25 615
Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 1998

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 30 januari 1998

Tijdens de behandeling van het ontwerp-HOOP 1998 op 26 januari jl. heeft het lid Rabbae mij gevraagd de Kamer schriftelijk te informeren over de wijze waarop de voorlichting zal plaatsvinden aan de mbo-ers die per 1-9-98 doorstromen naar het hbo.

In het wetsvoorstel HOOP 1996 (Kamerstukken II, 25 370) wordt de doorstroom mbo-hbo per 1-9-98 geregeld in artikel 7.31a WHW en artikel 17g WSF. In het eerst genoemde artikel wordt geregeld dat mbo-ers die verwant doorstromen naar het hbo maximaal 42 studiepunten vrijstelling ontvangen; in het tweede van de genoemde artikelen is vastgelegd dat de studiefinancieringsrechten in de vorm van prestatiebeurs van deze groep studenten worden teruggebracht naar drie jaar. Uiteraard laat dit het recht om daarna nog gedurende vier jaar te lenen onverlet.

In een ministeriële regeling zal op basis van het voorgestelde artikel 7.31a van de WHW worden vastgelegd welke opleidingen per 1-9-98 als verwant worden aangemerkt. In het overleg met de Tweede Kamer over het ontwerp-HOOP 1998 op 26 januari jl. is afgesproken dat de opleidingen in de eerste categorie van het door het LICA uitgebrachte rapport over verwantschap van mbo-hbo-opleidingen in deze ministeriële regeling zullen worden opgenomen.

In verband met de beoogde invoeringsdatum van de doorstroomregeling (1-9-98) is het van belang dat aanstaande gediplomeerde mbo-ers, die in het kader van hun vooraanmelding bij de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) hebben aangegeven zich in te willen schrijven voor een hbo-opleiding, adequaat worden voorgelicht over de consequenties van de invoering van de nieuwe doorstroomregeling.

De voorlichting aan studenten over een vervolgstudie in het hoger beroepsonderwijs geschiedt door de onderwijsinstellingen zelf en door de IB-Groep.

Voor mbo-studenten geldt dat zij allereerst door hun eigen instelling zullen worden geadviseerd over mogelijkheden voor vervolgstudies in het hbo na diplomering in het mbo. Wanneer een mbo-er zich vervolgens meldt bij een hbo-instelling zal deze een intake-gesprek met de student voeren. Tijdens dit intake-gesprek zal worden ingegaan op het aantal studiepunten waarvoor aan de student vrijstelling kan worden verleend. Daarin zal aan de student uiteengezet worden wat de consequenties zijn van zijn (voorlopige) keuze en zal de student gewezen worden op het bindend studie-advies dat aan het einde van de propedeuse wordt gegeven. Doel van het intakegesprek is de student een goed beeld te geven van zijn mogelijkheden, zodat hij een beredeneerde keuze kan maken.

De IB-Groep is inmiddels bezig haar voorbereidingen te treffen ten aanzien van de voorlichting aan mbo-ers die doorstromen naar het hbo. De IB-Groep zal een voorlichtingskrant samenstellen, die begin april a.s. zal worden toegezonden aan aanstaande studenten in het hoger onderwijs die zich bij de IB-Groep hebben aangemeld en aan de mbo-, hbo- en wo-instellingen. Daarin zal – onder het uitdrukkelijk voorbehoud dat het wetsvoorstel nog moet worden behandeld door de Staten-Generaal – worden ingegaan op de maatregelen, die in het wetsvoorstel worden aangekondigd, waaronder de doorstroomregeling mbo-hbo, en de gevolgen van deze maatregelen voor studenten.

Zodra het wetsvoorstel is afgehandeld door de Eerste Kamer, zal de IB-Groep haar reguliere voorlichtingsmateriaal aanpassen. Ook zal de betreffende informatie dan via de regio-kantoren van de IB-Groep beschikbaar zijn.

Ik streef ernaar de ministeriële regeling direct na publikatie van de onderhavige wijzigingswet in het Staatsblad bekend te maken in Uitleg OCenW-regelingen. Daarnaast zal ik in een afzonderlijk schrijven zowel instellingen als studentenorganisaties informeren over de veranderingen die hiervan het gevolg zijn.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven