25 672
Wijziging van enige onderdelen van het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Voorstel van wet

1. Artikel 285, eerste lid, onderdeel e, luidde:

e. een met redenen omklede verklaring van burgemeester en wethouders van de gemeente van de woon- of verblijfplaats van de schuldenaar of van een gemeentelijke kredietbank dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitenrechtelijke schuldsanering te komen, alsmede over welke aflossingsmogelijkheden de verzoeker beschikt.

2. De onderdelen 2 en 3 van artikel I over A zijn nieuw. De andere onderdelen zijn vernummerd.

3. Onderdeel 6 van artikel I onder B luidde:

In artikel 320, achtste lid, worden na de woorden «voorgeschreven publicaties» ingevoegd de woorden: en van de deskundigen.

4. De onderdelen 7, 8 en 9 van artikel I onder B zijn nieuw. Het laatste onderdeel is vernummerd.

5. Artikel II is onderdeel C van artikel I geworden. Ingevoegd is de zin: Na artikel II wordt een nieuw artikel IIa ingevoegd, luidende:

6. Het oorspronkelijke artikel III is vervallen en luidde: De gemeenten zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de afgifte van verklaringen als bedoeld in artikel 285, eerste lid, onderdeel e.

7. Artikel II luidde: Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Memorie van toelichting

1. In de plaats van de eerste drie alinea's van punt 3 (Uitvoeringsaspecten) was de volgende alinea opgenomen:

Het voorstel bewerkstelligt een aanzienlijke verlichting van de werkzaamheden van rechtbank en bewindvoerder. De vereenvoudiging ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel maakt het voorts mogelijk dat in veel minder gevallen dan aanvankelijk gedacht een advocaat tot bewindvoerder moet worden benoemd. In veel gevallen zal een medewerker van een gemeentelijke kredietbank, die vaak al betrokkenheid heeft gehad bij een poging tot een minnelijke regeling, kunnen worden belast met het bewindvoerderschap. Het voornemen bestaat de taken die uit de regeling voortvloeien toe te delen aan een aantal (gedacht wordt aan een circa twintig) kredietbanken, verspreid over het land, waar deskundigheid en ervaring kan worden opgebouwd of geïntensiveerd. De al genoemde werkgroep van advocatuur, rechterlijke macht en kredietbanken stemt ermee in dat als bewindvoerder in de regel een medewerker van een gemeentelijke kredietbank wordt genoemd tenzij de schuldenaar vijf jaar voorafgaand aan de schuldsanering heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf of de complexiteit tot benoeming van een andere bewindvoerder aanleiding geeft.

2. Van de toelichting op artikel 285 zijn de laatste twee alinea's nieuw.

3. De toelichting op artikel 287 is nieuw.

4. In de toelichting op artikel I onderdeel B is de tweede alinea in de plaats gekomen van de volgende zin: Daarnaast heeft de hiervoor genoemde commissie geadviseerd de bepalingen over de postblokkade uit de faillissementsregeling ook van toepassing te verklaren op de schuldsaneringsregeling (artikel 287, 293 en 296).

5. De eerste alinea van de toelichting op artikel I onderdeel C (was artikel II) is nieuw, met uitzondering van de eerste zin.

6. Het inwerkingtredingsartikel IV is tot artikel II vernummerd.

Naar boven