álle relevante alternatieven voor
de opvolging van de F-16 worden betrokken? Welke nieuwe alternatieven komen
nu ook in beeld door de reeds opgelopen vertragingen in het JSF-project
en de in deze brief voorziene verdere spreiding vooruit van de eventueel aan
te schaffen JSF als opvolger van de F-16? Zal ook de Zweedse Gripen, zoals
overwogen door Denemarken en Noorwegen, hierbij als reële alternatieve
optie betrokken worden? Zo neen, op grond van welke overwegingen?
Op welke datum kan de Kamer het plan van aanpak voor
de kandidatenvergelijking tegemoet zien? Door wie wordt dit opgesteld? Welke
waarborgen zijn er dat de toetsingscriteria zijn opgesteld door onafhankelijke,
niet direct of indirect in het JSF-project betrokken deskundigen, bedrijven,
instellingen of andere belanghebbenden?
Worden er onafhankelijke, zonodig buitenlandse, deskundigen
aan het orgaan, dat de toetsingscriteria opstelt, toegevoegd? Worden er openbaar
accountants aan het orgaan, dat de toetsingscriteria opstelt, toegevoegd?
Welke methode wordt voor de toetsing gehanteerd, is
er sprake van een vooraf onveranderlijk vastgelegd systeem van puntentellingen
en wegingsfactoren? Krijgt de Kamer voorafgaand aan de toetsing, bij voorkeur
als bijlage bij het Plan van Aanpak exact inzicht in de toetsingscriteria
en bijbehorende wegingsfactoren?
Welke waarborgen zijn er dat de opstellers van de toetsingscriteria
en de uitvoerders van de toetsing niet dezelfde, direct noch indirect, zijn?
Is er in het Plan van Aanpak opgenomen welke instanties
de toetsing verzorgen?
Welke waarborgen zijn er dat deze toetsing niet plaats
vindt, door instanties die tevens acteren als leveranciers in het JSF-project
(en daarmee belanghebbende in dit project)?
Worden er onafhankelijke, zonodig buitenlandse, deskundigen
aan het toetsingsorgaan toegevoegd? Worden er openbaar accountants aan het
toetsingsorgaan toegevoegd?
Zo neen, waarom niet?
Krijgt de Kamer bij definitieve toetsing, inzicht in
hoe de wegingsfactoren en puntentellingen voor elk van de kandidaten is toegepast?
Zo neen, waarom niet?
Inleiding
In het coalitieakkoord staat dat een vergelijking van de F-35 met andere
kandidaten zal worden uitgevoerd voordat het kabinet besluit over de vervanging
van de F-16. Deze vergelijking zal betrekking hebben op prijs, kwaliteit en
levertijd.
Ter beantwoording van de vragen die over deze vergelijking zijn gesteld,
volgt een beschrijving van de manier waarop deze vergelijking zal worden uitgevoerd.
Omdat deze vergelijking nauw samenhangt met de in 2001 uitgevoerde kandidatenevaluatie
volgt eerst een korte beschrijving van de voorgeschiedenis.
Voorgeschiedenis
Met de brief van 11 februari 2002 (Kamerstuk 26 488, nr. 8)
bent u geïnformeerd over onder meer de vergelijking van de mogelijke
opvolgers van de F-16. Deze Kandidatenevaluatie is uitgevoerd in de B/C fase
van het project Vervanging F-16. De Koninklijke luchtmacht heeft destijds,
in nauw overleg met TNO en het NLR, de opties voor de vervanging van de F-16
beoordeeld onder meer op grond van effectiviteit en levensduurkosten. Hierbij
ging het om drie Europese kandidaten, de Eurofighter Tranche 3, de Gripen
en de Rafale F-4, en drie Amerikaanse kandidaten, de Advanced F-16, de F/A-18 E/F Super Hornet en de JSF. Eerst is nagegaan of
vervanging nodig was en of het mogelijk was langer door te vliegen met de
F-16, al dan niet na een endlife update. De evaluatie
van de kandidaten berustte op het uitgangspunt dat de opvolger van de F-16
een modern, kwalitatief hoogwaardig, multi-role
jachtvliegtuig zou moeten zijn en in veel operationele scenario’s
inzetbaar. Dit uitgangspunt is vertaald in beoordelingscriteria. Kandidaat-leveranciers
zijn via een Weag-procedure opgeroepen zich te melden en vervolgens hebben
zij een Request for Information (RFI) ontvangen.
De vragen uit het RFI, de weegfactoren en enige minimumeisen zijn vastgesteld
vóórdat de antwoorden op het RFI werden ontvangen.
De antwoorden op het RFI zijn door middel van een multicriteria-analyse
onderzocht. Hierbij zijn onder andere de militairoperationele kwaliteiten
en de levensduurkosten geanalyseerd. Door diverse significante tekortkomingen
werd de effectiviteit van de Gripen als onvoldoende beoordeeld; dit toestel
werd daarom niet meer in beschouwing genomen. Ook van de F/A-18 E/F Super
Hornet werd vastgesteld dat deze beperkingen kent, onder andere wat het bereik,
de zelfbescherming en de sensoren betreft. Uit de vergelijking is uiteindelijk
de JSF naar voren gekomen als het effectiefste en het goedkoopste toestel,
zowel in aanschafprijs als in levensduurkosten. Met andere woorden, het beste
toestel voor de beste prijs.
Mede naar aanleiding van deze zorgvuldige kandidatenanalyse heeft de regering
in 2002 besloten deel te nemen aan de SDD-fase van de JSF. Sindsdien is er
geen sprake meer van een onderhandelingsrelatie met leveranciers van de productalternatieven.
Wel wordt sindsdien informatie verzameld over de ontwikkeling van de drie
productalternatieven die in de kandidatenevaluatie na de JSF als beste naar
voren kwamen, te weten de Rafale F4, de Eurofighter Tranche 3 en de Advanced F-16. In opeenvolgende jaarrapportages over het
project Vervanging F-16 is de Kamer steeds hierover geïnformeerd.
Aanpak Kandidatenvergelijking 2008
De vergelijking van prijs, kwaliteit en levertijd, vastgelegd in het coalitieakkoord,
zal transparant en zorgvuldig worden gedaan. Aangetekend moet worden dat Nederland
op dit moment over veel meer informatie over de JSF beschikt dan over de productalternatieven.
Om een juiste en betrouwbare vergelijking uit te voeren, zal worden voortgebouwd
op de eerdere kandidatenevaluatie, waarvan destijds is vastgesteld dat zij
is uitgevoerd op een grondige en zorgvuldige wijze. Vastgesteld zal worden
hoe de JSF en de drie productalternatieven zich sinds 2001 hebben ontwikkeld
als het gaat om prijs, kwaliteit en levertijd. Defensie zal de desbetreffende
leveranciers benaderen met een uitgebreide vragenlijst die voortbouwt op het
in 2001 gehanteerde RFI en die de sindsdien toegenomen inzichten weerspiegelt.
In aanvulling hierop zijn gegevens nodig over de levertijd en de levensduurkosten
van de toestellen. Deze vragenlijst wordt thans voorbereid.
De JSF wordt vergeleken met de Advanced F-16,
de Eurofighter Tranche 3, en de Rafale F4 omdat deze kandidaten ook in 2001
zijn meegewogen. De Gripen en de F/A-18 E/F Super Hornet vielen destijds in
het voortraject al af. Door tekortkomingen van de sensoren, de interoperabiliteit
en de zelfbescherming en door een combinatie van een gering bereik en een
beperkte wapencapaciteit, was de effectiviteit van de Gripen en de Hornet
onvoldoende. De thans beschikbare informatie over de ontwikkelingen van beide
toestellen geeft geen aanleiding dit oordeel te herzien.
De vergelijking wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van Defensie,
in het bijzonder de Defensie Materieel Organisatie (DMO), in samenwerking
met de instituten TNO en NLR. De verdeling van de werkzaamheden, taken en
verantwoordelijkheden is dezelfde als tijdens de B/C fase van het project.
De instituten TNO en NLR hebben veel en uiteenlopende klanten en zij handhaven
mede om die reden een strikt regime om hun integriteit en (wetenschappelijke)
onafhankelijkheid te waarborgen.
Het succes van de kandidatenvergelijking zal in belangrijke mate afhangen van de bereidwilligheid van de leveranciers om medewerking te verlenen
aan het onderzoek. Zij zullen nadrukkelijk worden verzocht tijdig de gevraagde
informatie aan te leveren om een zorgvuldige en transparante vergelijking
van de kandidaten mogelijk te maken.
De resultaten van de actualisering van de kandidatenevaluatie zullen naar
verwachting eind 2008 beschikbaar zijn. Voorafgaand aan de kandidatenevaluatie
zal de Kamer op grond van een geactualiseerde analyse worden geïnformeerd
over de mogelijkheden om de F-16 vloot met behulp van een endlife update langer in dienst te houden.
57
Is het kabinet, in het licht van nieuwe marktontwikkelingen,
van plan om ook nieuwe verwervingsmogelijkheden zoals «operational lease»
bij de definitieve selectie van een F-16 opvolger te betrekken? Zo neen, waarom
niet?
Neen. Zoals uiteengezet in de brief «Wereldwijd dienstbaar»
van 18 september 2007 (Kamerstuk 31 243, nr. 1) veronderstelt
de deelneming aan de ontwikkeling van een groot, nieuw wapensysteem zoals
een gevechtsvliegtuig de intentie om uiteindelijk het gezamenlijke eindproduct
aan te schaffen.
Voor de opvolger van de F-16 is een Performance Based
Logistics constructie op het niveau van onder meer reservedelen en
testapparatuur een belangrijk uitgangspunt. Met de antwoorden op vragen van
het lid Eijsink bent u daarover uitgebreid geïnformeerd (Aanhangsel van
de Handelingen 955 van 2 januari 2008), evenals met de IOT&E-brief
van 29 februari 2008. Zie ook het antwoord op de vragen 17 en 184.
58, 62 en 98
Op welke criteria is de stelling gebaseerd dat alleen
de F4-configuratie van de Rafale, en niet bijvoorbeeld de F2-versie, als volwaardig
alternatief voor de JSF kan worden gezien? Op welke «geconstateerde
tekortkomingen» en «bepaalde functionaliteiten» wordt hier
gedoeld?
Kunt u in hoofdlijnen aangeven welke technische verschillen
er bestaan tussen de Tranche 2 en Tranche 3 configuraties van de Eurofighter?
Waarom zou een Tranche 2 Eurofighter niet voldoen aan de Nederlandse eisen?
Waarom zou alleen een nog niet ontwikkelde Rafale F4
configuratie voor Nederland voldoen, en niet de F2 versie waarmee Frankrijk
nog maar sinds kort vliegt en die nog tot en met 2019 aan dat land wordt geleverd?
In welk opzicht zou die technisch onderdoen voor de JSF?
Over de aannames en resultaten van de multicriteria-analyse uit de B/C
fase is de Kamer uitgebreid geïnformeerd in de brief van 11 februari
2002 (Kamerstuk 26 488, nr. 8). Daarin zijn ook de gevraagde aspecten
behandeld.
59 en 66
Hoe vaak komt de Interdepartmentale Coördinatiegroep
(ICG) bijeen? Is elk van de deelnemende partijen door een of meerder personen
vertegenwoordigd? Zo neen, waarom niet?
Waarom zijn zowel het stichting Nederlandse Industrie
voor Veiligheid en Defensie (NIVD) als het Netherlands Industrial Fighter
Aircraft Replacement Platform (NIFARP), dat onderdeel van de NIVD is in het
IGC vertegenwoordigd? Heeft elk een vaste vertegenwoordiger?
De ICG komt doorgaans maandelijks bijeen. Het overleg dient ertoe de belangrijkste
partijen in Nederland bij overheid en industrie zo goed mogelijk te informeren
om de kansen op een succesvol Nederlands JSF-project te optimaliseren.
Die partijen zijn de ministeries van Defensie, van Economische Zaken en van
Financiën, het NIDV en het NIFARP.
60 en 61
Welke thans voorziene prijs van de JSF valt te vergelijken
met de genoemde mogelijke (actuele) prijs van de Rafale van € 150–207
miljoen en van de Eurofighter (actueel) van € 112,5 miljoen?
Is de positie van de Rafale en de Eurofighter (m.n.
qua kosten) ten opzichte van de JSF in 2007 verbeterd of verslechterd en kan
e.e.a. nader worden gekwantificeerd?
De genoemde prijzen voor de Rafale en de Eurofighter zijn waarschijnlijk
van toepassing op de vliegtuigen met bijbehorende middelen zoals gereedschappen,
reservedelen, opleidingen en testapparatuur. Voor de JSF bedraagt de vergelijkbare
actuele prijs inclusief BTW ongeveer € 71 miljoen. Hierbij is de
voorgeschreven plandollarkoers van € 0,83 gehanteerd. De actualisering
van de kandidatenvergelijking zal moeten uitwijzen hoe de desbetreffende toestellen
zich in de afgelopen jaren hebben ontwikkeld, ook wat de prijsontwikkeling
betreft.
63, 64, 67 en 68
Welke lessen zijn er te trekken met betrekking tot
het JSF-ontwikkelprogramma uit het door u ten aanzien van de Eurofighter gerapporteerde «Het
ontwikkelingsprogramma is in de loop van de tijd met zeker twee jaar vertraagd
vanwege problemen met gecomputeriseerde flight control systemen. Ook was er
sprake van andere softwareproblemen»? Is het waar dat problemen met
de software-ontwikkeling bij de Eurofighter een van de belangrijkste redenen
is geweest voor de jarenlange vertragingen bij dit type?
Hoe verloopt het ontwikkelen, testen en integreren
van de voor de JSF benodigde software?
Is het waar dat problemen bij de software ontwikkeling
bij de Raptor F-22 één van de belangrijkste redenen was voor
de jarenlange vertragingen van dit type toestel? Hoe groot acht u de kans
dat de software ontwikkeling voor de JSF, met drie varianten, meerdere motorconfiguraties,
drie krijgsmachten en negen internationale partners, aanzienlijk complexer
is dan die voor de Raptor F-22 met één variant, één
motortype, en één krijgsmachtonderdeel van één
land?
Is het waar dat de software van de JSF ruim twee maal
zoveel coderegels bevat als de F-22? Is het waar dat de software van de JSF
2,5 maal zoveel coderegels bevat als de Eurofighter (Actuele Block 5) configuratie?
Welke risico’s, in termen van mogelijke kostenstijging en mogelijke
vertraging, voorziet u bij de integratie van de software van de JSF?
Kunt u bevestigen dat de afdeling Systems and Software
Engineering van het Amerikaanse Office of the Secretary of Defense (OSD) haar
zorgen heeft uitgesproken over het veranderen van de teststrategie in het
JSF-programma? Zo neen, waarom niet? Kunt u bevestigen dat de integratie van
de software, die tot problemen zou kunnen leiden in de IOT&E-fase, hierbij
als specifiek punt van zorg werd aangeduid? Zo neen, waarom niet?
De ontwikkeling van software heeft bij de Eurofighter voor nogal wat vertraging
gezorgd, zo is uit open bronnen op te maken. De opzet van het programma, waarbij
verantwoordelijkheden zijn verdeeld over diverse bedrijven in verschillende
landen, is hieraan in hoge mate debet geweest. Aangezien de JSF door één
fabrikant (prime contractor) wordt ontwikkeld,
zijn vergelijkbare problemen niet aan de orde.
De softwareontwikkeling van de JSF wordt gekenmerkt door de modulaire
opbouw van de software. Op grond van ervaringen bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld
de F-16 en de F-22 is bij de JSF voor deze aanpak gekozen. De
software kan modulair worden aangepast zonder, zoals bij de F-16 en de F-22,
rekening te houden met andere systemen in het toestel. Bovendien is bij de
ontwikkeling van de software gekozen voor een life lab, waarbij alle JSF-componenten met elkaar zijn verbonden via diverse
laboratoria. Ook doet een speciaal voor het JSF-programma omgebouwde Boeing
737 («CATBird») dienst als vliegend
testplatform. De CATBird wordt gebruikt om de
software zo vroeg mogelijk in een realistische vliegende situatie te testen,
waardoor fouten in een vroeg stadium kunnen worden ontdekt en hersteld. Ten
slotte is de softwareontwikkeling van meet af aan nauwkeurig gevolgd om zonodig
snel te kunnen ingrijpen. Hierdoor is de kans op vertraging en budgetoverschrijding
afgenomen.
De afdeling Systems and Software Development
van het OSD doelt in haar reactie op een mogelijk gebrek aan middelen om software
tijdens de IOT&E te kunnen testen. De reactie staat los van de kwaliteit
van de software of de software-integratie. Lockheed Martin en het JPO hebben
geen indicaties dat de software-integratie tot problemen of vertragingen zal
leiden. De softwareontwikkeling ligt op schema.
65
Is de conclusie dat de onzekerheden over de uiteindelijke
kosten voor een belangrijk deel inherent zijn aan een project van deze omvang
in dit stadium een weergave van het standpunt van de Rekenkamer of het ministerie
van Defensie?
Dit is het standpunt van Defensie in reactie op stellingen van de Algemene
Rekenkamer in zijn laatste verslag.
69
Hoe hoog schat u de kans dat de Luchtmacht in de toekomst
in actie zal moeten komen in een conflict waarbij de tegenstander beschikt
over dusdanig geavanceerde apparatuur dat het beschikken over een stealth-toestel
een bepalend militair voordeel oplevert? Bij welke type operationele missies
binnen het spectrum van te verwachten Nederlandse defensie operaties in de
tijdsperiode 2016–2025 zal stealth een essentiële rol spelen?
Het optreden van de krijgsmacht zal in de toekomst een scala aan inzetmogelijkheden
beslaan. Bij inzet moet rekening worden gehouden met uiteenlopende conflictkarakteristieken
die bovendien kunnen variëren afhankelijk van plaats, tijd en omstandigheden.
De variaties zijn niet te voorspellen. Mede door de aanhoudende proliferatie
van technologie krijgen potentiële tegenstanders de beschikking over
moderne wapensystemen. Vanaf 2015 moet er rekening worden gehouden met
een dreigingsomgeving waarin het huidige jachtvliegtuig (te) kwetsbaar wordt.
Met het oog hierop is de toepassing van geavanceerde technologie zoals stealth een belangrijke voorwaarde voor succesvol optreden
van jachtvliegtuigen in vele typen operationele missies.
70
In hoeverre kan het gegeven dat de JSF als enige van
de in het jaarverslag opgenomen alternatieven beschikt over stealth-technologie
nog van belang zijn bij het vergelijken van productalternatieven, nu is gebleken
dat inmiddels, bijvoorbeeld in Rusland, technieken beschikbaar zijn, en in
de periode na 2015 zeker operationeel zullen zijn, waarmee ook stealth-toestellen
getraceerd kunnen worden?
Indien dreigingsystemen niet kunnen worden vermeden, moet detectie worden
voorkomen of uitgesteld. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door de toepassing
van stealth technologie, door het gebruik van
eigen of externe stoorzenders of door een combinatie van technieken die detectie belemmeren of, belangrijker, luchtdoelsystemen misleiden. Op deze
manieren wordt de tijd beperkt dat vliegtuigen kwetsbaar zijn voor dreigingsystemen
en wordt de overlevingskans van het vliegtuig en zijn piloot vergroot. Stealth maakt niet geheel onzichtbaar maar vergroot ontegenzeggelijk
in veel gevallen de overlevingskansen en maakt inzet mogelijk in situaties
die zonder deze eigenschappen onverantwoord zou zijn. Het voordeel van stealth
vliegtuigen ten opzichte van niet-stealth vliegtuigen blijft bestaan als zich
nieuwe ontwikkelingen aandienen.
71
Welke criteria worden gehanteerd bij het vaststellen
van wat gerekend wordt tot een opbrengst voor het Nederlandse bedrijfsleven
ten gevolge van Nederlandse deelname aan het JSF-project? In hoeverre worden
hier ook opbrengsten voor Nederlandse bedrijven toe gerekend die gegenereerd
zijn door opdrachten uit te besteden in het buitenland?
Als opbrengst voor het Nederlandse bedrijfsleven worden de opdrachten
aangemerkt die door de Nederlandse Luchtvaartindustrie en haar groepsmaatschappijen
worden behaald, ter uitvoering van de productiefase van het JSF-programma.
Indien opdrachten door bij de MFO aangesloten partijen worden uitbesteed aan
buitenlandse groepsmaatschappijen, wordt de opbrengst hiervan eveneens meegerekend
(vgl. artikel 2 MFO). Over deze omzet is de MFO-partij die de opdracht heeft
behaald op grond van de MFO een afdracht aan de Staat verschuldigd.
72, 73, 74 en 102
Hoeveel testvluchten hadden tot 1 januari 2007
volgens planning gemaakt moeten zijn?
Kunt u bevestigen dat de oorspronkelijke planning voor
het huidige (en nog niet productie-representatieve prototype) AA-1 is aangevangen
in december 2006 in plaats van in augustus 2006? Kunt u bevestigen dat met
dit toestel volgens de oorspronkelijke planning 100–150 vluchten gedurende
een 18 maanden durende basistestprogramma zouden worden uitgevoerd? Kunt u
bevestigen dat tot het einde van 2007 circa 80 testvluchten op de rol stonden,
waarvan er op 31-12-2007 slechts 23 waren gerealiseerd? Hoeveel maanden vertraging
zijn door de latere start van het testvliegprogramma en de testproblemen van
2007 ontstaan ten opzichte van de oorspronkelijke planning?
Hoeveel testvluchten zijn er op dit moment uitgevoerd
met de F-35A? Is het waar dat dit aantal minder dan 1% is van het oorspronkelijk
geplande aantal testvluchten in de SDD-fase van het JSF-project? Wat zijn
de resultaten van de testvluchten? Zijn er technische tekortkomingen geconstateerd,
die nog niet opgelost zijn? Zo ja, welke en wat zijn hiervan de oorzaken?
Op welke termijnen zijn oplossingen te verwachten? Welke invloed heeft dat
op het verloop en de planning van testvlieg programma?
Is het waar dat het vliegende laboratorium, de CAT-Bird,
pas op 7 december 2007 zijn eerste operationele missie in de werkelijke
hoedanigheid als testlaboratorium heeft gevlogen? Hoeveel vluchten ten behoeve
van het daadwerkelijke testprogramma zijn tot op heden hiermee gemaakt? Hoeveel
waren er oorspronkelijk gepland? Is het juist dat de CAT-Bird nog steeds niet
volledig geconfigureerd is?
Hoeveel testvluchten hadden tot 1 januari 2007
volgens planning gemaakt moeten zijn? Kunt u bevestigen dat oorspronkelijk
tot het einde van 2007 82 testvluchten op de rol stonden, waar 23 werden gerealiseerd?
Hoeveel maanden vertraging zijn door de testproblemen van 2007 ontstaan?
Het is de bedoeling met het eerste testvliegtuig (AA-1) in een vroeg stadium,
dit wil zeggen voordat het officiële testprogramma in 2009 aanvangt,
al zoveel mogelijk ervaring op te doen.
Voor 2006 waren vier vluchten met de AA-1 voorzien. De eerste vlucht van
de AA-1 is op 15 december 2006 uitgevoerd. De oorspronkelijke planning
voor de AA-1 behelsde 100 tot 150 vluchten in de periode van augustus 2006
tot en met december 2008. De AA-1 heeft tot eind april 2008 40 vluchten voltooid
met in totaal 50 vlieguren. Bij 29 van deze vluchten was achteraf geen reparatie
nodig, wat een uitstekend resultaat is voor testvluchten. Volgens planning
zal de AA-1 tot 1 januari 2009 nog ruim 50 vluchten maken.
De testvluchten met de AA-1 vormen overigens slechts een beperkt deel
van het totale testprogramma, waarvan ook beproevingen met de CATBird en diverse laboratoriatesten en simulatorsessies deel uitmaken. De CATBird is na de eerste vlucht in januari 2007 gaandeweg
opgebouwd met steeds meer JSF-systemen, vooral communciatie-, navigatie- en
informatiesystemen. Midden 2007 is de eerste vlucht met deze JSF-systemen
uitgevoerd. Eerder dan gepland zijn deze testen in december 2007 voltooid.
Momenteel ondergaat de CATBird modificaties waarbij
onder andere de JSF-radar wordt ingebouwd. In totaal heeft de CATBird 37 vluchten gemaakt met in totaal 106 vlieguren.
In 2007 is bovendien na een grondige evaluatie, mede op grond van de testresultaten
tot dat moment, het totale testprogramma herzien (Mid-Course
Risk Reduction). Het overgrote deel van de ruim 5000 testvluchten
zal in een later stadium van het SDD-programma worden uitgevoerd. Het totale
testprogramma ligt op schema.
75 en 86
Hoe denkt u te kunnen voorkomen dat door een mogelijk
tekort aan testvluchten in de SDD-fase, er zich in latere fasen problemen
voor gaan doen die voorkomen hadden kunnen worden indien niet al aan de productie
van toestellen zou zijn begonnen vóór afronding van de SDD en
LRIP fasen?
Wat zijn de verwachte gevolgen voor het JSF programma,
wanneer in 2012 aan het eind van het testprogramma en wanneer al ruim 100
toestellen een stadium van productie hebben bereikt, in het testprogramma
structurele problemen naar voren zouden komen? Is het denkbaar dat een probleem,
zoals vastgesteld bij het testprogramma van de Boeing 787 Dreamliner ook voorkomt
in het ontwikkelprogramma van de JSF? Is de gekozen strategie van overlap
van testprogramma en zo omvangrijke productie in dit licht niet te risicovol?
Het ontwikkelingstraject van de JSF, het testprogramma en de Low Rate Initial Production (LRIP) zijn weldoordacht opgezet en modulair
opgebouwd. Ook zijn de risico’s van het programma steeds afgezet tegen
de financiële consequenties. Met de huidige structuur van de ontwikkelingsfase
(inclusief de mogelijke verlenging met een jaar), het testprogramma en de
LRIP-fase is een evenwicht gevonden tussen lage totale kosten en projectrisico’s.
76 en 77
Is de informatie van het JPO correct (Design Configuration
Target 240-4 uit 2006) dat het gewicht van de JSF ten opzichte van de oorspronkelijke
ontwerpen met 9,6% is toegenomen voor de JSF F-35A CTOL versie, ondanks
de gewichtsherziening? Bestaat de verwachting bij het JPO dat dit gewicht
in de SDD fase en IOT&E fase nog verder zal toenemen? Wat zijn de gevolgen
van het toegenomen gewicht met 9,6%, waarmee het eventueel door Nederland
aan te schaffen JSF type F-35A te kampen heeft, voor voorziene brandstofverbruik
en wapenlast, en daarmee voor kosten per vlieguur en inzetbaarheid?
Hoe beoordeelt u de paragraaf «Containing future
weight grow» in het Amerikaanse Rekenkamer Rapport GAO-08-388 van maart
2008? Onderschrijft u hun conclusie dat sprake is van «een voortdurende
uitdaging en een belangrijk risico ten aanzien van kosten, planning
en gestelde prestatie doelen»?
Alle drie varianten (CTOL, CV en STOVL) hebben een eigen Not-to-exceed (NTE) gewicht voor het einde van de SDD. Door de stapsgewijze
integratie van de systemen in het vliegtuig is dit een lijn die langzaam oploopt
tot het einde van de SDD. Voor de CTOL-variant loopt deze lijn van 28 703
lbs op dit moment op tot 29 371 lbs aan het einde van de SDD. Voorts
is een lijn berekend die de normale gewichtstoename over de levensduur van
een toestel weergeeft. Een geleidelijke toename van het gewicht is dus welbewust
voorzien. De behoefte aan voldoende groeipotentieel stelt strenge eisen aan
het gewicht in de beginfase van het project. Op dit moment ligt het gewicht
van de CTOL meer dan 150 lbs onder het toegestane gewicht, rekening houdend
met alle groeicurven. Van gewichtsproblemen met de CTOL-variant is dan ook
geen enkele sprake.
Het JPO en Lockheed Martin zijn zich terdege bewust van het belang van
de NTE-lijn voor het programma en zij houden het gewicht van de drie varianten
nauwlettend in het oog. Voortdurend wordt gewerkt aan mogelijkheden om de
gewichtstoename te beperken. Vooral het gewicht van de STOVL is cruciaal met
het oog op de vereiste capaciteiten te bereiken, zoals het verticaal kunnen
landen. Bij de STOVL-configuratie heeft het gewicht dan ook de grootste aandacht
gehad en is in 2004 besloten tot wijzigingen in het ontwerp. De CTOL-variant
heeft voornamelijk geprofiteerd van alle aanpassingen aan het STOVL-ontwerp
om het gewicht te beperken. Het is de verwachting dat het gewicht van de drie
varianten onder de NTE-lijn zal kunnen worden gehouden.
78
Is het u bekend dat op 14 maart 2008 aan Pratt &
Whitney een contract is verstrekt van US$ 70 miljoen voor het modificeren
van het motorontwerp teneinde te komen tot een gewichtsreductie? Hoe beoordeelt
u het feit dat in dit stadium van ontwerp en ontwikkeling nog dergelijke ingrijpende
contracten worden verstrekt? Hoe beoordeelt u de einddatum van dit contract,
september 2013, in het licht van een tijdige levering van testtoestellen voor
de IOT&E fase? Wat zijn de verwachte kosten van eventuele latere modificatie,
wanneer de voorgenomen aanschaf van de Nederlandse testtoestellen eerder plaats
vindt? Wat zijn de verwachte risico’s voor de operationele deelname
en representativiteit van het gebruik in de IOT&E fase?
De ontwikkeling van complexe systemen zoals motoren gaat gedurende de
gehele levensduur van een wapensysteem door. Voor de huidige F-16 motor worden
bijvoorbeeld nog steeds modificaties ontwikkeld om de onderhoudbaarheid, inzetbaarheid
en betrouwbaarheid verder te verbeteren. Voor de JSF krijgt Nederland een
motor geleverd die voldoet aan de gestelde eisen. Mocht de motor die Nederland
in 2011 aanschaft nog niet voldoen aan deze eisen, dan komen de aanpassingen
voor rekening van de fabrikant. Nederland heeft het voornemen tijdens de IOT&E
met de twee verschillende motoren te opereren om dit soort risico’s
te minimaliseren en om uiteindelijk een juiste keuze te kunnen maken.
79
Is in de cockpit van de huidige Nederlandse F-16’s
bij productie gebruik gemaakt van dezelfde kankerverwekkende stof formaldehyde
als die onlangs is aangetroffen in het Israëlische type F-16I? Zal in
de cockpit van het eventueel door Nederland aan te schaffen JSF type F-35A
toestel dezelfde stof worden gebruikt? Zo ja, wilt u in beide gevallen per
direct passende maatregelen nemen?
Het formaldehydeprobleem waarmee de Israëlische F-16I’s zijn
geconfronteerd komt niet voor bij de Nederlandse F-16’s.
Voor de JSF wordt tijdens het ontwerp een banned and
restricted material lijst gehanteerd (BRM). Banned
material mag helemaal niet worden toegepast en restricted material alleen onder bepaalde omstandigheden. Formaldehyde
staat op de lijst van restricted material. Als
zou blijken dat formaldehyde is toegepast in de cockpit van de JSF, zal Nederland
zo spoedig mogelijk gepaste maatregelen nemen.
80, 81, 82 en 100
Neemt Nederland nog actie om te bewerkstelligen dat
de ontwikkeling van de tweede motor niet wordt geschrapt? Zo ja, hoe? Zo neen,
waarom niet?
Welke concrete vooruitzichten heeft het Nederlandse
bedrijfsleven voor betrokkenheid bij de beide motoren? Heeft het wederom schrappen
van het budget voor de tweede motor gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven?
Zal stopzetten van de ontwikkeling van de tweede motor
gevolgen hebben voor het Nederlandse Maintenance Valley-initiatief? Zo ja,
welke gevolgen? Zo neen, waarom niet?
Is er een garantie dat ook deze keer het vervallen
van de tweede motor door het Congres wordt teruggedraaid? Zo neen, welke gevolgen
heeft dit voor de Nederlandse industrie?
Op politiek en ambtelijk niveau heeft de Nederlandse regering de afgelopen
jaren voortdurend tegenover Amerikaanse gesprekspartners het standpunt uitgedragen
dat zij voorstander is van de ontwikkeling van de tweede JSF-motor. Bij gelegenheid
wordt dat standpunt herhaald. Overigens is ook in de Verenigde Staten de steun
voor de ontwikkeling van de tweede motor fors toegenomen. De kans dat de ontwikkeling
van de tweede motor alsnog wordt beëindigd wordt daarom klein geacht.
De verwachtingen voor de Nederlandse industrie met betrekking tot de totale
potentiële omzet voor de beide motoren zijn sinds 2002 gehandhaafd.
Stopzetting van de ontwikkeling van de tweede motor zou geen gevolgen
hebben voor het Nederlandse Maintenance Valley
initiatief. Dit initiatief behelst meer dan motorenonderhoud. Het betreft
een gezamenlijke inspanning om Nederland op de kaart te zetten op het gebied
van luchtvaartgerelateerde onderhoudsactiviteiten en daaraan gerelateerde
infrastructuur, logistiek, ICT en kennis. Maintenance Valley betreft bovendien zowel militaire als civiele luchtvaartactiviteiten.
84 en 107
Waarom concludeerde de Jaarrapportage 2006 Vervanging
F-16 ten aanzien van de PSFD nog dat «het gewijzigde productieprofiel
voor zover thans kan worden overzien geen consequenties voor de Nederlandse
planning» heeft? Bij welke gelegenheid ontving u nadere informatie die
op het tegendeel wees? Op welke manier is de Kamer hierover geïnformeerd?
Hoe kijkt u aan tegen de conclusie in de jaarrapportage
2006 Vervanging F-16 nog dat «het gewijzigde productieprofiel voor zover
thans kan worden overzien geen consequenties voor de Nederlandse planning»
heeft in relatie tot het vermelde op pagina.11 op http://www.stopwapenhandel.org/projecten/jsf/JSFkamer/Jaarrapportage %202006%20Vervanging%20F-16_tcm15-72531.pdf?
Bij welke gelegenheid ontving u nadere informatie die op het tegendeel wees?
De opmerking in de jaarrapportage over 2006 had betrekking op de projectplanning
en niet op de financiële gevolgen van het veranderde productieprofiel.
Die werden pas in de loop van 2007 duidelijk na een algemene actualisering
van de kosten, waarna de maatregelen zijn genomen die in de jaarrapportage
over 2007 zijn beschreven. De Kamer is hierover bij eerste gelegenheid geïnformeerd,
dat wil zeggen met de brief van 29 februari 2008 over de deelneming aan
de IOT&E.
85 en 108
Wanneer is de Kamer voor het eerst ingelicht over de
praktijk van een flexibele kostprijsberekening bij de JSF op basis van leercurve
effecten? Is bij Defensie al in een eerder stadium rekening gehouden met de
daarmee voor Nederland nadelige gevolgen van in de tijd schuivende orders
van andere landen?
Wanneer is de Kamer voor het eerst ingelicht over de
praktijk van een flexibele kostprijsberekening bij de JSF op basis van leercurve
effecten? Is bij Defensie al in een eerder stadium rekening gehouden met de
daarmee voor Nederland nadelige gevolgen van in de tijd schuivende orders
van andere landen?
In de antwoorden op Kamervragen van het lid Van Velzen (Aanhangsel van
de Handelingen, nummer 1980 van 7 juli 2006) is al gesproken over het
leereffect in het JSF-programma. Ook het ARK-rapport van 15 oktober 1998
is overigens al ingegaan op het «horizontalelijnprincipe» in het
F-16 programma. De ARK heeft toen aanbevolen overeenkomstige afspraken te
maken in toekomstige programma’s.
87
Welk gevolg heeft het besluit van de Amerikaanse en
Britse regeringen om minder JSF toestellen aan te schaffen naar verwachting
voor:
a. De totale kosten van het JSF-project?
b. De totale kosten van het Nederlandse gedeelte van
het JSF-project?
c. De verwachte stuksprijs van het eventueel door Nederland
aan te schaffen type toestel?
d. De te genereren opbrengsten voor het Nederlandse
bedrijfsleven?
Er is geen sprake van een besluit van de Verenigde Staten of het Verenigd
Koninkrijk om minder JSF-toestellen aan te schaffen.
88
Kunt u aangeven wat de verwachte levensduur in reële
vlieguren is van de eventueel aan te schaffen JSF? Zo neen, waarom niet?
Het ontwerp van de JSF gaat uit van een levensduur van 8000 vlieguren.
89
Zijn de begrippen LLP-principe en horizontalelijnprijs-methodiek
100% identieke begrippen? Zo ja, kan dan voortaan uitsluitend het begrip
LLP worden gehanteerd in alle rapporten, brieven en andere documenten aan
de Kamer met betrekking tot het Project Vervanging F-16? Zo neen, kunt u nauwkeurig
aangeven wat de verschillen zijn?
Het begrip «horizontalelijnprijs» is voor zover bekend de
eerste keer als Nederlandse vertaling van het begrip LLP gebruikt door mr.
dr. A. J. E. Havermans in zijn afscheidspublicatie «Een vlucht
door de tijd: rekenkamers en de F-16». Defensie zal zoveel mogelijk
de Engelstalige term LLP hanteren.
93, 114, 139 en 178
Van hoeveel landen worden in 2009 exportcontracten
verwacht? Welke landen zijn dat?
Van hoeveel landen worden in 2009 exportcontracten
verwacht? Welke landen zijn dat?
Kunt u een overzicht verstrekken van verwachtte en
geplaatste exportorders en door partner landen vermoedelijk geplaatste orders
aangezien deze orders belangrijk zijn voor de uiteindelijke kostprijs van
de JSF? Welke van deze landen wil hun orders vroeg in de productie van de
JSF plaatsen?
Welke concrete aanwijzingen zijn er dat niet-partnerlanden
al in een vroeg stadium aanzienlijke orders voor de JSF willen plaatsen? Welke
landen betreft dit? Welke tijdsperiodes betreft het? Welke aantallen betreft
het? Uit welke concrete publicatie of officiële regeringsmededeling (bronnen)
in deze landen blijkt dat hiervoor een besluitvormingsproces gaande is? Welke
aanwijzingen staan daar tegenover dat de partnerlanden voornemens zijn minder
toestellen aan te schaffen dan de aantallen waarvan in de berekeningen van
de totale projectkosten nog steeds wordt uitgegaan? Hoe concreet zijn die
laatste aanwijzingen?
Enkele landen, in het bijzonder Israël, hebben belangstelling getoond
voor de JSF. Het is niet zeker of dit al in 2009 tot exportcontracten zal
leiden. In de JESB, die onlangs op 22 april is bijeengeweest, worden
de partnerlanden over de exportontwikkelingen geïnformeerd. Daar worden
ook de planningsaantallen van de JSF per partnerland bekendgemaakt. Er zijn
geen aanwijzingen dat partnerlanden minder toestellen willen aanschaffen dan
zij aanvankelijk hebben opgegeven.
96
Door wie wordt de geactualiseerde analyse van de mogelijkheden
om de huidige F-16 vloot met een end-life update langer in dienst te houden
uitgevoerd?
De analyse wordt uitgevoerd door de Defensie Materieel Organisatie, in
het bijzonder de F-16 wapensysteemmanager, het Logistiek Centrum Woensdrecht
en het Projectteam Vervanging F-16.
97
Kunt u bevestigen dat rond de uiteindelijke afgeketste
order met Marokko voor Rafale vliegtuigen, in de militaire en luchtvaartpers
bedragen genoemd werden van 2–2,2 miljard euro voor 18 toestellen, oftewel
111–122 miljoen euro per stuk?
In de media circuleerden uiteenlopende bedragen, waaronder het genoemde
bedrag.
101, 149 en 150
Wanneer wordt bekend wat het effect is op de Nederlandse
prijs per vlieguur? Wanneer wordt de prijs per vlieguur voor Nederland bekend?
Moet, om tot een goede vergelijking tussen beide toestellen te komen, de prijs
per vlieguur voor Nederland van de F-16 en de JSF niet helder zijn?
Kan u de meest actuele berekeningen van het JSF-programma
geven in termen van levensduurkosten? Hoe hebben de geraamde levensduurkosten
van de JSF zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Kan in toekomstige jaarrapportages
standaard inzicht gegeven worden in de levensduurkosten en in de geraamde
gemiddelde kosten per vlieguur?
Zijn er voor de specifieke Nederlandse situatie ook
berekeningen per vlieguur gemaakt voor de F-16, respectievelijk voor de verwachte
kosten per vlieguur van de JSF? Zo ja, wat zijn hiervan de uitkomsten? Zo
neen, waarom weten Amerikanen wel wat een uur vliegen met een F-16 en de JSF
kost en is dat in Nederland niet bekend? Is het aannemelijk dat de vliegkosten
per uur voor de JSF in Nederland wezenlijk zullen verschillen van de kosten
per vlieguur in de Verenigde Staten? Zo ja, waarom? Zo neen, betekent dit
dat de kosten per vlieguur van de JSF ook in Nederland hoger komen te liggen
dan de vliegkosten per uur met de huidige F-16?
In het kader van het besluit over de vervanging van de F-16 dat in het
coalitieakkoord is voorzien voor 2010, zal de analyse van de levensduurkosten
van de F-16 en de JSF worden geactualiseerd. De vlieguurprijs van beide vliegtuigen
maakt daar deel van uit. Overigens is de Amerikaanse situatie niet zonder
meer vergelijkbaar met de Nederlandse. Onder meer bij personeelsinzet, onderhoudsconcept,
infrastructuur, opleidingen en transport zijn er aanzienlijke verschillen.
Op 11 april 2008 bent u met de antwoorden op de vragen van het lid Van
Velzen daarover geïnformeerd.
103
Wat is er op dit moment bekend over mogelijke toestemming
van de Verenigde Staten (VS) voor JSF-assemblage in Italië?
In opdracht van Italië wordt een studie uitgevoerd naar de mogelijkheden
van een Final Assembly and Check Out (FACO) faciliteit
in Italië. De resultaten van deze studie worden in mei verwacht. De Verenigde
Staten hebben al in 2006 verklaard geen bezwaar te hebben tegen de bouw van
een dergelijke faciliteit, mits deze aan alle door de Verenigde Staten gestelde
eisen voldoet.
104
Is er goedkopere standaardmunitie beschikbaar voor
het boordkanon?
Verschillende fabrikanten ontwikkelen munitie voor het boordkanon. Defensie
zal volgens het reguliere verwervingsproces voorzien in de benodigde bewapening
en munitie. Financiële aspecten maken daar deel vanuit.
105
Hoe kan het dat de Amerikaanse verschuivingen inmiddels
als «hoofdrisico» worden onderkend, waar dat begin 2007, in de
rapportage over 2006 nog niet als (groot) risico werd beschouwd?
De rapportage over 2006 ging vooral in op de gevolgen voor de productieplanning
en de gemiddelde stukspijs. Die gevolgen zijn beperkt. Uit de actualisering
van de risicoanalyse in 2007 kwam naar voren dat de Amerikaanse verschuivingen
in de eerste jaren een prijsverhogend effect kunnen hebben op de Nederlandse
toestellen. Dit komt door het leercurve-effect dat in de beginjaren een grote
invloed heeft op de prijs van de JSF. Daardoor vormt een dergelijke verschuiving
een risico voor het Nederlandse projectbudget. Vanwege het mogelijke effect
op het projectbudget is in 2007 besloten de verschuivingen als hoofdrisico
te kwalificeren. Met de IOT&E-brief van 29 februari jl. bent u daarover
uitgebreid geïnformeerd.
106
Welke internationale samenwerking wordt thans voorzien
voor een gezamenlijk testprogramma van de JSF?
De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Nederland
voorzien samen het IOT&E-programma uit te voeren.
109
Is het waar dat de Noorse regering een Request for
Binding Information (RBI) over de verwachte stuksprijs van de JSF heeft ingediend
bij Lockheed Martin? Zo ja, bent u bereid een soortgelijk verzoek in te dienen,
teneinde meer inzicht te krijgen in de verwachte stuksprijs van de JSF? Zo
neen, waarom niet?
Naar verluidt heeft Noorwegen een RBI gestuurd naar het JPO. Dit is gedaan
in het kader van het keuzeproces voor de vervanging van de Noorse F-16’s.
Een formele reactie van het JPO is de regering niet bekend. Eveneens naar
verluidt is in de RBI niet om een vaste prijs verzocht. De aard van het programma
en de periode waarin Noorwegen vliegtuigen denkt af te nemen maken het overigens
onmogelijk nu al een vaste prijs af te spreken.
110
Is het niet reëel te verwachten dat juist VS,
als veroorzaker van de verschuivende bestellingen, landen compenseert die
daardoor zich met hogere kosten geconfronteerd zien?
Neen. Met uitzondering van de Verenigde Staten heeft geen van de partnerlanden
tot op heden een bestelling voor JSF-toestellen gedaan. Verschuivingen in
de geplande bestellingen zijn mogelijk en over de procedures daarvoor zijn
afspraken gemaakt in het PSFD MoU.
111 en 141
Kunt het totale productieaantal van 3173 toestellen
uiteenzetten per land? Zo neen, waarom niet?
Kan een meerjarig overzicht tot 2023 gegeven worden
waarin exact duidelijk wordt hoeveel toestellen in welke jaren in de oude
planning voorzien waren en hoe het aangepaste leveringsschema er nu uitziet?
Is er aanleiding om te veronderstellen dat andere landen ook hun invoerreeksen
gaan aanpassen? Zo ja, welke gevolgen zal dit hebben voor de stuksprijs voor
Nederland?
De planningsaantallen per partnerland zijn als volgt:
Australië
100
Canada
80
Denemarken
48
Italië
131
Nederland
85
Noorwegen
48
Turkije
100
Verenigd Koninkrijk
138
Verenigde Staten
2 443
Totaal
3 173
De partnerlanden kunnen wijzigingen in hun invoeringsschema’s aan
het JPO bekendmaken. Nederland zal de wijziging op zijn reeks (zie antwoord
op vraag 36/38/49/168) in augustus 2008 bekendmaken. Er zijn geen aanwijzingen
dat andere landen wijzigingen zullen bekendmaken. Tijdens de volgende JESB
in het najaar van 2008 zullen de nieuwe invoeringsschema’s van alle
partners worden geformaliseerd. Dan zal ook het productieaantal per jaar duidelijk
worden. Zie ook het antwoord op de vragen 40 e.v.
112
Is de gemiddelde stuksprijs inmiddels al bekend? Zo
ja, wat is de stuksprijs? Zo neen, wanneer is deze wel bekend?
De laatste raming van de Amerikaanse overheid is een gemiddelde stuksprijs
van $ 49,5 miljoen (prijspeil 2002). Dit is een gemiddelde van het totale
aantal CTOL-vliegtuigen dat op dit moment worden voorzien voor alle partners.
116 en 132
Welke gevolgen heeft de vertraging in de SDD-fase voor
de tegenorders voor het Nederlandse bedrijfsleven? Is het reëel te veronderstellen
dat tot 2013 nog aanzienlijke groei in de omvang van de SDD-orders zit, nu
de afgelopen twee jaar nauwelijks ontwikkelingsorders zijn verworven?
Is het reëel te veronderstellen dat tot 2013 nog
aanzienlijke groei in de omvang van de SDD-orders zit, nu de afgelopen twee
jaar nauwelijks ontwikkelingsorders zijn verworven?
Ten tijde van het besluit tot deelneming aan het JSF-programma in 2002
werd verondersteld dat de orders in de SDD-fase een totale waarde zouden hebben
van $ 800 miljoen. Hierbij werd er vanuit gegaan dat in de SDD-fase tot
en met 2013 alleen SDD-orders zouden worden verstrekt. Uit contacten met Lockheed
Martin bleek in november 2003 dat de orders gedurende de SDD-fase tevens LRIP-opdrachten
(2007 tot en met 2013) zouden betreffen. Alle orders in de SDD-fase (SDD en
LRIP) zouden, mits best value geleverd, een totale
waarde van $ 800 miljoen hebben. De Kamer is hierover geïnformeerd
met de beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Timmermans en Blom
van 15 december 2003 (Handelingen TK 2003–2004, aanhangsel 469).
In de brief van 25 juni 2004 (Kamerstuk 26 488, nr. 21) is
hierop nader ingegaan.
117
Wilt u de oorspronkelijke termijn voor de SDD-fase
blijven hanteren bij het vaststellen van de totale Nederlandse opbrengst uit
deelname aan het JSF-project in de businesscase? Zo neen, waarom niet?
Bij de herberekening van de business case
op 1 juli 2008 worden alle parameters opnieuw beoordeeld. Indien zich
veranderingen hebben voorgedaan in deze parameters, zullen deze bij de herberekening
worden betrokken.
118 en 119
Kunt u toelichten waarom de financiële posten
die een relatie hebben met zaken die op korte termijn nodig zijn, zoals opleidingen
initieel, simulatoren voor trainen, instroom begeleiding en IOT&E zijn
gestegen van € 154 miljoen naar € 350 miljoen, ofwel een
ruimschootse verdubbeling? Waarom is pas nu informatie beschikbaar over deze
posten?
Zijn er in de toekomst soortgelijke kostenstijgingen
voorzien c.q. te verwachten, wanneer meer informatie uit het testprogramma
en het voortgaande productieproces beschikbaar komt?
Kunt u toelichten waarom de financiële posten
van zaken die nog in de toekomst en pas na 2010 duidelijk kunnen zijn vanuit
de voortgaande productiefase en inzet in de IOT&E, zoals reservedelen
investering, updates tijdens productiefase, aanpassingen infrastructuur, PSFD
investeringskosten, gedaald zijn van € 649 miljoen naar € 560
miljoen? Kunt u aangeven hoe bestendig deze daling zal zijn?
De gepresenteerde kostenwijzigingen zijn in de jaarrapportage over 2007
toegelicht. Mede naar aanleiding van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer
en de auditdiensten van Economische Zaken en Defensie, is in deze jaarrapportage
voor het eerst in detail ingegaan op afzonderlijke kostenelementen. Zie ook
het antwoord op vraag 51.
120 en 121
Op welke concrete feiten en informatie baseert u zich,
wanneer u schrijft dat «Mede op grond van een verbeterd inzicht in de
capaciteiten van de JSF als gevolg van het lopende testprogramma zal de kostenpost «Updates tijdens productiefase» aanmerkelijk dalen»?
Hoe verhoudt zich dit tot de nog zeer beperkte voortgang van het daadwerkelijk
vliegtestprogramma?
Op welke concrete feiten en informatie baseert u zich,
wanneer u schrijft dat «Ook is gaandeweg het testprogramma meer duidelijkheid
ontstaan over de benodigde faciliteiten voor het opereren met de JSF. Als
gevolg daarvan is het geraamde bedrag voor aanpassingen aan de Nederlandse
infrastructuur gedaald»? Hoe verhoudt zich dit tot de nog zeer beperkte
voortgang van het daadwerkelijk vliegtestprogramma?
De Kamer is over het testprogramma geïnformeerd op 23 november
2007 (Handelingen TK 2007–2008, aanhangsel 734). Naarmate het testprogramma
vordert, komt meer informatie beschikbaar om veronderstelde toesteleigenschappen
en daarmee verbonden kostenramingen te herijken en te actualiseren. Overigens
worden ook veel grondtesten gedaan die relevante informatie opleveren. Zie
ook het antwoord op de vragen 72 tot en met 75 en 102.
122
Wat is de reden dat de besprekingen met de Verenigde
Staten over IOT&E langer duurden dan verwacht?
De voorziene, grootschalige geïntegreerde deelneming aan een IOT&E
door de Verenigde Staten met partnerlanden voor een nieuw wapensysteem is
een unicum. Door de unieke wijze van integratie en pooling waren de onderhandelingen
met diverse instanties in de Verenigde Staten, maar ook tussen de partners
onderling, complexer en tijdrovender dan was voorzien. Uiteindelijk heeft
Nederland op alle onderhandelingspunten de gewenste uitkomst bereikt.
124
Waaruit bestaat de overige 40% van de stijging?
Sinds 2004 zijn de totale programmakosten van de JSF in de Verenigde Staten
met 28 procent gestegen, waarvan de inflatiecorrectie ongeveer 60 procent
bedraagt. De resterende 40 procent (van de voornoemde 28 procent) betreft
onder meer autonome stijgingen van materiaalkosten en lonen.
125
Is het (vanuit Noors en Italiaans perspectief) niet
onaantrekkelijk om motoronderhoud relatief ver weg in het buitenland te laten
uitvoeren, bijvoorbeeld wanneer materieel intensief gebruikt wordt voor internationale
operaties?
Neen. In het onderhoudsconcept voor vliegtuigmotoren wordt daarmee terdege
rekening gehouden.
126
Welke problemen worden voorzien in de douaneregelingen
met betrekking tot de instandhouding van de JSF waarvoor mogelijke aanpassingen
nodig zijn?
Naar verwachting biedt de Nederlandse en Europese wet- en regelgeving
voldoende mogelijkheden om in Nederland douaneregelingen te treffen voor de
instandhouding van de JSF. Het is vooral zaak procedureafspraken te maken
waarbij alle partnerlanden en leveranciers betrokken zijn. De mogelijkheden
worden bestudeerd door een werkgroep die onder de JESB opereert. Het doel
is te voorkomen dat tijdens de instandhouding van de JSF onnodig
tarieven worden geheven als reparatiedelen grenzen passeren.
127
Kunt u een overzicht geven van de aan te schaffen simulatie
apparatuur, het bedrijf en land waar ze geproduceerd worden? Zo neen, waarom
niet?
De simulatieapparatuur wordt ontwikkeld en geproduceerd door een divisie
van Lockheed Martin in Orlando, Florida. Daarvoor worden componenten geleverd
door gespecialiseerde bedrijven uit diverse landen.
128, 129 en 154
Wanneer vindt de evaluatie van de overeenkomst tussen
Regering en bedrijfsleven in het kader van de Medefinancieringsovereenkomst
(MFO) plaats?
Wordt de Kamer op of voor 1 juli nog nader ingelicht
over de definitieve vaststelling van de business case?
Zal de business case op 1 juli 2008 worden herijkt
met de dan geldende waarden van deze variabelen, zoals in de JSF Medefinancieringsovereenkomst
(MFO) is vastgelegd? Op welke datum zal uiterlijk de rapportage over de Herijking
van de business case aan de Kamer worden voorgelegd? Zullen hierbij, zoals
destijds afgesproken, nog steeds alle oorspronkelijk parameters van de business
case uit 2002 als uitgangspunt gehanteerd worden? Hoe lopen de onderhandelingen
hierover met de betrokken Nederlandse industrie?
De business case is afhankelijk van een groot
aantal variabelen. In de MFO is vastgelegd dat op 1 juli 2008 de business case zal worden herijkt met de dan geldende waarden
van deze variabelen. Tevens is vastgelegd dat het te berekenen afdrachtpercentage
op 1 juli 2008 zal worden vastgelegd, waarna de industrie een maand de
tijd heeft om bezwaren in te dienen. Daarna hebben de Staat en de industrie
opnieuw een maand om tot overeenstemming te komen. Vervolgens zal de de Kamer
zo snel mogelijk over de resultaten van de herijking worden geïnformeerd.
130
Moet nieuwe bewapening ook voldoen aan het criteria
dat het te zijner tijd ook door de mogelijke alternatieven voor de JSF gebruikt
kan worden? Zo neen, waarom niet?
Alle bewapening dient wat software en hardware betreft te worden geïntegreerd
met het beoogde type vliegtuig. Voorts moet de combinatie vliegtuig-bewapening
worden gecertificeerd. Deze integratie- en certificatietrajecten zijn bijzonder
kostbaar omdat er vele simulatie- en vlieguren mee zijn gemoeid. Bovendien
is integratie soms technisch onhaalbaar of om andere redenen onmogelijk omdat
verschillende producenten of landen de vertrouwelijke gegevens over hun wapensysteem
of platform niet beschikbaar stellen. Het is niet mogelijk de kwalitatieve
eis, dat nieuw te verwerven wapens in principe geschikt moeten zijn voor gebruik
door de F-16 en de JSF, uit te breiden tot andere typen vliegtuigen. Als Nederland
voor een andere opvolger dan de JSF zou kiezen, zal dit aanvullende kosten
met zich brengen voor aanpassingen van het vliegtuig of het wapenpakket. De
thans door de Nederlandse F-16 gevoerde bewapening kan grotendeels ook worden
gebruikt door de JSF.
131
Kunt u de omvang aangeven van wat «een belangrijk
MoU» genoemd wordt, daar waar sprake is van een overeenkomst tussen
Fokker Elmo en Lockheed Martin? Zo neen, waarom niet?
Zoals Stork in het persbericht van 18 april 2008 heeft gemeld, kan
de omvang van de overeenkomst over de kabelsystemen voor de JSF tussen Fokker
Elmo en Lockheed Martin oplopen tot $ 2 miljard in de productiefase van
het JSF-programma. Lockheed Martin heeft dit bevestigd.
133
Welke stappen worden richting de bedrijven genomen
om ze te dwingen wel deel te nemen aan de MFO?
De Medefinancieringsovereenkomst (MFO) bevat een inspanningsverplichting
voor de Staat en de luchtvaartindustrie (lees: Netherlands
Industrial Fighter Aircraft Replacement Platform, NIFARP) om zoveel
mogelijk bedrijven uit de luchtvaartindustrie partij te laten worden bij de
MFO. Het ministerie van Economische Zaken treedt al dan niet gezamenlijk met
het NIFARP met iedere relevante partij in contact en veel bedrijven, 84, zijn
inmiddels partij bij de MFO. De Staat heeft geen middelen om partijen tot
toetreding te dwingen. In Nederland geldt immers het beginsel van contractsvrijheid.
Partijen die de MFO hebben ondertekend kunnen zich hieraan niet onttrekken,
want de MFO kan niet eenzijdig worden opgezegd.
134
Komen de opgaven over behaalde omzet in het jaar 2007
op 1 mei 2008 naar de Tweede Kamer? Zo neen, wanneer dan wel?
Neen. De Kamer wordt ieder jaar in de jaarrapportage Vervanging F-16 geïnformeerd
over de totale waarde van JSF-orders voor de Nederlandse industrie.
135
Komt het onderzoek over het innovatief industrieel
vermogen door de deelneming aan het JSF-programma eind mei naar de tweede
Kamer? Zo neen, wanneer dan wel?
Het ministerie van Economische Zaken laat onderzoek doen naar de Spin-off
en Spill-over effecten alsmede de werkgelegenheidseffecten in Nederland van
deelneming aan het JSF programma. Zodra de resultaten van dit onderzoek beschikbaar
zijn – naar verwachting eind mei 2008 – zal uw Kamer hierover
worden geïnformeerd.
136
Is er een verwachting hoeveel van de tientallen nieuwe
kansen worden omgezet in orders voor het Nederlandse bedrijfsleven? Zo neen,
kunt u wel de verwachte orders op een bepaalde bandbreedte aangeven? Zo neen,
hoe verwerkt u deze kansen in de business case?
De omzetverwachtingen voor het Nederlandse bedrijfsleven berusten op de Letters of Intent die eind 2006 zijn overeengekomen met
de Amerikaanse hoofdaannemers. Nieuwe kansen worden opgenomen in de daarbij
behorende Industriële Participatie plannen zodra de omvang van de opdracht
en de capaciteiten van de Nederlandse industrie voldoende zijn uitgekristalliseerd.
Voor de herberekening van de business case
wordt uitgegaan van de op 1 juli 2008 gesloten of redelijkerwijze te
verwachten overeenkomsten. Nieuwe kansen worden alleen meegewogen indien sprake
is van een «redelijkerwijze te verwachten overeenkomst». Zie hiervoor
ook de MFO met bijlagen.
138
Kunt u aangeven hoe hoog het afdrachtpercentage door
de Nederlandse industrie zal zijn? Zo neen, kunt aangeven of dit hoger, gelijk
of lager uit zal vallen dan het in december door de Rekenkamer becijferde
percentage?
Het afdrachtpercentage voor de Nederlandse industrie wordt op 1 juli
2008 opnieuw vastgesteld. Het is nog niet bekend hoe dit percentage zich zal
verhouden tot het percentage dat de Rekenkamer in december heeft becijferd.
145
In hoeverre is er zekerheid dat met het huidige budget
het beoogde aantal van 85 vliegtuigen kan worden aangeschaft zolang de kostprijs
niet bekend is en het budget gebaseerd is op prijzen van 2005? Waarom kan
nu geen actuele gemiddelde stuksprijs worden gegeven? Wanneer wordt de in
de jaarrapportage vermelde actualisatie van de gemiddelde stuksprijs verwacht?
Wat zal in 2010 leidend zijn bij het verwervingsbesluit: het dan geraamde
budget of het aantal van 85 vliegtuigen?
Het projectbudget zoals gemeld in de jaarrapportage 2007 bedraagt € 5,667
miljard voor het planningsaantal van 85 toestellen. Het projectbudget berust
niet op prijzen van 2005, maar op actuele prijsinformatie, uitgedrukt in prijspeil
2005. De overwegingen daartoe zijn uitgelegd in de brief over de deelneming
aan de IOT&E (Kamerstuk 26 488, nr. 65 van 29 februari
2008). De actuele gemiddelde kale stuksprijs van de JSF bedraagt $ 49,5
miljoen (prijspeil 2002). In vergelijking met 2002 is de gemiddelde stukspijs
van de JSF in euro’s gedaald. Bij de definitieve keuze voor de vervanger
van de F-16 zal opnieuw een afweging worden gemaakt waarin onder andere ambitie,
behoeftestelling en budget een belangrijke rol spelen. Overigens is bij de
vervanging van de F-16 de fasegewijze aanschaf aan de orde, waarover u onder
meer met de brief «Wereldwijd dienstbaar» van 18 september
2007 bent geïnformeerd. Zie ook het antwoord op de vragen 13 en 31.
148
Bent u bereid de Kamer een reactie te sturen op de
uitkomsten van de twee rapporten van de Amerikaanse rekenkamer (GAO) van maart
2008? Welke van de in de GAO-rapporten genoemde problemen en kritiekpunten
kunnen, direct of indirect, ook van invloed zijn voor de Nederlandse deelname
aan het JSF-programma?
Ja. De brief gaat in op alle thema’s die het GAO aanhaalt, inclusief
de thema’s die voor Nederland relevant kunnen zijn.
151
Kunt u duidelijk maken welke vijf bedrijven JSF-orders
hebben binnengehaald, om welke bedragen het gaat per bedrijf en om welke redenen
zij niet wensen deel te nemen aan de MFO?
De Staat heeft geen relatie met bedrijven die de MFO niet hebben getekend.
Het ministerie van Economische Zaken maakt de namen van deze free riders niet bekend, omdat de desbetreffende bedrijven (reputatie-)
schade kunnen oplopen. De bedrijven wensen de MFO niet te tekenen, omdat zij
menen de opdrachten in het programma te hebben behaald zonder steun van de
overheid.
152
Wat betekent dit voor de voorziene afdrachten door
de industrie?
Het verschil in kosten tussen deelneming aan de ontwikkelingsfase van
de JSF en het toestel van de plank kopen, zal worden betaald door de Nederlandse
bedrijven die de MFO hebben getekend. Hoe meer bedrijven zijn aangesloten
bij de MFO, hoe minder zij per bedrijf hoeven af te staan. Bedrijven die de
MFO niet hebben getekend maar wel omzet behalen uit het JSF programma, benadelen
daarmee dus bedrijven die wel partij zijn.
153
In hoeverre is het zorgelijk dat Nederlandse LRIP-contracten
nog amper geleid hebben tot daadwerkelijke orders en omzet? Hoe is dat in
andere partnerlanden?
Door verschuivingen in het JSF-programma is de productiefase later begonnen
dan oorspronkelijk voorzien. De eerste omzet uit productieorders voor de Nederlandse
industrie zal niet eerder dan eind 2008 worden behaald. Dat er nu nog geen
omzet is behaald is om die reden niet zorgwekkend, te minder omdat het geldt
voor alle landen die aan het programma deelnemen.
160
Wanneer kan de Kamer de aangekondigde nieuwe beargumentering
van de voors en tegens van een endlife update van de F-16 tegemoet zien? Kan
daarbij ook ingegaan worden op de mogelijke noodzaak langer gebruik te moeten
maken van de F-16 vanwege het later beschikbaar komen van de evt. aan te schaffen
JSF?
De Kamer kan de brief over de voors en tegens van de endlife update in de tweede helft van 2008 tegemoet zien. Er is geen
sprake van dat de F-16 langer moet worden aangehouden vanwege vertragingen
in het JSF-programma.
161
Wat is de reden dat het in eerdere Kamerbrieven over
de «Vervanging van de F16» gehanteerde begrip «voorlopige
bestelling» is vervangen door «opdracht tot verwerving»?
Zijn dit 100% identieke begrippen? Kunt u van beide begrippen een nauwkeurige,
juridisch sluitende, begripsdefinitie geven? Kunt u een definitie geven van
het in de PSFD-MoU bestelmethodiek gehanteerde Procurement Request (Verzoek
tot Verwerving)? Is dit hetzelfde als «opdracht tot verwerving»?
Zo ja, bent u dan bereid dit begrip voortaan uitsluitend en eenduidig te gebruiken?
Gebleken is dat het begrip «voorlopige bestelling» onduidelijk
was. Daarom is de bestelmethodiek in detail uiteengezet in de IOT&E-brief
en in de jaarrapportage Vervanging F-16 over 2007. Het begrip «voorlopige
bestelling» is vervangen door het begrip «opdracht tot verwerving»,
omdat dat beter aansluit bij de definitie van het begrip Participant Procurement Request in het PSFD MoU. Die definitie luidt: «A document prepared and submitted by a Participant, that
describes the desired articles and services that the Participant seeks to
acquire through a contract. The document, which generally contains a statement
of work and a specification, constitutes a formal request to a contracting
Officer to initiate a solicitation to a Contractor or Contractors in order
to award or modify a Contract».
162 en 171
In hoeverre wordt er op dit moment nog tegemoet gekomen
aan elk van de volgende Nederlandse voorwaarden voor de ontwikkeling van een
tweede JSF-motor:
a. dat dit niet tot vertraging leidt;
b. dat dit niet tot kostenstijgingen leidt in het JSF-programma; en
c. dat dit niet leidt tot beperkingen van de capaciteit van de JSF?
In hoeverre is het door het Congres toegekende budget
voor de ontwikkeling van de tweede JSF-motor voldoende om tegemoet te kunnen
komen aan deze drie voorwaarden?
Kunt u op dit moment, op grond van de eerder geformuleerde
voorwaarden, het ontwikkelingsprogramma voor een tweede JSF-motor nog steeds
steunen?
Is inmiddels zeker dat in de VS de financiële
middelen beschikbaar zullen zijn voor een tweede/alternatieve motor voor de
JSF?
Beide motoren worden onafhankelijk van elkaar ontwikkeld en dat leidt
niet tot vertraging in het programma. Hoewel de leercurve een geleidelijker
verloop zal hebben bij te toepassing van twee motoren, zullen door de concurrentie
de totale kosten voor de voortstuwing naar verwachting lager uitkomen. Beide
motoren moeten de prestaties leveren die aan de JSF Contract
Specificaties voldoen. Tekortkomingen in de capaciteiten van het
toestel zijn daardoor uitgesloten.
Voor het fiscal year (het begrotingstechnische
boekjaar in de Verenigde Staten) 2008 wordt aan de Nederlandse voorwaarden
tegemoetgekomen en is het budget beschikbaar voor de ontwikkeling van de tweede
JSF-motor. Nederland steunt derhalve het ontwikkelingsplan voor deze motor.
Voor het fiscal year 2009 zijn de gevolgen pas
in oktober 2008 bekend. Zie ook het antwoord op de vragen 80, 81, 82 en 100.
163, 164, 165 en 170
Welke gevolgen hebben de reeds opgelopen vertragingen
in de SDD- en testfase voor de oorspronkelijke dataplanning voor de voltooiing
van de eerste productiereeks volwaardige JSF-toestellen? In hoeverre en in
welke zin wijkt de door de VS besloten vertraging in de eigen invoerreeks
af van deze voorziene vertraging van de eerste volwaardige productiereeks?
Bent u er van op de hoogte wanneer bij het Amerikaanse
ministerie van Defensie bekend was, dat de invoerreeks voor de verwerving
van de Amerikaanse JSF vertraagd zou worden? Zo ja, wanneer was dat? Zo neen,
bent u bereid dit exact uit te zoeken? Bent u er van op de hoogte wanneer
bij het JSF Program Office (JPO) bekend was, dat de invoerreeks voor de verwerving
van de Amerikaanse JSF vertraagd zou worden? Zo ja, wanneer was dat? Zo neen,
bent u bereid dit exact uit te zoeken? Wanneer was u op de hoogte dat de invoerreeks
voor de verwerving van de Amerikaanse JSF vertraagd zou worden? Wanneer was
u er van op de hoogte dat dit tot een aanzienlijke kostenstijging zou leiden?
Welke redenen hebben de VS aangevoerd voor het besluit
hun invoerreeks van de JSF te vertragen?
Kan nader worden ingegaan op het Amerikaanse besluit
om de aanschaf van JSF’s voor de Amerikaanse strijdkrachten te vertragen?
Welke redenen speelden daarbij een rol? Welke consequenties heeft dit besluit
voor de kwaliteit van de Amerikaanse jachtvliegtuigen in de tussenliggende
periode?
Een verlenging van de SDD-fase heeft geen gevolgen voor de aflevering
van de productievliegtuigen. De levering van de eerste productievliegtuigen
is thans voorzien voor begin 2010. De vertraging van de invoerreeks van de
Verenigde Staten in 2006 staat los van de mogelijke verlenging van de SDD-fase.
Eind 2006 werd bekend dat de Verenigde Staten hun invoerreeks wilden opschuiven.
Dat is gemeld in de jaarrapportage Vervanging F-16 over het jaar 2006. Op
27 april 2007 is de wijziging formeel verwerkt in de verslaglegging van
de eerste JESB-vergadering. Met de nieuwe kosteninformatie die in de zomer
van 2007 bekend werd, is in Nederland in september en oktober van 2007 modelmatig
het effect voor de Nederlandse situatie berekend. Voorts is onderzocht
wat de Nederlandse reactie zou kunnen zijn. Met de IOT&E-brief van 29 februari
bent u over de resultaten geïnformeerd.
De Verenigde Staten hebben begrotingstechnische redenen aangevoerd voor
de verschuiving van hun invoerreeks.
167
Is de Appendix A van de PSFD-MoU, zoals gepubliceerd
door het JSF Program Office in april 2007, reeds aangepast aan actuele gegevens
van latere datum en de aangepaste Nederlandse invoerreeks? Zo neen, waarom
niet? Kan deze aangepaste Appendix A van de PSFD-MoU aan de Kamer verstrekt
worden? Zo neen, waarom niet? Is het mogelijk van deze Appendix voortaan de
meest actuele versie toe te voegen aan de Jaarrapportages Project Vervanging
F-16? Zo neen, waarom niet?
Appendix A wordt jaarlijks aangepast op grond van de informatie van ieder
partnerland over de eigen invoerreeks. De Appendix A van het PSFD MoU is nog
niet aangepast aan de nieuwe Nederlandse invoerreeks. Dit zal eind 2008 gebeuren.
De appendix zal aan de volgende jaarrapportage worden toegevoegd. Zie ook
het antwoord op de vragen 111 en 141.
172
Kan een volledige specificatie gegeven worden van de
opbouw van de verhoging van het totale projectbudget met € 206 miljoen?
Betreffen het hier uitsluitend gevolgen van de aangepaste invoerreeks, of
ook kosten voor de gehandhaafde deelneming aan de IOT&E?
De verhoging van het projectbudget met € 206 miljoen is gespecificeerd
en toegelicht in de jaarrapportage over 2007. Daaruit is af te leiden dat
de verhoging het saldo is van verschillende maatregelen, waaronder de aanpassing
van de Nederlandse invoerreeks (zie ook de brief van 29 februari 2008
over de deelneming aan de IOT&E, kamerstuk 26 488, nr. 65).
Ook blijkt uit het jaarverslag over 2007 dat de kosten van deelneming aan
de IOT&E deel uitmaken van het projectbudget.
174
Is de gewenste aansluiting op de IOT&E de enige
reden om de Nederlandse invoerreeks niet nog verder op te schuiven?
Neen. De veroudering van de F-16 speelt eveneens een belangrijke rol.
176
Hoe verhoudt de «plandollarkoers» zich
tot de reële valutamarktkoers van de dollar?
Zoals vermeld in de IOT&E-brief van 29 februari 2008 hanteert
het ministerie van Defensie een plandollarkoers van € 0,83. De huidige
ECB-dollarkoers op de valutamarkt beweegt zich rondom € 0,62, ongeveer
25 procent lager dus dan de plandollarkoers.
177
Welk deel van de totale projectkosten wordt begroot
voor de extra kosten voor de aanschaf van termijndollars om het dollarvalutarisico
af te kopen?
Aan de aanschaf van termijndollars door het ministerie van Defensie bij
De Nederlandsche Bank (DNB) zijn geen extra kosten verbonden. Dergelijke kosten
zijn dan ook niet begroot in de totale projectkosten.
179
Welke invloed hebben exportorders op de berekeningen?
Kunt u dit concreet aangeven bij exportorders voor 100, voor 200 en voor 300
toestellen in de tijdsperiode 2015–2020?
Levering van vliegtuigen aan niet-partnerlanden helpt om het leercurve-effect
te versnellen. Afhankelijk van het moment waarop vliegtuigen worden besteld
kan de prijs voor Nederland dalen. In het recente verleden heeft het JPO berekend
dat de levering van 25 exportvliegtuigen in de periode 2013 tot 2015 tot een
daling van de gemiddelde prijs van alle vliegtuigen met $ 0,2 miljoen
zou leiden. De totale kosten voor de partners zouden met ongeveer $ 750
miljoen dalen.
180
Zou het, afgezien van overwegingen op basis van het
regeerakkoord, vanuit financieel oogpunt aanbevelenswaardig zijn om zo snel
mogelijk termijndollars aan te kopen met het oog op de aanschaf van de JSF?
Op grond van de comptabele regelgeving is het niet toegestaan termijndollars
aan te kopen voordat er een concrete (juridische) verplichting is aangegaan.
Los daarvan zou de aanschaf van termijndollars in afwachting van een kabinetsbesluit
in 2010 voorbarig, speculatief en dus riskant zijn.
182
Is het ook uw waarneming dat ten aanzien van de exportprestatie
die geleverd wordt in het JSF-project de Nederlandse export naar Amerika en
andere dollar-gekoppelde landen, ondanks de enorme koers-ontwikkeling, niet
is gedaald? Wat is de actuele prestatie/voortgang van de orderverkrijging
van de Nederlandse industrie?
Vanwege de lage dollarkoers kost het de Nederlandse industrie meer moeite
opdrachten te verkrijgen bij de Amerikaanse hoofdaannemers en is het risico
toegenomen dat een offerte op grond van de prijs wordt afgewezen. Het best value principe – het beste product voor de
beste prijs – omvat echter meer dan de beste prijs voor een product
en dus heeft de Nederlandse industrie de mogelijkheid ook op andere selectiecriteria
te concurreren. Met de gedurende de SDD-fase al binnengehaalde opdrachten
heeft de Nederlandse industrie zich goed gepositioneerd voor de vervolgfasen
van het programma. De omzetverwachtingen voor de Nederlandse industrie zijn
dan ook nog steeds ongewijzigd. De actuele voortgang van de orderverkrijging
van de Nederlandse industrie is opgenomen in de jaarrapportage Vervanging
F-16 over het jaar 2007.
183
Welke maatregelen neemt de regering om er op toe te
zien dat het dóór uitbesteden door hoofdaannemers op een faire
wijze gebeurt, en welk beleid/rol heeft de overheid om er op toe te zien dat
wat aan orders aan Nederlandse hoofdaannemers wordt gegeven, vervolgens zo
veel mogelijk wordt dóór uitbesteed aan Nederlands MKB? Wat
is de positie in opdrachten bij het MKB?
De Nederlandse Staat kan niet afdwingen dat orders worden uitbesteed aan
het MKB. Wel dringt het ministerie van Economische Zaken er bij de grotere
Nederlandse ondernemingen op aan het MKB zoveel mogelijk in te schakelen.
Het JSF-programma heeft mede ten doel het Nederlandse MKB actief bij de productie
te betrekken, direct en indirect, via Nederlandse aannemers. Volgens het NIFARP
zijn inmiddels ongeveer 80 bedrijven, waarvan het merendeel MKB, bij het JSF-programma
betrokken.
185
Kunt u aangeven op welke datum het vast te stellen
bedrag per vlieguur bekend is? Zo neen, waarom niet? Kunt u nu of al aangeven
hoe deze prijs per vlieguur is samengesteld, exact gespecificeerd per kostenelement?
Zo neen, waarom niet?
Het bedrag per vlieguur wordt met gebruikmaking van een Amerikaans kostenmodel
op grond van recente ervaringsgegevens periodiek herzien. Nederland verwerkt
de toepasselijke kostenelementen in een eigen model. Bedragen per vlieguur
op basis van het Nederlandse model zullen de Kamer in overeenstemming met
het coalitieakkoord ten tijde van de definitieve keuze voor de vervanger van
de F-16 worden meegedeeld.
186
Indien er, al dan niet gedwongen door de praktijk,
voor gekozen zal gaan worden om ALIS autonoom te laten opereren tot welke
doublures cq. gaten zal dat in de praktijk gaan leiden met de bestaande Nederlandse
defensiesystemen?
ALIS is het geïntegreerde geautomatiseerde ondersteuningssysteem
voor de JSF waarop alle gebruikers worden aangesloten. Dit systeem zal in
beginsel autonoom draaien. Op alle plaatsen waar dat nodig is, zijn in ALIS
koppelvlakken voorzien met de overige defensiesystemen. De vereisten voor
Nederland ten aanzien van deze koppelvlakken worden thans in kaart gebracht,
waarbij inderdaad het uitgangspunt is dat gaten of doublures worden vermeden.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD),
voorzitter, Ferrier (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA),
Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van
der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der
Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU),
Pechtold (D66), Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GL) en Thieme
(PvdD).
Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek
(VVD), Ormel (CDA), Jonker (CDA), De Wit (SP), De Vries (CDA), Roefs (PvdA),
Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Roemer (SP), Vacature
(CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD),
Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Omtzigt
(CDA), Teeven (VVD), Van Gent (GL) en Ouwehand (PvdD).