26 049
Indonesië

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 september 1999

Ingevolge Uw verzoek (zie bijlage) informeer ik u over de recente ontwikkelingen inzake Oost-Timor.

Verklaring president Habibie

Op 12 september jl. verklaarde president Habibie de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties te hebben uitgenodigd een internationale vredesmacht te sturen om Indonesië te helpen bij het herstel van vrede en veiligheid op Oost-Timor en bij de implementatie van de uitslag van het referendum. Deze verheugende doorbraak kwam tot stand onder toenemende druk van de internationale gemeenschap. Hierbij was een sleutelrol weggelegd voor de VR-missie, die op 13 september zal terugkeren naar New York om verslag te doen aan de Veiligheidsraad. Ook de op Nederlands initiatief gehouden open zitting van de Veiligheidsraad op 11 september is een cruciaal instrument gebleken om de Indonesische autoriteiten tot het inzicht te brengen dat internationale militaire hulp niet langer kon uitblijven. Voor het oog van de wereld stond het Indonesische prestige op het spel; meer dan 45 landen leverden zonder uitzondering kritiek op Jakarta.

Nederlandse inzet

Nederland verwelkomt de verklaring van president Habibie, die de weg opent naar herstel van vrede en veiligheid op Oost-Timor. Dit betekent niet dat we er zijn. Het komt nu aan op snelle implementatie van de overeengekomen internationale presentie. Vele details moeten nog worden ingevuld. Ik noem u de duur, de samenstelling, het mandaat en de «rules of engagement» van de vredesmacht. Nederland zal zich als voorzitter van de Veiligheidsraad maximaal inzetten om dit proces zo spoedig mogelijk af te ronden. Uitgangspunt is dat de vredesmacht niet alleen verantwoordelijk zal moeten zijn voor herstel van vrede en veiligheid, maar ook bijdraagt aan de implementatie van het referendum. De humanitaire situatie vraagt om een snel en adequaat antwoord. Internationale hulporganisaties moeten toegang krijgen tot de vele tienduizenden ontheemden in Oost- en West-Timor. Nederland is bereid humanitaire hulp te verlenen mits dat via een onpartijdig kanaal kan geschieden.

Algemene situatie Oost-Timor

De afkondiging van de noodsituatie op 7 september jl. leidde niet tot een verbetering van de veiligheidssituatie. Milities zetten hun terreur tegen de Oosttimorezen onverschrokken voort, waarbij door het Indonesische leger niet of onvoldoende werd opgetreden. Ook internationale waarnemers, hulpverleners en journalisten waren doelwit van intimidaties en geweld. De evacuatie van het voorlaatste UNAMET-kantoor, in Bacau, ging gepaard met ernstige voorvallen. Er leek sprake van een stelselmatige aanpak die erop was gericht elke buitenlandse aanwezigheid te elimineren. Het huis van bisschop Belo, die zich inmiddels in Portugal bevindt, werd in brand gestoken en het personeel van het Internationale Rode Kruis werd gewapenderhand afgevoerd. De toestand rond het laatste UNAMET-kantoor in Dili werd onhoudbaar. Thans zijn er nog 86 UNAMET-leden aanwezig, o.a. ter bescherming van de nog aanwezige vluchtelingen. Dat er veel slachtoffers zijn gevallen staat vast, hoeveel zal pas in komende weken blijken. Ook is duidelijk dat sprake is van vele tienduizenden ontheemden, zowel in Oost- als West-Timor. De VR-missie was bij haar bezoek aan Dili op 11 september jl. diep onder de indruk van het beklemmende beeld van Dili: een spookstad, kapot geschoten en verlaten.

Humanitaire situatie

Een helder beeld van de humanitaire situatie op Oost-Timor en in de kampen in West-Timor is nog steeds niet goed mogelijk. Nederland pleit voor een assessment missie om de noden in kaart te brengen. De nog aanwezige internationale hulpverleners en NGO's worden ernstig belemmerd in hun werk. Waren er volgens UNHCR op 1 september al meer dan 50 000 ontheemden, volgens UNAMET is dit aantal inmiddels opgelopen tot ruim 150 000, bijna een kwart van de Oosttimoreze bevolking.

Naar verluidt zouden milities op 11 september opnieuw een aanval hebben uitgevoerd op een vluchtelingenkamp nabij Dare. Ook in West-Timor, waar tienduizenden ontheemden in kampen zijn samengebracht, is sprake van gewelddadigheden door milities. Toegang van humanitaire organisaties is van levensbelang. De toestemming van de Indonesische autoriteiten aan ICRC om terug te keren naar Dili is een eerste stap. Maar er is meer nodig. De Indonesische regering moet hulpverlening via onpartijdige kanalen in Oost-Timor toestaan en de veiligheid van hulpverleners garanderen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

BIJLAGE

's-Gravenhage, 9 september 1999

Aan de minister van Buitenlandse Zaken

Geachte heer Van Aartsen,

Namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken verzoek ik u de Kamer uiterlijk maandag aanstaande aan het einde van de ochtend schriftelijk te informeren over de actuele situatie op Oost Timor, de recente besluitvorming in de Veiligheidsraad hieromtrent en mogelijke sancties tegen Indonesië. Voorts verzoek ik om een rapportage van de VN-missie die een bezoek heeft gebracht aan Jakarta en een bezoek zal brengen aan Dilli.

De commissie is voornemens de brief te agenderen voor het algemeen overleg van 15 september aanstaande.

De griffier van de commissie,

Hommes

Naar boven