25 657
Persoonsgebonden Budgetten

nr. 19
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 juni 2001

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 25 april 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Vliegenthart van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

de brief van de staatssecretaris van VWS van 8 november 2000 ten geleide van de voortgangsrapportage inzake de subsidieregelingen persoonsgebonden budget (25 657, nr. 17);

de brief van de staatssecretaris van VWS van 5 maart 2001 ten geleide van de tweede voortgangsrapportage persoonsgebonden budget (25 657, nr. 18).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Smits (PvdA) constateert dat het instrument persoonsgebonden budget (PGB) buitengewoon succesvol blijkt te zijn. Inmiddels zijn er 23 000 budgethouders. Iedereen die erom vraagt, kan het in principe krijgen, aangezien er geen financiële beperkingen meer gelden, hetgeen heeft geresulteerd in een geweldige vermindering van de wachtlijst. Zij complimenteert de staatssecretaris met dit resultaat.

De uitvoering was en blijft ingewikkeld, ofschoon duidelijke verbeteringen zijn doorgevoerd. Weliswaar zijn door de recente toekenning van vele duizenden budgetten opnieuw problemen ontstaan bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB), maar door de tweedagenregeling kan veel druk worden weggenomen. Voor sectoren waarin het budget nog niet is ingevoerd, worden experimenten gestart of zijn deze net gestart, hetgeen haar tot tevredenheid stemt. Het voornemen bestaat om per 1 januari 2002 het PGB voor alle sectoren in te voeren. Betekent dit dat het instrument vanaf dat moment in de wet wordt vastgelegd? Haar fractie zou dat toejuichen.

De gecontroleerde verstrekking van de budgetten verloopt via de SVB. Voorgesteld wordt om alle contracten die vallen onder de tweedagenregeling door budgethouders te laten betalen. Zij acht dit verantwoord, gezien het feit dat de SVB een toetsende rol krijgt. Als de toetsing door de SVB gebeurt om te voorkomen dat vergissingen door de budgethouders hen achteraf op een fiscale claim komen te staan, vindt zij dit een prima instrument. Waarom wordt dit beperkt tot budgethouders die niet meer dan f 50 000 beheren?

De uitvoeringsdruk als gevolg van het toekennen van meer budgetten leidt ertoe dat het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) prioriteiten wil stellen in het verwerken van nieuwe beleidsvoornemens. Dat bevreemdt mevrouw Smits. Zij meent dat de staatssecretaris een afweging moet maken en vraagt of dit juist is.

Meegedeeld is dat het experiment in de verpleeghuiszorg per 1 mei i.p.v. 1 januari 2001 start. Gebeurt dit daadwerkelijk?

Wat het experiment in de GGZ betreft, is een maximumbudget in de uitvoeringsregeling aangebracht. Dit kan mensen met een intensieve zorgvraag uitsluiten van het toekennen van een PGB en dat lijkt haar niet terecht. Iedereen die het wil, moet kunnen kiezen. Hoe denkt de staatssecretaris hierover? Wanneer zijn de resultaten van de experimenten te verwachten?

Zij verzoekt de staatssecretaris bij de voorlichtingscampagne de allochtone doelgroep nadrukkelijk te betrekken. Voorkomen moet worden dat allochtonen van zorg uitgesloten worden, omdat de voorlichting niet aansluit op hun behoefte aan zorg.

Het PGB wordt in de verstandelijk gehandicaptensector (VG) gebruikt om ouderinitiatieven op te richten als alternatief voor instellingszorg. Ouders gebruiken dit instrument om op een vernieuwende manier zorg tot stand te brengen en de PvdA-fractie steunt dit van harte. Een probleem is dat de financiering via de budgetten daarvoor niet altijd toereikend is. Daar het PGB ook bedoeld is als vernieuwingsinstrument en de betrokken ouders een voortrekkersrol vervullen, dienen deze ouders meer ondersteund te worden. Dat kan via het hanteren van een hardheidsclausule. Hoe wordt daarmee omgegaan? Als informatie daaromtrent uitblijft, zou de overheid normen kunnen stellen.

Voor het PGB-VG bestaan nog wachtlijsten. Waarom is dit het geval en waarom worden deze niet snel weggewerkt?

In het kader van de thuiszorg leeft bij de belangenorganisatie de vrees dat budgethouders in moeilijkheden komen, omdat de herindicatie niet op tijd kan worden afgerond. Wil de staatssecretaris daarop ingaan?

Mevrouw Terpstra (VVD) herinnert eraan dat in het AO van 5 oktober 1995 het toenmalige Kamerlid Vliegenthart akkoord ging met de gefaseerde invoering, maar vreesde dat het resultaat een beetje PGB en verder een strikte regulering zou zijn. Mevrouw Vliegenthart vond het in het belang van de cliënten dat kwalitatieve en waar nodig professionele zorg geboden kan worden, meende dat de regeling zo min mogelijk bureaucratisch moest zijn en had er kritiek op dat er sprake was van een forfaitair bedrag voor eenieder, ongeacht de hoogte van het PGB. De Kamer ging noodgedwongen akkoord met de gefaseerde invoering en riep de regering op werkendeweg tegemoet te komen aan zaken als klantgerichtheid, zo min mogelijk bureaucratie, voldoende budget voor kwalitatieve zorg en flexibiliteit vooral terzake van meervoudige en complexe zorgvragen.

Op dit moment maken zo'n 23 000 personen gebruik van het PGB, waardoor de wachtlijsten op dit gebied voor een heel groot deel zijn weggewerkt, een groot succes. Wellicht daardoor was er bij de jaarwisseling sprake van een chaos en een achterstand in de administratieve verwerking die groter waren dan ooit. Is de veronderstelling juist dat de regeling te laat is vastgesteld en dat het nodig is dat, teneinde te voorkomen dat de tikkende tijdbom volgend jaar afgaat, de regeling uiterlijk eind september/begin oktober wordt vastgesteld door VWS? Is de staatssecretaris bereid die harde toezegging te doen? Mag verwacht worden dat de Kamer tegen die tijd bij brief wordt meegedeeld dat die vaststelling heeft plaatsgehad?

Mevrouw Terpstra vindt het zorgelijk dat de herindicatie zoveel vertraging heeft opgeleverd. Hoeveel personen zijn op dit moment nog niet geïndiceerd? Mag ervan worden uitgegaan dat voor iedere individuele budgethouder die dreigt het budget te verliezen het budget verlengd wordt op basis van het oude indicatiebesluit?

Wordt het voornemen gehaald om per 1 januari 2002 alle AWBZ-aanspraken in een PGB om te zetten? Kan de Kamer over de voortgang tussentijds gerapporteerd worden?

Het is goed dat het PGB-GGZ wordt ingevoerd. Slecht is het dat er sprake is van een maximum in de vorm van een nominaal bedrag, gebaseerd op het gemiddelde budget tijdens het experiment. Dit komt overeen met maximaal zeven uur per week, hetgeen betekent dat personen met een hersenaandoening buiten de boot vallen, terwijl dit ook al het geval is in het kader van de bestaande zorg in natura. Dit mag naar haar mening niet gebeuren. Zij verzoekt de staatssecretaris om de harde toezegging dat het maximum substantieel wordt verhoogd.

Telkens wordt op het probleem gestuit dat het PGB niet uitgaat van reële kostprijzen, maar gebaseerd is op historische zorgkostprijzen. In elk geval moet getracht worden de te leveren zorg op reële kostprijzen te baseren.

Verheugd is zij over de invoering van het PGB-VPVZ. Zij vraagt de toezegging om de invulling hiervan niet op basis van de budgetcategorieën te laten plaatsvinden, maar af te stemmen op de gemiddelde kostprijs.

Wat de regionale indicatieorganen (RIO's) betreft, vraagt zij om de toezegging dat er landelijk vastgesteld protocol komt en een afwegingskader, opdat de te nemen besluiten minder willekeurig zijn en het PGB tot een nog groter succes kunnen maken.

Mevrouw Ravestein (D66) constateert dat het goed gaat het met PGB, maar dat het nog beter kan en moet. Wat de onderbesteding betreft, geldt vaak het probleem dat bepaalde kosten niet declarabel zijn en het toegekende budget op zichzelf toereikend is. Is de staatssecretaris bereid aan dit probleem wat te doen?

Er is een experiment gestart met 100 budgethouders die niet premieplichtig zijn daar zij niet meer dan twee dagen huishoudelijke hulp behoeven, waarbij alleen een toetsing achter plaatsheeft. Wanneer kan de maatregel structureel worden ingevoerd?

Begin dit jaar was er sprake van uitbetalingsachterstanden. Zijn de problemen in dat kader inmiddels opgelost? De staatssecretaris heeft actie ondernomen door voorrang te geven aan particuliere zorgverleners en door bevoorschotting van instellingen die budgethouders hulp bieden. Die acties lossen evenwel de structurele problemen niet op. Kunnen deze problemen bij de volgende jaarwisseling worden voorkomen? Het moet mogelijk zijn ervoor te zorgen dat de aanpassingen aan de PGB-regeling en de CTG-tarieven eerder bekend worden. De SVB beklaagt zich over de steeds weer veranderende regelgeving en de problemen die dit voor de uitvoering oplevert. Is de veronderstelling juist dat er, voordat een wijziging wordt doorgevoerd, over de uitvoerbaarheid overleg is geweest en uitvoeringstoetsen hebben plaatsgevonden? Vermeld is dat er periodiek overleg zal komen. Is dat er dan niet altijd geweest?

Terecht worden de tarieven geharmoniseerd. Per Saldo heeft meegedeeld dat sommige budgethouders teruggezet dreigen te worden in de alfahulp en hun overeenkomst met de hulpverlening moeten opzeggen. Kan de staatssecretaris hierover mededelingen doen? Is zij bereid om, als de problemen ernstig zijn, er wat aan te doen?

Wat is de motivatie om, wat het PGB-GGZ betreft, een beperking aan te brengen tot een maximum van zeven uur per week? Ligt de stap naar uitbreiding niet voor de hand?

Bij de indicatiestelling is er sprake van een grote mate van versnippering en weinig samenhang. Doelstelling is objectivering en landelijke protocollering. Wie bewaakt het proces en de voortgang ervan? Welke mogelijkheden heeft de cliënt om tegen het advies van een zorgkantoor in beroep te gaan? Is er wel een beroepsinstantie?

Sommigen komen niet in aanmerking voor een PGB, omdat zij buiten de erkende categorieën vallen. Wat kan de staatssecretaris doen om een PGB binnen hun bereik te brengen en is zij daartoe bereid?

De hoogte van de PGB-budgetten verstandelijk gehandicapten en verpleging en verzorging wordt bepaald op grond van de kostprijs voor de intramurale zorg minus 20% van de kapitaallasten van de intramurale voorziening. Dit is van een zodanige grofmazigheid dat degenen die net iets meer nodig hebben, gedwongen zijn zich te laten opnemen. In de zorg is het beleid ingezet om van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd over te gaan. Niet het aanbod is het uitgangspunt, maar de zorgzwaarte en -behoefte. Uit dien hoofde lijkt de financieringssystematiek van budgetcategorieën met een maximum van de prijs van intramurale zorg minus 20% niet meer te voldoen. Wat is daarop de visie van de staatssecretaris? Is het mogelijk te experimenteren met meer op de individuele vraag en zorgzwaarte toegesneden budgetten? Wat is hierbij het grootste obstakel: de indicatiestelling of het beschikbare budget?

Mevrouw Dankers (CDA) is blij dat er hard aan wordt gewerkt om de persoonsgebonden financiering in een stroomversnelling te brengen. Ook deugd doet haar een open en correcte verslaglegging van wat er gebeurt.

De grote vraag is hoe het beoogde gehaald kan worden en in welk tempo. Vorig jaar heeft zij gememoreerd waar steeds problemen ontstaan: de werkgeverschapsverplichtingen, keuzevrijheid voor en zelfsturing door de patiënten en cliënten en de tarievenstructuur. Het is prima dat de wachtlijsten sterk zijn verkort, maar daaruit alleen blijkt niet genoeg. Het is mogelijk dat mensen afhaken en geen PGB meer vragen, omdat zij tussen wal en schip vallen vanwege bureaucratische rompslomp, vanwege het ontstaan van gaten aan het begin van het jaar of vanwege het ontbreken van herindicatie. In dat kader is een goede voorlichtingscampagne van groot belang.

Zij is geïnteresseerd in het volume van de uitgaven in de zorg en in dat kader niet alleen in PGB-bedragen als zodanig, maar ook in relatie tot de totale AWBZ-uitgaven.

Het ontwerpen van vereenvoudigingsvoorstellen juicht zij toe. Zij vraagt zich evenwel af waarom het forfaitaire bedrag niet is verhoogd. Echt enthousiast is zij niet over de tweedagenregeling. Verhelderend is in dat verband het stroomschema van de SVB. Bij gebruikmaking van de tweedagenregeling onder handhaving van de onderliggende structuur vindt geen daadwerkelijke vereenvoudiging plaats. Destijds heeft zij al gesproken over het ontstaan van een grote bureaucratische rompslomp, maar dat het zo erg zou worden als blijkt uit het stuk van de SVB had zij niet gedacht. Graag geeft zij de staatssecretaris in overweging bij de toekomstige modernisering van de AWBZ daarmee terdege rekening te houden, omdat het handhaven van de huidige structuur ertoe leidt dat het met het PGB nog veel verder fout gaat dan met de zorg in natura.

Het basisprobleem zit in de tarievenstructuur. Het is haar opgevallen in het experiment verpleging en verzorging dat zelfs het patiënten/concumentenplatform zegt: begin er maar niet aan als het op die manier moet, want anders komen veel te lage budgetten uit de bus. Het is bekend dat het PGB te laag is om de zaken goed te doen. Dat is begrijpelijk, want het is afgeleid van de gemiddelde naturazorg. De tarievenstructuur moet helder worden. Is het mogelijk daaraan even hard te werken als aan het PGB?

Naar de mening van mevrouw Dankers moeten geen omslagpunten gecreëerd worden, zeker niet vanuit de gedachte om mensen verplicht te doen opnemen. Ook als het gaat om intensieve complexe zorgvragen moeten keuzevrijheid en op maat gerichte zorg georganiseerd kunnen worden door de patiënten/cliënten of hun directe omgeving.

Mevrouw Hermann (GroenLinks) heeft de neiging te zeggen: zo gaat-ie goed en zo gaat-iet beter, alweer een kilometer. Een weg is ingeslagen die eenieder graag wil afleggen, maar het is een lange weg. Beoogd wordt keuzevrijheid en zeggenschap te geven aan mensen die een langdurige zorgbehoefte hebben. Beoogd wordt ook te komen tot een systeem van aanvragen en toekennen van een PGB dat goed gecontroleerd kan worden. Beoogd wordt bovenal te komen tot een toegankelijke regeling voor alle betrokkenen.

Uit de cijfers blijkt dat het aantal personen met een PGB flink groeit en nu zo'n 23 000 bedraagt. Uit onderzoek blijkt dat er in Nederland zo'n 3 miljoen mantelzorgers zijn. Mantelzorg is niet direct vergelijkbaar met de zorg die PGB-houders inkopen, maar de verhouding van grofweg 1 op 100 moet wel te denken geven. Het totaal toegekende budget in de PGB-sfeer bedraagt nu ongeveer 390 mln gulden. Als dat wordt vergeleken met het bedrag dat in de AWBZ omgaat, zo'n 35 mld gulden, dan gaat het grofweg ook om een verhouding van 1 op 100. Duidelijk is dat op de ingeslagen weg nog vele kilometers moeten worden afgelegd. De staatssecretaris loopt daarbij voorop en het is prettig dat zij aangeeft hoe zij het beoogde denkt te realiseren.

Met veel belangstelling ziet mevrouw Hermann uit naar de moderniseringsvoorstellen, zoals die inzake het toekennen van PGB's naar functies en voor alle categorieën, want het onderscheid daarin moet verdwijnen. Belangrijk is niet waar men bij hoort, maar belangrijk is dat, als men zorg nodig heeft, nagegaan wordt welke zorg dat is. Verder moet de maximering van de budgetten afgeschaft worden. Als dat betekent dat meer geld nodig is, moet getracht worden dat binnen het totaal van de AWBZ-rechten van verzekerden te vinden. Voorts moet de complexe en nog veel te gedifferentieerde methodiek van indicatiestelling afgeschaft worden. Bezien moet worden hoe de beoogde keuzevrijheid voor patiënten/cliënten gerealiseerd kan worden. Eerder is aangegeven dat het PGB een modus is om mensen die een sterk zorgbehoevend gezins- of familielid hebben enige tijd in de gelegenheid te stellen om de nodige zorg te verlenen, gedurende welke tijd zij niet of minder werken.

De heer Van der Vlies (SGP) heeft vooral waardering voor het PGB als instrument vanwege het realiseren van de keuzevrijheid voor patiënten/cliënten. Er is sprake van een driesporenbeleid. Op de korte termijn gaat het om de uitbreiding en de verbetering van de uitvoering van de bestaande PGB-regelingen. Op de lange termijn gaat het om een heuse integratie voor gehandicapten en chronisch zieken. Op de middellange termijn gaat het om de inbedding van het PGB in de AWBZ. De samenhang tussen die drie sporen moet goed worden bewaakt. Van belang is dat de stukken die de staatssecretaris aan de Kamer heeft voorgelegd de zaken veel transparanter maken dan eerdere stukken deden.

Wat het PGB-VG betreft, is er sprake van overtoekenning, hetgeen alles te maken heeft met de wachtlijstverminderende maatregelen in de gehandicaptenzorg. Wat zijn de meest actuele gegevens omtrent de wachtlijsten terzake?

Met betrekking tot het PGB-GGZ zet hij vraagtekens bij het maximumbudget voor individuele budgethouders. Het is afgetopt bij een vraaggestuurde begeleiding met zeven uur per week. Blijkens de regeling en de filosofie daarachter gaat het om veel meer en zou de lijn die door de bewindslieden van VWS in het actieplan Zorg verzekerd is uitgezet, erkend moeten worden. Nu is er nog sprake van een frictie en die moet weggenomen worden.

De SGP-fractie is van mening dat de uitbreiding en de verbetering van de uitvoering van de huidige PGB-regeling nadrukkelijk moeten worden bezien in het perspectief van de persoonsgerichte bekostiging binnen de AWBZ. De invoeringsdatum is gepland op 1 januari 2002. Wordt die gehaald?

Voor de heer Van der Vlies is bij een systeem van persoonsgerichte bekostiging uitgangspunt dat wordt uitgegaan van de werkelijke zorgzwaarte van de cliënt. Dat zou moeten leiden tot een groter budget. Hoe denkt de staatssecretaris hierover? Is zij bereid de budgettaire neutraliteit als randvoorwaarde kritisch te bezien?

Hij verzoekt de staatssecretaris om een implementatieplan voor het volwaardig inbedden van het PGB als wettelijke aanspraak ex AWBZ.

Uit het veld is het verzoek gedaan het versnelde experiment PGB verpleeghuiszorg en verzorgingshuiszorg niet per 1 mei a.s. te starten. Wat is mening van de staatssecretaris hierover?

Moet de publieksvoorlichting worden geïntensiveerd en moeten Per Saldo en de federatie van ouderverenigingen daarbij worden betrokken?

Hoe staat het met de voortgang van het onderzoek naar de samenvoeging van de diverse regelingen ten behoeve van gehandicapten en chronisch zieken tot één integrale regeling?

De staatssecretaris merkt op dat het PGB veel goeds heeft gebracht, maar dat dit niet wegneemt dat altijd bezien moet worden hoe het beter kan. Meer mensen zijn in staat meer eigen keuzes te maken, meer eigen verantwoordelijkheid te dragen, invulling te geven aan de organisatie van de zorg en vernieuwing tot stand te brengen. Dat is positief, evenals het feit dat een enorme groei op PGB-gebied heeft plaatsgehad. Op 31 maart jl. waren er 23 839 budgethouders.

Bij verpleging en verzorging zijn de wachtlijsten weg, maar niettemin worden elke maand ongeveer 500 PGB's toegekend. Dit heeft een dempend effect op de overige wachtlijsten.

Wat de verstandelijk gehandicapten betreft, is de groei sinds het verschijnen van de brief van 5 maart jl. ruim 500 geweest. De reductie van het aantal personen op de wachtlijst was het afgelopen jaar zo'n 85%. De wachtlijst bevat nu nog 1491 personen en het perspectief is dat binnen niet al te lange tijd ook deze wachtlijst is verdwenen.

Toen zich rond de jaarwisseling problemen voordeden, is direct met het CVZ en de SVB nagegaan hoe deze zo snel mogelijk konden worden opgelost en hoe de continuïteit in de uitvoering gewaarborgd kon worden. Punt is dat de regelingen in formele zin pas vastgesteld kunnen worden, nadat de Zorgnota door de Kamer is aanvaard. Materieel kan dit worden opgelost door ervoor te zorgen dat de uitvoeringsorganisatie voldoende tijd krijgt om zich aan te passen aan de besluitvorming. Ook kan een oplossing worden gezocht door op een eerder tijdstip de discussie te voeren tussen regering en Kamer. De staatssecretaris wil graag nadenken over de wijze waarop tot een versnelling kan worden gekomen. In de huidige fase worden de zaken ontwikkeld en is nog veel in beweging. Naarmate de uitkristallisering gestalte krijgt, zal meer stabiliteit optreden in de regelingen en is het mogelijk om na indiening van de Zorgnota te bezien of de regelingen in concept opgesteld kunnen worden.

Punt is ook dat telkenmale de discussies leiden tot de conclusie dat onderdelen aangepast moeten worden, hetgeen nogal wat consequenties heeft. Dit legt, naast de grote groei van het aantal budgethouders en de wens een flink tempo aan te houden, een enorme druk op de uitvoering. De vraag moet in dat verband worden beantwoord of de som van wat beoogd wordt niet te ambitieus is.

Op dit moment wordt met de uitvoeringsinstanties bezien hoe geanticipeerd kan worden op de gang van zaken bij komende jaarwisseling, waarbij de komst van de euro ook een rol speelt. De staatssecretaris wil zich in de komende tijd bezinnen op de vraag wat per 1 januari a.s. wordt ingevoerd en zal proberen in september a.s. de Kamer hieromtrent nader te informeren.

Inmiddels is duidelijk geworden dat het herindicatietraject niet in alle gevallen op tijd zal zijn afgerond. Vorige week heeft zij besloten om, waar dit aan de orde is, de budgetten te laten doorlopen. Dat zal de uitvoeringsorganisatie enigszins ontlasten.

Zij heeft van het CVZ en de SVB het signaal gekregen dat de vereenvoudiging in de tweedagenregeling en de invoering van het PGB voor verpleeghuiszorg en verzorgingshuiszorg in combinatie met de enorme groei van het aantal budgethouders de organisatie voor grote problemen stelt. Zij neemt dit zeer serieus, gelet op eerdere ervaringen. Het CVZ heeft aangekondigd diepgaand te onderzoeken wat de mogelijkheden van de SVB zijn in de sfeer van de uitvoeringsstructuur.

Het is absoluut noodzakelijk dat de bestaande regelingen goed uitgevoerd kunnen worden en dat de budgethouders niet geconfronteerd worden met problemen zoals bij de laatste jaarwisseling. Ook noodzakelijk is het dat degenen aan wie een budget is toegekend, dat budget zo snel mogelijk krijgen. De bedoeling is dat daarnaast nieuwe elementen worden ingevoerd. De staatssecretaris heeft besloten een toets te laten uitvoeren inzake de vereenvoudiging in de tweedagenregeling om na te gaan op welke wijze kan worden bereikt dat een aanzienlijk geringere belasting van het uitvoeringsapparaat plaatsheeft. Verder wordt gewerkt aan een vergaand vereenvoudigde, integrale, AWBZ-brede PGB-regeling.

Het CVZ heeft laten weten dat het geen haalbare kaart is al die zaken tegelijkertijd uit te voeren. Om te voorkomen dat de continuïteit van de uitvoering in het geding komt, moet worden besproken welke volgorde dient te worden aangehouden. In de komende weken zal zij die gesprekken met de uitvoeringsinstellingen aangaan, waarna de Kamer over de uitkomsten daarvan wordt geïnformeerd. Daarbij zal ook de vraag aan de orde komen of, vooruitlopend op de echte vereenvoudiging en verbreding van de regeling – daar ligt de hoogste prioriteit voor de staatssecretaris – nieuwe vormen moeten worden ingevoerd. De uitvoeringsproblemen liggen gedeeltelijk aan de werkdruk bij de SVB en hebben ook te maken met de aanpassingen die in het systeem nodig zijn als gevolg van de uitkomst van experimenten. Het overleg met het CVZ moet leiden tot een aantal conclusies over de voortgang en tot afspraken over wie wat doet en wanneer.

De regeling inzake de GGZ is per 1 januari jl. ingevoerd. Het probleem van de ophoging van de maximumbudgetten wordt aangepakt. Wat het experiment met verpleeghuiszorg en verzorgingshuiszorg betreft, heeft het CVZ laten weten dat de startdatum (1 mei a.s.) niet haalbaar is en naar het najaar wordt verschoven.

De staatssecretaris merkt op dat de vereenvoudigingsdiscussie niet alleen betrekking heeft op de tweedagenregeling, maar ook op de vernieuwing en verbreding van de PGB-regeling naar een AWBZ-brede PGB-regeling. Daarbij moet naar de uitvoeringsstructuur worden gekeken. De discussie over de uitvoering van het PGB verzorgingshuiszorg en verpleeghuiszorg is niet direct gerelateerd aan het omslagpuntenverhaal.

Wanneer het perspectief op de AWBZ-brede PGB-regeling helder is – het is de ambitie om de Kamer nog voor de zomer te informeren over deze regeling – is het de vraag of het wenselijk is om vooruitlopend op die regeling een afzonderlijk experiment met verpleeghuiszorg en verzorgingshuiszorg te starten. Die keuze kan pas worden gemaakt zodra duidelijk is dat die brede regeling er op de gewenste termijn kan komen.

Er wordt hard gewerkt aan de verdere uitwerking van het traject van persoonsgebonden bekostiging. Op niet al te lange termijn zal de Kamer worden gerapporteerd over de voortgang. Ten principale is ervoor gekozen in de AWBZ te gaan naar een persoonsgebonden bekostigingssystematiek.

In feite is voor alle afzonderlijke, institutionele aanbodgedefinieerde verstrekkingen een alternatief in de vorm van een PGB gemaakt. Om het mogelijk te maken, de AWBZ veel integraler te laten functioneren en ontschotting tot stand te brengen, moet het PGB breed worden gedefinieerd. In dat kader lopen de modernisering van de AWBZ en het PGB parallel.

Om het PGB tot een aanspraak te maken, is wijziging van de wet noodzakelijk, hetgeen per 1 januari a.s. niet mogelijk is. Wel mogelijk is te bezien hoever gekomen kan worden met een nieuwe subsidieregeling met een breder karakter.

Er zijn inmiddels een landelijk protocol voor verpleging en verzorging en voor de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Het verbeteringstraject van de RIO's dat in het najaar van start is gegaan, is erop gericht de toepassing ervan zo snel mogelijk ter hand te nemen.

Het maximum van het PGB-GGZ is verhoogd van f 15 000 naar f 54 000 voor volwassenen, waardoor het overgrote deel van de betrokkenen eronder kan vallen. Voor kinderen bedraagt het maximum f 83 000. Met het oog op de aanpassingen wordt een wijzigingsbesluit inzake de regeling voorbereid.

Vorig jaar is aan het CVZ gemeld dat de hardheidsclausule kan worden toegepast op basis van een bovengemiddelde zorgintensiteit. De toepassing moet blijken uit het indicatiebesluit. Daarbij gaat het om een individuele beoordeling. De zorgkantoren zijn hierover door het CVZ geïnformeerd. Voor de toepassing van de hardheidsclausule geldt een meldingsplicht aan het CVZ. Door het NIZW zal samen met de zorgkantoren protocollen opgesteld worden voor de toepassing van de hardheidsclausule om ervoor te zorgen dat conform de bedoelingen wordt gehandeld. In die protocollen wordt een inhoudelijke normering vastgelegd. Een en ander wordt opgenomen in een volgende voortgangsrapportage en als die protocollen er zijn, worden die als bijlage opgenomen en voorgelegd aan de Kamer.

Met het oog op de publieksvoorlichting is een nieuwe folder opgesteld die wat informatiever en beter voorlichting verstrekt dan wat eerder voorhanden was. Er wordt gewerkt aan een vertaling in andere talen, zodat ook allochtone groepen er gebruik van kunnen maken. In het algemeen in de zorgsector bestaat de noodzaak ervoor te zorgen dat de geboden zorg ook aansluit bij de vraag van allochtone groepen. Verheugend is dat in de zorg erin geslaagd wordt het aantrekken van allochtoon personeel op een behoorlijke manier tot stand te brengen. Dat nog een inspanning geleverd moet worden, is duidelijk. Ook duidelijk is dat de voorlichtingsfuncties entaken worden gelegd bij de organisaties die daarvoor verantwoordelijk zijn.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Smits (PvdA) merkt op verrast te zijn door de mededeling van het CVZ dat niet alles wat beoogd wordt op korte termijn uitvoerbaar is. Het aangekondigde experiment dat van 1 januari naar 1 mei is uitgesteld, blijkt voorlopig nog niet van start te kunnen gaan. Zij heeft begrepen dat de staatssecretaris hierover nog met het CVZ gaat praten en zegt dat haar fractie nog niet overtuigd is van de noodzaak van uitstel. Daarnaast wordt gewerkt aan een AWBZ-brede regeling, waarover nadere informatie van de zomer wordt gegeven. Voorkomen moet worden dat het ene uitstel volgt op het andere. Wanneer vindt dat gesprek met het CVZ plaats en wanneer kan de Kamer over het resultaat worden ingelicht?

Wetswijziging per 1 januari a.s. blijkt niet mogelijk te zijn, wel invoering van een nieuwe subsidieregeling. Houdt dit de toezegging in dat ernaar gestreefd wordt de nieuwe regeling per 1 januari in te voeren? Wordt intussen gewerkt aan de voorbereiding van de wetswijziging? Welk tijdschema wordt daarbij gehanteerd?

Het maximum van het PGB-GGZ is verhoogd voor volwassenen tot f 54 000 en voor kinderen tot f 83 000. Waarom wordt het bedrag van f 54 000 gehanteerd? Vallen kinderen die achttien jaar worden terug op het bedrag van f 54 000, terwijl hun begeleidingsbehoefte waarschijnlijk niet geringer wordt?

Zij vindt het verheugend dat aan de hardheidsclausule wordt gewerkt.

De SPD in Amsterdam heeft een allochtone hulpverlener ingeschakeld om de voorlichting en de ondersteuning van allochtone cliënten te verbeteren. Het gaat daarbij niet om directe hulpverlening, maar om een voorlichtingsfunctie binnen de organisaties. Daar vraagt zij aandacht voor.

Mevrouw Terpstra (VVD) trekt de intentie van de staatssecretaris niet in twijfel, maar is wel teleurgesteld over een aantal mededelingen.

Het feit dat er ook na 1 januari a.s. een subsidieregeling zal gelden, toont des temeer de noodzaak aan om ervoor te zorgen dat de fricties bij de jaarwisseling worden weggenomen. Zij verzoekt om de toezegging de Kamer in september per brief te informeren over de maatregelen die zijn genomen om te garanderen dat zich bij de jaarwisseling geen problemen meer voordoen.

Hoe bevordert en volgt de staatssecretaris de implementatie van het landelijke protocol inzake de RIO's?

Bijzonder teleurgesteld is zij door de overval waarmee de staatssecretaris is geconfronteerd door het CVZ. Schort er iets aan de communicatie of is er sprake van een doelbewuste overval? Wat is het probleem van het CVZ? Betreft dit de relatie met het zichtbaar maken van de verschillende functies in de zorg in natura van de verpleeg- en verzorgingshuizen?

Waarom wordt de tweedagenregeling beperkt tot een maximumbudget van f 50 000? Als dat maximum geschrapt wordt, wordt 55% van alle cliënten bereikt.

Voorzover het gaat over het inkopen van zorg door budgethouders bij zorgaanbieders doet het mevrouw Terpstra de suggestie om de zorgaanbieders de administratie te laten verzorgen ter ontlasting van de SVB.

Ten slotte dringt zij erop aan het forfaitaire bedrag te verhogen.

Mevrouw Ravestein (D66) vindt de houding van het CVZ verbijsterend en onfatsoenlijk en is benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op daarover gestelde vragen.

Mevrouw Dankers (CDA) is ervan overtuigd dat hard wordt gewerkt aan de oplossing van de problemen, zelfs door het CVZ. Zij vreest evenwel dat, als de uitvoeringsstructuur ongewijzigd blijft en alle uitvoeringsinstanties erbij betrokken blijven, steeds weer mededelingen zullen worden gedaan als nu door het CVZ zijn geuit. Naar haar mening moet prioriteit worden gegeven aan het wegstrepen van bepaalde delen uit het stuk van het SVB. Graag pleit zij voor het op die manier bezien van de problematiek. Anders moet wellicht elk halfjaar gesproken worden over dergelijke verrassende mededelingen.

Mevrouw Hermann (GroenLinks) herinnert aan de bespreking van Zicht op zorg, waarbij de heer Van Veen, vice-voorzitter van het CVZ, zei: «laat het ambachtelijk gedoe aan ons over, dan komt alles goed». Dit valt slecht te rijmen met wat van die kant nu te berde wordt gebracht. Zij vraagt om een afschrift van een aan de staatssecretaris gerichte brief van het CVZ waarin meegedeeld wordt hoe een en ander precies in elkaar zit en hoe gedacht wordt aan de bedoelingen van de Kamer tegemoet te komen.

Duidelijk is dat het PGB van de pioniersfase groeit naar de structuurfase met een brede maatschappelijke inbedding. Zij verzoekt de staatssecretaris met het oog op de Zorgnota 2002 te bewerkstelligen dat de financiële mogelijkheden in de pas lopen met deze maatschappelijke ontwikkeling, hetgeen een toename zal betekenen van het budget met 60% tot 70%.

Zij is benieuwd naar de mogelijkheid dat door mensen zelf gerealiseerde AWBZ-zorg in geld door de zorgverzekeraars vergoed wordt.

De heer Van der Vlies (SGP) vindt het een goede gedachte om in september a.s. te bezien hoe omgegaan moet worden met de omslag per 1 januari 2002 in relatie tot het wetgevingstraject.

Wat de onthutsende mededeling van het CVZ betreft, vermoedt hij dat er sprake is van een structurele component. Op 8 november heeft de staatssecretaris een verzoek gedaan aan het CVZ. Op 16 februari stelde zij een bepaalde vernieuwing aan de orde. Intussen had het CVZ met betrekking tot het experiment in de verpleeghuiszorg en de verzorgingshuiszorg gevraagd om uitstel van 1 januari naar 1 mei, waarna de vraag opkwam of de richtlijnen niet wat veranderd moesten worden. Als zo te werk wordt gegaan, dreigt men elkaars gevangene te worden. Hij meent dat die structurele component doorbroken moet worden en verzoekt om het snel voeren van overleg en het vaststellen van een taakstellend traject, voorzien van harde sancties.

De staatssecretaris is van mening dat de ogen niet gesloten mogen worden voor de realiteit. Zij zal in overleg met de betrokken partijen zorgvuldig nagaan hoe de problemen te lijf kunnen worden gegaan. De modernisering van de AWBZ is een heel belangrijk traject, waarvan de persoonsgebonden financiering een essentieel onderdeel uitmaakt. Nadrukkelijk wordt bezien hoe een nieuw perspectief kan worden ontwikkeld, hoe de uitvoering zo goed mogelijk gestalte kan krijgen en welke instanties daarbij moeten worden betrokken.

De bedoeling is stappen vooruit te maken. Indien blijkt dat experimenten zulks kunnen verhinderen, moet overwogen worden of zij wel belangrijker zijn dan waar structureel op af wordt gekoerst. De komende tijd worden gesprekken gevoerd over dat thema. Precieze data kunnen in dat verband nog niet worden genoemd, maar duidelijk is dat die gesprekken op korte termijn moeten plaatsvinden en dat de Kamer over het resultaat wordt geïnformeerd.

De huidige PGB's zijn vertalingen van de AWBZ-aanspraken. De zorg voor kinderen en voor volwassenen in de GGZ betreft gescheiden verstrekkingen. Op grond daarvan is de leeftijdsgrens van achttien jaar aangehouden. De PGB-structuur wordt geleidelijk aan een kopie van de structuur van de zorg in natura. Het is heel goed mogelijk dat voor kinderen een veel intensievere begeleiding nodig is dan voor volwassenen. Toegewerkt wordt naar een situatie waarin in de AWBZ niet meer allerlei verschillende verstrekkingen gelden, maar de verstrekkingen functioneel worden omschreven waardoor de verschillen verdwijnen en nieuwe producten tot stand kunnen komen.

Zij meent dat het logisch klinkt om ook het maximum van het PGB-GGZ voor volwassenen te verhogen, terwijl het dat niet is. Er zijn een aantal wettelijke aanspraken geregeld die op een bepaalde manier in elkaar zitten. Via een subsidieregeling voor het PGB wordt een alternatief gemaakt voor die wettelijke aanspraken. Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid is het niet juist zaken voor de ene burger beter te regelen dan voor de andere burger. Indien het gemiddelde van de zorgvraag van dien aard is dat deze boven de nu aangepaste bedragen uitkomt, komt de hardheidsclausule in beeld. Natuurlijk kan de wetgeving gewijzigd worden, maar dan moet dat voor iedereen gelden.

Op het terrein van de gehandicaptenzorg wordt gewerkt aan de invoering van een persoonsgebonden bekostigingssystematiek. Ook op andere terreinen zijn trajecten aangegeven. Uiteindelijk resulteren die in voorstellen die aan de Kamer ter beoordeling worden voorgelegd.

Op dit moment geldt een PGB verpleging en verzorging waarin uren maal tarief tot een hoog budget kunnen leiden, waarmee een alternatief geboden kan worden. Daarom is het niet nodig een afzonderlijke regeling daarvoor in het leven te roepen.

De beperking van de tweedagenregeling tot f 50 000 heeft te maken met de discussie die is gevoerd met andere departementen over de vraag hoever gekomen kan worden in het verdergaand vereenvoudigen. De staatssecretaris gaat ervan uit dat, als erin geslaagd wordt een goed functionerend vereenvoudigd systeem tot stand te brengen, de discussie vervolgd kan worden. Kernpunt is dat eerst bepaald moet worden of de budgetten van dien aard zijn dat alleen of voornamelijk gebruik wordt gemaakt van de tweedagenregeling. Dit zal in het overleg met de SVB en het CVZ aan de orde komen.

Het is de bedoeling bij het inkopen van zorg door budgethouders de administratie te laten verzorgen door de zorgaanbieders, omdat dit leidt tot een vermindering van de administratieve belasting van de SVB.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Van Lente

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Middel (PvdA), Van Lente (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Mosterd (CDA).

Plv. leden: Lambrechts (D66), Rehwinkel (PvdA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Verburg (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Weekers (VVD), Ravestein (D66), Slob (ChristenUnie), Schimmel (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks), Visser-van Doorn (CDA).

Naar boven