26 488
Behoeftestelling vervanging F-16

nr. 68
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 mei 2008

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief van 28 maart 2008 inzake de jaarrapportage Vervanging F-16 (Kamerstuk 26 488, nr. 67).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 mei 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Baalen

De griffier van de commissie,

De Lange

1

Welke andere landen voeren controles uit van cijfers en informatie van het Joint Strike Fighter (JSF) Program Office (JPO), het Amerikaanse ministerie van Defensie en de fabrikanten, met betrekking tot de JSF? Indien dit onbekend is, bent u bereid dit te inventariseren bij de diverse JSF partnerlanden? Indien dit bekend is, kunt u dan een overzicht van in deze landen beschikbare rapportages sinds 2006 de Kamer doen toekomen?

In het kader van de overeengekomen MoU’s heeft iedere partner dezelfde mogelijkheden om de betrouwbaarheid van de cijfers en informatie van het JPO vast te stellen. Het JPO als organisatie wordt gecontroleerd door de Amerikaanse audit-instanties. Het betreft de controle naar de besteding van gelden en de inrichting van de overeenkomsten met de industrie. Audits kunnen door de partnerlanden worden opgevraagd. Daarnaast beoordelen het JPO en de Amerikaanse audit-instanties overeenkomsten die met de industrie worden gesloten. Deze beoordeling geschiedt volgens de Amerikaanse regelgeving. De partners kunnen conceptovereenkomsten inclusief alle onderliggende documenten beoordelen en van commentaar voorzien. Delen daarvan zijn commercieel vertrouwelijk en alleen bestemd voor het JPO dat de onderhandelingen met de industrie voert en de overeenkomsten sluit. Het betreft dan vooral de uurtarieven van de leveranciers, die zeer commercieel gevoelig zijn en daarom alleen in beperkte kring worden beoordeeld. Alle andere kosteninformatie is beschikbaar voor de partners. Nederland is zoals bekend vertegenwoordigd in het JPO.

2 en 3

Kunt u uitputtend aangeven welke mogelijkheden de Nederlandse auditinstanties, te weten de Auditdienst Defensie, de Auditdienst Economische Zaken en de Algemene Rekenkamer, hebben om activiteiten te kunnen ontplooien ter controle van het JPO?

Kunt u uitputtend aangeven welke mogelijkheden de Nederlandse auditinstanties, te weten de Auditdienst Defensie, de Auditdienst Economische Zaken en de Algemene Rekenkamer, hebben om activiteiten te kunnen ontplooien ter controle van gegevens van het Amerikaanse ministerie van Defensie met betrekking tot de JSF?

De mogelijkheden voor de auditdiensten zijn beperkt tot het opvragen van de rapporten van de Amerikaanse audit-instanties.

4

Kunt u uitputtend aangeven welke mogelijkheden de Nederlandse auditinstanties, te weten de Auditdienst Defensie, de Auditdienst Economische Zaken en de Algemene Rekenkamer, hebben om activiteiten te kunnen ontplooien ter controle van Lockheed-Martin en andere toeleveranciers, waaronder Nederlandse, met betrekking tot de JSF?

De Nederlandse auditdiensten hebben geen toegang tot de gegevens van de Amerikaanse industrie. Dit is voorbehouden aan de Amerikaanse audit-instanties. Wel kan de auditdienst van Defensie, op verzoek van de Amerikaanse auditdienst, audits uitvoeren bij Nederlandse toeleveranciers.

5

Kunt u uitputtend aangeven welke mogelijkheden de Nederlandse auditinstanties, te weten de Auditdienst Defensie, de Auditdienst Economische Zaken en de Algemene Rekenkamer, hebben om activiteiten te kunnen ontplooien ter beoordeling van de gehanteerde methodes van de audits en calculaties door Amerikaanse instanties met betrekking tot de JSF?

In het PSFD MoU is opgenomen dat elk land verantwoordelijk is voor audits van de delen van het programma die worden gecontracteerd in dat land. Als daar aanleiding voor is, kan aan een auditdienst van een contracterend land worden gevraagd een audit uit te voeren. Als dit niet mogelijk is kan worden verzocht om de audit zelf te mogen uitvoeren. De auditdiensten hebben geen mogelijkheden om de methodes te beoordelen van Amerikaanse instanties. Wel kunnen zij kennisnemen van de gebruikelijke Amerikaanse methodieken.

6

Kan er op korte termijn, dat wil zeggen vóór het eventueel tekenen van het Initiële Operationeel Test en Evaluatie (IOT&E) Memorandum of Understanding (MoU), een audit van het project «Verwerving JSF» uitgevoerd worden door een extern auditbureau, of openbaar accountant? Is dit mogelijk zonder dat restricties worden gesteld aan de informatie die voor deze audit gebruikt kan en mag worden? Zo neen, waarom niet? Welke restricties zouden er in dit geval van toepassing zijn?

Een audit door een extern bureau stuit op de volgende problemen:

• In de diverse MoU’s is afgesproken dat audits van contracten zijn voorbehouden aan de Amerikaanse instanties;

• Als een extern bureau toestemming zou krijgen van de Amerikaanse auditinstanties en de Amerikaanse industrie om een audit uit te voeren, moet rekening worden gehouden met een tijdrovend proces. Het bureau ontbeert de kennis van het project en zal zich eerst moeten inwerken;

• De vrijgave van informatie uit een auditrapport zal in overeenstemming met de Amerikaanse werkwijzen beperkt zijn om commercieel vertrouwelijke informatie te beschermen.

7

Is het waar dat de Auditdiensten niet in staat zijn een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van informatie uit de Verenigde Staten? Is het waar dat informatie over de kosten en benodigde budgetten voor het JSF-project zijn gebaseerd op ramingen van het JPO?

Wat (externe) informatie betreft zijn de NL-auditdiensten in hoge mate afhankelijk van de auditdiensten van de Verenigde Staten. Het klopt dat de informatie over de kosten en benodigde budgetten voor de voortgezette verwervingsvoorbereiding berusten op ramingen van het JPO. Het JPO komt tot zijn berekeningen op grond van een grondige kennis van zaken en veelvuldige informatiewisseling met de leveranciers. De beperkingen in de oordeelsvorming van de Nederlandse auditdiensten betekent overigens nadrukkelijk niet dat de betrouwbaarheid van de informatie in het geding is. In de Verenigde Staten is er een uitgebreid systeem van checks and balances om de betrouwbaarheid van informatie bij voor grote projecten zoals de JSF te waarborgen.

8

Bieden de MoU’s de partnerlanden geen ruimte voor een onderzoek naar de juistheid van de kosten? Welke risico’s schuilen er volgens u in het hanteren van de gegevens van het JPO, waarvan de juistheid niet door de Auditdiensten beoordeeld kan worden?

Zowel het SDD MoU, het PSFD MoU als het IOT&E MoU bevat bepalingen op grond waarvan de audit-instanties van de partnerlanden onderzoek kunnen doen. Zie ook het antwoord op de vragen 2, 3, 4, 5 en 7.

Het is niet ongewoon dat er bij een groot project zoals de JSF in de ontwikkelingsfase nog geen absolute zekerheid bestaat over de betrouwbaarheid van kostenramingen. Risico’s van te lage ramingen van kostencomponenten worden ondervangen met risico-opslagen. De betrouwbaarheid van de kostenramingen neemt gedurende de ontwikkelingsfase toe en de risico’s nemen af.

Gezien de omvangrijke financiële betrokkenheid van de Amerikaanse overheid bij het programma, bestaat er geen twijfel aan de beoordeling van de JPO-ramingen door Amerikaanse audit-instanties. Zie ook het antwoord op vraag 7.

9

Kunt u de mogelijkheid onderzoeken om het JPO deel uit te laten maken van een onafhankelijk onderzoek naar de raming van de kosten en benodigde budgetten voor het JSF-project, zo nodig in samenwerking met andere JSF partnerlanden? Zo ja, welke concrete stappen gaat u daarvoor ondernemen en binnen welke termijn wilt u deze stappen realiseren? Zo neen, kunt u duidelijk motiveren waarom niet?

Het GAO heeft in zijn laatste rapport een onafhankelijke doorrekening van het gehele JSF-programma aanbevolen. Het Amerikaanse ministerie heeft al in januari 2008 opdracht gegeven tot een dergelijk onderzoek. Met de jaarrapportage Vervanging F-16 over 2007 en de antwoorden op vragen van het lid Van Velzen (Aanhangsel van de Handelingen 2031 van 17 april 2008) bent u hierover al geïnformeerd.

10

Wat is de inhoud van het Concept amendement op het IOT&E MoU? Kan dit document naar de Kamer worden gestuurd? Zo neen, waarom niet?

Het conceptamendement regelt de toetreding van Italië en Nederland tot het IOT&E MoU. Hierin wordt onder meer de Nederlandse bijdrage aan de IOT&E vastgesteld, bestaande uit een financiële bijdrage en de deelneming met twee CTOL-testtoestellen. Daarnaast bevat het MoU enige aanpassingen van het bestaande, in 2007 door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen MoU. De aanpassingen betreffen de structuur en het management van het IOT&E programma. De Tweede Kamer krijgt inzage in het MoU.

11

Waarom is er in de jaarrapportage bij het vermelden gebruik gemaakt van verschillende prijspeilen? Bent u bereid de rapportage opnieuw te zenden, ditmaal met voor alle bedragen gelijk gestelde prijspeilen, teneinde goede vergelijking mogelijk te maken?

Bent u bereid om vanaf nu alle brieven, rapportages en antwoorden die de Kamer worden toegezonden te voorzien van gelijke, herijkte prijspeilen? Zo neen, waarom niet?

Zoals uiteengezet in de beantwoording van vragen over het rapport van de ARK (Kamerstuk 31 300, nr. 4 van 18 maart 2008) en van vragen van het lid Van Velzen (Aanhangsel van de Handelingen 2031 van 17 april 2008) wordt gestreefd naar een duidelijke en consistente informatievoorziening over prijspeil en valuta. Afwijkingen van de standaard valuta en het standaard prijspeil zullen duidelijk worden gemeld en zonodig toegelicht om de vergelijkbaarheid te verbeteren. Het gebruik van verschillende prijspeilen hangt samen met afspraken die hierover in het verleden zijn gemaakt en beoogt de vergelijkbaarheid van cijfers in de loop der jaren te bevorderen. Zo worden stuksprijzen gedurende het gehele JSF programma steeds vergeleken met het startpunt in 2002.

12 en 21

Op welke manier is te voorkomen dat mogelijke vertragingen in de ontwikkeling en de productie van de JSF zoals die door het General Accounting Office (GAO) zijn voorzien géén nadelige consequenties hebben voor het Nederlandse programma?

Kunt u een toelichting geven op het kennelijke verschil in inzicht ten aanzien van de beoordeling van risico’s tussen het ministerie van Defensie en de Audit rapportage, zoals dit blijkt uit de conclusie «Daarnaast attenderen wij op de mogelijke vertragingen in de ontwikkeling en de productie van de JSF zoals door het GAO wordt onderkend. Het ministerie van Defensie stelt dat er op voorhand geen nadelige consequenties zijn voor het Nederlandse programma»? Kunt u gedetailleerd aangeven welke informatie elementen tot dit verschil in inzicht hebben geleid?

Een verlenging van de SDD-fase en, in samenhang daarmee, een verlenging van de IOT&E hebben op voorhand geen negatieve gevolgen voor het Nederlandse programma. De verlenging van de IOT&E geeft zelfs enige extra ruimte om vliegers en grondpersoneel om te scholen. Ook zou de IOT&E beter aansluiten op de huidige Nederlandse invoerreeks.

Het verschil in inzicht is in feite een interpretatieverschil van de gevolgen van een verlenging van de SDD-fase, veroorzaakt door de destijds nog beperkt beschikbare informatie.

13 en 31

Hoe gaat u voorkomen dat de gemelde en voorziene kostenstijgingen in het JSF-project op de langere termijn onhoudbaar zullen blijken voor de Defensiebegroting, mede in het licht van de aanstaande Verkenningen naar de toekomst van de krijgsmacht op de langere termijn?

Hoe reëel is het uit te blijven gaan van een aanschaf van 85 toestellen, gezien de verwachte stijgingen in stuksprijs, onderhoudskosten en kosten per vlieguur, die tevens door zullen werken in de prijs van het gebruik bij Performace Based Logistics (PBL)?

De kostenstijgingen van de JSF zijn mede (voor een aanzienlijk deel) het gevolg van de dollarkoersontwikkeling en de daarmee samenhangende inflatieontwikkeling in de Verenigde Staten. De lage dollarkoers heeft ook invloed op bijvoorbeeld de materiaalkosten in de Verenigde Staten. In euro’s geven de betreffende kostenontwikkelingen geen aanleiding tot bezorgdheid. In vergelijking met 2002 is de gemiddelde stukspijs van de JSF in euro’s zelfs gedaald. Er is dan ook geen aanleiding tot zorg over de budgettaire inpassing van het planningsaantal van 85 JSF-toestellen. Zie ook het antwoord op de vragen 15 tot en met 19 en 184.

14 en 140

Kan de Kamer een concreet voorstel tegemoet zien dat ingaat op de aanbeveling van de Auditdienst dat er een wenselijkheid is te komen tot het herijken van de informatiebehoeften, gezien het feit dat de definitie van de informatiebehoefte van de Tweede Kamer dateert uit 1999 en betrekking heeft op de System Development and Demonstration (SDD) fase, terwijl Nederland intussen deelneemt aan de Production Sustainment and Follow-on Development (PSFD) fase en het voornemen heeft om binnenkort ook aan de IOT&E fase deel te nemen? Hoe beoordeelt u de conclusie in het Auditrapport dat de nieuwe fasen PSFD en IOT&E in het project vervanging F-16 ook andere informatiebehoeften met zich mee brengen?

Deelt u de visie van de Auditdiensten dat de huidige informatieafspraken uit 1999 over de JSF gebaseerd zijn op deelname aan de SDD-fase en dat de deelname in 2006 aan de PSFD-fase en de voorziene deelname aan de IOT&E-fase herziening van de informatieafspraken vereisen? Welke mogelijkheden ziet u om in de toekomst te komen tot verbetering van de informatiewaarde van de jaarrapportages?

Deze aanbeveling van de auditdiensten betreft de informatiebehoeften die de Kamer heeft gedefinieerd in het kader van de procedureregeling grote projecten. Defensie streeft ernaar de Kamer zo goed mogelijk te informeren en is verheugd over de conclusie in het meest recente rapport van de Algemene Rekenkamer dat de ministeries van Defensie en Economische Zaken goed op weg zijn om onduidelijkheden over het JSF-programma zoveel mogelijk op te helderen en dat de ministeries veel informatie hebben verzameld en voorgelegd aan de Kamer. De Kamer op haar beurt heeft ook buiten de procedureregeling grote projecten om de regering grote aantallen vragen gesteld. De jaarrapportages zullen ook in de toekomst worden ingericht volgens de regeling grote projecten van de Tweede Kamer en de ministeries zullen ernaar blijven streven de informatievoorziening te verbeteren.

15, 16 en 19

Op welke manier denkt u dat de, in het Amerikaanse rekenkamerrapport naar voren gekomen element van de verdubbeling van de kosten per vlieguur t.o.v. vorige berekeningen, gevolgen heeft voor de exploitatie begroting van Defensie op lange termijn?

In hoeverre zal dit leiden tot druk op exploitatie budgetten in periode 2020–2035? In hoeverre zal dit leiden tot een verminderd aantal beschikbare uren?

Hoe beoordeelt u de nieuwe berekening van het Amerikaanse ministerie van Defensie inzake de prijs per vlieguur? Kunt u exact aangeven waarin de Nederlandse opbouw van de kostenstructuur van de prijs per vlieguur afwijkt van die van de Amerikanen? Kunt u een cijfermatige opbouw van beide prijsberekeningen toevoegen?

Is het juist dat ongeveer 70% van de vlieguurprijs wordt bepaald door afwijkende Nederlandse omstandigheden? Zo ja, kunt u dit dan cijfermatig onderbouwen, met betrekking tot personele component, het onderhoudsconcept, infrastructuur, brandstofprijs, opleidingen in Nederland en transportkosten, dit alles in vergelijking met de Amerikaanse situatie?

Hoe verhoudt zich de nieuwe, veel hogere, berekening van de prijs per vlieguur van de JSF zich met de oorspronkelijke belofte van de fabrikant dat de prijs per vlieguur van de JSF aanzienlijk lager zou zijn?

Waar de nieuwe prijsberekening gebaseerd is op de eerste, beschikbaar gekomen «real-life» gegevens uit het testvliegprogramma, welke risico’s zijn er dat deze prijs nog verder zal stijgen?

Het GAO stelt dat de exploitatiekosten van de JSF die van de F-16 waarschijnlijk zullen overstijgen. Deze stelling licht het GAO echter niet nader toe. Het Amerikaanse ministerie van Defensie bestrijdt de bewering ten stelligste. Inmiddels is gebleken dat het GAO cijfers heeft gebruikt die onderling niet vergelijkbaar zijn, aangezien in de cijfers van de F-16 verscheidene kostensoorten niet zijn meegerekend die voor de JSF wel zijn ingecalculeerd. Dat leidt tot een vertekend beeld. Zo zijn in de exploitatiekosten van de JSF onder meer personeelskosten op het gebied van medische voorzieningen verwerkt.

Het GAO rapporteert gedetailleerd over de Amerikaanse situatie, maar die wijkt aanzienlijk af van de Nederlandse. Dat geldt bijvoorbeeld voor de wijze waarop personeel wordt ingezet. De Amerikaanse luchtmacht werkt vaak met grote aantallen (onderhouds)personeel en maakt bovendien op grote schaal gebruik van dure inhuurkrachten. Dit geldt in nog sterkere mate voor de ontwikkelingsfase van een nieuw wapensysteem zoals de JSF. Ook het Nederlandse onderhoudsconcept wijkt aanzienlijk af van het Amerikaanse, evenals de infrastructuur, de opleidingen en de logistieke processen. Er is dan ook geen sprake van een toenemende druk op de Nederlandse exploitatiebudgetten of van een lager aantal beschikbare uren.

17 en 184

Kunt u een toelichting geven op de principewerking van Performance Base Logistics (PBL)? Kunt u exact aangeven welke kostprijselementen in de PBL berekening zijn opgenomen?

Kunt u exact aangeven welke kostprijselementen in de prijs per vlieguur zijn opgenomen? Wat is de relatie tussen de berekening van de prijs per vlieguur en in een PBL afgegeven prijs per vlieguur?

Kan gesteld worden dat voor de fabrikant de kostprijselementen die een rol spelen bij de opbouw van de prijs per vlieguur tevens essentiële kostprijselementen zijn die een rol spelen in de calculatie bij de PBL methode?

Welke kostprijselementen spelen geen rol in de PBL-methode, die als bijkomstige kosten aan te merken zijn?

Welk deel van de instandhoudingsbehoefte zal door het JPO in de vorm van PBL worden gecontracteerd bij de fabrikant?

Bij PBL worden de inrichting en de uitvoering van het onderhoud en de logistieke keten in zeker mate prestatiegericht uitbesteed. De leverancier wordt betaald op basis van de bereikte prestaties, bijvoorbeeld de inzetbaarheid van de JSF, en niet op basis van geleverde producten. PBL voor de JSF wordt met het oog op de benodigde ervaringsopbouw en om risico’s te mijden gefaseerd ingevoerd met als uiteindelijk doel een vaste prijs per geleverde prestatie. De kostprijselementen die op grond van een PBL-contract worden betaald betreffen in hoofdzaak technische en logistieke ondersteuning, de reparatie en modificatie van onderdelen, het onderhoud van software en elektronische data, vliegtuigmodificaties, voorraadbeheer en transport, levering en onderhoud van ICT-middelen en het onderhoud van simulators. Tijdens de IOT&E zal een eerste opzet van een PBL worden geëvalueerd. De totale prijs per vlieguur omvat ook de kostprijselementen waarvoor de PBL-leverancier niet verantwoordelijk is. De belangrijkste elementen zijn de personeelskosten in het defensiedeel van de instandhoudingsorganisatie, infrastructuurkosten en brandstofkosten.

18

Maken de kosten van brandstof deel uit van de afgegeven prijs in de PBL-methodiek?

Maakt het brandstofgebruik deel uit van de afgegeven prijs in de PBL-methodiek?

Hoe beoordeelt u in dit licht de signalering van de Amerikaanse Rekenkamer in haar rapportage van maart 2008, verwijzend naar berekeningen van het Amerikaanse ministerie van Defensie, dat het brandstofgebruik van de JSF hoger blijkt te zijn?

Welke gegevens zijn nu bekend over het brandstofgebruik ten opzichte van de F-16? Indien deze nog onbekend zijn, kunt u aangeven wanneer deze wel bekend zijn?

Maakt het brandstofgebruik en de brandstofprijs deel uit van de selectiecriteria in het plan van aanpak voor de bepaling van een opvolger van de F-16?

Brandstofkosten en brandstofverbruik maken geen deel uit van de PBL-methodiek. Het brandstofverbruik van beide te leveren JSF-motoren is nog niet exact bekend. De JSF is zwaarder dan de F-16 en zowel de F135 als F136 motor van de JSF is krachtiger dan de motor van de F-16. Het brandstofverbruik van de F-35 kan onder bepaalde vliegomstandigheden hoger liggen dan dat van de F-16. Anderzijds vliegt de F-35 niet met brandstoftanks en bewapening onder de vleugels zoals de F-16, waardoor de F-35 beter is gestroomlijnd. Het brandstofverbruik van de JSF en de alternatieve kandidaten is opgenomen in het Life Cycle Cost model dat in 2002 is gehanteerd. In de actualisering van de kandidatenevaluatie zal het opnieuw worden meegenomen.

20

Wat is uw reactie op de conclusie van het Auditrapport dat «in geval het Level Line Pricing (LLP)-principe geen doorgang vindt het Nederlandse budget kwetsbaar is voor verschuivingen in het afleverschema door partnerlanden en andere afnemers»?

De prijsontwikkeling in de eerste productiejaren als gevolg van verschuivingen van voornamelijk de Amerikaanse invoerreeks is als belangrijkste risico gekwalificeerd. Hierover bent u met de jaarrapportage over 2007 geïnformeerd. Verschuivingen door andere partnerlanden hebben een veel geringer effect vanwege de lagere aantallen. Het is overigens de verwachting dat op enig moment een vorm van LLP zal worden overeengekomen. Ook zal het Amerikaanse ministerie van Defensie binnenkort het contract tekenen voor de aflevering van twaalf JSF-vliegtuigen in 2010. Dat verkleint het risico van verdere verschuivingen.

22, 23 en 137

Waarom is in de jaarrapportage geen melding gemaakt van de volledige aanwending van de projectreserve van € 90 miljoen? Is de projectreserve hetzelfde als de post onvoorzien? Zo neen, wat is het verschil? Zo ja, waarom wordt op dit punt niet conform de Regeling Grote Projecten gerapporteerd in de jaarrapportage?

Kan worden gesteld dat de feitelijke kostenstijging als gevolg van de aanpassing van de invoerreeks niet 206 mln. is maar 296 mln. omdat deze kostenstijging voor 90 mln. gedekt is uit bestaande reserve? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom is dat niet in de jaarrapportage 2007 en de brief van 29 februari 2008 vermeld?

Waarom is in de jaarrapportage geen melding gemaakt van de volledige aanwending van de projectreserve van € 90 miljoen? Is de projectreserve hetzelfde als de post onvoorzien? Zo neen, wat is het verschil? Zo ja, waarom wordt op dit punt niet conform de Regeling Grote Projecten gerapporteerd in de jaarrapportage? Kan ook inzicht worden gegeven in alle aan het project verbonden kosten die ook buiten de projectdefinitie vallen? Zo neen, waarom niet?

De projectreserve is eerder ontstaan door in de projectbegroting een beperkte herfasering van de instroomreeks te accepteren. Deze aanpak is weer verlaten in de recente begroting. Deze strookt nu weer volledig met de nieuwe invoerreeks. In de brief van 29 februari over de IOT&E is gemeld dat het projectbudget met € 206 miljoen is verhoogd.

De projectdefinitie die al vele jaren wordt gehanteerd geeft de grenzen van het project aan. Mede ten behoeve van een heldere en consistente informatievoorziening, waarop ook door de Kamer wordt aangedrongen, worden kosten die buiten de projectdefinitie vallen niet opgenomen in het projectbudget. In de jaarrapportages van het project Vervanging F-16 wordt wel nader ingegaan op de gerelateerde projecten. Zie ook het antwoord op vraag 34 over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Monitoring verwerving Joint Strike Fighter» (Kamerstuk 31 300, nrs. 1 en 2 van 18 maart 2008).

24, 115 en 147

Waarom is er ten aanzien van de Nederlandse projecten in 2007 geen enkele vooruitgang geboekt? Waarom dient Nederland – zoals blijkt uit het rapport van de Auditdiensten – in 2009, indien het minder dan $ 25 miljoen heeft gerealiseerd aan Nederlandse projecten, het verschil af te dragen aan de Amerikaanse overheid? Hoe groot acht u de kans dat dit gaat gebeuren? Zijn er in 2007 ook voorstellen voor Nederlandse projecten afgewezen?Zo ja, welke en op welke gronden?

Kunt u nader toelichten waarom de besteding van 50 miljoen dollar voor in Nederland te ontwikkelen JSF-gerelateerde technologie zo moeizaam verloopt?

Worden Nederlandse projectvoorstellen herhaaldelijk afgewezen door de Amerikanen, of is het daadwerkelijk moeilijk geschikte projectvoorstellen met de Nederlandse industrie tot stand te krijgen? Indien dat laatste (ook) het geval is, kunt u aangeven waar dat aan ligt? Is naar uw idee de aansluiting van het JSF-project met het Nederlandse MKB voldoende? Welke rol vervullen grote bedrijven als Stork hierin?

Waarom dient Nederland – zoals blijkt uit het rapport van de Auditdiensten – in 2009, indien het minder dan $ 25 miljoen heeft gerealiseerd aan Nederlandse projecten, het verschil af te dragen aan de Amerikaanse overheid? Hoe groot acht de staatsecretaris de kans dat dit gaat gebeuren?

Begin 2007 zijn afspraken gemaakt over het te volgen plan van aanpak. In maart 2007 is samen met het ministerie van Economische Zaken en de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) een taakgroep ingesteld om kansrijke projecten te identificeren. De geselecteerde projecten zijn ter goedkeuring voorgelegd aan de Amerikaanse JSF Program Director. Deze projecten vertegenwoordigen bij elkaar een bedrag van meer dan $ 25 miljoen. De verwachting is dat deze aanpak in de loop van 2008 tot positieve resultaten zal leiden.

Onder meer in de jaarrapportages vanaf 2004 is ingegaan op de afspraak dat de Nederlandse bijdrage aan de SDD-fase van in totaal $ 800 miljoen voor een deel ($ 50 miljoen) mag worden aangewend voor Nederlandse projecten. Een van de voorwaarden betreft het bestedingsschema. Als het geld niet tijdig wordt besteed wordt het onbestede deel van de $ 50 miljoen alsnog als SDD-bijdrage aan de Amerikaanse overheid overgedragen. Het is onzeker of die situatie zal ontstaan. In 2007 zijn er geen projecten afgewezen.

25

Herinnert u zich de in 2002 aan de Kamer gemelde geschatte stuksprijzen voor de Rafale en de Eurofighter van resp. 59,4 en 51,6 miljoen euro? Waarom wordt hier een ander bedrag (met hetzelfde prijspeil 2002) voor de Eurofighter genoemd en niet aan een dergelijk bedrag bij de Rafale gerefereerd, en wel aan een fictieve Libische stuksprijs van 150–207 miljoen euro? Waarom voegt u daar in het geval van de Rafale aan toe dat voor de F4 configuratie de prijs naar verwachting nog hoger dan de genoemde Libische 150–207 miljoen euro zou uitvallen? Is er reden aan te nemen dat de prijzen van beide alternatieven recentelijk (fors) zijn gestegen?

In de jaarrapportage wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van recente informatie uit hoofdzakelijk open bronnen die het NLR verzamelt. Nieuwe informatie over (mogelijke) orders kan leiden tot een aanpassing van stukspijzen en prijspeilen van de Rafale en de Eurofighter. Het is aannemelijk dat de multi-role Rafale, die nog moet worden ontwikkeld, duurder zal zijn dan de versie die nu beschikbaar is. Ook voor de Eurofighter is uit open bronnen op te maken dat de kosten in de loop der tijd zijn gestegen.

26, 99 en 146

Wat wordt bedoeld met de politieke dimensie van de verwerving van de JSF in de partnerlanden? Wat zijn in deze de risico’s? Kunt u deze specifiek benoemen per partnerland?

Kunt u «het risico van de politieke dimensie» in de partnerlanden nader duiden?

In welke mate ziet u ook risico’s voor de prijsontwikkeling in latere fasen van het JSF-project (zoals voorzien door de GAO)? Wat wordt concreet bedoeld met het risico van de politieke dimensie van de verwerving van de JSF-partnerlanden? Hoe groot is het politieke risico van de JSF bij andere partnerlanden?

De politieke situatie in de partnerlanden is van invloed op de voortgang van het JSF-programma als zodanig en in elk van de landen. Het gaat vooral om de politieke besluitvorming over de verwerving van de JSF. Daarnaast kunnen nationale beslissingen over wijzigingen in de invoerreeksen gevolgen hebben voor de stuksprijzen voor de andere partnerlanden. Daarom zet Nederland zich in voor een vorm van Level Line Pricing.

Het GAO gaat niet in op risico’s voor latere fasen van het programma.

27 en 29

Houdt het ministerie rekening met een extra stijging van de kosten van $ 38 miljard over 2007 (voor 2458 toestellen) zoals in de VS de GAO in haar rapport over de JSF heeft laten weten? Zo neen, waarom neemt het ministerie de raming van de GAO niet over?

Hiervoor heeft het ministerie nog niet op een dergelijke manier, duidelijk, weergegeven hoe hoog de extra kosten voor Nederland zullen zijn naar aanleiding van de gebeurtenissen de afgelopen jaren. Kan het ministerie deze schatting van $ 2,1 miljard extra kosten bevestigen indien zij de redenatie volgt dat naar aanleiding van het rapport van de GAO valt op te maken dat over 2006 en 2007 samen $ 61 miljard aan extra kosten zijn gemaakt ($ 23 miljard in 2006, $ 38 miljard in 2007), dit voor 2458 toestellen is, dit per toestel neerkomt op $ 25 miljoen extra kosten, en dit voor Nederland wanneer wij 85 toestellen bestellen, neerkomt op $ 2,1 miljard extra kosten? Zo neen, waarom niet?

Zie de beantwoording van de vragen 3, 4 en 8 van het lid Van Velzen (SP) over de kostenstijging van de F-35 Lightning II (JSF), Aanhangsel der Handelingen 2031 van 17 april 2008.

28

Wat is op dit moment de inschatting van de kosten per toestel zonder ontwikkelkosten? Sluit deze aan bij de kosten ingeschat door de GAO? Zo neen, waarom niet? Hoe hoog zullen de ontwikkelkosten zijn? Hoe verhoudt zich deze nieuwe prijs per toestel tot alternatieven van de JSF?

De gemiddelde kale stuksprijs van de JSF bedraagt op dit moment $ 49,5 miljoen (prijspeil 2002). Met een voorgeschreven plandollarkoers van € 0,83 is dat € 41,1 miljoen. Over ontwikkelingskosten en vergelijkingen met alternatieven van de JSF kunnen in dit stadium geen mededelingen worden gedaan. Deze gegevens zullen deel uitmaken van de binnenkort uit te voeren actualisering van de kandidatenevaluatie. U zult daarover aan het einde van dit jaar worden geïnformeerd.

30

Waarom zal, aangezien Amerikaanse onderzoekers aangeven dat het proces van de JSF fikse vertraging heeft opgelopen van 2,5 jaar, Nederland haar besluit tot het aankopen van twee testtoestellen niet ook verder uitstellen?

Er is geen sprake van een vertraging van 2,5 jaar. Mogelijk zal de SDD-fase met een jaar worden verlengd en daarmee ook de IOT&E. Verlenging van de IOT&E zou enige extra ruimte bieden om vliegers en grondpersoneel om te scholen. Ook zou de IOT&E beter aansluiten op de huidige Nederlandse invoerreeks. Er zijn dus geen gevolgen voor de Nederlandse invoerreeks, inclusief de verwerving van de beide testtoestellen. Zie ook het antwoord op de vragen 12 en 21.

32, 35, 39, 142 en 169

Wilt u een overzicht geven van de totale verwachte kosten die het langer dan gepland operationeel houden van de Nederlandse F-16’s door de vertraging in het JSF-project met zich mee zal brengen? Kunt u in dit overzicht een specificatie aanbrengen in verwachte kosten per jaar, per vlieguur en inclusief de bijbehorende onderhoudskosten en eventueel noodzakelijke (endlife) updates? Zo neen, waarom niet? Hoe zullen deze kosten worden opgenomen in de Defensiebegroting in de jaren tot de F-16 vervangen zal zijn?

Hoe verhoudt het uitstel van de instroom van de JSF en de noodzaak om F-16’s langer in de lucht te houden zich tot uitspraken van de staatssecretaris van Defensie dat de F-16’s tot de draad zijn versleten en dat de levensduur van de F-16 niet verder valt op te rekken in de Defensiekrant van 15 november 2007?

Leidt de thans vertraagde invoer niet tot inzetproblemen, gezien het feit dat de F-16 zonder verdere updates in 2017 aan het eind van zijn technische levensduur is? Kunt u dit specificeren per operationeel taakgebied?

Zal er langer moeten worden doorgevlogen met de F-16 dan initieel gepland was? Zo ja, hoe hoog zijn de extra kosten die hieraan verbonden zijn? Zijn de extra kosten voor het langer in gebruik houden van de F-16 ook inbegrepen bij de kostenstijging van 206 mln. Euro en/of de genoemde 90 mln. Euro?

Welke precieze gevolgen zal de aanpassing (vertraging) van de eventueel door Nederland voorziene invoerreeks van de JSF hebben voor het langer in bedrijf moeten houden van de F-16, cq. het zoeken van tijdelijke alternatieven? Welke extra kosten moeten hiervoor gereserveerd worden? Worden deze extra kosten ook meegenomen als onderdeel van het gehele JSF-project?

Defensie heeft eerder onderzocht wat het optimale vervangingsscenario is. In de financiële afwegingen wordt rekening gehouden met de technische veroudering van de F-16 en de daarmee gepaard gaande stijging van de instandhoudingskosten. In scenario’s waarin de vervanging van de F-16 pas later in het volgende decennium aanvangt, worden meer investeringen voorzien in verband met de operationele veroudering. Deze investeringen zijn bedoeld om in de jaren waarin de JSF nog niet beschikbaar is toch een toereikende capaciteit te waarborgen. In de doelmatigheidsstudie is dus een optimum gezocht tussen de dalende aanschafprijzen van de JSF-vliegtuigen (als gevolg van de productieleercurve) en de stijgende exploitatiekosten van de F-16.

Er is geen sprake van het langer operationeel houden van de Nederlandse F-16’s. De aanpassing van de Nederlandse invoerreeks waarover u met de jaarrapportage bent geïnformeerd is zodanig gekozen dat deze niet zal leiden tot aanvullende updates van of investeringen in de F-16.

33 en 34

Kunt u aangeven waaruit de agenda en werkwijze van de JSF Executive Steering Board (JESB) bestaat? Zo neen, waarom niet?

Kunt u nader toelichten welke specifieke punten Nederland heeft ingebracht als JESB co-voorzitter, en hoe invloed op de werkwijze is uitgeoefend? Zo neen, waarom niet?

De JESB is het hoogste besluitvormingsorgaan in het JSF-programma en berust op afspraken in het PSFD MoU. De onderwerpen op de JESB-agenda beslaan de volle breedte van het programma. De JESB komt twee maal per jaar bijeen, in het voorjaar en in het najaar. Het voorzitterschap van de JESB wordt gedeeld door de Verenigde Staten en een partnerland. Elke derde vergadering wordt gehouden in het land van de co-voorzitter waarna het co-voorzitterschap overgaat naar een ander partnerland. Nederland heeft als co-voorzitter de JESB op 21 en 22 april jl. in Amsterdam georganiseerd. Daarna is het co-voorzitterschap overgedragen aan het Verenigd Koninkrijk.

Op initiatief van Nederland worden JESB-vergaderingen afgesloten met een government only session, wat het overleg tussen de partnerlanden en de besluitvorming bevordert. Nederland heeft zich ervoor ingezet de eisen voor de instandhoudingsfase van de JSF op elkaar af te stemmen. Zo kunnen specifieke eisen per land worden voorkomen en kan de instandhouding van de JSF doelmatig worden ingericht. Zoals vermeld in de jaarrapportage Vervanging F-16 over 2007 heeft Nederland zich ook nadrukkelijk ingezet voor een vorm van Level Line Pricing (LLP) om stabiliteit in de prijs en in productieplanning te bewerkstelligen. Vooralsnog heeft dit niet geleid tot concrete afspraken, maar dankzij de Nederlandse inspanningen staat het onderwerp nog steeds op de agenda wordt er aan voorstellen gewerkt.

37

Heeft de end-life-update van de Amerikaanse F-16’s geresulteerd in een mogelijke extensie van de levensduur van deze toestellen tot 8 000 vlieguren? Hoe beoordeelt u de mogelijkheden van een soortgelijke end-life update voor de Nederlandse F-16’s?

De Verenigde Staten hebben geen endlife update uitgevoerd bij hun F-16’s. De oude Amerikaanse F-16’s van de blockversie die Nederland heeft, zijn allemaal buiten dienst gesteld. Er is ook geen endlife update programma beschikbaar voor de F-16. Een dergelijk programma zou ontwikkeld moeten worden. Zoals eerder gemeld zal Defensie dit jaar de voors en tegens van een endlife updatevan de F-16 nog eens beargumenteren. Daar zullen deze aspecten bij worden betrokken.

36, 38, 49 en 168

Wanneer zullen de eerste F-16-toestellen onder de thans geldende omstandigheden uitstromen? Kunt u aangeven hoeveel F-16-toestellen naar verwachting per ultimo 2017 uitgestroomd zullen zijn?

Kunt u aangeven hoe de thans geplande Nederlandse invoering bij aankoop van de JSF in de tijd gaat verlopen, dat wil zeggen in welke jaren hoeveel toestellen zullen instromen? Kunt u daarnaast ook, bijvoorbeeld middels een stroomdiagram, aangeven hoe de totale productie per jaar thans gepland staat?

Wanneer zullen de eerste F-16-toestellen onder de thans geldende omstandigheden uitstromen? Kunt u aangeven hoeveel F-16-toestellen naar verwachting per ultimo 2017 uitgestroomd zullen zijn? Zo neen, valt dan tenminste een schatting te maken?

Kan in een jaartabel naast elkaar worden aangegeven de oorspronkelijk voorziene én de inmiddels door u aangepaste invoerreeks van de JSF door Nederland? Kan in deze tabel tevens worden aangegeven over welk aantal operationeel inzetbare jachttoestellen van welk type Nederland per jaar kan beschikken bij deze aangepaste invoerreeks tot en met 2023?

In onderstaande tabel is per jaar de totale JSF-productiereeks weergegeven van de partnerlanden. De productie loopt door tot en met 2034, waarbij in de laatste jaren alleen toestellen worden geproduceerd voor de Verenigde Staten. Voorts is de huidige geplande Nederlandse invoerreeks van de JSF en de uitstroomreeks van de F-16 weergegeven.

JSF productie partnerlanden in totaal, Nederlandse invoerreeks JSF, uitstroom F-16

Afleverjaar091011121314151617181920212223e.v.
Productie2121932471141262042282292282171821691581 206
JSF  11 2491010101010108 
F-16      12121212121215   

40, 90, 91, 92, 94, 95, 113, 123, 143, 166, 173, 175 en 181

Bestaat er een alternatief beleidsplan voor kostenstabilisatie van het JSF-project, anders dan de aan de partners voorgestelde horizontale prijsstelling, voor het geval dat de komende jaren verdere vertragingen in de aanschaf van de JSF door de VS dan wel partners zullen optreden? Zo ja, wat is concreet de inhoud van dit plan? Zo neen, bent u bereid een dergelijk plan op te stellen?

Hoe kansrijk acht u de onderhandelingen ten aanzien van het LLP-principe? Welke gevolgen heeft het niet doorgaan van het LLP-principe en de mogelijke gevolgen hiervan op verschuivingen in het afleverschema voor de kosten van de eventueel door Nederland aan te schaffen F-35A toestellen?

Waarom is niet al eerder door de VS en partners overlegd over LLP? Welk(e) land(en) naast de VS heeft/hebben ook voor verschuivingen in de invoerreeks gezorgd?

Is er sprake van brede steun onder de partners voor het LLP? Welke invloed hebben niet-partnerlanden op het LLP-mechanisme, mocht dit tot stand komen? Welk belang heeft de grootste afnemer van JSF F-35A CTOL toestellen, de USA, bij het LLP-mechanisme?

Acht u deelname van deze grootste afnemer van JSF F-35A CTOL toestellen cruciaal voor het welslagen van de invoering van dit mechanisme? Hoe moet de Amerikaanse beslissing om hun invoerreeks in de periode 2015–2023 te verlagen van 110 naar 48 stuks F-35A in dit licht gezien worden? Kan dit als een signaal worden opgevat dat zij positief zullen staan tegenover invoering van het LLP-mechanisme?

Hoe vindt, mocht de LLP-methodiek worden toegepast, verrekening van de kosten plaats aan het eind van de «lijn»? Kunt u een exacte definitie van het gehanteerde begrip «lijn» geven? Over welk tijdsbestek zal de toepassing van dit LLP zich gaan uitstrekken? Is het alleen van toepassing op de JSF F-35A versie of zijn de andere versies JSF F-35B en JSF F-35C hierin ook meegenomen?

Acht u het mogelijk goede, internationale, verrekenmechanismen in stand te houden over een lange reeks van jaren? Acht u dit wenselijk uit oogpunt van langdurige begrotingsonzekerheden en noodzakelijke jaarlijkse heronderhandelingen en rapportages met internationale partners? Acht u het mogelijk dat de lijn zich zal uitstrekken tot, of zelfs na 2036?

Waarom is niet al veel eerder door de VS en partners overlegd over LLP? Hoe kansrijk acht u de onderhandelingen? Is er sprake van brede steun onder de partners?

Welk(e) land(en) naast de VS heeft ook voor verschuivingen in de invoerreeks gezorgd?

In hoeverre hebben ook andere partnerlanden, net als Nederland, hun invoerreeks aangepast, of zijn er aanwijzingen dat partnerlanden dit overwegen te gaan doen? Zo neen, waarom heeft Nederland dit als enige land gedaan terwijl het pleitbezorger is van stabiliteit in het JSF-programma? Zo ja, wat zijn daarvan de gevolgen voor het programma en voor de kosten voor Nederland?

Welke gevolgen heeft het indien de VS of een van de andere landen de invoerreeks nog verder vertraagt? Welke concrete aanwijzingen zijn er dat dit niet zal gebeuren, cq. dat de nu voorliggende invoerreeksen betrouwbaar zijn?

Wat is de voortgang in het bereiken van een Level Line Pricing (LLP)? Wat zijn de verwachtingen van de regering terzake?

In hoeverre speelt het overleg met de partners over een vorm van LLP mee in de budgetplanning? Wat zal het effect op het budget zijn als LLP niet doorgaat? In hoeverre wordt er nu al rekening gehouden in projectplanning met een vorm van LLP? Kunt u aangeven welk belang de VS heeft bij LLP? Wanneer is een eventueel besluit over een vorm van LLP te verwachten?

Hoe beoordeelt de regering de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over grote onzekerheid m.b.t. de prijs van de JSF wanneer de regering ook zelf poogt meer prijsstabiliteit te bewerkstelligen via bijv. het hanteren met partners van het LLP-principe?

Het LLP-principe wordt al op kleine schaal toegepast in het programma. Alle vliegtuigen die door middel van een jaarcontract worden besteld hebben namelijk dezelfde prijs. De meeste partners zouden dit principe ook willen toepassen als later in het programma per vijf jaren wordt gecontracteerd (multi year procurement).

Een volgende stap waar Nederland naar streeft, is de toepassing van het LLP-principe voor een nog langere periode, zoals bij de aanschaf van de F-16 is gebeurd. Gelet op de variatie in instroomschema’s is dit voor sommige landen in eerste instantie voordelig en voor andere landen in eerste instantie nadelig. Landen die hun vliegtuigen pas laat in het volgende decennium afnemen, betalen vanwege het leercurve-effect een lagere prijs voor hun vliegtuigen. Als door de toepassing van (een vorm van) LLP een gemiddelde prijs wordt vastgesteld voor meer jaren, stijgt de gemiddelde prijs voor die landen. Als meer landen gaan schuiven met hun invoerreeks, stijgt de prijs uiteindelijk voor iedereen. De landen die van plan zijn relatief laat vliegtuigen af te nemen, zijn in eerste instantie goedkoper uit als zij niet met een gemiddelde prijs instemmen. Voortdurende instabiliteit zou er echter toe kunnen leiden dat zij en de andere partners uiteindelijk meer betalen. Door een hogere prijs voor hun vliegtuigen te accepteren zouden zij de prijsstabiliteit in het totale programma bevorderen.

De besprekingen tussen de partnerlanden hebben tot op heden niet tot consensus geleid. Als uiteindelijk geen overeenstemming kan worden bereikt, blijft voor partnerlanden de prikkel bestaan hun instroomreeks te vertragen omwille van een lagere gemiddelde prijs. Voor de Verenigde Staten ligt de zaak anders. Door het grote aantal toestellen dat gespreid over vele jaren wordt geproduceerd ontstaat als het ware vanzelf een soort LLP. Een vorm van LLP, bijvoorbeeld vijfjarencontracten, zal echter hoe dan ook een prijsdrukkend effect hebben.

Niet-partnerlanden zijn tot op heden niet betrokken geweest bij discussies over een vorm van LLP. Het ligt in de rede ook potentiële exportklanten erbij te betrekken.

Er is geen sprake van een besluit in de Verenigde Staten om de invoerreeks voor de periode 2015 tot 2023 te verlagen van 110 naar 48 toestellen per jaar. Er zijn geen aanwijzingen dat andere landen wijzigingen in de invoerreeks zullen toepassen.

Hoewel Nederland bij een gelijkblijvende invoeringsreeks opnieuw kan worden geconfronteerd met een iets hogere kostprijs per toestel, zal het effect geringer zijn naarmate de productie vordert. Door de steile leercurve daalt de gemiddelde prijs relatief snel. Het Nederlandse projectbudget gaat nog niet uit van de voordelen van een eventuele vorm van LLP.

41

Vanuit welke ambtelijke organen zijn de overige zes functies bij het Amerikaanse JPO in Washington vervuld? Betreft het hier enkel medewerkers vanuit het Ministerie van Defensie? Zo ja, waarom worden er niet vanuit meerdere departementen medewerkers geleverd?

Personeel voor de desbetreffende militaire functies wordt geleverd door Defensie omdat de vereiste deskundigheid niet beschikbaar is bij andere departementen. Bovendien doet het defensiepersoneel bij het JPO kennis en ervaring op die bij terugkeer in Nederland kunnen worden benut ten behoeve van het project.

42, 43 en 47

Hoe, in welke frequentie en in welke vorm, verloopt de informatie-uitwisseling tussen het JPO en het Nederlandse ministerie van Defensie? Op basis van welke bronnen voorziet het JPO het ministerie van informatie?

Kan de Kamer een periodiek overzicht worden toegestuurd waarin duidelijk wordt wat, wanneer door wie en met welke distributiekwalificatie, van het JPO aan het ministerie wordt gerapporteerd?

Kunt u aangeven welke type rapportages van het JPO de distributiekwalificatie hebben openbaar, welke vertrouwelijk, welke strikt vertrouwelijk en welke geheim? Kunt u aangeven welke maatstaven hiervoor zijn vastgelegd? Hoe en door wie zijn deze maatstaven vastgesteld en geautoriseerd?

Kunt u aangeven welke rapportages op welke datums, over welk onderwerp en met welke distributiekwalificatie door het JPO zijn uitgegeven aan de deelnemende landen tussen 2004 en heden? Is voor rapporten van de JPO met een distributiekwalificatie vertrouwelijk of strikt vertrouwelijk inzage mogelijk door de leden van de Kamer?

Rapportages en documenten van het JPO zijn niet openbaar. Deze zijn voor intern gebruik van Defensie. In onder meer de jaarrapportage over 2003 (Kamerstuk 26 488 nr. 19 van 25 mei 2004) is uitgelegd hoe de organisatiestructuur is opgezet. Onlangs hebben de auditdiensten van Economische Zaken en Defensie in een onderzoek geconcludeerd dat de beheersing van het project, waaronder de informatie-uitwisseling met het JPO, toereikend is. Zie ook het antwoord op vraag 41.

44

Waarom heeft de Nederlandse regering ingestemd met een MoU waarin de juistheid van door het JPO geraamde kosten niet onderzocht mag worden? Kan het betreffende MoU naar de Kamer worden gezonden? Zo neen, waarom niet?

Zie de beantwoording van de vragen 1, 7, 8 en 10.

45 en 46

Kunnen, indien de juistheid van de door het JPO geraamde kosten niet onderzocht mag worden, voortaan de gegevens van de Amerikaanse Rekenkamerrapporten en de Defensiebegrotingen van het Amerikaanse ministerie van Defensie vast onderdeel uitmaken van de stukken die de regering aan de Kamer stuurt inzake het project «Vervanging F-16»? Zo neen, waarom niet?

Wordt informatie die geleverd wordt vanuit het JPO, meegenomen in de maandelijkse rapportage van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) aan de bewindspersonen? Zo neen, waarom niet? Betreft het hier enkel de bewindspersonen van het ministerie van Defensie? Zo neen, welke andere bewindspersonen ontvangen ook deze maandelijkse rapportages? Wilt u de maandelijkse voortgangsrapportage van de DMO aan de bewindspersonen ook aan de Kamer sturen? Zo neen, waarom niet?

De rapporten van het GAO en de defensiebegrotingen van het Amerikaanse ministerie van Defensie zijn openbaar. Deze documenten zijn onder meer in te zien via de websites www.gao.gov en www.defenselink.mil. De rapportages van de DMO aan de bewindspersonen van Defensie worden niet overgelegd omdat deze voor intern gebruik zijn.

48

Gaat het bij de JSF om een kwalitatief hoogwaardig vliegtuig of gaat het om een kwalitatieve hoogwaardig niet gespecialiseerd vliegtuig, een zogenaamd multi-role jachtvliegtuig?

De JSF is een kwalitatief hoogwaardig multi-role jachtvliegtuig, dat voldoet aan de eisen die ook Nederland heeft gesteld en de beoogde taken kan uitvoeren.

50

Is de regering bereid om naast de expertise van genoemde instituten, NLR, TNO en NIVR ook gebruik te maken van bestaande expertise afkomstig van onafhankelijke, niet aan de Nederlandse regering of betrokken private onderneming verbonden, instituten als de Amerikaanse Rekenkamer en de Rekenkamers van overige partnerlanden? Zo neen, waarom niet?

Er is geen relatie tussen de Nederlandse regering en de Rekenkamers van andere landen. Wel mag worden aangenomen dat de deskundigheid van deze instituten door de functionarissen uit die landen wordt benut en in het JSF-programma wordt ingebracht.

51

Hoe kijkt u aan tegen de «onzekerheden over de uiteindelijke kosten», waarvan u aangeeft dat die «voor een belangrijk deel inherent zijn aan een project van deze omvang en in dit stadium», terwijl volgens planning het kabinet over twee jaar over de aanschaf zal beslissen? Is het redelijk te veronderstellen dat die onzekerheden binnen twee jaar nagenoeg verdwenen, dan wel aanvaardbaar laag zijn?

Zoals in de beantwoording van de vragen over het laatste rapport van de ARK (Kamerstuk 31 300, nr. 4 van 18 maart 2008) al is gemeld, zal in de komende jaren, mede vanwege de toenemende ervaring met de productie, de onderbouwing van kostenelementen steeds exacter en vollediger worden. Schattingen op basis van ervaringen uit andere programma’s zullen nagenoeg verdwijnen en worden vervangen door harde cijfers. Of de onzekerheden aanvaardbaar zijn, zal blijken bij de behandeling van het verwervingsbesluit. De regering heeft daar vertrouwen in.

52

Is in 2007 geen enkele van de 7,5 extra functies bij de projectorganisatie in Nederland gevuld geweest? Zijn daarvoor nog andere verklaringen te geven dan de «krappe arbeidsmarkt»? Heeft dit ook gevolgen gehad voor de taakvervulling? Zijn de zes extra functies bij het JPO in Washington wel alle vervuld geweest gedurende 2007 en voor de eerste maanden van 2008?

Het beleid van Defensie laat niet zonder meer toe dat functies zonder vorm van compensatie aan een organisatie worden toegevoegd. De uitbreiding van de projectorganisatie heeft enige tijd in beslag genomen en mede daardoor heeft de vulling van de desbetreffende functies enige vertraging opgelopen. De werkdruk onder het zittende personeel van de projectorganisatie in Nederland is in 2007 verlicht door middel van externe inhuur. Naar verwachting zullen dit jaar 4,5 functies worden gevuld, mede door externe inhuur. De drie resterende functies houden vooral verband met de IOT&E-fase die in 2011 zal aanvangen. Deze functies moeten bij voorkeur in 2009 worden gevuld. Dit zal waarschijnlijk lukken.

Van de zes extra functies bij het JPO zijn er thans vier gevuld. De twee resterende functies worden waarschijnlijk nog dit jaar gevuld.

53, 54, 55, 56, 83, 144, 155, 156, 157, 158 en 159

Zijn NLR, TNO en het NIVR betrokken bij het opstellen van het Plan van Aanpak voor de kandidatenbeoordeling van de F-16 vervanger? Zo ja, op welke wijze wordt gewaarborgd dat bij het opstellen van de criteria niet een begunstiging van de JSF als kandidaat plaatsvindt, gelet op de betrokkenheid van respectievelijk NLR als toeleverancier en contractpartner van BAe Systems, van Perot Systems Nederland, van de Koninklijke Luchtmacht, van Alion Consultancy en het JSF Program Office; van TNO als toeleverancier en contractpartner van Northrop Grumman, Lockheed Martin en de Koninklijke Luchtmacht? Op welke wijze waarborgt u een onafhankelijke opstelling van het betreffende plan van aanpak? Is dit conform Nederlandse en Europese aanbestedingsregels?

Wanneer zal de Kamer de vergelijking tussen de eventueel aan te schaffen JSF en de bestaande alternatieven op basis van prijs, kwaliteit en levertijd ontvangen? Wat is de samenstelling van het projectteam dat deze vergelijking zal maken? Welke onafhankelijke expertise is hierin vertegenwoordigd? Hoe is de onafhankelijkheid van deze vergelijking gewaarborgd? Zal een openbaar accountant aan dit team worden toegevoegd, of zal er een beoordeling van deze vergelijking plaatsvinden door openbare accountants?

Worden de meerkosten van het al dan niet langer doorvliegen met bestaande Nederlandse F-16’s meegerekend in de uiteindelijke kandidatenvergelijking tussen mogelijke opvolgers van de F-16? Zo ja, zal hierbij rekening worden gehouden met verschillende mogelijke Initiële Operationele Data, te weten 2016, 2017 en 2018? Zo neen, waarom niet?

Zijn er door de vertraging in het JSF-project andere reële, nog niet eerder beoordeelde, toestellen op de markt gekomen? Zo ja, wilt u deze meenemen in de aanstaande kandidatenevaluatie? Wilt u naast de in het jaarverslag genoemde alternatieven in ieder geval ook de Zweedse Gripen als alternatief voor de JSF meenemen in de kandidatenevaluatie? Zo neen, op basis van welke argumenten niet?

Betekent het feit dat alternatieven alleen aan de orde komen als de JSF niet aan de eisen kan voldoen of indien de Verenigde Staten het JSF-programma zouden stopzetten een de facto keuze voor de JSF? Zo neen, welke uitleg moet hier wel aan gegeven worden?

Is het feit dat in de jaarrapportage geen actuele prijsinformatie over productalternatieven kan worden gegeven, straks geen belemmering meer voor de aangekondigde zorgvuldige en transparante vergelijking die nog opgesteld zal worden? Zal deze vergelijking op dezelfde manier worden verricht als bij de initiële kandidatenevaluatie? Zo neen, wat zijn de verschillen? Wordt er bij de vergelijking rekening gehouden met nieuwe ontwikkelingen in bijvoorbeeld technologie die sinds de vorige kandidatenevaluatie een rol zijn gaan spelen? Zo ja, welke ontwikkelingen betreft dit? Zijn er productalternatieven waarbij de F-16 eerder dan 2023 geheel vervangen kan zijn? Zijn ook gegevens beschikbaar over de vliegkosten per uur van de F-16, de JSF en de verschillende productalternatieven?

Op welke datum uiterlijk kan de Kamer de actualisering van de kandidatenevaluatie tegemoet zien? Mag op grond van het coalitie akkoord verwacht worden dat daarbij nu ook álle relevante alternatieven voor de opvolging van de F-16 worden betrokken? Welke nieuwe alternatieven komen nu ook in beeld door de reeds opgelopen vertragingen in het JSF-project en de in deze brief voorziene verdere spreiding vooruit van de eventueel aan te schaffen JSF als opvolger van de F-16? Zal ook de Zweedse Gripen, zoals overwogen door Denemarken en Noorwegen, hierbij als reële alternatieve optie betrokken worden? Zo neen, op grond van welke overwegingen?

Op welke datum kan de Kamer het plan van aanpak voor de kandidatenvergelijking tegemoet zien? Door wie wordt dit opgesteld? Welke waarborgen zijn er dat de toetsingscriteria zijn opgesteld door onafhankelijke, niet direct of indirect in het JSF-project betrokken deskundigen, bedrijven, instellingen of andere belanghebbenden?

Worden er onafhankelijke, zonodig buitenlandse, deskundigen aan het orgaan, dat de toetsingscriteria opstelt, toegevoegd? Worden er openbaar accountants aan het orgaan, dat de toetsingscriteria opstelt, toegevoegd?

Welke methode wordt voor de toetsing gehanteerd, is er sprake van een vooraf onveranderlijk vastgelegd systeem van puntentellingen en wegingsfactoren? Krijgt de Kamer voorafgaand aan de toetsing, bij voorkeur als bijlage bij het Plan van Aanpak exact inzicht in de toetsingscriteria en bijbehorende wegingsfactoren?

Welke waarborgen zijn er dat de opstellers van de toetsingscriteria en de uitvoerders van de toetsing niet dezelfde, direct noch indirect, zijn?

Is er in het Plan van Aanpak opgenomen welke instanties de toetsing verzorgen?

Welke waarborgen zijn er dat deze toetsing niet plaats vindt, door instanties die tevens acteren als leveranciers in het JSF-project (en daarmee belanghebbende in dit project)?

Worden er onafhankelijke, zonodig buitenlandse, deskundigen aan het toetsingsorgaan toegevoegd? Worden er openbaar accountants aan het toetsingsorgaan toegevoegd?

Zo neen, waarom niet?

Krijgt de Kamer bij definitieve toetsing, inzicht in hoe de wegingsfactoren en puntentellingen voor elk van de kandidaten is toegepast? Zo neen, waarom niet?

Inleiding

In het coalitieakkoord staat dat een vergelijking van de F-35 met andere kandidaten zal worden uitgevoerd voordat het kabinet besluit over de vervanging van de F-16. Deze vergelijking zal betrekking hebben op prijs, kwaliteit en levertijd.

Ter beantwoording van de vragen die over deze vergelijking zijn gesteld, volgt een beschrijving van de manier waarop deze vergelijking zal worden uitgevoerd. Omdat deze vergelijking nauw samenhangt met de in 2001 uitgevoerde kandidatenevaluatie volgt eerst een korte beschrijving van de voorgeschiedenis.

Voorgeschiedenis

Met de brief van 11 februari 2002 (Kamerstuk 26 488, nr. 8) bent u geïnformeerd over onder meer de vergelijking van de mogelijke opvolgers van de F-16. Deze Kandidatenevaluatie is uitgevoerd in de B/C fase van het project Vervanging F-16. De Koninklijke luchtmacht heeft destijds, in nauw overleg met TNO en het NLR, de opties voor de vervanging van de F-16 beoordeeld onder meer op grond van effectiviteit en levensduurkosten. Hierbij ging het om drie Europese kandidaten, de Eurofighter Tranche 3, de Gripen en de Rafale F-4, en drie Amerikaanse kandidaten, de Advanced F-16, de F/A-18 E/F Super Hornet en de JSF. Eerst is nagegaan of vervanging nodig was en of het mogelijk was langer door te vliegen met de F-16, al dan niet na een endlife update. De evaluatie van de kandidaten berustte op het uitgangspunt dat de opvolger van de F-16 een modern, kwalitatief hoogwaardig, multi-role jachtvliegtuig zou moeten zijn en in veel operationele scenario’s inzetbaar. Dit uitgangspunt is vertaald in beoordelingscriteria. Kandidaat-leveranciers zijn via een Weag-procedure opgeroepen zich te melden en vervolgens hebben zij een Request for Information (RFI) ontvangen. De vragen uit het RFI, de weegfactoren en enige minimumeisen zijn vastgesteld vóórdat de antwoorden op het RFI werden ontvangen.

De antwoorden op het RFI zijn door middel van een multicriteria-analyse onderzocht. Hierbij zijn onder andere de militairoperationele kwaliteiten en de levensduurkosten geanalyseerd. Door diverse significante tekortkomingen werd de effectiviteit van de Gripen als onvoldoende beoordeeld; dit toestel werd daarom niet meer in beschouwing genomen. Ook van de F/A-18 E/F Super Hornet werd vastgesteld dat deze beperkingen kent, onder andere wat het bereik, de zelfbescherming en de sensoren betreft. Uit de vergelijking is uiteindelijk de JSF naar voren gekomen als het effectiefste en het goedkoopste toestel, zowel in aanschafprijs als in levensduurkosten. Met andere woorden, het beste toestel voor de beste prijs.

Mede naar aanleiding van deze zorgvuldige kandidatenanalyse heeft de regering in 2002 besloten deel te nemen aan de SDD-fase van de JSF. Sindsdien is er geen sprake meer van een onderhandelingsrelatie met leveranciers van de productalternatieven. Wel wordt sindsdien informatie verzameld over de ontwikkeling van de drie productalternatieven die in de kandidatenevaluatie na de JSF als beste naar voren kwamen, te weten de Rafale F4, de Eurofighter Tranche 3 en de Advanced F-16. In opeenvolgende jaarrapportages over het project Vervanging F-16 is de Kamer steeds hierover geïnformeerd.

Aanpak Kandidatenvergelijking 2008

De vergelijking van prijs, kwaliteit en levertijd, vastgelegd in het coalitieakkoord, zal transparant en zorgvuldig worden gedaan. Aangetekend moet worden dat Nederland op dit moment over veel meer informatie over de JSF beschikt dan over de productalternatieven. Om een juiste en betrouwbare vergelijking uit te voeren, zal worden voortgebouwd op de eerdere kandidatenevaluatie, waarvan destijds is vastgesteld dat zij is uitgevoerd op een grondige en zorgvuldige wijze. Vastgesteld zal worden hoe de JSF en de drie productalternatieven zich sinds 2001 hebben ontwikkeld als het gaat om prijs, kwaliteit en levertijd. Defensie zal de desbetreffende leveranciers benaderen met een uitgebreide vragenlijst die voortbouwt op het in 2001 gehanteerde RFI en die de sindsdien toegenomen inzichten weerspiegelt. In aanvulling hierop zijn gegevens nodig over de levertijd en de levensduurkosten van de toestellen. Deze vragenlijst wordt thans voorbereid.

De JSF wordt vergeleken met de Advanced F-16, de Eurofighter Tranche 3, en de Rafale F4 omdat deze kandidaten ook in 2001 zijn meegewogen. De Gripen en de F/A-18 E/F Super Hornet vielen destijds in het voortraject al af. Door tekortkomingen van de sensoren, de interoperabiliteit en de zelfbescherming en door een combinatie van een gering bereik en een beperkte wapencapaciteit, was de effectiviteit van de Gripen en de Hornet onvoldoende. De thans beschikbare informatie over de ontwikkelingen van beide toestellen geeft geen aanleiding dit oordeel te herzien.

De vergelijking wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van Defensie, in het bijzonder de Defensie Materieel Organisatie (DMO), in samenwerking met de instituten TNO en NLR. De verdeling van de werkzaamheden, taken en verantwoordelijkheden is dezelfde als tijdens de B/C fase van het project. De instituten TNO en NLR hebben veel en uiteenlopende klanten en zij handhaven mede om die reden een strikt regime om hun integriteit en (wetenschappelijke) onafhankelijkheid te waarborgen.

Het succes van de kandidatenvergelijking zal in belangrijke mate afhangen van de bereidwilligheid van de leveranciers om medewerking te verlenen aan het onderzoek. Zij zullen nadrukkelijk worden verzocht tijdig de gevraagde informatie aan te leveren om een zorgvuldige en transparante vergelijking van de kandidaten mogelijk te maken.

De resultaten van de actualisering van de kandidatenevaluatie zullen naar verwachting eind 2008 beschikbaar zijn. Voorafgaand aan de kandidatenevaluatie zal de Kamer op grond van een geactualiseerde analyse worden geïnformeerd over de mogelijkheden om de F-16 vloot met behulp van een endlife update langer in dienst te houden.

57

Is het kabinet, in het licht van nieuwe marktontwikkelingen, van plan om ook nieuwe verwervingsmogelijkheden zoals «operational lease» bij de definitieve selectie van een F-16 opvolger te betrekken? Zo neen, waarom niet?

Neen. Zoals uiteengezet in de brief «Wereldwijd dienstbaar» van 18 september 2007 (Kamerstuk 31 243, nr. 1) veronderstelt de deelneming aan de ontwikkeling van een groot, nieuw wapensysteem zoals een gevechtsvliegtuig de intentie om uiteindelijk het gezamenlijke eindproduct aan te schaffen.

Voor de opvolger van de F-16 is een Performance Based Logistics constructie op het niveau van onder meer reservedelen en testapparatuur een belangrijk uitgangspunt. Met de antwoorden op vragen van het lid Eijsink bent u daarover uitgebreid geïnformeerd (Aanhangsel van de Handelingen 955 van 2 januari 2008), evenals met de IOT&E-brief van 29 februari 2008. Zie ook het antwoord op de vragen 17 en 184.

58, 62 en 98

Op welke criteria is de stelling gebaseerd dat alleen de F4-configuratie van de Rafale, en niet bijvoorbeeld de F2-versie, als volwaardig alternatief voor de JSF kan worden gezien? Op welke «geconstateerde tekortkomingen» en «bepaalde functionaliteiten» wordt hier gedoeld?

Kunt u in hoofdlijnen aangeven welke technische verschillen er bestaan tussen de Tranche 2 en Tranche 3 configuraties van de Eurofighter? Waarom zou een Tranche 2 Eurofighter niet voldoen aan de Nederlandse eisen?

Waarom zou alleen een nog niet ontwikkelde Rafale F4 configuratie voor Nederland voldoen, en niet de F2 versie waarmee Frankrijk nog maar sinds kort vliegt en die nog tot en met 2019 aan dat land wordt geleverd? In welk opzicht zou die technisch onderdoen voor de JSF?

Over de aannames en resultaten van de multicriteria-analyse uit de B/C fase is de Kamer uitgebreid geïnformeerd in de brief van 11 februari 2002 (Kamerstuk 26 488, nr. 8). Daarin zijn ook de gevraagde aspecten behandeld.

59 en 66

Hoe vaak komt de Interdepartmentale Coördinatiegroep (ICG) bijeen? Is elk van de deelnemende partijen door een of meerder personen vertegenwoordigd? Zo neen, waarom niet?

Waarom zijn zowel het stichting Nederlandse Industrie voor Veiligheid en Defensie (NIVD) als het Netherlands Industrial Fighter Aircraft Replacement Platform (NIFARP), dat onderdeel van de NIVD is in het IGC vertegenwoordigd? Heeft elk een vaste vertegenwoordiger?

De ICG komt doorgaans maandelijks bijeen. Het overleg dient ertoe de belangrijkste partijen in Nederland bij overheid en industrie zo goed mogelijk te informeren om de kansen op een succesvol Nederlands JSF-project te optimaliseren. Die partijen zijn de ministeries van Defensie, van Economische Zaken en van Financiën, het NIDV en het NIFARP.

60 en 61

Welke thans voorziene prijs van de JSF valt te vergelijken met de genoemde mogelijke (actuele) prijs van de Rafale van € 150–207 miljoen en van de Eurofighter (actueel) van € 112,5 miljoen?

Is de positie van de Rafale en de Eurofighter (m.n. qua kosten) ten opzichte van de JSF in 2007 verbeterd of verslechterd en kan e.e.a. nader worden gekwantificeerd?

De genoemde prijzen voor de Rafale en de Eurofighter zijn waarschijnlijk van toepassing op de vliegtuigen met bijbehorende middelen zoals gereedschappen, reservedelen, opleidingen en testapparatuur. Voor de JSF bedraagt de vergelijkbare actuele prijs inclusief BTW ongeveer € 71 miljoen. Hierbij is de voorgeschreven plandollarkoers van € 0,83 gehanteerd. De actualisering van de kandidatenvergelijking zal moeten uitwijzen hoe de desbetreffende toestellen zich in de afgelopen jaren hebben ontwikkeld, ook wat de prijsontwikkeling betreft.

63, 64, 67 en 68

Welke lessen zijn er te trekken met betrekking tot het JSF-ontwikkelprogramma uit het door u ten aanzien van de Eurofighter gerapporteerde «Het ontwikkelingsprogramma is in de loop van de tijd met zeker twee jaar vertraagd vanwege problemen met gecomputeriseerde flight control systemen. Ook was er sprake van andere softwareproblemen»? Is het waar dat problemen met de software-ontwikkeling bij de Eurofighter een van de belangrijkste redenen is geweest voor de jarenlange vertragingen bij dit type?

Hoe verloopt het ontwikkelen, testen en integreren van de voor de JSF benodigde software?

Is het waar dat problemen bij de software ontwikkeling bij de Raptor F-22 één van de belangrijkste redenen was voor de jarenlange vertragingen van dit type toestel? Hoe groot acht u de kans dat de software ontwikkeling voor de JSF, met drie varianten, meerdere motorconfiguraties, drie krijgsmachten en negen internationale partners, aanzienlijk complexer is dan die voor de Raptor F-22 met één variant, één motortype, en één krijgsmachtonderdeel van één land?

Is het waar dat de software van de JSF ruim twee maal zoveel coderegels bevat als de F-22? Is het waar dat de software van de JSF 2,5 maal zoveel coderegels bevat als de Eurofighter (Actuele Block 5) configuratie? Welke risico’s, in termen van mogelijke kostenstijging en mogelijke vertraging, voorziet u bij de integratie van de software van de JSF?

Kunt u bevestigen dat de afdeling Systems and Software Engineering van het Amerikaanse Office of the Secretary of Defense (OSD) haar zorgen heeft uitgesproken over het veranderen van de teststrategie in het JSF-programma? Zo neen, waarom niet? Kunt u bevestigen dat de integratie van de software, die tot problemen zou kunnen leiden in de IOT&E-fase, hierbij als specifiek punt van zorg werd aangeduid? Zo neen, waarom niet?

De ontwikkeling van software heeft bij de Eurofighter voor nogal wat vertraging gezorgd, zo is uit open bronnen op te maken. De opzet van het programma, waarbij verantwoordelijkheden zijn verdeeld over diverse bedrijven in verschillende landen, is hieraan in hoge mate debet geweest. Aangezien de JSF door één fabrikant (prime contractor) wordt ontwikkeld, zijn vergelijkbare problemen niet aan de orde.

De softwareontwikkeling van de JSF wordt gekenmerkt door de modulaire opbouw van de software. Op grond van ervaringen bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld de F-16 en de F-22 is bij de JSF voor deze aanpak gekozen. De software kan modulair worden aangepast zonder, zoals bij de F-16 en de F-22, rekening te houden met andere systemen in het toestel. Bovendien is bij de ontwikkeling van de software gekozen voor een life lab, waarbij alle JSF-componenten met elkaar zijn verbonden via diverse laboratoria. Ook doet een speciaal voor het JSF-programma omgebouwde Boeing 737 («CATBird») dienst als vliegend testplatform. De CATBird wordt gebruikt om de software zo vroeg mogelijk in een realistische vliegende situatie te testen, waardoor fouten in een vroeg stadium kunnen worden ontdekt en hersteld. Ten slotte is de softwareontwikkeling van meet af aan nauwkeurig gevolgd om zonodig snel te kunnen ingrijpen. Hierdoor is de kans op vertraging en budgetoverschrijding afgenomen.

De afdeling Systems and Software Development van het OSD doelt in haar reactie op een mogelijk gebrek aan middelen om software tijdens de IOT&E te kunnen testen. De reactie staat los van de kwaliteit van de software of de software-integratie. Lockheed Martin en het JPO hebben geen indicaties dat de software-integratie tot problemen of vertragingen zal leiden. De softwareontwikkeling ligt op schema.

65

Is de conclusie dat de onzekerheden over de uiteindelijke kosten voor een belangrijk deel inherent zijn aan een project van deze omvang in dit stadium een weergave van het standpunt van de Rekenkamer of het ministerie van Defensie?

Dit is het standpunt van Defensie in reactie op stellingen van de Algemene Rekenkamer in zijn laatste verslag.

69

Hoe hoog schat u de kans dat de Luchtmacht in de toekomst in actie zal moeten komen in een conflict waarbij de tegenstander beschikt over dusdanig geavanceerde apparatuur dat het beschikken over een stealth-toestel een bepalend militair voordeel oplevert? Bij welke type operationele missies binnen het spectrum van te verwachten Nederlandse defensie operaties in de tijdsperiode 2016–2025 zal stealth een essentiële rol spelen?

Het optreden van de krijgsmacht zal in de toekomst een scala aan inzetmogelijkheden beslaan. Bij inzet moet rekening worden gehouden met uiteenlopende conflictkarakteristieken die bovendien kunnen variëren afhankelijk van plaats, tijd en omstandigheden. De variaties zijn niet te voorspellen. Mede door de aanhoudende proliferatie van technologie krijgen potentiële tegenstanders de beschikking over moderne wapensystemen. Vanaf 2015 moet er rekening worden gehouden met een dreigingsomgeving waarin het huidige jachtvliegtuig (te) kwetsbaar wordt. Met het oog hierop is de toepassing van geavanceerde technologie zoals stealth een belangrijke voorwaarde voor succesvol optreden van jachtvliegtuigen in vele typen operationele missies.

70

In hoeverre kan het gegeven dat de JSF als enige van de in het jaarverslag opgenomen alternatieven beschikt over stealth-technologie nog van belang zijn bij het vergelijken van productalternatieven, nu is gebleken dat inmiddels, bijvoorbeeld in Rusland, technieken beschikbaar zijn, en in de periode na 2015 zeker operationeel zullen zijn, waarmee ook stealth-toestellen getraceerd kunnen worden?

Indien dreigingsystemen niet kunnen worden vermeden, moet detectie worden voorkomen of uitgesteld. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door de toepassing van stealth technologie, door het gebruik van eigen of externe stoorzenders of door een combinatie van technieken die detectie belemmeren of, belangrijker, luchtdoelsystemen misleiden. Op deze manieren wordt de tijd beperkt dat vliegtuigen kwetsbaar zijn voor dreigingsystemen en wordt de overlevingskans van het vliegtuig en zijn piloot vergroot. Stealth maakt niet geheel onzichtbaar maar vergroot ontegenzeggelijk in veel gevallen de overlevingskansen en maakt inzet mogelijk in situaties die zonder deze eigenschappen onverantwoord zou zijn. Het voordeel van stealth vliegtuigen ten opzichte van niet-stealth vliegtuigen blijft bestaan als zich nieuwe ontwikkelingen aandienen.

71

Welke criteria worden gehanteerd bij het vaststellen van wat gerekend wordt tot een opbrengst voor het Nederlandse bedrijfsleven ten gevolge van Nederlandse deelname aan het JSF-project? In hoeverre worden hier ook opbrengsten voor Nederlandse bedrijven toe gerekend die gegenereerd zijn door opdrachten uit te besteden in het buitenland?

Als opbrengst voor het Nederlandse bedrijfsleven worden de opdrachten aangemerkt die door de Nederlandse Luchtvaartindustrie en haar groepsmaatschappijen worden behaald, ter uitvoering van de productiefase van het JSF-programma. Indien opdrachten door bij de MFO aangesloten partijen worden uitbesteed aan buitenlandse groepsmaatschappijen, wordt de opbrengst hiervan eveneens meegerekend (vgl. artikel 2 MFO). Over deze omzet is de MFO-partij die de opdracht heeft behaald op grond van de MFO een afdracht aan de Staat verschuldigd.

72, 73, 74 en 102

Hoeveel testvluchten hadden tot 1 januari 2007 volgens planning gemaakt moeten zijn?

Kunt u bevestigen dat de oorspronkelijke planning voor het huidige (en nog niet productie-representatieve prototype) AA-1 is aangevangen in december 2006 in plaats van in augustus 2006? Kunt u bevestigen dat met dit toestel volgens de oorspronkelijke planning 100–150 vluchten gedurende een 18 maanden durende basistestprogramma zouden worden uitgevoerd? Kunt u bevestigen dat tot het einde van 2007 circa 80 testvluchten op de rol stonden, waarvan er op 31-12-2007 slechts 23 waren gerealiseerd? Hoeveel maanden vertraging zijn door de latere start van het testvliegprogramma en de testproblemen van 2007 ontstaan ten opzichte van de oorspronkelijke planning?

Hoeveel testvluchten zijn er op dit moment uitgevoerd met de F-35A? Is het waar dat dit aantal minder dan 1% is van het oorspronkelijk geplande aantal testvluchten in de SDD-fase van het JSF-project? Wat zijn de resultaten van de testvluchten? Zijn er technische tekortkomingen geconstateerd, die nog niet opgelost zijn? Zo ja, welke en wat zijn hiervan de oorzaken? Op welke termijnen zijn oplossingen te verwachten? Welke invloed heeft dat op het verloop en de planning van testvlieg programma?

Is het waar dat het vliegende laboratorium, de CAT-Bird, pas op 7 december 2007 zijn eerste operationele missie in de werkelijke hoedanigheid als testlaboratorium heeft gevlogen? Hoeveel vluchten ten behoeve van het daadwerkelijke testprogramma zijn tot op heden hiermee gemaakt? Hoeveel waren er oorspronkelijk gepland? Is het juist dat de CAT-Bird nog steeds niet volledig geconfigureerd is?

Hoeveel testvluchten hadden tot 1 januari 2007 volgens planning gemaakt moeten zijn? Kunt u bevestigen dat oorspronkelijk tot het einde van 2007 82 testvluchten op de rol stonden, waar 23 werden gerealiseerd? Hoeveel maanden vertraging zijn door de testproblemen van 2007 ontstaan?

Het is de bedoeling met het eerste testvliegtuig (AA-1) in een vroeg stadium, dit wil zeggen voordat het officiële testprogramma in 2009 aanvangt, al zoveel mogelijk ervaring op te doen.

Voor 2006 waren vier vluchten met de AA-1 voorzien. De eerste vlucht van de AA-1 is op 15 december 2006 uitgevoerd. De oorspronkelijke planning voor de AA-1 behelsde 100 tot 150 vluchten in de periode van augustus 2006 tot en met december 2008. De AA-1 heeft tot eind april 2008 40 vluchten voltooid met in totaal 50 vlieguren. Bij 29 van deze vluchten was achteraf geen reparatie nodig, wat een uitstekend resultaat is voor testvluchten. Volgens planning zal de AA-1 tot 1 januari 2009 nog ruim 50 vluchten maken.

De testvluchten met de AA-1 vormen overigens slechts een beperkt deel van het totale testprogramma, waarvan ook beproevingen met de CATBird en diverse laboratoriatesten en simulatorsessies deel uitmaken. De CATBird is na de eerste vlucht in januari 2007 gaandeweg opgebouwd met steeds meer JSF-systemen, vooral communciatie-, navigatie- en informatiesystemen. Midden 2007 is de eerste vlucht met deze JSF-systemen uitgevoerd. Eerder dan gepland zijn deze testen in december 2007 voltooid. Momenteel ondergaat de CATBird modificaties waarbij onder andere de JSF-radar wordt ingebouwd. In totaal heeft de CATBird 37 vluchten gemaakt met in totaal 106 vlieguren.

In 2007 is bovendien na een grondige evaluatie, mede op grond van de testresultaten tot dat moment, het totale testprogramma herzien (Mid-Course Risk Reduction). Het overgrote deel van de ruim 5000 testvluchten zal in een later stadium van het SDD-programma worden uitgevoerd. Het totale testprogramma ligt op schema.

75 en 86

Hoe denkt u te kunnen voorkomen dat door een mogelijk tekort aan testvluchten in de SDD-fase, er zich in latere fasen problemen voor gaan doen die voorkomen hadden kunnen worden indien niet al aan de productie van toestellen zou zijn begonnen vóór afronding van de SDD en LRIP fasen?

Wat zijn de verwachte gevolgen voor het JSF programma, wanneer in 2012 aan het eind van het testprogramma en wanneer al ruim 100 toestellen een stadium van productie hebben bereikt, in het testprogramma structurele problemen naar voren zouden komen? Is het denkbaar dat een probleem, zoals vastgesteld bij het testprogramma van de Boeing 787 Dreamliner ook voorkomt in het ontwikkelprogramma van de JSF? Is de gekozen strategie van overlap van testprogramma en zo omvangrijke productie in dit licht niet te risicovol?

Het ontwikkelingstraject van de JSF, het testprogramma en de Low Rate Initial Production (LRIP) zijn weldoordacht opgezet en modulair opgebouwd. Ook zijn de risico’s van het programma steeds afgezet tegen de financiële consequenties. Met de huidige structuur van de ontwikkelingsfase (inclusief de mogelijke verlenging met een jaar), het testprogramma en de LRIP-fase is een evenwicht gevonden tussen lage totale kosten en projectrisico’s.

76 en 77

Is de informatie van het JPO correct (Design Configuration Target 240-4 uit 2006) dat het gewicht van de JSF ten opzichte van de oorspronkelijke ontwerpen met 9,6% is toegenomen voor de JSF F-35A CTOL versie, ondanks de gewichtsherziening? Bestaat de verwachting bij het JPO dat dit gewicht in de SDD fase en IOT&E fase nog verder zal toenemen? Wat zijn de gevolgen van het toegenomen gewicht met 9,6%, waarmee het eventueel door Nederland aan te schaffen JSF type F-35A te kampen heeft, voor voorziene brandstofverbruik en wapenlast, en daarmee voor kosten per vlieguur en inzetbaarheid?

Hoe beoordeelt u de paragraaf «Containing future weight grow» in het Amerikaanse Rekenkamer Rapport GAO-08-388 van maart 2008? Onderschrijft u hun conclusie dat sprake is van «een voortdurende uitdaging en een belangrijk risico ten aanzien van kosten, planning en gestelde prestatie doelen»?

Alle drie varianten (CTOL, CV en STOVL) hebben een eigen Not-to-exceed (NTE) gewicht voor het einde van de SDD. Door de stapsgewijze integratie van de systemen in het vliegtuig is dit een lijn die langzaam oploopt tot het einde van de SDD. Voor de CTOL-variant loopt deze lijn van 28 703 lbs op dit moment op tot 29 371 lbs aan het einde van de SDD. Voorts is een lijn berekend die de normale gewichtstoename over de levensduur van een toestel weergeeft. Een geleidelijke toename van het gewicht is dus welbewust voorzien. De behoefte aan voldoende groeipotentieel stelt strenge eisen aan het gewicht in de beginfase van het project. Op dit moment ligt het gewicht van de CTOL meer dan 150 lbs onder het toegestane gewicht, rekening houdend met alle groeicurven. Van gewichtsproblemen met de CTOL-variant is dan ook geen enkele sprake.

Het JPO en Lockheed Martin zijn zich terdege bewust van het belang van de NTE-lijn voor het programma en zij houden het gewicht van de drie varianten nauwlettend in het oog. Voortdurend wordt gewerkt aan mogelijkheden om de gewichtstoename te beperken. Vooral het gewicht van de STOVL is cruciaal met het oog op de vereiste capaciteiten te bereiken, zoals het verticaal kunnen landen. Bij de STOVL-configuratie heeft het gewicht dan ook de grootste aandacht gehad en is in 2004 besloten tot wijzigingen in het ontwerp. De CTOL-variant heeft voornamelijk geprofiteerd van alle aanpassingen aan het STOVL-ontwerp om het gewicht te beperken. Het is de verwachting dat het gewicht van de drie varianten onder de NTE-lijn zal kunnen worden gehouden.

78

Is het u bekend dat op 14 maart 2008 aan Pratt & Whitney een contract is verstrekt van US$ 70 miljoen voor het modificeren van het motorontwerp teneinde te komen tot een gewichtsreductie? Hoe beoordeelt u het feit dat in dit stadium van ontwerp en ontwikkeling nog dergelijke ingrijpende contracten worden verstrekt? Hoe beoordeelt u de einddatum van dit contract, september 2013, in het licht van een tijdige levering van testtoestellen voor de IOT&E fase? Wat zijn de verwachte kosten van eventuele latere modificatie, wanneer de voorgenomen aanschaf van de Nederlandse testtoestellen eerder plaats vindt? Wat zijn de verwachte risico’s voor de operationele deelname en representativiteit van het gebruik in de IOT&E fase?

De ontwikkeling van complexe systemen zoals motoren gaat gedurende de gehele levensduur van een wapensysteem door. Voor de huidige F-16 motor worden bijvoorbeeld nog steeds modificaties ontwikkeld om de onderhoudbaarheid, inzetbaarheid en betrouwbaarheid verder te verbeteren. Voor de JSF krijgt Nederland een motor geleverd die voldoet aan de gestelde eisen. Mocht de motor die Nederland in 2011 aanschaft nog niet voldoen aan deze eisen, dan komen de aanpassingen voor rekening van de fabrikant. Nederland heeft het voornemen tijdens de IOT&E met de twee verschillende motoren te opereren om dit soort risico’s te minimaliseren en om uiteindelijk een juiste keuze te kunnen maken.

79

Is in de cockpit van de huidige Nederlandse F-16’s bij productie gebruik gemaakt van dezelfde kankerverwekkende stof formaldehyde als die onlangs is aangetroffen in het Israëlische type F-16I? Zal in de cockpit van het eventueel door Nederland aan te schaffen JSF type F-35A toestel dezelfde stof worden gebruikt? Zo ja, wilt u in beide gevallen per direct passende maatregelen nemen?

Het formaldehydeprobleem waarmee de Israëlische F-16I’s zijn geconfronteerd komt niet voor bij de Nederlandse F-16’s.

Voor de JSF wordt tijdens het ontwerp een banned and restricted material lijst gehanteerd (BRM). Banned material mag helemaal niet worden toegepast en restricted material alleen onder bepaalde omstandigheden. Formaldehyde staat op de lijst van restricted material. Als zou blijken dat formaldehyde is toegepast in de cockpit van de JSF, zal Nederland zo spoedig mogelijk gepaste maatregelen nemen.

80, 81, 82 en 100

Neemt Nederland nog actie om te bewerkstelligen dat de ontwikkeling van de tweede motor niet wordt geschrapt? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet?

Welke concrete vooruitzichten heeft het Nederlandse bedrijfsleven voor betrokkenheid bij de beide motoren? Heeft het wederom schrappen van het budget voor de tweede motor gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven?

Zal stopzetten van de ontwikkeling van de tweede motor gevolgen hebben voor het Nederlandse Maintenance Valley-initiatief? Zo ja, welke gevolgen? Zo neen, waarom niet?

Is er een garantie dat ook deze keer het vervallen van de tweede motor door het Congres wordt teruggedraaid? Zo neen, welke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse industrie?

Op politiek en ambtelijk niveau heeft de Nederlandse regering de afgelopen jaren voortdurend tegenover Amerikaanse gesprekspartners het standpunt uitgedragen dat zij voorstander is van de ontwikkeling van de tweede JSF-motor. Bij gelegenheid wordt dat standpunt herhaald. Overigens is ook in de Verenigde Staten de steun voor de ontwikkeling van de tweede motor fors toegenomen. De kans dat de ontwikkeling van de tweede motor alsnog wordt beëindigd wordt daarom klein geacht. De verwachtingen voor de Nederlandse industrie met betrekking tot de totale potentiële omzet voor de beide motoren zijn sinds 2002 gehandhaafd.

Stopzetting van de ontwikkeling van de tweede motor zou geen gevolgen hebben voor het Nederlandse Maintenance Valley initiatief. Dit initiatief behelst meer dan motorenonderhoud. Het betreft een gezamenlijke inspanning om Nederland op de kaart te zetten op het gebied van luchtvaartgerelateerde onderhoudsactiviteiten en daaraan gerelateerde infrastructuur, logistiek, ICT en kennis. Maintenance Valley betreft bovendien zowel militaire als civiele luchtvaartactiviteiten.

84 en 107

Waarom concludeerde de Jaarrapportage 2006 Vervanging F-16 ten aanzien van de PSFD nog dat «het gewijzigde productieprofiel voor zover thans kan worden overzien geen consequenties voor de Nederlandse planning» heeft? Bij welke gelegenheid ontving u nadere informatie die op het tegendeel wees? Op welke manier is de Kamer hierover geïnformeerd?

Hoe kijkt u aan tegen de conclusie in de jaarrapportage 2006 Vervanging F-16 nog dat «het gewijzigde productieprofiel voor zover thans kan worden overzien geen consequenties voor de Nederlandse planning» heeft in relatie tot het vermelde op pagina.11 op http://www.stopwapenhandel.org/projecten/jsf/JSFkamer/Jaarrapportage %202006%20Vervanging%20F-16_tcm15-72531.pdf? Bij welke gelegenheid ontving u nadere informatie die op het tegendeel wees?

De opmerking in de jaarrapportage over 2006 had betrekking op de projectplanning en niet op de financiële gevolgen van het veranderde productieprofiel. Die werden pas in de loop van 2007 duidelijk na een algemene actualisering van de kosten, waarna de maatregelen zijn genomen die in de jaarrapportage over 2007 zijn beschreven. De Kamer is hierover bij eerste gelegenheid geïnformeerd, dat wil zeggen met de brief van 29 februari 2008 over de deelneming aan de IOT&E.

85 en 108

Wanneer is de Kamer voor het eerst ingelicht over de praktijk van een flexibele kostprijsberekening bij de JSF op basis van leercurve effecten? Is bij Defensie al in een eerder stadium rekening gehouden met de daarmee voor Nederland nadelige gevolgen van in de tijd schuivende orders van andere landen?

Wanneer is de Kamer voor het eerst ingelicht over de praktijk van een flexibele kostprijsberekening bij de JSF op basis van leercurve effecten? Is bij Defensie al in een eerder stadium rekening gehouden met de daarmee voor Nederland nadelige gevolgen van in de tijd schuivende orders van andere landen?

In de antwoorden op Kamervragen van het lid Van Velzen (Aanhangsel van de Handelingen, nummer 1980 van 7 juli 2006) is al gesproken over het leereffect in het JSF-programma. Ook het ARK-rapport van 15 oktober 1998 is overigens al ingegaan op het «horizontalelijnprincipe» in het F-16 programma. De ARK heeft toen aanbevolen overeenkomstige afspraken te maken in toekomstige programma’s.

87

Welk gevolg heeft het besluit van de Amerikaanse en Britse regeringen om minder JSF toestellen aan te schaffen naar verwachting voor:

a. De totale kosten van het JSF-project?

b. De totale kosten van het Nederlandse gedeelte van het JSF-project?

c. De verwachte stuksprijs van het eventueel door Nederland aan te schaffen type toestel?

d. De te genereren opbrengsten voor het Nederlandse bedrijfsleven?

Er is geen sprake van een besluit van de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk om minder JSF-toestellen aan te schaffen.

88

Kunt u aangeven wat de verwachte levensduur in reële vlieguren is van de eventueel aan te schaffen JSF? Zo neen, waarom niet?

Het ontwerp van de JSF gaat uit van een levensduur van 8000 vlieguren.

89

Zijn de begrippen LLP-principe en horizontalelijnprijs-methodiek 100% identieke begrippen? Zo ja, kan dan voortaan uitsluitend het begrip LLP worden gehanteerd in alle rapporten, brieven en andere documenten aan de Kamer met betrekking tot het Project Vervanging F-16? Zo neen, kunt u nauwkeurig aangeven wat de verschillen zijn?

Het begrip «horizontalelijnprijs» is voor zover bekend de eerste keer als Nederlandse vertaling van het begrip LLP gebruikt door mr. dr. A. J. E. Havermans in zijn afscheidspublicatie «Een vlucht door de tijd: rekenkamers en de F-16». Defensie zal zoveel mogelijk de Engelstalige term LLP hanteren.

93, 114, 139 en 178

Van hoeveel landen worden in 2009 exportcontracten verwacht? Welke landen zijn dat?

Van hoeveel landen worden in 2009 exportcontracten verwacht? Welke landen zijn dat?

Kunt u een overzicht verstrekken van verwachtte en geplaatste exportorders en door partner landen vermoedelijk geplaatste orders aangezien deze orders belangrijk zijn voor de uiteindelijke kostprijs van de JSF? Welke van deze landen wil hun orders vroeg in de productie van de JSF plaatsen?

Welke concrete aanwijzingen zijn er dat niet-partnerlanden al in een vroeg stadium aanzienlijke orders voor de JSF willen plaatsen? Welke landen betreft dit? Welke tijdsperiodes betreft het? Welke aantallen betreft het? Uit welke concrete publicatie of officiële regeringsmededeling (bronnen) in deze landen blijkt dat hiervoor een besluitvormingsproces gaande is? Welke aanwijzingen staan daar tegenover dat de partnerlanden voornemens zijn minder toestellen aan te schaffen dan de aantallen waarvan in de berekeningen van de totale projectkosten nog steeds wordt uitgegaan? Hoe concreet zijn die laatste aanwijzingen?

Enkele landen, in het bijzonder Israël, hebben belangstelling getoond voor de JSF. Het is niet zeker of dit al in 2009 tot exportcontracten zal leiden. In de JESB, die onlangs op 22 april is bijeengeweest, worden de partnerlanden over de exportontwikkelingen geïnformeerd. Daar worden ook de planningsaantallen van de JSF per partnerland bekendgemaakt. Er zijn geen aanwijzingen dat partnerlanden minder toestellen willen aanschaffen dan zij aanvankelijk hebben opgegeven.

96

Door wie wordt de geactualiseerde analyse van de mogelijkheden om de huidige F-16 vloot met een end-life update langer in dienst te houden uitgevoerd?

De analyse wordt uitgevoerd door de Defensie Materieel Organisatie, in het bijzonder de F-16 wapensysteemmanager, het Logistiek Centrum Woensdrecht en het Projectteam Vervanging F-16.

97

Kunt u bevestigen dat rond de uiteindelijke afgeketste order met Marokko voor Rafale vliegtuigen, in de militaire en luchtvaartpers bedragen genoemd werden van 2–2,2 miljard euro voor 18 toestellen, oftewel 111–122 miljoen euro per stuk?

In de media circuleerden uiteenlopende bedragen, waaronder het genoemde bedrag.

101, 149 en 150

Wanneer wordt bekend wat het effect is op de Nederlandse prijs per vlieguur? Wanneer wordt de prijs per vlieguur voor Nederland bekend? Moet, om tot een goede vergelijking tussen beide toestellen te komen, de prijs per vlieguur voor Nederland van de F-16 en de JSF niet helder zijn?

Kan u de meest actuele berekeningen van het JSF-programma geven in termen van levensduurkosten? Hoe hebben de geraamde levensduurkosten van de JSF zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Kan in toekomstige jaarrapportages standaard inzicht gegeven worden in de levensduurkosten en in de geraamde gemiddelde kosten per vlieguur?

Zijn er voor de specifieke Nederlandse situatie ook berekeningen per vlieguur gemaakt voor de F-16, respectievelijk voor de verwachte kosten per vlieguur van de JSF? Zo ja, wat zijn hiervan de uitkomsten? Zo neen, waarom weten Amerikanen wel wat een uur vliegen met een F-16 en de JSF kost en is dat in Nederland niet bekend? Is het aannemelijk dat de vliegkosten per uur voor de JSF in Nederland wezenlijk zullen verschillen van de kosten per vlieguur in de Verenigde Staten? Zo ja, waarom? Zo neen, betekent dit dat de kosten per vlieguur van de JSF ook in Nederland hoger komen te liggen dan de vliegkosten per uur met de huidige F-16?

In het kader van het besluit over de vervanging van de F-16 dat in het coalitieakkoord is voorzien voor 2010, zal de analyse van de levensduurkosten van de F-16 en de JSF worden geactualiseerd. De vlieguurprijs van beide vliegtuigen maakt daar deel van uit. Overigens is de Amerikaanse situatie niet zonder meer vergelijkbaar met de Nederlandse. Onder meer bij personeelsinzet, onderhoudsconcept, infrastructuur, opleidingen en transport zijn er aanzienlijke verschillen. Op 11 april 2008 bent u met de antwoorden op de vragen van het lid Van Velzen daarover geïnformeerd.

103

Wat is er op dit moment bekend over mogelijke toestemming van de Verenigde Staten (VS) voor JSF-assemblage in Italië?

In opdracht van Italië wordt een studie uitgevoerd naar de mogelijkheden van een Final Assembly and Check Out (FACO) faciliteit in Italië. De resultaten van deze studie worden in mei verwacht. De Verenigde Staten hebben al in 2006 verklaard geen bezwaar te hebben tegen de bouw van een dergelijke faciliteit, mits deze aan alle door de Verenigde Staten gestelde eisen voldoet.

104

Is er goedkopere standaardmunitie beschikbaar voor het boordkanon?

Verschillende fabrikanten ontwikkelen munitie voor het boordkanon. Defensie zal volgens het reguliere verwervingsproces voorzien in de benodigde bewapening en munitie. Financiële aspecten maken daar deel vanuit.

105

Hoe kan het dat de Amerikaanse verschuivingen inmiddels als «hoofdrisico» worden onderkend, waar dat begin 2007, in de rapportage over 2006 nog niet als (groot) risico werd beschouwd?

De rapportage over 2006 ging vooral in op de gevolgen voor de productieplanning en de gemiddelde stukspijs. Die gevolgen zijn beperkt. Uit de actualisering van de risicoanalyse in 2007 kwam naar voren dat de Amerikaanse verschuivingen in de eerste jaren een prijsverhogend effect kunnen hebben op de Nederlandse toestellen. Dit komt door het leercurve-effect dat in de beginjaren een grote invloed heeft op de prijs van de JSF. Daardoor vormt een dergelijke verschuiving een risico voor het Nederlandse projectbudget. Vanwege het mogelijke effect op het projectbudget is in 2007 besloten de verschuivingen als hoofdrisico te kwalificeren. Met de IOT&E-brief van 29 februari jl. bent u daarover uitgebreid geïnformeerd.

106

Welke internationale samenwerking wordt thans voorzien voor een gezamenlijk testprogramma van de JSF?

De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Nederland voorzien samen het IOT&E-programma uit te voeren.

109

Is het waar dat de Noorse regering een Request for Binding Information (RBI) over de verwachte stuksprijs van de JSF heeft ingediend bij Lockheed Martin? Zo ja, bent u bereid een soortgelijk verzoek in te dienen, teneinde meer inzicht te krijgen in de verwachte stuksprijs van de JSF? Zo neen, waarom niet?

Naar verluidt heeft Noorwegen een RBI gestuurd naar het JPO. Dit is gedaan in het kader van het keuzeproces voor de vervanging van de Noorse F-16’s. Een formele reactie van het JPO is de regering niet bekend. Eveneens naar verluidt is in de RBI niet om een vaste prijs verzocht. De aard van het programma en de periode waarin Noorwegen vliegtuigen denkt af te nemen maken het overigens onmogelijk nu al een vaste prijs af te spreken.

110

Is het niet reëel te verwachten dat juist VS, als veroorzaker van de verschuivende bestellingen, landen compenseert die daardoor zich met hogere kosten geconfronteerd zien?

Neen. Met uitzondering van de Verenigde Staten heeft geen van de partnerlanden tot op heden een bestelling voor JSF-toestellen gedaan. Verschuivingen in de geplande bestellingen zijn mogelijk en over de procedures daarvoor zijn afspraken gemaakt in het PSFD MoU.

111 en 141

Kunt het totale productieaantal van 3173 toestellen uiteenzetten per land? Zo neen, waarom niet?

Kan een meerjarig overzicht tot 2023 gegeven worden waarin exact duidelijk wordt hoeveel toestellen in welke jaren in de oude planning voorzien waren en hoe het aangepaste leveringsschema er nu uitziet? Is er aanleiding om te veronderstellen dat andere landen ook hun invoerreeksen gaan aanpassen? Zo ja, welke gevolgen zal dit hebben voor de stuksprijs voor Nederland?

De planningsaantallen per partnerland zijn als volgt:

Australië100
Canada80
Denemarken48
Italië131
Nederland85
Noorwegen48
Turkije100
Verenigd Koninkrijk138
Verenigde Staten2 443
Totaal3 173

De partnerlanden kunnen wijzigingen in hun invoeringsschema’s aan het JPO bekendmaken. Nederland zal de wijziging op zijn reeks (zie antwoord op vraag 36/38/49/168) in augustus 2008 bekendmaken. Er zijn geen aanwijzingen dat andere landen wijzigingen zullen bekendmaken. Tijdens de volgende JESB in het najaar van 2008 zullen de nieuwe invoeringsschema’s van alle partners worden geformaliseerd. Dan zal ook het productieaantal per jaar duidelijk worden. Zie ook het antwoord op de vragen 40 e.v.

112

Is de gemiddelde stuksprijs inmiddels al bekend? Zo ja, wat is de stuksprijs? Zo neen, wanneer is deze wel bekend?

De laatste raming van de Amerikaanse overheid is een gemiddelde stuksprijs van $ 49,5 miljoen (prijspeil 2002). Dit is een gemiddelde van het totale aantal CTOL-vliegtuigen dat op dit moment worden voorzien voor alle partners.

116 en 132

Welke gevolgen heeft de vertraging in de SDD-fase voor de tegenorders voor het Nederlandse bedrijfsleven? Is het reëel te veronderstellen dat tot 2013 nog aanzienlijke groei in de omvang van de SDD-orders zit, nu de afgelopen twee jaar nauwelijks ontwikkelingsorders zijn verworven?

Is het reëel te veronderstellen dat tot 2013 nog aanzienlijke groei in de omvang van de SDD-orders zit, nu de afgelopen twee jaar nauwelijks ontwikkelingsorders zijn verworven?

Ten tijde van het besluit tot deelneming aan het JSF-programma in 2002 werd verondersteld dat de orders in de SDD-fase een totale waarde zouden hebben van $ 800 miljoen. Hierbij werd er vanuit gegaan dat in de SDD-fase tot en met 2013 alleen SDD-orders zouden worden verstrekt. Uit contacten met Lockheed Martin bleek in november 2003 dat de orders gedurende de SDD-fase tevens LRIP-opdrachten (2007 tot en met 2013) zouden betreffen. Alle orders in de SDD-fase (SDD en LRIP) zouden, mits best value geleverd, een totale waarde van $ 800 miljoen hebben. De Kamer is hierover geïnformeerd met de beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Timmermans en Blom van 15 december 2003 (Handelingen TK 2003–2004, aanhangsel 469). In de brief van 25 juni 2004 (Kamerstuk 26 488, nr. 21) is hierop nader ingegaan.

117

Wilt u de oorspronkelijke termijn voor de SDD-fase blijven hanteren bij het vaststellen van de totale Nederlandse opbrengst uit deelname aan het JSF-project in de businesscase? Zo neen, waarom niet?

Bij de herberekening van de business case op 1 juli 2008 worden alle parameters opnieuw beoordeeld. Indien zich veranderingen hebben voorgedaan in deze parameters, zullen deze bij de herberekening worden betrokken.

118 en 119

Kunt u toelichten waarom de financiële posten die een relatie hebben met zaken die op korte termijn nodig zijn, zoals opleidingen initieel, simulatoren voor trainen, instroom begeleiding en IOT&E zijn gestegen van € 154 miljoen naar € 350 miljoen, ofwel een ruimschootse verdubbeling? Waarom is pas nu informatie beschikbaar over deze posten?

Zijn er in de toekomst soortgelijke kostenstijgingen voorzien c.q. te verwachten, wanneer meer informatie uit het testprogramma en het voortgaande productieproces beschikbaar komt?

Kunt u toelichten waarom de financiële posten van zaken die nog in de toekomst en pas na 2010 duidelijk kunnen zijn vanuit de voortgaande productiefase en inzet in de IOT&E, zoals reservedelen investering, updates tijdens productiefase, aanpassingen infrastructuur, PSFD investeringskosten, gedaald zijn van € 649 miljoen naar € 560 miljoen? Kunt u aangeven hoe bestendig deze daling zal zijn?

De gepresenteerde kostenwijzigingen zijn in de jaarrapportage over 2007 toegelicht. Mede naar aanleiding van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en de auditdiensten van Economische Zaken en Defensie, is in deze jaarrapportage voor het eerst in detail ingegaan op afzonderlijke kostenelementen. Zie ook het antwoord op vraag 51.

120 en 121

Op welke concrete feiten en informatie baseert u zich, wanneer u schrijft dat «Mede op grond van een verbeterd inzicht in de capaciteiten van de JSF als gevolg van het lopende testprogramma zal de kostenpost «Updates tijdens productiefase» aanmerkelijk dalen»? Hoe verhoudt zich dit tot de nog zeer beperkte voortgang van het daadwerkelijk vliegtestprogramma?

Op welke concrete feiten en informatie baseert u zich, wanneer u schrijft dat «Ook is gaandeweg het testprogramma meer duidelijkheid ontstaan over de benodigde faciliteiten voor het opereren met de JSF. Als gevolg daarvan is het geraamde bedrag voor aanpassingen aan de Nederlandse infrastructuur gedaald»? Hoe verhoudt zich dit tot de nog zeer beperkte voortgang van het daadwerkelijk vliegtestprogramma?

De Kamer is over het testprogramma geïnformeerd op 23 november 2007 (Handelingen TK 2007–2008, aanhangsel 734). Naarmate het testprogramma vordert, komt meer informatie beschikbaar om veronderstelde toesteleigenschappen en daarmee verbonden kostenramingen te herijken en te actualiseren. Overigens worden ook veel grondtesten gedaan die relevante informatie opleveren. Zie ook het antwoord op de vragen 72 tot en met 75 en 102.

122

Wat is de reden dat de besprekingen met de Verenigde Staten over IOT&E langer duurden dan verwacht?

De voorziene, grootschalige geïntegreerde deelneming aan een IOT&E door de Verenigde Staten met partnerlanden voor een nieuw wapensysteem is een unicum. Door de unieke wijze van integratie en pooling waren de onderhandelingen met diverse instanties in de Verenigde Staten, maar ook tussen de partners onderling, complexer en tijdrovender dan was voorzien. Uiteindelijk heeft Nederland op alle onderhandelingspunten de gewenste uitkomst bereikt.

124

Waaruit bestaat de overige 40% van de stijging?

Sinds 2004 zijn de totale programmakosten van de JSF in de Verenigde Staten met 28 procent gestegen, waarvan de inflatiecorrectie ongeveer 60 procent bedraagt. De resterende 40 procent (van de voornoemde 28 procent) betreft onder meer autonome stijgingen van materiaalkosten en lonen.

125

Is het (vanuit Noors en Italiaans perspectief) niet onaantrekkelijk om motoronderhoud relatief ver weg in het buitenland te laten uitvoeren, bijvoorbeeld wanneer materieel intensief gebruikt wordt voor internationale operaties?

Neen. In het onderhoudsconcept voor vliegtuigmotoren wordt daarmee terdege rekening gehouden.

126

Welke problemen worden voorzien in de douaneregelingen met betrekking tot de instandhouding van de JSF waarvoor mogelijke aanpassingen nodig zijn?

Naar verwachting biedt de Nederlandse en Europese wet- en regelgeving voldoende mogelijkheden om in Nederland douaneregelingen te treffen voor de instandhouding van de JSF. Het is vooral zaak procedureafspraken te maken waarbij alle partnerlanden en leveranciers betrokken zijn. De mogelijkheden worden bestudeerd door een werkgroep die onder de JESB opereert. Het doel is te voorkomen dat tijdens de instandhouding van de JSF onnodig tarieven worden geheven als reparatiedelen grenzen passeren.

127

Kunt u een overzicht geven van de aan te schaffen simulatie apparatuur, het bedrijf en land waar ze geproduceerd worden? Zo neen, waarom niet?

De simulatieapparatuur wordt ontwikkeld en geproduceerd door een divisie van Lockheed Martin in Orlando, Florida. Daarvoor worden componenten geleverd door gespecialiseerde bedrijven uit diverse landen.

128, 129 en 154

Wanneer vindt de evaluatie van de overeenkomst tussen Regering en bedrijfsleven in het kader van de Medefinancieringsovereenkomst (MFO) plaats?

Wordt de Kamer op of voor 1 juli nog nader ingelicht over de definitieve vaststelling van de business case?

Zal de business case op 1 juli 2008 worden herijkt met de dan geldende waarden van deze variabelen, zoals in de JSF Medefinancieringsovereenkomst (MFO) is vastgelegd? Op welke datum zal uiterlijk de rapportage over de Herijking van de business case aan de Kamer worden voorgelegd? Zullen hierbij, zoals destijds afgesproken, nog steeds alle oorspronkelijk parameters van de business case uit 2002 als uitgangspunt gehanteerd worden? Hoe lopen de onderhandelingen hierover met de betrokken Nederlandse industrie?

De business case is afhankelijk van een groot aantal variabelen. In de MFO is vastgelegd dat op 1 juli 2008 de business case zal worden herijkt met de dan geldende waarden van deze variabelen. Tevens is vastgelegd dat het te berekenen afdrachtpercentage op 1 juli 2008 zal worden vastgelegd, waarna de industrie een maand de tijd heeft om bezwaren in te dienen. Daarna hebben de Staat en de industrie opnieuw een maand om tot overeenstemming te komen. Vervolgens zal de de Kamer zo snel mogelijk over de resultaten van de herijking worden geïnformeerd.

130

Moet nieuwe bewapening ook voldoen aan het criteria dat het te zijner tijd ook door de mogelijke alternatieven voor de JSF gebruikt kan worden? Zo neen, waarom niet?

Alle bewapening dient wat software en hardware betreft te worden geïntegreerd met het beoogde type vliegtuig. Voorts moet de combinatie vliegtuig-bewapening worden gecertificeerd. Deze integratie- en certificatietrajecten zijn bijzonder kostbaar omdat er vele simulatie- en vlieguren mee zijn gemoeid. Bovendien is integratie soms technisch onhaalbaar of om andere redenen onmogelijk omdat verschillende producenten of landen de vertrouwelijke gegevens over hun wapensysteem of platform niet beschikbaar stellen. Het is niet mogelijk de kwalitatieve eis, dat nieuw te verwerven wapens in principe geschikt moeten zijn voor gebruik door de F-16 en de JSF, uit te breiden tot andere typen vliegtuigen. Als Nederland voor een andere opvolger dan de JSF zou kiezen, zal dit aanvullende kosten met zich brengen voor aanpassingen van het vliegtuig of het wapenpakket. De thans door de Nederlandse F-16 gevoerde bewapening kan grotendeels ook worden gebruikt door de JSF.

131

Kunt u de omvang aangeven van wat «een belangrijk MoU» genoemd wordt, daar waar sprake is van een overeenkomst tussen Fokker Elmo en Lockheed Martin? Zo neen, waarom niet?

Zoals Stork in het persbericht van 18 april 2008 heeft gemeld, kan de omvang van de overeenkomst over de kabelsystemen voor de JSF tussen Fokker Elmo en Lockheed Martin oplopen tot $ 2 miljard in de productiefase van het JSF-programma. Lockheed Martin heeft dit bevestigd.

133

Welke stappen worden richting de bedrijven genomen om ze te dwingen wel deel te nemen aan de MFO?

De Medefinancieringsovereenkomst (MFO) bevat een inspanningsverplichting voor de Staat en de luchtvaartindustrie (lees: Netherlands Industrial Fighter Aircraft Replacement Platform, NIFARP) om zoveel mogelijk bedrijven uit de luchtvaartindustrie partij te laten worden bij de MFO. Het ministerie van Economische Zaken treedt al dan niet gezamenlijk met het NIFARP met iedere relevante partij in contact en veel bedrijven, 84, zijn inmiddels partij bij de MFO. De Staat heeft geen middelen om partijen tot toetreding te dwingen. In Nederland geldt immers het beginsel van contractsvrijheid. Partijen die de MFO hebben ondertekend kunnen zich hieraan niet onttrekken, want de MFO kan niet eenzijdig worden opgezegd.

134

Komen de opgaven over behaalde omzet in het jaar 2007 op 1 mei 2008 naar de Tweede Kamer? Zo neen, wanneer dan wel?

Neen. De Kamer wordt ieder jaar in de jaarrapportage Vervanging F-16 geïnformeerd over de totale waarde van JSF-orders voor de Nederlandse industrie.

135

Komt het onderzoek over het innovatief industrieel vermogen door de deelneming aan het JSF-programma eind mei naar de tweede Kamer? Zo neen, wanneer dan wel?

Het ministerie van Economische Zaken laat onderzoek doen naar de Spin-off en Spill-over effecten alsmede de werkgelegenheidseffecten in Nederland van deelneming aan het JSF programma. Zodra de resultaten van dit onderzoek beschikbaar zijn – naar verwachting eind mei 2008 – zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.

136

Is er een verwachting hoeveel van de tientallen nieuwe kansen worden omgezet in orders voor het Nederlandse bedrijfsleven? Zo neen, kunt u wel de verwachte orders op een bepaalde bandbreedte aangeven? Zo neen, hoe verwerkt u deze kansen in de business case?

De omzetverwachtingen voor het Nederlandse bedrijfsleven berusten op de Letters of Intent die eind 2006 zijn overeengekomen met de Amerikaanse hoofdaannemers. Nieuwe kansen worden opgenomen in de daarbij behorende Industriële Participatie plannen zodra de omvang van de opdracht en de capaciteiten van de Nederlandse industrie voldoende zijn uitgekristalliseerd.

Voor de herberekening van de business case wordt uitgegaan van de op 1 juli 2008 gesloten of redelijkerwijze te verwachten overeenkomsten. Nieuwe kansen worden alleen meegewogen indien sprake is van een «redelijkerwijze te verwachten overeenkomst». Zie hiervoor ook de MFO met bijlagen.

138

Kunt u aangeven hoe hoog het afdrachtpercentage door de Nederlandse industrie zal zijn? Zo neen, kunt aangeven of dit hoger, gelijk of lager uit zal vallen dan het in december door de Rekenkamer becijferde percentage?

Het afdrachtpercentage voor de Nederlandse industrie wordt op 1 juli 2008 opnieuw vastgesteld. Het is nog niet bekend hoe dit percentage zich zal verhouden tot het percentage dat de Rekenkamer in december heeft becijferd.

145

In hoeverre is er zekerheid dat met het huidige budget het beoogde aantal van 85 vliegtuigen kan worden aangeschaft zolang de kostprijs niet bekend is en het budget gebaseerd is op prijzen van 2005? Waarom kan nu geen actuele gemiddelde stuksprijs worden gegeven? Wanneer wordt de in de jaarrapportage vermelde actualisatie van de gemiddelde stuksprijs verwacht? Wat zal in 2010 leidend zijn bij het verwervingsbesluit: het dan geraamde budget of het aantal van 85 vliegtuigen?

Het projectbudget zoals gemeld in de jaarrapportage 2007 bedraagt € 5,667 miljard voor het planningsaantal van 85 toestellen. Het projectbudget berust niet op prijzen van 2005, maar op actuele prijsinformatie, uitgedrukt in prijspeil 2005. De overwegingen daartoe zijn uitgelegd in de brief over de deelneming aan de IOT&E (Kamerstuk 26 488, nr. 65 van 29 februari 2008). De actuele gemiddelde kale stuksprijs van de JSF bedraagt $ 49,5 miljoen (prijspeil 2002). In vergelijking met 2002 is de gemiddelde stukspijs van de JSF in euro’s gedaald. Bij de definitieve keuze voor de vervanger van de F-16 zal opnieuw een afweging worden gemaakt waarin onder andere ambitie, behoeftestelling en budget een belangrijke rol spelen. Overigens is bij de vervanging van de F-16 de fasegewijze aanschaf aan de orde, waarover u onder meer met de brief «Wereldwijd dienstbaar» van 18 september 2007 bent geïnformeerd. Zie ook het antwoord op de vragen 13 en 31.

148

Bent u bereid de Kamer een reactie te sturen op de uitkomsten van de twee rapporten van de Amerikaanse rekenkamer (GAO) van maart 2008? Welke van de in de GAO-rapporten genoemde problemen en kritiekpunten kunnen, direct of indirect, ook van invloed zijn voor de Nederlandse deelname aan het JSF-programma?

Ja. De brief gaat in op alle thema’s die het GAO aanhaalt, inclusief de thema’s die voor Nederland relevant kunnen zijn.

151

Kunt u duidelijk maken welke vijf bedrijven JSF-orders hebben binnengehaald, om welke bedragen het gaat per bedrijf en om welke redenen zij niet wensen deel te nemen aan de MFO?

De Staat heeft geen relatie met bedrijven die de MFO niet hebben getekend. Het ministerie van Economische Zaken maakt de namen van deze free riders niet bekend, omdat de desbetreffende bedrijven (reputatie-) schade kunnen oplopen. De bedrijven wensen de MFO niet te tekenen, omdat zij menen de opdrachten in het programma te hebben behaald zonder steun van de overheid.

152

Wat betekent dit voor de voorziene afdrachten door de industrie?

Het verschil in kosten tussen deelneming aan de ontwikkelingsfase van de JSF en het toestel van de plank kopen, zal worden betaald door de Nederlandse bedrijven die de MFO hebben getekend. Hoe meer bedrijven zijn aangesloten bij de MFO, hoe minder zij per bedrijf hoeven af te staan. Bedrijven die de MFO niet hebben getekend maar wel omzet behalen uit het JSF programma, benadelen daarmee dus bedrijven die wel partij zijn.

153

In hoeverre is het zorgelijk dat Nederlandse LRIP-contracten nog amper geleid hebben tot daadwerkelijke orders en omzet? Hoe is dat in andere partnerlanden?

Door verschuivingen in het JSF-programma is de productiefase later begonnen dan oorspronkelijk voorzien. De eerste omzet uit productieorders voor de Nederlandse industrie zal niet eerder dan eind 2008 worden behaald. Dat er nu nog geen omzet is behaald is om die reden niet zorgwekkend, te minder omdat het geldt voor alle landen die aan het programma deelnemen.

160

Wanneer kan de Kamer de aangekondigde nieuwe beargumentering van de voors en tegens van een endlife update van de F-16 tegemoet zien? Kan daarbij ook ingegaan worden op de mogelijke noodzaak langer gebruik te moeten maken van de F-16 vanwege het later beschikbaar komen van de evt. aan te schaffen JSF?

De Kamer kan de brief over de voors en tegens van de endlife update in de tweede helft van 2008 tegemoet zien. Er is geen sprake van dat de F-16 langer moet worden aangehouden vanwege vertragingen in het JSF-programma.

161

Wat is de reden dat het in eerdere Kamerbrieven over de «Vervanging van de F16» gehanteerde begrip «voorlopige bestelling» is vervangen door «opdracht tot verwerving»? Zijn dit 100% identieke begrippen? Kunt u van beide begrippen een nauwkeurige, juridisch sluitende, begripsdefinitie geven? Kunt u een definitie geven van het in de PSFD-MoU bestelmethodiek gehanteerde Procurement Request (Verzoek tot Verwerving)? Is dit hetzelfde als «opdracht tot verwerving»? Zo ja, bent u dan bereid dit begrip voortaan uitsluitend en eenduidig te gebruiken?

Gebleken is dat het begrip «voorlopige bestelling» onduidelijk was. Daarom is de bestelmethodiek in detail uiteengezet in de IOT&E-brief en in de jaarrapportage Vervanging F-16 over 2007. Het begrip «voorlopige bestelling» is vervangen door het begrip «opdracht tot verwerving», omdat dat beter aansluit bij de definitie van het begrip Participant Procurement Request in het PSFD MoU. Die definitie luidt: «A document prepared and submitted by a Participant, that describes the desired articles and services that the Participant seeks to acquire through a contract. The document, which generally contains a statement of work and a specification, constitutes a formal request to a contracting Officer to initiate a solicitation to a Contractor or Contractors in order to award or modify a Contract».

162 en 171

In hoeverre wordt er op dit moment nog tegemoet gekomen aan elk van de volgende Nederlandse voorwaarden voor de ontwikkeling van een tweede JSF-motor:

a. dat dit niet tot vertraging leidt;

b. dat dit niet tot kostenstijgingen leidt in het JSF-programma; en

c. dat dit niet leidt tot beperkingen van de capaciteit van de JSF?

In hoeverre is het door het Congres toegekende budget voor de ontwikkeling van de tweede JSF-motor voldoende om tegemoet te kunnen komen aan deze drie voorwaarden?

Kunt u op dit moment, op grond van de eerder geformuleerde voorwaarden, het ontwikkelingsprogramma voor een tweede JSF-motor nog steeds steunen?

Is inmiddels zeker dat in de VS de financiële middelen beschikbaar zullen zijn voor een tweede/alternatieve motor voor de JSF?

Beide motoren worden onafhankelijk van elkaar ontwikkeld en dat leidt niet tot vertraging in het programma. Hoewel de leercurve een geleidelijker verloop zal hebben bij te toepassing van twee motoren, zullen door de concurrentie de totale kosten voor de voortstuwing naar verwachting lager uitkomen. Beide motoren moeten de prestaties leveren die aan de JSF Contract Specificaties voldoen. Tekortkomingen in de capaciteiten van het toestel zijn daardoor uitgesloten.

Voor het fiscal year (het begrotingstechnische boekjaar in de Verenigde Staten) 2008 wordt aan de Nederlandse voorwaarden tegemoetgekomen en is het budget beschikbaar voor de ontwikkeling van de tweede JSF-motor. Nederland steunt derhalve het ontwikkelingsplan voor deze motor. Voor het fiscal year 2009 zijn de gevolgen pas in oktober 2008 bekend. Zie ook het antwoord op de vragen 80, 81, 82 en 100.

163, 164, 165 en 170

Welke gevolgen hebben de reeds opgelopen vertragingen in de SDD- en testfase voor de oorspronkelijke dataplanning voor de voltooiing van de eerste productiereeks volwaardige JSF-toestellen? In hoeverre en in welke zin wijkt de door de VS besloten vertraging in de eigen invoerreeks af van deze voorziene vertraging van de eerste volwaardige productiereeks?

Bent u er van op de hoogte wanneer bij het Amerikaanse ministerie van Defensie bekend was, dat de invoerreeks voor de verwerving van de Amerikaanse JSF vertraagd zou worden? Zo ja, wanneer was dat? Zo neen, bent u bereid dit exact uit te zoeken? Bent u er van op de hoogte wanneer bij het JSF Program Office (JPO) bekend was, dat de invoerreeks voor de verwerving van de Amerikaanse JSF vertraagd zou worden? Zo ja, wanneer was dat? Zo neen, bent u bereid dit exact uit te zoeken? Wanneer was u op de hoogte dat de invoerreeks voor de verwerving van de Amerikaanse JSF vertraagd zou worden? Wanneer was u er van op de hoogte dat dit tot een aanzienlijke kostenstijging zou leiden?

Welke redenen hebben de VS aangevoerd voor het besluit hun invoerreeks van de JSF te vertragen?

Kan nader worden ingegaan op het Amerikaanse besluit om de aanschaf van JSF’s voor de Amerikaanse strijdkrachten te vertragen? Welke redenen speelden daarbij een rol? Welke consequenties heeft dit besluit voor de kwaliteit van de Amerikaanse jachtvliegtuigen in de tussenliggende periode?

Een verlenging van de SDD-fase heeft geen gevolgen voor de aflevering van de productievliegtuigen. De levering van de eerste productievliegtuigen is thans voorzien voor begin 2010. De vertraging van de invoerreeks van de Verenigde Staten in 2006 staat los van de mogelijke verlenging van de SDD-fase.

Eind 2006 werd bekend dat de Verenigde Staten hun invoerreeks wilden opschuiven. Dat is gemeld in de jaarrapportage Vervanging F-16 over het jaar 2006. Op 27 april 2007 is de wijziging formeel verwerkt in de verslaglegging van de eerste JESB-vergadering. Met de nieuwe kosteninformatie die in de zomer van 2007 bekend werd, is in Nederland in september en oktober van 2007 modelmatig het effect voor de Nederlandse situatie berekend. Voorts is onderzocht wat de Nederlandse reactie zou kunnen zijn. Met de IOT&E-brief van 29 februari bent u over de resultaten geïnformeerd.

De Verenigde Staten hebben begrotingstechnische redenen aangevoerd voor de verschuiving van hun invoerreeks.

167

Is de Appendix A van de PSFD-MoU, zoals gepubliceerd door het JSF Program Office in april 2007, reeds aangepast aan actuele gegevens van latere datum en de aangepaste Nederlandse invoerreeks? Zo neen, waarom niet? Kan deze aangepaste Appendix A van de PSFD-MoU aan de Kamer verstrekt worden? Zo neen, waarom niet? Is het mogelijk van deze Appendix voortaan de meest actuele versie toe te voegen aan de Jaarrapportages Project Vervanging F-16? Zo neen, waarom niet?

Appendix A wordt jaarlijks aangepast op grond van de informatie van ieder partnerland over de eigen invoerreeks. De Appendix A van het PSFD MoU is nog niet aangepast aan de nieuwe Nederlandse invoerreeks. Dit zal eind 2008 gebeuren. De appendix zal aan de volgende jaarrapportage worden toegevoegd. Zie ook het antwoord op de vragen 111 en 141.

172

Kan een volledige specificatie gegeven worden van de opbouw van de verhoging van het totale projectbudget met € 206 miljoen? Betreffen het hier uitsluitend gevolgen van de aangepaste invoerreeks, of ook kosten voor de gehandhaafde deelneming aan de IOT&E?

De verhoging van het projectbudget met € 206 miljoen is gespecificeerd en toegelicht in de jaarrapportage over 2007. Daaruit is af te leiden dat de verhoging het saldo is van verschillende maatregelen, waaronder de aanpassing van de Nederlandse invoerreeks (zie ook de brief van 29 februari 2008 over de deelneming aan de IOT&E, kamerstuk 26 488, nr. 65). Ook blijkt uit het jaarverslag over 2007 dat de kosten van deelneming aan de IOT&E deel uitmaken van het projectbudget.

174

Is de gewenste aansluiting op de IOT&E de enige reden om de Nederlandse invoerreeks niet nog verder op te schuiven?

Neen. De veroudering van de F-16 speelt eveneens een belangrijke rol.

176

Hoe verhoudt de «plandollarkoers» zich tot de reële valutamarktkoers van de dollar?

Zoals vermeld in de IOT&E-brief van 29 februari 2008 hanteert het ministerie van Defensie een plandollarkoers van € 0,83. De huidige ECB-dollarkoers op de valutamarkt beweegt zich rondom € 0,62, ongeveer 25 procent lager dus dan de plandollarkoers.

177

Welk deel van de totale projectkosten wordt begroot voor de extra kosten voor de aanschaf van termijndollars om het dollarvalutarisico af te kopen?

Aan de aanschaf van termijndollars door het ministerie van Defensie bij De Nederlandsche Bank (DNB) zijn geen extra kosten verbonden. Dergelijke kosten zijn dan ook niet begroot in de totale projectkosten.

179

Welke invloed hebben exportorders op de berekeningen? Kunt u dit concreet aangeven bij exportorders voor 100, voor 200 en voor 300 toestellen in de tijdsperiode 2015–2020?

Levering van vliegtuigen aan niet-partnerlanden helpt om het leercurve-effect te versnellen. Afhankelijk van het moment waarop vliegtuigen worden besteld kan de prijs voor Nederland dalen. In het recente verleden heeft het JPO berekend dat de levering van 25 exportvliegtuigen in de periode 2013 tot 2015 tot een daling van de gemiddelde prijs van alle vliegtuigen met $ 0,2 miljoen zou leiden. De totale kosten voor de partners zouden met ongeveer $ 750 miljoen dalen.

180

Zou het, afgezien van overwegingen op basis van het regeerakkoord, vanuit financieel oogpunt aanbevelenswaardig zijn om zo snel mogelijk termijndollars aan te kopen met het oog op de aanschaf van de JSF?

Op grond van de comptabele regelgeving is het niet toegestaan termijndollars aan te kopen voordat er een concrete (juridische) verplichting is aangegaan. Los daarvan zou de aanschaf van termijndollars in afwachting van een kabinetsbesluit in 2010 voorbarig, speculatief en dus riskant zijn.

182

Is het ook uw waarneming dat ten aanzien van de exportprestatie die geleverd wordt in het JSF-project de Nederlandse export naar Amerika en andere dollar-gekoppelde landen, ondanks de enorme koers-ontwikkeling, niet is gedaald? Wat is de actuele prestatie/voortgang van de orderverkrijging van de Nederlandse industrie?

Vanwege de lage dollarkoers kost het de Nederlandse industrie meer moeite opdrachten te verkrijgen bij de Amerikaanse hoofdaannemers en is het risico toegenomen dat een offerte op grond van de prijs wordt afgewezen. Het best value principe – het beste product voor de beste prijs – omvat echter meer dan de beste prijs voor een product en dus heeft de Nederlandse industrie de mogelijkheid ook op andere selectiecriteria te concurreren. Met de gedurende de SDD-fase al binnengehaalde opdrachten heeft de Nederlandse industrie zich goed gepositioneerd voor de vervolgfasen van het programma. De omzetverwachtingen voor de Nederlandse industrie zijn dan ook nog steeds ongewijzigd. De actuele voortgang van de orderverkrijging van de Nederlandse industrie is opgenomen in de jaarrapportage Vervanging F-16 over het jaar 2007.

183

Welke maatregelen neemt de regering om er op toe te zien dat het dóór uitbesteden door hoofdaannemers op een faire wijze gebeurt, en welk beleid/rol heeft de overheid om er op toe te zien dat wat aan orders aan Nederlandse hoofdaannemers wordt gegeven, vervolgens zo veel mogelijk wordt dóór uitbesteed aan Nederlands MKB? Wat is de positie in opdrachten bij het MKB?

De Nederlandse Staat kan niet afdwingen dat orders worden uitbesteed aan het MKB. Wel dringt het ministerie van Economische Zaken er bij de grotere Nederlandse ondernemingen op aan het MKB zoveel mogelijk in te schakelen. Het JSF-programma heeft mede ten doel het Nederlandse MKB actief bij de productie te betrekken, direct en indirect, via Nederlandse aannemers. Volgens het NIFARP zijn inmiddels ongeveer 80 bedrijven, waarvan het merendeel MKB, bij het JSF-programma betrokken.

185

Kunt u aangeven op welke datum het vast te stellen bedrag per vlieguur bekend is? Zo neen, waarom niet? Kunt u nu of al aangeven hoe deze prijs per vlieguur is samengesteld, exact gespecificeerd per kostenelement? Zo neen, waarom niet?

Het bedrag per vlieguur wordt met gebruikmaking van een Amerikaans kostenmodel op grond van recente ervaringsgegevens periodiek herzien. Nederland verwerkt de toepasselijke kostenelementen in een eigen model. Bedragen per vlieguur op basis van het Nederlandse model zullen de Kamer in overeenstemming met het coalitieakkoord ten tijde van de definitieve keuze voor de vervanger van de F-16 worden meegedeeld.

186

Indien er, al dan niet gedwongen door de praktijk, voor gekozen zal gaan worden om ALIS autonoom te laten opereren tot welke doublures cq. gaten zal dat in de praktijk gaan leiden met de bestaande Nederlandse defensiesystemen?

ALIS is het geïntegreerde geautomatiseerde ondersteuningssysteem voor de JSF waarop alle gebruikers worden aangesloten. Dit systeem zal in beginsel autonoom draaien. Op alle plaatsen waar dat nodig is, zijn in ALIS koppelvlakken voorzien met de overige defensiesystemen. De vereisten voor Nederland ten aanzien van deze koppelvlakken worden thans in kaart gebracht, waarbij inderdaad het uitgangspunt is dat gaten of doublures worden vermeden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Ferrier (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GL) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Ormel (CDA), Jonker (CDA), De Wit (SP), De Vries (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Roemer (SP), Vacature (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Omtzigt (CDA), Teeven (VVD), Van Gent (GL) en Ouwehand (PvdD).

Naar boven