Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25600-X nr. 2 |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25600-X nr. 2 |
Blz.: | ||
INLEIDING | 3 | |
HOOFDSTUK 1: INTERNATIONALE ASPECTEN VAN HET DEFENSIEBELEID | 5 | |
1.1. | Evaluatie van de internationale veiligheidssituatie | 5 |
1.2. | Internationale samenwerking | 7 |
1.2.1. | Algemeen | 7 |
1.2.2. | Navo | 8 |
1.2.3. | Partnerschap voor de Vrede | 10 |
1.2.4. | Bilaterale samenwerking met Midden- en Oost-Europese landen | 10 |
1.2.5. | De West-Europese Unie | 11 |
1.3. | Wapenbeheersing | 11 |
1.3.1. | Het CSE-verdrag | 11 |
1.3.2. | Landmijnen | 12 |
1.3.3. | Chemische wapens | 12 |
1.4. | Proliferatie NBC-wapens en overbrengingsmiddelen | 13 |
1.5. | Vredesoperaties en humanitaire hulp | 13 |
1.5.1. | Algemeen | 13 |
1.5.2. | Militaire aansturing CDS | 15 |
1.5.3. | Evaluatie Ifor | 16 |
1.5.4. | Nederlandse bijdrage aan vredesoperaties | 17 |
1.5.5. | Voormalig Joegoslavië | 18 |
1.5.6. | Andere vredesoperaties | 19 |
HOOFDSTUK 2: ACTUALISERING PRIORITEITENNOTA | 22 | |
2.1. | Evaluatie Prioriteitennota | 22 |
2.2. | Ervaringen | 23 |
2.3. | De actualisering bij de Koninklijke marine | 24 |
2.4. | De actualisering bij de Koninklijke landmacht | 24 |
2.4.1. | Algemeen | 24 |
2.4.2. | Herschikking binnen de divisie | 25 |
2.4.3. | Genie | 26 |
2.4.4. | Korps commandotroepen | 27 |
2.4.5. | Consequenties voor de sterkte van de Koninklijke landmacht | 27 |
2.5. | De actualisering bij de Koninklijke luchtmacht | 27 |
2.6. | De actualisering bij de Koninklijke marechaussee | 28 |
2.7. | Explosieven- en mijnenruiming | 29 |
2.8. | Consequenties van de actualisering | 30 |
HOOFDSTUK 3: DE KRIJGSMACHT | 32 | |
3.1. | Algemeen | 32 |
3.1.1 | Zorg voor het personeel | 32 |
3.1.2. | Militaire bijstand en steunverlening | 32 |
3.1.3. | De Nederlandse Antillen en Aruba | 32 |
3.2. | Koninklijke marine | 33 |
3.2.1. | Algemeen | 33 |
3.2.2. | Internationale samenwerking | 33 |
3.2.3. | Voortgang herstructurering | 34 |
3.2.4. | Materieelprojecten | 34 |
3.2.5. | Samenwerking Korps mariniers/Korps commandotroepen | 35 |
3.3. | Koninklijke landmacht | 35 |
3.3.1. | Algemeen | 35 |
3.3.2. | Internationale samenwerking | 36 |
3.3.3. | Voortgang herstructurering | 36 |
3.3.4. | Materieelprojecten | 37 |
3.4. | Koninklijke luchtmacht | 38 |
3.4.1. | Algemeen | 38 |
3.4.2. | Internationale samenwerking | 39 |
3.4.3. | Voortgang herstructurering | 39 |
3.4.4. | Materieelprojecten | 39 |
3.5. | Koninklijke marechaussee | 41 |
3.5.1. | Algemeen | 41 |
3.5.2. | Voortgang herstructurering militaire politiedienst | 41 |
3.5.3. | Taakuitvoering voor andere ministeries | 41 |
3.5.4. | Materieelprojecten | 42 |
3.6. | Defensie interservice commando | 43 |
3.6.1. | Algemeen | 43 |
3.6.2. | Voortgang reorganisaties | 43 |
3.6.3. | Defensie Telematica Organisatie | 43 |
3.6.4. | Ontwikkeling besturingsmodel | 44 |
HOOFDSTUK 4: HET PERSONEELSBELEID | 45 | |
4.1. | Inleiding | 45 |
4.2. | Voortgang herstructurering | 45 |
4.2.1. | De gewenste sterkte | 45 |
4.2.2. | Overtolligheid | 46 |
4.2.3. | Personeelsvoorziening | 46 |
4.3. | Personeelsreductie | 46 |
4.3.1. | Reductiebeleid | 46 |
4.3.2. | Overzicht van de personeelsreductie | 47 |
4.4. | Arbeidsvoorwaarden algemeen | 49 |
4.5. | Beleid voor postactieven | 49 |
4.5.1. | Pensioenen en sociale zekerheid | 49 |
4.5.2. | Ziektekosten | 50 |
4.5.3. | Veteranenbeleid | 50 |
4.6. | Geestelijke verzorging | 51 |
4.7. | Algemene militaire opleiding | 51 |
4.8. | Emancipatiebeleid | 52 |
HOOFDSTUK 5: HET MATERIEELBELEID | 53 | |
5.1. | Inleiding | 53 |
5.2. | Defensie Materieelkeuze Proces | 54 |
5.3. | Keuze- en verwervingsbeleid | 54 |
5.4. | Internationale materieelbetrekkingen | 55 |
5.5. | Defensie-industrie | 56 |
5.6. | Verbetering materiële functiegebied | 56 |
5.7. | Onroerend goed | 56 |
5.8. | Afstoting | 57 |
5.9. | Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling | 58 |
5.10. | Luchtvaartcluster | 58 |
HOOFDSTUK 6: RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU | 60 | |
6.1. | Ruimtelijke ordening | 60 |
6.2. | Milieu | 60 |
6.3. | Geluidszonering | 60 |
6.4. | Bodemsanering | 61 |
HOOFDSTUK 7: FINANCIËN | 62 | |
7.1. | Financieel kader | 62 |
7.2. | Overzicht reële ontwikkeling defensiebudget | 62 |
7.3. | Verdeling over de bestedingscategorieën 1996–1998 | 63 |
7.4. | Financiële aspecten afstoting defensiegoederen | 64 |
7.5. | Financiële aspecten ingebruikgeving/medegebruik | 64 |
7.6. | Valutamanagement | 64 |
7.7. | Doelmatigheidsoperatie | 65 |
7.8. | Beleid Bedrijfsvoering Defensie | 66 |
7.9. | Begrotingsindeling 1998 | 68 |
7.10. | Stand van zaken ramingskengetallen | 69 |
7.11. | Financiering vredesoperaties | 70 |
7.11.1. | Financiering vredesoperaties | 70 |
7.11.2. | Rapport Algemene Rekenkamer | 70 |
7.11.3. | Begrotingen 1997 en 1998 | 70 |
7.11.4. | Claims bij de VN | 71 |
7.12. | Financieel beleid en beheer | 71 |
7.12.1. | Administratieve organisatie | 71 |
7.12.2. | Financiële informatiesystemen | 72 |
7.12.3. | Accountantscontrole | 72 |
7.12.4. | Subsidiebeleid | 73 |
7.13. | Budgetteringsafspraak 1998 | 73 |
7.14. | Project Herinrichting informatievoorziening Defensie | 74 |
7.15. | Millenniumprobleem | 75 |
7.16. | Archivering | 75 |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING | 76 | |
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen) | 76 | |
Inleiding | 76 | |
Beleidsterrein Algemeen | 114 | |
Beleidsterrein Pensioenen en Uitkeringen | 115 | |
Beleidsterrein Koninklijke marine | 121 | |
Beleidsterrein Koninklijke landmacht | 159 | |
Beleidsterrein Koninklijke luchtmacht | 195 | |
Beleidsterrein Koninklijke marechaussee | 223 | |
Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten | 235 | |
Beleidsterrein Defensie Interservice Commando | 250 | |
Wetsartikel 2 (ontvangsten) | 287 | |
Beleidsterrein Algemeen | 287 | |
Beleidsterrein Pensioenen en Uitkeringen | 290 | |
Beleidsterrein Koninklijke marine | 293 | |
Beleidsterrein Koninklijke landmacht | 298 | |
Beleidsterrein Koninklijke luchtmacht | 301 | |
Beleidsterrein Koninklijke marechaussee | 305 | |
Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten | 307 | |
Beleidsterrein Defensie Interservice Commando | 309 | |
Wetsartikel 3 (agentschapbegrotingen) | 311 | |
3.1. | Defensie Telematica Organisatie | 311 |
3.2. | Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen | 321 |
Bijlagen 1 t/m 17 |
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
Defensie ondergaat een gedaanteverwisseling door een proces van vergaande herstructurering en verkleining en een breed opgezette doelmatigheidsoperatie. De veranderingen werden ingegeven door historische ontwikkelingen op internationaal gebied, in het bijzonder de val van de Muur, de ontbinding van het Warschaupact en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Een andere, met het voorgaande samenhangende, drijfveer voor vergaande ingrepen in de organisatie was de lange reeks van bezuinigingen, die de defensie-uitgaven ingrijpend en structureel heeft verminderd. De internationale veranderingen en de bezuinigingen deden zich niet tegelijkertijd voor, maar gespreid over de jaren. Dit betekende dat ook het defensiebeleid stapsgewijs moest worden aangepast aan steeds weer nieuwe feiten. Mijlpalen in dit aanpassingsproces waren de Defensienota van 1991, de Prioriteitennota van 1993 en de Novemberbrief van 1994.
Resultaten van dit veranderingsproces zullen zijn:
– een krijgsmacht die niet meer vrijwel uitsluitend is toegesneden op de algemene verdedigingstaak in Europa, maar die ook is toegerust voor vredesoperaties in Europa en elders;
– drastische reducties in een aantal categorieën zwaar materieel ten gevolge van de herstructurering en van wapenbeheersingsafspraken, naast nieuwe investeringsprojecten, eveneens als gevolg van de herstructurering;
– een ingrijpend gewijzigd personeelsbestand, in het bijzonder door de omschakeling naar een beroepskrijgsmacht en door de verkleining;
– een doelmatiger organisatie, onder meer door de vorming van interservice eenheden en de verkleining van de centrale organisatie.
In deze memorie van toelichting wordt de balans van de herstructurering opgemaakt en de Prioriteitennota geactualiseerd. Daartoe wordt in hoofdstuk 1 de evaluatie van de internationale veiligheidssituatie, opgesteld in 1995, opnieuw bezien. Op het internationale toneel doen zich belangrijke ontwikkelingen voor, in het bijzonder de uitbreiding van de Navo. De algemene beoordeling van de internationale veiligheidssituatie is echter in grote lijnen dezelfde als twee jaar geleden. Daaruit vloeien geen veranderingen voort voor de omvang, de structuur en het optreden van de Nederlandse krijgsmacht.
De actualisering van de Prioriteitennota berust op een evaluatie van de resultaten van de herstructurering en de verkleining en van de ervaringen in vredesoperaties. Net als bij de Defensienota en de Prioriteitennota ondergaat ook nu de Koninklijke landmacht de belangrijkste veranderingen. Langdurige inzet in vredesoperaties stelt hoge eisen aan het voortzettingsvermogen. Om dat te verbeteren, worden binnen de divisie van de Koninklijke landmacht drie gelijksoortige, gedeeltelijk parate brigades gevormd. Deze herschikking van de gevechtskracht gaat gepaard met de opheffing van de 52e Gemechaniseerde brigade, ook wel de vijfde mobilisabele brigade genoemd. Uit informele informatieve gesprekken met de Navo blijkt dat de eerste reacties op de Nederlandse voornemens positief zijn.
Bij deze actualisering van de Prioriteitennota passen twee algemene kanttekeningen:
– over het algemeen verlopen de reorganisaties van de afgelopen jaren voorspoedig. Wel vergen ze veel van het incasseringsvermogen van het personeel en van de organisatie als geheel. Het is daarom belangrijk dat de komende jaren worden besteed aan de voltooiing en consolidatie van de reorganisaties. Het zal zeker nog enkele jaren duren voordat deze ook op de werkvloer zijn uitgekristalliseerd;
– sinds de Defensienota-1991 is drastisch ingegrepen in de omvang en de uitrusting van de krijgsmacht. Tijdens de actualisering van de Prioriteitennota is naar voren gekomen dat voor enkele delen van de organisatie de personeelsreductie te ambitieus was vastgesteld. De personeelssterkte wordt daarom hier en daar enigszins minder gereduceerd. De kosten van deze en andere aspecten van de actualisering worden binnen de defensiebegroting opgevangen.
Ondertussen heeft het werk bij Defensie niet stilgelegen. Dat geldt vooral de deelneming aan vredesoperaties. De daling in het aantal uitgezonden militairen ten opzichte van vorig jaar is onder meer het gevolg van de ontwikkelingen in het voormalige Joegoslavië, waar de door de Navo geleide implementatiemacht (Ifor) is opgevolgd door de kleinere stabilisatiemacht (Sfor). Onder andere met het oog op de uitvoering van vredesoperaties zijn nieuwe afspraken voor internationale samenwerking gemaakt, in het bijzonder met België, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Ook de samenwerking met Midden- en Oost-Europese landen krijgt veel aandacht.
Op 5 december 1996 publiceerde de Adviesraad Vrede en Veiligheid zijn laatste advies: «Van collectieve verdediging naar collectieve veiligheid? – De aanpassing en uitbreiding van de Navo». Sinds zijn oprichting, in 1985, heeft de Raad 21 adviezen en commentaren uitgebracht. De adviezen en aanbevelingen van de Raad vervulden een nuttige rol bij de beleidsvoorbereiding. Daarnaast droeg de Adviesraad bij tot de vorming en instandhouding van een zekere consensus over het veiligheidsbeleid. Een uitvloeisel van de herijking van het buitenlandse beleid is de vorming van een nieuwe Adviesraad Internationale Vraagstukken, met het oog op een geïntegreerde advisering voor het gehele buitenlandse beleid. De nieuwe Raad kent vier permanente commissies, waaronder de Commissie Vrede en Veiligheid.
De toegenomen aandacht voor vredesoperaties in het werk van de krijgsmacht zal ook tot uitdrukking komen in de Grondwet. De bepalingen inzake de verdediging worden herzien en gemoderniseerd. Een daartoe strekkend wetsvoorstel is in mei 1997 bij de Tweede Kamer ingediend.
Sinds de Novemberbrief is gewerkt aan een raamwerk voor een verbeterd economisch beheer. Dit bevordert de doelmatigheid. Zoals in hoofdstuk 7 is uiteengezet, heeft dit ook gevolgen voor de begrotingsindeling. Deze begroting bevat nieuwe artikelen Personeel en materieel, waarin de ramingen voor een aantal ressorts zijn uitgesplitst.
De ramp met het Belgische Hercules-vliegtuig op de vliegbasis Eindhoven wierp een schaduw over Defensie. In onderzoeken is veel aandacht besteed aan het functioneren van Defensie als geheel en van afzonderlijke medewerkers. Dat is ook gebeurd bij de asbest-problematiek. Een en ander onderstreept het belang van een zorgvuldige toepassing van regels en procedures en van openheid, ook wanneer het gaat om tragische of pijnlijke gebeurtenissen. Die openheid betreft de communicatie binnen de defensie-organisatie, maar ook de contacten met betrokken personen, het Georganiseerd Overleg, de voorlichting aan de media en de parlementaire verantwoording.
HOOFDSTUK 1: INTERNATIONALE ASPECTEN VAN HET DEFENSIEBELEID
1.1 Evaluatie van de internationale veiligheidssituatie
Het laatste decennium van de twintigste eeuw kenmerkt zich door grote veranderingen in de veiligheidssituatie in Europa en daarbuiten. De Koude Oorlog is voorbij. Het communisme is niet langer een heersende staatsideologie. De gevolgen hiervan voor het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid zijn uiteengezet in de Defensienota en de Prioriteitennota. De diffuse en minder voorspelbare veiligheidssituatie, die zowel kansen als risico's met zich meebrengt, blijft de aandacht vragen. Zij is immers in hoge mate bepalend voor de richting waarin het defensiebeleid zich dient te ontwikkelen. Als supplement bij de begroting voor 1996 is dan ook, overeenkomstig de motie-Van Vlijmen/Koffeman (Kamerstukken II 1992/93, 22 975, nr. 21), een uitvoerige evaluatie gevoegd van de internationale veiligheidssituatie (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 3). Deze evaluatie is mede onder verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken uitgebracht. De conclusies hiervan zijn in hoofdlijnen nog steeds geldig. Voor het defensiebeleid kan dan ook worden voortgebouwd op de bevindingen zoals verwoord in de genoemde evaluatie. Op het noordelijk halfrond ontwikkelen de structuren die de stabiliteit en de veiligheid dienen te waarborgen zich voorzichtig in de goede richting. De contouren van de Euro-Atlantische veiligheidsstructuur van de 21e eeuw krijgen vorm. Elders in de wereld is echter sprake van een veel grotere mate van instabiliteit en onzekerheid.
De Navo en Rusland hebben door de ondertekening van de «Stichtingsakte betreffende wederzijdse betrekkingen, samenwerking en veiligheid tussen de Navo en de Russische Federatie» kenbaar gemaakt samen de verantwoordelijkheid te willen dragen voor de stabiliteit en de veiligheid in Europa. De Russische regering gaat door met het hervormingsproces, dat, onder andere door interne oppositie en de beperkte financiële middelen, moeizaam verloopt. Het is van belang dat de voorstanders van samenwerking met het Westen nog steeds het regeringsbeleid bepalen. De grote economische problemen hebben vèrstrekkende gevolgen voor de Russische krijgsmacht. De kosten van de instandhouding van de huidige krijgsmacht van meer dan 1,5 miljoen militairen zijn zó hoog, dat verdere vermindering van het Russische conventionele militaire vermogen onvermijdelijk is. Een structurele reductie van de omvang van de strijdkrachten lijkt daarom geboden. Een begin met de modernisering van de krijgsmacht is pas mogelijk over een aantal jaren, als er sprake is van een samenhangend en realistisch defensiebeleid en economisch herstel. Daarom zal de Russische Federatie lange tijd niet in staat zijn een krijgsmacht op te bouwen die een strategisch offensief tegen de Navo kan voeren. Op grond van de Stichtingsakte kan ook worden vastgesteld dat het Russische beleid niet op confrontatie maar op samenwerking is gericht. Overigens blijft de Russische Federatie beschikken over een groot arsenaal massavernietigingswapens. Deze erfenis van de Koude Oorlog stelt Rusland voor grote organisatorische, financiële en ecologische problemen. De vermindering van dit arsenaal houdt de aandacht van de Navo-landen.
De bescherming van de integriteit van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied blijft een hoofdtaak van de krijgsmacht, ook in een situatie waarin geen sprake is van directe veiligheidsrisico's. Crises en conflicten in Europa en elders onderstrepen het belang van vredesoperaties en humanitaire taken als andere hoofdtaak van de krijgsmacht.
De veiligheidssituatie in Bosnië is sinds de ondertekening van de overeenkomst van Dayton (1995) en de ontplooiing van een door de Navo geleide vredesmacht belangrijk verbeterd. Hervatting van het gewapende conflict is uitgebleven en er is een begin gemaakt met de economische wederopbouw en met de opbouw van gemeenschappelijke instellingen. Desondanks laat de uitvoering van belangrijke civiele aspecten van de Dayton-overeenkomst nog veel te wensen over. Het is voor het bereiken van een duurzame vrede onder meer van groot belang dat verdachten van oorlogsmisdaden voor het VN-Tribunaal worden berecht. Wordt het komende jaar in het vredesproces geen wezenlijke vooruitgang geboekt, dan blijft de kans op een nieuwe oorlog groot. Voortzetting van de internationale militaire aanwezigheid na afloop van het mandaat van Sfor in juni 1998 is in dat geval noodzakelijk.
In Klein-Joegoslavië is de positie van het regime-Milosevic enigszins verzwakt door de overwinning van de oppositie in de plaatselijke verkiezingen van november 1996. De autoriteiten zagen zich na wekenlange demonstraties en sterke internationale druk gedwongen de verkiezingsresultaten te erkennen. Desondanks is een werkelijke democratisering vooralsnog uitgebleven. President Milosevic heeft zijn greep op de belangrijke sectoren van de staat behouden. De situatie in de zuidelijke provincie Kosovo, waar de Albanese meerderheid wordt onderdrukt, blijft zorgwekkend en kan de regio destabiliseren.
De problemen op de Balkan zijn het afgelopen jaar nog eens onderstreept door de ontwikkelingen in Bulgarije en in Albanië. Een falend economisch hervormingsbeleid heeft geleid tot een diepe sociaal-economische crisis in Bulgarije. In het voorjaar van 1997 zijn parlementsverkiezingen gehouden. Het beleid van de nieuwe regering biedt uitzicht op verbetering. In Albanië heeft het falen van de staatsstructuren geleid tot anarchie. In de zomer zijn parlementsverkiezingen gehouden, waarna president Berisha is afgetreden. De nieuwe regering beschouwt het herstel van de openbare orde en van de economie als haar voornaamste taken. Het is duidelijk dat Albanië nog een lange weg te gaan heeft naar een democratische rechtsorde en economische opleving.
Ook de ontwikkelingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn voor ons van groot belang. Zo is de groeiende militaire samenwerking van Iran met de Russische Federatie en met China een bron van zorg. Op het terrein van wapenbeheersing is in deze regio nog weinig vooruitgang geboekt. Een aantal landen heeft ambitieuze programma's op het gebied van chemische en biologische wapens.
De risico's van de verspreiding van nucleaire, chemische en biologische (NBC-)wapens en hun overbrengingsmiddelen zijn de afgelopen twee jaar eens te meer duidelijk geworden. De aanslag met gifgas op de metro in Tokio bevestigde dat terroristische groeperingen bereid en in staat zijn chemische wapens te gebruiken. De dreiging van biologische wapens staat hoog op de internationale politieke agenda. Vooral de informatie die onlangs openbaar is geworden over de omvang van het Iraakse programma voor biologische wapens heeft hieraan bijgedragen. Gelukkig zijn er op het terrein van de NBC-wapens ook positieve ontwikkelingen te melden, zoals de inwerkingtreding van het verdrag over chemische wapens en de verwijdering van nucleaire wapens van het grondgebied van Oekraïne en Wit-Rusland. De «Defence Group on Proliferation» van de Navo heeft goede voortgang gemaakt met initiatieven om de verdediging tegen deze wapens te versterken. Op de ontwikkelingen bij Defensie terzake wordt ingegaan in paragraaf 1.4.
De regering streeft naar modernisering van het CSE-verdrag, opdat de omvang van de conventionele bewapening op het Europese continent verder wordt beperkt. Bijzondere aandacht verdient het vraagstuk van de landmijnen, die tijdens, maar vooral na afloop van gewapende conflicten talloze burgerslachtoffers eisen. De regering zet zich in voor de spoedige totstandkoming van een internationaal verdrag dat de productie, de opslag, de export en het gebruik van anti-personeelmijnen volledig verbiedt. De initiatieven op het terrein van de humanitaire mijnenruiming zijn een voorbeeld van wat de evaluatie van 1995 de «nieuwe uitdagingen» van de krijgsmacht noemt. In paragraaf 2.7 wordt hierop uitgebreid ingegaan.
Het Nederlandse veiligheidsbeleid kan alleen in internationaal verband slagen. Het is dan ook van groot belang dat de bestaande internationale organisaties voor hun taak zijn berekend. In de veranderde veiligheidssituatie is het noodzakelijk de internationale organisaties aan te passen aan de uitdagingen en de taken van nu. De besluiten van de topbijeenkomst van de Navo in Madrid zijn dan ook van groot belang. De overeenkomst tussen de Navo en Rusland, de uitnodiging aan drie landen lid te worden van de Navo, het versterkte Partnerschap voor de Vrede, de overeenkomst tussen de Navo en de Oekraïne, de bevestiging dat de Navo open staat voor nieuwe leden en de intensivering van de Middellandse Zee-dialoog zijn bouwstenen voor de stabiliteit en de veiligheid in Europa. Zij bieden een kader waarbinnen de Navo kan fungeren als de belangrijkste veiligheidsorganisatie in Europa. De slagvaardigheid van de Navo moet daarom ook in de nieuwe situatie behouden blijven. De Weu versterkt de banden met zowel de Navo als de Europese Unie. De afgelopen periode hebben de Weu en de Navo afspraken gemaakt over het gebruik van Navo-middelen voor operaties onder Europese leiding. Door het verdrag van Amsterdam wordt de band tussen de Weu en EU nauwer. Het operationele vermogen van de Weu is gaandeweg versterkt. De rol van de Verenigde Naties is onverminderd van belang. De Veiligheidsraad kan de uitvoering van vredesoperaties delegeren aan een ad hoc coalitie of aan een regionale organisatie. Europa beschikt daartoe over goed gestructureerde veiligheidsorganisaties, in het bijzonder de Navo. In andere delen van de wereld zullen de VN meestal zelf de hoofdrol moeten spelen. De regering zal blijven bevorderen dat de lidstaten de VN ook de middelen en de mogelijkheden geven om hun taak uit te voeren.
1.2 Internationale samenwerking
Een belangrijk uitgangspunt van het regeringsbeleid is dat Nederland voor zijn veiligheid nauw verbonden is met zijn bondgenoten. In dat beleid past intensieve samenwerking met de krijgsmachten van andere landen. Overeenkomstig de herijking van het buitenlandse beleid is de samenwerking in Navo-verband meer gericht op de buurlanden. Ook de samenwerking met Midden- en Oost-Europese landen krijgt veel aandacht.
Het afgelopen jaar is met Groot-Brittannië overeengekomen de samenwerking tussen de beide landmachten, vooral ter voorbereiding op vredesoperaties, te intensiveren. Eind 1997, begin 1998 volgt de ondertekening van een ministeriële verklaring waarin de plannen nader worden uitgewerkt. Deze samenwerking is een aanvulling op die met Duitsland in het Duits-Nederlandse legerkorps. Een aantal Nederlandse officieren zal staffuncties in Franse staven gaan vervullen. Op deze en andere initiatieven op internationaal terrein wordt nader ingegaan in hoofdstuk 3.
Nederland neemt ook deel aan multinationale samenwerkingsprojecten. Het interservice project Milsatcom moet voorzien in de behoefte aan satellietcommunicatie voor militair gebruik. Het project bestaat uit een grond- en een ruimtesegment. Een alternatief voor het ruimtesegment is deelneming aan het internationale samenwerkingsprogramma Trimilsat, een project van Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland, gericht op nieuwe satellietcapaciteit voor militair gebruik. Andere multinationale projecten komen in hoofdstuk 3 aan de orde.
Nederland neemt ook deel aan de Navo-studie naar grondwaarnemingscapaciteit: «Alliance Ground Surveillance (AGS) Capability». Het gaat om vliegende systemen die onder andere voertuigen en laag vliegende objecten op grote afstand kunnen signaleren en volgen. In het najaar van 1997 wordt besloten over de operationele behoefte aan AGS-capaciteit van de Navo.
De interne aanpassing van de Navo omvat enkele onderling samenhangende aandachtsgebieden:
– de commandostructuur;
– het CJTF-concept;
– de Europese veiligheids- en defensie-identiteit;
– de proliferatie van NBC-wapens en de overbrengingsmiddelen (zie 1.4).
De huidige Navo-commandostructuur telt vier commandoniveaus. In de nieuwe structuur zullen er twee commandoniveaus zijn in het Atlantische deel van het verdragsgebied en drie in het Europese. Binnen het Atlantische deel blijven er drie regio's; binnen het Europese deel wordt het aantal regio's verminderd tot twee.
In het Europese deel van het Navo-gebied zal het strategische hoofdkwartier in Bergen (België) gehandhaafd blijven. Het zal twee regionale hoofdkwartieren onder zich hebben: één in Brunssum voor Noord-Europa en één in Napels voor Zuid-Europa. Deze regionale hoofdkwartieren gaan op hun beurt leiding geven aan enkele «Joint Subregional Commands», met als voornaamste taak de sturing van operaties, en «Component Commands», vooral voor de regionale coördinatie van de zee- en luchtstrijdkrachten. De 65 hoofdkwartieren uit de Navo-commandostructuur worden verminderd tot maximaal 20. Om de samenhang en solidariteit binnen het bondgenootschap te versterken, hebben de Navo-landen zich verplicht mee te werken aan een volledig multinationale bezetting van de hoofdkwartieren. Over de nieuwe commandostructuur zullen waarschijnlijk tijdens de ministeriële vergaderingen in december 1997 definitieve besluiten worden genomen. De volledige deelneming van Spanje aan de nieuwe structuur zal daarna haar beslag kunnen krijgen. Frankrijk heeft tot nu toe nog geen besluit over herintreding in de commandostructuur genomen.
Tijdens de Navo-top in Madrid is de uitwerking van het concept van de «Combined Joint Task Force» (CJTF) goedgekeurd. Een aantal Navo-hoofdkwartieren krijgt een CJTF-kern. Een belangrijk aspect van het CJTF-concept is het vermogen in korte tijd een volwaardig hoofdkwartier te vormen door de toevoeging van vooraf aangewezen en geoefende stafelementen aan de CJTF-kern. Op grond van ervaringen met oefeningen zal het functioneren van zulke hoofdkwartieren worden beoordeeld. Zonodig zal het CJTF-concept daarna worden bijgesteld. Pas dan wordt het definitief in de nieuwe commandostructuur ingevoerd. Met behulp van het CJTF-concept kunnen operaties met Navo-middelen worden uitgevoerd, waaraan niet alle Navo-landen deelnemen. Ook maakt dit concept het mogelijk dat de Midden- en Oost-Europese landen en andere niet-Navo-landen aan zo'n operatie deelnemen.
Ook de vorming van de Europese veiligheids- en defensie-identiteit binnen de Navo vordert. Ten behoeve van Weu-geleide operaties met gebruikmaking van Navo-middelen zijn regelingen voor de commandovoering ontwikkeld. De functie-omschrijving van de Europese plaatsvervangend Saceur is aangepast, zodat hij een rol kan spelen bij Weu-geleide operaties met gebruik van Navo-middelen. Tenslotte is afgesproken dat de Weu wensen naar voren kan brengen voor de ministeriële richtlijnen die elke twee jaar worden opgesteld voor het Navo Defensie Plannings Proces.
De ondertekening van de «Stichtingsakte betreffende wederzijdse betrekkingen, samenwerking en veiligheid tussen de Navo en de Russische Federatie», op 27 mei 1997 in Parijs, markeerde het begin van een nieuwe fase in de betrekkingen tussen de Navo en Rusland. Hiermee is de grondslag gelegd voor nauwere samenwerking tussen de Navo en de Russische Federatie.
De Stichtingsakte formuleert de beginselen van de onderlinge betrekkingen, bevat de mechanismen voor overleg en samenwerking, in het bijzonder de «Permanente Gezamenlijke Raad», en noemt de terreinen waarop het overleg en de samenwerking betrekking zullen hebben. In het hoofdstuk over de «militaire dimensie» beloven de partijen elkaar terughoudendheid ten aanzien van de (ontplooiing van) conventionele strijdkrachten.
De oprichting van een «Permanente Gezamenlijke Raad» vormt een belangrijk onderdeel van de Stichtingsakte. In deze Raad moeten het overleg en de samenwerking gestalte krijgen. De Raad moet functioneren als een platform voor consultatie, coördinatie en – voorzover mogelijk – gemeenschappelijke besluitvorming en actie inzake veiligheidskwesties van wederzijds belang. De Navo en de Russische Federatie behouden elk het recht zelfstandig besluiten te nemen en tot actie over te gaan. In het Handvest is afgesproken dat de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie en de chefs van de defensiestaven regelmatig bijeenkomen. De Russische Federatie zal de beschikking krijgen over een uitgebreide permanente liaisonmissie op het Navo-hoofdkwartier.
Met het op de Navo-top ondertekende Navo-Oekraïne Handvest zijn ook de betrekkingen met dit land aangehaald. Evenals de Stichtingsakte bevat dit document de beginselen die ten grondslag liggen aan de onderlinge betrekkingen en afspraken over overleg en samenwerking. De ambassadeurs van de Navo-landen en Oekraïne komen halfjaarlijks bijeen. Ook de chefs van staven zullen van tijd tot tijd bijeenkomen. Van belang is dat dit document de onafhankelijkheid van Oekraïne versterkt. Er komen meer mogelijkheden voor consultatie tussen de Navo en Oekraïne. De Oekraïense vertegenwoordiging op het Navo-hoofdkwartier zal worden versterkt.
Tenslotte besloot de Navo-top Polen, Tsjechië en Hongarije uit te nodigen om tot het bondgenootschap toe te treden. De toetredingsonderhandelingen zijn in volle gang. Het ligt in de bedoeling deze voor het einde van 1997 af te sluiten en de resultaten vast te leggen in protocollen, die de ministers van Buitenlandse Zaken van de huidige Navo-landen zullen ondertekenen. Het streven is de ratificatie in 1998 af te sluiten, opdat de nieuwe lidstaten in 1999 formeel kunnen toetreden. De overgang van partner naar bondgenoot staat in het teken van verdere voorbereiding. Voor de begeleiding van de nieuwe leden zijn plannings- en expertteams toegevoegd aan de nationale hoofdkwartieren.
De kosten van de Navo-uitbreiding zullen betrekkelijk bescheiden zijn. Ze hangen voor een belangrijk deel af van de mate en het tempo van aanpassing van de defensie-organisatie en van de infrastructuur in de nieuwe lidstaten. Omdat er op dit ogenblik geen sprake is van ernstige veiligheidsrisico's, is het mogelijk de militaire en financiële inspanningen die uit de uitbreiding voortvloeien over een langere periode te spreiden. Een aanzienlijk deel van de investeringen voor het opnemen van nieuwe Navo-leden was overigens al voorzien. Polen, Tsjechië en Hongarije zijn al enige tijd bezig met de herstructurering van hun krijgsmacht. Veel van de investeringen zijn noodzakelijk en zouden ook gedaan zijn als er geen sprake van uitbreiding was geweest. Deze investeringen bevorderen een goede samenwerking met de andere Navo-landen. Ook voor de huidige lidstaten geldt dat veel investeringen die nodig zijn om desgewenst versterkingen naar de nieuwe lidstaten te kunnen sturen, al voorzien zijn in de herstructurerings- en investeringsplannen die sinds het einde van de Koude Oorlog zijn opgesteld. De door de Navo-landen gemeenschappelijk te financieren kosten bedragen, gedurende een periode van tien jaar, jaarlijks ongeveer f 220 miljoen voor investeringen en ongeveer f 50 miljoen voor exploitatie. Nederland draagt hieraan ongeveer f 13 miljoen per jaar bij.
1.2.3 Partnerschap voor de Vrede
De Navo-landen hebben ook besloten het Partnerschap voor de Vrede (PvV) te verdiepen en te verbreden. Dit betekent onder meer dat tijdelijk «PvV-stafelementen» kunnen worden opgericht bij Navo-hoofdkwartieren waar PvV-activiteiten en operaties worden gepland en uitgevoerd. Deze stafelementen zullen bestaan uit officieren van Navo- en Partnerlanden. Ze kunnen ook bijdragen tot de planning van CJTF-oefeningen. Tevens zullen militaire vertegenwoordigers van Partnerlanden regelmatig vergaderingen bijwonen van het Militaire Comité van de Navo. Het Militaire Comité bepaalt in welke fase en bij welke onderwerpen Partners worden betrokken. Het Militaire Comité en andere Navo-organen behouden het recht «à 16» besluiten te nemen. De Partners kunnen in voorkomend geval worden uitgenodigd deel te nemen aan operaties die het hele spectrum van crisisbeheersing beslaan.
In mei 1997 is de eerste bijeenkomst gehouden van de «Euro-Atlantische Partnerschapsraad» (EAPR). De ministers van Defensie zullen in dat kader voortaan twee maal per jaar bijeenkomen. Op 13 juni 1997 is dit voor het eerst gebeurd.
1.2.4 Bilaterale samenwerking met Midden- en Oost-Europese landen
De Nederlandse samenwerking met Midden- en Oost-Europese landen krijgt gestalte op bilateraal en multilateraal niveau. De behoefte aan samenwerking is groot. De samenwerking concentreert zich op Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Met deze landen worden jaarlijks samenwerkingsprogramma's afgesloten. Voor 1997 bevatten deze programma's meer dan 250 projecten, met het accent op training en opleiding, organisatie van de krijgsmacht en het ministerie en voorbereiding op vredesoperaties.
Nederland werkt ook samen met de Baltische staten en met Slovenië. Nederland neemt deel aan een multilateraal project voor de oprichting van een Baltisch bataljon voor vredesoperaties, een gezamenlijk project van Estland, Letland en Litouwen, dat wordt ondersteund door westerse landen. De Koninklijke marine ondersteunt de Baltische marinesamenwerking. De Kamer is in de brief van 25 juni 1997 (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 92) uitvoerig geïnformeerd over de defensiesamenwerking met Midden- en Oost-Europese landen.
Ook wordt gewerkt aan contacten met zowel de Russische Federatie als Oekraïne. Tijdens het bezoek van de minister van Defensie aan de Russische Federatie in maart 1997 is besloten tot een meer intensieve samenwerking. Hiertoe zijn een overeenkomst en een daarvan afgeleid samenwerkingsprogramma ondertekend. Aanvullende afspraken zijn gemaakt over humanitaire ondersteuning; dit betreft een medisch hulpprogramma en een landbouwproject.
Met Slovenië werkt Nederland vooral op het gebied van de luchtmacht samen. Binnenkort zullen onderhandelingen met Macedonië beginnen over een «memorandum of understanding» (MOU). Ook wordt onderzocht of samenwerking met Albanië mogelijk is.
Nederland heeft MOU's inzake defensiesamenwerking gesloten met Bulgarije, Hongarije, Litouwen, Oekraïne, Polen, Roemenië, de Russische Federatie, Tsjechië en Slowakije.
De West-Europese Unie (Weu) heeft haar samenwerking met zowel de Navo als de Europese Unie verder versterkt. De Weu en de Navo werken in nauw overleg de regelingen uit voor Weu-operaties waarbij gebruik wordt gemaakt van Navo-middelen. Hierdoor wordt de militair-operationele geloofwaardigheid van de Weu versterkt. De Weu levert, in het kader van de ontwikkeling van de Europese veiligheids- en defensie-identiteit binnen het Atlantisch bondgenootschap, ook een bijdrage aan de defensieplanning van de Navo.
De zogenaamde Petersbergtaken van de Weu zijn opgenomen in het herziene verdrag betreffende de Europese Unie, het verdrag van Amsterdam. Het gaat om humanitaire taken en reddingsoperaties, vredeshandhaving en taken van strijdkrachten op het gebied van crisisbeheersing, met inbegrip van vredesstichting. Voor de uitwerking en de uitvoering van besluiten met gevolgen op defensiegebied zal de Unie gebruik maken van de Weu. De Europese Unie en de Weu zullen de komende tijd nadere regelingen uitwerken ter versterking van hun samenwerking.
Tijdens de bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie van de Weu-landen in Parijs op 13 mei 1997 is onder meer besloten de bestaande vergadering van de chefs van de defensiestaven om te vormen tot een Militair Comité. Dit besluit en een aantal andere maatregelen op militair gebied, zoals de harmonisatie van crisisbeheersingsprocedures en de ontwikkeling van een gezamenlijk oefenbeleid, dragen ertoe bij het operationele vermogen van de Weu gaandeweg te versterken.
In Wenen zijn onderhandelingen gaande over aanpassing van het CSE-verdrag. In december 1996 bereikten de CSE-verdragsstaten tijdens de OVSE-top in Lissabon overeenstemming over de uitgangspunten en de doelstellingen van een vernieuwd verdrag. Deze veranderingen moeten recht doen aan de sterk veranderde veiligheidssituatie in Europa sinds het einde van de Koude Oorlog, in het bijzonder sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.
In juli 1997 bereikten de CSE-landen een akkoord over een aantal beginselen voor een vernieuwd CSE-verdrag. De bipolaire structuur van het verdrag, uitgaande van de twee militaire allianties, wordt vervangen. Nieuwe limieten zullen worden vastgesteld voor het aantal zware wapensystemen waarover elk land zal kunnen beschikken binnen het gehele verdragsgebied en op het eigen territoir in dit gebied. Het totaal aantal toegestane wapensystemen zal aanzienlijk lager liggen dan wat was toegestaan onder het verdrag van 1990. Het verdrag zal voorts worden opengesteld voor toetreding door nieuwe landen. De onderhandelingen over de uitwerking van de beginselen en over een aantal andere onderwerpen waarover nog geen overeenstemming kon worden bereikt, zullen nog geruime tijd in beslag nemen.
Het akkoord inzake de stationering van wapensystemen op de flanken, gesloten tijdens de eerste toetsingsconferentie van het CSE-verdrag in mei 1996, is op 15 mei 1997 van kracht geworden. Bij het bovengenoemde akkoord van juli 1997 is besloten het flankakkoord materieel te integreren in het nieuwe CSE-verdrag.
Sinds de bijeenkomst in de Canadese hoofdstad Ottawa in oktober 1996 is de internationale steun voor een algeheel verbod van anti-personeelmijnen snel toegenomen. Tijdens een conferentie in Brussel van 24 tot 27 juni 1997 hebben 97 landen zich bereid verklaard tot onderhandelingen over een internationaal verdrag dat de productie, de opslag, de uitvoer en het gebruik van anti-personeelmijnen verbiedt. De onderhandelingen hierover zijn voorzien voor de eerste drie weken van september in de Noorse hoofdstad Oslo. Het verdrag zou dan in december van dit jaar in Ottawa moeten worden ondertekend.
De snel groeiende steun voor het «Ottawa-proces» hangt samen met het gebrek aan vooruitgang van de Geneefse «Conference on Disarmament» (CD) op het terrein van de anti-personeelmijnen. Dit VN-forum voor ontwapening en wapenbeheersing is al geruime tijd verlamd door tegenstellingen over nucleaire onderwerpen, vooral tussen enkele niet-gebonden en westerse landen. Deze twisten verhinderen consensus over de benadering van het landmijnenvraagstuk in de CD. Hoewel het aantal landen dat deelneemt aan het Ottawa-proces thans aanmerkelijk groter is dan een jaar geleden kon worden voorzien, zal een aantal belangrijke landen waarschijnlijk ontbreken tijdens de ondertekeningsceremonie in december. Van de EU-lidstaten hebben Finland en Griekenland zich tot nu toe niet willen aansluiten bij het Ottawa-proces. Ook Navo-lidstaat Turkije doet daar nog niet aan mee. Met name de belangrijkste producenten van anti-personeelmijnen, China en Rusland, hebben zich tot nu toe volstrekt afzijdig gehouden van de beraadslagingen over de uitbanning van anti-personeelmijnen.
Het verdrag inzake chemische wapens is in werking getreden op 29 april 1997, zonder de Russische Federatie maar met de Verenigde Staten. Op 13 juni hadden 91 landen het verdrag geratificeerd. Tijdens de eerste bijeenkomst van de verdragspartijen, van 6 tot 23 mei 1997 in Den Haag, is de «Organization on the Prohibition of Chemical Weapons» (OPCW) geïnstalleerd. De uitvoeringsorganisatie zal door middel van inspecties ter plaatse de naleving van het verdrag controleren. In de eerste maanden van het jaar zijn 180 inspecteurs opgeleid, van wie meer dan de helft in Nederland.
De Russische Doema heeft eerder dit jaar besloten het verdrag nog niet te ratificeren, vooral vanwege de hoge kosten van de vernietiging van de Russische chemische arsenalen. Nederland heeft hulp aangeboden bij de vernietiging van 6500 ton lewisiet in het plaatsje Kambarka. Het bilaterale verdrag over de samenwerking is zo goed als gereed voor ondertekening. Wat Nederland betreft, kan vervolgens onmiddellijk worden begonnen met de voorbereidingen van de eerste fase van het samenwerkingsproject: de zuivering van verontreinigde grond rondom de opslagplaats.
1.4 Proliferatie NBC-wapens en overbrengingsmiddelen
Sinds 1994 houdt de «Defence Group on Proliferation» (DGP) van de Navo zich bezig met maatregelen tegen NBC-wapens en hun overbrengingsmiddelen. Voor de beleidsvorming bestudeerde de DGP de dreiging, de benodigde militaire middelen om de dreiging het hoofd te bieden en de vereiste aanpassingen aan onder meer de huidige middelen voor de verdediging tegen NBC-wapens. Daarbij wordt de nadruk gelegd op de bescherming van uitgezonden eenheden. De DGP werkt nu aanbevelingen uit. Ook heeft de DGP onlangs een conceptueel raamwerk voor de planning, de voorbereiding en de uitvoering van militaire operaties in een NBC-omgeving ontwikkeld. Andere belangrijke activiteiten binnen de Navo betreffen de gemeenschappelijke definiëring van de operationele behoeftestelling op het gebied van actieve verdediging en onderzoeken naar gemeenschappelijke materieelverwerving.
Ook de Nederlandse krijgsmacht verbetert de verdediging tegen NBC-wapens. De militaire inlichtingendienst zal meer aandacht besteden aan verwerving en analyse van inlichtingen over NBC-wapens. Bij Shape komt op korte termijn een databank over contraproliferatie om de bondgenootschappelijke informatie-uitwisseling te vergemakkelijken. Voor de actieve verdediging is de Tweede Kamer onlangs de behoeftestelling voor de volgende stap in het modificatieprogramma van de Patriot grond-lucht geleide wapens aangeboden. Dit betreft de vuurleiding, de lanceerinrichtingen en de aanschaf van extra raketten. De Koninklijke marine zal de studie naar een rol van de fregatten van de De Zeven Provinciën-klasse bij de verdediging tegen ballistische raketten eind 1997 voltooien.
De krijgsmacht verbetert ook de passieve verdediging. Binnen enkele jaren zal de bescherming van de individuele militair op een hoger niveau worden gebracht. Gasmaskers krijgen betere filters en er wordt onderzoek gedaan naar betere beschermende kleding. Bovendien loopt bij de Koninklijke landmacht een onderzoek naar de verwerving van speciale apparatuur voor de detectie en de analyse van chemische stoffen. De Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht hebben onlangs een nieuw NBC-waarschuwingssysteem aangeschaft. Met TNO wordt de detectie van biologische strijdmiddelen onderzocht.
1.5 Vredesoperaties en humanitaire hulp
De krijgsmacht heeft, naast het verdedigen van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, tot taak deel te nemen aan vredesmissies en humanitaire operaties in het buitenland. Nederland blijft bereid zijn internationale verantwoordelijkheid te dragen. Omdat de herstructurering nog niet geheel is afgerond, staat nog niet het volledige potentieel van de krijgsmacht ter beschikking. Bovendien wordt elk verzoek aan een vredesoperatie bij te dragen getoetst aan het «Toetsingskader voor uitzending van militaire eenheden» (Kamerstukken II 1993/94, 23 591, nr. 5). Het gaat hierbij om aandachtspunten en niet om harde criteria waaraan altijd voldaan moet zijn. Er is immers sprake van een grote verscheidenheid van conflicten en een zich nog steeds ontwikkelende veiligheidssituatie. Bij de besluitvorming inzake de deelneming van Nederlandse militairen is het Toetsingskader flexibel genoeg gebleken om toepasbaar te zijn bij sterk uiteenlopende situaties.
De ervaringen met vredesoperaties van de afgelopen jaren hebben duidelijk gemaakt dat een sterke positie van een vredesmacht tegenover de betrokken partijen nodig is. Zij moeten worden ontmoedigd geweld te gebruiken. Ook vredebewarende eenheden, optredend onder hoofdstuk VI van het VN-Handvest, dienen over middelen te beschikken om escalatie het hoofd te kunnen bieden. Een vredesoperatie sluit robuust optreden dus niet uit. De mogelijkheid daartoe kan bijvoorbeeld worden gewaarborgd door een snelle-reactiemacht toe te voegen aan de vredesmacht.
Ook is duidelijk geworden dat de VN als organisatie minder geschikt zijn voor het leiden van grote militaire operaties. Op operaties als Desert Storm of Sfor zijn de VN niet berekend. Grote militaire operaties onder hoofdstuk VII van het VN-Handvest moeten bij voorkeur worden uitgevoerd door een «coalition of the willing» onder leiding van een groot land – of een regionale organisatie – dat op zulke operaties is berekend. De eenheden moeten op elkaar zijn ingespeeld en elkaars werkmethoden kennen. De Navo, die borg staat voor goed gecoördineerd militair optreden, bewijst in Bosnië dat zij in staat is zo'n zware operatie uit te voeren. Overigens kunnen de VN wel als initiator optreden van hoofdstuk VII-operaties. De Veiligheidsraad moet uiteraard de operaties mandateren.
De klassieke vredesoperatie hield in dat een vredesmacht toezicht hield op nakoming van een tussen staten overeengekomen bestand na beëindiging van een gewapend conflict. De vredesoperaties van de tweede generatie worden vaak uitgevoerd naar aanleiding van conflicten binnen staten, waarbij vaak ook andere staten zijn betrokken en waarbij gelijktijdig moet worden gewerkt aan de bestuurlijke en economische (weder)opbouw van het land. De context waarin deze operaties worden uitgevoerd is dus ingewikkelder en de taken van de missie zijn ruimer.
Een goede aanpak van dergelijke operaties vergt van meet af aan een intensieve samenwerking met civiele organisaties. Het operatieplan zou daarin moeten voorzien. Er is sprake van een toenemende wederzijdse afhankelijkheid: het succesvol optreden van militairen is in toenemende mate afhankelijk van het optreden van civiele organisaties. Omgekeerd kan de krijgsmacht de voorwaarden scheppen waarbinnen anderen hun taken kunnen uitvoeren. De primaire taak van de militaire eenheden is het vestigen van een zekere mate van stabiliteit en orde in een crisisgebied.
In vredesoperaties dient het militaire optreden gepaard te gaan met activiteiten gericht op wederopbouw en verzoening. Militaire taken, zoals het toezien op de naleving van een akkoord, op een troepenscheiding en op demobilisatie van personeel, vinden dan gelijktijdig plaats met de terugkeer van vluchtelingen, de wederopbouw van de economie, het ruimen van mijnen, het leveren van humanitaire hulp, de voorbereiding van verkiezingen en het herstel van het nationale bestuur. Daarbij kunnen de internationale inspanningen zich richten op assistentie van de autoriteiten en ook, als de overheidsorganisatie is ingestort, op het overnemen van een of meer overheidstaken. Geïntegreerde plannen en een goede coördinatie tussen de verschillende civiele en militaire actoren zijn vereist. Bij het ontbreken daarvan dreigen, zeker op wat langere termijn, de militaire inspanningen niet hun uiteindelijke doel, een duurzame oplossing van het conflict, te bereiken.
Militairen moeten de weg weten in de wirwar van internationale organisaties en bekend zijn met de werkwijze van non-gouvernementele organisaties (NGO's). In de opleiding voor militairen zal daarom meer nadruk worden gelegd op civiel-militaire samenwerking. Verder worden bij de staf van uitgezonden Nederlandse eenheden ter grootte van een bataljon secties gevormd die speciaal met deze taak zijn belast. Bij de staf van de Nederlandse eenheden in het voormalige Joegoslavië is daarmee al goede ervaring opgedaan. Inmiddels heeft de Navo voorgesteld een «Civil-military-Cooperation-Battalion» te vormen. Ook Nederland is gevraagd hieraan een bijdrage te leveren. Overigens moeten over de organisatie en de samenstelling van zo'n bataljon nog besluiten worden genomen. Zulke eenheden voor civiel-militaire samenwerking («Cimic-eenheden») kunnen een belangrijke rol vervullen in de contacten met de nationale en plaatselijke civiele autoriteiten, de bevolking, internationale organisaties en non-gouvernementele organisaties. De Cimic-eenheden zouden ook kleine hulpprojecten ten behoeve van de plaatselijke bevolking kunnen coördineren. Militairen hebben hierbij overigens vooral een taak bij het identificeren van projecten en het ondersteunen van de uitvoering. In de meeste gevallen worden deze projecten gefinancierd door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Defensie heeft ook de contacten in Nederland met de niet-gouvernementele organisaties uigebreid. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking speelt hierbij een bemiddelende rol. Enkele NGO's geven les aan militaire opleidingscentra, bijvoorbeeld de School voor Vredesoperaties, onder meer om de militairen meer inzicht te geven in de cultuur van de bevolking in het operatiegebied en in het omgaan met de bevolking. De Koninklijke landmacht heeft met het Nederlandse Rode Kruis een intentieverklaring getekend voor samenwerking op het gebied van opleidingen. NGO's zijn ook bereid met Defensie samen te werken bij de voorbereiding van de hulpprojecten die door Nederlandse militairen worden uitgevoerd tijdens een vredesoperatie.
1.5.2 Militaire aansturing CDS
In overeenstemming met de brief van 20 oktober 1995 over de militaire aansturing van de Nederlandse deelneming aan crisisbeheersings- en vredesoperaties (Kamerstukken II 1994/95, 24 464, nr. 1), is de Chef Defensiestaf (CDS) belast met de planning, de beleidsadvisering over de militaire aspecten en het toezicht op de uitvoering van dergelijke operaties. De in die brief verwoorde besluiten en voornemens hebben inmiddels vorm gekregen. De binnen de Defensiestaf met genoemde taken belaste souschef Operatiën geeft sinds vorig jaar leiding aan een vernieuwd en versterkt Defensiecrisisbeheersingscentrum (DCBC). Het DCBC fungeert als het nationale en internationale aanspreekpunt en coördinatiecentrum voor alle op Defensie betrekking hebbende militaire aspecten van vredesoperaties waaraan Nederlandse militairen deelnemen of mogelijk zullen deelnemen.
Het DCBC verzamelt en verwerkt informatie ter ondersteuning van de besluitvorming over en de sturing van vredesoperaties. De resultaten worden aan de politieke leiding en de bevelhebbers gepresenteerd. Er is dankzij een continue bezetting en een moderne technische infrastructuur voortdurend contact mogelijk met de krijgsmachtdelen en het bij grote operaties uitgezonden Nederlandse contingentscommando. Bij kleinere operaties wordt contact onderhouden met de «Senior National Representative».
Een contingentscommando is voor het eerst bij Ifor in Bosnië-Herzegowina ingesteld. Ook bij Sfor is een dergelijk commando actief. De contingentscommandant is verantwoordelijk voor de informatievoorziening aan de CDS over het verloop van de operatie en de taakuitvoering van de Nederlandse eenheden. Deze informatievoorziening over de onder internationaal bevel opererende Nederlandse eenheden blijkt van groot nut bij de aansturing. De contingentscommandant ziet er ook op toe dat de Nederlandse eenheden worden ingezet met inachtneming van de voorwaarden waaronder zij aan de operationele commandant ter beschikking zijn gesteld.
Met de militaire bijdrage aan Ifor en de besluitvorming daarover zijn belangrijke ervaringen opgedaan. Steeds is bij de besluitvorming over de Nederlandse militaire bijdrage aan Ifor aandacht besteed aan de verschillende elementen van het Toetsingskader. Wel was de voorbereidingstijd voor de missie kort. Dat vergde van menigeen in de defensie-organisatie een extra krachtsinspanning. Dat gold in het bijzonder voor de eenheden die zich aanvankelijk voorbereidden op een taak in het verband van de «United Nations Protection Force» (Unprofor) en zich vervolgens moesten omschakelen op uitzending in het kader van de door de Navo geleide Ifor. De informatievoorziening tijdens de operatie was voldoende, dankzij het contingentscommando, het DCBC en werkbezoeken aan de Nederlandse eenheden.
Ifor opereerde op grond van de op 15 december 1995 door de Veiligheidsraad aanvaarde resolutie 1031, waarbij machtiging werd verleend voor een optreden onder hoofdstuk VII van het VN-Handvest. De leiding en de uitvoering van de operatie berustten bij de Navo, overeenkomstig Annex 1 A bij het akkoord van Dayton. De Navo-commandostructuur was helder. De in de genoemde annex geformuleerde militaire opdracht was duidelijk en bleek op grond van het mandaat, de samenstelling en de uitrusting van de troepenmacht, alsmede de «rules of engagement», goed uitvoerbaar. De aan de operatie verbonden risico's waren in de planningsfase van de operatie geïnventariseerd. Omvang, uitrusting en wijze van optreden van Ifor bleken voldoende om de partijen tot naleving van de militaire aspecten van het akkoord van Dayton te bewegen. In de praktijk bleken mijnen, ongesprongen explosieven en het verkeer de grootste gevaren.
Steun bij de wederopbouw en humanitaire hulp bleken de uitvoering van de militaire taak ten goede te komen. De door Nederlandse militaire eenheden begonnen kleine hulpprojecten, gefinancierd door Ontwikkelingssamenwerking, droegen niet slechts bij tot de geloofwaardigheid en de acceptatie van de Nederlandse eenheden bij de plaatselijke bevolking, maar kwamen ook de motivatie van het eigen personeel ten goede. De militaire taakuitvoering liet ruimte voor dergelijke niet strikt militaire taken.
De Nederlandse eenheden waren onder Brits operationeel bevel geplaatst. Tussen Groot-Brittannië en Nederland is hierover een «memorandum of understanding» gesloten. De samenwerking met de Britten verliep goed. Ook met eenheden van andere aan de operatie deelnemende landen deden zich geen problemen voor. De Nederlandse eenheden waren op grond van eerdere ervaringen en overeenkomstig Navo-regels zodanig uitgerust dat ze voor logistieke ondersteuning niet van derden afhankelijk waren. Dit droeg in belangrijke mate bij tot een succesvol optreden. Ook voor de medische zorg kon in het algemeen niet worden teruggevallen op andere landen. Deze aspecten verdienen bij toekomstige operaties aandacht.
De ervaringen met Ifor hebben nog eens het belang van een tijdige gereedstellingsopdracht aangetoond. Een gereedstellingsopdracht voor een bepaalde missie behoort aan een besluit tot uitzending vooraf te gaan. Zo zijn eind 1996 Nederlandse militairen gevaccineerd in verband met mogelijke uitzending naar Zaïre vóór een definitief besluit tot uitzending kon worden genomen. De voorbereiding van de eenheden blijkt te zijn gebaat bij openbaarmaking van de gereedstellingsopdracht. Bij de besluitvorming rond Nederlandse deelneming aan Ifor werd de gereedstellingsopdracht op 13 oktober 1995 gegeven. Dat was een dag na het formele verzoek van Saceur om aan te geven welke eenheden voor de troepenmacht ter beschikking konden worden gesteld en ruim vóór het formele besluit tot deelneming aan Ifor. Ook bij de voorbereiding op mogelijke deelneming aan Sfor zijn gereedstellingsopdrachten verstrekt vóór het definitieve besluit tot inzet. Onderzocht wordt of inenting in een vroeg stadium van een beperkte groep militairen de snelle-reactiecapaciteit van de krijgsmacht kan vergroten.
De vereiste flexibiliteit in het optreden van eenheden blijkt soms te worden beperkt door de samenstelling van een detachement aan te strakke personeelsplafonds te binden. Uiteraard zijn er politieke en financiële redenen om grenzen te stellen, maar deze mogen niet te streng zijn: een verantwoorde taakuitvoering staat centraal. Met het oog op de taakuitvoering en de daarvoor vereiste professionaliteit, waarvan «teambuilding» een onmisbaar onderdeel vormt, verdient het aanbeveling bij uitzending uit te gaan van organieke eenheden, zeker als de voor een missie geboden voorbereidingstijd kort is. Aan dergelijke eenheden kunnen voor de missie geschikte ondersteunende elementen worden toegevoegd. Die zijn vaak vereist als de eenheden met een hoge mate van zelfstandigheid moeten kunnen optreden.
1.5.4 Nederlandse bijdrage aan vredesoperaties
Voor humanitaire en vredesoperaties zijn nu in totaal ongeveer 1600 Nederlandse militairen uitgezonden. Hierbij zijn de ongeveer 250 militairen die tijdelijk zijn uitgezonden ter versterking van Sfor tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in Bosnië niet meegerekend. Het gaat om een versterkte compagnie mariniers, twee ploegen van het Korps commandotroepen, een EOD-team en drie Bölkow-helikopters. Voorts maken een mortiercompagnie van het Korps mariniers en een mariniersbataljon deel uit van de reserve van Sfor. De uitgezonden militairen roteren ieder half jaar. Daarnaast bereidt ieder half jaar een groep van dezelfde omvang zich voor op uitzending. De onderstaande tabel bevat een overzicht van de huidige Nederlandse bijdragen.
OVERZICHT NEDERLANDSE BIJDRAGE Situatie per 1 september 1997 | |
Operaties/Programma's per regio | Aantal personen |
1. Voormalig Joegoslavië onderverdeeld in: | |
Sfor/Joint Guard | |
Staf contingentscommando | 46 |
Kmar-detachement | 18 |
Mechbat (incl. logcie, eod-det en kct-det) | 1 031 |
NL detachement Italië (F-16 Villafranca, Vicenza, Jacotenente, Napels) | 171 |
Mortier-opsporingsradar batterij | 31 |
EOV-compagnie | 35 |
EOD-det (9 Klu/2 Kl) | 11 |
Militairen t.b.v. div. Sfor-Hoofdkwartieren (nationaal en Navo) | 103 |
Subtotaal | 1 446 |
EU/ECMM | 49 |
VN/UNIPTF (55 Kmar) | 55 |
VN/Untaes (5 Kl/1 Klu) | 5 |
Subtotaal | 109 |
2. Cambodja | |
UNDP/CMAC (Kl) | 1 |
3. Midden-Oosten | |
Untso (3 Km; 6 Kl; 3 Klu) | 12 |
4. Angola | |
Unops (2 Kl) | 2 |
5. Moldavië | |
OVSE-waarnemer (Kl) | 1 |
6. Albanië | |
Mape (3 Kmar) | 3 |
Subtotaal | 19 |
Totaal generaal | 1 574 |
In december 1996 is Ifor opgevolgd door Sfor. Aan deze operatie, «Joint Guard», nemen opnieuw Navo- en niet-Navo-landen deel. Evenals Ifor ziet Sfor toe op de naleving van het akkoord van Dayton. Mede omdat Sfor kleiner is dan Ifor, spelen reserve-eenheden een belangrijke rol in het operationele concept van de vredesmacht. Een belangrijk element in de Navo-planning is ook dat de vredesmacht, afhankelijk van de omstandigheden, stapsgewijs zal worden gereduceerd en zich in toenemende mate op afschrikking zal richten. Het mandaat van Sfor beslaat achttien maanden en loopt in juli 1998 af.
De landstrijdkrachten van Sfor zijn verdeeld over drie multinationale sectoren. De Nederlandse grondtroepen opereren met een gemechaniseerd bataljon en een mortieropsporingsradarbatterij van de Koninklijke landmacht in de door de Britten geleide sector. Nederland levert ook aanvullend stafpersoneel aan het hoofdkwartier van Sfor. Ook zijn, op nationale basis, een contingentscommando en een detachement van de Koninklijke marechaussee uitgezonden. Een F-16-detachement van de Koninklijke luchtmacht maakt deel uit van de luchtcomponent van Sfor. De Nederlandse bijdrage bedraagt in totaal ongeveer 1 450 militairen. Zo nodig worden een F-60 vliegtuig voor medische evacuatie, een C-130 transportvliegtuig, een KDC-10 tankervliegtuig en het in Sigonella (Italië) gestationeerde maritieme patrouillevliegtuig ingezet. Saceur kan voorts ter ondersteuning van «Joint Guard» een beroep doen op de al onder zijn bevel staande Navo-taakgroep in de Middellandse Zee, waarvan ook een Nederlands fregat deel uitmaakt.
Nederland heeft Saceur laten weten dat hij zo nodig een beroep kan doen op de genoemde reserve-eenheden. De regering heeft aan de inzet van Nederlandse reserve-eenheden de voorwaarde verbonden dat zij hiermee tevoren heeft ingestemd.
Nederland draagt 55 marechaussees bij tot de «United Nations International Police Task Force» (UNIPTF), die op grond van het akkoord van Dayton toezicht houdt op een goede rechtshandhaving door de partijen in Bosnië. De UNIPTF ziet toe op het functioneren van de civiele politie en geeft aanwijzingen, maar voert zelf geen politietaken uit. Het mandaat van de UNIPTF loopt in december 1997 af.
In het akkoord van Dayton is een overeenkomst over regionale stabiliteit opgenomen. Op grond hiervan zijn onder auspiciën van de OVSE wapenbeheersingsonderhandelingen gevoerd. In januari 1996 is een akkoord van kracht geworden over vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen in Bosnië-Herzegowina. In juni 1996 hebben de partijen in Bosnië-Herzegowina, Kroatië en de Federale Republiek Joegoslavië afspraken gemaakt over limieten voor tanks, pantservoertuigen, artillerie, gevechtsvliegtuigen en gevechtshelikopters. Bij de vaststelling van de limieten is uitgegaan van 75 procent van de bestanden van de Federale Republiek Joegoslavië. Dit heeft tot gevolg dat de partijen wapensystemen moeten vernietigen in een aantal categorieën. Daarvoor hebben zij de tijd tot 1 november 1997. In het kader van de OVSE zijn al enkele inspecties uitgevoerd. Een nieuwe ronde van besprekingen moet leiden tot een wapenbeheersingsovereenkomst tussen de landen in en om het voormalige Joegoslavië.
In verband met het voorzitterschap van de EU heeft Nederland in de eerste helft van 1997 de «European Community Monitor Mission in Former Yugoslavia» (ECMM) geleid. Deze missie volgt politieke, humanitaire en economische ontwikkelingen in het voormalige Joegoslavië en Albanië en rapporteert hierover aan de EU-lidstaten. Nederland heeft in de eerste helft van 1997 57 militairen en zes functionarissen van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het ECMM-hoofdkwartier beschikbaar gesteld. In de tweede helft van 1997 bekleedt Luxemburg het voorzitterschap. Aangezien Luxemburg over onvoldoende capaciteit beschikt om het hoofdkwartier van de missie te bemannen, blijft de leiding van de missie in Nederlandse handen en verleent ons land ook personele ondersteuning met 33 militairen en met vijf functionarissen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Tevens levert Defensie achttien waarnemers aan de ECMM. Met het Mine Action Centre (MAC) is overeengekomen dat twee ontmijningsinstructeurs vanaf begin oktober voor drie maanden ten behoeve van het MAC zullen worden ingezet.
De multinationale beschermingsmacht die tot 12 augustus 1997 onder de naam Alba in Albanië was ontplooid, was een gelegenheidscoalitie van Europese landen, waarbinnen Italië de leidende rol vervulde. De Weu heeft een politiemissie naar Albanië gestuurd, het «Multinational Advisory Police Element» (Mape). Het Mape adviseert de Albanese regering over het herstel van het politie-apparaat en de hiervoor vereiste organisatiestructuur en opleidingen. Deze Weu-missie telt 28 personen, onder wie drie functionarissen van de Koninklijke marechaussee, en staat onder leiding van een Franse kolonel. Het mandaat van het Mape loopt op 12 oktober af.
Nederland heeft tot aan het einde van het mandaat, 1 juli 1997, bijgedragen aan de «United Nations Angola Verification Mission». Nederland zal een bijdrage blijven leveren aan de mijnenruimingsschool in Luanda.
In het kader van de OVSE neemt Nederland nog steeds deel aan de missie in Moldavië. De missie heeft tot belangrijkste taak ertoe bij te dragen dat de bij het conflict betrokken partijen hun geschillen oplossen.
In het Midden-Oosten nemen twaalf Nederlandse waarnemers deel aan de «United Nations Truce Supervision Organisation» (Untso), die toeziet op de handhaving van de bestandslijnen tussen Israël en zijn buurstaten. Untso bestaat uit drie waarnemersgroepen: Golan, Libanon en Egypte. Nederland participeert in de waarnemersgroepen op de Golan en in Libanon.
Het bevel over de «United Nations Disengagement Force», die op de hoogvlakte van Golan toeziet op de uitvoering van het Israëlisch-Syrische akkoord van 1974, berust niet langer bij een Nederlandse militair. Zijn termijn is, na met een half jaar te zijn verlengd, per 1 juni 1997 afgelopen.
Nederland heeft van 22 maart 1997 tot en met 20 april 1997 met het fregat Hr.Ms. Van Galen en het bevoorradingsschip Hr.Ms. Amsterdam deelgenomen aan de «Multinational Interception Force» (Mif) in de Arabische Golf om toe te zien op de naleving van de VN-sancties tegen Irak. De Mif, waaraan de Verenigde Staten en Groot-Brittannië permanent deelnemen, verhoogt de effectiviteit van de VN-sanctiemaatregelen. In het kader van Unscom houden inspectieteams toezicht op Iraakse chemische installaties. Nederlandse militairen nemen hieraan incidenteel deel.
Nederland heeft besloten de bijdrage aan het «Cambodian Mine Action Centre» (CMAC) opnieuw met een jaar te verlengen, tot april 1998. De behoefte aan mijnenruimers blijft onverminderd groot. Nederland is vanaf 1992 betrokken bij de ontmijningsactiviteiten in Cambodja. Een Nederlandse officier van de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) geeft leiding aan de EOD-afdeling van het CMAC. Deze afdeling leidt Cambodjanen op tot EOD-er en begeleidt de teams in het veld. Vanaf 1 oktober 1997 tot april 1998 zal Nederland tevens een verbindingsfunctionaris aan het CMAC ter beschikking stellen.
In de memorie van toelichting bij de defensiebegroting voor 1997 is de Kamer ingelicht over plannen voor een snel inzetbaar hoofdkwartier bij de Verenigde Naties. De organisatie van het hoofdkwartier is het afgelopen jaar gewijzigd. Aanvankelijk was een hoofdkwartier voorzien van 30 tot 50 stafofficieren, dat bij de VN zou worden gevestigd. Inmiddels is besloten de permanente bezetting van het hoofdkwartier te verkleinen tot acht stafofficieren, terwijl dertig functionarissen binnen het VN-secretariaat een dubbelfunctie krijgen. Zij zijn dan mede inzetbaar voor het hoofdkwartier. Een derde groep van twintig stafofficieren maakt wel deel uit van het hoofdkwartier, maar de betrokken officieren blijven in hun land van herkomst gestationeerd. Nederland wil een officier leveren voor de derde groep.
Een belangrijk voorstel ter verbetering van het «United Nations Standby Arrangements System» (Unsas) is het Deense voorstel voor een multinationale «UN Stand-by Forces High Readiness Brigade» (Shirbrig). Op 15 december 1996 heeft Nederland met zes andere landen de «letter of intent» inzake de oprichting van de Shirbrig ondertekend. In juni 1997 is de kernbrigadestaf van de Shirbrig opgericht, waaraan tot dusver Denemarken, Canada, Oostenrijk en Zweden deelnemen. De regering acht een breder internationaal draagvlak voor de Shirbrig wenselijk alvorens te besluiten aan de kernbrigadestaf deel te nemen. Op dit ogenblik neemt Nederland als waarnemer deel aan de Stuurgroep van de Shirbrig.
Een andere bijdrage aan de versterking van de snelle-reactiecapaciteit van de VN betreft de initiatieven van enkele Europese landen en de Verenigde Staten om de peacekeeping-capaciteit van Afrikaanse landen te vergroten. Binnenkort zal de Secretaris-Generaal van de VN met een rapport over dit onderwerp komen. Daarin zal ook worden ingegaan op de afstemming van de verschillende initiatieven. Nederland heeft zich al eerder in beginsel bereid verklaard op beperkte schaal bij te dragen tot de versterking van de Afrikaanse peacekeeping-capaciteit en zal verzoeken terzake van de VN dan ook welwillend in overweging nemen.
HOOFDSTUK 2: ACTUALISERING PRIORITEITENNOTA
2.1 Evaluatie Prioriteitennota
De Prioriteitennota was een reactie op het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. De grote militaire dreiging in het hart van Europa, waarmee de Defensienota nog rekening hield, was verdwenen. Spanningen en conflicten elders leidden tot meer aandacht voor crisisbeheersings-, vredes- en humanitaire operaties. Ook moesten de plannen worden aangepast aan de structurele bezuinigingen waartoe na de publicatie van de Defensienota was besloten. Er bleef uiteraard behoefte aan een toereikende, goed uitgeruste krijgsmacht. In de eerste plaats omdat veiligheidsrisico's niet kunnen worden uitgesloten. In de tweede plaats omdat Nederland actief en zonodig met militaire middelen moet kunnen bijdragen aan veiligheid en stabiliteit in Europa en daarbuiten en aan de handhaving van de internationale rechtsorde.
De Prioriteitennota noemde als hoofdtaken voor de krijgsmacht «de uitvoering van crisisbeheersingstaken in het kader van het Nederlandse veiligheidsbeleid, en de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijke gebied en tegen een bedreiging van het eigen territoir als gevolg van deelname aan een crisisbeheersingsoperatie». Voor de crisisbeheersingstaak werd als uitgangspunt gehanteerd dat Nederland in beginsel bereid en in staat moet zijn gedurende langere tijd in internationaal verband een bijdrage te leveren aan een breed spectrum van vredebewarende en vrede-afdwingende activiteiten. Voor operaties in het kader van de bondgenootschappelijke verdediging kon volgens de Prioriteitennota worden uitgegaan van een kleinere krijgsmacht en van een langere waarschuwingstijd. In geval van gelijktijdige conflicten zou de verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied prioriteit hebben. Naarmate dit risico minder groot was, konden Nederlandse eenheden ook elders worden ingezet.
Dit vereiste een bezinning op de structuur en de omvang van de krijgsmacht en het wezen van een kader-militiekrijgsmacht. Voor vredesoperaties moeten eenheden snel inzetbaar zijn. Dit maakte de overgang naar een vrijwilligerskrijgsmacht gewenst. Besloten werd tot opschorting van de opkomstplicht. Dit betekende een verdere herstructurering en verkleining van de krijgsmacht: voor een goede operationele taakuitvoering moest het direct inzetbare potentieel worden versterkt. Zowel de parate als de mobilisabele component voor de bondgenootschappelijke verdediging konden worden verkleind. De herstructurering zou in 1998 grotendeels zijn voltooid.
Sinds de Prioriteitennota zijn enkele jaren verstreken. De internationale ontwikkelingen van de afgelopen jaren geven, zoals eerder werd opgemerkt, geen aanleiding de beginselen en de uitgangspunten die ten grondslag lagen aan de herstructurering en de verkleining fundamenteel te herzien. De beide hoofdtaken van de krijgsmacht behouden hun geldigheid. Wel zijn zij wat de wijze van uitvoering betreft meer in elkaars verlengde komen te liggen. Ook de middelen voor de taken, beschreven in de Prioriteitennota, blijven dezelfde. Dat betreft in het bijzonder de instandhouding van een capaciteit voor gelijktijdige deelneming aan ten hoogste vier vredesoperaties. Een nieuwe, ingrijpende aanpassing van de omvang en de structuur van de krijgsmacht is dan ook niet aan de orde.
De omvang van de krijgsmacht blijft primair bepaald door de gewenste slagvaardigheid, flexibiliteit en directe inzetbaarheid van eenheden voor crisisbeheersingsoperaties. Het parate gedeelte van de krijgsmacht moet de beide hoofdtaken kunnen vervullen en zal blijven bestaan uit:
– direct beschikbare gevechts- en ondersteunende eenheden voor crisisbeheersing én voor beveiliging van het bondgenootschappelijke gebied;
– eenheden voor nationale (vredes)taken, onderhoud, technische reserve en vervanging van vredesverliezen;
– capaciteit voor opleiding en training, die tevens de kern is voor de vorming van eenheden die uitsluitend nodig zijn voor een groot conflict.
De afgelopen jaren zijn de defensie-uitgaven sterk gedaald: de defensiebegroting voor 1998 is in reële termen ruim een kwart lager dan die voor 1990. Tegen die achtergrond zijn de afgelopen jaren de herstructurering en de verkleining van de krijgsmacht en de doelmatigheidsoperatie ten gevolge van de Novemberbrief (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 8 herdruk) uitgevoerd. Het personeelsbestand van de krijgsmacht is aanzienlijk verkleind en ingrijpend gereorganiseerd. De personeelssterkte is ongeveer veertig procent lager dan in 1990. In een aantal wapencategorieën zijn vergaande reducties doorgevoerd. Tegelijkertijd zijn belangrijke materieelprojecten uitgevoerd met het oog op vergroting van de flexibiliteit en de mobiliteit. De herstucturering en de verkleining vormen een ingrijpend proces voor de gehele organisatie, in het bijzonder voor het personeel, te meer omdat de krijgsmacht tijdens dit veranderingsproces toch aan vredesoperaties moest blijven bijdragen.
Op materieelgebied was niet alleen sprake van ingrijpende reducties: ook de verscheidenheid in materieel is toegenomen. Dat stelt nieuwe eisen aan de opleidingen, de onderhoudsorganisatie en de voorzieningen voor «command and control». Enkele materieelprojecten werden de speerpunten van de geherstructureerde krijgsmacht: het amfibische transportschip, de transport- en de bewapende helikopters en de transportvliegtuigen. Andere belangrijke materieelprojecten zijn de vervanging van het bevoorradingsschip Poolster, de vervanging van fregatten, waaronder die van de Tromp-klasse, de gevechtswaardeverbetering van de Leopard-2 tank en de «Midlife update» van de F-16. Om te verzekeren dat de krijgsmacht blijft beschikken over voldoende en hoogwaardig materieel, is het van belang dat de investeringsquote op een aanvaardbaar niveau blijft. De ervaringen in crisisbeheersingsoperaties hebben opnieuw de aandacht gevestigd op de speciale eisen die aan de militair worden gesteld om de taken van de krijgsmacht onder alle omstandigheden naar behoren te vervullen. Dit sluit aan bij het beeld dat werd geschetst in het personeelshoofdstuk van de memorie van toelichting bij de Defensiebegroting voor 1997.
De ervaringen van de afgelopen vijf jaar met de herstructurering en de gelijktijdige uitvoering van vredesoperaties tonen dat de in de Prioriteitennota gekozen omvang en structuur van de krijgsmacht in het algemeen voldoen. Wel is in enkele gevallen de personele capaciteit te krap geraamd. Verder doen zich knelpunten voor ten aanzien van de beschikbaarheid en de geschiktheid van eenheden voor de operationele taken, zowel in het kader van crisisbeheersing als bij de voorbereiding op de algemene verdedigingstaak.
De knelpunten betreffen vooral het voortzettingsvermogen en de flexibiliteit van de gevechts- en ondersteunende eenheden in geval van uitzending. Voldoende voortzettingsvermogen, ook van ondersteunende eenheden, is een vereiste om deelneming aan operaties gedurende langere tijd te kunnen verzekeren. Ook in de toekomst moet de krijgsmacht voor een scala van opties inzetbaar zijn, van laag tot hoog in het conflictspectrum. De praktijk heeft geleerd dat de scheiding tussen het hogere en het lagere deel van het conflictspectrum verre van absoluut is. Ook vredebewarende eenheden moeten beschikken over zwaardere en beschermende middelen, zowel ter afschrikking als om escalatie het hoofd te kunnen bieden.
Deze knelpunten hebben gevolgen voor het vermogen van de krijgsmacht de opgedragen taken uit te voeren. In de praktijk doen de problemen zich het meest voor bij vredes- en humanitaire operaties. Maar ook zijn er gevolgen voor de voorbereiding op de algemene verdedigingstaak.
2.3 De actualisering bij de Koninklijke marine
Ook de operationele eenheden van het Korps mariniers kampen met knelpunten bij het voortzettingsvermogen. Voor inzet in vredesoperaties beschikt het Korps over twee parate bataljons en een beperkte ondersteunende capaciteit. De logistieke ondersteuning van te land opererende eenheden verspreid over uitgestrekte gebieden en afgelegen posten vereist een grotere inspanning dan was voorzien. Het intensieve gebruik van materieel bij crisisbeheersing stelt bovendien hoge eisen aan het onderhoud, dat op verschillende plaatsen wordt uitgevoerd. Voorts kan bij logistieke schaarste niet altijd op andere landen worden teruggevallen. Versterking van de logistieke ondersteuning van de parate eenheden van het Korps mariniers is daarom noodzakelijk.
Door toevoeging van in totaal 150 man aan de logistieke en gevechtssteunbataljons wordt het voortzettingsvermogen van het Korps mariniers verbeterd. Het extra personeel zal ten dele op nu nog mobilisabele functies worden geplaatst. Anderen worden aangetrokken voor nieuwe functies die worden gecreëerd om het verspreid opereren over uitgestrekte gebieden en afgelegen posten mogelijk te maken. Het gaat onder meer om chauffeurs, verbindingspersoneel en personeel voor het onderhoud. De uitbreiding betreft ook de bemanningen van de landingsvaartuigen en het landingsstrand-ondersteuningspeloton in verband met het in de vaart komen van het amfibische transportschip.
2.4 De actualisering bij de Koninklijke landmacht
Vooral bij de Koninklijke landmacht zijn aanpassingen nodig. Het voortzettingsvermogen en de flexibiliteit zijn geringer dan aanvankelijk werd aangenomen. De ervaring leert dat niet alleen sprake is van veelvuldige maar ook van langdurige inzet. Ook voor humanitaire hulpverlening wordt een fors beroep gedaan op de Koninklijke landmacht. Vooral in het voormalige Joegoslavië is gebleken dat eenheden bij inzet voor crisisbeheersing het hoofd moeten kunnen bieden aan escalerend geweld en robuust moeten kunnen optreden. Tevens dienen in de bedrijfsvoering de voorbereiding op zowel vredesoperaties als op algemene verdedigingstaken beter op elkaar te worden afgestemd.
In de Prioriteitennota is als norm gesteld dat het personeel maximaal zes maanden in anderhalf jaar kan worden uitgezonden. Dat betekent dat voor elke uit te zenden eenheid in beginsel twee andere aanwezig moeten zijn voor opleiding en aflossing. Dat is nodig om een voldoende voortzettingsvermogen te verzekeren. Deze driedeling heeft in de praktijk haar waarde bewezen. Voor het merendeel van de parate eenheden van de Koninklijke landmacht bestaat zo'n driedeling echter niet. Mede door deze ongelijkvormigheid worden bij uitzendingen nu veelal uit verschillende eenheden ad hoc eenheden geformeerd. Dit beperkt het voortzettingsvermogen en gaat ten koste van de opleiding, de oefening en de voorbereiding van de eenheden op de overige taken. Aanpassing van de divisiestructuur is dus gewenst. Bij de Luchtmobiele brigade is geen aanpassing nodig: die bestaat uit drie (parate) bataljons.
2.4.2 Herschikking binnen de divisie
De Koninklijke landmacht beschikt over drie (gedeeltelijk) parate brigades: de 11e Luchtmobiele, de 41e Lichte en de 13e Gemechaniseerde. Daarnaast zijn er twee mobilisabele gemechaniseerde brigades, de 43e en de 52e. De Lichte en de gemechaniseerde brigades behoren tot de Nederlandse divisie van het Duits-Nederlandse legerkorps. Om de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen binnen de divisie te verbeteren wordt overgegaan naar drie deels parate brigades die identiek zijn samengesteld (zie figuur 1).
In deze constructie kan een bataljon met ondersteunende eenheden van de eerste brigade zich voorbereiden op uitzending, kunnen eenheden van de tweede brigade worden uitgezonden en eenheden van de derde brigade recupereren na uitzending. Op deze wijze kan de Koninklijke landmacht steeds drie goed voorbereide, op elkaar ingespeelde, robuuste eenheden van bataljonsgrootte uitzenden, met inbegrip van de noodzakelijke mortier- en verkenningscapaciteit en logistieke ondersteuning. Ook kan elke brigade een goed geoefende brigadestaf gedurende een langere periode inzetten in internationaal verband. Bovendien bevordert deze herverdeling de bedrijfsvoering.
Om drie identieke brigades te vormen wordt de Lichte brigade omgevormd tot een gemechaniseerde brigade, de vijfde mobilisabele brigade (52e) opgeheven en wordt een mobilisabele gemechaniseerde brigade (43e) gedeeltelijk paraat gesteld. Dit laatste houdt concreet in dat een brigadestaf en een staf voor een pantserinfanteriebataljon paraat worden gesteld. De twee parate pantserinfanteriebataljons, die van de Lichte en de parate Gemechaniseerde brigade, worden herverdeeld over drie brigades, waardoor er een paraat pantserinfanteriebataljon bijkomt voor de derde parate brigade.
De gevechtskracht van de vijfde mobilisabele gemechaniseerde brigade wordt verdeeld over de drie overige brigades. Hierdoor wordt het mogelijk deze drie brigades uit te rusten met vier manoeuvrebataljons die elk vier compagnieën/eskadrons hebben («dubbel vierkant»). Zo kunnen de brigades nog beter worden toegesneden op het optreden volgens de doctrine van de beweeglijke oorlogvoering. Omdat de vijfde mobilisabele brigade wordt opgeheven, kan ook een belangrijk deel van de stafcapaciteit van deze brigade worden opgeheven. Hierdoor verbetert de verhouding tussen de staf en de gevechtseenheden («teeth-to-tail ratio») binnen de divisie.
De overgang naar een drie-brigadestructuur vergt ook een herverdeling van middelen tussen het divisieniveau en de brigades. Deze is nodig om onder andere verkenningscapaciteit aan de brigade ter beschikking te kunnen stellen en om de (modulaire) capaciteit van de brigadesteunende eenheden te kunnen verbeteren. Tevens worden voor deze brigade delen van artillerie-, genie-, verkennings-, geneeskundige en logistieke eenheden paraat gesteld. Voor een deel worden vergelijkbare eenheden op divisieniveau dan mobilisabel gesteld.
13, 41, 43 Mechbrig, elk bestaande uit
1 Staf en stafcompagnie
2 Tankbataljons, waarvan één gedeeltelijk paraat en één mobilisabel
2 Pantserinfanteriebataljons, waarvan één gedeeltelijk paraat en één mobilisabel
1 Verkenningseskadron
1 Afdeling Veldartillerie
1 Pantsergeniecompagnie
1 Pantserluchtdoelartilleriebatterij
1 Herstelcompagnie
1 Bevoorradingscompagnie
1 Geneeskundige compagnie
De benodigde reorganisatie is mogelijk zonder grote uitbreiding van de formatie. Per saldo worden tot het jaar 2000 122 militairen voor staf-, logistieke en geneeskundige functies minder gereduceerd dan voorzien. Voor de personeelsuitbreiding zal op termijn elders binnen de gewenste sterkte van de Koninklijke landmacht compensatie worden gevonden. Er verdwijnen 1 400 mobilisabele formatieplaatsen.
De gelijkvormigheid van de drie brigades betreft zowel de samenstelling van de parate als de reservecomponent. De relatie tussen beide componenten zal als gevolg van de verdeling van de mobilisabele middelen directer worden. Alle reserve-eenheden vallen in de nieuwe structuur rechtstreeks onder de parate brigades of de divisietroepen. De verantwoordelijkheid voor de voorbereiding op de algemene verdedigingstaak, met inbegrip van de activering, zal dus geheel bij een (parate) moedereenheid berusten. Zodoende krijgt de commandant maximale invloed op de beschikbaarheid, de geschiktheid en de geoefendheid van zijn mobilisabele eenheden.
De geniecapaciteit moet worden aangepast. Meer dan voorzien wordt bij inzet van Nederlandse eenheden voor crisisbeheersing een beroep gedaan op genie-eenheden voor de ondersteuning van de eigen operaties en ten behoeve van de bevolking. Vaak is reparatie noodzakelijk van wegen en bruggen ter ondersteuning van het eigen optreden en moeten beschermende onderkomens voor de eigen troepen worden gebouwd. Het voortzettingsvermogen van de parate genie-eenheden is te beperkt gebleken. Het personeel wordt vaker uitgezonden dan volgens de norm toelaatbaar is. Inmiddels is besloten een genieconstructiecompagnie gedeeltelijk paraat te stellen. (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 119). Verdere uitbreiding van de beschikbare parate geniecapaciteit is gewenst.
Ter verbetering van het voortzettingsvermogen krijgt ook de genie een driedeling van eenheden. Zij wordt hiertoe uitgebreid met 78 genisten. Elke parate brigade kan dan beschikken over een grotendeels parate pantsergeniecompagnie, waarin de middelen zijn gegroepeerd die de brigadecommandant nodig heeft voor zijn taken in het gehele geweldsspectrum. Zonodig kunnen de genie-eenheden van de divisie aanvullende geniecapaciteit aan de brigades leveren. Door de verhoging van de sterkte en de verdeling van middelen wordt het mogelijk door samenvoeging van modules genie-eenheden te vormen die toereikend zijn samengesteld en uitgerust voor de te verrichten taak.
Bij het voortzettingsvermogen van het Korps commandotroepen (KCT) doen zich eveneens knelpunten voor. Tot dusver is binnen de krijgsmacht beperkt aandacht geschonken aan de inzetmogelijkheden van speciale eenheden, die vooral lange-afstandsverkenningen tot taak hadden. Intrastatelijke conflicten vereisen een andere vorm van optreden. De operaties in het voormalige Joegoslavië en elders hebben de waarde van kleine, gespecialiseerde eenheden aangetoond.
Het Korps beschikt thans slechts over één, deels parate compagnie, wat leidt tot een te hoge uitzendfrequentie voor het betrokken personeel. Het voortzettingsvermogen van het KCT wordt verbeterd door een uitbreiding met 87 commando's en door een organisatorische driedeling. Het Korps wordt herschikt tot een eenheid met drie deels parate commandotroepencompagnieën, die achtereenvolgens kunnen worden uitgezonden.
2.4.5 Consequenties voor de sterkte van de Koninklijke landmacht
De verbetering van de flexibiliteit en het voortzettingsvermogen betekent een verruiming van de sterkte van de Koninklijke landmacht ten opzichte van de Prioriteitennota. Door een aantal compenserende maatregelen, waaronder het mobilisabel stellen van vergelijkbare eenheden op divisieniveau, komt de aanpassing van de sterkte van de Koninklijke landmacht uit op 287. In totaal worden 1 400 mobilisabele formatieplaatsen opgeheven. De maatregelen ter verbetering van de flexibiliteit en het voortzettingsvermogen zullen in de periode van 1998 tot 2000 worden uitgevoerd.
Inmiddels is besloten de sterkte bij de genie en bij het KCT uit te breiden. Voor de uitbreiding van de sterkte met 122 militairen voor de drie-brigadestructuur zoekt de Koninklijke landmacht nog een oplossing binnen de gewenste sterkte voor het jaar 2000.
2.5 De actualisering bij de Koninklijke luchtmacht
De gewenste vergroting van de strategische mobiliteit – het vermogen eenheden over grote afstanden naar hun operatiegebied te verplaatsen – is voor een belangrijk deel verwezenlijkt. In de afgelopen drie jaar zijn vooral de middelen voor luchttransport uitgebreid. Maar het beroep op luchttransport blijkt groter te zijn dan in 1993 was voorzien.
In verband hiermee is besloten de bedrijfstijden van het luchttransportsquadron op de vliegbasis Eindhoven op werkdagen uit te breiden en structureel vast te stellen van 06.00 uur tot 21.00 uur. De uitbreiding van de bedrijfstijden heeft geen invloed op het aantal en de soort vluchten. De openstellingsuren van de basis worden niet gewijzigd. Net als in het verleden zal ook buiten de openstellingsuren gebruik van de basis incidenteel mogelijk zijn. Omdat de luchttransportvloot over de gehele wereld opereert, is het voor de bereikbaarheid van de basis noodzakelijk een coördinatiecentrum 24 uur per dag te bezetten.
Ook is het vliegersbestand aangepast: het aantal vliegers per vliegtuig moest voor een aantal vliegtuigtypen worden uitgebreid. Bovendien bleek meer en andersoortige specialistische kennis en ervaring nodig te zijn dan oorspronkelijk werd voorzien. Daarom is de sterkte van de Koninklijke luchtmacht voor de vliegbasis Eindhoven uitgebreid met 89 militairen en zes burgers.
Naast de strategische mobiliteit verdient ook de tactische mobiliteit extra aandacht. De Tactische helikoptergroep (THG/Klu) verschaft die in belangrijke mate. De organisatie van THG/Klu was in 1994 afgestemd op ondersteuning van de luchtmobiele brigade door de hele THG/Klu. De organisatie berustte voornamelijk op theoretische veronderstellingen. Inmiddels wordt al enige tijd geoefend en geopereerd, waarbij frequent een beroep op de helikopters wordt gedaan. Ook worden ervaringen uitgewisseld met andere landen die met soortgelijke middelen opereren, zoals Groot-Brittannië. Een en ander heeft tot de conclusie geleid dat de huidige personele omvang van de THG/Klu niet toereikend is. Mede omdat de THG/Klu zich nog in de opbouwfase bevindt, bestaat nog geen volledig inzicht in de uiteindelijke personeelsbehoefte. Voorshands is daarom besloten de sterkte van de Koninklijke luchtmacht voor de THG/Klu uit te breiden met 179 militairen. Gedurende de opbouw van de THG/Klu tot een volledig inzetbare eenheid met alle typen helikopters zal meer inzicht ontstaan in het opereren met de THG/Klu. De opbouwfase duurt tot 1 juli 2003, daarna zal de personeelsbehoefte opnieuw worden bezien. Verder wordt de strategische en tactische mobiliteit vergroot door de inzet van de Cougar-helikopter vanaf het amfibische transportschip (zie ook paragraaf 3.4.4).
2.6 De actualisering bij de Koninklijke marechaussee
Volgens de Prioriteitennota kon door de verkleining van de krijgsmacht de omvang van het personeel belast met militaire politietaken overeenkomstig worden verminderd. Door het overnemen van politie- en beveiligingstaken op het terrein van de burgerluchtvaart zou de sterkte van de Koninklijke marechaussee als geheel de eerste jaren ongeveer gelijk blijven.
In de praktijk is het aantal taken van de Koninklijke marechaussee dat voor andere ministeries wordt uitgevoerd echter verder toegenomen. De grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit is gegroeid. Het toezicht op vluchtelingen- en migratiestromen en de indamming van de internationale drugshandel hebben geleid tot een groter beroep op de Koninklijke marechaussee. De uitvoering van het verdrag van Schengen zal de vraag verder doen toenemen. Ook voor vredesoperaties groeit het beroep op de Koninklijke marechaussee voor taken als het herstel van het civiele gezag en de begeleiding van de plaatselijke politie. Hiermee dient bij het vaststellen van de formatie van de Koninklijke marechaussee rekening gehouden te worden.
De omvang van de militaire politietaak en de daarvoor benodigde personele sterkte van de Koninklijke marechaussee zijn inmiddels opnieuw vastgesteld. Op grond van de evaluatie zal de structuur van de militaire politiedienst worden aangepast en is een beperkte uitbreiding van de sterkte noodzakelijk: 87 marechaussees voor de militaire politietaak en 50 marechaussees wegens de toegenomen uitzendingen en het scheppen van flexibiliteit binnen de organisatie.
2.7 Explosieven- en mijnenruiming
In veel conflicten maken de strijdende partijen overvloedig gebruik van landmijnen en andere explosieven. Dat leidt tot veel burgerslachtoffers en tot grote economische schade. Landmijnen vormen ook een groot risico voor troepen die voor vredesoperaties worden ingezet. Hiermee is in de Prioriteitennota onvoldoende rekening gehouden. Ondanks internationale inspanningen om anti-personeelmijnen uit te bannen zal deze dreiging nog geruime tijd blijven bestaan. Daarom zal steeds vaker voor vredesoperaties, maar ook op verzoek van de VN-vluchtelingenorganisatie, de UNHCR, en van non-gouvernementele organisaties, een beroep worden gedaan op de Nederlandse krijgsmacht voor hulp bij ruiming van mijnen en andere ongesprongen explosieven.
Alleen het personeel van de Explosieven Opruimingsdiensten (EOD'en) van de krijgsmachtdelen kan met deze taak worden belast. EOD'ers moeten voldoen aan strenge eisen en volgen daarom een lange opleiding. Voordat zij zelfstandig kunnen werken, moeten zij bovendien ruime ervaring in dit buitengewoon gevaarlijke werk hebben opgedaan. Hoewel de wijze van werken van EOD-personeel bij de verschillende krijgsmachtdelen grotendeels dezelfde is, bestaan er toch verschillen in opleiding en uitrusting. Dit doet afbreuk aan de inzet bij vredesoperaties. Daarom is besloten de samenwerking van de EOD-eenheden van de krijgsmachtdelen te verbeteren. Uitrusting, opleiding en voorbereiding op uitzending voor vredesoperaties worden gestandaardiseerd en komen onder verantwoordelijkheid van de bevelhebber der landstrijdkrachten. Zo is Defensie beter in staat te reageren op verzoeken om bijstand van EOD-personeel in gebieden waar mijnen en andere ongesprongen explosieven een probleem zijn.
Voor het ruimen van alleen mijnen zijn slechts onderdelen van de specialistische EOD-kennis vereist. Er is veel vraag naar personeel dat in staat is in een crisisgebied aan de plaatselijke bevolking of militairen instructies te geven in het ruimen van mijnen. Het Genie Opleidingscentrum gaat ongeveer 80 militairen opleiden, die samen een pool zullen vormen. Onder hen zijn in ieder geval twintig ervaren genisten van de Koninklijke landmacht. Zij kunnen, als nevenfunctie, bij toerbeurt als instructeur worden ingezet. Het is niet de bedoeling dat de instructeurs zelf mijnen ruimen.
Vanaf december 1997 zullen de eerste twintig instructeurs beschikbaar zijn en tegen de zomer van 1998 zal de pool geheel gevuld en operationeel inzetbaar zijn. Het is de bedoeling teams samen te stellen van genisten met ervaring en militairen met uiteenlopende achtergronden die de opleiding tot instructeur hebben voltooid. Het is dan bijvoorbeeld mogelijk twee van deze teams tegelijk gedurende langere tijd op mijnenruimscholen instructie te laten verzorgen.
In de memorie van toelichting bij de begroting voor het jaar 1997 is meegedeeld dat twee sets met elk een mechanisch mijnruimmiddel en een mijndetectiesysteem zouden worden aangeschaft voor technische en operationele beproevingen met het oog op humanitaire mijnruimoperaties. De beproevingen van de twee mechanische mijnruimmiddelen van de Britse firma Aardvark beginnen binnenkort. De eerste resultaten hiervan komen in het voorjaar van 1998 beschikbaar. Besloten is af te zien van de aanschaf en de beproeving van detectiesystemen. Niet alleen is in het afgelopen jaar de prijs van het beoogde systeem een stuk hoger geworden, ook is de levertijd opgelopen tot bijna een jaar, zodat beproevingsresultaten pas omstreeks 2000 bekend zouden zijn. In dat jaar wordt ook het project HOM-2000 afgesloten, het onderzoek naar en de ontwikkeling van betere middelen voor het opsporen van mijnen. In het kader van dit project wordt ook een goedkoper detectiesysteem beproefd dan was voorzien in de memorie.
Het geld dat voor het detectiesysteem was gereserveerd, in totaal ongeveer f 8 miljoen, is overgeheveld naar het budget van HOM-2000. Dit budget, dat voor de onderzoeksfase een omvang had van f 7 miljoen, is inmiddels verhoogd tot f 20,8 miljoen. Het projectplan van HOM-2000 behelst twee fasen: een onderzoeks- en een ontwikkelingsfase. De eerste fase zal veertien maanden in beslag nemen. Op basis van de bevindingen wordt dan beslist of de ontwikkelingsfase kan beginnen. Deze tweede fase moet in 2000 uitmonden in een of meer prototypen van opsporingsmiddelen die voldoen aan de VN-norm: een betrouwbaarheidspercentage van 99,6. Het parlement wordt op de hoogte gehouden van de voortgang en de resultaten van de projecten Aardvark en HOM-2000.
In Nederland zelf groeit de vraag naar capaciteit om explosieven te ruimen. De ministeries van Binnenlandse Zaken en van Justitie vragen vaker om hulp bij de ruiming van geïmproviseerde explosieven. Bovendien zijn er vaak intensieve zoekacties naar conventionele explosieven, vooral uit de Tweede Wereldoorlog. De vraag naar zoekacties wordt sterk gestimuleerd door grote bouwactiviteiten (bijvoorbeeld Schiphol) en grote infrastructurele werken (bijvoorbeeld de Betuwelijn en de HSL).
2.8 Consequenties van de actualisering
In totaal wordt de gewenste sterkte van de krijgsmacht met 848 (842 militairen en zes burgers) uitgebreid. Dit betekent dat het verschil tussen de gewenste sterkte en de begrotingssterkte kleiner wordt en daarmee ook de overtolligheid. Dit betekent dat per saldo de personeelsreductie kleiner is. Hiertoe wordt de formatie ten opzichte van de Prioriteitennota verhoogd met 745. Het verschil tussen de uitbreiding van de gewenste sterkte (848) en de verhoging van de formatie (745) ontstaat door niet-beschikbaarheid, bijvoorbeeld wegens opleiding. Het aantal mobilisabele formatieplaatsen neemt met 1 400 af. De extra uitgaven voor deze en andere maatregelen in het kader van de actualisering worden binnen het budget opgevangen, vooral ten laste van het totaal van de exploitatie-uitgaven.
De Koninklijke landmacht heeft de inspanningsverplichting uiterlijk in het jaar 2000 voor een deel van de verhoging van formatie compensatie te vinden binnen de gewenste sterkte. Bij de Koninklijke luchtmacht zal de personele uitbreiding bij de Tactische helikoptergroep uiterlijk in 2003 nader worden bezien.
De reorganisatie bij de Koninklijke landmacht wordt door de herschikking van de gevechtskracht verlengd van 1998 tot 2000. Deze herschikking is geheel mogelijk binnen het materieelbestand voorzien voor 1998. Wel zijn voor ongeveer f 85 miljoen aan infrastructurele voorzieningen nodig. Dit wordt gecompenseerd door een daling van de behoefte aan investeringen in groot materieel.
Bij de verschijning van de Prioriteitennota stond het voortbestaan van de vijfde mobilisabele brigade ter discussie. In 1994 is de Kamer bericht dat deze brigade ook na de tot 1998 durende overgangsperiode zou worden gehandhaafd. Thans gaat het niet zozeer om de opheffing van de brigade als wel om een herverdeling van de gevechtskracht van deze brigade over de drie resterende brigades van de divisie. Hierover wordt overleg gevoerd met de Navo-bondgenoten.
De reorganisatie van de krijgsmacht zal in 1998 grotendeels zijn voltooid, maar krijgt door de actualisering van de Prioriteitennota een bescheiden vervolg. De krijgsmacht kan daardoor haar taken naar behoren blijven uitvoeren.
Tot die taken behoort, naast de algemene verdedigingstaak en deelneming aan vredesoperaties, de militaire bijstand en steunverlening. Afhankelijk van de uit te voeren taken dragen alle krijgsmachtdelen daaraan bij.
Personeel is een factor van beslissende betekenis in de krijgsmacht. De invoering van nieuwe wapensystemen, de uitbreiding van taken met vredesoperaties, reorganisaties en veranderingen in bedrijfsvoering kregen gelijktijdig met de inkrimping van het personeelsbestand hun beslag. Een kleiner personeelsbestand moet meer en betere prestaties leveren. De hogere eisen aan het personeel trekken een wissel op de motivatie. De actualisering van de Prioriteitennota verkleint dit probleem door verhoging van de gewenste sterkte in organisatiedelen waar de druk het sterkste is en door verbeteringen in het voortzettingsvermogen bij vredesoperaties.
3.1.2 Militaire bijstand en steunverlening
Naast de hoofdtaken van de krijgsmacht is de laatste jaren ook meer aandacht gekomen voor de rol van Defensie bij de handhaving van de nationale rechtsorde en de openbare veiligheid. Defensie vervult in het kader van de militaire bijstand hierbij een belangrijke rol. Defensie heeft taken die zijn neergelegd in de Politiewet en in de wet rampen en zware ongevallen. Daarnaast verleent Defensie steun door de inzet van personeel en materieel in uiteenlopende situaties als het openbaar belang dat vergt, zoals bijvoorbeeld bij de bestrijding van de gevolgen van de varkenspest. Sinds 14 april 1997 zijn op verzoek van het ministerie van Landbouw ongeveer 300 militairen ingezet bij de bestrijding van de gevolgen van de varkenspest. De taken bestaan uit het houden van toezicht op het aantal varkens dat op boerenbedrijven wordt aangeboden en op hun transport naar bedrijven waar ze worden gedood. Voorts controleren militairen het verwijderen van gedode jonge biggen en escorteren zij transporten naar destructiebedrijven in binnen- en buitenland. Het spreekt vanzelf dat dergelijke bijstand geen structureel karakter mag krijgen. Inzet van militairen in het kader van militaire bijstand en steunverlening is en blijft bedoeld voor die gevallen waarin civiele autoriteiten een situatie met de hun ter beschikking staande civiele middelen niet (langer) toereikend kunnen beheersen.
3.1.3 De Nederlandse Antillen en Aruba
De defensie-inspanningen op de Nederlandse Antillen en Aruba zijn, behalve op de verdediging van het Koninkrijk, gericht op het leveren van een bijdrage aan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, in het bijzonder de handel in drugs. Dit gebeurt onder andere door de opbouw van de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Ook levert de Koninklijke marechaussee bijstand aan de politie van de Nederlandse Antillen.
De kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba is een aparte organisatie onder beheer van de minister van Defensie. De Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied voert als Commandant van de Kustwacht de kustwachttaken uit. De kustwacht werd in 1996 operationeel, maar verkeert nog in de opbouwfase. De kustwacht zal bestaan uit 24 personeelsleden van de Koninklijke marine en 128 lokale burgerpersoneelsleden. Er wordt nog gewerkt aan de infrastructuur, de werving van personeel en de verwerving van materieel. De rechtspositieregeling van het Nederlands-Antilliaanse kustwachtpersoneel is inmiddels vastgesteld; de regeling voor Aruba is nog in behandeling. Een Rijkswet Kustwacht is in voorbereiding. De kustwachttaken worden op dit ogenblik uitgevoerd door het stationsschip met boordhelikopter, twee maritieme patrouillevliegtuigen Orion, twee maritieme F-27 vliegtuigen, alsmede de patrouilleboten die zijn overgedragen door Aruba en de Nederlandse Antillen.
In augustus 1997 zijn de zes inshore-vaartuigen geleverd. Dit zijn kleine, snelle patrouilleboten met een beperkte actieradius, bestemd om in binnenwateren en dicht onder de kust te kunnen opereren. De Kamer is al ingelicht over de verwerving van drie kustwachtkotters (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 58). Op 1 mei 1997 heeft de staatssecretaris van Defensie het contract ondertekend in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba. De eerste kustwachtkotters worden volgens plan in de tweede helft van 1998 geleverd.
Sinds april 1991 verleent de Koninklijke marechaussee op Sint Maarten met 20 man steun aan de Antilliaanse politie. Deze bijstand wordt geleverd in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De bijstand was aanvankelijk bedoeld voor een periode van drie jaar, maar deze periode is inmiddels verlengd. In 1996 heeft de Rijksministerraad besloten de bijstand nog eens met een jaar te verlengen tot 1 april 1998, onder aantekening van een gefaseerde terugtrekking vanaf april 1997. Het is nog niet te voorzien in hoeverre op 1 april 1998 de vereiste uitbreiding van de plaatselijke politie een feit zal zijn.
De herstructurering en de verkleining van de Koninklijke marine verlopen volgens plan. De Koninklijke marine heeft in 1998 nagenoeg de structuur die is beschreven in de Prioriteitennota. De personeelsreducties als gevolg van de Prioriteitennota en de Novemberbrief zullen in 2001 zijn voltooid.
3.2.2 Internationale samenwerking
De Koninklijke marine is van oorsprong internationaal georiënteerd. Zowel operationeel als op materieel- en personeelsgebied werkt de marine met een groot aantal landen in velerlei vorm samen. Een bijzondere vorm is de samenwerking met de Belgische marine. De geïntegreerde Belgisch-Nederlandse staf coördineert de inzet van beide marines vanuit het Maritieme Hoofdkwartier in Den Helder.
Op 9 mei 1998 bestaat de «UK/NL Amphibious Force» 25 jaar. Op 11 maart 1997 ondertekenden de chefs van de defensiestaven een nieuw «memorandum of understanding» (MOU) over deze samenwerking, dat het MOU van 1973 vervangt.
Naast de samenwerking met de traditionele partners, neemt in het Partnerschap voor de Vrede de samenwerking met de Midden- en Oost-Europese landen verder toe. De aandacht richt zich vooral op Polen, Tsjechië, Roemenië en Rusland. Het «UK/NL training team» ondersteunt de opleiding en de training van het Baltische Bataljon.
3.2.3 Voortgang herstructurering
De reductie van het personeel in de periode 1990 tot en met 1997 bedraagt 21,3 procent en omvat de reductietaakstelling van de Defensienota, Prioriteitennota en het grootste deel van de doelmatigheidsoperatie. De personele afslanking van de Koninklijke marine verloopt tot nu toe in aantallen volgens plan. Door natuurlijk verloop, anticiperend vacaturebeleid voor burgerpersoneel, om- en bijscholing en gericht gebruik van uitstroombevordering voor bepaalde groepen personeel, is het mogelijk voor nagenoeg alle overtollige medewerkers een andere formatieplaats te vinden. Deze afslankingsmaatregelen hebben echter geleid tot een scheefgroei in de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand. Ook is de kwaliteit van het personeel niet altijd in overeenstemming met de eisen van de functie. De komende jaren zal daarom aandacht moeten worden besteed aan het herstel van een kwalitatief goed personeelsbestand met een evenwichtige leeftijdsopbouw.
De komende periode zal ook worden gewerkt aan de organisatorische inbedding van het verbeterde economisch beheer, een verdere verkleining van de Haagse staf, de verdere inrichting van bedrijfsrestaurants en de voortgaande herstructurering van de opleidingen.
Op 5 februari 1997 is het contract getekend voor de bouw van twee fregatten voor de luchtverdediging, die twee van de vier resterende standaardfregatten zullen vervangen. De schepen zullen, met uitzondering van enige apparatuur voor commandovoering over een taakgroep, identiek zijn aan en in serie worden gebouwd met de eerder bestelde twee luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF), die de geleide-wapenfregatten van de Tromp-klasse zullen vervangen. De vier fregatten van de «De Zeven Provinciën»-klasse worden gebouwd bij de Koninklijke Schelde Groep. De Koninklijke marine verzorgt de verwerving en de integratie van de sensor-, wapen- en commandosystemen. Het project bevindt zich in de «detailontwerpfase». Om de voordelen van een grotere serie volledig uit te buiten, is de bouwplanning van de vier schepen geharmoniseerd. De bouw van het eerste schip begint in 1998; de proeftocht is voorzien voor 2001 en de overdracht aan de Koninklijke marine in 2002. De volgende drie schepen volgen telkens een jaar later. In het project wordt samengewerkt met Duitsland en Spanje. Het budget voor het project bedraagt f 3 081 miljoen (prijspeil 1997) voor nieuwbouw en f 90 miljoen voor walreservedelen.
Het project «Local Area Missile System» betreft de ontwikkeling van een luchtverdedigingssysteem voor de korte afstand. Het vormt de kern van het luchtverdedigingssysteem voor de vier fregatten van de De Zeven Provinciën-klasse. De ontwikkeling in internationaal verband van de verschillende onderdelen zal eind 1999 worden voltooid. Op 4 april 1997 (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 68) is het parlement ingelicht over de voorbereiding van de productie van het onderdeel «Evolved Sea Sparrow Missile», en op 24 juni 1997 (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 91) over de voortgang van het project luchtverdedigings- en commandofregatten, inclusief het luchtverdedigingssysteem.
Het amfibische transportschip is in aanbouw bij de Koninklijke Schelde Groep. De Koninklijke marine verzorgt de levering van de sensor-, wapen- en commandosystemen en is verantwoordelijk voor hun integratie. Op 22 februari 1997 is het schip gedoopt en te water gelaten. Het schip zal begin 1998, na de proeftocht en de aftimmerperiode, als Hr.Ms. Rotterdam aan de Koninklijke marine worden overgedragen. De totale uitgaven voor het project worden geraamd op f 290 miljoen (prijspeil 1997): voor nieuwbouw f 280 miljoen, voor walreservedelen f 10 miljoen.
Het project «Capability Upkeep Programme» (Cup) Orion betreft de modernisering van de sensor-, wapen- en commandosystemen van de maritieme patrouillevliegtuigen Orion van de Koninklijke marine. Het project bevindt zich in de voorstudiefase; onder andere wordt onderzocht in hoeverre aansluiting bij soortgelijke bondgenootschappelijke projecten kan leiden tot een doelmatige uitvoering van het project. Het resultaat van de voorstudie zal in de vorm van een gecombineerde analyse/voorstudie rapportage in 1997 aan het parlement worden aangeboden.
Het project NH-90 is een internationaal samenwerkingsproject dat wordt uitgevoerd met Frankrijk, Duitsland en Italië. Voor Nederland gaat het om de vervanging van de Lynx-helikopters van de Koninklijke marine door 20 NH-90 helikopters in de maritieme versie. Het project bevindt zich in de ontwerp- en ontwikkelingsfase. Bij brief van 14 februari 1997 (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 55) is het parlement ingelicht over de voortgang van het project. De in de brief aangekondigde offerte, die vóór 29 april 1997 zou worden ingediend, was eind augustus nog niet ontvangen.
Het project aanpassing mijnenbestrijdingscapaciteit betreft de samenvoeging van de eerdere projecten «vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit Dokkum-klasse» en «modernisering van de Alkmaar-klasse mijnenbestrijdingsvaartuigen (Capability Upkeep Programme Alkmaar-klasse)». Het parlement zal nog in 1997 worden ingelicht over de stand van de verwervingsvoorbereiding. De totale uitgaven voor het project worden geraamd op ongeveer f 737 miljoen (prijspeil 1997).
3.2.5 Samenwerking Korps mariniers/Korps commandotroepen
Er worden voorstellen uitgewerkt voor verdere samenwerking tussen het Korps mariniers en het Korps commandotroepen. Gedacht wordt aan gezamenlijke inzet bij crisisbeheersingsoperaties, waardoor eenheden op maat kunnen worden samengesteld dankzij de specialistische kenmerken van beide korpsen. Ter ondersteuning hiervan wordt samenwerking op het gebied van opleidingen, trainingen en oefeningen onderzocht. Dit najaar zal een speciale werkgroep hierover rapporteren. Liaisonofficieren worden uitgewisseld en de behoefte aan het gezamenlijk gebruik van transportmiddelen wordt geïnventariseerd. Er is al besloten tot het oprichten van een gezamenlijke «paraschool».
Terwijl de herstructurering van de Koninklijke landmacht nog in volle gang is, wordt niettemin deelgenomen aan verscheidene vredesondersteunende operaties. Ongeveer 1 300 militairen van de Koninklijke landmacht zijn actief in het kader van Sfor en andere vredesoperaties.
3.3.2 Internationale samenwerking
Voor de Koninklijke landmacht concentreert de internationale samenwerking zich op het Duits-Nederlandse legerkorps en de Multinational Division (Central). Voorstellen worden uitgewerkt om, naast de samenwerking met Duitsland, de contacten met andere landen (Groot-Brittannië, België en Luxemburg, en Frankrijk) te intensiveren. De nadruk zal liggen op het verbeteren van de capaciteit voor crisisbeheersing. Ook wordt nauwer samengewerkt met enkele landen van het Partnerschap voor de Vrede.
Voorstellen zijn uitgewerkt voor verdere integratie van de Duitse en Nederlandse eenheden in het Duits-Nederlandse legerkorps op het gebied van opleidingen, oefeningen en logistiek. Deze zullen de uitwisselbaarheid van eenheden bevorderen en daardoor de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het legerkorps vergroten. Overeengekomen is dat de staf van het legerkorps wordt aangemerkt als «Force answerable to WEU». Dit besluit zal in het najaar, tijdens het Duitse Weu-voorzitterschap, officieel aan de Weu en de Navo worden meegedeeld. Daarmee zal de staf onderdeel uitmaken van het geheel van hoofdkwartieren en eenheden waaruit de Weu kan putten voor de planning van operaties. Voor alle hoofdkwartieren en eenheden geldt dat zij pas beschikbaar zijn na nationale politieke goedkeuring. De staf van het legerkorps kan dan worden ingezet voor de planning van en het leiding geven aan Weu-operaties.
De legerkorpsstaf heeft dus niet meer uitsluitend de bondgenootschappelijke verdediging tot taak. Opleidingen, oefeningen en logistiek zijn voortaan niet meer een nationale maar een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.
De samenwerking met Polen, Hongarije en Tsjechië is uitgebreid. In 1997 hebben eenheden van de Gemechaniseerde brigade en de Luchtmobiele brigade een oefening gehouden in Polen. Een bataljon van de Lichte brigade heeft geoefend in Tsjechië. Eenheden van de Poolse en van de Tsjechische strijdkrachten hebben aan een deel van deze oefeningen deelgenomen. Het is de bedoeling ook in 1998 en volgende jaren dergelijke oefeningen te houden, mede ter ondersteuning van het Partnerschap voor de Vrede. De samenwerking met Slowakije, Roemenië en Bulgarije wordt voortgezet.
3.3.3 Voortgang herstructurering
De verkleining van het personeelsbestand verloopt volgens plan. Reorganisaties in het kader van de herstructurering worden na een jaar geëvalueerd. Dat is in 1997 met een aantal organisatiedelen gebeurd en leidt in 1998 tot een aantal veranderingen. Binnen het Commando Opleidingen van de Koninklijke landmacht (COKL) zullen logistieke en administratieve opleidingen en rijopleidingen van de verschillende krijgsmachtdelen worden samengevoegd. Als onderdeel van het Nationaal Commando (Natco) zullen het Landelijk Bevoorradingsbedrijf KL en het Hoger Echelons Onderhoudsbedrijf KL worden opgericht. Deze bedrijven zullen ook logistieke taken verrichten voor de andere krijgsmachtdelen. Het Nationaal Verzorgingscommando en de staf van het Natco zullen als gevolg hiervan worden aangepast. De overige eenheden worden geëvalueerd.
Midden 1997 is ook de reorganisatie van een deel van de topstructuur van de Koninklijke landmacht geëvalueerd: de Landmachtstaf (beleidsstaf), de Operationele Staf BLS en de Centrale Dienst Personeel en Organisatie. De resultaten van de evaluatie zullen worden betrokken bij de verdere vormgeving van de Haagse staven van de Koninklijke landmacht. De reorganisatie van de Directie Materieel KL zal onder meer leiden tot de overdracht van taken en bevoegdheden op het gebied van de bevoorrading aan het Natco.
De maatregelen die voortvloeien uit de actualisering van de Prioriteitennota leiden tot nieuwe projecten en tot aanpassing van verschillende lopende projecten. De herstructurering wordt daarom verlengd tot het einde van het jaar 2000. De inzet en de bedrijfsvoering van de Koninklijke landmacht komen hierdoor niet in gevaar. De personele gevolgen zijn gering.
Voor de ondersteuning van de operationele eenheden op bataljonsniveau en lager bestaat behoefte aan «Battlefield Management Systems» voor een betere uitwisseling van «Command and Control»-informatie en een betere «Situational Awareness» van het personeel. Het personeel kan dan direct beschikken over informatie over de gevechtsomgeving, bijvoorbeeld over de positie van de eigen troepen en die van de vijand en over de locatie van hindernissen. Om het project beheersbaar te houden, zullen de systemen stapsgewijs worden ingevoerd.
Het licht verkennings- en bewakingsvoertuig, een gepantserd wielvoertuig, zal de verkenningsvoertuigen van het type Landrover (verkenningsversie) en de M113 C&V vervangen. De voertuigen krijgen een waarnemingsmodule met onder meer moderne warmtebeeldapparatuur. Nederland en Duitsland zijn een samenwerkingsverband aangegaan voor de ontwikkeling van dit voertuig. Over de problemen bij de voortgang van dit project is het parlement ingelicht (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 24 en de brief van 27 maart 1997). Van de verdere ontwikkelingen zal het parlement nog in 1997 op de hoogte worden gesteld.
De gepantserde rupsvoertuigen M577 en YPR worden in de jaren 2005–2025 in fasen vervangen. In eerste aanleg zullen 210 gepantserde wielvoertuigen worden aangeschaft. Nederland zal hiervoor deelnemen aan het Frans-Duits-Britse GTK-project.
De gevechtswaardeverbetering van de eerste 180 Leopard-2 tanks leidt tot grotere bescherming en betere commandovoering, met inbegrip van de vuurleiding (Kamerstukken II 1994/95, 23 400 X, nr. 44). Dit (deel)project verloopt volgens plan. Voor de verbetering van de vuurkracht van de Leopard-2 tanks worden een langere schietbuis en verbeterde kinetische-energiemunitie ontwikkeld. Beide ontwikkelingen zullen waarschijnlijk niet voor het midden van 1999 zijn voltooid. De programma's worden in nauwe samenwerking met Duitsland uitgevoerd. De schietbuis wordt pas verlengd indien uit de beproevingen blijkt dat hierdoor een kosteneffectieve verbetering van de vuurkracht mogelijk is.
Voor de pantserbestrijding op de middellange afstand zijn nieuwe anti-tankwapens nodig. Het project «Medium Range Anti-Tank» voorziet in de ontwikkeling, verwerving en invoering van deze wapens. In de «Western European Armaments Group» (Weag) werkt Nederland hiertoe met Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië en België aan het Anti-tank geleid wapen 3e generatie. Deze gezamenlijke ontwikkeling richt zich op een lasergeleid systeem. Inmiddels heeft een marktverkenning uitgewezen dat er ook alternatieven bestaan in de vorm van betrekkelijk lichte «Fire and Forget»-systemen: de Amerikaanse «Javelin» en de Israëlische «Gill». Voor een deel van de behoefte (Korps mariniers, Luchtmobiele brigade, verkenningseenheden) zal gekozen worden voor één van deze alternatieven. Voor pantserinfanterie-eenheden is er nu geen reden het ingeslagen traject van ATGW-3 te verlaten (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 46 en 77).
Het project «Vervanging M109/M114» betreft de gefaseerde vervanging van de huidige M109- en M114- artilleriesystemen. Vervanging is vooral nodig omdat de huidige systemen door onvoldoende dracht slechts beperkt bruikbaar zijn voor steun in de diepte.
Het project «Aanvulling luchtdoelartilleriesystemen» behelst de verwerving van «Short Range Air Defence» (Shorad), een aanvullende component voor de luchtverdediging van eenheden en objecten. (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 73 en 94). Het bereik van de huidige luchtverdedigingssystemen van de Koninklijke landmacht – PRTL, Flycatcher 40L70 en Stinger – is te klein tegen vliegtuigen die hun wapens op een afstand van tien tot twaalf kilometer kunnen inzetten. Shorad vormt een noodzakelijke aanvulling op deze luchtverdedigingsmiddelen. Daarnaast bestaat behoefte aan een systeem dat op grond van een compleet luchtbeeld de «Command and Control» levert voor enerzijds de luchtverdedigingssystemen en anderzijds de «Air Space Control». Het project «Target Information Command and Control System» (Ticcs) zal in deze behoefte voorzien. De projecten Shorad en Ticcs worden in samenhang bezien. Bij het project Shorad wordt nauw samengewerkt met de Koninklijke luchtmacht.
De huidige simulators van de Koninklijke landmacht zijn in staat afzonderlijke aspecten van het tactische en het technische optreden van een wapensysteem na te bootsen. Het systeem «Tactische Indoor-simulatie» (Tactis) kan deze aspecten integreren door de simulators van verschillende wapensystemen te koppelen (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 45). Met Tactis kunnen de technische wapensysteemsimulatoren ook bijdragen aan de tactische opleiding tot op compagniesniveau. Hierdoor zijn op termijn minder verschillende simulatiemiddelen nodig. Tactis kan ook worden gebruikt als operationele testomgeving voor doctrine-ontwikkeling en voor het voorbereiden van tactische missies.
Het project «Vervanging mijnsystemen (anti-tank)» betreft de vervanging van met de hand te leggen anti-tankmijnen voor storende en beschermende mijnenvelden. De anti-tankmijnen van het type AT26 voldoen niet meer aan de operationele eisen; ze worden vernietigd. De anti-tankmijnen DM31 krijgen een moderne sensor waardoor zij, binnen de richtlijnen van het regeringsbeleid, aan de huidige operationele eisen voldoen voor gebruik in tactische mijnenvelden. Daarnaast zal de Koninklijke landmacht anti-tankmijnen aanschaffen voor het leggen van mijnenvelden, bijvoorbeeld met een mijnenverstrooiingssysteem en met behulp van artillerie-inzetmiddelen 155mm en MLRS. De Kamer zal hierover eind 1997 worden ingelicht.
De herstructurering en de verkleining van de Koninklijke luchtmacht verlopen volgens plan. De zorg voor het personeel en nationale en internationale samenwerking krijgen bijzondere aandacht.
3.4.2 Internationale samenwerking
De internationale samenwerking wordt meer en meer verbreed. De samenwerking met België in de «Deployable air task force» heeft geleid tot de vorming van een gemeenschappelijk detachement in Villafranca ten behoeve van de operatie «Joint Endeavour». Samen met België en Luxemburg wordt onderzocht of en onder welke voorwaarden deelneming mogelijk is aan de «Euro Air Group». Dit samenwerkingsverband is een initiatief van Frankrijk en Groot-Brittannië, waaraan inmiddels ook Duitsland en Italië deelnemen. De «Euro Air Group» heeft ten doel de operationele capaciteit en de interoperabiliteit van de betrokken luchtmachten te verbeteren.
Het Belgische en het Nederlandse «Control and Reporting Centre», belast met luchtruimbewaking, zullen 's nachts, in het weekeinde en op feestdagen elkaars diensten overnemen. Hiertoe wordt binnenkort een overeenkomst getekend. Met Duitsland is overleg gaande over nauwere samenwerking bij de samenstelling van een geïntegreerd luchtbeeld, onder andere door het koppelen van radars.
Van de Midden- en Oost-Europese landen werkt de Koninklijke luchtmacht vooral samen met Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Polen en Slovenië. Met de eerste drie landen zijn al kleine oefeningen gehouden en uitwisselingsprogramma's uitgevoerd. Aan twee grotere oefeningen, in april en september 1997, in Polen hebben onder meer de Gemechaniseerde brigade, de Luchtmobiele brigade en de Tactische helikoptergroep deelgenomen. Centraal in alle samenwerkingsactiviteiten staan vredesoperaties.
3.4.3 Voortgang herstructurering
Het Depot Mechanisch Vliegtuigmaterieel en Straalmotoren en het Depot Elektronisch Materieel zullen integreren tot één Logistiek Centrum Klu. Dit betekent samenvoeging van bestuursfuncties, gedeeltelijke samenvoeging van beheers- en uitvoerende functies, invoering van één bedrijfsbesturingssysteem, afstoting van werkzaamheden voor derden en afstoting van niet-kerntaken. Het geïntegreerde Logistiek Centrum zal bestaan uit de locaties Rhenen en Woensdrecht.
Al eerder is melding gemaakt van de samenvoeging van de Luchtmacht Elektronische en Technische School en de Koninklijke Militaire School Luchtmacht op de vliegbasis Woensdrecht. Dat gebeurt in 1999. Door een toenemend aantal militairen met een BBT-verbintenis zal de opleidingsbehoefte verder toenemen. Bezien wordt welke gevolgen dit heeft voor de opleidingscapaciteit bij de Koninklijke luchtmacht.
De «Midlife update» (MLU) van de F-16 verloopt voorspoedig. Inmiddels is bij Fokker Services Woensdrecht en het Depot Mechanisch Vliegtuigmaterieel en Straalmotoren de MLU-modificatie begonnen. Waarschijnlijk zal het project in 2001 zijn voltooid. Dankzij de verwerving van nachtzichtapparatuur kunnen de F-16's vanaf de tweede helft van 1999 ook bij duisternis opereren. Door de invoering van laserdoelaanstralingsapparatuur zal de Koninklijke luchtmacht vanaf het jaar 2001 in staat zijn zelfstandig precisiebombardementen uit te voeren. Op 11 juni 1997 is de Kamer ingelicht over de fase van de verwervingsvoorbereiding van het project Nachtzicht- en laserdoelaanstralingsapparatuur (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 84).
Aanvullende studies worden verricht naar systemen voor de vervanging van het Orpheus-luchtverkenningssysteem (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 96). Verwacht wordt dat deze studies in 1997 gereed zijn en dat een nieuw luchtverkenningssysteem vanaf 2000 in gebruik kan worden genomen.
Maatregelen worden genomen om de zelfbescherming van de F-16 te verbeteren. Een tweede serie signaalverwerkers is besteld om het bestand aan radar-stoorzenders op het vereiste peil te brengen (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 66). Verder zal de Koninklijke luchtmacht «Anti Radiation Missiles» aanschaffen om de F-16 te beschermen tegen radargeleide grond-lucht afweersystemen (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 63). Ter bescherming tegen infra-rood geleide wapens zal een waarschuwingssysteem worden aangeschaft (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 87).
Voor de toekomstige vervanging van de F-16 is het Amerikaanse «Joint Strike Fighter» (JSF)-programma van belang. Op 16 april 1997 is met Noorwegen en de Verenigde Staten een «memorandum of agreement» (MOA) getekend voor deelneming als «limited cooperative partner» aan het «requirement validation»-project (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 44). Op korte termijn is een besluit van Denemarken over deelneming aan het project te verwachten. In het MOA is hiermee rekening gehouden.
In 1997 neemt de Tactische helikoptergroep de laatste van de 17 Cougar-helikopters in gebruik. Zeven Cougars zijn uitgerust met veiligheidsmiddelen om boven water te kunnen vliegen en hebben beperkte voorzieningen om bij gunstige weersomstandigheden vanaf het amfibische transportschip te opereren. De praktijkbeproevingen voor het bepalen van de veiligheidsgrenzen bij het opereren vanaf het amfibische transportschip beginnen in 1998. In 1996 zijn de eerste zeven Chinook-helikopters in gebruik genomen, in 1998 volgen de laatste zes. Gezocht wordt naar goede simulatorcapaciteit voor de transporthelikopters. Om de tijdige operationele inzetbaarheid van de Luchtmobiele brigade te waarborgen, zal voor een beperkte periode een deel van de vliegers voor de bewapende helikopters opgeleid moeten zijn voor de Apache-helikopters van het type A en een ander deel voor het type D. Om de overgang van A naar D zonder verlies van inzetbaarheid te verwezenlijken, zullen de conversie-opleidingen reeds in 1998 beginnen. In 1998 zullen verder de eerste vier Apache AH-64D bewapende helikopters worden geleverd voor de vliegerconversie in de Verenigde Staten. De Koninklijke luchtmacht ontvangt de laatste bewapende helikopter in 2002.
In verband met de maatregelen tegen de proliferatie van NBC-wapens en hun overbrengingsmiddelen wordt het Patriot-systeem beter geschikt gemaakt voor «extended air defence» en «theater missile defence» (de EAD/TMD-capaciteit). Het vermogen om deze taak uit te voeren wordt verbeterd door het aanbrengen van de PDB5/SD5-modificatie (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 96). Een verdere verbetering van de EAD/TMD-capaciteit is vooral gericht op de onderschepping en vernietiging van tactische raketten voor de lange afstand die nucleaire, biologische of chemische wapens vervoeren en op de verdediging van een groter gebied. Daartoe dient onder andere de aanschaf van PAC-III-raketten.
Het Hawk Pip-III-systeem wordt in combinatie met de Patriot ingezet in de «Triple Air Defence»-squadrons van de Koninklijke luchtmacht. Het systeem is omstreeks 2005 in operationeel en technisch opzicht verouderd. De Koninklijke luchtmacht is onlangs een studie begonnen naar de vervanging of de verbetering van deze Hawk-systemen in samenhang met het Patriot-wapensysteem. Het onderzoek omvat ook de mogelijkheden tot deelneming aan het project «Medium Extended Air Defence», waarin de Verenigde Staten, Duitsland en Italië samenwerken.
Ook de Koninklijke luchtmacht wordt steeds vaker ingezet voor vredesoperaties. Ondersteuning van luchtoperaties in dit verband geschiedt op dit ogenblik onder andere door het «Nato Air Defence Ground Environment» (Nadge), waarvan ook het «Control and Reporting Centre» in Nieuw Milligen deel uitmaakt. Het Nadge zal worden vervangen door het Navo «Air Command and Control System» (ACCS) dat naast statische onderdelen ook mobiele componenten zal bevatten. Onderzocht wordt in hoeverre in aanvulling op het betrekkelijk beperkte ACCS-programma ook moet worden voorzien in nationale mobiele «Command and Control»-componenten voor de ondersteuning van CJTF-operaties en van uitgezonden eenheden.
In 1996 zijn de sterkte en het werk van de militaire politiedienst geëvalueerd. Doel was een goede afstemming tussen de gewenste politiezorg en de vereiste capaciteit. De civiele politietaken van de Koninklijke marechaussee nemen verder toe door aanvullende maatregelen in het kader van het verdrag van Schengen (zie ook 3.5.3). De uitbreidingen van de militaire en civiele politietaken leiden tot een geleidelijke uitbreiding van de gewenste sterkte van de Koninklijke marechaussee met 287. Een knelpunt blijft de bewaking van de zeegrenzen.
3.5.2 Voortgang herstructurering militaire politiedienst
De herstructurering en vooral de verkleining van de Nederlandse krijgsmacht hebben geleid tot minder marechaussees voor de politietaak voor de krijgsmacht. Rekening moet echter worden gehouden met de ontwikkeling van de criminaliteit in de krijgsmacht. Voor de beheersing van de criminaliteit is een goede afstemming tussen preventieve en repressieve maatregelen nodig. De gewenste sterkte van de Koninklijke marechaussee wordt daartoe uitgebreid met 87 marechaussees voor de militaire politietaak en met 50 marechaussees voor de compensatie van uitzendingen en het scheppen van extra flexibiliteit.
3.5.3 Taakuitvoering voor andere ministeries
In 1996 heeft de minister van Justitie het plan van aanpak «mensensmokkel» aangeboden aan de Tweede Kamer. Onderdeel van dit plan zijn de inzet en de mogelijke herverdeling van de bestaande capaciteit van tachtig marechaussees, verdeeld over tien teams, voor de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit (GOC-teams). Volgens dit plan moeten drie GOC-teams ten behoeve van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag worden belast met de strijd tegen de mensensmokkel.
Schiphol ontwikkelt zich tot een Europese «mainport». De groei van het aantal reizigers beïnvloedt de politie-, veiligheids- en grensbewakingstaken van het District Koninklijke marechaussee Luchtvaart.
Behalve op Schiphol is de grensbewaking nog niet aangepast aan de controle-eisen die in het kader van het verdrag van Schengen gelden. De Algemene Rekenkamer heeft een rapport uitgebracht over het Nationaal Schengen informatiesysteem en de «Bezoekcommissie buitengrenzen Nederland» heeft een verslag opgesteld. De «blauwe grens»-problematiek, in het bijzonder de grensbewaking in de zeehavens, is onderwerp van onderzoek. De Kamer zal over de resultaten worden geïnformeerd.
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van vorig jaar heeft de minister-president f 30 miljoen extra toegezegd voor aanvullende maatregelen ter uitvoering van het verdrag van Schengen. Hiervan is met ingang van 1997 structureel f 14,1 miljoen aan de Koninklijke marechaussee toegewezen. In dit verband worden de volgende maatregelen getroffen:
– 100 marechaussees extra voor de ploegen voor het mobiel toezicht vreemdelingen («MTV-ploegen») aan de Schengen-binnengrenzen, onder andere voor MTV-onderzoeken naar valse of vervalste documenten, mensensmokkel en mensenhandel en andere delicten. De sturing van deze ploegen door de districtsstaf wordt versterkt met het oog op een betere coördinatie en het leiden van strafrechtelijke onderzoeken;
– 36 marechaussees extra voor het District Koninklijke marechaussee Luchtvaart voor grenscontroles: preboarding checks, gate checks en gate observaties;
– 14 extra marechaussees voor het inrichten van een extra controlepunt op de G-pier van Schiphol om het controleregime op de luchthaven in overeenstemming te brengen met de verplichtingen uit de Schengen Uitvoeringsovereenkomst. Hierover heeft de staatssecretaris van Justitie de Tweede Kamer ingelicht (Kamerstukken II 1996/97, 19 326, nr. 154).
De gewenste sterkte van de Koninklijke marechaussee neemt hierdoor structureel toe met 150 marechaussees. De toegewezen financiële middelen worden in 1997 vooral aangewend voor infrastructurele voorzieningen en voor transportmiddelen voor vervoer en verwijdering van vreemdelingen. Daarna zal in de extra personeelsbehoefte worden voorzien.
De Koninklijke marechaussee kent veel verschillende geautomatiseerde informatiesystemen. Voor een goede informatie-architectuur, ook op langere termijn, is in 1996 begonnen met de verbetering van de informatievoorziening. Dit vergt investeringen in nieuwe informatiesystemen, in het onderhoud van de bestaande informatiesystemen en in passende technische infrastructuur. Deze projecten zijn van wezenlijk belang voor de informatievoorziening en voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering.
Het C2000-project is een nieuw radiocommunicatienetwerk met landelijk bereik voor openbare orde en veiligheid (politie-, brandweer- en ambulancediensten). De techniek van dit radionetwerk berust op de Europese standaard Tetra en is door de Schengen-landen aanvaard voor grensoverschrijdende mobiele communicatie voor openbare orde en veiligheid. Het gebruik van het C2000-radionetwerk zal worden verplicht voor de organisaties die belast zijn met het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Dit geldt ook voor de Koninklijke marechaussee voor de taken die in de Politiewet zijn genoemd. De minister van Binnenlandse Zaken heeft de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II 1996/97, 25 124, nr. 1).
3.6 Defensie interservice commando
Het in 1996 opgerichte Defensie interservice commando (Dico) staat ten dienste van de hele krijgsmacht. De agentschappen, diensten en bedrijven die in het Dico zijn opgenomen leveren een scala van ondersteunende diensten voor heel Defensie.
Het Dico is een organisatie in opbouw. Vooral in de beginfase, in 1996, waren er enige aanloopproblemen. De administratieve organisatie bleek onvoldoende aangepast voor het vele werk dat in korte tijd moest worden verricht om diensten en bedrijven van krijgsmachtdelen en de centrale organisatie over te hevelen naar het Dico. Aan de hand van de inmiddels opgedane ervaringen is die organisatie verbeterd. De ondersteunende diensten en bedrijven opereren binnen het Dico als «resultaatverantwoordelijke» eenheden of als agentschap. Zij kunnen zelf een zakelijke relatie met de klanten bij Defensie onderhouden.
3.6.2 Voortgang reorganisaties
De in 1996 opgerichte interservice-eenheden Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO), de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie (DWS), het Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB) en de Diensten voor Geestelijke Verzorging (DGV) maken elk een ingrijpende reorganisatie door. Dit is een gevolg van de doelmatigheidsoperatie. De verwachte structurele besparingen op de exploitatie zullen in het jaar 2000 zijn opgelopen tot ongeveer 15 procent van het budget van 1996. De reorganisaties verlopen volgens plan en zullen voor de DVVO en de DWS in 1998 zijn voltooid. De reorganisaties bij het GFB en de DGV zullen in 1999 en 2000 worden afgesloten. De personeelsverminderingen als gevolg van deze reorganisaties gaan door tot het jaar 2001.
Tenslotte zijn in 1997 voorbereidingen getroffen voor een reorganisatie bij de dienst Militaire Pensioenen (DMP) in Kerkrade. Doel is de inrichting van een moderne administratie van verzekerden voor de militaire pensioenen. Hierbij zullen ook de gevolgen voor de huidige organisatie van de DMP en voor het personeel worden bezien.
Op termijn zullen ook andere interservice diensten en bedrijven in het Dico worden opgenomen. Op 1 januari 1997 ging het Bureau Internationale Militaire Sportwedstrijden van de Koninklijke landmacht over naar het Dico. Op 1 september 1997 is de Defensie Telematica Organisatie (DTO) opgericht en toegevoegd aan het Dico. Voorts bestaat het voornemen de Maatschappelijke Dienst Defensie op 1 januari 1998 over te hevelen van de Koninklijke luchtmacht naar het Dico.
3.6.3 Defensie Telematica Organisatie
De Defensie Telematica Organisatie (DTO) is het gemeenschappelijk ondersteunend bedrijf voor telematica en informatietechnologie van Defensie. De DTO levert een compleet pakket diensten op het gebied van informatietechnologie (IT) en telematica aan de defensie-organisatie. Voorts wordt de DTO het kenniscentrum voor Defensie op deze gebieden. In de DTO zijn opgenomen het Duyverman Computer Centrum en delen van het Centrum voor Automatisering van Bestuurlijke Informatiesystemen van de Koninklijke marine, de Dienstencentra voor automatisering van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht, het beheerscentrum van het Netherlands Armed Forces Integrated Network, het Nationaal commando Telematicabedrijf van de Koninklijke landmacht en de netwerkbeheerorganisatie van de Koninklijke marine. De markt van de DTO is de defensie-organisatie. Onder strikte voorwaarden mag de DTO ook producten en diensten leveren aan andere onderdelen van de rijksoverheid en aan de Navo.
Het voornemen is de DTO op 1 januari 1998 de agentschapsstatus te verlenen, omdat die de mogelijkheid biedt de vraag beter te reguleren. Bovendien is daardoor een beter inzicht in de kosten mogelijk en zijn er goede voorzieningen om te reserveren voor kapitaalintensieve investeringen op IT-gebied. Dit alles bevordert de doelmatigheid.
3.6.4 Ontwikkeling besturingsmodel
Voor de interservice diensten en bedrijven van het Dico is een doelmatige dienstverlening van belang. Uitgangspunt voor de dienstverlening vormt de zakelijke relatie tussen de klant en de leverancier, met afspraken over kwaliteit, kwantiteit en plaats en tijd van de te leveren diensten. Afhankelijk van het besturingsmodel verschilt de wijze waarop de middelen voor de Dico-eenheden worden gefinancierd. Bij de agentschappen worden de geleverde diensten direct verrekend met de afnemers tegen de integrale kostprijs. Bij de overige resultaatverantwoordelijke eenheden van het Dico gebeurt de financiering door jaarlijkse toewijzing van een budget, op grond van de vooraf door de klanten gestelde en door de krijgsmachtdelen goedgekeurde behoefte.
HOOFDSTUK 4: HET PERSONEELSBELEID
Op 7 november 1996 is de gedragscode voor de krijgsmacht aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 19). De Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee zouden de code verder uitwerken en toelichten. Dit werk is inmiddels begonnen en duurt tot het najaar. Met het oog op een zo groot mogelijk draagvlak voor de gedragscode worden medewerkers op alle niveaus bij de uitwerking betrokken. De Koninklijke marine kent al sinds 1995 een gedragscode; binnenkort zal worden nagegaan of deze gedragscode doeltreffend is.
Ook in 1998 zullen de effecten van de herstructurering en de verkleining in volle omvang merkbaar zijn. Hoewel de ramingscijfers voor de overtolligheid van personeel dalen, zal ook de komende periode in het teken staan van herplaatsingsactiviteiten, ook buiten Defensie. Was de begrotingssterkte in 1995 nog bijna 90 000, in 1998 zal deze dalen tot ruim 76 000.
4.2 Voortgang herstructurering
De gewenste sterkte is de personele sterkte die nodig is om de formatie (functiebestand) te vullen. Bij het bepalen van de gewenste sterkte wordt rekening gehouden met de niet-beschikbaarheid van personeel. In de gewenste sterkte zijn de actualisering van de Prioriteitennota en de jongste doelmatigheidsmaatregelen als gevolg van de Novemberbrief verwerkt. De tabel bevat een overzicht van de personele gevolgen van de actualisering van de Prioriteitennota, die ook zijn aangegeven in hoofdstuk 2.
Overzicht aanpassing gewenste sterkte na actualisering Prioriteitennota | |
---|---|
Koninklijke marine | |
– uitbreiding Korps mariniers, logistieke en gevechtssteunbataljons (mariniers) | 150 |
Koninklijke landmacht | |
– herschikking binnen 1e Divisie «7 December» | 122 |
– uitbreiding genie | 78 |
– uitbreiding Korps commandotroepen | 87 |
Koninklijke luchtmacht | |
– uitbreiding vliegbasis Eindhoven | 95 (89 + 6) |
– uitbreiding THG/Klu (tot 1 juli 2003) | 179 |
Koninklijke marechaussee | |
– evaluatie militaire politietaak | 87 |
– uitbreiding voor internationale uitzendingen | 50 |
Totaal | 848 |
(842 militairen en 6 burgermedewerkers) |
Los van de aanpassing van het personeelsbestand door de actualisering van de Prioriteitennota is de sterkte tijdelijk uitgebreid met 35 defensiemedewerkers voor het project «Midlife update» F-16, omdat uitbesteden minder doelmatig bleek. Voor de intensivering van het vreemdelingenbeleid is de gewenste sterkte van de Koninklijke marechaussee met 150 marechaussees uitgebreid.
In mei 1995 werd verondersteld dat de doelmatigheidsoperatie (spoor 1) een personeelsvermindering van 3 300 zou betekenen: 300 dienstplichtigen en BBT-ers en 3 000 burgers en BOT-ers. De 3 000 burgers en BOT-ers werden als overtollig aangemerkt. Nu blijkt dat in de begrotingen voor 1996, 1997 en 1998 de personeelsvermindering is uitgekomen op 2 600, waaronder 1 600 burgers en BOT'ers. De personele vermindering als gevolg van de doelmatigheidsoperatie is 700 (3 300 – 2 600) lager dan voorzien in de begroting van 1996. Voor burgers en BOT'ers is het zelfs 1 400 (3 000 – 1 600) lager. Dit komt doordat er 700 BBT'ers minder zijn geworven.
In 1995 werd nog een tamelijk hoge overtolligheid voorzien. De nu beschikbare gegevens laten echter een daling van de overtolligheid zien. De vermindering van functies door de doelmatigheidsmaatregelen uit de Novemberbrief is geringer dan was voorzien. Voor de periode 1997–2002 wordt nu op grond van de Prioriteitennota en de Novemberbrief een overtolligheid verwacht van in totaal ongeveer 3 200. Dit houdt zeker niet in dat de inzet van het instrumentarium uit het Sociaal Beleidskader zou kunnen verminderen. Hoofddoelstellingen van het beleid blijven het voorkomen van gedwongen ontslagen en het voorkomen van een groei van het aantal ontvangers van wachtgelduitkeringen.
De werving van militairen geeft aanleiding tot bezorgdheid. In het eerste half jaar van 1997 bleek dat de aanstellingsresultaten achterbleven bij de aanstellingsbehoefte. Dit gold in het algemeen voor de werving van personeel voor specialistische, vooral technische, functies en in het bijzonder voor de gevechts(ondersteunende)functies bij de Koninklijke landmacht. Redenen waren onder meer de groeiende werkgelegenheid in ons land en het wegvallen van de dienstplichtigen.
De seizoensinvloeden voor de werving worden groter. Het lijkt erop dat Defensie steeds afhankelijker wordt van schoolverlaters, die voornamelijk in de tweede helft van het jaar op de arbeidsmarkt komen. Dit zal ook in 1998 en volgende jaren doorwerken. Omdat er bovendien sprake is van een grotere aanstellingsbehoefte dan in 1997, zal een aanzienlijke inspanning moeten worden geleverd. Daarom zal de geïntensiveerde werving, die in de loop van 1997 is begonnen, in 1998 worden voortgezet. Ook zal de werving meer dan voorheen op vrouwen worden gericht, een doelgroep die in de krijgsmacht nog steeds ondervertegenwoordigd is en waarbinnen waarschijnlijk groeimogelijkheden bestaan.
Sinds de Defensienota van 1991 is het personeelsbestand met ongeveer veertig procent verminderd. De instroom is beperkt en de uitstroom vergroot. De herplaatsing van defensiepersoneel krijgt veel aandacht. Inmiddels hebben duizenden binnen of buiten de organisatie een andere baan gevonden. Het aantal gedwongen ontslagen is daardoor tot nu toe beperkt gebleven. Dankzij de invoering van het instrument groepsovertolligheid en het daarop gebaseerde en inmiddels afgesloten project «Zorg voor werk» van de Koninklijke landmacht, kon worden voorkomen dat grote, door overtolligheid bedreigde, groepen personeel gedwongen in een herplaatsingstraject terecht kwamen. Velen hebben vrijwillig gebruik gemaakt van extern gerichte omscholingsprojecten, zoals de overgang naar het ministerie van Justitie en de politie.
De resterende overtolligheid heeft een individueel karakter en kan niet meer met behulp van het instrument groepsovertolligheid worden opgelost. Daarom zal nu de nadruk worden gelegd op interne herplaatsing. Daarbij spelen om-, her- en bijscholing een belangrijke rol. De vacaturestop voor burgerpersoneel en de beperkte instroom van militair personeel blijven voorlopig van kracht. Op persoonlijke basis zal ook externe herplaatsing een rol blijven spelen. Mede als gevolg van het project «Zorg voor werk» is de bereidheid van defensiepersoneel om zich te oriënteren op ander werk binnen en buiten Defensie toegenomen. Op grond van de ervaringen tot nu toe wordt aangenomen dat het defensiepersoneel in 1998 en volgende jaren voldoende vrijwillig gebruik maakt van het reguliere instrumentarium, het Sociaal Beleidskader, om het grootste deel van de resterende overtolligheid zonder gedwongen ontslagen op te vangen.
4.3.2 Overzicht van de personeelsreductie
Ten opzichte van 1990, het ijkpunt van de Prioriteitennota, is de personeelssterkte van Defensie, exclusief de agentschappen, met 41% afgenomen. Hierbij inbegrepen is de reductie als gevolg van de doelmatigheidsmaatregelen die voor 1996, 1997 en 1998 gelden. In dit overzicht is de personeelssterkte van de centrale organisatie uitgebreid ten opzichte van de begroting 1997. Dit is vooral het gevolg van de centralisatie van de militaire inlichtingendienst (MID), waardoor de sterkte van de centrale organisatie met ruim 450 toeneemt.
Vergelijking begroting 1998 – Prioriteitennota
Prioriteitennota | Begroting 1998 | ||
---|---|---|---|
gewenste sterkte 1998 volgens de Prioriteitennota1 | aantallen volgens de begroting 1998 | verschil in % ten opzichte van de Prioriteitennota | |
Koninklijke marine | |||
Beroepsmilitairen OT | 8 678 | 8 703 | 0,3% |
Beroepsmilitairen BT | 4 325 | 4 325 | |
Totaal militair personeel | 13 003 | 13 028 | 0,2% |
Burgerpersoneel | 4 383 | 4 422 | 0,9% |
Totaal personeel | 17 386 | 17 450 | 0,4% |
Totale reductie t.o.v. 19902 | 23% | 22,7% | |
Koninklijke landmacht | |||
Beroepsmilitairen OT | 11 039 | 11 553 | 4,7% |
Beroepsmilitairen BT | 13 844 | 12 703 | – 8,2% |
Totaal militair personeel | 24 883 | 24 256 | – 2,5% |
Burgerpersoneel | 8 863 | 9 479 | 7,0% |
Totaal personeel | 33 746 | 33 735 | – 0,03% |
Totale reductie t.o.v. 19902 | 53,4% | 53,5% | |
Koninklijke luchtmacht | |||
Beroepsmilitairen OT | 8 173 | 8 264 | 1,1% |
Beroepsmilitairen BT | 3 279 | 3 279 | |
Totaal militair personeel | 11 452 | 11 543 | 0,8% |
Burgerpersoneel | 1 800 | 1 801 | 0,1% |
Totaal personeel | 13 252 | 13 344 | 0,7% |
Totale reductie t.o.v. 19902 | 32,7% | 32,2% | |
Koninklijke marechaussee | |||
Beroepsmilitairen OT | 3 203 | 3 209 | 0,2% |
Beroepsmilitairen BT | 1 598 | 1 495 | – 6,4% |
Totaal militair personeel | 4 801 | 4 704 | – 2,0% |
Burgerpersoneel | 157 | 157 | |
Totaal personeel | 4 958 | 4 861 | – 2,0% |
Totale reductie t.o.v. 19902 | 9,2% | 11,0% | |
Centrale organisatie | |||
Beroepsmilitairen OT | 657 | 661 | 0,6% |
Beroepsmilitairen BT | 34 | 34 | |
Totaal militair personeel | 691 | 695 | 0,6% |
Burgerpersoneel | 979 | 1 046 | 6,8% |
Totaal personeel | 1 670 | 1 741 | 4,3% |
Totale reductie t.o.v. 19953 | 18,1% | 14,6% | |
Dico | |||
Beroepsmilitairen OT | 1 010 | 1 046 | 3,6% |
Beroepsmilitairen BT | 505 | 502 | – 0,6% |
Totaal militair personeel | 1 515 | 1 548 | 2,2% |
Burgerpersoneel | 1 167 | 1 151 | – 1,4% |
Totaal personeel | 2 682 | 2 699 | 0,7% |
Homogene groep | |||
Beroepsmilitairen OT | 159 | 159 | |
Beroepsmilitairen BT | 1 | 1 | |
Totaal militair personeel | 160 | 160 | |
Burgerpersoneel | 27 | 27 | |
Totaal personeel | 187 | 187 | 0,0% |
Totaal overzicht Defensie | |||
Beroepsmilitairen OT | 32 919 | 33 595 | 2,1% |
Beroepsmilitairen BT | 23 586 | 22 339 | – 5,3% |
Totaal militair personeel | 56 505 | 55 934 | – 1,0% |
Burgerpersoneel | 17 376 | 18 093 | 4,1% |
Totaal personeel | 73 881 | 74 017 | 0,2% |
Totale reductie t.o.v. 19902 | 41,0% | 40,9% | |
Defensie Telematica Organisatie | |||
Beroepsmilitairen | 162 | ||
Burgerpersoneel | 893 | ||
Totaal personeel | 1 055 | ||
Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen | |||
Beroepsmilitairen | 70 | ||
Burgerpersoneel | 1 220 | ||
Totaal personeel | 1 290 | ||
Totaal-generaal | 76 362 |
De Prioriteitennota vermeldt de gewenste personeelssterkte, exclusief personeel dat BV-LOM geniet en exclusief (verwachte) aantallen BDOS. De begrotingssterkte is inclusief BV-LOM-genietenden en aantallen BDOS. De vermelde aantallen zijn uitgedrukt in volle tijdsequivalenten op basis van een 38-urige werkweek.
1 De personeelssterktereeks voor 1998 uit de Prioriteitennota is geactualiseerd voor die mutaties in de personeelssterkte die voor de berekening van de omvang van de reducties buiten beschouwing dienen te blijven. In deze mutaties zijn verwerkt de doorwerking van de 1e tranche doelmatigheidsmaatregelen uit de begroting 1996, de effecten van de 2e tranche doelmatigheidsmaatregelen met ingang van de begroting 1997, de homogene groep, overhevelingen tussen beleidsterreinen en beleidsbijstellingen.
2 De begrote sterkte 1990 is het ijkpunt voor de personeelsreducties (zie Defensienota, blz. 164). De vermelde percentages zijn de totale reducties inclusief de opschorting van de opkomstplicht voor dienstplichtigen van het desbetreffende beleidsterrein.
3 Voor de CO wordt met ingang van 1996 de herziene begroting 1995 gehanteerd als ijkpunt omdat de omvangrijke verzelfstandiging van Dico en DGW&T een incorrect beeld zou geven van de personeelsreductie. De groei van de personeelssterkte ten opzichte van de begroting 1997 is het gevolg van de centralisatie van de militaire inlichtingendienst.
4.4 Arbeidsvoorwaarden algemeen
Tegen de achtergrond van de sterk toegenomen wervingsbehoefte is het van belang dat Defensie voor werknemers een aantrekkelijke werkgever is en blijft. Deze wens is in het op 4 juni 1997 afgesloten Arbeidsvoorwaardenakkoord 1997/1999 tot uitdrukking gebracht. Naast een met andere sectoren vergelijkbare algemene loonontwikkeling is daarin aandacht besteed aan de secundaire arbeidsvoorwaarden. Het gaat onder andere om verbetering van de werkgelegenheidsperspectieven door middel van «employability» en scholing, uitbreiding van de mogelijkheden van kinderopvang en uitbreiding van de spaarloonregeling. Ook is er behoefte om – buiten de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden om – emolumenten aan te bieden aan de werknemers. Defensie kan bijvoorbeeld tegen gunstige voorwaarden collectieve verzekeringen afsluiten waarvan de werknemers individueel gebruik kunnen maken. Inmiddels zijn collectieve raamcontracten afgesloten op het gebied van aanvullende verzekeringen voor invaliditeit en overlijden.
Sinds 1 januari 1997 is de Arbeidstijdenwet van kracht voor Defensie. Met de sectorcommissie Defensie is een voorlopige voorziening overeengekomen die inhoudt dat – zonodig met gebruikmaking van de maximale ruimte die de Arbeidstijdenwet biedt – de huidige roosters grotendeels kunnen worden gehandhaafd. Afgesproken is dat wordt onderzocht of de ruimte die de wet biedt ook volledig moet worden benut. Na voltooiing van het onderzoek zal met de sectorcommissie Defensie worden overlegd over een definitieve wijziging van het Burgerlijk Ambtenaren Reglement Defensie en het Algemeen Militair Ambtenaren Reglement.
De dynamiek van de arbeidsmarkt vereist een flexibele personeelsstructuur; een «baan voor het leven» komt steeds minder voor. De personeelsplanning zal genuanceerd moeten inspelen op een flexibeler personeelsbestand. Centraal staat de individuele loopbaan binnen en buiten de defensie-organisatie. Grotere mobiliteit is nodig. Dit vereist een hierop afgestemd personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid. In de praktijk betekent dit dat het beleid erop wordt gericht de kansen en mogelijkheden van defensiemedewerkers op de arbeidsmarkt te vergroten, vooral van degenen die tijdelijk in de organisatie werken. «Employability» is zowel voor werkgever als werknemer van belang en wordt dan ook door werkgevers- en werknemersorganisaties in programma's opgenomen.
4.5.1 Pensioenen en sociale zekerheid
Het militaire pensioenstelsel kent een aantal bijzonderheden op het gebied van regelgeving, financiering, besturing en uitvoering. Er is aanleiding om te bezien of dit stelsel nog voldoende past bij de veranderde omstandigheden. Dat geldt in de eerste plaats de regelgeving, die nu nog bestaat uit de Algemene militaire pensioenwet uit 1966 en achttien oudere wetten die sinds het begin van deze eeuw tot stand zijn gekomen. Een vèrgaande vereenvoudiging van de regelgeving zal de doelmatigheid van de uitvoering ten goede komen. Uiteraard blijven opgebouwde rechten en ingegane pensioenen onaangetast.
De uitvoering wordt verbeterd door de opzet van een verzekerdenadministratie, waarin de opgebouwde aanspraken permanent worden geregistreerd. Ook kan hierdoor de dienstverlening en de informatievoorziening voor de betrokkenen worden verbeterd. De mogelijkheden van een kapitaaldekking voor het pensioenstelsel worden onderzocht.
Flexibilisering van het tijdstip van leeftijdsontslag van militairen wordt eveneens onderzocht. Gezien de maatschappelijke discussie over flexibilisering en deelneming aan het arbeidsproces is het gewenst de mogelijkheden van verschillende diensteinderegelingen in kaart te brengen, vooral vanuit een operationele invalshoek. Een studie hierover zal eind 1997 gereed zijn. Bij alle varianten geldt, overeenkomstig de motie-Van den Doel (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 24), als uitgangspunt dat de huidige leeftijdsgrenzen in ieder geval tot en met het jaar 2001 worden gehandhaafd.
Defensie krijgt steeds meer claims van (ex-)werknemers met letselschade ten gevolge van militaire dienst. Hoewel de militaire pensioenwetgeving in een aantal gevallen voorzieningen biedt, blijkt in steeds meer situaties dat de schadeloosstellingsgedachte niet altijd meer afdoende is. Mede op grond van een aantal rechterlijke uitspraken zal worden bezien of het niveau van de voorzieningen aanpassing behoeft. In dat licht zal derhalve een studie worden verricht naar een vernieuwing van de invaliditeitsvoorzieningen voor defensiepersoneel dat door de militaire dienst letselschade ondervindt. De resultaten van die studie zullen in de sectorcommissie Defensie worden besproken, waarschijnlijk in het voorjaar van 1998.
Sinds 1 januari 1995 zijn militairen in werkelijke dienst verzekerd tegen ziektekosten bij de Stichting ziektekostenverzekering krijgsmacht (SZVK). Voor militairen met leeftijdsontslag en hun gezinsleden en voor nabestaanden van militairen treedt de SZVK op als intermediair voor een collectieve particuliere ziektekostenverzekering. Besloten is de ziektekostenverzekering voor de UKW-ers in beginsel op publiekrechtelijke basis bij de SZVK onder te brengen.
Op 1 juli 1997 is de Uitkeringswet financiële compensatie twee- tot vijfjarige dienstplichttijd veteranen aan de Kamer aangeboden. Dit is een blijk van waardering en respect jegens de veteranen die als dienstplichtige twee tot vijf jaar hebben gediend, waarvan tenminste enige tijd in Nederlands-Indië, Korea, Nieuw Guinea of tijdens de Tweede Wereldoorlog (motie-Zijlstra, Kamerstukken II 1991/92, 21 490, nr. 18).
In de motie-Van den Doel/De Koning (Kamerstukken II 1996/1997, 25 000 X, nr. 25) is de regering verzocht steun te geven aan initiatieven tot instelling van een Dag voor de Veteraan. De krijgsmachtdelen organiseren al een jaarlijkse veteranendag, die meestal samenvalt met een andere grote activiteit en waarbij een bepaalde groep veteranen voor het voetlicht wordt gebracht. Deze dagen zijn een uiting van erkenning van de veteraan. Veteranen nemen dan ook massaal aan deze dagen deel. Defensie zal, in samenwerking met het veteranenplatform, waarin veteranenverenigingen zijn vertegenwoordigd, steun verlenen aan eventuele andere initiatieven uit de maatschappij voor de instelling van een Dag voor de Veteraan.
De Vrije Universiteit heeft onderzoek gedaan naar de zorgbehoefte van veteranen en hun partners en naar de bijbehorende zorgstructuren. Op grond hiervan heeft de begeleidingscommissie beleidsaanbevelingen opgesteld. De Kamer ontvangt begin 1998 een toekomstvisie op het veteranen- en nazorgbeleid.
In 1998 zullen ook de uitkomsten bekend worden van het door de Katholieke Universiteit van Nijmegen en de Vrije Universiteit uitgevoerde onderzoek naar de gezondheidsklachten van personeel dat uitgezonden was naar Cambodja. De resultaten zullen aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Overeenkomstig de afspraak die met de Tweede Kamer is gemaakt bij de behandeling van de Novemberbrief, op 7 juni 1995, is in 1996 een begin gemaakt met de gesprekken met de zendende instanties over de evaluatie van het «drie-pilarenonderzoek». Het drie-pilarenonderzoek heeft betrekking op de verdeling van geestelijke verzorgers in de krijgsmacht. Deze verdeling berust op de uitkomsten van de onderzoeken naar de drie «pilaren»:
– de voorkeur bij de actief dienende militairen voor één van de richtingen van geestelijke verzorging;
– de structureel-kwantitatieve gegevens van de relevante genootschappen;
– de voorkeur van het mobilisabele bestand voor één van de richtingen van geestelijke verzorging.
Tijdens de gesprekken met de zendende instanties wordt nagegaan hoe de geestelijke verzorging zich op langere termijn moet ontwikkelen, mede gelet op de algehele ontwikkeling van de defensie-organisatie. Bovendien wordt bezien welke de knelpunten zijn bij de geestelijke verzorging en hoe die kunnen worden opgelost. De versterkte samenwerking tussen de diensten van rooms-katholieke, protestantse en humanistisch geestelijke verzorging lijkt een geheel nieuw pilarenonderzoek overbodig te maken. Over de uitkomsten van de besprekingen wordt de Kamer uiteraard nader ingelicht.
4.7 Algemene militaire opleiding
De initiële opleiding bestaat uit twee onlosmakelijk met elkaar verbonden delen: de algemene militaire opleiding en de functie-opleiding. In beide opleidingen wordt aandacht besteed aan militair-technische vakken en aan algemeen vormende vakken: fundamentele maatschappelijke vorming en tolerantiebevorderend onderwijs. Overigens zijn er ook in de «tewerkstellingsfase» algemeen vormende activiteiten, zoals de uren geestelijke verzorging. Vanaf midden 1998 zullen de schoolbataljons die de algemene militaire opleiding verzorgen voor de BBT'ers bij het COKL worden ondergebracht. Hiermee komt de verantwoordelijkheid voor het hele opleidingstraject bij de Koninklijke landmacht in een hand. Dit zal leiden tot een betere afstemming.
Naar aanleiding van de motie-De Koning (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 30) is onderzocht of de inhoud van de algemene militaire opleiding bijstelling behoeft ten opzichte van de functiegerichte opleiding, opdat de initiële opleiding van de militair zowel in de diepte als in de breedte wordt verbeterd. De BBT-ers krijgen vooral aan het begin van hun opleiding les in maatschappijgerichte vakken. Vooral bij de Koninklijke landmacht is een toegenomen behoefte aan vorming en begeleiding van de BBT-ers. Daarom worden de didactische kwaliteiten van de instructeurs verbeterd en krijgen instructeurs en het midden- en hogere kader cursussen bedrijfsethiek. Meer nog dan voorheen worden vorming en begeleiding een integraal deel van de gehele opleiding van de militair. Bij de andere krijgsmachtdelen zijn thans geen aanpassingen noodzakelijk.
Op 25 juni 1997 is de beleidsbrief emancipatie Defensie, getiteld «Verder kijken dan vandaag» (Kamerstukken II 1996/97, 25 436, nr. 1), aan de Kamer aangeboden. Hierin wordt een samenhangend pakket van maatregelen gepresenteerd gericht op het interesseren, motiveren en behouden van vrouwen voor de defensie-organisatie. Speerpunten in het emancipatiebeleid, dat gericht is op militair èn burgerpersoneel, zijn het verruimen van de mogelijkheden voor deeltijdverlof en gericht loopbaanbeleid voor vrouwen vanaf de rang van kapitein (militair) of schaal 10 (burger). In 2010 moet het militaire personeel voor 12 procent bestaan uit vrouwen. Voor burgerpersoneel geldt een streefpercentage van 30. De beleidsbrief is tot stand gekomen na uitvoerig overleg met vrouwelijke werknemers, het defensievrouwennetwerk en de centrales voor militair en burgerpersoneel. De Interdepartementale Commissie Emancipatiebeleid heeft een positief advies over de beleidsbrief uitgebracht.
HOOFDSTUK 5: HET MATERIEELBELEID
De krijgsmacht staat aan de vooravond van de vervanging van een aantal hoofdwapensystemen. Deze projecten moeten ertoe bijdragen dat de krijgsmacht goed uitgerust blijft. Het betreft onder meer de vervanging van de F-16 en de pantservoertuigen. Gezien de aanzienlijke investeringen die zijn gemoeid met dergelijke projecten is het van belang tijdig de mogelijkheden te verkennen van internationale samenwerking en inschakeling van nationale onderzoeksinstellingen en industrieën. Een belangrijk uitgangspunt is de bijdrage aan de instandhouding van de nationale en de Europese defensietechnologie en industrie. Dit is in overeenstemming met de versterking van de Europese veiligheids- en defensie-identiteit binnen het bondgenootschap. Ook in de transatlantische contacten wordt gestreefd naar een zo goed en zo breed mogelijke inschakeling van de nationale defensie-industrie.
Als gevolg van de verbeterde veiligheidssituatie en de daarmee gepaard gaande verlaging van de defensiebudgetten is er nog steeds sprake van een krimpende markt voor defensiematerieel. De investeringsniveaus staan in veel landen onder druk. Vervanging van wapensystemen zal minder snel nodig zijn dankzij de ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie, maar door snelle technologische vernieuwingen zal het tempo van de tactische en technologische veroudering van het materieel op bepaalde gebieden evenwel toenemen. Dit onderstreept het belang van voortdurende aandacht voor de technologische kwaliteit van het materieel. Daarbij moet de afweging worden gemaakt tussen verbetering van het al aanwezige materieel en vervanging door technologisch hoogwaardiger middelen. Er wordt prioriteit gegeven aan investeringen in wapensystemen die in het hele geweldsspectrum kunnen worden ingezet.
De herstructurering van de defensie-industrie zal doorgaan. Door verdergaande concentratie zal het aantal aanbieders afnemen. Hierdoor verandert het krachtenveld voor de onderhandelingen over prijs, kwaliteit en levertijd. Dit vergt een verdere kwalitatieve verbetering van processen en procedures vanaf de behoeftestelling tot en met de verwerving.
Ook aan de zijde van overheden vindt een concentratie plaats. Steeds minder landen zijn in staat zelfstandig wapensystemen te ontwikkelen. Het belang van internationale samenwerking neemt daarom toe. Deze samenwerking krijgt een impuls door de oprichting van materieelagentschappen. Nederland neemt deel in de «Western European Armaments Organisation» (WEAO), de uitvoerende organisatie voor de Europese defensie research- en technologie-activiteiten, en treft voorbereidingen voor aansluiting bij het materieelagentschap dat op 12 november 1996 is opgericht door Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië, het «Organisme Conjoint de Coopération en Matière d'Armement» (Occar).
Tijdige afweging of in materieelbehoeften zal worden voorzien door aanschaf van de plank of door aansluiting bij de ontwikkeling van een systeem is voor Nederland van groot belang. Een factor hierbij is de mogelijkheid de Nederlandse defensie-industrie en Nederlandse onderzoeksinstellingen verantwoord in te schakelen. Door tijdig met de bondgenoten operationele behoeften en mogelijkheden tot materieelstandaardisatie af te stemmen, kunnen samenwerkingsprojecten worden onderkend. Dit vergroot de kansen op directe industriële deelneming en heeft als bijkomend voordeel dat Nederland minder afhankelijk wordt van compensatie-overeenkomsten. Dit geldt in versterkte mate voor complexe materieelprojecten en financieel zeer grote projecten.
5.2 Defensie Materieelkeuze Proces
Met het vernieuwde Defensie Materieelkeuze Proces (DMP), dat nu ook van toepassing is op projecten op het gebied van infrastructuur en automatisering, zijn inmiddels goede ervaringen opgedaan. Het DMP heeft betrekking op de besluitvorming vanaf de behoeftestelling tot en met de verwerving. Deze procedure biedt voldoende waarborgen voor een goed en zorgvuldig verloop van het keuzeproces. Ook de uitvoeringsfase van materieelprojecten, vanaf het besluit tot verwerving tot de instroming van het materieel, is nu een belangrijk aandachtspunt van het materieelbeleid. Deze fase beslaat vaak een groot aantal jaren. Een goed projectmanagement, dat let op levertijd, kwaliteit, geld en risico's, staat daarbij voorop.
Dankzij de verhoogde aandacht voor de fasen voorafgaande aan en volgend op het DMP krijgt Defensie betere mogelijkheden voor de beheersing van materieelinvesterings- en exploitatieprojecten met een technologisch of operationeel sterk vernieuwend karakter. Hierdoor kan ook het parlement beter op belangrijke momenten bij de besluitvorming worden betrokken.
Bij de keuze en de verwerving zal meer aandacht aan milieu-aspecten worden besteed op grond van het in de Nota Milieu en Economie neergelegde kabinetsbeleid. De uitvoering van het beleid verloopt via het Defensie Meerjarenplan Milieu. Het milieu is tevens een vast toetsingsgegeven in het DMP.
In 1995 is een jaarlijks interdepartementaal overleg ingesteld over grote materieelprojecten in de fase van de voorbereiding van de verwerving. Dit overleg verloopt goed en is belangrijk voor de voorbereiding van de ambtelijke en politieke besluitvorming. Een voorbeeld hiervan was de besluitvorming over de vervanging van twee Standaardfregatten door twee fregatten voor de luchtverdediging en het overleg over het medegebruik van Mogos (Mobiele Geneeskundige Operatiekamersystemen), Nafin en RPV.
5.3 Keuze- en verwervingsbeleid
De beheersing van een project is een voorwaarde voor een succesvolle afronding. Binnen het projectmanagement is het risicomanagement een wezenlijk element. In de meeste projecten is, zeker in de ontwikkelingsfase, sprake van risico's. Het is niet altijd mogelijk deze bij voorbaat uit te sluiten. Wel dienen de risico's tevoren zo goed mogelijk te worden opgespoord en onderzocht, opdat ze beter te beheersen zijn. Tegen onderkende risico's moeten passende voorzorgsmaatregelen worden genomen.
Een hulpmiddel voor de rationalisatie van de logistieke processen vormt het «Continuous Acquisition and Life-Cycle Support». Door een goed gebruik van de informatietechnologie wordt de overgang van de huidige «papier»-intensieve logistieke processen naar een volledig geautomatiseerde en geïntegreerde omgeving versneld. De eerste stappen worden gezet door invoering van interactieve elektronische handboeken en het elektronisch zaken doen.
5.4 Internationale materieelbetrekkingen
De Europese defensie-industrie verliest steeds meer terrein aan de grotendeels geherstructureerde Amerikaanse defensie-industrie. Een van de oorzaken van de beperkte concurrentiekracht van de Europese industrie is de gefragmenteerde Europese markt. Dit komt mede doordat landen de aanschaf van defensiematerieel vaak beschouwen als integraal bestanddeel van hun nationale souvereiniteit. Het behoud van een concurrerende Europese defensietechnologische en industriële basis is nauw verbonden met een gemeenschappelijk Europees buitenlands en veiligheidsbeleid en een gemeenschappelijk Europees defensiebeleid. De daling van de defensiebudgetten in veel landen, de kleinere markten en de steeds sterker stijgende kosten van de ontwikkeling van nieuw defensiematerieel, onderstrepen de noodzaak van een gericht beleid. In dit verband zijn vooral de grote landen van belang: zij beschikken over een aanzienlijke nationale defensie-industrie.
Nederland kan met zijn betrekkelijk kleine defensiegerelateerde industrie beperkt bijdragen aan het behoud van een Europese defensietechnologische en industriële basis. Het ministerie van Defensie zet zich in, samen met de ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken en met niet-overheidsinstanties als TNO en de Stichting Nederlandse Industriële Inschakeling Defensie-opdrachten (NIID), voor een tijdige inschakeling van de Nederlandse industrie en onderzoeksinstellingen. Het compensatie-instrument is belangrijk voor de verdere opbouw van kennis en kunde op het gebied van defensiematerieel in Nederland. Op deze manier kunnen de kansen van de Nederlandse defensie-industrie op de Europese markt worden bevorderd.
Een belangrijk initiatief van de Europese overheden om de Europese defensietechnologische en industriële basis te versterken vormen de activiteiten voor de oprichting van een materieelagentschap. Via twee sporen zoekt Defensie aansluiting bij een Europees materieelagentschap (Kamerstukken II 1996/97, 25 000 X, nr. 73). Nederland blijft streven naar een volwaardig Europees materieelagentschap. De ministers van Defensie van de landen van de «Western European Armaments Group» (Weag) hebben daarvoor op 18 november 1996 in Oostende de aanzet gegeven met de oprichting van de WEAO. Daarnaast streeft Defensie naar deelneming aan het Occar. Nederland heeft inmiddels de eerste fase van het project vervanging pantservoertuigen aangemeld als project dat onder het Occar kan worden gebracht.
Voorts wordt in nauwe samenwerking met de ministeries van Economische Zaken en van Buitenlandse Zaken steun verleend aan de exportactiviteiten van de Nederlandse industrie. Voor de interdepartementale afstemming dient het exportoverleg onder leiding van het ministerie van Economische Zaken. Exportondersteuning is een vast onderwerp in de bilaterale politieke en ambtelijke contacten. Internationale defensiebeurzen worden benut om steun te werven voor de Nederlandse defensie-industrie, onder meer door contacten met vertegenwoordigers van buitenlandse ministeries van Defensie die potentiële klanten van de Nederlandse industrie zijn. De coördinatie van de exportondersteuningsactiviteiten verzekert een coherente opstelling van Defensie ten opzichte van het bedrijfsleven.
Internationale samenwerking krijgt ook in de bestaande multi- en bilaterale contacten onverminderd aandacht. In Navo-verband ligt de nadruk op multinationale samenwerkingsprojecten. De «Conference of National Armaments Directors» (CNAD), vervult hierin een voortrekkersrol. Een belangrijk onderwerp in de CNAD is de «Alliance Ground Surveillance». In de CNAD is besloten tot een breed opgezette herbezinning op de geallieerde materieelsamenwerking («NATO Armaments Review»), in het bijzonder de werking van het «Conventional Armaments Planning System». De studie zal waarschijnlijk voor de zomer van 1998 worden afgerond.
Voor de bilaterale samenwerking zijn Duitsland en Frankrijk de belangrijkste partners. Hoog op de agenda staan de toetreding tot het Occar en de voortgang van het NH-90 project. Bij de samenwerking zijn de doelmatigheid en de kosteneffectiviteit belangrijke factoren. De contacten met de Midden- en Oost-Europese landen zijn geïntensiveerd door gezamenlijke missies van overheid en bedrijfsleven, waarin de ministeries van Defensie en Economische Zaken en de industrie zijn vertegenwoordigd.
De Nederlandse industrie anticipeert actief op grote vervangingsprojecten. De NIID heeft het initiatief genomen tot de oprichting, op 10 februari 1997, van het «Netherlands Industrial Fighter Replacement Platform». Doel is een zo goed en breed mogelijke inschakeling van de Nederlandse defensie-industrie in het vervangingsprogramma van de F-16. Dat gebeurt ook voor het project voor de vervanging van de pantservoertuigen.
Defensie ondersteunt zulke samenwerkingsverbanden krachtig omdat ze essentieel zijn voor de instandhouding en versterking van de defensietechnologische en industriële basis. Naast de klassieke beslissingscriteria in materieelprojecten – prijs, kwaliteit en levertijd – zullen in toenemende mate ook politieke keuzes met betrekking tot internationale samenwerking in het materieelbeleid een rol gaan spelen. Zo'n politieke keuze betreft bijvoorbeeld de nationale bijdrage aan de Europese defensietechnologische en -industriële basis. Behoort directe participatie in de vorm van samenwerking in de ontwikkeling en de productie niet tot de mogelijkheden, dan blijft compensatie noodzakelijk. Om de naleving van compensatie-overeenkomsten te verbeteren, heeft de minister van Economische Zaken, mede namens de staatssecretaris van Defensie, een brief aangeboden aan het parlement over de afdwingbaarheid van compensatieverplichtingen (Kamerstukken II 1995/96, 24 793, nr. 1).
De aanbevelingen in het rapport van Europees Commissaris Bangemann over de Europese defensie-industrie zullen worden verwerkt in het materieelbeleid.
5.6 Verbetering materiële functiegebied
In het kader van de doelmatigheidsoperatie is onderzoek verricht naar mogelijke verbeteringen in het materiële functiegebied. Als resultaat van dit onderzoek zijn maatregelen genomen die de samenwerking tussen de krijgsmachtdelen bevorderen. Vooral de commerciële functie en het projectmanagement van de krijgsmachtdelen worden verbeterd. De effecten zullen de komende jaren merkbaar worden. Een voortdurend punt van aandacht is het vergelijken en analyseren van procedures en werkwijzen van de krijgsmachtdelen, zodat zij hun voordeel kunnen doen met elkaars ervaring.
Jaarlijks worden aanzienlijke bedragen besteed aan investeringen in en onderhoud van onroerend goed. Dit vergt voortdurende aandacht voor een goed beheer van het onroerend goed. Civiele normen worden gehanteerd voor het scheppen van een goed werk- en leefklimaat. Op grond van milieu-overwegingen worden meer en meer aanvullende eisen gesteld aan de kwaliteit van het onroerend goed. Zo zal duurzaam bouwen een steeds grotere rol gaan spelen.
1996 was een gunstig jaar voor zowel de ontvangsten uit de verkoop van roerende en onroerende zaken als de totale waarde van de gesloten contracten. Hiermee wordt de gunstige ontwikkeling van de afgelopen jaren voortgezet. De financiële aspecten van de afstoting van defensiegoederen worden nader toegelicht in paragraaf 7.4.
In 1996 zijn verkoopcontracten gesloten voor een totale waarde van f 712 miljoen. Een groot deel hiervan wordt pas in latere jaren ontvangen. Grote contracten betroffen de verkoop van 114 overtollige Leopard-2 tanks van de Koninklijke landmacht aan Oostenrijk en van twee S-fregatten van de Koninklijke marine aan de Verenigde Arabische Emiraten. De verkoop van de S-fregatten maakt deel uit van een groter pakket materieel en diensten waarbij Nederlandse bedrijven zijn betrokken.
De ontvangsten bedroegen in 1996 in totaal meer dan f 370 miljoen: f 254 miljoen uit de verkoop van strategisch materieel, f 28 miljoen uit de openbare verkoop van niet-strategische roerende zaken en f 88 miljoen uit de verkoop van onroerende zaken.
Op grond van gesloten contracten en de daaruit voortvloeiende termijnbetalingen, die ook in latere jaren geld opleveren, is de taakstelling voor 1997 en 1998 al voor een belangrijk deel bereikt. Met de verkoop van het laatste overtollige S-fregat in juni 1997 aan Griekenland is vrijwel al het moderne materieel verkocht dat op grond van de Defensienota en de Prioriteitennota overtollig is verklaard. Van het moderne materieel zijn op dit moment nog acht overtollige, vlieggerede F-16 jachtvliegtuigen voor verkoop beschikbaar. Gezien de Amerikaanse concurrentie zijn de verkoopkansen twijfelachtig.
Van het minder moderne materieel zijn de belangrijkste nog voor verkoop beschikbare wapensystemen de Leopard-1V tank, de Pantserrups-tegen-luchtdoelen en het M-113 commando- en verkenningsvoertuig. Kan dit materieel niet worden verkocht, dan rest slechts verschroting.
In de jaren na 1999 wordt een daling van de opbrengst van het af te stoten materieel voorzien. De herstructurering en de verkleining van de krijgsmacht naderen namelijk hun voltooiing, zodat er geen grote hoeveelheden betrekkelijk nieuw materieel meer beschikbaar komen voor afstoting. Dat hangt ook samen met de genoemde ontwikkeling tot het nadrukkelijker afwegen tussen de levensduurverlenging van bestaand materieel en de aanschaf van nieuw materieel.
De Kamer wordt over de verkoop van overtollige wapensystemen vooraf ingelicht. Voor de verkoop van strategisch materieel gelden de criteria van het wapenexportbeleid. Ook voor de export van vierwiel aangedreven voertuigen worden in interdepartementaal verband regels opgesteld om de kans te verkleinen dat deze voertuigen in geval van verkoop bij openbare inschrijving een ongewenste bestemming krijgen.
5.9 Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling
Het toenemend gebruik van geavanceerde technologieën voor crisisbeheersing en verdediging maakt voor Defensie het behoud van een infrastructuur van brede kennis en kunde in Nederland essentieel. Om ook internationaal een rol van betekenis te blijven spelen, moeten nationale onderzoeksinstituten zich kunnen onderscheiden. Daarom moeten zij zich ook toeleggen op gebieden waarop de Nederlandse industrie internationaal een vooraanstaande positie inneemt of kan innemen. Dit zijn gebieden waarin Nederland een toegevoegde waarde heeft voor de totstandkoming van een Europese defensietechnologische en industriële basis. Het gaat vooral om kennis voor het ontwikkelen van gespecialiseerde oppervlakteschepen (ontwerptechnologie, systeemtechnologie en platformautomatisering), radar en elektro-optische sensoren, voertuigen, simulatoren, data- en telecommunicatiesystemen en composietmaterialen. Met het oog op het behoud van kennis en kunde op het gebied van de defensietechnologie is het van belang dat onderzoeksgroepen van industrieën, onderzoeksinstellingen en universiteiten «joint ventures» vormen.
Tijdens hun ontmoeting in Oostende hebben de ministers van de Weag-landen het «Technology arrangement for laboratories in European defence science» (Thales) getekend. Dit stelt laboratoria die door de overheid worden gefinancierd in staat samen te werken in onderzoeksprogramma's en onderling kennis over te dragen. De resultaten dienen in beginsel de technologie-ontwikkeling te ondersteunen. Zo versterkt Thales de Europese defensietechnologische basis en bevordert het de harmonisatie van eisen en de standaardisatie van defensiematerieel. Nederland bereidt met andere Weag-landen drie onderzoeksprogramma's voor, één op het gebied van moderne radartechnologie en twee op het gebied van energetische materialen.
In «Eurofinder», een initiatief van de Europese industrie, zijn het in beginsel de bedrijven die voor technologie-ontwikkeling voorstellen formuleren en aanbieden. Nederlandse bedrijven en instituten hebben meegewerkt aan voorstellen op het gebied van de elektronica en informatieverwerking. Nederland behoort tot de koplopers in het programma.
De overheid en de industrie betalen een gelijke bijdrage aan Eurofinderprojecten. De lange duur voordat contracten worden gesloten zal waarschijnlijk vanaf april 1997 worden verkort. Dan zal namelijk de WEAO Research Cell contractuele verantwoordelijkheden krijgen. Voor de Eurofinderronde 1997 heeft Defensie vooral belangstelling voor technologie-ontwikkeling in de volgende gebieden: moderne radartechnologie, geavanceerde materialen en constructies, en simulatietechniek. Verder ziet Nederland mogelijkheden voor internationale samenwerking in opto-elektronica en onderwaterdetectie en aanverwante technologie.
Het faillissement van Fokker vormde voor het ministerie van Economische Zaken aanleiding samen met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Financiën en Defensie de strategische studie luchtvaartcluster te verrichten. Het belang van Defensie is vooral gelegen in de beschikbaarheid van deskundige ondersteuning bij de aanschaf, het operationeel gebruik en de instandhouding van luchtvaartgebonden systemen. Deze kennis is voor een deel aanwezig bij het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR), het belangrijkste Nederlandse onderzoeksinstituut op het gebied van de lucht- en ruimtevaart. Het NLR moet kunnen blijven rekenen op een bijdrage van de overheid voor het uitvoeren van een onderzoeksprogramma en voor de verbetering en de uitbreiding van de onderzoeksfaciliteiten. Defensie zal met steun van het NLR gaan deelnemen in de Amerikaanse projectorganisatie die de eisen formuleert voor de Joint Strike Fighter, die vanaf 2008 operationeel moet zijn. Hiervoor is een bedrag van ongeveer f 18 miljoen beschikbaar gesteld.
HOOFDSTUK 6: RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU
Op 19 juni 1997 is de Beleidsstudie Uitplaatsing Luchtmobiele brigade naar Oost-Groningen aan de Kamer aangeboden De studie bevestigt dat uitplaatsing op zichzelf mogelijk is. Uitplaatsing zou bepaalde voordelen kunnen hebben voor de natuur in Midden-Nederland en voor de regionale economie in Oost-Groningen. Maar er zijn nadelen voor het milieu in Oost-Groningen en voor de werving van personeel. De kosten van uitplaatsing zijn hoog: f 720 tot f 955 miljoen, afhankelijk van de plaats waar de helikopters worden gestationeerd. Alles afwegende is de regering tot de slotsom gekomen dat de voordelen van uitplaatsing niet opwegen tegen de nadelen.
Begin 1997 is het Inrichtingsplan voor het oefenterrein De Haar vastgesteld. Er is inmiddels een begin gemaakt met het intergemeentelijk bestemmingsplan. Op 29 april 1997 heeft de staatssecretaris op het terrein de eerste boom geplant.
Op 28 mei 1997 is het convenant over de inrichting en het beheer van de Eder- en Ginkelse heide ondertekend. Het convenant is op 20 juni 1997 aangeboden aan de Kamer.
In de loop van 1997 is de evaluatie van het Defensie Meerjarenplan Milieu (DMPM) afgesloten. Aan de hand van de uitkomsten zal een nieuw DMPM worden opgesteld. Het ligt in de bedoeling het nieuwe DMPM inhoudelijk af te stemmen op het Nationaal Milieubeleidsplan 3, dat nu wordt voorbereid.
Bij het de defensiemilieubeleid speelt de invoering van systematische milieuzorg een belangrijke rol. Sinds 1997 geldt hierbij als richtlijn de nieuwe internationaal erkende ISO 14001-norm.
Op 30 mei 1997 is voor de vliegbasis Volkel de geluidszone ingevolge de Luchtvaartwet vastgesteld. Daarmee zijn nu acht geluidszones van militaire luchtvaartterreinen wettelijk vastgesteld. Het betreft de zones om Leeuwarden, Twenthe, Deelen, Soesterberg, De Kooy, Valkenburg, Gilze-Rijen en Volkel. De overige drie geluidszones, voor Woensdrecht, Eindhoven en De Peel, zullen eind 1997, begin 1998 worden vastgesteld. De geluidsisolatieprojecten rondom de militaire luchtvaartterreinen worden voortgezet. Het totale programma zal waarschijnlijk in 2000 zijn voltooid.
Voor negen luchtvaartterreinen functioneert de commissie overleg en voorlichting milieuhygiëne ex artikel 28 van de Luchtvaartwet. Het gaat om Leeuwarden, Twenthe, Deelen, Soesterberg, De Kooy, Eindhoven, Valkenburg, Gilze-Rijen en Volkel. De commissie voor Woensdrecht zal in 1998 worden ingesteld. Gezien de gedeactiveerde status van de vliegbasis De Peel wordt voor deze vliegbasis voorlopig geen commissie ingesteld.
Voor de defensie-inrichtingen van artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer (de voormalige categorie A-inrichtingen Wet geluidhinder) zijn geluidszones aanwezig. Eind 1997, begin 1998 zullen de verschillende saneringsonderzoeken worden voltooid. Vervolgens zal de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een saneringsprogramma vaststellen.
Het sinds 1991 lopende bodemonderzoeks- en saneringsprogramma van Defensie wordt voortgezet. Sinds 1996 worden vijfjarenprogramma's aangeboden aan het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dat een en ander verwerkt in het «Meerjarenprogramma Bodemsanering Staatseigendommen». De kosten voor onderzoek en sanering zijn opgenomen in de krijgsmachtdeelbegrotingen.
Met deze ontwerpbegroting zijn ook voor het laatste gedeelte van de te behalen doelmatigheidswinst de maatregelen genomen die in de Novemberbrief zijn aangekondigd. Daarmee is de bezuinigingstaak uit het regeerakkoord uitgevoerd. Daarom staat het wetsartikel waarop de doelmatigheidsbesparingen worden verantwoord (08.03) nu voor het laatst in de ontwerpbegroting. Met de maatregelen die in de jaren 1996–1998 op dit artikel zijn verantwoord, wordt vanaf het jaar 2000 de structurele besparing van f 450 miljoen gehaald.
In het kader van de begrotingsvoorbereiding 1998 is, al met ingang van 1997, een bedrag van f 14,1 miljoen aan de defensiebegroting toegevoegd ter intensivering van de uitvoering van het Schengen-verdrag. De minister van Justitie heeft de Kamer daarover in een brief geïnformeerd (Kamerstukken II 1996/97, 25 386, nr. 1).
Voorts is het budget voor 1998 en volgende jaren met een klein bedrag verhoogd (f 2,0 respectievelijk f 1,8 miljoen) in verband met een voorgenomen herziening van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, die voorziet in een uitbreiding van de taken van de militaire inlichtingendienst. Deze heeft betrekking op een beperkt aantal taken van de voormalige Inlichtingen Dienst Buitenland. Deze herziening zal waarschijnlijk in 1998 haar beslag krijgen.
7.2 Overzicht reële ontwikkeling defensiebudget
De onderstaande overzichten laten de gevolgen zien van de bezuinigingen in de afgelopen jaren voor de reële ontwikkeling van het defensiebudget sinds de Prioriteitennota. De begroting voor 1998 zal in reële termen, dat wil zeggen exclusief loon- en prijsstijgingen en incidentele effecten, 8,9% lager zijn dan voorzien in de Prioriteitennota.
Overzicht van de financiële kortingen op Defensie sinds de Prioriteitennota (in miljoenen guldens) | ||||||||
1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
1994 begrotingsvoorbereiding | – 249 | – 254 | – 258 | – 259 | – 259 | – 259 | – 259 | – 259 |
1995 begrotingsvoorbereiding | – 318 | – 322 | – 322 | – 322 | – 322 | – 322 | – 322 | – 322 |
Regeerakkoord | – 129 | – 259 | – 516 | – 593 | – 593 | – 593 | – 593 | – 593 |
Herijking buitenlands beleid | + 200 | + 200 | + 200 | + 200 | + 200 | + 200 | ||
1997 begrotingsvoorbereiding | – 77 | – 66 | – 46 | – 46 | – 46 | – 46 | ||
– 696 | – 835 | – 973 | – 1 040 | – 1 020 | – 1 020 | – 1 020 | – 1 020 |
De ontwikkeling van het defensiebudget sinds de Prioriteitennota geeft reëel het volgende beeld te zien (in percentages):
Jaar | ten opzichte van het voorafgaande jaar | gecumuleerd sinds de Prioriteitennota |
1994 | – 2,1 | – 2,1 |
1995 | – 4,1 | – 6,1 |
1996 | – 1,2 | – 7,2 |
1997 | – 1,2 | – 8,3 |
1998 | – 0,6 | – 8,9 |
1999 | 0,2 | – 8,7 |
vanaf 2000 | – | – 8,7 |
7.3 Verdeling over de bestedingscategorieën 1996–1998
Hieronder is de verdeling van het totale defensiebudget over de bestedingscategorieën weergegeven:
1996 (in miljoenen guldens) | |||||
Omschrijving | Personele exploitatie | Materiële exploitatie | Investeringen | Pensioe-nen & wachtgelden | Totaal |
Ontwerpbegroting-1996 | 6 190,9 | 2 414,1 | 3 243,4 | 1 747,8 | 13 596,2 |
in % | 45,5% | 17,8% | 23,9% | 12,9% | 100,0% |
Eerste wijzigingsvoorstel, samenhangende met de Voorjaarsnota-1996 | – 73,0 | + 202,1 | + 6,4 | 67,0 | 202,5 |
Tweede wijzigingsvoorstel, samenhangende met de Najaarsnota-1996 | – 42,5 | + 22,1 | + 14,9 | – 9,1 | – 14,6 |
Derde wijzigingsvoorstel, Slotwet-1996 | + 56,4 | 12,5 | – 154,5 | + 9,3 | – 76,3 |
Totaal realisatie 1996 | 6 131,8 | 2 650,8 | 3 110,2 | 1 815,0 | 13 707,8 |
in % | 44,8% | 19,3% | 22,7% | 13,2% | 100,0% |
1997 (in miljoenen guldens) | |||||
Omschrijving | Personele exploitatie | Materiële exploitatie | Investeringen | Pensioe-nen & wachtgelden | Totaal |
Ontwerpbegroting-1997 | 6 005,4 | 2 584,4 | 3 238,8 | 1 815,6 | 13 644,2 |
in % | 44,0% | 18,9% | 23,7% | 13,3% | 100,0% |
Eerste wijzigingsvoorstel, samenhangende met de Voorjaarsnota-1997 | – 31,9 | + 86,4 | + 127,7 | + 7,6 | 189,8 |
Nadere bijstellingen | + 123,0 | – 22,0 | – 33,5 | + 29,7 | 97,2 |
Totaal vermoedelijke uitkomsten 1997 | 6 096,5 | 2 648,8 | 3 333,0 | 1 852,9 | 13 931,2 |
in % | 43,8% | 19,0% | 23,9% | 13,3% | 100,0% |
1998 (in miljoenen guldens) | |||||
Omschrijving | Personele uitgaven | Materiële uitgaven | Investeringen | Pensioe-nen & wachtgelden | Totaal |
Ontwerpbegroting-1998 | 6 082,3 | 2 570,5 | 3 424,8 | 1 891,4 | 13 969,0 |
in % | 43,5% | 18,4% | 24,5% | 13,6% | 100,0% |
In bijlage 13 zijn de beleidsmatige mutaties, groter dan f 10 miljoen, ten opzichte van de raming in de begroting-1997 opgenomen.
7.4 Financiële aspecten afstoting defensiegoederen
In de ontwerpbegroting voor het jaar 1998, hoofdstuk IXB (Financiën) zijn de ontvangsten uit de verkoop van overtollige roerende en onroerende defensiegoederen begroot. De ramingen voor 1998 en 1999 berusten voor het strategisch materieel op termijnbetalingen van gesloten contracten en op principe-overeenkomsten. Voor niet-strategische roerende en voor onroerende zaken gelden stelposten van f 20 miljoen en f 10 miljoen.
Op grond van de met Financiën gemaakte middelenafspraak wordt de defensiebegroting verhoogd met de geraamde verkoopopbrengsten, minus een bedrag van f 30 miljoen, dat ten gunste komt van de algemene middelen. De ramingen, inclusief de f 30 miljoen luiden (in miljoenen afgerond) als volgt:
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
270 | 137 | 130 | 100 | 100 |
Boven de genoemde ramingen geldt een extra inspanningsverplichting van f 50 miljoen voor 1998 en f 20 miljoen voor 1999. De extra opbrengst tot het maximum van deze inspanningsverplichting komt ten gunste van de algemene middelen. Het kabinet heeft deze afspraak gemaakt bij de begrotingsvoorbereiding 1997.
7.5 Financiële aspecten ingebruikgeving/medegebruik
Voor de ontvangsten uit ingebruikgeving en/of medegebruik van zaken waarvan het materieelbeheer bij Defensie berust, geldt vanaf de begroting 1997 een met het ministerie van Financiën gemaakte middelenafspraak. Een ontvangstenbedrag van f 5 miljoen komt ten gunste van de algemene middelen. Hogere of lagere ontvangsten komen ten gunste van of gaan ten laste van de defensiebegroting.
Om koersrisico's bij betalingen aan het buitenland te beperken en meer zekerheid te hebben in het plannings- en begrotingsproces, worden termijnvaluta's aangekocht. De beperking van de koersrisico's is flexibel: niet de gehele voorraad openstaande verplichtingen wordt gedekt, maar ongeveer tachtig procent van het verplichtingenvolume. Dit percentage wordt bereikt door uitsluitend voor verplichtingen boven een bedrag van f 50 miljoen termijnvaluta te kopen. Deze flexibiliteit is nodig omdat sprake is van meerjarige verplichtingen en de uiteindelijke levertijden en betalingsmomenten kunnen afwijken van wat oorspronkelijk was voorzien.
In de Novemberbrief (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 8 herdruk) zijn onder andere structurele maatregelen aangekondigd om de kosten van «overhead» en van ondersteunende delen van de defensie-organisatie te verminderen. De bezuinigingen ten gevolge van deze doelmatigheidsoperatie zouden moeten oplopen van f 75 miljoen in 1996 tot f 450 miljoen structureel vanaf 2000.
De totale bezuiniging wordt sinds de begroting voor 1996 verantwoord op het begrotingsartikel 08.03. Met de brief van 19 april 1995 (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 58) is de Kamer ingelicht over de aard en de werking van dit begrotingsartikel. Al in de begrotingen voor 1996 en 1997 zijn de meerjarige opbrengsten van de op dat moment uitgewerkte maatregelen ten laste gebracht van de verschillende begrotingsartikelen van de beleidsterreinen. De voorliggende begroting bevat maatregelen voor het laatste deel van de bezuinigingstaakstelling. Nu de gehele doelmatigheidswinst in de begroting en meerjarenramingen is verwerkt, verdwijnt het begrotingsartikel 08.03.
De bedoelde maatregelen vereisen in enkele gevallen investeringen, vooral in infrastructuur. Voorzover functies vervallen, zijn er uitgaven die verband houden met het Sociaal Beleidskader. Beide uitgavencategorieën hebben een incidenteel karakter en zijn noodzakelijk om de structurele doelmatigheidsopbrengsten te behalen. Bij de doelmatigheidsopbrengsten bleek het mogelijk om, naast het bedrag oplopend tot f 450 miljoen, ook een deel van deze «kosten voor de baat» te financieren uit de opbrengsten. De resterende kosten zijn betaald uit het totale defensiebudget. De kosten voor de doelmatigheidsoperatie bedragen in totaal ongeveer f 280 miljoen, verspreid over de jaren 1996 tot en met 2000.
Het onderstaande overzicht geeft de opbrengsten van de verschillende maatregelen aan, in relatie tot de bezuinigingstaakstelling en de «kosten voor de baat». Uit dit overzicht blijkt een (beperkt) faseringsverschil tussen de opbrengsten en de taakstelling. Dit verschil wordt binnen de defensiebegroting opgevangen.
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | |
Taakstelling | 75 | 150 | 250 | 350 | 450 |
Benodigd SBK-budget | 14 | 19 | 44 | 47 | 17 |
Benodigd investeringen budget | 2 | 37 | 68 | 30 | |
Totaal vereiste kosten voor de baat | 16 | 56 | 112 | 77 | 17 |
Waarvan gefinancierd buiten doelmatigheidsoperatie | 30 | 87 | 63 | 12 | |
Gefinancierd binnen doelmatigheidsoperatie | 16 | 26 | 25 | 14 | 5 |
Totaal op te lossen met doelmatigheidsmaatregelen (taakstelling en «kosten voor de baat») | 91 | 176 | 275 | 364 | 455 |
Maatregelen | |||||
– Opleidingen (herinrichting leerstof) | – 35 | – 98 | – 113 | – 114 | – 114 |
– Opleidingen (overige maatregelen) | – 11 | – 18 | – 18 | ||
– Onderhoud en Logistiek | – 8 | – 38 | – 31 | – 45 | |
– Verkeer en Vervoer | – 20 | – 23 | – 23 | – 23 | |
– Automatisering | – 20 | – 30 | – 45 | – 45 | – 45 |
– Defensie Telematica Organisatie | – 5 | – 15 | – 30 | ||
– CO/Haagse Staven | – 4 | – 10 | – 17 | – 24 | |
– Doelmatigheidstaakstelling KL | – 10 | – 23 | – 23 | – 23 | – 23 |
– DGW&T | – 12 | – 16 | – 14 | – 15 | – 15 |
– Voeding | – 1 | – 1 | – 12 | – 13 | – 13 |
– Geneeskundige verzoring | – 14 | ||||
– Geestelijke verzorging | – 3 | – 5 | – 6 | – 9 | |
– Overige maatregelen* | – 13 | – 4 | – 19 | – 30 | – 41 |
Herfasering | 31 | 43 | – 14 | – 41 | |
Resteert | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
* Dit betreft vooral maatregelen bij Militaire geschiedenis, Wetenschappenlijk onderzoek, Bewaking en beveiliging, Militaire muziek, Juridische taken, Topografische dienst, Voorlichting, Inlichtingen en veiligheid en Controletoren.
Alle opbrengsten van de doelmatigheidsmaatregelen worden toegelicht binnen het artikel 08.03. De maatregelen in de begroting voor 1996 en voor 1997 zijn in die begrotingen toegelicht. In deze begroting wordt binnen dit artikel de laatste serie maatregelen toegelicht.
7.8 Beleid Bedrijfsvoering Defensie
In de memorie van toelichting bij de defensiebegroting voor 1997 is een evaluatie aangekondigd van de invoering van het beleid met betrekking tot bedrijfsvoering en contractmanagement bij Defensie, van de integrale kwaliteitszorg en van de eerste resultaten van het verbeterd economisch beheer bij de «voortrekkers». Deze evaluatie is inmiddels uitgevoerd. De ervaringen en inzichten opgedaan sinds 1993 hebben tot de conclusie geleid dat een actualisering van het bedrijfsvoeringsbeleid nodig is. De belangrijkste bevindingen uit de evaluatie zijn hieronder weergegeven (zie ook bijlage 7).
Het leidende beginsel van de bedrijfsvoering bij Defensie is dat de verantwoordelijkheid en de bevoegdheden voor de uitvoering van taken en voor de inzet en het beheer van de middelen bij de commandanten van resultaatverantwoordelijke eenheden berusten. De resultaatverantwoordelijke commandant is gebonden aan beleidsmatige voorwaarden en aan de langere-termijndoelstelling van de organisatie. Binnen die grenzen moet hij zijn taak uitvoeren en een resultaat leveren dat kan worden omschreven in termen van omvang, tijd, kwaliteit en doeltreffendheid. Hij moet dat doen tegen zo gering mogelijke kosten, dat wil zeggen zo doelmatig mogelijk.
Resultaatverantwoordelijke eenheden maken deel uit van een beleidsterrein (Koninklijke marine, Koninklijke landmacht, Koninklijke luchtmacht, Koninklijke marechaussee, Dico). Aan het hoofd van de beleidsterreinen staan de bevelhebbers, de commandant van de Koninklijke marechaussee en de commandant Dico. Zij zijn verantwoordelijk voor de taakuitvoering en de bedrijfsvoering binnen het beleidsterrein.
De besturing en de beheersing («control») binnen het ministerie en de afzonderlijke beleidsterreinen moeten voor heel Defensie verzekeren dat de beleidsdoelen worden nagestreefd op een samenhangende, effectieve en doelmatige wijze. Dit kan inhouden dat de resultaatverantwoordelijke commandanten aan bepaalde richtlijnen worden gebonden en dat voorwaarden worden gesteld aan het decentrale beheer. Een voorbeeld is de verplichte winkelnering bij ondersteunende diensten.
De defensie-organisatie is ingericht volgens het concernmodel. Dat wil zeggen dat het kerndepartement optreedt als concernstaf en de krijgsmachtdelen, de KMar en het Dico als de werkmaatschappijen. Dit model functioneert goed. Met ingang van de begroting voor 1998 wordt de structuur van de defensie-organisatie zichtbaar in de begrotingsindeling. Een daarmee samenhangende structurele vernieuwing is dat de bedrijfsvoeringsbudgetten van groepen van resultaatverantwoordelijke eenheden nu op één artikel Personeel en materieel worden geraamd en verantwoord. Deze nieuwe begrotingsinrichting vloeit voort uit het verbeterd economisch beheer: resultaatverantwoordelijke eenheden krijgen de beschikking over integrale bedrijfsvoeringsbudgetten.
De evaluatie van de korte-termijnplanning en de voorbereiding van de begroting heeft ertoe geleid dat het korte-termijnprogramma en de conceptbegroting nu zijn samengevoegd. Het proces van planning en begrotingsopstelling is geïntegreerd. Deze werkwijze biedt betere mogelijkheden om de aansluiting te waarborgen tussen de interne planning en budgettering enerzijds en de begrotingsopstelling en -beheersing anderzijds.
Er wordt ervaring opgedaan met het gebruik van ramingskengetallen, prestatie-indicatoren en doelmatigheidskengetallen. Deze kengetallen moeten hun waarde voor de interne sturing nog verder bewijzen. Daarnaast zullen kengetallen waar mogelijk en zinvol ook worden gebruikt bij de toelichting op de begroting. Gepoogd wordt meer en meer met ramingskengetallen en prestatie-indicatoren de ramingen in de begroting toe te lichten en doelmatigheidskengetallen voor ondersteunende diensten te ontwikkelen.
Het werken met managementcontracten, integrale bedrijfsvoeringsbudgetten en decentrale beheersbevoegdheden bevordert het kosteninzicht en het kostenbewustzijn in de organisatie. Deze decentralisatie in de bedrijfsvoering gaat gepaard met grote aandacht voor organisatorische aspecten die daarmee samenhangen, maar ook voor de bijbehorende opleiding, informatievoorziening en managementinstrumenten.
Naast de meer kwantitatieve aspecten van de bedrijfsvoering en het verbeterd economisch beheer spelen de kwalitatieve aspecten een belangrijke rol. Twee aspecten verdienen bijzondere aandacht. Het eerste is de integrale kwaliteitszorg. Aspecten van de integrale kwaliteitszorg zijn inmiddels bij alle dienstonderdelen in de bedrijfsvoering opgenomen. Ook zal de klantgerichtheid van defensie-onderdelen worden verbeterd. Zelfevaluaties van organisatie-onderdelen zullen bijdragen tot verdere kwaliteitsverbetering. Een tweede aspect betreft de inbedding en het gebruik van contractmanagement in de organisatie, dat de kwaliteit en de doelmatigheid van het werk dient te bevorderen. De nieuwe bedrijfsvoering vereist een permanent leerproces. Deze kwalitatieve kanten van de bedrijfsvoering krijgen de komende jaren meer aandacht.
In de loop van 1998 verschijnt een herziene bundel «beleid bedrijfsvoering defensie». Hierin zijn de resultaten van de evaluatie verwerkt.
In overleg met het ministerie van Financiën is de indeling van de begroting voor 1998 aangepast. De nieuwe indeling sluit aan bij de verbeterde bedrijfsvoering en bij de in de Comptabiliteitswet genoemde integratie van de begrotingsartikelen Personeel en materieel.
De verdeling naar beleidsterreinen wijzigt niet ten opzichte van de bestaande indeling (1997). Op het nieuwe begrotingsartikel Personeel en materieel (P&M) worden de uitgaven geraamd en verantwoord die samenhangen met de dagelijkse bedrijfsvoering en berusten op bedrijfsplannen en managementcontracten. De begrotingsramingen en verantwoordingscijfers worden per organisatorische groep van resultaatverantwoordelijke eenheden zichtbaar gemaakt. Voor de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht zijn de volgende ressorts te onderscheiden.
Koninklijke marine | Koninklijke landmacht | Koninklijke luchtmacht |
Commandant der Zeemacht Nederland | 1 (GE/NL)Legerkorps | Commando Tactische Luchtstrijdkrachten |
Commandant der Zeemacht Caribisch gebied | Nationaal Commando | Decentrale ondersteunende eenheden |
Commandant van het Korps mariniers | Commando Opleidingen/ Koninklijke landmacht | Hoofdkwartier Koninklijke luchtmacht |
Ondersteunende eenheden | Overige eenheden BLS | |
Admiraliteit | Landmachtstaf |
Voor de Koninklijke marechaussee is er één artikel P&M, zonder nadere verdeling in ressorts. Voor het beleidsterrein Algemeen worden de uitgaven P&M voor het kerndepartement en de militaire inlichtingendienst afzonderlijk zichtbaar gemaakt.
De nieuwe P&M artikelen geven ook de ramingsbedragen weer voor de wachtgelden en de inactiviteitswedden. Het oude begrotingsartikel 02.01 komt daarmee te vervallen. De uitgaven- en ontvangstenartikelen van het beleidsterrein Multiservice projecten en activiteiten blijven ongewijzigd ten opzichte van de ontwerpbegroting voor het jaar 1997.
Op de deelbegrotingen van de beleidsterreinen worden de bestaande artikelen «bouw, alsmede aankoop van gronden en opstallen» en «groot materieel» samengevoegd tot één begrotingsartikel: «investeringen groot materieel en infrastructuur». De onderverdeling naar soort van uitgaven blijft ook binnen dit nieuwe begrotingsartikel gehandhaafd, terwijl de geraamde uitgaven voor infrastructuur separaat zichtbaar blijven.
In bijlage 16 zijn de conversietabellen opgenomen waaruit de overstap van de oude naar de nieuwe begrotingsartikelen blijkt.
7.10 Stand van zaken ramingskengetallen
In de begroting voor 1998 zijn ramingskengetallen opgenomen die goed aansluiten op de gewijzigde begrotingsindeling en voldoen aan de kwaliteitseisen ten aanzien van sturing, verantwoording en presentatie in begrotingsstukken. De ramingsbedragen van de uitgavenartikelen «Personeel en materieel» en het uitgavenartikel 02.02 «Militaire pensioenen en uitkeringen» worden met meerjarige ramingskengetallen toegelicht. Gelet op de kanteling van de begroting zijn de ramingskengetallen zoveel mogelijk geüniformeerd. Ze zijn als volgt samen te vatten:
– de bezoldigingsuitgaven worden volledig op basis van het gemiddelde salaris per volle tijdsequivalent (vte) met vier uniforme ramingskengetallen toegelicht: voor actief burgerpersoneel, niet-actief burgerpersoneel, militairen beroeps onbepaalde tijd en militairen beroeps bepaalde tijd;
– voor zover de uitgaven zinvol met ramingskengetallen zijn te staven, zijn bij de personele en materiële uitgaven uniforme ramingskengetallen opgenomen voor inhuur van personeel (uitzendkrachten op basis van mensjaren/uren en het inhuren van deskundigheid op het gebied van organisatie, informatie en automatisering op basis van mensjaren/uren), persoonsgebonden personele uitgaven (op basis van vte'n) en persoonsgebonden materiële uitgaven (op basis van vte'n). Voor enkele soorten van uitgaven, bijvoorbeeld die voor vliegopleidingen, zijn specifieke ramingskengetallen opgenomen;
– de uitgaven voor militaire pensioenen, wachtgelden en inactiviteitswedden zijn – per soort van regeling – met uniforme ramingskengetallen op basis van «aantallen in uitkeringsjaren» toegelicht.
In onderstaand overzicht wordt over de in de begroting voor 1998 opgenomen ramingskengetallen de stand van zaken weergegeven. In bijlage 10 is een nadere toelichting opgenomen.
Stand van zaken ramingskengetallen 1998 | ||
Omschrijving | Aantal artikelen | Bedrag x f 1 miljoen |
Totaal aantal begrotingsartikelen | 28 | 13 969,0 |
Niet zinvol toe te lichten met ramingskengetallen | 21 | 5 322,7 |
Zinvol toe te lichten met ramingskengetallen | 7 | 8 646,3 |
Momenteel toegelicht bedrag | 7 | 8 646,3 |
Momenteel niet toegelicht bedrag | – | – |
7.11 Financiering vredesoperaties
7.11.1 Financiering vredesoperaties
Op artikel 08.02 «Vredesoperaties» worden de uitgaven voor vredesoperaties verantwoord. Het gaat om twee categorieën uitgaven:
– contributies aan de VN voor VN-vredesoperaties die Nederland als lid van de VN is verschuldigd, onafhankelijk van Nederlandse deelneming aan deze vredesoperaties. Het Nederlandse aandeel in de contributies bedraagt nu 1,59%;
– additionele uitgaven als gevolg van de deelneming van Nederlandse eenheden aan vredesoperaties.
Op artikel 08.02 «ontvangsten naar aanleiding van vredesoperaties» worden vooral de vergoedingen van de VN voor de deelneming van Nederlandse eenheden aan VN-vredesoperaties verantwoord. Ook worden hier de verrekeningen met Ontwikkelingssamenwerking voor de inzet van defensiemiddelen voor humanitaire operaties verantwoord. Vanaf 1 januari 1997 maakt het artikel Vredesoperaties deel uit van de Homogene Groep Internationale Samenwerking.
Zowel de uitgaven voor de VN-contributies als de additionele uitgaven zijn moeilijk te ramen. De hoogte van de VN-contributies wordt bepaald door het aantal, de omvang en de duur van vredesoperaties. De meeste VN-vredesoperaties berusten op mandaten die ten hoogste een half jaar geldig zijn. Op verlenging van mandaten of het begin van nieuwe VN-operaties kan moeilijk vooruit worden gelopen.De hoogte van de raming van de additionele uitgaven wordt bepaald door de politieke besluitvorming over de inzet van Nederlandse eenheden bij vredesoperaties. Zonder politiek besluit over een vredesoperatie kan in de begroting geen raming worden opgenomen. Tijdens de kabinetsformatie is besloten een structurele voorziening voor vredesoperaties op de defensiebegroting op te nemen. Deze bedraagt f 303 miljoen. Ook is rekening gehouden met een structureel bedrag aan ontvangsten van VN-vergoedingen van f 58 miljoen.
7.11.2 Rapport Algemene Rekenkamer
De Algemene Rekenkamer heeft het rapport «Financieel inzicht in vredesoperaties» (Kamerstukken II 1995/96, 24 605, nrs. 1–2) opgesteld. De reactie van Defensie is hierbij opgenomen. Een aantal aanbevelingen van de Rekenkamer is al overgenomen. De suppletore begroting geeft voortaan de verschillen tussen ramingen en realisatie per vredesoperatie weer en er is een centraal voorschrift uitgegeven voor de methode van tariefberekening door de krijgsmachtdelen. De onderhandelingen met de VN zijn voortgezet met het oog op een voortvarende aanpak van de openstaande claims (zie 7.11.4).
7.11.3 Begrotingen 1997 en 1998
Voor 1997 zijn de uitgaven voor vredesoperaties in de eerste suppletore begrotingswet geraamd op f 205,5 miljoen: f 40 miljoen ten behoeve van VN-contributies en f 165,5 miljoen aan additionele uitgaven. Het leeuwendeel van de additionele uitgaven wordt veroorzaakt door de Nederlandse deelneming aan de Sfor-operatie met een gemechaniseerd bataljon in Bosnië en een F-16 detachement vanuit Italië. Daarnaast neemt Nederland deel aan enkele kleinere operaties. Enkele in 1996 beëindigde operaties zijn financieel nog niet geheel afgewikkeld.
In het kader van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is in 1997 incidenteel f 41 miljoen overgeheveld: een incidentele verlaging van de additionele uitgaven met f 20 miljoen en een incidentele verlaging van de VN-contributies met f 21 miljoen. Dit bedrag komt ten goede van de bouw van de ambassade in Berlijn, een project dat ook in de HGIS is opgenomen. Afgesproken is dat tegenvallers op vredesoperaties in 1997 binnen de HGIS zullen worden opgelost.
Tenslotte bedraagt de ontvangstenraming voor 1997 f 46,1 miljoen: f 43 miljoen VN-vergoedingen en f 3,1 miljoen verrekening met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Ook voor 1998 is incidenteel geld overgeheveld voor de bouw van de ambassade in Berlijn. Dit geld is beschikbaar doordat de uitgaven voor VN-contributies in 1998 waarschijnlijk f 20 miljoen lager zullen uitvallen dan de geraamde f 41 miljoen. Doen zich toch tegenvallers voor, dan zullen deze binnen de HGIS worden opgelost.
Inmiddels is besloten dat Nederlandse eenheden ook in de eerste helft van 1998 aan Sfor zullen deelnemen. Ervan uitgaande dat de Nederlandse bijdrage aan Sfor van een vergelijkbare omvang zal zijn als in 1997, wordt hiervoor f 70 miljoen aan additionele uitgaven geraamd.
Tenslotte bedraagt de ontvangstenraming voor 1998 f 31,4 miljoen: f 28,3 miljoen VN-vergoedingen en f 3,1 miljoen aan verrekening met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Landen die aan VN-vredesoperaties deelnemen ontvangen van de VN vergoedingen voor de inzet van personele en materiële middelen. Deze worden gefinancierd uit het speciale budget voor vredesoperaties, waarvoor alle VN-lidstaten contributie betalen. Door grote betalingsachterstanden bij een aantal lidstaten verkeren de VN al enige jaren in grote financiële problemen. Hierdoor ondervindt de uitbetaling van vergoedingen grote vertraging.
Tussen de VN en Defensie is al enige tijd een discussie gaande over de hoogte van de uitstaande schuld van de VN bij Nederland. Een groot deel van de door Defensie bij de VN ingediende claims is nog niet door de VN erkend. Ook hanteert de VN veelal andere methoden voor de berekening van de vergoedingen dan Defensie. Tevens wordt nog steeds gesproken over het eventueel met terugwerkende kracht van toepassing verklaren van het nieuwe VN-vergoedingssysteem voor de deelneming aan Unprofor. Inmiddels hebben de VN f 35 miljoen uitgekeerd. Vooralsnog is het raadzaam om voor de nog uitstaande claims voorzichtigheidshalve uit te gaan van zowel de berekeningsmethode van de VN als de hantering van het oude VN-vergoedingssysteem voor de Unprofor-claims. Het totaal aan uitstaande claims beloopt dan per 1 juli 1997 f 93 miljoen. Zowel de raming van de (verrekenbare) ontvangsten als die van de uitgaven voor vredesoperaties zijn naar aanleiding van deze stand van de uitstaande claims bijgesteld. De bijstellingen zijn in begrotingsartikel 08.02 «Vredesoperaties» zichtbaar gemaakt.
7.12 Financieel beleid en beheer
7.12.1 Administratieve organisatie
De kwaliteit van de bestuurlijke informatievoorziening wordt in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van de administratieve organisatie. Een toereikende administratieve organisatie en een goede interne controle zijn voorwaarden voor het kunnen sturen en beheersen van de bedrijfsprocessen. De administratieve organisatie is daarom onderdeel van het integraal management. Een goede administratieve organisatie en interne controle zijn ook nodig om controlerende instanties in staat te stellen hun taak te verrichten. Naarmate de administratieve organisatie en interne controle beter zijn, zal de kwaliteit van de bestuurlijke informatievoorziening toenemen en is een efficiëntere controle mogelijk.
Defensie voldoet in het algemeen aan het vereiste minimumniveau. De financiële processen binnen de afzonderlijke beleidsterreinen zijn in hoofdlijnen beschreven. Wel zal als gevolg van de vele veranderingen in de defensie-organisatie, waaronder de decentralisatie van de financiële functie, de inrichting van deze processen ingrijpend wijzigen. Het verbeterd economisch beheer voorziet in de inrichting en de beschrijving van de administratieve organisatie. In 1998 moet er een goede administratieve organisatie zijn voor de (decentrale) bedrijfsvoering en een voldoende toegeruste beheersing.
7.12.2 Financiële informatiesystemen
Een goede financiële informatievoorziening vergt één structuur met standaardfuncties (zoals crediteuren en kasbeheer) voor de geïntegreerde financieel-economische en bestuurlijke informatievoorziening voor Defensie.
In verband met ontwikkelingen op het gebied van bedrijfsvoering is een aantal functies aan de geïntegreerde verplichtingen- en kasadministratie toegevoegd, waardoor voor heel Defensie de bedrijfsvoering op financieel-economisch gebied voldoende kan worden ondersteund.
In verband met de ontwikkelingen op het gebied van informatievoorziening, alsmede het streven van het ministerie van Financiën te komen tot samenwerkingsmodellen voor gemeenschappelijke kernfuncties van departementale begrotingsadministraties, worden mogelijkheden en wenselijkheden van een nieuw geautomatiseerd financieel administratiesysteem thans nader onderzocht.
De Defensie Accountantsdienst (Defac) richt het onderzoek naar het gevoerde financieel beheer en de daarover afgelegde verantwoording op negen afgebakende delen van de begroting, inclusief de agentschappen. Over de resultaten van deze controles wordt gerapporteerd in afzonderlijke rapporten. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen, waaronder de accountantsverklaring bij de financiële verantwoording van het ministerie als geheel, worden opgenomen in het jaarlijkse samenvattende accountantsrapport. Bij de financiële verantwoording over het begrotingsjaar 1996 heeft de Defac een goedkeurende accountantsverklaring gegeven.
De verslaggeving over de defensiebedrijven is ingrijpend vereenvoudigd en meer toegespitst op relevante aspecten uit de managementcontracten. Bij het merendeel van de jaarverantwoordingen van deze bedrijven worden zogenaamde beoordelingsverklaringen afgegeven, die betrekking hebben op de getrouwheid van de verantwoording.
In de begroting worden subsidies en bijdragen onderscheiden. Subsidies zijn gebonden inkomens- en vermogensoverdrachten-om-niet aan personen en instellingen. Subsidies worden verleend aan instellingen die voor Defensie een zeker nut hebben. Onder bijdragen wordt verstaan bijdragen aan andere hoofdstukken van de rijksbegroting, gericht op het financieren van een taak met een gezamenlijk nut voor de betrokken ministeries.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de subsidietitel van de Algemene Wet Bestuursrecht is sinds 1 januari 1993 de Interimregeling subsidies Defensie van kracht (Staatscourant 38, d.d. 24 februari 1993). Deze interimregeling beschrijft de wijze waarop subsidies moeten worden aangevraagd en de controle- en sanctie-instrumenten. Subsidies worden eens in de drie jaar geëvalueerd op effectiviteit, doelmatigheid en actualiteit. Een samenvatting van de resultaten van de in 1997 uitgevoerde evaluatie-onderzoeken is opgenomen in bijlage 7.
De begroting voor 1998 bevat in totaal f 122,3 miljoen aan subsidies en bijdragen: f 18,2 miljoen voor 23 subsidies en f 104,1 miljoen voor 8 bijdragen. In totaal betreft het 0,9 % van de defensiebegroting 1998.
Bijlage 6 bevat een nader overzicht van de subsidies en bijdragen. Per beleidsterrein zien de meerjarenramingen er als volgt uit (in miljoenen guldens):
Beleidsterrein algemeen Artikel 01.21 (t/m 1997 01.04) Subsidies en bijdragen | |||||
---|---|---|---|---|---|
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
120,0 | 119,5 | 119,3 | 118,6 | 118,5 | 118,5 |
Beleidsterrein Koninklijke marine | |||||
Artikel 03.21 (t/m 1997 03.04) Subsidies en bijdragen | |||||
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
0,9 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 |
Beleidsterrein Koninklijke landmacht | |||||
Artikel 04.21 (t/m 1997 04.04) Subsidies en bijdragen | |||||
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
2,0 | 1,9 | 1,9 | 1,9 | 1,9 | 1,9 |
7.13 Budgetteringsafspraak 1998
Ook voor het jaar 1998 is in het kader van de budgetdiscipline met het ministerie van Financiën een zogenoemde budgetteringsafspraak gemaakt. Voor de als beleidsmatig aangemerkte artikelen heeft Defensie de vrijheid binnen het overeengekomen financiële niveau eventuele problemen zelf op te lossen door gebruik te maken van middelen die vrij komen uit onderbesteding, meevallers en doelmatigheidswinst.
Alle artikelen op de defensiebegroting worden als beleidsmatig aangemerkt behoudens drie uitzonderingen. De eerste uitzondering houdt in dat, indien in 1998 sprake is van een rijksbrede taakstellende onderuitputting, de budgetteringsafspraak niet langer van toepassing is op groot-materieelprojecten waarvan de verplichtingen en uitgaven op de begrotingsartikelen «Overig groot materieel en infrastructuur» geraamd en verantwoord worden. De tweede uitzondering betreft de ontvangstenartikelen «Niet-verrekenbare ontvangsten». De derde uitzondering betreft de uitgaven en ontvangsten die deel uitmaken van de Homogene Groep Internationale Samenwerking. Naast de uitgaven en ontvangsten voor vredesoperaties worden ook de uitgaven en ontvangsten voor attachés en de kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba tot de Homogene Groep gerekend.
7.14 Project Herinrichting informatievoorziening Defensie
Sinds 1996 voorziet het Project Herinrichting Informatievoorziening in de ontwikkeling van een nieuw Informatievoorzienings- en Technologiebeleid voor heel Defensie. Dit beleid is afgestemd op een decentrale bedrijfsvoering, een productgerichte organisatie en een toegenomen doelmatigheid. Het beleid omvat de gehele informatievoorziening (operationeel en niet-operationeel). Het nieuwe beleid gaat uit van:
– integrale informatievoorziening per organisatie-eenheid;
– een zo groot mogelijke toepassing van standaardcomponenten;
– een zo groot mogelijke toepassing van hergebruik of van commerciële standaardproducten;
– groepering rondom gemeenschappelijke gegevens.
Een gemeenschappelijk beleidskader voor informatievoorziening is een voorwaarde voor een intensievere samenwerking binnen Defensie. Ook bevordert dit de doelmatige inzet van de schaarse middelen op dit gebied.
Inmiddels is een concept-beleidskader gereed, dat berust op een gemeenschappelijke visie op de informatievoorziening bij Defensie. De informatievoorziening van Defensie moet aan de volgende eisen voldoen: flexibiliteit, interoperabiliteit, mobiliteit, autonomie, veiligheid en doelmatigheid. Het beleidskader is het resultaat van intensieve samenwerking tussen de krijgsmachtdelen, de centrale organisatie en automatiseringsdeskundigen. Bij de totstandkoming is uitgegaan van modellen en standaarden die bij de industrie en bij de Navo worden gehanteerd.
In 1997 wordt dit concept verder uitgewerkt in de volgende elementen:
– het structuur-ontwerp en de standaardcomponenten voor de informatievoorziening van Defensie;
– standaarden, normen en richtlijnen waaraan (commercieel verworven èn zelf ontwikkelde) elementen van de informatievoorziening moeten voldoen;
– het toetsingsmodel voor top- en lijnmanagement voor nieuwe informatievoorzieningsprojecten.
Het beleidskader vormt voor de Defensie Telematica Organisatie de basis voor de Informatie Technologie Infrastructuur en voor de Producten en Diensten Catalogus.
Het nieuwe beleidskader berust op een aantal informatievoorzieningsconcepten die bij Defensie nog niet eerder zijn beproefd. De invoering vereist voorzieningen voor het gelijktijdig werken met oude en nieuwe systemen en de geleidelijke vervanging van oude systemen. Voor de beproeving van de nieuwe concepten en voor de invoering van nieuwe systemen zal de projectgroep pilot-projecten uitvoeren.
Binnen het ministerie van Defensie wordt al geruime tijd gewerkt aan de overgang van geautomatiseerde systemen naar het jaar 2000, het «Millenniumprobleem». Begin 1996 is een eerste inventarisatie gemaakt. Sindsdien zijn informatiesystemen aangepast en worden voorbereidingen getroffen voor tijdige aanpassing of vervanging van informatiesystemen. De hiermee gemoeide uitgaven komen uit het bestaande automatiseringsbudget of gelden als projectgebonden uitgaven bij vervanging van systemen. De Defensie Telematica Organisatie, de interne dienstenleverancier voor Defensie, beschikt over faciliteiten voor analyse, aanpassen en testen van geautomatiseerde applicaties.
De eerste inventarisatie van 1996 betrof vooral bestuurlijke informatie- systemen. Aan de inventarisatie zijn vervolgens de wapen-, commando- voerings- en communicatiesystemen toegevoegd en alle objecten waarbij enige vorm van technologie wordt gebruikt waarin de tijd en de overgang naar het jaar 2000 een rol speelt.
Het aanbrengen van de noodzakelijke veranderingen is de verantwoordelijkheid van de verschillende beleidsterreinen van Defensie. In overeenstemming met het door de Ministerraad ingestelde Millenniumplatform worden de aanpassingen binnen Defensie gecoördineerd en wordt de voortgang van de werkzaamheden nauwlettend gevolgd. Waar nodig zullen nieuwe impulsen worden gegeven om het Millenniumprobleem tijdig op te lossen.
Op het gebied van de digitale archivering wordt gewerkt aan richtlijnen voor de registratie, de opslag en de bewaring van documenten. Er zal een Documentair Informatie Systeem worden ingevoerd dat werkt op grond van postregistratie, met als doel een volledig geautomatiseerde werkstroombeheersing.
De taken op het gebied van de documentaire informatievoorziening zijn thans voor twee directoraten-generaal (DGP en DGEF) gecentraliseerd. Deze centralisatie zorgt voor een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering van archiefvorming en archiefbeheer en zal verder worden doorgevoerd.
Het Pivot-onderzoek (Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn) wordt in 1997 voltooid. Voor alle beleidsterreinen zijn nu basisselectiedocumenten beschikbaar; voor enkele algemene beleidsterreinen gelden interdepartementale richtlijnen. In 1998 worden de werkprocessen hierop afgestemd.
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen)
In hoofdstuk 7 van de memorie van toelichting is ingegaan op de evaluatie van het bedrijfsvoeringsbeleid bij Defensie. Daarbij is melding gemaakt van de uit het verbeterd economisch beheer voortvloeiende nieuwe begrotingsindeling 1998 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 113). Bij de krijgsmachtdelen worden nu de bedrijfsvoeringsbudgetten in nieuwe begrotingsartikelen personeel en materieel zichtbaar gemaakt en worden alle investeringen op één begrotingsartikel Investeringen groot materieel en infrastructuur geraamd. In verband hiermee en mede gegeven de comptabele voorschriften is een nieuwe nummering van begrotingsartikelen bij de krijgsmachtdelen doorgevoerd. Om redenen van inzichtelijkheid en leesbaarheid zijn tevens de begrotingsartikelen van het beleidsterrein Algemeen hernummerd. In de opbouw van verplichtingen en uitgaven van de nieuwe begrotingsartikelen zijn de vanuit de oude artikelen overgehevelde bedragen gespecificeerd. Deze overheveling is gebaseerd op de bedragen zoals opgenomen in de begroting 1997 aangevuld met de doorwerking van de mutaties uit de eerste suppletore begroting 1997. In bijlage 16 is de volledige conversielijst opgenomen.
Bij de nieuwe begrotingsartikelen personeel en materieel van de krijgsmachtdelen worden de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties naar aard en oorzaak op het niveau van beleidsterrein gepresenteerd en toegelicht. Aangezien met ingang van 1998 de meerjarige verplichtingen- en uitgavenbedragen per organisatorische groep van resultaatverantwoordelijke eenheden worden geraamd kunnen de nieuwe mutaties eerst met ingang van de begroting 1999 op het niveau van organisatorische groep van resultaatverantwoordelijke eenheden worden toegelicht.
De uitgaven voor het actief regulier personeel zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De uitkomst is aangepast voor de categorieën personeel die niet in het SNIP zijn opgenomen, zoals niet-actief dienend personeel en niet-Nederlands hulppersoneel. De personele ramingen staan in loonpeil 1997.
Het arbeidsvoorwaardenakkoord bevat een algemene salarismaatregel van 2,6% per 1 juli 1997 en 2,6% per 1 september 1998, een éénmalige uitkering van 0,5% in zowel december 1997 als in december 1998 en een aantal overige maatregelen. Op artikel 01.27 Loonbijstelling zijn defensiebreed de in deze begroting als loonbijstelling opgenomen mutaties als gevolg van dit akkoord terug te vinden. Het betreft de voor het arbeidsvoorwaardenakkoord 1997/1999 aangewende overheidsbijdrage 1997, de premie-effecten 1997 en enkele herschikkingen binnen de defensiebegroting. Tevens is in deze loonbijstelling opgenomen de vergoeding van 0,6% voor incidenteel loon 1998. Met deze vergoeding wordt rekening gehouden met de verwachte stijging van het gemiddelde bruto-salaris als gevolg van normale periodieken en de in- en uitstroom. In de toelichting bij de betreffende begrotingsartikelen zijn de loonbijstellingsbedragen gespecificeerd.
In de ontwerpbegroting 1998 is rekening gehouden met de ontwikkeling naar het prijsniveau 1997. De prijsstijging van 1996 naar 1997 bedraagt 2,2% voor de materiële overheidsconsumptie en 2,8% voor de bouw. De hiermee overeenkomstige bedragen zijn via de aanvullende post prijsbijstelling aan de defensiebegroting toegevoegd. Via het begrotingsartikel 01.28 Prijsbijstelling heeft uitdeling van de prijsbijstelling 1997 over de begrotingsartikelen van de beleidsterreinen plaatsgevonden. In de toelichting bij de betreffende begrotingsartikelen zijn de prijsbijstellingsbedragen gespecificeerd.
In de Comptabiliteitswet, artikel 4, vijfde lid, is de bepaling opgenomen dat als verplichting van een jaar wordt geraamd het bedrag van de juridische verplichting die in dat jaar rechtstreeks ontstaat op grond van een verdrag, een wet, een koninklijk besluit, een ministeriële regeling, een beschikking of een verbintenis en die in dat jaar dan wel in een later jaar tot uitgaven leidt of kan leiden.
Het zesde lid van dit artikel biedt echter de mogelijkheid voor een beperkt aantal categorieën niet de juridische verplichting als uitgangspunt te nemen voor de verplichtingenraming, maar het bedrag dat in dat jaar als uitgaaf wordt geraamd. Dit betreft onder andere:
– salarissen, wachtgelden en soortgelijke periodieke verplichtingen (lid 6, punt a);
– huren, pachten en soortgelijke verplichtingen (lid 6, punt d);
– andere door de minister van Financiën aan te wijzen categorieën (lid 6, punt e).
Dit laatste is ingevuld door de «Aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991» van 6 juli 1993, waarin onder andere een tweetal algemene categorieën wordt onderscheiden waarbij het uit het oogpunt van begrotingsbeheer niet noodzakelijk is voorafgaand aan iedere betaling eerst de bijbehorende individuele verplichting te boeken. Indien het doelmatig is, kan worden volstaan met het vooraf boeken van collectieve verplichtingen die bijvoorbeeld overeenkomen met het uitgavenbudget van de betrokken post. Ook is het mogelijk dat op het moment van betalen de corresponderende verplichting, ter grootte van het kasbedrag, wordt geboekt.
In algemene termen worden onder andere de verplichtingen vermeld die:
– voortvloeien uit privaatrechtelijke rechtshandelingen, met uitzondering van deelnemingen, krediet- of garantieverleningen, die regelmatig of in grote aantallen worden aangegaan en gewoonlijk binnen 30 dagen door betaling worden afgewikkeld (categorie 1.a). Te denken valt daarbij aan verbruiksgoederen, telefoonkosten en energiekosten;
– samenhangen met declaraties die rijksambtenaren, arbeidscontractanten en derden op grond van geldende personele en organieke rijksregelingen bij het Rijk kunnen indienen (categorie 1.b). Hieronder vallen vergoedingen voor dienstreizen, verplaatsen en andere emolumenten.
Specifiek genoemd worden voorts de artikelen voor onvoorziene uitgaven (categorie 2.a), geheime uitgaven (categorie 2.b), loonbijstelling en prijsbijstelling (beide categorie 2.c).
Indien het bovenstaande bij een artikel van toepassing is, wordt daarvan in de artikelsgewijze toelichting melding gemaakt. Daarbij wordt tevens aangegeven welke formele regeling in dat geval van kracht is.
De totaal geraamde uitgaven van het beleidsterrein Algemeen voor de jaren 1998 tot en met 2002 zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
01.20 Personeel en materieel | |||||
– Kerndepartement | 170 948 | 164 481 | 172 936 | 150 860 | 150 347 |
– Militaire inlichtingendienst (MID) | 102 520 | 85 929 | 83 254 | 91 623 | 98 649 |
– Wachtgelden en inactiviteitswedden | 8 041 | 7 204 | 6 640 | 6 437 | 6 235 |
Totaal Personeel en materieel | 281 509 | 257 614 | 262 830 | 248 920 | 255 231 |
01.21 Subsidies en bijdragen | 119 548 | 119 285 | 118 611 | 118 484 | 118 484 |
01.22 Geheime uitgaven | 200 | 200 | 200 | 200 | 200 |
01.23 Internationale verplichtingen | 150 918 | 146 101 | 152 018 | 152 218 | 151 689 |
01.24 Garanties | – | – | – | – | – |
01.25 Milieumaatregelen | 3 360 | 3 360 | 2 860 | 2 860 | 2 860 |
01.26 Technologie-ontwikkeling | 32 979 | 31 004 | 29 450 | 29 450 | 29 450 |
01.27 Loonbijstelling | 84 028 | 115 381 | 112 803 | 113 393 | 113 393 |
01.28 Prijsbijstelling | – | – | – | – | – |
01.29 Overige departementale uitgaven | 32 767 | 32 767 | 32 767 | 32 688 | 32 688 |
Totale uitgaven | 705 309 | 705 712 | 711 539 | 698 213 | 703 995 |
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
In dit artikel zijn de verplichtingen en uitgaven opgenomen die nodig zijn voor het functioneren van het Kerndepartement en de Militaire Inlichtingendienst (MID).
De actualisering van de Prioriteitennota heeft geen invloed op de sterkte van de Centrale organisatie. De sterkte van de Centrale organisatie is wel toegenomen als gevolg van de overheveling van de onderdelen van de Militaire Inlichtingendiensten naar de Centrale organisatie.
Het artikel bevat onder meer de volgende componenten:
– loonkosten en overige tot het loon te rekenen kosten van de bewindslieden, het ambtelijk burgerpersoneel en het militair personeel dat bij het Kerndepartement en bij de MID is geplaatst;
– overige personele uitgaven;
– materiële uitgaven;
– wachtgelden en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten USZO.
Als gevolg van de gewijzigde begrotingsindeling naar aanleiding van de integratie van de begrotingsartikelen personeel en materieel en het Verbeterd Economisch Beheer (Kamerstukken II 1995/1996, 24 400 X, nr. 113 ) wordt met ingang van deze begroting inzicht verschaft in de bedrijfsvoeringsuitgaven per organisatorisch ressort van resultaatverantwoordelijke eenheden. De twee ressorts waar het bij beleidsterrein Algemeen om gaat zijn:
– Kerndepartement;
– Militaire Inlichtingendienst.
Per te onderscheiden ressort worden vanaf het jaar 1998 vier vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven en materiële uitgaven.
Met ingang van de begroting 1998 worden de bedragen voor de wachtgelduitgaven voor het burger- en militair personeel op het artikelonderdeel 01.20.09 geraamd en verantwoord.
In bijlage 14 zijn de gerealiseerde begrotingsbedragen voor het jaar 1996 en de verwachte ontvangsten, verplichtingen en uitgaven voor het begrotingsjaar 1997 opgenomen volgens de oude indeling van de artikelen en de artikelonderdelen. Voorts zijn in bijlage 16 afzonderlijke conversietabellen opgenomen.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.18 | 180 | 1 930 | 12 950 | 265 910 | 246 249 | 247 214 | 247 936 | |
Nieuwe mutaties | 16 020 | 10 444 | 15 123 | 1 017 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 180 | 1 930 | 12 950 | 281 930 | 256 693 | 262 337 | 248 953 | 256 231 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.18 | 275 748 | 253 058 | 247 989 | 247 936 | ||||
Nieuwe mutaties | 5 761 | 4 556 | 14 841 | 984 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 281 509 | 257 614 | 262 830 | 248 920 | 255 231 |
De nieuwe mutaties in de uitgaven- en de verplichtingenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Uitgavenmutaties | ||||
Doelmatigheidsbesparingen: | ||||
– Reductie uitgaven Documentatie Centrum | – 52 | – 52 | – 52 | – 52 |
– Reductie personele uitgaven Defensie Accountantsdienst | – 3 805 | – 3 805 | – 3 805 | – 3 805 |
– SBK maatregelen in het kader van de reductie personele uitgaven Defensie Accountantsdienst | 1 100 | 1 100 | – | – |
– Doelmatigheidswinst als gevolg van de oprichting Defensie Telematica Organisatie | – 900 | – 2 800 | – 5 600 | – 5 600 |
– Reductie materiële uitgaven | – | – | – | – 692 |
Prijsbijstelling 1997 | 4 722 | 4 614 | 4 642 | 4 637 |
Loonbijstelling 1997 | 5 406 | 4 831 | 4 820 | 5 069 |
Terugboeking Nafin-budgetten | 300 | 500 | 700 | 700 |
Overheveling naar artikel 01.21 Subsidies en bijdragen | – 2 169 | – 2 309 | – 2 303 | – 2 153 |
Restontvlechting DMGB | – 6 700 | – 6 700 | – 6 700 | – 6 700 |
Overheveling naar VROM | – 750 | – | – | – |
Overheveling naar beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen | – 766 | – 658 | – | – |
Beveiliging automatisering en informatie | – | – | 13 500 | – |
Overheveling wachtgelden en inactiviteitswedden | 8 375 | 8 835 | 8 639 | 8 580 |
Diverse aanpassingen | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
Totaal van de uitgavenmutaties | 5 761 | 4 556 | 14 841 | 984 |
Majeure verplichtingenmutaties | ||||
– mutaties gelijk aan uitgavenmutaties | 5 761 | 4 556 | 14 841 | 984 |
– diverse andere aanpassingen (per saldo) | 10 259 | 5 888 | 282 | 33 |
Totaal van de verplichtingenmutaties | 16 020 | 10 444 | 15 123 | 1 017 |
Toelichting op de nieuwe uitgavenmutaties
Dit betreft de reductie van uitgaven voor het Documentatie Centrum, de personele reductie van de Defensie Accountantsdienst, de doelmatigheidswinst van de Defensie Telematica Organisatie en vanaf 2001 de reductie van diverse materiële uitgaven. De reductie van de Defensie Accountantsdienst betreft 30 vte'n. De uitgaven voor de uit de reductie voortvloeiende SBK maatregelen zijn voor de jaren 1998 en 1999 aan het budget toegevoegd. De verlaging van het budget als gevolg van de oprichting Defensie Telematica Organisatie betreft de te realiseren doelmatigheidswinst.
Loon- en prijsbijstelling 1997
Deze mutaties zijn in de inleiding van de artikelsgewijze toelichting nader onderbouwd.
Dit betreft eerder aan de Koninklijke luchtmacht overgehevelde budgetten betreffende Netherlands Armed Forces Integrated Network (Nafin).
Overheveling naar artikel 01.21. Subsidies en bijdragen
Overheveling naar het artikel 01.21 vanwege het Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging en HDO/TNO.
Restontvlechting Directie Militair Geneeskundig Beleid (DMGB)
Dit betreft de overheveling naar het beleidsterrein 09. Dico in verband met het Geneeskundig Facilitair Bedrijf.
Overheveling naar het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor het beheersprogramma van gebouwen bij de Centrale organisatie.
Overheveling naar beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen
Dit betreft een overheveling naar beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen als gevolg van de compensatie ten behoeve van de uitkeringen militair personeel.
Beveiliging automatisering en informatie
Dit betreft een herschikking ten behoeve van de beveiliging van geautomatiseerde informatievoorzieningssystemen.
Overheveling wachtgelden en inactiviteitswedden
Met ingang van het jaar 1998 worden deze uitgaven verantwoord bij de betreffende beleidsterreinen in plaats van bij beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen. Voor het beleidsterrein Algemeen is het budget overgeheveld naar het artikel 01.20 Personeel en materieel.
De bijstelling van de uitgaven betreft een overheveling uit artikel 01.29 Overige departementale uitgaven.
Majeure verplichtingenmutaties
Als gevolg van aanpassing van de huidige planning zijn in de verplichtingensfeer op verschillende onderdelen verschuivingen aangebracht die leiden tot de (per saldo) vermelde mutatiereeks.
De verplichtingen en uitgaven per begrotingsressort en voor wachtgelden
De verplichtingen en uitgaven per begrotingsressort en voor wachtgelden (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Kerndepartement | 171 698 | 164 481 | 172 936 | 150 860 | 150 347 | 170 948 | 164 481 | 172 936 | 150 860 | 150 347 |
Militaire Inlichtingendienst | 102 191 | 85 008 | 82 761 | 91 656 | 99 649 | 102 520 | 85 929 | 83 254 | 91 623 | 98 649 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 8 041 | 7 204 | 6 640 | 6 437 | 6 235 | 8 041 | 7 204 | 6 640 | 6 437 | 6 235 |
Totaal artikel personeel en materieel | 281 930 | 256 693 | 262 337 | 248 953 | 256 231 | 281 509 | 257 614 | 262 830 | 248 920 | 255 231 |
Het ressort Kerndepartement bestaat naast de algemene leiding (minister, staatssecretaris, secretaris-generaal en plaatsvervangend secretaris-generaal – inclusief enkele onder hem ressorterende diensten –) uit:
– defensiestaf;
– directoraat-generaal personeel;
– directoraat-generaal materieel;
– directoraat-generaal economie en financiën;
– de zelfstandige directies:
– directie juridische zaken;
– directie algemene beleidszaken;
– directie voorlichting;
– defensie accountantsdienst.
Daarnaast is er nog een aantal bijzondere organisatie-eenheden aan de directoraten-generaal respectievelijk directies toegevoegd zoals de staf van de inspecteur-generaal der krijgsmacht en defensiepersoneel werkzaam bij de permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de Navo.
Het Kerndepartement heeft een drietal hoofdtaken, te weten:
– advisering van de bewindslieden;
– integrale sturing van de krijgsmachtdelen op hoofdlijnen;
– controle op de uitvoering van het beleid door de krijgsmachtdelen.
De verplichtingen en uitgaven Kerndepartement
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
01.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel | 65 264 | 61 748 | 59 584 | 57 075 | 55 078 | 65 264 | 61 748 | 59 584 | 57 075 | 55 078 |
01.20.02 Militair personeel | 29 079 | 27 555 | 27 116 | 26 276 | 25 941 | 29 079 | 27 555 | 27 116 | 26 276 | 25 941 |
01.20.03 Overige personele uitgaven | 16 636 | 16 395 | 15 906 | 14 455 | 14 783 | 16 636 | 16 395 | 15 906 | 14 455 | 14 783 |
01.20.04 Materiële uitgaven | 60 719 | 58 783 | 70 330 | 53 054 | 54 545 | 59 969 | 58 783 | 70 330 | 53 054 | 54 545 |
Totaal | 171 698 | 164 481 | 172 936 | 150 860 | 150 347 | 170 948 | 164 481 | 172 936 | 150 860 | 150 347 |
In de Novemberbrief (Kamerstukken II, 1994/95, 23 900 X, nr. 8) is medegedeeld dat de beleids- en de beleidsondersteunende capaciteit van de Centrale organisatie (CO) met 25% zal worden ingekrompen. De CO heeft inmiddels de eerste taakstelling gerealiseerd. In de jaren 1997–2000 is tijdelijk een extra behoefte van 25 vte'n ontstaan als gevolg van de extra administratieve werklast door de uitvoering van de motie-Zijlstra (Kamerstukken II, 1994/95, 21 490 X, nr. 18). Deze is gericht op het verstrekken van een uitkering van f 1 000 netto aan een bepaalde categorie voormalig personeel (gewezen dienstplichtigen), die in de periode 1938–1962 langer dan twee jaar doch korter dan vijf jaar werkelijke dienst hebben verricht (Indië-veteranen).
Het huisvestingsbeleid is gericht op concentratie van het Kerndepartement in het complex aan Plein/Kalvermarkt.
De informatievoorziening van de CO kan naar drie aandachtsgebieden worden onderverdeeld, te weten:
– concern-informatiesystemen;
– management-informatiesystemen;
– standaard infrastructuur Plein (STIP).
In het algemeen is duidelijk dat een kleinere bedrijfsomvang van de CO directe gevolgen heeft voor de behoeftestellingen zoals die worden ingediend. Ook de invoering van de Standaard infrastructuur Plein (STIP) en de daarmee voor ieder beschikbare software applicaties, leidt tot minder aanvragen van hardware en software voor kantoorautomatisering.
Toelichting per artikelonderdeel
01.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort Kerndepartement.
Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vten | 677 | 639 | 616 | 589 | 568 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 94 994 | 95 244 | 95 391 | 95 693 | 95 886 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 64 311 | 60 861 | 58 761 | 56 363 | 54 463 |
– niet-actief personeel | aantal vten | 22 | 21 | 20 | 20 | 20 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 43 318 | 42 238 | 41 150 | 35 600 | 30 750 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 953 | 887 | 823 | 712 | 615 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 65 264 | 61 748 | 59 584 | 57 075 | 55 078 |
Toelichting niet-actief personeel
In deze categorie zijn de uitgaven begrepen voor langdurig zieken, ouderschapsverlof, partiële arbeidsparticipatie en een bepaalde groep van postactief personeel. De uitgaven voor langdurig zieken en ouderschapsverlof zullen dalen. Het gemiddelde salaris per vte neemt dan ook af.
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort Kerndepartement.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 274 | 265 | 261 | 253 | 250 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 254 | 245 | 241 | 233 | 230 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 109 846 | 107 735 | 107 697 | 107 777 | 107 722 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 27 901 | 26 395 | 25 955 | 25 112 | 24 776 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 20 | 20 | 20 | 20 | 20 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 58 900 | 58 000 | 58 050 | 58 200 | 58 250 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 178 | 1 160 | 1 161 | 1 164 | 1 165 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 29 079 | 27 555 | 27 116 | 26 276 | 25 941 |
01.20.03 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen betreffen burger- en militair personeel. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reizen, verplaatsen, representatie, persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, onderwijs en opleidingen, inhuur tijdelijk personeel en geneeskundige verzorging.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | mensjaren | 13,2 | 13 | 12,6 | 11,9 | 11,2 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 70 985 | 71 000 | 70 952 | 70 840 | 71 250 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 937 | 923 | 894 | 843 | 798 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 951 | 904 | 877 | 842 | 818 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 11 273 | 11 397 | 11 353 | 11 061 | 11 363 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 10 721 | 10 303 | 9 957 | 9 313 | 9 295 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 11 658 | 11 226 | 10 851 | 10 156 | 10 093 |
Andere volumegegevens: | ||||||
– Representatie bijzondere projecten | x f 1000 | 400 | 400 | 675 | 400 | 400 |
– Georganiseerd overleg | x f 1000 | 2 591 | 2 591 | 2 591 | 2 591 | 2 591 |
– Raden en commissies | x f 1000 | 642 | 593 | 568 | 558 | 558 |
– Lump-sum geneeskundige verzorging | x f 1000 | 364 | 375 | 375 | – | – |
– Overige personele zaken | x f 1000 | 981 | 1 210 | 846 | 750 | 1 141 |
Sub-totaal | x f 1000 | 4 978 | 5 169 | 5 055 | 4 299 | 4 690 |
Totaal personele uitgaven | x f 1000 | 16 636 | 16 395 | 15 906 | 14 455 | 14 783 |
Toelichting inhuur tijdelijk personeel
De uitgaven hebben betrekking op de inhuur van tijdelijk personeel (uitzendkrachten) voor werkzaamheden als gevolg van tijdelijke piekbelasting en/of achterstanden, die zijn ontstaan door vacatures of ziekten. De uitgaven worden terughoudend geraamd.
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
De uitgaven hebben voornamelijk betrekking op reizen en opleidingen.
Toelichting andere volumegegevens
Representatie bijzondere projecten
De uitgaven hebben betrekking op de jaarlijks te houden internationale bijeenkomsten waarbij Nederland als gastland optreedt.
Dit betreft bijdragen aan de personeelscentrales voor georganiseerd overleg.
Dit betreft deelname en bijdragen aan diverse raden en commissies waaronder de Adviesraad Internationale Vraagstukken en secretariaatskosten van de Western European Armaments Group.
Lump-sum geneeskundige verzorging
Hierbij gaat het om afdracht van naheffingen aan de belastingdienst in verband met voormalig dienstplichtig personeel. Met ingang van 2001 worden hiervoor geen uitgaven meer voorzien.
De uitgaven hebben betrekking op onder andere voeding, medische keuringen en uitgaven in het kader van SBK zoals bemiddelingskosten voor de herplaatsing van eventueel overtollig personeel.
Onder dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor onder meer kleine bedrijfsmatige investeringen, huisvesting, bureauzaken, inventarisgoederen en klein materieel, informatiesystemen, data- en telecommunicatie, voertuigen en inhuur O-, I- en A-deskundigheid.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur O-, I- en A-deskundigheid | uren | 34 452 | 30 200 | 30 200 | 30 200 | 30 200 |
– gemiddelde uitgaven per uur | x f 1 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 8 613 | 7 550 | 7 550 | 7 550 | 7 550 |
– overige persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 951 | 904 | 877 | 842 | 818 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 20 750 | 20 775 | 22 274 | 21 033 | 21 595 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 19 733 | 18 781 | 19 534 | 17 710 | 17 665 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 28 346 | 26 331 | 27 084 | 25 260 | 25 215 |
Andere volumegegevens: | ||||||
– Kleine bedrijfsmatige investeringen | x f 1000 | 8 817 | 9 935 | 6 891 | 5 234 | 6 500 |
– Informatiesystemen | x f 1000 | 20 835 | 20 835 | 34 335 | 20 835 | 20 835 |
– Voertuigen | x f 1000 | 1 105 | 824 | 1 153 | 852 | 1 122 |
– Overige materiële uitgaven | x f 1000 | 866 | 858 | 867 | 873 | 873 |
Sub-totaal | x f 1000 | 31 623 | 32 452 | 43 246 | 27 794 | 29 330 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 59 969 | 58 783 | 70 330 | 53 054 | 54 545 |
Toelichting inhuur O-, I- en A-deskundigheid
Als gevolg van het ontbreken van capaciteit en/of kwaliteit worden jaarlijks krachten ingehuurd voor specifieke werkzaamheden. De uitbestede werkzaamheden hebben betrekking op:
– organisatie, informatievoorziening en strategische bedrijfsvoering;
– systeemontwikkeling en onderhoud;
– contra-expertise/second opinion.
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
Tot de persoonsgebonden materiële uitgaven worden gerekend uitgaven voor bureauzaken, huisvesting, bestuurlijke informatievoorzieningen, communicatiemiddelen en overige materiële zaken, zoals porto, bankkosten, documentatie en nutsvoorzieningen.
Toelichting andere volumegegevens
Kleine bedrijfsmatige investeringen
Voor investeringen in automatiseringsapparatuur is uitgegaan van een normbedrag van f 2000 per ambtenaar per jaar. Daarnaast is een bedrag geraamd voor specifieke nieuwe investeringen.
Specifieke investeringen in en innovatie van automatiseringsapparatuur hebben vooral betrekking op de kwaliteitsverbetering. Daarnaast worden investeringen gedaan voor de instandhouding en het onderhoud van systemen voor personeels- en financiële informatie.
De uitgaven die betrekking hebben op telecommunicatie-apparatuur zijn te verdelen in:
– investeringen in draagbare en autotelefoons;
– investeringen in telefaxapparatuur;
– vervanging van de telefooncentrale.
Dit betreft exploitatiekosten automatisering waarbij wordt aangetekend dat het niveau van de uitgaven van het Directoraat-Generaal Personeel en het Directoraat-Generaal Economie en Financiën mede bepaald wordt door gemeenschappelijke uitgaven, zoals automatiserings- en informatiesystemen die ten dienste staan van de gehele krijgsmacht. Het gaat onder meer om de salarisadministratie en het Geïntegreerde verplichtingen-, kas- en kostenadministratiesysteem (GVKKA). Voorts is voor het jaar 2000 f 13,5 miljoen opgenomen vanwege de aanloopkosten voor de beveiliging van geautomatiseerde informatievoorzieningssystemen.
Het niveau van de uitgaven voor vervangingsinvesteringen wordt bepaald door de omvang van het wagenpark (personenauto's) en een vervanging na vier jaren of 120 000 kilometer. In het bestand is ook het voertuigenpark ten behoeve van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) begrepen.
Het ressort Militaire Inlichtingendienst (MID)
De Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) vormt het wettelijk kader voor de taken van de MID. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde in een rechtsgeding dat de uit 1987 daterende WIV op een aantal onderdelen niet in overeenstemming is met het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Daarom is een wetsvoorstel Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten opgesteld dat op 2 december 1996 naar de Raad van State is gezonden voor advies. In het wetsvoorstel is voorzien in een taakuitbreiding van de MID. Deze heeft betrekking op een beperkt aantal taken van de voormalige IDB. Naar verwachting zal deze herziening in 1998 zijn beslag krijgen.
In het kader van de doelmatigheidsoperatie bij Defensie zijn de organisatie en de werkwijze van de MID uitgebreid onderzocht. Dit heeft ertoe geleid dat midden 1996 de bij de krijgsmachtdelen ingedeelde inlichtingen- en veiligheidsdienstonderdelen onder de (éénhoofdige) leiding van het Hoofd Militaire Inlichtingendienst zijn geplaatst. Van 1997 tot 2000 reduceert de MID zijn sterkte met 120 vte'n tot een omvang van 753 vte'n. Bij dit proces is gegarandeerd dat zowel de politieke en militaire top van het departement en andere ministeries blijven beschikken over hoogwaardige inlichtingen. Daarbij geldt overigens dat het huidige gebied van belangstelling groter is dan ten tijde van de Koude Oorlog. Om relevante ontwikkelingen met een gereduceerde organisatie te kunnen blijven volgen, is de introductie van geavanceerde informatiesystemen noodzakelijk. Een aantal projecten dat in deze informatiebehoefte voorziet is gepland.
De verplichtingen en uitgaven Militaire Inlichtingendienst
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
01.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel | 30 239 | 28 887 | 28 483 | 28 522 | 28 522 | 30 239 | 28 887 | 28 483 | 28 522 | 28 522 |
01.20.06 Militair personeel | 31 493 | 30 444 | 30 370 | 30 480 | 30 480 | 31 493 | 30 444 | 30 370 | 30 480 | 30 480 |
01.20.07 Overige personele uitgaven | 7 242 | 6 549 | 6 996 | 7 706 | 8 728 | 7 242 | 6 549 | 6 996 | 7 706 | 8 728 |
01.20.08 Materiële uitgaven | 33 217 | 19 128 | 16 912 | 24 948 | 31 919 | 33 546 | 20 049 | 17 405 | 24 915 | 30 919 |
Totaal | 102 191 | 85 008 | 82 761 | 91 656 | 99 649 | 102 520 | 85 929 | 83 254 | 91 623 | 98 649 |
De overheveling van formatieplaatsen en budgetten van de militaire inlichtingendiensten van de krijgsmachtdelen naar de Centrale organisatie in verband met de integratie van de MID-diensten is voltooid. Met het nu beschikbare budget moet vorm worden gegeven aan de gereorganiseerde MID.
In 1997 is bij beleidsterrein 01. Algemeen op artikel 01.18 Personeel en materieel nog sprake van een gemengde verantwoording, waarbij het totaal van het Kerndepartement en de MID is weergegeven. Met ingang van de ontwerpbegroting 1998 zijn voor de MID vier aparte artikelonderdelen ingeruimd binnen het nieuwe artikel 01.20 Personeel en materieel. Daarnaast is voor de MID een bescheiden raming opgenomen op het artikel 01.22 Geheime uitgaven.
Per 1 januari 1996 omvatte de MID 158 vte'n. Dit aantal is in de loop van 1997, als gevolg van de overheveling van inlichtingendiensten van de krijgsmachtdelen, opgelopen tot 849 vte'n. Op dit aantal rust een afslankingstaakstelling waaraan via de reorganisatie vorm wordt gegeven. De afslanking verloopt goed. Voor 1998 wordt een sterkte van 790 vte'n geraamd.
In de situatie van een geïntegreerde MID ligt het accent op onderlinge aanvulling van en samenwerking tussen diensten die voorheen uitsluitend met het eigen krijgsmachtdeel communiceerden en daarnaast geografisch zijn gespreid (onder andere Amsterdam, Eibergen en Den Haag). De geïntegreerde MID vergt op onderdelen andersoortige apparatuur.
In 1996 was de dienst op ongeveer 20 locaties gehuisvest. Deze locaties zijn in gebruik bij operationele en stafelementen. Het aantal operationele locaties kan aanzienlijk worden teruggebracht door de integratie. Een tijdelijke locatie is gevonden op het FEL-TNO complex. Deze extra dislocatie beperkt de efficiënte bedrijfsvoering en navenant de opgedragen reductiemogelijkheden, met name door het aanhouden van extra ondersteunend personeel. Het beleid is gericht op concentratie van de stafcomponenten van de dienst op het Van Alkemadecomplex per eind 1999.
Toelichting per artikelonderdeel
01.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort MID.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 369 | 352 | 347 | 347 | 347 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 81 447 | 81 540 | 81 550 | 81 663 | 81 663 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 30 054 | 28 702 | 28 298 | 28 337 | 28 337 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | 37 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 185 | 185 | 185 | 185 | 185 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 30 239 | 28 887 | 28 483 | 28 522 | 28 522 |
Aangezien bij de raming voor alle jaren is uitgegaan van het loonniveau 1997 en een gelijkmatige verdeling over de rangen vertoont, is het gemiddelde salarisniveau een vrijwel gelijk bedrag per jaar.
Toelichting niet-actief personeel
In deze categorie zijn de uitgaven begrepen voor langdurig zieken, ouderschapsverlof, partiële arbeidsparticipatie en een bepaalde groep van postactief personeel.
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort MID.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 421 | 407 | 406 | 406 | 406 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 407 | 393 | 392 | 392 | 392 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 75 351 | 75 399 | 75 403 | 75 676 | 75 676 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 30 668 | 29 632 | 29 558 | 29 665 | 29 665 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 14 | 14 | 14 | 14 | 14 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 58 929 | 58 000 | 58 000 | 58 214 | 58 214 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 825 | 812 | 812 | 815 | 815 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 31 493 | 30 444 | 30 370 | 30 480 | 30 480 |
Het gemiddeld salaris van beroepspersoneel bepaalde tijd ligt aanmerkelijk lager dan die voor het personeel bepaalde tijd aangezien het bij de eerste categorie om relatief jong personeel gaat dat een aanvangssalaris ontvangt en bovendien in het algemeen een lagere rang heeft.
01.20.07 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen betreffen burger- en militair personeel. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reizen, verplaatsen, representatie, persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, onderwijs en opleidingen, inhuur tijdelijk personeel en geneeskundige verzorging.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | mensjaren | 4,4 | 3,7 | 3,7 | 3,2 | 3,2 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 70 227 | 70 000 | 70 000 | 71 563 | 71 563 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 309 | 259 | 259 | 229 | 229 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 790 | 759 | 753 | 753 | 753 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 8 584 | 8 087 | 8 745 | 9 728 | 11 085 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 6 781 | 6 138 | 6 585 | 7 325 | 8 347 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 7 090 | 6 397 | 6 844 | 7 554 | 8 576 |
Overige personele uitgaven | x f 1000 | 152 | 152 | 152 | 152 | 152 |
Totaal personele uitgaven | x f 1000 | 7 242 | 6 549 | 6 996 | 7 706 | 8 728 |
Toelichting inhuur tijdelijk personeel
De totale uitgaven voor de inhuur van tijdelijk personeel, die terughoudend worden geraamd, zijn het product van het aantal mensjaren en de gemiddelde loonsom op jaarbasis. De uitgaven betreffen de inhuur van uitzendkrachten voor slechts enkele specifieke onderdelen van de MID ter vervanging van personeel dat afwezig is in verband met ziekte en/of verlof.
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
Het gemiddelde bedrag per vte is het quotiënt van de overige persoonsgebonden personele uitgaven die in beheer zijn bij het ressort MID en de begrotingssterkte van dit ressort. Het betreft hier in hoofdzaak de uitgaven voor opleidingen en reis- en verblijfkosten voor dienstreizen en verplaatsingskosten. De stijging van de gemiddelde uitgaven per vte is in hoofdzaak toe te schrijven aan stijgende uitgaven voor opleiding.
Toelichting andere volumegegevens
De uitgaven hebben in hoofdzaak betrekking op medische keuringen, verstrekking van voeding en uitgaven in het kader van de van kracht zijnde SBK-regelingen.
Onder dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor onder meer kleine bedrijfsmatige investeringen, huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, data- en telecommunicatie, voertuigen en inhuur O-, I- en A-deskundigheid.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur O-, I- & A-deskundigheid | uren | 2 360 | 2 304 | 2 304 | 2 332 | 5 968 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 590 | 576 | 576 | 583 | 1 492 |
– overige persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 790 | 759 | 753 | 753 | 753 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 17 280 | 8 253 | 4 778 | 5 329 | 5 060 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 13 651 | 6 264 | 3 598 | 4 013 | 3 810 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 14 241 | 6 840 | 4 174 | 4 596 | 5 302 |
Overige kleine bedrijfsmatige investeringen | x f 1000 | 19 305 | 13 209 | 13 231 | 20 319 | 25 617 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 33 546 | 20 049 | 17 405 | 24 915 | 30 919 |
Toelichting inhuur O-, I- en A-deskundigheid
Gelet op het specifieke karakter van de MID hebben de uitgaven grotendeels betrekking op de kosten van systeemontwikkeling en implementatie.
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
Het betreft hier de uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, communicatie-middelen en overige materiële zaken. De uitgaven zijn tot en met 1999 hoger als gevolg van het feit dat rekening is gehouden met additionele uitgaven voor herhuisvesting, verhuizing en inrichting.
Toelichting kleine bedrijfsmatige investeringen
De bedrijfsmatige investeringen hebben betrekking op:
– kleine investeringen die voornamelijk betrekking hebben op stationaire- en mobiele telefoons in verband met de mobiliteit van de werkers in het veld;
– automatisering. Verdergaande automatisering is één van de randvoorwaarden bij de uitvoering van de doelmatigheidsoperaties bij de MID. In dit kader moeten onder andere het project Automatisering Ressort Inlichtingen Militaire Inlichtingendienst (ARIMID) en het Contra- Inlichtingen- en Veiligheidsinformatie- en Communicatiesysteem (CIVIC) in 1998 worden voltooid. Deze systemen bieden ondersteuning aan de diensten inlichtingen, contra-inlichtingen en veiligheid. Realisatie van een managementinformatiesysteem in 1999 zal de eerste fase van automatisering afronden;
– vervoermiddelen. MID-medewerkers in de buitendienst hebben de beschikking over een dienstauto voor onder meer de uitvoering van (veiligheids)onderzoeken. Het niveau van de uitgaven voor vervangingsinvesteringen wordt bepaald door de omvang van het wagenpark (personenauto's) en een vervanging na vier jaren of 120 000 kilometer;
– overige investeringen. Deze hebben betrekking op alle projecten van de afdeling verbindingsinlichtingen. De integratie van operationele verbindingslijnen te Eibergen maakt het noodzakelijk te investeren in kostbare technische peilapparatuur en de daarbij behorende automatiseringssystemen. Investeringen in strategische verbindingsinlichtingen zijn noodzakelijk om de grote (geografische en technische) diversiteit aan doelen te kunnen onderscheppen. Samenwerking in dit kader, zowel interdepartementaal als internationaal, vergt eveneens substantiële investeringen.
Artikelonderdeel 01.20.09 Wachtgelden en inactiviteitswedden
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor de burgerambtenaren van het Kerndepartement en de MID. Separaat zichtbaar zijn de uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader (SBK) en de Uitstroom Bevorderende Maatregel Ouderen (UBMO).
Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen zoveel mogelijk te beperken door middel van een actieve herplaatsingsinspanning en het gebruik van SBK-instrumenten waaronder om-, her- en bijscholing. Sinds 1996 omvat dit artikel ook de uitgaven die betrekking hebben op de uitvoeringskosten van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO).
Vanaf de ontwerpbegroting 1998 worden de wachtgelden bij de betreffende beleidsterreinen geraamd en verantwoord in plaats van bij beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen.
Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit artikelonderdeel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
De geraamde bedragen en ramingskengetallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Wachtgelden SBK/UBMO | ||||||
burgerpersoneel | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 162 | 148 | 139 | 120 | 112 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 29 031 | 29 459 | 27 712 | 30 450 | 30 955 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 4 703 | 4 360 | 3 852 | 3 654 | 3 467 |
Overige wachtgelden burgerpersoneel | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 68 | 45 | 39 | 38 | 38 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 32 221 | 38 067 | 42 487 | 43 474 | 43 079 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 2 191 | 1 713 | 1 657 | 1 652 | 1 637 |
Totaal toegelicht met | ||||||
ramingskengetallen | x f 1 000 | 6 894 | 6 073 | 5 509 | 5 306 | 5 104 |
Bij: uitvoeringskosten | x f 1 000 | 1 147 | 1 131 | 1 131 | 1 131 | 1 131 |
Totale uitgaven wachtgelden | ||||||
en inactiviteitswedden | x f 1 000 | 8 041 | 7 204 | 6 640 | 6 437 | 6 235 |
De geraamde bedragen hebben betrekking op de wachtgeldregelingen die deel uitmaken van het pakket maatregelen dat bij het Sociaal Beleidskader (SBK) hoort. Dit zijn de wachtgeld-VUT, de wachtgeld-VUT compensatieregeling, de wachtgeld standaardregeling en de uitstroom bevorderende maatregel ouderen. De fluctuatie in het bedrag per uitkeringsjaar wordt veroorzaakt door de per regeling van toepassing zijnde uitkeringspercentages, de duur en het bruto bedrag van de uitkeringsgrondslagen.
In de post overige wachtgelden worden de diverse (niet-SBK) uitkeringsregelingen verantwoord. Daarbij gaat het om het werkloosheidsbesluit defensie personeel (WBDP) en de suppletieregeling. Tevens wordt ook een aantal aflopende regelingen zoals het wachtgeldbesluit burgerlijke rijksambtenaren defensie, het uitkeringsbesluit burgelijke ambtenaren defensie en het herplaatsingswachtgeld tot de post overige wachtgelden gerekend. De toename van het bedrag per uitkeringsjaar wordt veroorzaakt door de per regeling van toepassing zijnde grondslagen.
In onderstaand overzicht zijn de voorziene uitgaven voor het Sociaal Beleidskader opgenomen. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel van het Kerndepartement en de MID. De verantwoording van de uitgaven vindt, met uitzondering van de wachtgelden, plaats ten laste van de desbetreffende artikelonderdelen ambtelijk burgerpersoneel en overige personele uitgaven. De uitgaven van de wachtgelden worden geraamd en verantwoord ten laste van dit artikelonderdeel 01.20.09.
Sociaal Beleidskader (bedragen x f 1000) | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– Om-, her-, bijscholing en outplacement | 800 | 700 | 700 | 600 | 600 | 600 |
– Verplaatsen | 50 | 60 | 60 | 60 | 60 | 60 |
– Wachtgelden | 4 574 | 4 703 | 4 360 | 3 852 | 3 654 | 3 467 |
– BDOS plaatsingen | 5 100 | 2 550 | 2 975 | 2 550 | 2 550 | 935 |
Totaal Sociaal Beleidskader | 10 524 | 8 013 | 8 095 | 7 062 | 6 864 | 5 062 |
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven geraamd voor:
– subsidies aan verschillende instellingen, gebaseerd op het rapport Subsidiebeleid na 1986;
– bijdragen aan andere ministeries, verenigingen, stichtingen en comités.
Subsidies worden verleend aan instellingen die voor Defensie een zeker nut hebben en ook zelf financiële middelen bijeenbrengen, maar daarnaast mede afhankelijk zijn van financiële hulp van Defensie. In bijlage 6 is een overzicht opgenomen.
De aard van het artikel brengt met zich mee dat de afzonderlijke ramingen voor de verplichtingen en de uitgaven aan elkaar gelijk zijn.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 01.04 | 104 033 | 103 831 | 103 167 | 103 167 | |
Nieuwe mutaties | 15 515 | 15 454 | 15 444 | 15 317 | |
Stand ontwerpbegroting 1998 | 119 548 | 119 285 | 118 611 | 118 484 | 118 484 |
De nieuwe mutaties zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Prijsbijstelling 1997 | 673 | 670 | 667 | 667 |
Loonbijstelling 1997 | 2 029 | 2 019 | 2 013 | 2 013 |
Overheveling subsidies van de Koninklijke landmacht | 12 673 | 12 475 | 12 474 | 12 497 |
Bijdrage aan het ministerie van Buitenlandse Zaken | 140 | 290 | 290 | 140 |
Totaal van de uitgavenmutaties | 15 515 | 15 454 | 15 444 | 15 317 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Loon- en prijsbijstelling 1997
Met betrekking tot deze mutaties is in de inleiding van de artikelsgewijze toelichting nadere algemene informatie verstrekt. De loonbijstellingsmutatie betreft de doelsubsidie HDO/TNO.
Overheveling subsidies van de Koninklijke landmacht
Dit betreft overheveling van acht subsidies van de Koninklijke landmacht naar het Kerndepartement, aangezien de beslissing tot verstrekking van deze subsidies aldaar wordt genomen.
Bijdrage aan het ministerie van Buitenlandse Zaken
Dit betreft een aanpassing van de bijdragen aan het ministerie van Buitenlandse Zaken met betrekking tot het Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging.
De onderverdeling naar artikelonderdelen (meerjarig)
De onderverdeling van het volume van de uitgaven (x f 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Artikelonderdeel | Volume van de uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Subsidies: | |||||
– aan het Comité international de médecine et de pharmacie militaires | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
– Koninklijke vereniging ter beoefening van de krijgswetenschap, ten behoeve van de buitengewone leerstoel militair recht aan de Universiteit van Amsterdam en het tijdschrift de «Militaire Spectator» | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 |
– Veteranenplatform | 185 | 180 | 180 | 180 | 180 |
– Bond Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers (BNMO) | 400 | ||||
– Defensie vrouwennetwerk | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 |
– Atlantic exchange program | 15 | 15 | 15 | 15 | 15 |
– Stichting Dienstverlening Veteranen | 2 017 | 2 017 | 2 017 | 2 017 | 2 017 |
– Stichting Maatschappij en Krijgsmacht | 491 | 491 | 491 | 491 | 491 |
– Stichting Vrouw en Uniform | 28 | 28 | 28 | 28 | 28 |
– Stichting Homosexualiteit en Krijgsmacht | 55 | 55 | 55 | 55 | 55 |
– Koninklijke Nederlandse vereniging van reserve-officieren | 70 | 70 | 70 | 70 | 70 |
– Stichting koepelorganisatie militaire tehuizen | 1 900 | 1 900 | 1 900 | 1 900 | 1 900 |
– Stichting bijzondere scholen voor onderwijs op algemene grondslag | 9 800 | 9 911 | 9 910 | 9 933 | 9 933 |
– Algemene vereniging voor reserve militairen | 20 | 20 | 20 | 20 | 20 |
– Stichting rechtsbijstand dienstplichtige militairen | 204 | ||||
Totaal subsidies | 15 599 | 15 101 | 15 100 | 15 123 | 15 123 |
De onderverdeling van het volume van de uitgaven (x f 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Artikelonderdeel | Volume van de uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Bijdragen aan: | |||||
– het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII): in de doelsubsidies TNO/DO | 97 722 | 97 303 | 96 870 | 96 870 | 96 870 |
– het ministerie van Buitenlandse Zaken (V): | |||||
* Nationaal bureau voor verbindingsbeveiliging | 2 651 | 3 305 | 3 065 | 2 915 | 2 915 |
* de Stichting Nederlands instituut voor internationale betrekkingen «Clingendael» | 1 758 | 1 758 | 1 758 | 1 758 | 1 758 |
* het Internationaal comité van het Rode Kruis | 70 | 70 | 70 | 70 | 70 |
* de Stichting Atlantische Commissie | 298 | 298 | 298 | 298 | 298 |
– het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII): | |||||
bijdrage aan het Nationaal lucht- en ruimtevaart laboratorium | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
– het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI): | |||||
bijdrage ten behoeve van het Informatie- en coördinatie-orgaan dienstverlening oorlogsgetroffenen (ICODO) | 450 | 450 | 450 | 450 | 450 |
Totaal bijdragen | 103 949 | 104 184 | 103 511 | 103 361 | 103 361 |
Totaal subsidies | 15 599 | 15 101 | 15 100 | 15 123 | 15 123 |
Totaal artikel | 119 548 | 119 285 | 118 611 | 118 484 | 118 484 |
De doelstellingen van de ontvangers van subsidies en bijdragen worden uiteengezet in bijlage 6.
De daling van de uitgaven voor subsidies en bijdragen wordt voor het merendeel veroorzaakt door de eerder ingeboekte doelmatigheidsbesparingen met betrekking tot de doelsubsidie TNO/Defensie-onderzoek.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Overeenkomstig artikel 19 van de Comptabiliteitswet 1976 en de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften, is artikel 01.22 bij Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.
Door toepassing van categorie 2.b van de «Aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991» wordt bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.08 | 200 | 200 | 200 | 200 | ||||
Nieuwe mutaties | – | – | – | – | ||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 200 | 200 | 200 | 200 | 200 |
De geheime uitgaven worden jaarlijks door de President van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd.
01.23 Internationale verplichtingen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Nederland neemt deel aan een aantal gemeenschappelijk gefinancierde programma's in Navo-verband. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de samenhang van het bondgenootschap. Het betreft onder meer het Navo Veiligheids Investeringsprogramma (het vroegere Navo-infrastructuurprogramma), de militaire begroting van de Navo en het «Airborne Early Warning and Control System» (Awacs).
De gemeenschappelijke kosten van Navo-uitbreiding zullen in de toekomst uit dit artikel worden betaald. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat dit niet zal leiden tot een extra beslag op de middelen.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.11 | 135 923 | 111 279 | 116 487 | 121 242 | 115 282 | |||
Nieuwe mutaties | – 77 123 | 29 859 | 19 314 | 23 076 | 29 236 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 12 330 | 0 | 58 800 | 141 138 | 135 801 | 144 318 | 144 518 | 143 989 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.11 | 150 918 | 146 101 | 152 018 | 152 218 | ||||
Nieuwe mutaties | – | – | – | – | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 150 918 | 146 101 | 152 018 | 152 218 | 151 689 |
De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
– Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland | 720 | 200 | 2 800 | 2 800 |
– Bijdrage Navo Veiligheids Investeringsprogramma | 32 139 | 22 114 | 23 276 | 29 436 |
– Exploitatie Awacs | – 150 | – 150 | – 150 | – 150 |
– Bijdrage aan de militaire begroting van de Navo | – 2 850 | – 2 850 | – 2 850 | – 2 850 |
Totaal van de verplichtingenmutaties | 29 859 | 19 314 | 23 076 | 29 236 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingenmutaties
Met als doel het inzicht te verbeteren en de administratie te vereenvoudigen zijn de in voorgaande jaren aangegane en in de komende jaren aan te gane verplichtingen aangepast en geschoond. Deze administratieve operatie heeft een neutraal effect op de uitgaven.
Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland
De aanpassingen zijn noodzakelijk om het juiste niveau van aan te gane verplichtingen voor Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland te verkrijgen.
Bijdrage aan het Navo Veiligheids Investeringsprogramma
De mutaties vloeien voort uit de gekozen methode waarbij verplichtingen in de begrotingsadministratie worden vastgelegd op het moment dat de met de Navo-lidstaten gemaakte afspraken financieel concrete vormen hebben aangenomen en dat daadwerkelijk tot onderlinge verrekening wordt overgegaan.
Een nadere inschatting van aan te gane verplichtingen heeft een kleine aanpassing tot gevolg.
Bijdrage aan de militaire begroting van de Navo
Het niveau van verplichtingen inzake de bijdrage aan de Navo militaire begroting is op basis van besluitvorming door de lidstaten neerwaarts bijgesteld.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland | 30 682 | 24 545 | 32 762 | 32 762 | 32 233 | 30 682 | 24 545 | 32 762 | 32 762 | 32 233 |
Bijdrage aan Navo Veiligheids Investeringsprogramma | 64 356 | 64 356 | 64 356 | 64 356 | 64 356 | 64 356 | 64 356 | 64 356 | 64 356 | 64 356 |
Investeringen Awacs | 9 780 | 10 300 | 7 700 | 7 700 | 7 700 | |||||
Exploitatie Awacs | 14 800 | 14 800 | 14 800 | 14 800 | 14 800 | 14 800 | 14 800 | 14 800 | 14 800 | 14 800 |
Bijdrage aan de militaire begroting van de Navo | 28 100 | 28 100 | 28 100 | 28 100 | 28 100 | 28 100 | 28 100 | 28 100 | 28 100 | 28 100 |
Overige bijdragen | 3 200 | 4 000 | 4 300 | 4 500 | 4 500 | 3 200 | 4 000 | 4 300 | 4 500 | 4 500 |
Totaal | 141 138 | 135 801 | 144 318 | 144 518 | 143 989 | 150 918 | 146 101 | 152 018 | 152 218 | 151 689 |
Toelichting per artikelonderdeel
Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland
De uitgaven voor Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland betreffen projecten die naar verwachting in de jaren 1998 t/m 2002 zullen worden uitgevoerd. Het grootste deel van de uitgaven wordt verrekend met de Navo. De hieruit voortvloeiende ontvangsten worden verantwoord op het verrekenbare ontvangstenartikel 01.20. Voor Nederland betreft het in hoofdlijnen investeringen ten behoeve van communicatie en het oliepijpleidingennet.
Bijdrage aan het Navo Veiligheids Investeringsprogramma
In dit programma is gekozen voor gemeenschappelijke financiering van projecten die zijn opgenomen in «Capability Packages» en voor gemeenschappelijk gebruik zijn. Voor de ramingen vanaf 1997 wordt uitgegaan van een totaal contributieniveau van NAU 169 miljoen ofwel f 1 280 miljoen (één Navo Accounting Unit (NAU)= circa f 7,56). Het Nederlands aandeel van ongeveer 5% betekent een bijdrage van f 64,4 miljoen.
De investeringen worden gedaan in het kader van de eerste fase («near-term») van het Awacs-verbeteringsprogramma. De investeringen betreffen met name verbeteringen van de radars en de verbindingen. In Navo-verband is een vervolgfase («mid-term») overeengekomen, die in 1998 zal aanvangen en waarvoor in 1997 de verplichtingen zijn aangegaan. De ramingen berusten op de vastgestelde Nederlandse bijdrage van circa 3,75%.
De uitgaven voor het operationeel houden van de Awacs-vloot berusten op de in het «operation and support»-budget voorziene behoeften. Bij de raming is rekening gehouden met een door de deelnemende landen overeengekomen reële nulgroei. De Nederlandse bijdrage is ongeveer 3,75%.
Bijdrage militaire begroting van de Navo
Ten laste van de Navo Militaire Begroting, waaraan Nederland ongeveer 3,5% bijdraagt, komen:
– de uitgaven van de hoofdkwartieren, agentschappen en speciale programma's;
– de exploitatie-uitgaven ten behoeve van gemeenschappelijk gefinancierde investeringsprojecten;
– de uitgaven van gemeenschappelijke voorzieningen die niet in aanmerking komen voor financiering door het Navo Veiligheids Investeringsprogramma.
De overige bijdragen betreffen het Nederlandse aandeel in verschillende specifieke projecten en voorzieningen van Navo, zoals de internationale school van SHAPE en pensioenbijdragen.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Het ministerie van Defensie heeft de volgende garanties verleend:
– voor de lening aan de Woonstichting «Ons Belang» voor een maximum van f 0,4 miljoen met een looptijd tot het jaar 2002;
– voor Eurometaal met een maximum van f 2 miljoen.
Naar de huidige inzichten zijn de uitgaven tot en met het jaar 2002 nihil.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
De activiteiten die betrekking hebben op voorbereidende bodemonderzoeken ten behoeve van de sanering van verontreinigde gronden en overige vormen van milieubelasting, zijn met de eerste suppletore begroting 1997 aan de betrokken krijgsmachtdelen overgedragen.
In dit artikel zijn nu de uitgaven opgenomen voor aan milieumaatregelen gerelateerd wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast worden hier ook contributies aan milieu-organisaties en de inhuur van externe deskundigen op milieugebied verantwoord.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.14 | 700 | 3 000 | 3 000 | 500 | 2 500 | |||
Nieuwe mutaties | 360 | 360 | 2 360 | 360 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 700 | 3 360 | 3 360 | 2 860 | 2 860 | 2 860 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.14 | 3 000 | 3 000 | 2 500 | 2 500 | ||||
Nieuwe mutaties | 360 | 360 | 360 | 360 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 3 360 | 3 360 | 2 860 | 2 860 | 2 860 |
De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Verplichtingen: | ||||
– Ramingsbijstelling | – | – | 2000 | – |
– Contributies en inhuur deskundigen | 360 | 360 | 360 | 360 |
Totaal van de verplichtingenmutaties | 360 | 360 | 2 360 | 360 |
Uitgaven: | ||||
– Contributies en inhuur deskundigen | 360 | 360 | 360 | 360 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en uitgavenopbouw hebben, naast een ramingsbijstelling in het jaar 2000 in de verplichtingensfeer inzake milieumaatregelen, betrekking op de intensivering van diverse aspecten waarop het wetenschappelijk milieu-onderzoek zich richt. Hiervoor wordt een beroep gedaan op de inhuur van externe deskundigen en wordt bijgedragen aan milieu-organisaties.
Voor wetenschappelijk onderzoek op milieugebied wordt voor 1998 en 1999 een bedrag van f 3,36 miljoen geraamd. Vanaf het jaar 2000 wordt dit bedrag met f 0,5 miljoen gereduceerd. Naast het reeds voorziene onderzoek naar oppervlaktewater- en luchtverontreiniging zijn ook onderzoeken naar overige vormen van milieubelasting onder dit artikel gebracht.
01.26 Technologie-ontwikkeling
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven geraamd voor technologie-ontwikkeling, alsmede voor het gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie (Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling voor de Centrale organisatie). De uitgaven kunnen ook betrekking hebben op de opbouw en het instandhouden van kennis en kunde voor Defensie. Het betreft onderzoek ten behoeve van de primaire processen van Defensie, zoals beleids-, plannings- en besluitvormingsprocessen. De uitgaven voor het gebruik van kennis en kunde door de krijgsmachtdelen, inclusief de uitgaven voor de ontwikkeling van materieel ten behoeve van de krijgsmacht, komen ten laste van de krijgsmachtdeelbudgetten.
Het ministerie van Economische Zaken draagt financieel bij aan technologie- en materieelontwikkelingsprojecten, waarbij de bijdrage afhankelijk is van de bijdrage die door de industrie wordt geleverd.
Het streven is door middel van het financieren van dergelijke projecten de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie op specifieke gebieden te verbeteren. Het overleg aangaande de financiële bijdrage van het ministerie van Economische Zaken vindt plaats in de Commissie ontwikkeling defensiematerieel (Codema).
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.15 | 14 674 | 2 344 | 25 149 | 25 602 | 24 684 | 25 566 | 24 484 | |
Nieuwe mutaties | 2 349 | 3 231 | – 166 | – 6 184 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 14 674 | 2 344 | 25 149 | 27 951 | 27 915 | 25 400 | 18 300 | 18 600 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.15 | 32 269 | 30 337 | 28 816 | 28 816 | ||||
Nieuwe mutaties | 710 | 667 | 634 | 634 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 32 979 | 31 004 | 29 450 | 29 450 | 29 450 |
De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Verplichtingen: | ||||
– Prijsbijstelling 1997 | 710 | 667 | 634 | 634 |
– Ramingsbijstelling | 1 639 | 2 564 | – 800 | – 6 818 |
Totaal van de verplichtingenmutaties | 2 349 | 3 231 | – 166 | – 6 184 |
Uitgaven: | ||||
– Prijsbijstelling 1997 | 710 | 667 | 634 | 634 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Overeenkomstig de berekeningswijze van het ministerie van Financiën is de prijsbijstelling 1997 zowel aan de uitgaven als de verplichtingen van dit artikel toegevoegd.
De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw zijn, met inachtneming van de reeds aangegane verplichtingen, het gevolg van het actualiseren van de verplichtingenramingen van de technologie-ontwikkelingsprojecten.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Bijdrage ruimtevaartprogramma | 5 200 | 4 200 | 3 200 | 3 200 | 3 200 | 5 200 | 4 200 | 3 200 | 3 200 | 3 200 |
WOO Centrale organisatie/Defensie | 5 412 | 6 300 | 6 700 | 6 800 | 7 100 | 5 900 | 6 300 | 6 700 | 6 800 | 7 100 |
Ontwikkeling defensietechnologie | 17 339 | 17 415 | 15 500 | 8 300 | 8 300 | 21 879 | 20 504 | 19 550 | 19 450 | 19 150 |
Totaal | 27 951 | 27 915 | 25 400 | 18 300 | 18 600 | 32 979 | 31 004 | 29 450 | 29 450 | 29 450 |
Toelichting per artikelonderdeel
In 1998 wordt f 5,2 miljoen beschikbaar gesteld voor het ruimtetechnologie-programma van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR). Ingaande 1999 nemen de uitgaven als gevolg van doelmatigheidsbesparingen verder af.
Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling voor de Centrale organisatie/Defensie
De uitgaven die worden verantwoord bij dit artikelonderdeel hebben betrekking op:
– opbouwen en instandhouden van kennis en kunde voor Defensie en
– het gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie.
De meerjarenraming van dit artikelonderdeel (uitgaven x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Opbouwen en instandhouden van kennis en kunde Defensie | 2 900 | 2 800 | 2 700 | 2 600 | 2 500 |
Gebruik van kennis en kunde CO | 3 000 | 3 500 | 4 000 | 4 200 | 4 600 |
Totaal | 5 900 | 6 300 | 6 700 | 6 800 | 7 100 |
Opbouwen en instandhouden van kennis en kunde voor Defensie
De opbouw en het instandhouden van kennis en kunde voor Defensie heeft betrekking op onderzoek ten behoeve van de primaire processen van Defensie, zoals beleids-, plannings- en besluitvormingsprocessen. Hiervoor kan geen gebruik worden gemaakt van de doelfinanciering aan TNO, waardoor het noodzakelijk is hiervoor een voorziening op te nemen. Het betreft onderzoek dat zowel binnen als buiten TNO plaatsvindt bij universiteiten, academische ziekenhuizen en andere instellingen.
Gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie
Het gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie heeft betrekking op uitgaven voor advisering en algemene ondersteuning van de verschillende organisatiedelen van de Centrale organisatie. Het betreft onder andere onderzoek op het gebied van personeel, inlichtingen, technologische verkenningen en zeer specifiek milieu-onderzoek. De uitgaven voor algemeen milieu-onderzoek maken hier geen onderdeel van uit. In dit onderzoek kan, in de systematiek van integraal plannen van Woo, niet worden voorzien uit de doelfinanciering aan TNO.
Ontwikkeling defensietechnologie
De uitgaven die worden verantwoord bij het artikelonderdeel ontwikkeling defensietechnologie en gebruik Centrale organisatie hebben betrekking op:
– technologie-ontwikkeling in het kader van Codema;
– internationale technologie-ontwikkeling in WEAG/Euclid-verband;
– internationale technologie-ontwikkeling in overig verband;
– nationale technologie-ontwikkeling.
De meerjarenraming van dit artikelonderdeel (uitgaven x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Technologie-ontwikkeling Codema | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 |
Internationale technologie-ontwikkeling WEAG/Euclid verband | 9 200 | 9 800 | 10 000 | 10 000 | 10 000 |
Internationale technologie-ontwikkeling overig verband | 2 000 | 2 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
Nationale technologie-ontwikkeling | 6 679 | 4 704 | 4 550 | 4 450 | 4 150 |
Totaal | 21 879 | 20 504 | 19 550 | 19 450 | 19 150 |
Technologie-ontwikkeling in het kader van Codema
Voor technologie-ontwikkelingsprojecten in het kader van Codema geldt in beginsel dat Defensie één derde van de kosten bijdraagt, evenals de industrie en het ministerie van Economische Zaken. De uitgaven zullen in samenhang met de voortgang van de lopende projecten over de jaren ten opzichte van de raming nog kunnen afwijken.
Internationale technologie-ontwikkeling WEAG/Euclid
Voor internationale technologie-ontwikkeling is in WEAG-verband het Euclid-programma opgesteld. Hierin streven de WEAG-landen naar gemeenschappelijke projecten, waaraan elk land een bijdrage levert. Het resultaat is voor alle deelnemende landen beschikbaar. Ieder land streeft ernaar tenminste één nationale industrie of onderzoeksinstelling te vinden, die deelneemt aan voor dat land relevante technologieprojecten. Ter ondersteuning van het Euclid-programma is in 1995 een «Research Cell» opgericht. De financiering van Euclid-projecten geschiedt volgens een afgesproken verdeelsleutel, die verband houdt met de tussen de deelnemende landen overeengekomen werkverdeling.
Er wordt in beginsel een eigen financiële bijdrage van de deelnemende industrieën en onderzoeksinstellingen verwacht. Aan Euclid-projecten wordt in een aantal gevallen eveneens door het ministerie van Economische Zaken bijgedragen.
Internationale technologie-ontwikkeling in overig verband
Naast de technologie-ontwikkeling binnen het WEAG/Euclid programma worden ook samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met landen die een vergelijkbaar of groter onderzoekspotentieel hebben.
Nationale technologie-ontwikkeling
De uitgaven van dit onderdeel zijn bedoeld voor de ontwikkeling, door met name nationale onderzoeksinstellingen, van voor defensie specifieke nieuwe technologieën die een grote kans hebben op industriële toepassing. De uitgaven van dit onderdeel zullen in de loop der jaren, als gevolg van bezuinigingen, worden verminderd.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Via dit artikel worden de ontvangen bedragen voor de loonbijstelling en de incidentele looncomponent als nieuwe mutaties over de beleidsterreinen verdeeld.
Door toepassing van categorie 2.c van de aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991 wordt bij dit administratieve begrotingsartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.16 | 206 762 | 212 930 | 206 245 | 211 164 | ||||
Nieuwe mutaties | – 122 734 | – 97 549 | – 93 442 | – 97 771 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 84 028 | 115 381 | 112 803 | 113 393 | 113 393 |
De nieuwe mutaties zijn als volgt samen te vatten:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Arbeidsvoorwaardenakkoord 1997/1999: | ||||
– Maatregelen door de beleidsterreinen | 63 065 | 86 636 | 88 940 | 84 427 |
– Uitdeling generieke salarismaatregel 1997 over de beleidsterreinen | – 152 026 | – 151 017 | – 149 612 | – 149 472 |
Uitdeling van de incidentele looncomponent 1998 over de beleidsterreinen | – 29 604 | – 29 277 | – 29 022 | – 28 943 |
Uitdeling over de beleidsterreinen van de technische loonbijstelling 1997 (zoals premie-aanpassingen) | – 9 408 | – 9 159 | – 9 016 | – 9 078 |
Toevoeging vanwege de indexering inzake pensioenen | 5 239 | 5 268 | 5 268 | 5 295 |
Totaal van de uitgavenmutaties | – 122 734 | – 97 549 | – 93 442 | – 97 771 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De nieuwe mutaties vloeien voort uit het arbeidsvoorwaardenakkoord 1997 – 1999, de vergoeding van 0,6% voor incidenteel loon 1998 en de compensatie van gewijzigde premies (de technische loonbijstelling 1997) en de toevoeging inzake indexering van pensioenen. In de toelichting bij de betreffende begrotingsartikelen zijn de overeenkomstige mutaties onder de noemer «loonbijstelling 1997» per beleidsterrein gespecificeerd. De toevoeging inzake indexering van pensioenen zal nog aan het daartoe bestemde artikel worden toegedeeld.
Toelichting op de geraamde bedragen
De stand ontwerpbegroting 1998 op dit artikel wordt verklaard door de hierop gestalde bedragen voor onder meer de sectoralisatie van de Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel (ZVO), A&O-projecten, de Wet op de Ondernemingsraad (WOR), de indexering voor pensioenen en de compensatie voor de incidentele looncomponent voor postactieven.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Via dit artikel worden de ontvangen bedragen voor de prijsbijstelling als nieuwe mutaties over de beleidsterreinen verdeeld.
Door toepassing van categorie 2.c van de aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991 wordt bij dit administratieve begrotingsartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.17 | 207 868 | 159 926 | 158 481 | 99 553 | ||||
Nieuwe mutaties | – 207 868 | – 159 926 | – 158 481 | – 99 553 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De nieuwe mutaties zijn als volgt samen te vatten:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Uitdeling van de prijsbijstelling 1997 over de artikelen van de beleidsterreinen | – 139 400 | – 142 261 | – 141 772 | – 138 351 |
Diverse herschikkingen met andere begrotingsartikelen | – 144 468 | – 29 865 | – 16 709 | 38 798 |
Bijstelling verkoopopbrengsten door tussenkomst van het ministerie van Financiën | 76 000 | 12 200 | – | – |
Totaal van de uitgavenmutaties | – 207 868 | – 159 926 | – 158 481 | – 99 553 |
Diverse herschikkingen met andere begrotingsartikelen
Deze mutatie houdt onder meer verband met de realisatie van de doelmatigheidstaakstelling Spoor 1, de financiering van het gereedmaken voor verkoop van de fregatten voor de Verenigde Arabische Emiraten en de financiering van de grondruil aangaande de vliegbasis Eindhoven (en PIROC).
Bijstelling verkoopopbrengsten door tussenkomst van het ministerie van Financiën.
Deze post betreft de ontvangsten uit de verkoop van overtollige roerende en onroerende defensiegoederen. De ramingen voor 1998 en 1999 berusten voor het strategisch materieel op termijnbetalingen van gesloten contracten en principe-overeenkomsten.
01.29 Overige departementale uitgaven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel komen uitgaven ten behoeve van het gehele ministerie van Defensie. Het betreft uitgaven voor:
– voorlichting;
– schadevergoedingen;
– hulpprogramma's aan Navo-lidstaten, zoals steun aan landen met «developing defence Industries» (DDI);
– samenwerkingsprogramma's met de Midden- en Oost-Europese landen waaronder uitgaven voor wapenbeheersing;
– exploitatiekosten van het Weu-satellietcentrum;
– overige uitgaven, zoals drukwerk en publicatiekosten en de uitgaven in het kader van de wettelijke bepalingen omtrent telecommunicatie en frequentiebeheer.
Met ingang van de begroting 1998 worden de uitgaven voor nieuwbouw, onderhoud en renovatie van defensiegebouwen in gebruik bij TNO/DO op het artikelonderdeel 01.29.05 Infrastructuur geraamd en verantwoord.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.06 | 2 101 | 2 101 | 2 101 | 2 101 | ||||
– artikel 01.19 | 50 | 2 478 | 32 842 | 33 842 | 31 442 | 33 496 | ||
Nieuwe mutaties | – 2 126 | – 3 176 | – 776 | – 2 909 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 50 | 2 478 | 32 817 | 32 767 | 32 767 | 32 688 | 32 688 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 01.06 | 2 101 | 2 101 | 2 101 | 2 101 | ||||
– artikel 01.19 | 32 642 | 32 642 | 32 642 | 32 563 | ||||
Nieuwe mutaties | – 1 976 | – 1 976 | – 1 976 | – 1 976 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 32 767 | 32 767 | 32 767 | 32 688 | 32 688 |
De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Verplichtingen | ||||
Doelmatigheidsbesparingen: | ||||
– Reductie verzendkosten personeelsperiodieken | – 650 | – 650 | – 650 | – 650 |
Overige mutaties: | ||||
– Prijsbijstelling 1997 | 59 | 59 | 59 | 59 |
– Schadevergoedingen | – 1 360 | – 1 360 | – 1 360 | – 1 360 |
– Bijdrage Postbus 51-Infolijn | – 25 | – 25 | – 25 | – 25 |
– Ramingsbijstelling | – 150 | – 1 200 | 1 200 | – 933 |
Totaal van de verplichtingenmutaties | – 2 126 | – 3 176 | – 776 | – 2 909 |
Uitgaven | ||||
Doelmatigheidsbesparingen: | ||||
– Reductie verzendkosten personeelsperiodieken | – 650 | – 650 | – 650 | – 650 |
Overige mutaties: | ||||
– Prijsbijstelling 1997 | 59 | 59 | 59 | 59 |
– Schadevergoedingen | – 1 360 | – 1 360 | – 1 360 | – 1 360 |
– Bijdrage Postbus 51-Infolijn | – 25 | – 25 | – 25 | – 25 |
Totaal van de uitgavenmutaties | – 1 976 | – 1 976 | – 1 976 | – 1 976 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Dit betreft een reductie op de verzendkosten van de Defensiemaandbladen.
Deze mutatie is in de inleiding van de artikelsgewijze toelichting nader onderbouwd.
Gelet op het feit dat reeds enige tijd op dit artikelonderdeel geen sprake meer is van volledige realisatie, kan worden uitgegaan van een structurele afname van de financiële lasten als gevolg van veroorzaakte oefenschade.
Dit betreft de vaste structurele bijdrage van het ministerie van Defensie in de vaste kosten van de Postbus 51-Infolijn van de Voorlichtingsraad (Rijksvoorlichtingsdienst).
De ramingsbijstelling in de verplichtingenopbouw is het gevolg van de actualisering van de verplichtingenramingen van de artikelonderdelen.
De onderverdeling naar artikelonderdelen (meerjarenraming)
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
01.29.01 Voorlichting | 3 801 | 3 801 | 3 801 | 3 801 | 3 801 | 3 801 | 3 801 | 3 801 | 3 801 | 3 801 |
01.29.02 Schadevergoedingen | 12 890 | 12 890 | 12 890 | 12 890 | 12 890 | 12 890 | 12 890 | 12 890 | 12 890 | 12 890 |
01.29.03 Samenwerkingprogramma's | 4 712 | 4 712 | 4 712 | 4 712 | 4 712 | 4 712 | 4 712 | 4 712 | 4 712 | 4 712 |
01.29.04 Overige uitgaven | 9 254 | 9 204 | 9 204 | 9 125 | 9 125 | 9 204 | 9 204 | 9 204 | 9 125 | 9 125 |
01.29.05 Infrastructuur | 2 160 | 2 160 | 2 160 | 2 160 | 2 160 | 2 160 | 2 160 | 2 160 | 2 160 | 2 160 |
Totaal | 32 817 | 32 767 | 32 767 | 32 688 | 32 688 | 32 767 | 32 767 | 32 767 | 32 688 | 32 688 |
Toelichting per artikelonderdeel
De uitgaven voor specifieke voorlichting, films, exposities, Defensie-informatiecentra, voorlichtingsbrochures, Defensiemaandbladen, Defensiekrant en de bijdrage aan de Voorlichtingsraad van de Postbus 51-Infolijn worden onder dit artikelonderdeel verantwoord. In het kader van doelmatigheidsbesparingen worden vanaf 1998 geen financiële middelen meer beschikbaar gesteld voor exposities.
De totale oplage per jaar van de diverse Defensieperiodieken zijn als volgt te specificeren:
– Defensiekrant 1 977 600
– Alle Hens 306 000
– Legerkoerier 900 000
– Vliegende Hollander 300 000
– Militair Rechtelijk Tijdschrift 11 700
Als gevolg van de doelmatigheidsbesparingen wordt vanaf 1998 voor voorlichtingsuitgaven (exclusief de personele exploitatiekosten) jaarlijks een bedrag van f 3,8 miljoen geraamd.
Hieronder vallen de uitgaven voor de vergoeding van schade waarbij de krijgsmachtdelen zijn betrokken, waaronder die in verband met oefeningen en vliegtuigongevallen. Deze uitgaven, waarvoor meerjarig f 12,9 miljoen wordt geraamd, zijn als volgt verdeeld:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Koninklijke marine | 700 | 700 | 700 | 700 | 700 |
Koninklijke landmacht | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 |
Koninklijke luchtmacht | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
Oefenschade | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 |
Schadevergoedingsregeling 1985 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 |
Gerechtelijke procedures | 790 | 790 | 790 | 790 | 790 |
Totaal | 12 890 | 12 890 | 12 890 | 12 890 | 12 890 |
01.29.03 Hulp- en samenwerkingsprogramma's
Voor deze uitgaven wordt gemiddeld f 4,7 miljoen geraamd. Hierin is de bijdrage opgenomen van Defensie in de rentelasten die voortvloeien uit drie door Nederland aan Turkije verstrekte leningen. Deze leningen lopen af in 1999. Daarnaast zijn hier ook de bijdragen geraamd voor de deelname aan het Weu-programma voor satellietwaarneming (te Torrejon in Spanje) en de steun aan landen met een ontwikkelende defensie-industrie, te weten Griekenland, Portugal en Turkije. Voorts worden hier de uitgaven geraamd voor de wapenbeheersings- en samenwerkingsprogramma's met de Navo-lidstaten en de voormalige Midden- en Oost-Europese landen.
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Rentelasten * | |||||
Weu-programma | 1 700 | 1 700 | 1 700 | 1 700 | 1 700 |
DDI-steun | 700 | 700 | 700 | 700 | 700 |
Samenwerkingsprogramma's | 2 312 | 2 312 | 2 312 | 2 312 | 2 312 |
Totaal | 4 712 | 4 712 | 4 712 | 4 712 | 4 712 |
* De uitgaven voor de rentelasten lopen in het jaar 1999 af. Vanwege het geringe jaarlijkse bedrag zijn deze uitgaven in dit overzicht niet meegenomen ( gemiddeld f 25 000 per jaar).
Deze uitgaven, waarvoor nu ongeveer f 9,2 miljoen wordt geraamd, hebben betrekking op:
– uitgaven voor drukwerk ten behoeve van het ministerie van Defensie, waaronder reglementen, voorschriften en formulieren;
– uitgaven in het kader van de wettelijke bepalingen voor telecommunicatie en frequentiebeheer;
– uitgaven voor het technisch beheer van onroerende goederen door de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen.
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– Drukwerk | 3 900 | 3 900 | 3 900 | 3 800 | 3 800 |
– Telecommunicatie en frequentiebeheer | 3 500 | 3 500 | 3 500 | 3 500 | 3 500 |
– Technisch beheer | 1 804 | 1 804 | 1 804 | 1 825 | 1 825 |
Totaal | 9 204 | 9 204 | 9 204 | 9 125 | 9 125 |
Deze uitgaven, waarvoor afgerond f 2,2 miljoen wordt geraamd, hebben betrekking op nieuwbouw, onderhoud en renovatie van defensiegebouwen in gebruik bij TNO/DO.
Afhankelijk van de soort activiteit wordt per vierkante meter een prijs gehanteerd die varieert van f 2100 tot f 4500. Daarnaast worden de faciliteiten in Rijswijk aan de wettelijke eisen aangepast.
02. BELEIDSTERREIN PENSIOENEN EN UITKERINGEN
02.01 Wachtgelden burgerpersoneel en inactiviteitswedden militair personeel
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Dit artikel bevatte tot en met 1997 uitgaven met betrekking tot diverse wachtgeldregelingen burgerpersoneel en inactiviteitswedden militair personeel zoals:
– wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren Defensie;
– uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren Defensie;
– regeling Uitkering wegens Functioneel Leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren Defensie;
– regulier wachtgeld voor militair personeel;
– wachtgelden en de uitstroombevorderende maatregelen voortvloeiend uit het Sociaal Beleidskader (SBK);
– in- en uitvoeringskosten van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO).
Met ingang van de begroting 1998 zijn de uitgaven van dit artikel overgeheveld naar de betrokken beleidsterreinen en ondergebracht bij de artikelen Personeel en materieel van die beleidsterreinen.
Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet werd bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf werd geraamd.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||
Stand ontwerp-begroting 1997 | 210 568 | 209 921 | 215 451 | 192 140 | 184 506 | |||
1e suppletore wet 1997 | – 584 | 485 | 485 | 485 | 485 | |||
Nieuwe mutaties | – 548 | – 210 406 | – 215 936 | – 192 625 | – 184 991 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 218 569 | 209 436 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De nieuwe mutaties zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Overhevelingen wachtgelden naar de beleidsterreinen | – 183 089 | – 189 007 | – 165 696 | – 158 062 |
Overheveling uitvoeringskosten USZO naar de beleidsterreinen | – 27 317 | – 26 929 | – 26 929 | – 26 929 |
Totaal van de uitgavenmutaties | – 210 406 | – 215 936 | – 192 625 | – 184 991 |
02.02 Militaire pensioenen en uitkeringen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
De pensioenvoorziening en uitkeringen voor militair personeel zijn grotendeels in eigen beheer bij Defensie. Dit betreft met name de diensttijdpensioenen. De uitkeringen in verband met de Uitkeringswet gewezen militairen (UKW), de invaliditeitspensioenen en arbeidsongeschiktheid (IP/AO) zijn in handen van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO). Voor pensioenen ten behoeve van weduwen en wezen van militair personeel is het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds uitvoeringsorgaan, maar niet voor de nabestaandenpensioenen die verband houden met overlijden als gevolg van een dienstongeval.
De leeftijdsopbouw van het bestand gewezen militair personeel is niet altijd evenwichtig. Dit werkt door in de uitgaven voor pensioenen en uitkeringen.
Daarnaast worden op dit artikel ook de uitgaven geraamd die betrekking hebben op uitkeringen in het kader van het veteranenbeleid.
Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||
Stand ontwerp-begroting 1997 | 1 604 971 | 1 647 938 | 1 633 405 | 1 628 314 | 1 648 640 | |||
1e suppletore wet 1997 | 8 249 | 2 901 | 2 945 | 3 004 | 3 004 | |||
Nieuwe mutaties | 30 239 | 36 331 | 19 661 | 8 531 | – 20 245 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 1 596 451 | 1 643 459 | 1 687 170 | 1 656 011 | 1 639 849 | 1 631 399 | 1 663 614 |
De nieuwe mutaties kunnen als volgt worden gespecificeerd:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Nazorg/veteranenzorg | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 |
Opzet verzekerdenadministratie | 27 000 | 27 000 | 27 000 | 9 000 |
Actualisering pensioenen en uitkeringen | – 14 800 | – 31 400 | – 42 900 | – 54 200 |
Loonbijstelling 1997 | 21 131 | 21 061 | 21 431 | 21 955 |
Totaal van de uitgavenmutaties | 36 331 | 19 661 | 8 531 | – 20 245 |
Voor verbetering en intensivering van de veteranenzorg wordt jaarlijks f 3 miljoen extra gereserveerd.
Opzet verzekerdenadministratie
Met het oog op een verantwoorde informatieverstrekking aan de rechthebbenden op militair pensioen en een verbeterde raming van de militaire pensioenen, is besloten een verzekerdenadministratie op te zetten. De voor deze begrotingsjaren opgenomen bedragen betreffen zowel de initiële kosten (gegevensverzameling en systeemontwikkeling, f 65 miljoen) als de tijdelijke extra exploitatiekosten voor de opzet van de verzekerdenadministratie (onderhoud verzekerdenadministratie en voortzetting huidige administratie).
Actualisering pensioenen en uitkeringen
De mutaties die ten grondslag liggen aan de in de wet opgenomen bedragen, zijn het gevolg van de door de beleidsterreinen geactualiseerde in- en uitstroom van het militair personeel in de diverse uitkerings- en pensioenregelingen.
Aan de ramingen voor pensioenen is de vergoeding voor de loonbijstelling 1997 toegevoegd zoals in de inleiding van de artikelsgewijze toelichting is verwoord.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Militaire nabestaandenpensioenen | 63 484 | 64 654 | 65 422 | 66 923 | 68 787 |
Militaire diensttijdpensioenen | 579 190 | 585 168 | 587 068 | 586 810 | 589 342 |
Militaire invaliditeitspensioenen | 209 010 | 206 630 | 201 787 | 198 272 | 194 730 |
Uitkeringswet gewezen militairen | 709 492 | 704 576 | 708 089 | 719 921 | 746 282 |
Sociale zorg | 11 000 | 11 000 | 11 000 | 11 000 | 12 000 |
Overige uitkeringen | 12 074 | 12 073 | 12 073 | 12 073 | 13 073 |
Reserve-overdracht | 17 000 | 16 000 | 16 000 | 16 000 | 19 000 |
Veteranenbeleid | 58 920 | 28 910 | 11 410 | 11 400 | 11 400 |
Verzekerdenadministratie | 27 000 | 27 000 | 27 000 | 9 000 | 9 000 |
Totaal volume van de uitgaven | 1 687 170 | 1 656 011 | 1 639 849 | 1 631 399 | 1 663 614 |
Militaire nabestaandenpensioenen
De militaire weduwen- en wezenpensioenen komen ten laste van dit artikelonderdeel indien het overlijden van de actieve of post-actieve militair is toe te schrijven aan de gevolgen van de uitoefening van de militaire dienst. De uitgaven voor de overige militaire weduwen- en wezenpensioenen komen ten laste van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) dat voor de uitvoering daarvan zorgdraagt.
Er is rekening gehouden met een gemiddeld bestand van bijna 4400 personen, dat geleidelijk toeneemt tot ruim 4700 personen.
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Militaire nabestaandenpensioenen: | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 4 377 | 4 453 | 4 538 | 4 625 | 4 713 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 14 504 | 14 519 | 14 416 | 14 470 | 14 595 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 63 484 | 64 654 | 65 422 | 66 923 | 68 787 |
Militaire diensttijdpensioenen
De trendmatige stijging van de uitgaven is een gevolg van de toename van het aantal voormalige beroepsmilitairen dat de leeftijd van 65 jaar zal bereiken.
De hiermee verband houdende mutatie in het gemiddelde bestand is:
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Militaire diensttijdpensioenen: | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 24 749 | 25 004 | 25 084 | 25 070 | 25 175 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 23 403 | 23 403 | 23 404 | 23 407 | 23 410 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 579 190 | 585 168 | 587 068 | 586 810 | 589 342 |
Militaire invaliditeitspensioenen
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Invaliditeitspensioenen beroeps >= 65 jaar: | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 2 037 | 1 971 | 1 905 | 1 839 | 1 765 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 15 786 | 16 024 | 15 982 | 15 943 | 15 982 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 32 157 | 31 583 | 30 445 | 29 319 | 28 209 |
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Invaliditeitspensioenen beroeps < 65 jaar: | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 949 | 929 | 904 | 879 | 861 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 10 323 | 10 428 | 10 246 | 10 358 | 10 391 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 9 797 | 9 688 | 9 262 | 9 105 | 8 947 |
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Invaliditeitspensioenen verlofs >= 65 jaar: | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 4 615 | 4 454 | 4 321 | 4 199 | 4 088 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 12 601 | 12 583 | 12 576 | 12 624 | 12 643 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 58 153 | 56 045 | 54 343 | 53 009 | 51 684 |
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Invaliditeitspensioenen verlofs < 65 jaar: | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 7 017 | 6 840 | 6 660 | 6 477 | 6 293 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 9 288 | 9 573 | 9 542 | 9 550 | 9 593 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 65 174 | 65 477 | 63 552 | 61 854 | 60 366 |
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Arbeidsongeschiktheidspensioenen < 15%: | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 2 254 | 2 250 | 2 249 | 2 248 | 2 244 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 2 835 | 2 901 | 2 836 | 2 879 | 2 835 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 6 390 | 6 528 | 6 379 | 6 473 | 6 362 |
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Arbeidsongeschiktheidspensioenen < 80%: | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 339 | 380 | 394 | 381 | 367 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 7 906 | 8 568 | 8 477 | 8 530 | 8 071 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 2 680 | 3 256 | 3 340 | 3 250 | 2 962 |
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Arbeidsongeschiktheidspensioenen >=80%: | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 738 | 695 | 675 | 679 | 683 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 40 034 | 39 905 | 40 391 | 40 021 | 39 919 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 29 545 | 27 734 | 27 264 | 27 174 | 27 265 |
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Wachtgeld TBA (Wet terugdringing beroep op arbeidsongeschiktheidsregelingen): | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 306 | 374 | 432 | 480 | 527 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 16 712 | 16 896 | 16 671 | 16 850 | 16 954 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 5 114 | 6 319 | 7 202 | 8 088 | 8 935 |
Uitkeringswet gewezen militairen
De uitgaven in het kader van de Uitkeringswet gewezen militairen zullen de komende jaren nog in geringe mate dalen, waarna vanaf het jaar 2001 als gevolg van de bestandssamenstelling de uitgaven weer zullen toenemen.
De verwachting is gebaseerd op het volgende aantal gerechtigden:
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Uitkeringswet gewezen militairen | ||||||
– uitkeringsjaren | aantal | 10 081 | 10 022 | 10 043 | 10 195 | 10 487 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 70 379 | 70 303 | 70 506 | 70 615 | 71 163 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1000 | 709 492 | 704 576 | 708 089 | 719 921 | 746 282 |
Hieronder vallen materiële voorzieningen in het kader van sociale zorg aan postactieve militairen, alsmede de uitvoering van de regeling gezondheidszorg. Jaarlijks wordt hiervoor gemiddeld f 11 miljoen geraamd.
Deze uitgaven, die worden verantwoord bij het artikelonderdeel overige uitkeringen, hebben betrekking op:
– Uitkering RRDPL (Reglement Rechtsbijstand Dienstplichtigen);
– Gratificatie Invaliditeitspensioenen Beroepspersoneel;
– Gratificatie Invaliditeitspensioenen Verlofspersoneel;
– Uitkering Algemeen Militair Ambtenaren Reglement;
– Schadeloosstelling Wet Tegemoetkoming Ziektekosten;
– Overlijdensuitkeringen;
– WAMIL (Wet Arbeidsongeschiktheid Militairen);
– Uitkeringen voor ontslag;
– Pensioenkosten algemeen.
Sedert 1 december 1987 biedt de Algemene Militaire Pensioenwet de mogelijkheid bij dienstverlating de financiële gevolgen van pensioenbreuk te voorkomen. Dit komt er op neer dat de actuariële tegenwaarde van het bij Defensie opgebouwde recht op ouderdoms- en weduwenpensioen wordt overgedragen aan het pensioenfonds van de nieuwe werkgever. Sedert 8 juli 1994 is sprake van een wettelijk recht op reserve-overdracht.
In de begroting is ervan uitgegaan dat in belangrijke mate van dit recht gebruik wordt gemaakt. In het kader van de privatisering van het ABP en het Spoorwegpensioenfonds gaat het sedert 1994 ook om waarde-overdracht bij overgang naar een burgerfunctie binnen de overheid. Rekening is gehouden met de toename van het aantal beroepsmilitairen bepaalde tijd en de stimulering van de uitstroom in het kader van de herstructurering van de krijgsmacht.
Vanaf 1998 wordt hiervoor jaarlijks f 17 miljoen oplopend tot f 19 miljoen in 2002 geraamd.
Veteranen kunnen in aanmerking komen voor een veteranenpas, die onder andere recht geeft op een aantal reisfaciliteiten, die ten laste van Defensie komen. Jaarlijks wordt hiervoor ongeveer f 8 miljoen geraamd. Voor de overige uitgaven in het kader van de nazorg aan veteranen wordt jaarlijks een bedrag van f 3 miljoen geraamd.
In 1998 en 1999 is tevens rekening gehouden met de éénmalige uitkering als uitvloeisel van de uitvoering van de motie-Zijlstra met betrekking tot het veteranenbeleid.
03. BELEIDSTERREIN KONINKLIJKE MARINE
De uitgaven binnen het artikel 03.20 Personeel en materieel bij het beleidsterrein Koninklijke marine zijn voortaan verdeeld in vijf ressorts: Commandant der Zeemacht in Nederland, Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied, Commandant van het Korps mariniers, Ondersteunende eenheden en Admiraliteit. De artikelen 03.21 Subsidies en 03.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur completeren de begroting van de Koninklijke marine.
De totaal geraamde uitgaven van de Koninklijke marine voor de jaren 1998 tot en met 2002 zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
03.20 Personeel en materieel | |||||
– Commandant der Zeemacht Nederland | 619 272 | 611 822 | 598 940 | 597 918 | 595 577 |
– Commandant der Zeemacht CARIB | 81 890 | 82 561 | 81 462 | 80 264 | 80 876 |
– Commandant van het Korps mariniers | 176 895 | 178 011 | 181 820 | 184 816 | 184 049 |
– Ondersteunende eenheden | 444 666 | 412 036 | 381 596 | 384 080 | 377 840 |
– Admiraliteit | 601 691 | 596 582 | 579 284 | 566 458 | 568 326 |
– Wachtgelden en inactiviteitswedden | 34 357 | 36 471 | 37 685 | 39 645 | 40 874 |
Totaal Personeel en materieel | 1 958 771 | 1 917 483 | 1 860 787 | 1 853 181 | 1 847 542 |
03.21 Subsidies | 848 | 838 | 778 | 768 | 768 |
03.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur | 846 569 | 958 196 | 1 050 691 | 969 766 | 1 007 355 |
Totale uitgaven | 2 806 188 | 2 876 517 | 2 912 256 | 2 823 715 | 2 855 665 |
Uitgaven die betrekking hebben op samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgaven die betrekking hebben op attachés worden, conform de nota «Herijking van het buitenlands beleid» (Kamerstukken II 1994/95, 24 337 X, nr. 1), verantwoord op het artikel 08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Naar aanleiding van de integratie van de begrotingsartikelen personele en materiële exploitatie en het Verbeterd Economisch Beheer (Kamerstukken II 1995/1996, 24 400 X, nr. 113) wordt met ingang van deze begroting inzicht verschaft in de bedrijfsvoeringsuitgaven per organisatorisch ressort van de resultaatverantwoordelijke eenheden (RVE'en).
Het beleid is gericht op verdere decentralisatie van budgetten en beheersbevoegdheden. De commandant c.q. directeur kan hiermee de inzet van middelen (personeel, materieel en financieel) integraal sturen.
Per ressort worden vier vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven en materiële uitgaven. Met ingang van de begroting 1998 worden de wachtgelduitgaven voor het burger- en militair personeel op het artikelonderdeeel 03.20.21 geraamd en verantwoord.
Van de thans beschikbare bedrijfsvoeringsbudgetten zijn in bijlage 16 per ressort afzonderlijke conversietabellen opgenomen. In bijlage 14 zijn de gerealiseerde begrotingsbedragen voor het jaar 1996 en het vermoedelijke verloop van de verplichtingen en uitgaven voor het begrotingsjaar 1997 opgenomen volgens de oude indeling van de begrotingsartikelen en de artikelonderdelen.
Als gevolg van de besluitvorming over de actualisering van de Prioriteitennota is de formatie van het Korps mariniers uitgebreid. De begrotingssterkte neemt daardoor toe met 150 man; verdeeld over de jaren 1998 – 2001 is de toename respectievelijk 25, 50, 50 en 25 man. Deze uitbreiding zal in 2001 zijn voltooid.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 03.01 | 324 859 | 317 995 | 311 546 | 312 130 | ||||
– artikel 03.02 | 903 369 | 882 925 | 869 330 | 867 026 | ||||
– artikel 03.03 | 990 | 14 436 | 134 547 | 133 940 | 133 804 | 133 894 | ||
– artikel 03.05 | 2 274 | 20 351 | 72 474 | 456 225 | 450 931 | 461 389 | 468 867 | |
Totaal overgeheveld | 3 264 | 20 351 | 86 910 | 1 819 000 | 1 785 791 | 1 776 069 | 1 781 917 | |
Nieuwe mutaties | – 475 | 123 895 | 136 598 | 74 616 | 61 616 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 3 264 | 20 351 | 86 435 | 1 942 895 | 1 922 389 | 1 850 685 | 1 843 533 | 1 846 483 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 03.01 | 324 859 | 317 995 | 311 546 | 312 130 | ||||
– artikel 03.02 | 903 369 | 882 925 | 869 330 | 867 026 | ||||
– artikel 03.03 | 134 547 | 133 940 | 133 804 | 133 894 | ||||
– artikel 03.05 | 470 141 | 481 849 | 478 349 | 468 867 | ||||
Totaal overgeheveld | 1 832 916 | 1 816 709 | 1 793 029 | 1 781 917 | ||||
Nieuwe mutaties | 125 855 | 100 774 | 67 758 | 71 264 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 1 958 771 | 1 917 483 | 1 860 787 | 1 853 181 | 1 847 542 |
Integratie tot één artikel personeel en materieel
De overhevelingen uit de begrotingsartikelen 03.01, 03.02, 03.03 en 03.05 houden verband met de vorming van het gecombineerde begrotingsartikel 03.20 Personeel en materieel voor de Koninklijke marine.
De nieuwe mutaties in de uitgaven- en de verplichtingenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Loonbijstelling 1997 | 29 741 | 22 672 | 21 913 | 23 344 |
Prijsbijstelling 1997 | 10 461 | 9 974 | 10 717 | 12 964 |
Personele ramingen | 14 778 | 16 024 | 12 782 | 14 683 |
Inhuur tijdelijk personeel | 10 641 | 10 119 | 9 439 | 9 690 |
Onderwijs en opleidingen | 2 543 | 2 124 | 2 384 | 2 384 |
Zaken van operationele aard | – 2 266 | – 2 323 | – 2 387 | – 2 392 |
Munitie | – 6 446 | – 4 986 | – 2 937 | – 541 |
Instandhouding schepen | – 4 524 | – 9 254 | – 5 401 | – 11 396 |
Onderwatermotoren mijnenbestrijdingsvaartuigen | 5 120 | 5 129 | ||
Instandhouding P3C Orions | – 265 | – 5 986 | 5 929 | 1 818 |
Instandhouding onderzeeboten | 3 986 | 5 533 | – 1 437 | – 2 379 |
Onderhoud hydrografie | 2 450 | 2 460 | ||
Brandstoffen, olie, smeermiddelen en bedrijfsstoffen | 1 784 | 1 978 | 2 700 | 2 770 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 34 357 | 36 471 | 37 685 | 39 645 |
Doelmatigheidsmaatregelen | 5 332 | 2 452 | – 16 358 | – 22 873 |
Overige bijstellingen | 6 113 | – 1 603 | – 9 731 | 3 547 |
Kosten verkoopgereed maken fregatten VAE | 14 500 | 10 000 | ||
Totaal van de uitgavenmutaties | 125 855 | 100 774 | 67 758 | 71 264 |
Verplichtingenmutaties | ||||
– mutaties na doorwerking van de uitgaven, per saldo | – 1 960 | 35 824 | 6 858 | – 9 648 |
Totaal verplichtingen inclusief doorwerking van de uitgaven. | 123 895 | 136 598 | 74 616 | 61 616 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De verplichtingen- en uitgavenniveaus zijn aangepast aan de prijs- en loonbijstellingsbedragen 1997. De inleiding van de artikelsgewijze toelichting bevat hierover een nadere toelichting.
De uitkomsten van de SNIP-ramingen, rekening houdend met de niet daarin opgenomen categorieën personeel, de diverse mutaties in de uitgavenopbouw en de ontwikkeling in de aantallen, leiden tot bijstellingen van de ramingen ten opzichte van de begroting 1997. Daarnaast wordt rekening gehouden met de verwachte stijging van het gemiddelde bruto salaris als gevolg van normale periodieken en de in- en uitstroom.
Tevens is de raming voor de VROB (Vergoedingsregeling voor onregelmatigheid, overwerk, beschikbaarheid en bereikbaarheid) aangepast aan het vaar- en oefenschema; de raming voor de buitenlandtoelage is verhoogd als gevolg van een wijziging in het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensie-personeel per 1 april 1996. Hierbij is de duurtecorrectie (compensatie voor het koopkrachtverschil) in de toelage buitenland voor de Nederlandse Antillen en Aruba aangepast.
De hogere raming is vooral het gevolg van een gewijzigde boekingssystematiek. De inzet van tijdelijk personeel wordt ten laste van dit artikelonderdeel gebracht onder gelijktijdige verlaging van de artikelonderdelen ambtelijk personeel, militair personeel en materiële uitgaven. Door de gewijzigde boekingssystematiek ontstaat een beter inzicht in de uitgaven voor personeel werkzaam bij de Koninklijke marine.
Vooral als gevolg van de aangekondigde verhuizing van het MEOB-Oegstgeest naar Den Helder ontstaan vacatures bij het MEOB-Oegstgeest. Tevens is er als gevolg van de in december 1994 afgekondigde vacaturestop een tekort aan bepaalde categorieën personeel. Vacante plaatsen worden daardoor door tijdelijk personeel bezet.
Een ander deel van het tijdelijke personeel bestaat uit bovenformatieve krachten die worden ingezet om piekbelasting op te vangen. Dit doet zich vooral voor bij de Rijkswerf. Verder wordt bovenformatief personeel ingehuurd als tijdelijk bepaalde expertise nodig is en het niet doelmatig wordt geacht hiervoor eigen personeel op te leiden. Dit doet zich met name bij O-, I- en A-werkzaamheden voor.
De vorming van één Sewaco-bedrijf en vervolgens één onderhoudsbedrijf en de nieuwe functies die daaruit voortvloeien, leiden tot hogere opleidingsuitgaven dan verwacht.
Het betreft hier in het bijzonder de uitgaven voor haven-, sleep- en loodsdiensten, kanaalpassages en opwerkfaciliteiten. Op grond van de huidige activiteitenprogramma's is de raming geactualiseerd. Dit heeft geleid tot een daling van de verwachte uitgaven.
De huidige voorraden en de behoefte aan nieuwe munitie ten behoeve van opleiding en oefening zijn opnieuw kritisch beschouwd, waarna de raming van de uitgaven neerwaarts is bijgesteld.
De gehanteerde instandhoudingsfilosofieën behelzen onder meer dat de capaciteit voor onderhoud en herstel van schepen in hoge mate is afgestemd op de grootte en de samenstelling van de vloot. De verlaging van deze post is vooral een gevolg van het overbrengen naar het artikelonderdeel overige personele uitgaven van de uitgaven van personeel op bovenformatieve plaatsen.
Onderwatermotoren mijnenbestrijdingsvaartuigen
De mutatie is een gevolg van het verschuiven van een opdracht voor het onderhoud (modificatie) aan de onderwatermotoren van de mijnenbestrijdingsvaartuigen van 1997 naar 1998 en 1999.
De mutatie voor de instandhouding van vliegtuigen is voornamelijk ontstaan door het verschuiven van het groot onderhoud aan de P3C Orions. In het onderhoudsplan wordt nu rekening gehouden met een langere duur van het onderhoud per vliegtuig. Hierdoor zijn enkele verwachte betalingen van het jaar 1999 naar 2000 verschoven.
In de ontwerpbegroting 1997 was rekening gehouden met het in eigen beheer onderhouden van de onderzeeboten Hr.Ms. Dolfijn en Hr.Ms. Bruinvis in respectievelijk 1998 en 1999. In de aangepaste raming voor de ontwerpbegroting 1998 wordt uitgegaan van uitbesteding van dit onderhoud in verband met capaciteitstekort, hetgeen hogere uitgaven in deze jaren tot gevolg heeft.
De verhoging is het gevolg van het levensverlengend onderhoud aan de Noordzee-opnemers ten behoeve van hydrografische taken. Deze Noordzee-opnemers worden ingezet voor het verzamelen van gegevens die nodig zijn voor het produceren van zeekaarten. Tijdens de onderhoudsperiode wordt in de behoefte aan hydrografische capaciteit voorzien door het huren van een dergelijk vaartuig.
Brandstoffen, olie, smeermiddelen en bedrijfsstoffen
Als gevolg van hogere brandstofprijzen op de oliemarkt en een hogere dollarkoers stijgt de raming van de uitgaven op dit artikelonderdeel.
Wachtgelden en inactiviteitswedden
Met ingang van het jaar 1998 worden de uitgaven van wachtgelden verantwoord bij de beleidsterreinen. Tevens zijn de ramingen geactualiseerd.
Maatregelen Onderhoud en Logistiek
De meest omvangrijke maatregel van de projectgroep Onderhoud en Logistiek (POL) betreft de concentratie van onderhoudsbedrijven, waaronder de verplaatsing van het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf Oegstgeest naar Den Helder. Als gevolg hiervan wordt uitgegaan van een personele reductie met 124 vte'n. Daarvan is tot op heden reeds een reductie van 60 vte'n ingeboekt. De reductie van de resterende 64 vte'n wordt vanaf het jaar 2000 ingeboekt. De met deze maatregelen samenhangende investeringsuitgaven worden gefinancierd uit de «kosten voor de baat».
De maatregelen van de projectgroep Handelsartikelen (HART), onderdeel van POL, bestaan uit het elimineren van voorraadpunten voor handelsgebruikelijke artikelen, waardoor centrale voorraadvorming overbodig wordt, het afsluiten van defensiebrede mantelcontracten met gedwongen winkelnering en van concentratie van de verwervingsfunctie, waarbij door één krijgsmachtdeel voor benoemde groepen van materieel mantelcontracten worden afgesloten. Als gevolg hiervan wordt met ingang van het jaar 2000 een personele reductie van 24 vte'n ingeboekt.
Als gevolg van concentratie en integratie binnen Defensie van het voorzien in en het instandhouden en afstoten van kleding en persoonsgebonden uitrusting wordt een inkrimping van personeel van 12 vte'n met ingang van 1999 ingeboekt.
De overige maatregelen van de POL, die resulteren in de inboeking van 9 vte'n in de eindsituatie in het jaar 2000, betreffen met name de concentratie binnen Defensie van het verwerven, instandhouden, distribueren en afstoten van wielvoertuigen en enkele andere activiteiten.
Als gevolg van het totale pakket aan maatregelen bij Onderhoud en Logistiek wordt een besparing ingeboekt van f 1,1 miljoen in 1998 oplopend tot f 11,6 miljoen vanaf het jaar 2000.
Overheveling DTO/oprichting DTO
Een deel van de automatiseringsuitgaven bij de Koninklijke marine wordt ondergebracht bij het agentschap Defensie Telematica Organisatie (DTO). In verband hiermee gaan 17 vte'n militair en 70 vte'n burgerpersoneel over naar de DTO. De bijbehorende budgetten waaruit de salarissen, de overige personele exploitatie, de materiële exploitatie en de investeringen van deze automatiseringsactiviteiten betaald werden, worden niet naar de DTO overgeheveld. Deze worden gebruikt om de facturen van het agentschap DTO te betalen.
Netherlands Armed Forces Integrated Netwerk (Nafin)
De Nafin-organisatie van de Koninklijke luchtmacht gaat eveneens over naar het agentschap DTO. De bijbehorende budgetten worden niet overgeheveld, maar worden ondergebracht bij de gebruikers van het Nafin, waaronder de Koninklijke marine. Dit deel van het budget van de Koninklijke luchtmacht wordt overgeheveld naar de Koninklijke marine om de facturen van de DTO te kunnen betalen.
Als gevolg van de oprichting van het agentschap DTO worden bij automatisering van de bestuurlijke informatiesystemen besparingen verwacht oplopend tot f 5,5 miljoen per jaar vanaf het jaar 2000.
Afslanking Centrale Organisatie/Haagse staven
Het betreft hier de reductie met 14 vte'n in 1998, oplopend tot structureel 41 vte'n vanaf 2000 in de beleids- en beleidsondersteunende functies bij de Haagse staf (de Admiraliteit) van de Koninklijke marine. Het betreft hier een bedrag van f 1,2 miljoen in 1998 oplopend tot f 3,6 miljoen vanaf het jaar 2000.
In de begroting 1997 is de overheveling van de vervoersorganisatie van de Koninklijke marine naar de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) verwerkt. In de begroting 1998 wordt deze operatie voltooid. Het betreft de vorming van een centrale dienstautopool bij de DVVO, waarvoor de budgetten aan de Koninklijke marine worden onttrokken. Het gaat om de budgetten voor 14 vte'n en de aanschaf en het onderhoud van de bijbehorende dienstauto's.
Voor een aantal specifieke vervoerstaken bleek uitvoering door de Koninklijke marine doelmatiger dan door de DVVO. Dit geldt vooral het huren van schepen. Het betreffende budget wordt vanuit de DVVO aan de begroting van de Koninklijke marine toegevoegd.
Overige doelmatigheidsmaatregelen
Binnen de begroting van de Koninkijke marine wordt een bedrag ingeboekt als verwachte opbrengst van diverse doelmatigheidsmaatregelen. Deze maatregelen omvatten de verplaatsing en de reorganisatie van het Militair Penitentiair Centrum, de collocatie van de militair-historische secties van de krijgsmachtdelen, enkele maatregelen bij de bibliotheken en documentaire informatievoorziening en diverse kleinere doelmatigheidsmaatregelen.
Tevens zijn hierin een aantal correcties op eerdere doelmatigheidsmaatregelen verwerkt, waaronder op de maatregelen bij de Geestelijke Verzorging en het Geneeskundig Facilitair Bedrijf.
Kosten verkoopgereed maken fregatten VAE
Twee overtollige fregatten van de Kortenaerklasse zijn in 1996 verkocht aan de Verenigde Arabische Emiraten. Contractueel is onder meer overeengekomen dat de beide schepen vóór de overdracht meerjarig onderhoud zullen ondergaan. Met de uitgaven hiervoor is in de verkoopprijs rekening gehouden.
Overige verplichtingenmutaties
De mutaties in de uitgaven werken door in de verplichtingen. Daarnaast zijn in afwijking van de uitgaven mutaties met name de volgende verplichtingen aangepast:
– het verschuiven van de aanbesteding van het onderhoud (modificatie) aan de onderwatermotoren van de mijnenbestrijdingsvaartuigen. Hierdoor wordt de verplichtingenraming in 1998 verhoogd met f 5,1 miljoen;
– het uitbesteden van het meerjarig onderhoud van de Hr.Ms. Dolfijn en de Hr.Ms. Bruinvis. Hiermee is de verplichtingenraming in 1998 en 1999 verhoogd met respectievelijk f 9,2 miljoen en f 9,5 miljoen;
– Het aanbesteden van het dokwerk van het bevoorradingsschip Hr.Ms. Amsterdam. Hierdoor vindt een verschuiving plaats van 1998 naar 1999 van f 2,5 miljoen;
– In 1996 zijn twee overtollige fregatten van de Kortenaerklasse verkocht aan de Verenigde Arabische Emiraten. De verplichtingen voor het hierbij contractueel overeengekomen meerjarig onderhoud (MJO) zijn in 1996 aangegaan. Voor de in de uitgavenmutaties opgenomen bedragen worden derhalve geen verplichtingen in 1998 en 1999 aangegaan.
– de geplande aanbesteding ten bedrage van f 13,7 miljoen voor een meerjarig onderhoudscontract voor de motoren van de Lynx-helikopters. Hierdoor stijgt de verplichtingenraming in 1999.
De verplichtingen en uitgaven per begrotingsressort en voor wachtgelden
De verplichtingen en uitgaven per begrotingsressort en voor wachtgelden (x f 1000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Commandant der Zeemacht in Nederland | 607 086 | 610 927 | 595 353 | 596 801 | 594 704 | 619 272 | 611 822 | 598 940 | 597 918 | 595 577 |
Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied | 81 890 | 82 561 | 81 462 | 80 264 | 80 876 | 81 890 | 82 561 | 81 462 | 80 264 | 80 876 |
Commandant van het Korps Mariniers | 176 489 | 178 011 | 181 820 | 184 816 | 184 049 | 176 895 | 178 011 | 181 820 | 184 816 | 184 049 |
Ondersteunende eenheden | 444 666 | 412 036 | 381 596 | 384 080 | 377 840 | 444 666 | 412 036 | 381 596 | 384 080 | 377 840 |
Admiraliteit | 598 407 | 602 383 | 572 769 | 557 927 | 568 140 | 601 691 | 596 582 | 579 284 | 566 458 | 568 326 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 34 357 | 36 471 | 37 685 | 39 645 | 40 874 | 34 357 | 36 471 | 37 685 | 39 645 | 40 874 |
Totaal artikel personeel en materieel | 1 942 895 | 1 922 389 | 1 850 685 | 1 843 533 | 1 846 483 | 1 958 771 | 1 917 483 | 1 860 787 | 1 853 181 | 1 847 542 |
De verplichtingen en uitgaven Commandant der Zeemacht in Nederland
Het ressort Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED) bestaat uit de Groep Escorte Schepen, de Groep Maritieme Helikopters, de Groep Maritieme Patrouille Vliegtuigen, de Onderzeedienst, de Mijnendienst en de Overige eenheden van CZMNED, zoals het commandement, het Kustwachtcentrum, het Maritiem Hoofdkwartier Nederland, kazernes en walinrichtingen.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
03.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel | 75 350 | 74 592 | 72 934 | 73 075 | 72 860 | 75 350 | 74 592 | 72 934 | 73 075 | 72 860 |
03.20.02 Militair personeel | 486 147 | 479 245 | 469 545 | 468 519 | 466 235 | 486 147 | 479 245 | 469 545 | 468 519 | 466 235 |
03.20.03 Overige personele uitgaven | 8 582 | 8 539 | 8 544 | 8 492 | 8 509 | 8 582 | 8 539 | 8 544 | 8 492 | 8 509 |
03.20.04 Materiële uitgaven | 37 007 | 48 551 | 44 330 | 46 715 | 47 100 | 49 193 | 49 446 | 47 917 | 47 832 | 47 973 |
Totaal | 607 086 | 610 927 | 595 353 | 596 801 | 594 704 | 619 272 | 611 822 | 598 940 | 597 918 | 595 577 |
Het ressort CZMNED heeft de volgende hoofdactiviteiten:
– het inzetbaar maken en houden van de operationele eenheden van de vloot;
– het inzetten van de operationele eenheden van de vloot.
In het kader van de Belgisch-Nederlandse samenwerking worden deze activiteiten door de Commandant der Zeemacht in Nederland in zijn functie van Admiraal Benelux ook ontplooid ten behoeve van de toegewezen eenheden van de Belgische marine.
De activiteiten die moeten worden uitgevoerd voor het inzetten van de operationele eenheden van de (gezamenlijke Nederlands-Belgische) vloot worden door CZMNED nader uitgewerkt in het jaarlijkse «Belgian and Netherlands Operation Schedule» (BENOPS). Deze activiteiten omvatten onder andere deelname aan een veelheid van Navo-, Partnership for Peace (PfP)-, multi-nationale en nationale oefeningen en opwerkactiviteiten, op het niveau van de individuele eenheid en in nationaal of internationaal taakgroepverband.
Ook omvat het BENOPS activiteiten die samenhangen met de inzet voor vredesoperaties, het uitvoeren van kustwachttaken, de inzet van eenheden ten behoeve van operationele verrichtingen van het ressort Commandant van het Korps mariniers, het uitvoeren van technische, operationele en materiële beproevingen en evaluaties, het leveren van eenheden ten behoeve van opleidingen, inzet van eenheden ten behoeve van voorlichting en «public relations» en voorts activiteiten welke voortvloeien uit internationale en nationale verplichtingen en afspraken.
Voor het jaar 1998 worden naar verwachting onder meer de volgende belangrijke activiteiten uitgevoerd:
– permanente deelname met elk één fregat met boordhelikopter aan de Standing Naval Forces Atlantic (STANAVFORLANT) en de Standing Naval Forces Mediterranean (STANAVFORMED);
– permanente deelname met één mijnenjager aan de Standing Naval Forces Channel (STANAVFORCHAN);
– standaard inzet aan vaardagen en vlieguren ten behoeve van de Kustwacht Nederland;
– deelname aan negen grote oefeningen.
Toelichting per artikelonderdeel
03.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort CZMNED.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 1 056 | 1 042 | 1 015 | 1 015 | 1 012 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 70 580 | 70 800 | 71 050 | 71 189 | 71 188 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 74 532 | 73 774 | 72 116 | 72 257 | 72 042 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 13 | 13 | 13 | 13 | 13 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 62 923 | 62 923 | 62 923 | 62 923 | 62 923 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 818 | 818 | 818 | 818 | 818 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 75 350 | 74 592 | 72 934 | 73 075 | 72 860 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort CZMNED.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 6 633 | 6 615 | 6 487 | 6 486 | 6 478 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 4 544 | 4 541 | 4 483 | 4 482 | 4 474 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 77 703 | 76 870 | 76 740 | 76 577 | 76 580 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 353 081 | 349 066 | 344 026 | 343 216 | 342 617 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 2 089 | 2 074 | 2004 | 2004 | 2004 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 63 698 | 62 767 | 62 634 | 62 526 | 61 686 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 133 066 | 130 179 | 125 519 | 125 303 | 123 618 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 486 147 | 479 245 | 469 545 | 468 519 | 466 235 |
03.20.03 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte en de activiteitenplanning. De uitgaven hebben onder meer betrekking op kleding en uitrusting, voeding, reizen, onderwijs en opleidingen en de inhuur van tijdelijk personeel.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal mensjaren | 6,4 | 6,1 | 6,2 | 5,6 | 5,7 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 71 000 | 71 000 | 71 000 | 71 000 | 71 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 454 | 434 | 442 | 400 | 407 |
– overige persoonsgebonden | ||||||
personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 7 689 | 7 657 | 7 502 | 7 501 | 7 490 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 1 057 | 1 059 | 1 080 | 1 079 | 1 082 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 8 128 | 8 105 | 8 102 | 8 092 | 8 102 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 8 582 | 8 539 | 8 544 | 8 492 | 8 509 |
Toelichting inhuur tijdelijk personeel
De totale uitgaven voor de inhuur van tijdelijk personeel zijn het product van het geraamde aantal afgeronde mensjaren en de gemiddelde uitgaven per mensjaar.
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
Het betreft hier uitgaven voor kleding en uitrusting, voeding, reizen, onderwijs en opleidingen en overige personele zaken. Uitgaven ten behoeve van het ressort CZMNED die worden beheerd door het ressort Admiraliteit zijn opgenomen in de kengetallen aldaar.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor onder meer huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, zaken van operationele aard, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, onderhoud van gebouwen en terreinen en bevoorrading.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 7 689 | 7 657 | 7 502 | 7 501 | 7 490 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 2 129 | 1 987 | 2 035 | 2 038 | 2 054 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 16 371 | 15 218 | 15 264 | 15 290 | 15 382 |
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
De gemiddelde uitgaven per vte vertonen vanaf 1999 een structurele daling ten opzichte van 1998 als gevolg van het beëindigen van het onderhoudscontract voor de communicatie-apparatuur van het Kustwachtcentrum.
De ramingen voor de persoonsgebonden materiële exploitatie zijn met ramingskengetallen toegelicht. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, inventarisgoederen en klein materieel en overige materiële zaken. In het ressort CZMNED wordt voorts een deel van de uitgaven geraamd voor het onderhoud en herstel en herbevoorradingsartikelen van de maritieme patrouillevliegtuigen van het type P3C-Orion en de Lynx-helikopters van de Marine Luchtvaart Dienst. De raming voor het jaar 1998 bedraagt f 26,8 miljoen.
Tevens worden geringe delen van de uitgaven voor onderhoud en herstel ten behoeve van de schepen van de vloot binnen dit ressort geraamd. Voor het jaar 1998 gaat het om f 3,9 miljoen.
Het decentraal beheerde deel van de uitgaven op het gebied van het onderhoud van gebouwen en terreinen alsmede de voorzieningen aan gebouwen en terreinen worden door dit ressort geraamd. De raming hiervoor in het jaar 1998 bedraagt f 1,8 miljoen.
Daarnaast worden diverse kleinere uitgaven geraamd. De totale omvang in 1998 bedraagt f 0,3 miljoen.
De verplichtingen en uitgaven Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied
Het ressort Commandant der Zeemacht in het Caribisch (CZMCARIB) gebied bestaat uit:
– het commandement der zeemacht in het Caribisch gebied ten behoeve van het uitoefenen van operationeel en logistiek gezag en functionele bevoegdheden;
– de marinebasis Parera, de marinekazerne Suffisant en het vliegveld HATO-militair te Curaçao en de marinierskazerne Savaneta te Aruba;
– twee infanterie-compagnieën mariniers en een ondersteuningspeloton die deel uitmaken van het deels mobilisabele Vierde Mariniersbataljon;
– de Antilliaanse en Arubaanse militie;
– het transportschip Hr.Ms. Pelikaan;
– de radiostations in het Caribisch gebied.
Hoewel zij niet onder dit ressort vallen, heeft CZMCARIB eveneens de beschikking over:
– het stationschip met boordhelikopter en twee Orion maritieme patrouillevliegtuigen (CZMNED);
– het 336 squadron van de Koninklijke luchtmacht met de daartoe behorende twee F-27 M's.
De Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied vervult de nevenfunctie van de Commandant Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. In de Amerikaanse organisatie «Joint Inter Agency Task Force East» (JIATF-EAST) voor counter drugsoperaties vervult CZMCARIB de functie van Commander Task Group 4.4 (CTG 4.4).
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
03.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel | 4 164 | 4 160 | 4 413 | 4 416 | 4 416 | 4 164 | 4 160 | 4 413 | 4 416 | 4 416 |
03.20.06 Militair personeel | 61 299 | 60 711 | 60 262 | 60 173 | 59 863 | 61 299 | 60 711 | 60 262 | 60 173 | 59 863 |
03.20.07 Overige personele uitgaven | 4 425 | 4 276 | 4 275 | 4 237 | 4 239 | 4 425 | 4 276 | 4 275 | 4 237 | 4 239 |
03.20.08 Materiële uitgaven | 12 002 | 13 414 | 12 512 | 11 438 | 12 358 | 12 002 | 13 414 | 12 512 | 11 438 | 12 358 |
Totaal | 81 890 | 82 561 | 81 462 | 80 264 | 80 876 | 81 890 | 82 561 | 81 462 | 80 264 | 80 876 |
De Koninklijke marine is belast met de verdediging van de Nederlandse Antillen en Aruba. De defensie-inspanningen zijn er op gericht, naast de verdediging van het grondgebied van het Koninkrijk, ook een bijdrage in internationaal verband te leveren aan de strijd tegen de handel in drugs. Om hieraan uitvoering te geven omvatten de hoofdactiviteiten die door het ressort CZMCARIB worden ontplooid het inzetbaar houden en het inzetten van de ter beschikking gestelde operationele eenheden.
De activiteiten die moeten worden uitgevoerd voor het inzetbaar houden en het inzetten van de operationele eenheden omvatten de deelname aan nationale en internationale oefeningen in de regio, nationale maritieme presentie, counterdrugs (CD)-operaties in het kader van CTG 4.4, oproepen, keuren, selecteren, opleiden en op peil houden van de dienstplichtige Antilliaanse- en de vrijwillig (na)dienende Arubaanse militie, het uitvoeren van militaire bijstand en militaire steun in het openbaar belang, het leveren van eenheden ten behoeve van opleidingen, inzet van eenheden ten behoeve van voorlichting en «public relations» en voorts overige activiteiten welke voortvloeien uit internationale en nationale (Koninkrijks)verplichtingen en afspraken.
Voor het jaar 1998 is een drietal grotere amfibische oefeningen voorzien te weten Deux Tricolores (met Franse eenheden), Carribean Fury (met Britse eenheden) en Unitas (met Amerikaanse eenheden).
Toelichting per artikelonderdeel
03.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort CZMCARIB.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 72 | 70 | 70 | 70 | 70 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 57 833 | 59 429 | 63 043 | 63 086 | 63 086 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 4 164 | 4 160 | 4 413 | 4 416 | 4 416 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort CZMCARIB.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 604 | 602 | 602 | 602 | 602 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 321 | 319 | 319 | 319 | 319 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 100 903 | 99 809 | 98 498 | 98 329 | 98 329 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 32 390 | 31 839 | 31 421 | 31 367 | 31 367 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 283 | 283 | 283 | 283 | 283 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 84 933 | 84 802 | 84 693 | 84 569 | 83 473 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 24 036 | 23 999 | 23 968 | 23 933 | 23 623 |
– ANTARUMIL | aantal vte'n | 176 | 176 | 176 | 176 | 176 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 27 688 | 27 688 | 27 688 | 27 688 | 27 688 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 4 873 | 4 873 | 4 873 | 4 873 | 4 873 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 61 299 | 60 711 | 60 262 | 60 173 | 59 863 |
In 1996 is de opkomstplicht van de Arubaanse militie opgeschort. Om in de behoefte van personeel te voorzien zal de Koninklijke marine vrijwillig (na)dienende militairen werven.
03.20.07 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben onder meer betrekking op kleding, voeding, reizen, verplaatsen, onderwijs en opleidingen, inhuur van tijdelijk personeel en voorziening woonruimte.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal mensjaren | 3,4 | 3,4 | 3,4 | 3,4 | 3,4 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 71 000 | 71 000 | 71 000 | 71 000 | 71 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 238 | 238 | 238 | 238 | 238 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 676 | 672 | 672 | 672 | 672 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 6 194 | 6 009 | 6 007 | 5 951 | 5 954 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 4 187 | 4 038 | 4 037 | 3 999 | 4 001 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 4 425 | 4 276 | 4 275 | 4 237 | 4 239 |
Toelichting inhuur tijdelijk personeel
De totale uitgaven voor de inhuur van tijdelijk personeel zijn het product van het geraamde aantal afgeronde mensjaren en de gemiddelde uitgaven per mensjaar.
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
Het betreft hier uitgaven voor kleding en uitrusting, voeding, reizen, verplaatsen, onderwijs en opleidingen, voorziening woonruimte en overige personele zaken.
De uitgaven in 1998 zijn eenmalig hoger dan in de andere jaren. Dit wordt veroorzaakt door het betalen van de gebruikersbelasting aan de Eilandsoverheid van Curaçao over de jaren 1996 en 1997.
Uitgaven ten behoeve van het ressort CZMCARIB die worden beheerd door het ressort Admiraliteit zijn opgenomen in de kengetallen aldaar.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd. Het betreft hier onder meer de uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, data- en telecommunicatie, informatiesystemen, inventarisgoederen en klein materieel, zaken van operationele aard, geneeskundig materieel, onderhoud en herstel van het materieel, het onderhoud van gebouwen en terreinen en brandstoffen, olie, smeermiddelen en bedrijfsstoffen.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 676 | 672 | 672 | 672 | 672 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 9 457 | 9 472 | 9 506 | 9 396 | 9 438 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 6 393 | 6 365 | 6 388 | 6 314 | 6 342 |
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
De ramingen voor de persoonsgebonden materiële exploitatie zijn met ramingskengetallen toegelicht. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, data- en telecommunicatie, informatiesystemen, inventarisgoederen en klein materieel, geneeskundig materieel en overige materiële zaken.
Naast deze uitgaven worden binnen het ressort CZMCARIB onder meer geraamd de uitgaven op het gebied van het onderhoud van gebouwen en terreinen. De raming hiervoor in het jaar 1998 bedraagt f 3,7 miljoen. Tevens worden de uitgaven voor het onderhoud en herstel van de F-27M vliegtuigen geraamd. De raming hiervoor in het jaar 1998 bedraagt f 0,9 miljoen. Daarnaast worden diverse kleinere uitgaven geraamd. De totale omvang in 1998 bedraagt f 1,0 miljoen.
De verplichtingen en uitgaven Commandant van het Korps mariniers
Het ressort Commandant van het Korps mariniers (CKMARNS) bestaat uit:
– het hoofdkwartier van CKMARNS;
– de groep operationele eenheden mariniers (GOEM), waarin de operationele eenheden zijn ondergebracht met uitzondering van 4 MARNSBAT dat onder operationeel gezag staat van CZMCARIB. Tevens zijn in de GOEM ondergebracht het Eerste en Tweede Mariniersbataljon, het gevechtssteun bataljon, het logistieke bataljon en de Bijzondere Bijstandseenheid (BBE);
– de marinierskazernes te Doorn, Rotterdam en Texel;
– het Mariniersopleidingscentrum;
– de mobilisabele eenheden waaronder het Derde Mariniersbataljon, de gevechtsveldreserve en de bewakingsdetachementen;
– de marinierskapel.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
03.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel | 2 315 | 2 196 | 2 203 | 2 207 | 2 207 | 2 315 | 2 196 | 2 203 | 2 207 | 2 207 |
03.20.10 Militair personeel | 146 096 | 147 385 | 150 937 | 154 002 | 154 212 | 146 096 | 147 385 | 150 937 | 154 002 | 153 212 |
03.20.11 Overige personele uitgaven | 8 839 | 8 998 | 9 211 | 9 262 | 9 271 | 8 839 | 8 998 | 9 211 | 9 262 | 9 271 |
03.20.12 Materiële uitgaven | 19 239 | 19 432 | 19 469 | 19 345 | 19 359 | 19 645 | 19 432 | 19 469 | 19 345 | 19 359 |
Totaal | 176 489 | 178 011 | 181 820 | 184 816 | 185 049 | 176 895 | 178 011 | 181 820 | 184 816 | 184 049 |
Door het ressort Commandant van het Korps mariniers worden de volgende hoofdactiviteiten ontplooid:
– het inzetbaar maken en houden van de operationele eenheden;
– het uitvoeren van de opgedragen inzet.
De activiteiten die moeten worden uitgevoerd voor het inzetbaar maken en houden en voor het uitvoeren van de opgedragen inzet omvatten onder andere deelname aan een veelheid van oefeningen in Navo-, UK/NL-, PfP- en Weu-verband, Cross Training met verschillende landen op groeps-, pelotons- of compagniesniveau, alsmede het uitvoeren van opleidings- en opwerkactiviteiten en nationale oefeningen.
Ook worden activiteiten uitgevoerd die samenhangen met de inzet voor vredesoperaties (voor zover bekend), het beschikbaar hebben van eenheden voor noodhulp, inzet van eenheden en personeel ten behoeve van operationele verrichtingen van het ressort Commandant der Zeemacht in Nederland, uitvoeren van technische, operationele en materiële beproevingen en evaluaties, inzet van eenheden ten behoeve van voorlichting, «public relations» en ceremonieel en voorts activiteiten welke voortvloeien uit internationale en nationale verplichtingen en afspraken.
In 1998 zal naar verwachting worden deelgenomen aan een zevental grotere oefeningen. Tevens zullen eenheden beschikbaar zijn ten behoeve van inzet in het kader van Sfor.
Toelichting per artikelonderdeel
03.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort CKMARNS.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 37 | 35 | 35 | 35 | 35 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 62 324 | 62 486 | 62 686 | 62 800 | 62 800 |
– totaal toegelicht | x f 1000 | 2 306 | 2 187 | 2 194 | 2 198 | 2 198 |
– uitgaven niet-actief personeel | x f 1000 | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 2 315 | 2 196 | 2 203 | 2 207 | 2 207 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort CKMARNS.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 2 318 | 2 347 | 2 408 | 2 461 | 2 461 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 1 129 | 1 133 | 1 169 | 1 197 | 1 197 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 70 747 | 70 543 | 70 324 | 70 203 | 70 203 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 79 873 | 79 925 | 82 209 | 84 033 | 84 033 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 1 189 | 1 214 | 1 239 | 1 264 | 1 264 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 55 696 | 55 568 | 55 471 | 55 355 | 54 730 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 66 223 | 67 460 | 68 728 | 69 969 | 69 179 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 146 096 | 147 385 | 150 937 | 154 002 | 153 212 |
03.20.11 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben onder meer betrekking op kleding en uitrusting, voeding, reizen en onderwijs en opleidingen.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 2 355 | 2 382 | 2 443 | 2 496 | 2 496 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 3 753 | 3 777 | 3 770 | 3 711 | 3 714 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 8 839 | 8 998 | 9 211 | 9 262 | 9 271 |
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
Het betreft hier uitgaven voor kleding en uitrusting, voeding, reizen, onderwijs en opleidingen en overige personele zaken. De uitgaven vertonen vanaf 1998 een stijging als gevolg van de gefaseerde uitbreiding van de begrotingssterkte met 150 man. Uitgaven ten behoeve van het ressort CKMARNS die worden beheerd door het ressort Admiraliteit zijn opgenomen in de kengetallen aldaar.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd. Het betreft hier onder andere de uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, zaken van operationele aard, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, het onderhoud van gebouwen en terreinen en brandstoffen, olie, smeermiddelen en bedrijfsstoffen.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 2 355 | 2 382 | 2 443 | 2 496 | 2 496 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 3 301 | 3 207 | 3 142 | 3 025 | 3 031 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 7 775 | 7 638 | 7 675 | 7 551 | 7 565 |
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
De ramingen voor de persoonsgebonden materiële exploitatie zijn met ramingskengetallen toegelicht. Het betreft hier de uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen en inventarisgoederen en klein materieel. Naast deze uitgaven worden binnen het ressort CKMARNS onder meer geraamd de uitgaven op het gebied van het onderhoud van gebouwen en terreinen. De raming hiervoor in het jaar 1998 bedraagt f 5,8 miljoen. De uitgaven voor het onderhoud en herstel van transportmiddelen worden geraamd op f 2,9 miljoen. Daarnaast worden diverse kleinere uitgaven geraamd. De totale omvang in 1998 bedraagt f 3,1 miljoen.
De verplichtingen en uitgaven Ondersteunende eenheden
Het ressort Ondersteunende eenheden bestaat uit de Marine-onderhoudsbedrijven, het Centrum voor Automatisering van Wapen- en Commando Systemen, het Centrum voor Advisering, Bedrijfsvoering en Informatietechnologie Services (Cabis), de opleidingsinstellingen van de Koninklijke marine en de geneeskundige eenheden voor zover niet vallend onder het Geneeskundig Facilitair Bedrijf van het Defensie Interservice Commando (Dico).
Als uitvloeisel van de doelmatigheidsoperatie wordt voorzien dat in de loop van 1997 het Cabis voor een belangrijk deel wordt opgenomen in de Defensie Telematica Organisatie.
De Marine-onderhoudsbedrijven zijn de Rijkswerf, het Sewaco-bedrijf en het Marine Elektronisch en Optisch bedrijf Oegstgeest (MEOB-O). De voorgenomen verhuizing van het MEOB-O naar Den Helder en de integratie tot één Marinebedrijf zullen naar verwachting in 2000 zijn voltooid. In 1998 zullen de afzonderlijke bedrijven bestuurlijk worden samengevoegd tot één Marine-onderhoudsbedrijf.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
03.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel | 186 054 | 180 620 | 176 454 | 176 102 | 172 193 | 186 054 | 180 620 | 176 454 | 176 102 | 172 193 |
03.20.14 Militair personeel | 147 105 | 133 847 | 125 032 | 122 742 | 122 582 | 147 105 | 133 847 | 125 032 | 122 742 | 122 582 |
03.20.15 Overige personele uitgaven | 23 266 | 22 423 | 21 953 | 22 186 | 21 857 | 23 266 | 22 423 | 21 953 | 22 186 | 21 857 |
03.20.16 Materiële uitgaven | 88 241 | 75 146 | 58 157 | 63 050 | 61 208 | 88 241 | 75 146 | 58 157 | 63 050 | 61 208 |
Totaal | 444 666 | 412 036 | 381 596 | 384 080 | 377 840 | 444 666 | 412 036 | 381 596 | 384 080 | 377 840 |
De activiteiten die door het ressort Ondersteunende eenheden worden uitgevoerd zijn erop gericht zodanige voorwaarden te scheppen dat de eenheden van de Koninklijke marine in materieel en in personeel opzicht kunnen voldoen aan de vereiste operationele doelstellingen.
Materieel-logistiek functiegebied
De activiteiten binnen het materieel-logistieke functiegebied, zoals hieronder in tabellen zijn weergegeven, omvatten het innoveren, instandhouden en verbeteren van de platform- en de sensor-, wapen- en commandosystemen van de eenheden van de Koninklijke marine en het beschikbaar stellen van de materiële middelen die nodig zijn om het materieel van de Koninklijke marine gebruiksgereed te maken en te houden.
Benoemd onderhoud | 1998 |
Aantal MJO's | 4,2 |
Aantal TTO's | 6,3 |
aantallen gepland in 1998
Het meerjaarlijks onderhoud (MJO), aangegeven in het vaar- en oefenschema, is het onderhoud aan een eenheid van de vloot dat nodig is om de materiële gereedheid ten minste tot aan een volgende geplande onderhoudsperiode van die eenheid op een kosteneffectieve wijze op peil te houden. De eenheid is gedurende langere tijd niet belast met operationele taken. Het onderhoud is projectmatig van aard.
Het tussentijds onderhoud (TTO) is een tussen de MJO's vallende korte reparatieperiode, tijdens de periodieke dokbeurt, waarbij in principe alleen met de directe veiligheid en materiële gereedheid verband houdende werkzaamheden worden uitgevoerd. De eenheid is gedurende kortere tijd niet belast met operationele taken. Het onderhoud is projectmatig van aard.
Incidenteel onderhoud | 1998 |
Aantal reparatie-orders | 11 743 |
het aantal is gebaseerd op het gemiddelde over de jaren 1994, 1995 en 1996.
Dit onderhoud betreft noodzakelijke reparaties tussen de geplande reparatieperioden (MJO/TTO).
Engineering | 1998 |
Rijkswerf | 53 000 |
Sewacobebrijf | 82 450 |
MEOB-O | 69 139 |
Totaal | 204 589 |
urenaantallen gepland voor 1998
De uren engineering betreffen het ontwerpen en ontwikkelen van kleinere verbeteringen, die voortkomen uit het gebruik van het materieel. Tevens valt hieronder het configuratiebeheer. Dit houdt in het bewaren van de uniformiteit van het materieel binnen een klasse.
Binnen het functiegebied opleidingen zijn de activiteiten, zoals hieronder in de tabel zijn weergegeven, voornamelijk gericht op het geven van onderwijs aan militairen. De opleidingsactiviteiten omvatten het geven van initiële opleidingen om nieuw personeel gereed te maken om te functioneren in de Koninklijke marine, het geven van cursussen en opleidingen die noodzakelijk zijn voor het vervullen van een functie en het verzorgen van loopbaanfase-opleidingen die noodzakelijk zijn voor het verder ontwikkelen en het geschikt maken voor een hoger functieniveau van bij de Koninklijke marine dienend personeel.
Opleidingen (in aantallen leerlingen)/Kim publicaties: | 1998 |
Initiële opleidingen | 1 481 |
Loopbaanfase-opleidingen | 722 |
Functie-opleidingen | 24 220 |
Totaal opleidingen | 26 423 |
KIM publicaties | 155 |
de aantallen zijn deels gebaseerd op planningen voor het jaar 1998, deels bepaald op basis van historische gegevens.
Toelichting per artikelonderdeel
03.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort Ondersteunende eenheden.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 2 563 | 2 479 | 2 412 | 2 402 | 2 348 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 71 568 | 71 801 | 72 068 | 72 222 | 72 218 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 183 429 | 177 995 | 173 829 | 173 477 | 169 568 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 46 | 46 | 46 | 46 | 46 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 57 065 | 57 065 | 57 065 | 57 065 | 57 065 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 2 625 | 2 625 | 2 625 | 2 625 | 2 625 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 186 054 | 180 620 | 176 454 | 176 102 | 172 193 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort Ondersteunende eenheden.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 2 382 | 2 206 | 2 066 | 2 041 | 2 041 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 1 856 | 1 735 | 1 665 | 1 665 | 1 665 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 67 110 | 65 533 | 64 819 | 64 111 | 64 111 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 124 556 | 113 699 | 107 924 | 106 744 | 106 744 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 526 | 471 | 401 | 376 | 376 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 42 869 | 42 777 | 42 663 | 42 548 | 42 122 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 22 549 | 20 148 | 17 108 | 15 998 | 15 838 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 147 105 | 133 847 | 125 032 | 122 742 | 122 582 |
03.20.15 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben onder meer betrekking op kleding en uitrusting, voeding, reizen, verplaatsen, representatie, onderwijs en opleidingen en de inhuur van tijdelijk personeel.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal mensjaren | 185,1 | 170,7 | 161,1 | 164,7 | 160,0 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 71 000 | 71 000 | 71 000 | 71 000 | 71 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 13 142 | 12 120 | 11 440 | 11 691 | 11 359 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 4 906 | 4 635 | 4 390 | 4 366 | 4 374 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 2 064 | 2 223 | 2 395 | 2 404 | 2 400 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 10 124 | 10 303 | 10 513 | 10 495 | 10 498 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 23 266 | 22 423 | 21 953 | 22 186 | 21 857 |
Toelichting inhuur tijdelijk personeel
De totale uitgaven voor de inhuur van tijdelijk personeel zijn het product van het geraamde aantal afgeronde mensjaren en de gemiddelde uitgaven per mensjaar.
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
Het betreft hier uitgaven voor kleding en uitrusting, voeding, reizen, verplaatsen, representatie, onderwijs en opleidingen en overige personele zaken. Het gemiddelde bedrag per vte stijgt. Dit wordt veroorzaakt door het extra opleiden van personeel bij de marinebedrijven. Uitgaven ten behoeve van het ressort Ondersteunende eenheden die worden beheerd door het ressort Admiraliteit zijn opgenomen in de kengetallen aldaar.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor onder meer huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, zaken van operationele aard, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, onderhoud van gebouwen en terreinen, bevoorrading en het inhuren van O-, I- en A-deskundigheid.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur O-, I- en A-deskundigheid | aantal mensjaren | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 237 600 | 237 600 | 237 600 | 237 600 | 237 600 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 170 | 170 | 170 | 170 | 170 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 4 906 | 4 635 | 4 390 | 4 366 | 4 374 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 5 125 | 5 388 | 5 705 | 5 697 | 5 687 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 25 141 | 24 975 | 25 044 | 24 872 | 24 874 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 25 311 | 25 145 | 25 214 | 25 042 | 25 044 |
Toelichting inhuur O-, I- en A-deskundigheid
De totale uitgaven voor de inhuur van O-, I- en A-deskundigheid zijn het product van het geraamde aantal afgeronde mensjaren en de gemiddelde uitgaven per mensjaar.
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
De ramingen voor de persoonsgebonden materiële exploitatie en het inhuren van O-, I- en A-deskundigheid zijn met ramingskengetallen toegelicht. Het betreft hier de uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, inventarisgoederen en klein materieel en overige materiële zaken. Naast deze uitgaven worden binnen het ressort Ondersteunende eenheden onder meer geraamd de uitgaven voor het onderhoud en herstel van de schepen. De herbevoorradinguitgaven worden momenteel nog binnen het ressort Admiraliteit geraamd. Het betreft hier met name de uitgaven voor het onderhoud en het herstel van de fregatten en bevoorradingsschepen van de Groep Escorteschepen, de onderzeeboten en de mijnenbestrijdingsvaartuigen. Voor zover mogelijk wordt het onderhoud door Marinebedrijven uitgevoerd. De raming hiervoor in het jaar 1998 bedraagt f 53,9 miljoen.
Tevens worden de uitgaven op het gebied van het onderhoud van gebouwen en terreinen alsmede de voorzieningen aan gebouwen en terreinen ten behoeve het ressort Ondersteunende eenheden geraamd. De raming hiervoor in het jaar 1998 bedraagt f 7,1 miljoen.
Daarnaast worden diverse kleinere uitgaven geraamd, in 1998 totaal f 1,9 miljoen.
De verplichtingen en uitgaven Admiraliteit
Het ressort Admiraliteit bestaat uit de Marinestaf, de Directie Materieel KM, de Directie Personeel KM en de Directie Economisch Beheer KM.
Momenteel zijn nog aanzienlijke budgetten ten behoeve van de overige ressorts opgenomen in het ressort Admiraliteit. Het beleid is gericht op verdere decentralisatie van budgetten en beheersbevoegdheden. Daarom zullen in toenemende mate budgetten en beheersbevoegdheden aan de (decentrale) ressorts worden overgedragen. De budgetten die in het geheel betrekking hebben op deze ressorts zijn in een uitgavenverdeelstaat zichtbaar gemaakt.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
03.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel | 59 896 | 58 530 | 53 100 | 53 158 | 52 761 | 59 896 | 58 530 | 53 100 | 53 158 | 52 761 |
03.20.18 Militair personeel | 98 661 | 91 935 | 88 323 | 87 022 | 86 480 | 98 661 | 91 935 | 88 323 | 87 022 | 86 480 |
03.20.19 Overige personele uitgaven | 95 951 | 95 568 | 95 699 | 97 114 | 97 315 | 96 941 | 95 568 | 95 699 | 97 114 | 97 315 |
03.20.20 Materiële uitgaven | 343 899 | 356 350 | 335 647 | 320 633 | 331 584 | 346 193 | 350 549 | 342 162 | 329 164 | 331 770 |
Totaal | 598 407 | 602 383 | 572 769 | 557 927 | 568 140 | 601 691 | 596 582 | 579 284 | 566 458 | 568 326 |
De activiteiten van het ressort Admiraliteit omvatten:
– het voeren van het operationele beleid van de Koninklijke marine;
– het doen functioneren van de militaire eenheden en inrichtingen van de Koninklijke marine in onderlinge samenhang en elk afzonderlijk ter uitvoering van de opgedragen taken in vredestijd en in geval van oorlogsvoorbereiding;
– het voeren van een personeelsbeleid dat er op is gericht de organisatie van de Koninklijke marine te allen tijde en in alle omstandigheden te doen beschikken over de gewenste aantallen voor hun taak berekend, opgeleid en gemotiveerd personeel;
– het voeren van materieelbeleid gericht op de materieel-logistieke processen «voorzien in», «instandhouden» en «afvoeren»;
– het bevorderen en bewaken van de doelmatigheid van de Koninklijke marine door het vormgeven aan en het uitvoeren van het financieel-economisch beleid en het toetsen van de rechtmatigheid van de bestedingen.
Bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
---|---|---|---|---|---|
Uitgaven Admiraliteit: | 601 691 | 596 582 | 579 284 | 566 458 | 568 326 |
Volledig toe te rekenen aan: | |||||
– apparaatsuitgaven Admiraliteit | 228 971 | 220 386 | 210 690 | 206 732 | 204 436 |
Specifiek (uniek) toe te rekenen aan: | |||||
– CZMNED | 114 490 | 116 144 | 115 825 | 115 285 | 115 295 |
– CZMCARIB | 10 619 | 10 602 | 10 603 | 10 602 | 10 602 |
– CKMARNS | 8 200 | 8 175 | 8 171 | 8 170 | 8 170 |
– Ondersteunende eenheden | 90 544 | 85 797 | 87 757 | 90 509 | 85 824 |
Niet specifiek toe te rekenen: | 148 867 | 155 478 | 146 238 | 135 160 | 143 999 |
Toelichting op de uitgavenverdeelstaat
De totaal geraamde uitgaven voor het ressort Admiraliteit betreffen enerzijds uitgaven ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering en anderzijds uitgaven ten behoeve van het functioneren van andere ressorts binnen de Koninklijke marine. Deze laatste uitgaven worden onderscheiden in enerzijds specifiek (uniek) en anderzijds niet-specifiek toe te rekenen uitgaven.
De specifiek (uniek) toe te rekenen uitgaven betreffen voeding, verplaatsen, persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, huisvesting, brandstoffen en instandhoudingsuitgaven.
De niet specifiek toe te rekenen uitgaven betreffen uitgaven voor geneeskundige verzorging, onderwijs en opleidingen, munitie, onderhoud gebouwen en terreinen, instandhouding en bureaukosten (waaronder met name communicatiekosten). In de uitgaven voor instandhouding zijn begrepen de diverse aanschaffingen voor magazijngoederen.
In het kader van het Verbeterd Economisch Beheer is het beleid van de Koninklijke marine gericht op verdere decentralisatie van budgetten en bevoegdheden. Overdracht hiervan geschiedt nadat de betreffende decentrale resultaatverantwoordelijke eenheid (RVE) is ingericht om een budget of bevoegdheid over te nemen. Hiertoe dient onder meer de administratieve organisatie te zijn getoetst en de organisatiestructuur van de RVE conform deze administratieve organisatie te zijn ingericht. Deze werkwijze zal zich op termijn vertalen in een verschuiving van budgetten en bevoegdheden van het ressort Admiraliteit naar de overige ressorts.
Toelichting per artikelonderdeel
03.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort Admiraliteit.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 694 | 678 | 608 | 607 | 602 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 85 388 | 85 388 | 86 288 | 86 526 | 86 585 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 59 259 | 57 893 | 52 463 | 52 521 | 52 124 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 63 700 | 63 700 | 63 700 | 63 700 | 63 700 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 637 | 637 | 637 | 637 | 637 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 59 896 | 58 530 | 53 100 | 53 158 | 52 761 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort Admiraliteit.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 1 091 | 1 023 | 985 | 971 | 965 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 853 | 790 | 762 | 748 | 742 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 100 283 | 100 122 | 99 807 | 99 956 | 100 108 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 85 541 | 79 096 | 76 053 | 74 767 | 74 280 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 238 | 233 | 223 | 223 | 223 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 55 126 | 55 103 | 55 022 | 54 955 | 54 709 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 13 120 | 12 839 | 12 270 | 12 255 | 12 200 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 98 661 | 91 935 | 88 323 | 87 022 | 86 480 |
03.20.19 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning.
De uitgaven hebben onder meer betrekking op kleding en uitrusting, voeding, reizen, verplaatsen, representatie, overige personele zaken, persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, geneeskundige verzorging, onderwijs en opleidingen, vliegopleiding en inhuur tijdelijk personeel.
De ramingen betreffen zowel die voor het ressort Admiraliteit zelf als de nog niet gedecentraliseerde uitgavenbudgetten ten behoeve van de gehele Koninklijke marine. De ramingskengetallen ten behoeve van de gehele Koninklijke marine zijn derhalve opgenomen onder dit ressort.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal mensjaren | 40,3 | 40,3 | 40,3 | 40,3 | 40,3 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 71 000 | 71 000 | 71 000 | 71 000 | 71 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 2 862 | 2 862 | 2 862 | 2 862 | 2 862 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven voor de gehele Koninklijke marine | aantal vte'n (bp en mp) | 17 450 | 17 097 | 16 688 | 16 690 | 16 614 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 4 642 | 4 689 | 4 812 | 4 898 | 4 932 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 81 008 | 80 175 | 80 308 | 81 741 | 81 939 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven voor de Admiraliteit | aantal vte'n (bp en mp) | 1 824 | 1 751 | 1 681 | 1 655 | 1 582 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 4 337 | 4 501 | 4 687 | 4 750 | 4 971 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 7 910 | 7 881 | 7 879 | 7 861 | 7 864 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 91 780 | 90 918 | 91 049 | 92 464 | 92 665 |
De ramingen voor de overige personele uitgaven zijn met ramingskengetallen toegelicht. Naast deze uitgaven worden binnen het ressort Admiraliteit de uitgaven geraamd van de 43 vliegers in opleiding. De raming hiervoor in het jaar 1998 bedraagt f 5,161 miljoen.
Toelichting inhuur tijdelijk personeel
De totale uitgaven voor de inhuur van tijdelijk personeel zijn het product van het geraamde aantal afgeronde mensjaren en de gemiddelde uitgaven per mensjaar.
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven voor de gehele Koninklijke marine
Het betreft hier uitgaven voor kleding en uitrusting, voeding, reizen, verplaatsen, representatie, persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, onderwijs en opleidingen, geneeskundige verzorging en overige personele zaken.
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven voor de Admiraliteit
De overige persoonsgebonden personele uitgaven betreffen de uitgaven voor reizen van het ressort Admiraliteit.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, geneeskundig materiaal, bevoorrading, onderhoud en herstel van het materieel, munitie, data- en telecommunicatie, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud van gebouwen en terreinen, onderhoud en herstel van het materieel, zaken van operationele aard, inhuur van O-, I- en A-deskundigheid en brandstoffen, olie, smeermiddelen en bedrijfsstoffen.
De ramingen betreffen zowel die voor het ressort Admiraliteit zelf als de nog niet gedecentraliseerde uitgavenbudgetten ten behoeve van de gehele Koninklijke marine. De ramingskengetallen ten behoeve van de gehele Koninklijke marine zijn derhalve opgenomen onder dit ressort.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur van O-, I- & A-deskundigheid | aantal mensjaren | 12,5 | 12,5 | 12,5 | 12,5 | 12,5 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 237 600 | 237 600 | 237 600 | 237 600 | 237 600 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 2 960 | 2 960 | 2 960 | 2 960 | 2 960 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 17 450 | 17 097 | 16 688 | 16 690 | 16 614 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 6 829 | 6 772 | 6 705 | 6 678 | 6 637 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 119 171 | 115 781 | 111 886 | 111 449 | 110 273 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 122 131 | 118 741 | 114 846 | 114 409 | 113 233 |
Toelichting inhuur O-, I- en A-deskundigheid
De totale uitgaven voor de inhuur van O-, I- en A-deskundigheid zijn het product van het geraamde aantal afgeronde mensjaren en de gemiddelde uitgaven per mensjaar.
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
Het betreft hier de uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, bestuurlijke informatiesystemen, data- en telecommunicatie, inventarisgoederen en klein materieel, geneeskundig materiaal en overige materiële zaken die ten behoeve van de gehele Koninklijke marine worden beheerd door het ressort Admiraliteit.
Specifieke gegevens materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | Aantal | bedrag 1998 |
Brandstoffen, olie en smeermiddelen: | |||
– gasolie schepen | x 1000 m3 | 84,9 | |
– kerosine patrouillevliegtuigen | x 1000 m3 | 16,1 | |
– helikopterbrandstof | x 1000 m3 | 2,5 | |
– Totale uitgaven | x f 1000 | 34 553 | |
Overige zaken van operationele aard: | |||
– havenbezoeken | aantal | 400 | |
– gemiddelde uitgaven per havenbezoek | x f 1 | 8 597 | |
– Totale uitgaven per havenbezoek | x f 1000 | 3 439 | |
– kanaalpassages Kielerkanaal | aantal | 31 | |
– gemiddelde uitgaven per kanaalpassage | x f 1 | 4 581 | |
– Totale uitgaven kanaalpassages Kielerkanaal | x f 1000 | 142 | |
– kanaalpassages Suezkanaal | aantal | 2 | |
– gemiddelde uitgaven per kanaalpassage | x f 1 | 165 500 | |
– Totale uitgaven kanaalpassages Suezkanaal | x f 1000 | 331 |
Toelichting ramingskengetallen materiële uitgaven
De ramingen voor de persoonsgebonden materiële uitgaven en tevens de uitgaven voor het inhuren van O-, I- & A-deskundigheid, brandstoffen, olie, smeermiddelen, bedrijfsstoffen en de overige zaken van operationele aard zijn met ramingskengetallen toegelicht. Naast deze uitgaven worden binnen het ressort Admiraliteit onder meer geraamd de uitgaven voor het onderhoud en herstel van het materieel en de herbevoorrading. De in omvang belangrijkste posten betreffen het onderhoud en het herstel van de fregatten en bevoorradingsschepen, de onderzeeboten en de mijnenbestrijdingsvaartuigen. Delen hiervan worden bij het ressort Ondersteunende eenheden geraamd. De geraamde bedragen worden grotendeels bepaald door de omvang van de vloot, de leeftijd van de verschillende schepen en het Vaar- en Onderhoudsplan. De raming hiervoor binnen het ressort Admiraliteit in het jaar 1998 bedraagt f 69,4 miljoen.
Voor de uitgaven voor het onderhoud en herstel en de herbevoorrading van het bewapeningsmaterieel wordt in 1998 f 24,8 miljoen geraamd. Ten behoeve van de uitgaven op het gebied van onderhoud en herstel en herbevoorrading van het elektronisch en nautisch materieel wordt in het jaar 1998 f 17,9 miljoen geraamd.
Het niet bij het ressort CZMNED ondergebrachte deel van de uitgaven voor het onderhoud en herstel van de maritieme patrouillevliegtuigen van het type P3C-Orion en de Lynx-helikopters van de Marine Luchtvaart Dienst wordt binnen het ressort Admiraliteit geraamd en bedraagt in het jaar 1998 f 11,9 miljoen.
De uitgaven voor munitie voor het Korps mariniers, Oto Melara-kanons van de fregatten, Goalkeeper en overige scheeps- en vliegtuigmunitie, voor zover aangeschaft voor oefendoeleinden, worden binnen het ressort Admiraliteit geraamd. De raming hiervoor in het jaar 1998 bedraagt f 22,6 miljoen.
Binnen het ressort Admiraliteit worden delen van de uitgaven op het gebied van het onderhoud van gebouwen en terreinen alsmede de voorzieningen aan gebouwen en terreinen geraamd. Daarnaast worden hier de uitgaven geraamd met betrekking tot de ondergrondse infrastructuur, zoals rioleringen en pijpleidingen, alsmede de kleine renovatieprojecten. De hoogte van de uitgaven is mede afhankelijk van de mogelijkheid om nieuwbouwinvesteringen te plegen. De raming in het ressort Admiraliteit voor het jaar 1998 bedraagt f 32,7 miljoen.
Daarnaast worden diverse kleinere uitgaven geraamd. De totale omvang in 1998 bedraagt f 6,7 miljoen.
03.20.21 Wachtgelden en inactiviteitswedden
Met ingang van de ontwerpbegroting 1998 worden de wachtgelden bij de beleidsterreinen verantwoord.
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke marine. Naast het reguliere wachtgeld worden op dit artikelonderdeel ook de uitgaven voor wachtgelden en uitstroombevorderende maatregelen geraamd en verantwoord die uit het Sociaal Beleidskader (SBK) voortvloeien.
Volgens het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit artikelonderdeel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
De geraamde bedragen en ramingskengetallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 306 | 335 | 364 | 389 | 401 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 48 154 | 50 310 | 51 618 | 52 496 | 52 713 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 14 735 | 16 854 | 18 789 | 20 421 | 21 138 |
Overige wachtgelden burgerpersoneel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 126 | 131 | 129 | 141 | 154 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 37 357 | 37 786 | 37 550 | 38 305 | 38 591 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 4 707 | 4 950 | 4 844 | 5 401 | 5 943 |
Wachtgelden SBK/UBMO militair personeel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 17 | 16 | 14 | 10 | 8 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 16 529 | 14 250 | 14 643 | 14 200 | 13 125 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 281 | 228 | 205 | 142 | 105 |
Werkloosheidsbesluit BBT-militairen: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 326 | 327 | 321 | 331 | 331 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 26 761 | 26 728 | 27 604 | 26 764 | 26 795 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 8 724 | 8 740 | 8 861 | 8 859 | 8 869 |
Overige wachtgelden militair personeel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 47 | 46 | 22 | 17 | 16 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 30 426 | 27 891 | 25 909 | 23 882 | 25 188 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 1 430 | 1 283 | 570 | 406 | 403 |
Totaal toegelicht met ramingskengetallen | x f 1 000 | 29 877 | 32 055 | 33 269 | 35 229 | 36 458 |
Bij: uitvoeringskosten | x f 1 000 | 4 480 | 4 416 | 4 416 | 4 416 | 4 416 |
Totale uitgaven wachtgelden en inactiviteitswedden | x f 1 000 | 34 357 | 36 471 | 37 685 | 39 645 | 40 874 |
De ramingen van uitgaven voor om-, her- en bijscholing zijn ten opzichte van de begroting 1997 verlaagd op grond van het gemiddeld benodigde bedrag per cursus.
De raming van de wachtgelden hangt in belangrijke mate samen met de personele inkrimpingen voortkomend uit de doelmatigheidsoperatie. De stijging in de jaren 1999 en verder ten opzichte van 1998 wordt veroorzaakt door de in die jaren te bereiken personeelsreductie als gevolg van met name de concentratie van onderhoudsbedrijven uit de Projectgroep Onderhoud en Logistiek en de reductie Haagse staven.
Ook het aantal plaatsingen «boven de organieke sterkte» is ten opzichte van de begroting 1997 aangepast naar aanleiding van de laatste, in het afgelopen jaar nader uitgewerkte, doelmatigheidsmaatregelen.
De geraamde uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader (SBK) en de Uitstroombevorderende Maatregel Ouderen (UBMO) worden beïnvloed door de nog in uitvoering zijnde reorganisatie van de Koninklijke marine. Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen te beperken, vooral door het gebruik van de SBK-instrumenten gericht op de tewerkstelling van overtollig personeel van de Koninklijke marine binnen en buiten de (Rijks)overheid.
In onderstaand overzicht zijn de voorziene uitgaven voor het Sociaal Beleidskader opgenomen. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel van de Koninklijke marine. De verantwoording van de uitgaven vindt, met uitzondering van de wachtgelden, plaats ten laste van de desbetreffende artikelonderdelen ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel en overige personele uitgaven. De uitgaven van de wachtgelden worden geraamd en verantwoord ten laste van dit artikelonderdeel 03.20.21.
Sociaal Beleidskader (bedragen x f 1000) | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– Om-, her-, bijscholing en outplacement | 280 | 280 | 280 | 280 | 280 | 280 |
– Verplaatsen | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
– Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel | 12 990 | 14 735 | 16 854 | 18 789 | 20 421 | 21 138 |
– Wachtgelden SBK/UBMO militair personeel | 597 | 281 | 228 | 205 | 142 | 105 |
– BDOS plaatsingen burgerpersoneel | 2 224 | 2 224 | 2 298 | 2 298 | 2 224 | 1 112 |
– BDOS plaatsingen militair personeel | 1 081 | 960 | 1 200 | 1 040 | 320 | 0 |
– Afwikkeling BVLOM | 1 241 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal Sociaal Beleidskader | 18 486 | 18 580 | 20 960 | 22 712 | 23 487 | 22 735 |
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden uitgaven geraamd voor subsidies en bijdragen. Deze worden verleend aan instanties die activiteiten uitvoeren die het belang van de Koninklijke marine direct of indirect dienen. De doelstellingen van deze instanties worden uiteengezet in bijlage 6 (de subsidiebijlage).
In overeenstemming met het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit begrotingsartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 03.04 | 848 | 838 | 778 | 768 | 768 | |||
Nieuwe mutaties | ||||||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 848 | 838 | 778 | 768 | 768 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen respectievelijk soort van subsidies en bijdragen (x f 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | Uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
03.21.01 Koninklijke marine jachtclub | 117 | 117 | 117 | 117 | 117 |
03.21.02 Marine Watersportvereniging | 71 | 71 | 71 | 71 | 71 |
03.21.03 Marine Sanatoriumfonds | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 |
03.21.04 Koninklijke Vereniging Marine Officieren | 75 | 75 | 75 | 75 | 75 |
03.21.05 Zeekadetkorps Nederland | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 |
03.21.06 Stichting Militaire Tehuizen Overzee | 330 | 320 | 310 | 300 | 300 |
03.21.07 Bijdrage aan het ministerie van Economische Zaken ten behoeve van het Nederlands Instituut voor Maritieme Ontwikkeling (NIM) | 200 | 200 | 150 | 150 | 150 |
Totaal | 848 | 838 | 778 | 768 | 768 |
03.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor investeringen in groot materieel en infrastructuur.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen en vervanging van verouderd materieel door modern, hoogwaardig materieel. De nadruk ligt op investeringen ten behoeve van luchtverdediging, mijnenbestrijding, onderzeebootbestrijding in kustwateren en vergroting van de strategische mobiliteit bij inzet voor crisisbeheersingsoperaties.
De belangrijkste projecten de komende jaren zijn de bouw van de fregatten van de Zeven Provinciën-klasse, de Cup-Orion, het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM), VN-voertuigen en het project NH-90.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 03.06 | 2 169 | 142 | 34 871 | 109 616 | 97 039 | 86 033 | 92 707 | |
– artikel 03.07 | 488 156 | 99 267 | 1 376 087 | 643 149 | 1 428 005 | 512 337 | 1 241 443 | |
Totaal overgeheveld | 490 325 | 99 409 | 1 410 958 | 752 765 | 1 525 044 | 598 370 | 1 334 150 | |
Nieuwe mutaties | 523 942 | 132 666 | 503 268 | – 25 595 | – 796 560 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 490 325 | 99 409 | 1 934 900 | 885 431 | 2 028 312 | 572 775 | 537 590 | 885 828 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 03.06 | 99 916 | 98 839 | 84 533 | 90 707 | ||||
– artikel 03.07 | 709 607 | 864 990 | 962 214 | 881 638 | ||||
Totaal overgeheveld | 809 523 | 963 829 | 1 046 747 | 972 345 | ||||
Nieuwe mutaties | 37 046 | – 5 633 | 3 944 | – 2 579 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 846 569 | 958 196 | 1 050 691 | 969 766 | 1 007 355 |
De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Fregatten van De Zeven Provinciën-klasse | – 26 000 | 34 400 | 12 700 | – 21 400 |
Vervanging Kortenaer | – 10 000 | – 97 000 | – 876 100 | |
Vervanging Zuiderkruis | – 182 400 | 175 300 | – 37 600 | 700 |
PAM | – 24 900 | 4 000 | – 16 500 | 35 700 |
NH-90 | 67 800 | – 156 100 | 201 700 | – 20 100 |
Cup Orion | 220 300 | – 8 800 | – 2 800 | – 3 100 |
Vorming één marinebedrijf (Spoor 1) | 23 000 | 39 500 | 25 500 | |
Munitie | 60 000 | 352 800 | – 79 700 | 58 500 |
Infrastructuur | – 9 416 | – 9 655 | – 13 450 | – 6 524 |
Overige mutaties: | ||||
– ATS | 4 900 | |||
– Vervanging Poolster | – 2 500 | |||
– Waarnemings- en nachtzichtapparatuur | – 74 900 | – 77 300 | ||
– Verbeterd actief OZB-bestrijdingssysteem | – 11 600 | 97 100 | ||
– MILSATCOM | 33 100 | 3 600 | ||
– Investeringen marinebedrijven | – 1 200 | – 3 400 | – 3 800 | – 3 800 |
– Overige projecten | – 35 852 | – 31 849 | 35 285 | 97 144 |
Prijsbijstelling 1997 | 20 566 | 24 471 | 25 370 | 21 320 |
Militair Revalidatie Centrum | – 1 162 | – 199 | ||
Verbouwing MKAD ten behoeve van DWS | – 670 | – 3 000 | – 2 700 | |
Doelmatigheidsmaatregelen: oprichting DTO | – 1 300 | – 1 300 | – 1 300 | – 1 600 |
Totaal van de verplichtingenmutaties | 132 666 | 503 268 | – 25 595 | – 796 560 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingenmutaties
De mutaties in de verplichtingenopbouw ten opzichte van de begroting 1997 zijn vooral ontstaan door een actualisering van verplichtingenramingen van het project fregatten van De Zeven Provinciën-klasse, de vervanging Zuiderkruis, het project Aanpassingen Mijnenbestrijdingscapaciteit, de NH-90, de Cup-Orion, Munitie en Infrastructuur.
Door de vervanging van twee standaardfregatten van de Kortenaer-klasse door twee luchtverdedigingsfregatten wordt de vereiste luchtverdedigingscapaciteit gegarandeerd. Hierbij is aangesloten bij het project fregatten van De Zeven Provinciën-klasse.
Een nieuw project is de vorming van één marinebedrijf. Hiertoe is in het kader van de doelmatigheidsoperatie besloten. Een onderdeel hiervan betreft de verplaatsing van MEOB Oegstgeest naar Den Helder. De opgenomen mutatie betreft de raming voor deze verplaatsing.
De omvangrijke mutatie in de verplichtingen voor de aanschaf van munitie, met name in 1999, wordt veroorzaakt door het Evolved Seasparrow Missile (ESSM)-project. Er is onderhandeld over de multilaterale overeenkomst voor de productiefase. Thans wordt voorzien dat de Koninklijke marine zich in 1999 definitief voor de productie moet vastleggen. Daarnaast is voor de Standard Missiles (2 block III) de fasering van de behoefte geëvalueerd en bijgesteld. Dit heeft tot gevolg dat het verwachte moment van aanbesteden naar 1999 is verschoven.
Voor de overige mutaties heeft een actualisering van de ramingen geleid tot aanpassingen van de momenten van aanbesteding.
De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Fregatten van De Zeven Provinciën-klasse | 31 414 | 84 400 | 104 297 | 135 920 |
Vervanging Kortenaer | – 5 000 | – 20 000 | – 100 000 | |
Vervanging Zuiderkruis | – 3 951 | – 21 801 | – 30 750 | – 52 315 |
PAM | 10 025 | – 76 412 | – 21 535 | 3 878 |
NH-90 | – 11 603 | – 20 577 | – 26 996 | – 4 653 |
Cup Orion | – 16 300 | – 17 600 | – 12 200 | – 2 800 |
M-fregatten | 15 050 | 2 810 | ||
Vorming één marinebedrijf (Spoor 1) | 23 000 | 39 500 | 25 500 | |
Gepantserde VN-voertuigen | – 8 447 | – 17 252 | – 10 000 | |
Verbeterd actief OZB-bestrijdingssysteem | – 3 000 | – 9 700 | – 15 500 | 1 300 |
Infrastructuur | 1 295 | 2 045 | 16 950 | – 224 |
Overige mutaties: | ||||
– ATS | 4 036 | 7 400 | ||
– Vervanging Poolster | – 2 879 | 700 | ||
– Walreserve overige | – 6 602 | – 9 738 | – 5 295 | |
– Waarnemings- en nachtzichtapparatuur | – 5 000 | |||
– Munitie | – 798 | – 501 | – 28 927 | – 4 863 |
– EOV Walrusklasse | 4 500 | 4 500 | 4 500 | |
– Radiopeilzoekontvanger P3C/Orion | – 13 622 | 6 400 | 5 000 | 3 240 |
– 99-kanaals sonoboeien ontvanger | – 1 458 | 7 231 | 9 000 | |
– Harpoon lanceerinrichting Orion | – 6 711 | |||
– MILSATCOM | 2 343 | 4 975 | 7 475 | 8 275 |
– Vervanging Hr. Ms. Zeefakkel | 5 850 | 5 850 | ||
– Investeringen marinebedrijven | – 1 044 | – 2 760 | – 3 623 | – 3 760 |
– Overige projecten | – 5 299 | – 6 500 | – 10 879 | – 5 502 |
Prijsbijstelling 1997 | 20 566 | 24 471 | 25 370 | 21 320 |
Militair Revalidatie Centrum | – 1 162 | – 199 | ||
Verbouwing MKAD ten behoeve van DWS | – 670 | – 3 000 | – 2 700 | |
Doelmatigheidsmaatregelen: invoering DTO | – 1 300 | – 1 300 | – 1 300 | – 1 600 |
Totaal van de uitgavenmutaties | 37 046 | – 5 633 | 3 944 | – 2 579 |
Toelichting op de nieuwe uitgavenmutaties
Fregatten van De Zeven Provinciën-klasse
Op 6 februari 1997 is het contract voor de vervanging van twee standaardfregatten door luchtverdedigingsfregatten afgesloten. Voor de bouw van beide schepen is het bestaande contract van de luchtverdedigings- en commando-fregatten uitgebreid. De fregatten van De Zeven Provinciën-klasse zijn aanbesteed bij de Koninklijke Schelde Groep BV. Om te kunnen profiteren van de prijsvoordelen van seriebouw heeft een verschuiving van betaalmomenten naar eerdere jaren plaatsgevonden.
Door de vervanging van twee Standaardfregatten van de Kortenaer-klasse door twee luchtverdedigingsfregatten wordt de vereiste luchtverdedigingscapaciteit gehandhaafd. De vervanging van twee fregatten van de Kortenaerklasse wordt opgenomen in het project Fregatten van De Zeven Provinciën-klasse.
De bouw van een nieuw bevoorradingsschip ter vervanging van Hr. Ms. Zuiderkruis is met een jaar vertraagd. Dit heeft geleid tot een herfasering van te verwachten betalingsmomenten.
Project Aanpassing Mijnenbestrijdingcapaciteit (PAM)
Het project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) is voortgekomen uit een samenvoeging van de projecten Aanpassingen Mijnenveegcapaciteit en Capability Upkeep Program van de Alkmaarklasse. Op grond van de huidige projectplanning heeft een aanpassing van de betalingsmomenten plaatsgevonden. Het project zal gefaseerd worden uitgevoerd en omstreeks het jaar 2002 zijn voltooid.
In het project Navo Helikopter voor de jaren negentig heeft op grond van de huidige inzichten een herfasering van betaalmomenten plaatsgevonden. Vastgehouden wordt aan het voornemen de eerste helikopters vanaf het jaar 2003 af te nemen.
Het Capability Upkeep Program voor de Orion patrouillevliegtuigen is met een jaar vertraagd. Hierdoor heeft een herschikking van de betalingsmomenten plaatsgevonden. Dit jaar wordt aan de Tweede Kamer een nieuw situatierapport aangeboden.
Het garantie-onderhoud van het laatste M-fregat uit de serie is op 18 oktober 1996 beëindigd. Dit neemt niet weg dat nog een aantal kleinere modificaties dienen te worden uitgevoerd. Deze modificaties kunnen niet tegelijk bij de acht fregatten worden aangebracht. De oorspronkelijk voor 1997 geraamde uitgaven komen gedeeltelijk in 1998 en 1999 tot betaling.
Een nieuw project is de vorming van één marinebedrijf. Hiertoe is in het kader van de doelmatigheidsoperatie besloten. Een onderdeel hiervan betreft de verplaatsing van MEOB Oegstgeest naar Den Helder. De opgenomen mutatie betreft de raming voor deze verplaatsing, die wordt gefinancierd uit de «kosten voor de baat». Deze zijn aan de begroting van de Koninklijke marine toegevoegd.
Voor de aanschaf van deze voertuigen wordt aangesloten bij het contract dat de Koninklijke landmacht heeft gesloten. De betreffende fondsen zijn overgeheveld. De aanschaf is in de eerste helft van 1997 aanbesteed. Binnen het project heeft een herfasering plaatsgevonden.
Verbeterd actief OZB-bestrijdingssysteem
Dit systeem is bedoeld voor het verbeteren van de actieve opsporingscapaciteit bij de onderzeebootbestrijding (OZB) tijdens operaties dicht bij land en in ondiep water. Bezien wordt of aangesloten kan worden bij de verwerving van een Duits/Frans systeem. Doordat de resultaten van de productdefinitiefase van het Duits/-Franse project nog op zich laten wachten, is besloten de voorstudie- en de studiefase samen te voegen. Voorzien wordt dat de aanbesteding in 1999 plaatsvindt.
Binnen het artikelonderdeel Infrastructuur vinden als gevolg van het actualiseren van de ramingen diverse bijstellingen plaats. In de nieuwe ramingen zijn onder meer de volgende ontwikkelingen verwerkt:
– op de Marinekazerne Amsterdam werden in de ontwerpbegroting 1997 voor de jaren 1998 en 1999 infrastructurele aanpassingen voorzien. Het gaat hierbij om het aanpassen van de legering voor officieren en het opzetten van een bedrijfsrestaurant. In de huidige raming worden deze uitgaven in de jaren 1999 en 2000 verwacht;
– op het Nieuwe Haventerrein te Den Helder worden de kantoren van CZMNED geconcentreerd. De kantoorgebouwen van CZMNED zijn nu ondergebracht op diverse locaties. Ook worden op het Nieuwe Haventerrein voorzieningen getroffen voor het Kustwachtcentrum Nederland. Tevens wordt een nieuw legeringsgebouw voor officieren gebouwd;
– met de komst van het amfibische transportschip is uitbreiding van de steigerruimte nodig. Daarom is voor de jaren 2000 en 2001 in de Nieuwe Haven in Den Helder de bouw van afmeerfaciliteiten geraamd;
– op het marinevliegkamp De Kooy wordt de nieuwbouw voor de onderhoudsdienst en de magazijnen verschoven van 1998 naar 1999;
– in de begroting was een raming opgenomen voor de oefenterreinen van de mariniers te Doorn. Na studie is op basis van vergelijkbare schietbanen/oefenterreinen met bijbehorende milieu-eisen een herziene raming gemaakt. Hierdoor vindt een verschuiving plaats van 1998/1999 naar 2000 en 2001. Met name door de strengere milieu-eisen wordt de raming per saldo verhoogd met f 5,4 miljoen, waarbij het zwaartepunt in het jaar 2000 komt te liggen;
– op de Van Ghentkazerne te Rotterdam is voor 1998 de nieuwbouw voor het hoofdkwartier van het Korps mariniers voorzien;
– in 1997 zal een aanvang worden gemaakt met de bouw van het zendstation Ouddorp. Het bestaande zendstation is sterk verouderd en voldoet niet meer aan de eisen.
De mutatie is een gevolg van de actualisering van de ramingen van diverse kleinere projecten.
Financiering ver-/nieuwbouw Militair Revalidatie Centrum
Deze mutatie betreft de bijdrage van de Koninklijke marine aan de investeringslasten voor het Militair Revalidatie Centrum (MRC). De verdeling is gebaseerd op basis van mogelijk toekomstig gebruik (lees de begrotingssterkte militair personeel).
Financiering verbouwing MKAD ten behoeve van DWS
Deze mutatie is de totale bijdrage van de Koninklijke marine aan de financiering van de verbouwing op de Marine Kazerne Amsterdam (MKAD) ten behoeve van de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie (DWS).
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Schepen | 210 300 | 302 400 | 82 400 | 153 400 | 487 300 | 530 537 | 590 242 | 622 726 | 528 751 | 537 685 |
Vliegtuigen | 325 321 | 1 048 800 | 210 400 | 5 100 | 23 000 | 28 547 | 56 725 | 97 122 | 115 234 | 115 040 |
Voertuigen | ||||||||||
Elektronisch materieel | 94 000 | 111 900 | 49 200 | 80 600 | 56 060 | 67 916 | 48 641 | 55 636 | 82 108 | |
Bewapening | ||||||||||
Munitie | 76 000 | 384 500 | 11 900 | 132 300 | 216 200 | 22 942 | 42 987 | 68 871 | 79 206 | 91 663 |
Overig groot materieel | 76 832 | 90 580 | 143 944 | 77 486 | 69 024 | 104 494 | 96 694 | 109 500 | 97 935 | 90 555 |
Infrastructuur | 102 978 | 90 132 | 74 931 | 88 704 | 90 304 | 103 989 | 103 632 | 103 831 | 93 004 | 90 304 |
Totaal | 885 431 | 2 028 312 | 572 775 | 537 590 | 885 828 | 846 569 | 958 196 | 1 050 691 | 969 766 | 1 007 355 |
Toelichting op de ramingsbedragen per artikelonderdeel
Hieronder wordt aangegeven welke grote projecten (> f 25,0 miljoen) deel uitmaken van de verschillende artikelonderdelen:
Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor de volgende projecten: Multi-Purpose fregatten, Fregatten van De Zeven Provinciën-klasse, vervanging Poolster, vervanging Zuiderkruis, amfibisch transportschip, onderzeeboten van de Walrus-klasse en het project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit.
Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor de volgende projecten: NH-90, Capability Upkeep Program Orion en standaardisatie en modernisering (Stamol) van de Lynx-helikopters.
Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor de aanschaf van gepantserde VN-voertuigen.
Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor de volgende projecten: Geïntegreerd verbindingsproject, vervanging verbindingsapparatuur Mariniers, Militaire Satellietcommunicatie, basistrainer M-fregatten, satellietcommunicatie-, navigatie- en communicatiemiddelen (SHF Satcom, NAVSTAR SINS, MF/HF zender/ontvanger) en het verbeterd actief onderzeebootbestrijdingssysteem.
Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor de aanschaf van kapitale munitie zoals onder andere de Harpoon-missiles, Standard-missiles, torpedo's, Nato Seasparrow missiles, Evolved Seasparrow Missiles (ESSM). Tevens wordt rekening gehouden met de aanschaf van conventionele munitie, zoals die voor de klein kaliber wapens en de Oto Melara-kanons, voor zover deze munitie als aanvulling van de oorlogsvoorraden wordt verworven. Als norm voor de kapitale munitie wordt de «Nato maritime stockpile planning guidance» (NMSPG) gehanteerd. In deze NMSPG zijn de normen voor de Koninklijke marine vastgesteld, uitgaande van de sterkte en samenstelling van de vloot volgens de Prioriteitennota. De NMSPG-norm is aangepast aan de gewijzigde veiligheidssituatie.
Overig groot materieel en infrastructuur
Nieuwbouw BW/MEOB (SEWACO-bedrijf)
De Bewapeningswerkplaatsen (BW) en het MEOB Den Helder zijn tot één Sewaco-bedrijf samengevoegd.
Een nieuw project is de vorming van één marinebedrijf. Het betreft hier de verplaatsing van het Marine Elektronisch en Optisch bedrijf Oegstgeest (MEOB-O) naar Den Helder. Als uitvloeisel van de doelmatigheidsoperatie is besloten tot het vormen van één onderhoudsbedrijf voor de Koninklijke marine. De Marine-onderhoudsbedrijven zijn de Rijkswerf, het Sewaco-bedrijf en het MEOB-O. De voorgenomen verhuizing van het MEOB-O naar Den Helder en de integratie tot één marinebedrijf zal naar verwachting in 2000 zijn voltooid. In 1998 zullen de afzonderlijke bedrijven bestuurlijk worden samengevoegd tot één marine onderhoudsbedrijf.
Dit betreft de raming van de vervangings- dan wel uitbreidingsinvesteringen van duurzame productiemiddelen voor de marinebedrijven. Het gaat om de Rijkswerf, het Sewaco-bedrijf, het MEOB, het centrum voor automatisering van wapen- en commandosystemen en de onderhoudsdiensten van de vliegkampen Valkenburg en De Kooy.
Dit betreft structurele uitgaven ten behoeve van het ontwikkelen van de automatiseringsfuncties op het gebied van bestuurlijke informatiesystemen.
04. Beleidsterrein Koninklijke landmacht
Met ingang van de nieuwe indeling van de begroting, zijn de uitgaven binnen het artikel 04.20 Personeel en materieel bij het beleidsterrein Koninklijke landmacht verdeeld in vijf ressorts (inclusief wachtgelden): het 1 (GE/NL) Legerkorps, het Nationaal Commando, het Commando Opleidingen Koninklijke landmacht, de groep Overige eenheden Bevelhebber Landstrijdkrachten en de Landmachtstaf. De artikelen 04.21 Subsidies en 04.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur completeren de begroting van de Koninklijke landmacht. De totale geraamde uitgaven van de Koninklijke landmacht voor de jaren 1998 tot en met 2002 zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
04.20 Personeel en materieel | |||||
– 1 (GE/NL) Legerkorps | 1 049 886 | 1 067 465 | 1 089 737 | 1 121 967 | 1 119 256 |
– Nationaal Commando | 1 045 080 | 1 014 092 | 965 168 | 941 415 | 931 416 |
– Commando Opleidingen Koninklijke landmacht | 297 001 | 278 681 | 276 500 | 277 153 | 276 523 |
– Overige eenheden Bevelhebber der Landstrijdkrachten | 864 745 | 827 430 | 797 380 | 760 966 | 739 136 |
– Landmachtstaf | 95 174 | 90 555 | 83 233 | 81 688 | 80 389 |
– Wachtgelden en inactiviteitswedden | 128 800 | 130 900 | 120 700 | 108 200 | 105 400 |
Totaal Personeel en materieel | 3 480 686 | 3 409 123 | 3 332 718 | 3 291 389 | 3 252 120 |
04.21 Subsidies en bijdragen | 1 935 | 1 938 | 1 938 | 1 941 | 1 945 |
04.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur | 940 844 | 1 201 243 | 1 242 244 | 1 186 490 | 1 312 656 |
Totale uitgaven | 4 423 465 | 4 612 304 | 4 576 900 | 4 479 820 | 4 566 721 |
Uitgaven die betrekking hebben op samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgaven die betrekking hebben op attachés worden, conform de nota «Herijking van het buitenlands beleid» (Kamerstukken II 1994/95, 24 337 X, nr. 1), verantwoord op het artikel 08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
De integratie van de begrotingsartikelen personeel en materieel en het Verbeterd Economisch Beheer (Kamerstukken II 1995/1996, 24 400 X, nr. 113) verschaft inzicht in de bedrijfsvoeringsuitgaven per ressort van resultaatverantwoordelijke eenheden. De indeling sluit aan bij het beleid om commandanten c.q. directeuren de mogelijkheid te bieden zijn middelen (personeel, materieel en financieel) integraal te besturen. De beheersbevoegdheden en de budgetverdeling zijn overeenkomstig aangepast.
Per ressort worden vier vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven en materiële uitgaven. Met ingang van de begroting 1998 worden de wachtgelduitgaven voor het burger- en militair personeel op het artikelonderdeel 04.20.21 geraamd en verantwoord.
Voor de beschikbare bedrijfsvoeringsbudgetten per ressort zijn in bijlage 16 afzonderlijke conversietabellen opgenomen. Tevens zijn de gerealiseerde begrotingsbedragen voor het jaar 1996 en de begrote verplichtingen en uitgaven voor het begrotingsjaar 1997 volgens de oude indeling van begrotingsartikelen en artikelonderdelen opgenomen als bijlage 14.
De personeelssterkte van de Koninklijke landmacht is uitgebreid met 287 (te weten: herschikking gevechtskracht 122; uitbreiding geniecapaciteit 78; uitbreiding commando's 87). Een uitgebreide toelichting staat in de hoofdstukken 2 en 4 van de memorie van toelichting. Als gevolg van de actualisering van de Prioriteitennota is het aantal overtolligen en de daarmee samenhangende instroom in het wachtgeld/SBK gedaald. Een en ander komt eveneens tot uiting in de uitgaven voor het Sociaal Beleidskader.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 04.01 | 561 582 | 562 083 | 572 584 | 579 370 | ||||
– artikel 04.02 | 1 483 942 | 1 470 968 | 1 464 725 | 1 465 366 | ||||
– artikel 04.03 | 4 879 | 2 323 | 54 880 | 330 864 | 259 500 | 250 278 | 246 785 | |
– artikel 04.05 | 130 142 | 59 594 | 564 634 | 906 289 | 934 338 | 748 460 | 705 438 | |
Totaal overgeheveld | 135 021 | 61 917 | 619 514 | 3 282 677 | 3 226 889 | 3 036 047 | 2 996 959 | |
Nieuwe mutaties | 262 335 | 188 822 | 209 382 | 218 555 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 135 021 | 61 917 | 619 514 | 3 545 012 | 3 415 711 | 3 245 429 | 3 215 514 | 3 176 873 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 04.01 | 561 582 | 562 083 | 572 584 | 579 370 | ||||
– artikel 04.02 | 1 483 942 | 1 470 968 | 1 464 725 | 1 465 366 | ||||
– artikel 04.03 | 268 448 | 280 858 | 272 409 | 274 005 | ||||
– artikel 04.05 | 863 792 | 820 303 | 806 691 | 785 494 | ||||
Totaal overgeheveld | 3 177 764 | 3 134 212 | 3 116 409 | 3 104 235 | ||||
Nieuwe mutaties | 302 922 | 274 911 | 216 309 | 187 154 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 3 480 686 | 3 409 123 | 3 332 718 | 3 291 389 | 3 252 120 |
Integratie tot één artikel Personeel en materieel
De overhevelingen uit de begrotingsartikelen 04.01 Burgerpersoneel, 04.02 Militair personeel, 04.03 Overige personele exploitatie en 04.05 Materiële exploitatie houden verband met de integratie tot het gecombineerde begrotingsartikel 04.20 Personeel en materieel voor de Koninklijke landmacht.
De nieuwe mutaties in de uitgaven- en de verplichtingenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Uitgavenmutaties: | ||||
Prijsbijstelling 1997 | 21 377 | 21 725 | 21 336 | 21 448 |
Loonbijstelling 1997 | 38 694 | 21 300 | 18 626 | 19 480 |
Doelmatigheidsmaatregelen: | ||||
* Maatregelen en correcties | – 827 | – 20 317 | – 31 217 | – 49 002 |
* Sociaal Beleidskader (SBK) | 10 900 | 15 600 | 7 300 | 2 600 |
Restontvlechting Dico | – 2 472 | – 2 472 | – 2 472 | – 2 472 |
Ramingsbijstelling ambtelijk burgerpersoneel | 62 831 | 33 389 | 18 380 | 4 011 |
Ramingsbijstelling militair personeel | – 60 439 | – 60 006 | – 51 320 | – 19 803 |
Bijdrage van de Koninklijke luchtmacht voor de Koninklijke Militaire Academie | 6 925 | 6 861 | 6 724 | 6 754 |
Inhuur tijdelijk personeel | 20 000 | 19 000 | 10 000 | 3 800 |
Kleding en uitrusting | 16 891 | – 11 605 | 10 276 | 7 534 |
Reis- en verblijfkosten | – 10 600 | – 11 900 | – 12 600 | – 12 800 |
Onderwijs en opleidingen | 25 688 | 25 109 | 29 273 | 29 910 |
Munitie | 15 357 | 12 343 | 27 724 | 11 864 |
Artillerie en luchtdoelartillerie | – 8 535 | 691 | – 2 498 | – 2 511 |
Informatievoorziening | 14 200 | 16 050 | 22 800 | 10 250 |
Brandstoffen, olie, smeermiddelen en dergelijke | – 1 900 | – 1 508 | – 1 434 | – 2 994 |
O-, I- en A-deskundigheid | 12 122 | 7 910 | 6 861 | 4 533 |
Inventarisgoederen en klein materieel | 17 300 | 26 100 | 22 800 | 15 900 |
Huisvesting | 3 495 | 19 995 | 10 698 | 15 859 |
Overige ramingsbijstellingen | – 6 885 | 25 340 | – 14 248 | 17 093 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 128 800 | 131 306 | 119 300 | 105 700 |
Totaal van de uitgavenmutaties | 302 922 | 274 911 | 216 309 | 187 154 |
Verplichtingenmutaties: | ||||
Doorwerking van de uitgavenmutaties | 254 877 | 251 328 | 198 383 | 208 102 |
Kleding en uitrusting | – 55 637 | 67 770 | 8 107 | 8 764 |
Munitie | 87 238 | – 133 079 | 2 657 | 2 762 |
Manoeuvre | – 17 482 | 4 176 | 3 972 | 4 332 |
Artillerie en luchtdoelartillerie | – 4 699 | 195 | – 2 103 | – 2 311 |
Brandstoffen, olie, smeermiddelen en dergelijke | – 1 962 | – 1 568 | – 1 634 | – 3 094 |
Totaal van de verplichtingenmutaties | 262 335 | 188 822 | 209 382 | 218 555 |
Toelichting op de nieuwe uitgavenmutaties
In de verplichtingen- en uitgavenniveaus zijn de prijs- en loonbijstellingsbedragen 1997 verrekend. In de inleiding van de artikelsgewijze toelichting is hierover een nadere toelichting gegeven. Tevens is de finale afronding van de doelmatigheidsoperaties verwerkt. Hierbij is onderscheid te maken in:
Het betreft hier de doelmatigheidsopbrengsten ter dekking van de nog te boeken financiële taakstelling, zoals weergegeven in artikel 08.03. De opbrengsten worden onder andere gegenereerd uit een reductie van de Haagse staven, de afschaffing van de 4% en 6% BBT-premies (f 15 miljoen), een reductie van bemiddelingsopleidingen voor BBT'ers (f 15,3 miljoen), diverse maatregelen binnen het werkveld Onderhoud en Logistiek, de oprichting van de Defensie Telematica Organisatie en een verdere reductie van de uitgaven voor Verkeer en Vervoer. Onderstaand worden de besparingen per maatregel weergegeven.
Maatregel | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
* reductie Haagse staven | – 2 100 | – 4 200 | – 6 300 | – 6 300 |
* maatregelen Onderhoud en Logistiek | – 9 780 | – 17 770 | – 20 770 | – 20 770 |
* oprichting Defensie Telematica Organisatie (DTO) | – 900 | – 3 900 | – 9 700 | – 9 600 |
* overige maatregelen en correcties | 11 953 | 5 553 | 5 553 | – 12 332 |
Het betreft hier de met de doelmatigheidsmaatregelen samenhangende uitgaven voor het Sociaal Beleidskader in het kader van de spoor-1 tranche 1998.
Ten aanzien van de onder Dico ressorterende diensten Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB) en Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) is in de begroting een aantal ontvlechtingen uitgevoerd.
Deze zijn noodzakelijk om invulling te kunnen geven aan de opgelegde doelmatigheidstaakstelling en om gestalte te geven aan de besluitvorming inzake de naar het Dico over te hevelen diensten. Het betreft de overheveling van activiteiten en de daarbij samenhangende budgetten.
Ramingsbijstelling ambtelijk burgerpersoneel
De verhoogde uitgaven voor burgerpersoneel zijn een gevolg van een grotere instroom als gevolg van onvoldoende aansluiting tussen personeel en functies en een verlaagde uitstroom als gevolg van onder andere vertragingen in de ontruiming van kazernes, waardoor personeel langer in dienst moet worden gehouden.
Ramingsbijstelling militair personeel
De lagere uitgaven ten behoeve van het militair personeel zijn het gevolg van het succes van het project «Zorg voor Werk» voor de categorie BOT-personeel, waardoor een hogere uitstroom is bereikt. Anderzijds stroomt BBT-personeel in met een gemiddeld lagere middensom. Daarnaast is het percentage BBT'ers dat het contract verlengt hoger dan voorzien, waardoor de uitgaven voor aanstellingspremies afnemen.
Bijdrage van de Koninklijke luchtmacht voor de Koninklijke Militaire Academie (KMA)
De budgetoverheveling heeft betrekking op het aandeel van de Koninklijke luchtmacht in de uitgaven van de KMA.
De stijging van de uitgaven ten behoeve van inhuur wordt voornamelijk veroorzaakt door het beleid om bij nog niet gesloten objecten of nog niet geherstructureerde eenheden vacatures te vullen met het inhuren van personeel in plaats van ambtelijk personeel al dan niet in tijdelijke dienst. Dit met het oog op de voorziene overtolligheid. Daarnaast is door de onvoorziene vertraging in het project Integrale veiligheidszorg een extra behoefte aan inhuur van personeel ontstaan. Vanaf het jaar 2000 zal het budget hiervoor door afronding van de herstructurering weer teruggebracht zijn tot een normale omvang.
De vermindering van de uitgaven in 1999 wordt veroorzaakt doordat de NBC-kleding later wordt besteld. In de rest van de ramingen wordt een stijging voorzien, die onder meer wordt veroorzaakt door nog af te sluiten was- en onderhoudscontracten. Daarnaast is de vervanging van het dagelijks tenue voorzien.
De reiskosten dalen als gevolg van het nieuwe reisbesluit.
De stijging van de uitgaven voor onderwijs en opleidingen vindt zijn oorsprong in de vorming van de «Begeleidingsorganisatie Civiel Onderwijs». Het betreft hier BBT-personeel dat gestimuleerd wordt om tijdens de contractperiode civiele opleidingen te volgen om een maatschappelijke meerwaarde te verkrijgen. Momenteel wordt door meer dan de helft van de BBT-ers gebruik gemaakt van deze regeling en de verwachting is dat dit percentage zal stijgen.
De stijging van de uitgaven in 1998 wordt met name veroorzaakt door de latere aflevering van 81mm mortiermunitie (rode fosfor) en de nieuwe behoeften aan 120mm mortiermunitie (ILL) en aan midden- en kleinkaliber munitie (alle te bestellen in 1997). De wijziging en herfasering van het project Modulaire ladingen leidt tot extra uitgaven in 1999. Tenslotte stijgen de uitgaven in 2000–2001 door de aanvullingen van diverse schietvoorraden.
Artillerie en luchtdoelartillerie
De daling van de verplichtingen en de uitgaven in de raming heeft betrekking op een verlaging van de aan te houden voorraadniveaus reservedelen door een stringent aankoopbeleid. Door vertraging van de tekeningenpakketten PRTL 35mm, de bestelling/aflevering van duurzame verpakkingsmiddelen voor componenten van dit wapensysteem en de aflevering van hydraulische reservoirs voor de afgeleide versies Leopard-1 ontstaat een verdere daling in 1998 en een stijging in 1999.
De verhoogde uitgaven voor informatievoorziening worden veroorzaakt door de decentralisatie van bevoegdheden en de daaraan gerelateerde noodzaak tot aanpassing van informatiesystemen en de grotere behoefte aan telematicatoepassingen.
Brandstoffen, olie en smeermiddelen
De daling van de verplichtingen en uitgaven in de ramingsperiode betreft met name het effect van de terugdringing van het gebruik van civiel verstrekte brandstof. De sterkere daling in 1998 is het gevolg van het incidenteel interen op diverse voorraden.
Inhuur van externe deskundigheid
Zowel in de ontwikkelingssfeer als in de beheersorganisatie ontstaan vacatures waarvoor personeel op de markt moet worden ingehuurd. De herstructurering en het decentralisatieproces nopen tot aanpassing van de informatiesystemen waarvoor extra personeel moet worden ingehuurd.
Inventarisgoederen en klein materieel
De verhoogde uitgaven ten behoeve van inventarisgoederen en klein materieel hebben onder meer betrekking op additionele uitgaven ten behoeve van de legering van BBT-ers als gevolg van eisen op het gebied van «aantrekkelijk werkgeverschap» en op de concentratie van de onderhoudsbedrijven van het Nationaal Commando en de inrichting van het Hoger echelons Onderhouds Bedrijf Koninklijke landmacht. Daarnaast worden hogere uitgaven voorzien in het kader van de inrichting van het Landelijk Bevoorradingsbedrijf Koninklijke landmacht.
Als gevolg van de al eerder genoemde vertraging in de afstoting van objecten en de additionele uitgaven ten behoeve van de legering van BBT-ers is een verhoging van de meerjarencijfers voor huisvesting noodzakelijk. Bovendien blijkt de stijging van de reeks op dit gebied noodzakelijk door hogere uitgaven voor milieulasten, reinigingsrechten, afvoerkosten en energieheffing.
Wachtgelden en inactiviteitswedden
De voorheen bij beleidsterrein 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen verantwoorde verplichtingen en uitgaven, ten behoeve van de wachtgelden en inactiviteitswedden van de Koninklijke landmacht, worden met ingang van 1998 op dit beleidsterrein geraamd en verantwoord. Tevens is de raming geactualiseerd.
Toelichting op de nieuwe verplichtingenmutaties
De verplichtingenmutaties in 1998 en 1999 worden veroorzaakt door een vertraging in de bestelling van NBC-kleding.
Door een wijziging en herfasering van het project Modulaire Ladingen wordt de behoefte verlaagd met f 5 miljoen, is in de verplichtingensfeer f 80 miljoen uit 1999 naar 1998 en nog eens f 80 miljoen uit 1999 naar 2005 verschoven. Een deel van deze verlaging van het bestelprogramma in 1999 wordt gecompenseerd door noodzakelijke aanvullingen van de schietvoorraden van diverse munitiesoorten, waarop in de afgelopen jaren is ingeteerd.
De verplichtingen en uitgaven per begrotingsressort en voor wachtgelden
De verplichtingen en uitgaven per begrotingsressort en voor wachtgelden (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
1 (GE/NL) Legerkorps | 1 049 886 | 1 067 465 | 1 089 737 | 1 121 967 | 1 119 256 | 1 049 886 | 1 067 465 | 1 089 737 | 1 121 967 | 1 119 256 |
Nationaal Commando | 1 048 189 | 1 014 385 | 966 332 | 938 893 | 929 668 | 1 045 080 | 1 014 092 | 965 168 | 941 415 | 931 416 |
Commando Opleidingen KL | 297 001 | 278 681 | 276 500 | 277 153 | 276 523 | 297 001 | 278 681 | 276 500 | 277 153 | 276 523 |
Overige eenheden BLS | 925 962 | 833 725 | 708 927 | 687 613 | 665 637 | 864 745 | 827 430 | 797 380 | 760 966 | 739 136 |
Landmachtstaf | 95 174 | 90 555 | 83 233 | 81 688 | 80 389 | 95 174 | 90 555 | 83 233 | 81 688 | 80 389 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 128 800 | 130 900 | 120 700 | 108 200 | 105 400 | 128 800 | 130 900 | 120 700 | 108 200 | 105 400 |
Totaal artikel personeel en materieel | 3 545 012 | 3 415 711 | 3 245 429 | 3 215 514 | 3 176 873 | 3 480 686 | 3 409 123 | 3 332 718 | 3 291 389 | 3 252 120 |
De verplichtingen en uitgaven 1 (GE/NL) Legerkorps
Het ressort betreft het Nederlandse deel van 1(GE/NL) Legerkorps. Dit Nederlandse deel bestaat uit 1(NL) Divisie «7 December», 11 Luchtmobiele brigade, het Nederlandse deel van de binationale legerkorpsstaf en het Nederlandse deel van de binationale legerkorpstroepen (Command Support Group).
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
04.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel | 17 698 | 17 551 | 17 528 | 17 535 | 17 535 | 17 698 | 17 551 | 17 528 | 17 535 | 17 535 |
04.20.02 Militair personeel | 893 746 | 907 752 | 931 466 | 971 379 | 969 554 | 893 746 | 907 752 | 931 466 | 971 379 | 969 554 |
04.20.03 Overige personele uitgaven | 45 272 | 46 965 | 48 370 | 47 136 | 47 002 | 45 272 | 46 965 | 48 370 | 47 136 | 47 002 |
04.20.04 Materiële uitgaven | 93 170 | 95 197 | 92 373 | 85 917 | 85 165 | 93 170 | 95 197 | 92 373 | 85 917 | 85 165 |
Totaal | 1 049 886 | 1 067 465 | 1 089 737 | 1 121 967 | 1 119 256 | 1 049 886 | 1 067 465 | 1 089 737 | 1 121 967 | 1 119 256 |
De vorming van een beroepsleger heeft grote invloed gehad op 1(GE/NL) Legerkorps. Naast de binationale samenwerking moeten er voortdurend eenheden beschikbaar zijn voor inzet in crisisbeheersingsoperaties (bijvoorbeeld Ifor/Sfor). Het impliceert dat het ressort zich voortdurend dient voor te bereiden op een breed scala van inzetopties en derhalve flexibel en anticiperend moet opereren.
Het 1 (GE/NL) Legerkorps levert nagenoeg alle operationele eenheden van de Koninklijke landmacht voor werkelijke inzet. Teneinde de opgedragen taken binnen de vereiste reactietijden te kunnen uitvoeren en voortdurend eenheden gereed te hebben voor inzet in crisisbeheersingsoperaties, is een constant hoge graad van geoefendheid noodzakelijk. Daartoe verricht het Legerkorps een groot aantal activiteiten. Daarnaast wordt een aantal eenheden ingezet voor vredesondersteunende operaties en wordt er extern steun verleend. De activiteiten van het 1(GE/NL) Legerkorps worden verdeeld in:
– opleiden en oefenen;
– eenheden gereedstellen voor vredesondersteunende operaties;
– overige steunverlening.
De activiteiten op het gebied van opleiden en oefenen kunnen in twee hoofdgebieden worden verdeeld. Het eerste hoofdgebied bestaat uit activiteiten om de basisinzetbaarheid te garanderen. Deze hebben een standaard karakter en worden vaak herhaald. In 1998 besteedt een bataljon hieraan ongeveer twaalf weken.
Het tweede hoofdgebied bevat een breed scala aan activiteiten. Enerzijds de doelstelling om ook de hogere niveaus te trainen (brigade, divisie en legerkorps), anderzijds om te voldoen aan de internationale verplichtingen. Zo wordt in 1998 deelgenomen aan Navo- en Weu-activiteiten, multilaterale en bilaterale Partnership for Peace-activiteiten (in het bijzonder met Hongarije, Polen en Tsjechië), bilaterale activiteiten gericht op de intensivering van de samenwerking met Duitsland («Deeper Integration») en het Verenigd Koninkrijk (verbetering van het vermogen samen op te treden in niet artikel-V operaties) en tenslotte bilaterale activiteiten in het kader van afgesloten MOU's met België, Spanje en Frankrijk. In 1998 staan hiervoor 18 oefeningen gepland. Waar mogelijk worden de activiteiten in het eerste hoofdgebied gecombineerd.
Toelichting per artikelonderdeel
04.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort 1 (GE/NL) Legerkorps.
Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 276 | 276 | 276 | 276 | 276 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 64 123 | 63 591 | 63 507 | 63 533 | 63 533 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 17 698 | 17 551 | 17 528 | 17 535 | 17 535 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 17 698 | 17 551 | 17 528 | 17 535 | 17 535 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort 1 (GE/NL) Legerkorps.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 16 672 | 17 086 | 17 579 | 18 658 | 18 788 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 4 580 | 4 690 | 4 801 | 4 801 | 4 801 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 76 315 | 75 643 | 75 503 | 74 876 | 74 297 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 349 524 | 354 765 | 362 491 | 359 481 | 356 698 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 12 092 | 12 396 | 12 778 | 13 857 | 13 987 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 45 007 | 44 610 | 44 528 | 44 158 | 43 816 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 544 222 | 552 987 | 568 975 | 611 898 | 612 856 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 893 746 | 907 752 | 931 466 | 971 379 | 969 554 |
04.20.03 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteiten. In verband met de centrale aanschaf voor de gehele Koninklijke landmacht worden de uitgaven voor kleding, uitrusting en voeding bij het ressort Overige eenheden BLS geraamd en verantwoord.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 16 948 | 17 362 | 17 855 | 18 934 | 19 064 |
– gemiddelde uitgaven | x f 1 | 2 488 | 2 526 | 2 535 | 2 378 | 2 355 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 42 167 | 43 856 | 45 271 | 45 026 | 44 901 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal uren | 63 025 | 63 050 | 62 950 | 38 050 | 37 975 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 2 521 | 2 522 | 2 518 | 1 522 | 1 519 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 44 688 | 46 378 | 47 789 | 46 548 | 46 420 |
Overige personele uitgaven | x f 1000 | 584 | 587 | 581 | 588 | 582 |
Totaal overige personele uitgaven | x f 1000 | 45 272 | 46 965 | 48 370 | 47 136 | 47 002 |
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
In dit ramingskengetal zijn de uitgavencomponenten reis- en verblijfkosten, verplaatsen, representatie, personele toelagen en uitkeringen en onderwijs en opleidingen (voor zover verworven door het ressort 1 (GE/NL) Legerkorps) opgenomen.
Onder dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor onder meer huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, zaken van operationele aard, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, onderhoud van gebouwen en terreinen, bevoorrading en het inhuren van O-, I- en A-deskundigheid.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur O-, I- en A-deskundigheid | aantal uren | 41 254 | 41 249 | 41 173 | 30 422 | 30 314 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 185 | 185 | 185 | 185 | 185 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 7 632 | 7 631 | 7 617 | 5 628 | 5 608 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 16 948 | 17 362 | 17 855 | 18 934 | 19 064 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 1 204 | 1 175 | 1 045 | 816 | 781 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 20 402 | 20 399 | 18 652 | 15 443 | 14 888 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 28 034 | 28 030 | 26 269 | 21 071 | 20 496 |
Overige materiële uitgaven | x f 1000 | 65 136 | 67 167 | 66 104 | 64 846 | 64 669 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 93 170 | 95 197 | 92 373 | 85 917 | 85 165 |
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
In dit ramingskengetal zijn de uitgavencomponenten bureauzaken, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud gebouwen (commandantenvoorzieningen), informatiesystemen en data- en telecommunicatie (voor zover verworven door ressort 1 (GE/NL) Legerkorps) opgenomen.
Uitgaven ten behoeve van dit ressort die worden beheerd door het ressort Overige Eenheden BLS zijn opgenomen in de kengetallen aldaar.
Toelichting overige materiële uitgaven
Het voor 1998 geraamde bedrag van f 65,1 miljoen heeft in het bijzonder betrekking op de uitgaven voor overige zaken van operationele aard (f 53 miljoen) en overige specifieke materiële zaken (f 12 miljoen).
De verplichtingen en uitgaven Nationaal Commando
Het ondersteunende ressort Nationaal Commando (NATCO) is ingericht op basis van resultaatverantwoordelijke eenheden, georganiseerd volgens de principes van een lijnstaforganisatie. De organisatie van het NATCO bestaat in 1998 uit de volgende eenheden: de staf, drie Regionale Militaire Commando's, het Netherlands Armed Forces Support Agency Germany, het National Support Command, 710 Speciale Eenheid Bevoorradingsdienstgoederen, 730 Depoteenheid Materieeldienstgoederen, het Nationaal Verzorgingscommando, de Mechanische Centrale Werkplaats, de Elektronische Centrale Werkplaats, de Prepositioned Organizational Material Sites, de Arbo-dienst Koninklijke landmacht, het Explosieven Opruimings Commando Koninklijke landmacht en het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen Bronbeek.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
04.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel | 435 493 | 411 973 | 404 278 | 404 419 | 404 421 | 435 493 | 411 973 | 404 278 | 404 419 | 404 421 |
04.20.06 Militair personeel | 193 292 | 177 485 | 169 162 | 168 868 | 168 870 | 193 292 | 177 485 | 169 162 | 168 868 | 168 870 |
04.20.07 Overige personele uitgaven | 53 975 | 53 372 | 43 886 | 37 103 | 36 916 | 53 975 | 53 372 | 43 886 | 37 103 | 36 916 |
04.20.08 Materiële uitgaven | 365 429 | 371 555 | 349 006 | 328 503 | 319 461 | 362 320 | 371 262 | 347 842 | 331 025 | 321 209 |
Totaal | 1 048 189 | 1 014 385 | 966 332 | 938 893 | 929 668 | 1 045 080 | 1 014 092 | 965 168 | 941 415 | 931 416 |
Activiteitentoelichting en prestatie-indicatoren
Het NATCO is het serviceverlenend commando van de Koninklijke landmacht, dat anderen, binnen en buiten de Koninklijke landmacht, door het aanbieden van een scala aan producten en diensten, in staat stelt hun taken succesvol uit te voeren. Het staat garant voor de bewaking van kazernes en strategische objecten en voor de ondersteuning van bondgenoten op Nederlands grondgebied en biedt faciliteiten op het gebied van oefenen, werken, educatie, recreatie, huisvesting en geneeskundige verzorging. Het onderhoudt materieel van allerlei aard en voorziet in de opslag en distributie daarvan. Tevens draagt het zorg voor steunverlening en militaire bijstand.
De geplande herstructureringen in het logistieke en het informatica/telematica domein leiden tot gewijzigde taken. Daarnaast zullen veranderingen in omvang, locatie en taakstelling bij operationele eenheden bij het NATCO kunnen leiden tot een verdere verbetering van de ondersteuning.
De in gang gezette ontwikkeling om de bedrijfsvoering van het NATCO te verbeteren is nog niet afgerond. Binnen de resultaatverantwoordelijke eenheden is gestart met het benoemen van prestaties en producten, het implementeren van plannings- en controlinstrumenten en het daarop afstemmen van informatiesystemen. De volgende hoofdproducten worden onderscheiden:
– onderhoud van materieel: het planmatig/preventief onderhoud en incidenteel/-correctief onderhoud aan al het materieel van de Koninklijke landmacht (waaronder modificaties, levensduurverlengend onderhoud, etc.) en engineering (ontwikkeling, diensten, etc);
– verzorging van personeel: de geneeskundige verzorging, de voedings- en kantine-functie, zorg voor ouderen en arbeidsomstandigheden;
– onderhoud en beveiliging van locaties;
– opslag en distributie van materieel.
Voor het jaar 1998 is ten aanzien van bovenstaande hoofdproducten de volgende capaciteitsinzet gepland (x 1000-manuren):
– onderhoud materieel:1 500
waarvan preventief/planmatig/modificatief ongeveer 65%, correctief/incidenteel ongeveer 30% en engineering ongeveer 5%
– verzorging personeel (de verzorgingssterkte bedraagt ongeveer 36 000):3 600
– onderhoud en beveiliging locaties (totaal 421 objecten/ locaties):1 950
– opslag en distributie materieel:1 760
– militaire bijstand en explosievenopruiming:350
Toelichting per artikelonderdeel
04.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort NATCO.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 6 795 | 6 670 | 6 582 | 6 582 | 6 582 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 64 090 | 61 765 | 61 422 | 61 443 | 61 443 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 435 493 | 411 973 | 404 278 | 404 419 | 404 421 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 435 493 | 411 973 | 404 278 | 404 419 | 404 421 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort NATCO.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 2 445 | 2 274 | 2 184 | 2 179 | 2 179 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 2 164 | 2000 | 1 941 | 1 936 | 1 936 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 80 855 | 79 830 | 78 792 | 78 840 | 78 841 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 174 970 | 159 659 | 152 935 | 152 634 | 152 636 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 281 | 274 | 243 | 243 | 243 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 47 409 | 46 810 | 46 202 | 46 230 | 46 230 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 13 322 | 12 826 | 11 227 | 11 234 | 11 234 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 188 292 | 172 485 | 164 162 | 163 868 | 163 870 |
Uitgaven inzake de Nationale reserve | x f 1000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 |
Totaal militair personeel | x f 1000 | 193 292 | 177 485 | 169 162 | 168 868 | 168 870 |
04.20.07 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte en de activiteiten. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reis- en verblijfkosten, verplaatsen, onderwijs en opleidingen en inhuur van tijdelijk personeel (uitzendkrachten op formatieve en/of bovenformatieve arbeidsplaatsen).
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 9 240 | 8 944 | 8 766 | 8 761 | 8 761 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 2 817 | 2 802 | 2 776 | 2 786 | 2 778 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 26 030 | 25 065 | 24 337 | 24 409 | 24 341 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal uren | 665 800 | 675 675 | 457 700 | 285 875 | 283 300 |
– gemiddelde salaris | x f 1 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 26 632 | 27 027 | 18 308 | 11 435 | 11 332 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 52 662 | 52 092 | 42 645 | 35 844 | 35 673 |
Overige personele uitgaven | x f 1000 | 1 313 | 1 280 | 1 241 | 1 259 | 1 243 |
Totaal overige personele uitgaven | x f 1000 | 53 975 | 53 372 | 43 886 | 37 103 | 36 916 |
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
In deze ramingskengetallen zijn de uitgavencomponenten reis- en verblijfkosten, verplaatsen, representatie, personele toelagen en uitkeringen en onderwijs en opleidingen (voor zover verworven door het ressort NATCO) opgenomen.
Onder dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd van algemene en specifieke aard, waaronder de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, het onderhoud van onroerende zaken.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– Persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 9 240 | 8 944 | 8 766 | 8 761 | 8 761 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 8 614 | 8 739 | 8 139 | 7 130 | 7 106 |
– Totale uitgaven | x f 1000 | 79 592 | 78 164 | 71 346 | 62 470 | 62 253 |
– Huisvesting KL-breed | aantal vte'n (bp en mp) | 33 735 | 33 429 | 33 326 | 34 112 | 33 994 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 3 279 | 3 309 | 2 862 | 2 802 | 2 802 |
– Totale uitgaven | x f 1000 | 110 621 | 110 605 | 95 395 | 95 570 | 95 266 |
– Onderhoud van gebouwen en terreinen KL-breed | aantal vte'n (bp en mp) | 33 735 | 33 429 | 33 326 | 34 112 | 33 994 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 4 477 | 4 828 | 4 803 | 4 453 | 4 198 |
– Totale uitgaven | x f 1000 | 151 020 | 161 410 | 160 076 | 151 912 | 142 701 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 341 233 | 350 179 | 326 817 | 309 952 | 300 220 |
Overige materiële uitgaven | x f 1000 | 21 087 | 21 083 | 21 025 | 21 073 | 20 989 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 362 320 | 371 262 | 347 842 | 331 025 | 321 209 |
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
In deze ramingskengetallen zijn de uitgavencomponenten bureauzaken, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud gebouwen (commandantenvoorzieningen), informatiesystemen en data- en telecommunicatie (voor zover verworven door ressort NATCO) opgenomen.
Toelichting huisvesting en onderhoud van gebouwen en terreinen
Deze ramingskengetallen betreffen uitgavencomponenten die door het ressort NATCO worden verworven ten behoeve van de gehele Koninklijke landmacht.
Toelichting overige materiële uitgaven
Het voor 1998 geraamde bedrag van f 21,1 miljoen heeft in het bijzonder betrekking op de uitgaven voor overige specifieke materiële zaken.
De verplichtingen en uitgaven Commando Opleidingen Koninklijke landmacht
Het ressort Commando Opleidingen Koninklijke landmacht (COKL) bestaat uit elf resultaatverantwoordelijke eenheden. Dit betreft naast de Staf acht opleidingscentra – Manoeuvre, Vuursteun, Genie, Logistiek, Rij, Ede, de Koninklijke Militaire School en het Instituut voor Leiderschap, Media en Opleidingskunde – en twee bijzondere organisatie-eenheden, de Begeleidingsorganisatie Civiel Onderwijs en de Lichamelijke Oefening en Sportorganisatie.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
04.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel | 49 529 | 48 739 | 48 281 | 48 231 | 48 231 | 49 529 | 48 739 | 48 281 | 48 231 | 48 231 |
04.20.10 Militair personeel | 187 910 | 183 578 | 177 648 | 175 621 | 175 183 | 187 910 | 183 578 | 177 648 | 175 621 | 175 183 |
04.20.11 Overige personele uitgaven | 26 321 | 19 608 | 20 744 | 22 075 | 23 337 | 26 321 | 19 608 | 20 744 | 22 075 | 23 337 |
04.20.12 Materiële uitgaven | 33 241 | 26 756 | 29 827 | 31 226 | 29 772 | 33 241 | 26 756 | 29 827 | 31 226 | 29 772 |
Totaal | 297 001 | 278 681 | 276 500 | 277 153 | 276 523 | 297 001 | 278 681 | 276 500 | 277 153 | 276 523 |
Activiteitentoelichting en prestatie-indicatoren
Het COKL verzorgt individuele opleidingen voor zover deze niet aan de Koninklijke Militaire Academie zijn opgedragen of uitbesteed aan het Instituut Defensie Leergangen. Het is belast met het ontwikkelen van beleid en het verzorgen van individuele opleidingen, met inbegrip van lichamelijke opvoeding, sport, fysieke training en grensverleggende activiteiten, de certificering van het militair onderwijs en het bieden van civiele (bij)scholingsmogelijkheden. Tevens betreft dit methoden en technieken van onderwijs en het gebruik van audiovisuele hulpmiddelen ten behoeve van opleiden en oefenen. Het COKL begeleidt het personeel van de Koninklijke landmacht en bemiddelt inzake te volgen opleidingen.
De primaire activiteiten van het COKL kunnen in vier hoofdproductgroepen worden samengevat. Zij omvatten het merendeel van de productie van het COKL en kunnen in zekere zin worden beschouwd als prestatiegraadmeter. De volgende hoofdproductgroepen worden onderscheiden:
– algemene militaire/kader opleidingen (AMO/AKO): opleidingen in het kader van de algemene opleiding van een militair; het betreft hier opleidingen die voorzien in de basis militaire vaardigheden;
– initiële functie-opleidingen: functie-opleidingen die aan een instromende militair wordt gegeven om op de eerste functie naar behoren te functioneren, volgt op de AMO/AKO;
– loopbaanopleidingen: opleidingen die gevolgd moeten worden teneinde in aanmerking te komen voor een hogere rang en/of functie;
– overige opleidingen: grote variëteit aan opleidingen waaronder functie-opleidingen, die het goed of beter functioneren van medewerkers van de Koninklijke landmacht ondersteunt. De omvang van de overige opleidingen is mede afhankelijk van de functie- en personeelsmobiliteit. Voor het jaar 1998 zijn de volgende productie-aantallen (uitgedrukt in opgeleide cursisten; een opleiding kan meerdere modules/cursussen beslaan) voorzien:
– Algemene militaire/kader opleidingen 6 400
– Initiële functie opleidingen 17 100
– Loopbaanopleidingen 2 400
– Overige opleidingen 34 400
Toelichting per artikelonderdeel
04.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort COKL.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 729 | 723 | 717 | 716 | 716 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 67 941 | 67 412 | 67 338 | 67 362 | 67 362 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 49 529 | 48 739 | 48 281 | 48 231 | 48 231 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 49 529 | 48 739 | 48 281 | 48 231 | 48 231 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort COKL.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 2 703 | 2 657 | 2 574 | 2 544 | 2 539 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 2 563 | 2 529 | 2 446 | 2 413 | 2 403 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 70 566 | 70 059 | 70 014 | 70 067 | 70 072 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 180 861 | 177 180 | 171 254 | 169 072 | 168 384 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 140 | 128 | 128 | 131 | 136 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 50 350 | 49 984 | 49 953 | 49 992 | 49 993 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 7 049 | 6 398 | 6 394 | 6 549 | 6 799 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 187 910 | 183 578 | 177 648 | 175 621 | 175 183 |
04.20.11 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte en de activiteiten. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reis- en verblijfkosten, verplaatsen, onderwijs en opleidingen en het inhuren van tijdelijk personeel (uitzendkrachten op formatieve en/of bovenformatieve arbeidsplaatsen).
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 3 432 | 3 380 | 3 291 | 3 260 | 3 255 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 3 695 | 3 785 | 3 851 | 3 910 | 3 918 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 12 681 | 12 793 | 12 672 | 12 748 | 12 753 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal uren | 7 168 | 5 984 | 5 973 | 5 984 | 5 973 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 185 | 185 | 185 | 185 | 185 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 326 | 1 107 | 1 105 | 1 107 | 1 105 |
– onderwijs en opleiding t.b.v. BBT-personeel | aantal vte'n | 12 953 | 13 250 | 13 688 | 14 846 | 14 987 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 951 | 431 | 509 | 554 | 632 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 12 314 | 5 708 | 6 967 | 8 220 | 9 479 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 26 321 | 19 608 | 20 744 | 22 075 | 23 337 |
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
In deze ramingskengetallen zijn de uitgavencomponenten reis- en verblijfkosten, verplaatsen, representatie, personele toelagen en uitkeringen en onderwijs en opleidingen (voor zover verworven door het ressort COKL ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering) opgenomen.
Toelichting inhuur tijdelijk personeel
Functionarissen worden ingehuurd voor het ontwikkelen van opleidingen, het concipiëren van syllabi en in voorkomende gevallen geven van opleidingen en cursussen. Het gemiddeld salaris is op deze hoog opgeleide categorie inhuurkrachten afgestemd.
Toelichting onderwijs en opleidingen
Bovenstaand ramingskengetal betreft de uitgaven gedaan door het ressort COKL ten behoeve van opleidingen voor het BBT-personeel van de gehele Koninklijke landmacht.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven van algemene en specifieke aard, waaronder de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel en het onderhoud van onroerende zaken.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 3 432 | 3 380 | 3 291 | 3 260 | 3 255 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 7 054 | 5 446 | 6 534 | 7 033 | 6 605 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 24 210 | 18 409 | 21 503 | 22 927 | 21 499 |
Overige materiële uitgaven | x f 1000 | 9 031 | 8 347 | 8 324 | 8 299 | 8 273 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 33 241 | 26 756 | 29 827 | 31 226 | 29 772 |
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
In deze ramingskengetallen zijn de uitgavencomponenten bureauzaken, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud gebouwen (commandantenvoorzieningen), informatiesystemen en data- en telecommunicatie (voor zover verworven door het ressort COKL) opgenomen.
De verplichtingen en uitgaven Overige eenheden Bevelhebber der Landstrijd-krachten (BLS)
Het ressort Overige eenheden BLS bestaat uit de Koninklijke Militaire Academie, de Topografische Dienst Nederland, de Centrale Dienst Personeel en Organisatie en de Directie Materieel Koninklijke landmacht. Daarnaast zijn er nog enkele kleine organisatie-elementen ondergebracht bij dit ressort zoals het (internationale) 1(NL) Signal Squadron Landcent en personeel van de Koninklijke landmacht bij de Navo-staven.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
04.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel | 110 244 | 90 580 | 71 988 | 62 437 | 57 161 | 110 244 | 90 580 | 71 988 | 62 437 | 57 161 |
04.20.14 Militair personeel | 190 194 | 172 081 | 151 433 | 138 866 | 122 278 | 190 194 | 172 081 | 151 433 | 138 866 | 122 278 |
04.20.15 Overige personele uitgaven | 170 048 | 155 157 | 168 924 | 167 971 | 161 986 | 170 048 | 155 157 | 168 924 | 167 971 | 161 986 |
04.20.16 Materiële uitgaven | 455 476 | 415 907 | 316 582 | 318 339 | 324 212 | 394 259 | 409 612 | 405 035 | 391 692 | 397 711 |
Totaal | 925 962 | 833 725 | 708 927 | 687 613 | 665 637 | 864 745 | 827 430 | 797 380 | 760 966 | 739 136 |
De Overige eenheden BLS ondersteunen de Landmachtstaf en de overige ressorts bij het uitvoeren van de hun opgedragen taken. De diensten van de huidige directies, die vanwege doelmatigheidsoverwegingen niet gedecentraliseerd worden, worden als centraal ondersteunend aangemerkt. Zij ondersteunen de Landmachtstaf bij het ontwikkelen van beleid, instrumenten en planalternatieven.
De Directie Materieel is belast met het verwerven, in stand houden en afstoten van materiële middelen, de Centrale Dienst Personeel en Organisatie ondersteunt het personele proces in de Koninklijke landmacht. Zij dragen zorg voor de KL-brede informatievoorziening van het personele-, organisatie en materiële functiegebied. Zowel de Directie Materieel als de Centrale Dienst Personeel en Organisatie maken een reorganisatie door. Met name de herverdeling van taken en middelen in het materieel-logistieke functiegebied tussen de Directie Materieel en het NATCO heeft vergaande consequenties voor organisatie en werkwijze.
Binnen het ressort Overige eenheden BLS is de Koninklijke Militaire Academie (KMA) zowel voor de Koninklijke landmacht als de Koninklijke luchtmacht het instituut dat de opleiding en vorming verzorgt tot officier, zowel voor beroepspersoneel bepaalde tijd als onbepaalde tijd. In 1998 zullen naar verwachting circa 500 officieren (voor beide beleidsterreinen) de opleiding aan de KMA afronden. Ook verricht de KMA wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van het onderwijs in de militaire bedrijfskunde. De KMA dient daarnaast de kennis en kunde van het wetenschappelijk personeel (burgers en militairen) beschikbaar te stellen, voor het (helpen) oplossen van militair-bedrijfskundige vraagstukken binnen de krijgsmacht.
De Topografische Dienst Nederland voorziet de Koninklijke landmacht van geografische informatie in de vorm van bestanden, kaartseries en afgeleide producten.
Bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
---|---|---|---|---|---|
Uitgaven Overige eenheden BLS | 864 745 | 827 430 | 797 380 | 760 966 | 739 136 |
Volledig toe te rekenen aan: | |||||
– apparaatsuitgaven | |||||
Overige eenheden BLS | 393 349 | 343 754 | 311 512 | 286 582 | 263 865 |
Specifiek (uniek) toe te rekenen aan: | |||||
– 1(GE/NL) Legerkorps | 140 886 | 153 208 | 154 160 | 153 329 | 148 976 |
– Nationaal Commando | 2 173 | 2 490 | 3 145 | 3 714 | 3 479 |
Niet specifiek toe te rekenen: | |||||
– KL-brede uitgaven | 328 337 | 327 978 | 328 563 | 317 341 | 322 816 |
Toelichting op de uitgavenverdeelstaat
De totaal geraamde uitgaven voor het ressort Overige eenheden BLS betreffen enerzijds uitgaven ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering en anderzijds uitgaven ten behoeve van het functioneren van de overige ressorts binnen de Koninklijke landmacht, waarvan een deel specifiek is toe te rekenen. Onder de bedrijfsvoeringsuitgaven worden de personele en materiële uitgaven voor alle onder het ressort vallende eenheden begrepen zoals de uitgaven voor bureaugoederen, inventarisartikelen en kleinschalige automatisering.
De specifiek aan de ressorts toe te wijzen uitgaven betreffen de uitgaven die rechtstreeks verband houden met de bij de ressorts ingedeelde wapensystemen en uitrustingsstukken. Het merendeel van de specifiek aan 1(GE/NL)Legerkorps toe te rekenen uitgaven hebben betrekking op de logistieke ondersteuning van Leopard-2 gevechtstanks (met name het toestandsafhankelijk onderhoud), M109 en YPR (onderhoudsprogramma «2000»).
De uitgaven ten behoeve van het functioneren van de andere ressorts van de Koninklijke landmacht betreffen met name de uitgaven die verband houden met de (centrale) «voorzien-in-functie» van materieel. Gezien de benodigde technische en commerciële deskundigheid en de doelmatigheid van bundeling van behoeften, wordt een groot deel van de materiële middelen voor met name de operationele taakuitvoering centraal verworven. Dit materieel, zoals reservedelen ten behoeve van diverse uitrustingsstukken en wapensystemen, voertuigen, communicatiemiddelen en munitie, is bestemd voor meerdere ressorts en derhalve opgenomen in de post «niet specifiek toe te rekenen».
De wijze waarop in materieel wordt voorzien zal in grote lijnen niet veranderen. Wel wordt onderzocht of een aanvullend deel van het centraal beheerde budget kan worden gedecentraliseerd door nog meer gebruik te maken van (centraal) opgestelde raam- en afroepcontracten met een afroepfunctie door de gebruiker/afnemer, die dan ook beschikt over het budget. Het betreft voornamelijk de zogenaamde handelsgebruikelijke artikelen, voor zover de verwerving daarvan nog niet is gedecentraliseerd. Hiermee zal slechts een beperkt deel van het totale financiële volume gemoeid zijn.
Toelichting per artikelonderdeel
04.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort Overige eenheden BLS.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 1 312 | 1 107 | 905 | 753 | 681 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 76 136 | 72 872 | 69 152 | 70 232 | 69 965 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 99 890 | 80 669 | 62 583 | 52 885 | 47 646 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 170 | 170 | 170 | 170 | 170 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 60 906 | 58 300 | 55 324 | 56 188 | 55 971 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 10 354 | 9 911 | 9 405 | 9 552 | 9 515 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 110 244 | 90 580 | 71 988 | 62 437 | 57 161 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort Overige eenheden BLS.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 2 194 | 2 039 | 1 928 | 1 823 | 1 652 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 2 014 | 1 847 | 1 649 | 1 468 | 1 291 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 90 089 | 88 072 | 83 706 | 82 783 | 80 906 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 181 439 | 162 669 | 138 031 | 121 526 | 104 450 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 180 | 192 | 279 | 355 | 361 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 48 639 | 49 021 | 48 036 | 48 845 | 49 385 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 8 755 | 9 412 | 13 402 | 17 340 | 17 828 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 190 194 | 172 081 | 151 433 | 138 866 | 122 278 |
04.20.15 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte en de activiteiten. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reis- en verblijfkosten, verplaatsen, onderwijs en opleidingen en het inhuren van tijdelijk personeel (uitzendkrachten op formatieve en/of bovenformatieve arbeidsplaatsen). De inhuur van O-, I- en A-deskundigheid wordt geraamd en verantwoord ten laste van het artikelonderdeel Materiële uitgaven.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 3 506 | 3 146 | 2 833 | 2 576 | 2 333 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 8 884 | 8 510 | 8 628 | 9 497 | 10 456 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 31 149 | 26 773 | 24 443 | 24 463 | 24 393 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal uren | 48 800 | 27 130 | 24 150 | 23 940 | 23 120 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 4 880 | 2 713 | 2 415 | 2 394 | 2 312 |
– kleding en uitrusting ten behoeve van militair personeel | aantal vte'n (mp) | 24 256 | 24 289 | 24 446 | 25 385 | 25 339 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 2 529 | 2 343 | 3 034 | 2 889 | 2 682 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 61 337 | 56 916 | 74 178 | 73 343 | 67 951 |
– voeding ten behoeve van militair personeel | aantal vte'n (mp) | 24 256 | 24 289 | 24 446 | 25 385 | 25 339 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 2 463 | 2 348 | 2 314 | 2 237 | 2 234 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 59 743 | 57 026 | 56 580 | 56 775 | 56 615 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 157 109 | 143 428 | 157 616 | 156 975 | 151 271 |
Overige personele uitgaven | x f 1000 | 12 939 | 11 729 | 11 308 | 10 996 | 10 715 |
Totaal overige personele uitgaven | x f 1000 | 170 048 | 155 157 | 168 924 | 167 971 | 161 986 |
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
In deze ramingskengetallen zijn de uitgavencomponenten reis- en verblijfkosten, verplaatsen, representatie, personele toelagen en uitkeringen en onderwijs en opleidingen opgenomen. Een deel van de uitgaven voor personele toelagen en uitkeringen en onderwijs en opleidingen heeft tevens betrekking op personeel geplaatst bij andere eenheden van de Koninklijke landmacht.
Toelichting kleding en uitrusting en voeding
In deze ramingskengetallen zijn de uitgavencomponenten kleding en uitrusting en voeding opgenomen. Het betreft uitgaven voor zaken die centraal door het ressort Overige eenheden BLS worden verworven ten behoeve van het (militaire) personeel van de gehele Koninklijke landmacht.
Onder dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd van algemene en specifieke aard, waaronder de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, het onderhoud van onroerende zaken en het inhuren van externe deskundigheid.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– Inhuur O-, I- en A-deskundigheid | aantal uren | 76 830 | 59 320 | 54 960 | 53 370 | 51 755 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 200 | 200 | 200 | 200 | 200 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 15 366 | 11 864 | 10 992 | 10 674 | 10 351 |
– overige persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 3 684 | 3 410 | 3 250 | 3 090 | 2 882 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 1 309 | 1 662 | 1 667 | 1 693 | 1 765 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 4 822 | 5 666 | 5 419 | 5 231 | 5 088 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 20 188 | 17 530 | 16 411 | 15 905 | 15 439 |
Overige materiële uitgaven | x f 1000 | 374 071 | 392 082 | 388 624 | 375 787 | 382 272 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 394 259 | 409 612 | 405 035 | 391 692 | 397 711 |
Toelichting overige persoonsgebonden materiële uitgaven
In deze ramingskengetallen zijn de uitgavencomponenten bureauzaken en onderhoud gebouwen (commandantenvoorzieningen) opgenomen.
Toelichting overige materiële uitgaven
Het voor 1998 geraamde bedrag van f 374,1 miljoen heeft in het bijzonder betrekking op de uitgaven voor inventarisgoederen en klein materieel (f 37,7 miljoen), informatiesystemen en kleinschalige automatisering (f 54,6 miljoen), data- en telecommunicatie (f 44,5 miljoen), voertuigen en geniematerieel (f 28,9 miljoen), brandstoffen, olie en smeermiddelen (f 39,1 miljoen), munitie (f 60,9 miljoen) en het onderhoud van tanks, rupsvoertuigen en bewapening (f 84,0 miljoen).
De verplichtingen en uitgaven Landmachtstaf
Tot het ressort Landmachtstaf worden de volgende eenheden gerekend: de Beleidsstaf, waaronder de Directeur Beleid en Planning, de Directeur Control en de Directeur Personeel, de Operationele Staf BLS en een ondersteunend element met daarin het kabinet van de BLS en een stafgroep met een aantal kleine eenheden. De Landmachtstaf ondersteunt de bevelhebber bij de aansturing van de Koninklijke landmacht en schept de beleidsmatige voorwaarden om de eenheden en/of het individuele (reserve)personeel van de Koninklijke landmacht gereed te hebben en beschikbaar te stellen voor alle taken in het gehele crisisbeheersingsspectrum.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
04.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel | 30 459 | 29 923 | 32 775 | 32 788 | 32 789 | 30 459 | 29 923 | 32 775 | 32 788 | 32 789 |
04.20.18 Militair personeel | 22 463 | 21 390 | 16 606 | 16 618 | 16 618 | 22 463 | 21 390 | 16 606 | 16 618 | 16 618 |
04.20.19 Overige personele uitgaven | 6 647 | 5 842 | 4 491 | 4 299 | 4 116 | 6 647 | 5 842 | 4 491 | 4 299 | 4 116 |
04.20.20 Materiële uitgaven | 35 605 | 33 400 | 29 361 | 27 983 | 26 866 | 35 605 | 33 400 | 29 361 | 27 983 | 26 866 |
Totaal | 95 174 | 90 555 | 83 233 | 81 688 | 80 389 | 95 174 | 90 555 | 83 233 | 81 688 | 80 389 |
Belangrijke activiteiten van de Landmachtstaf zijn het uitwerken van de grondslagen en hoofdlijnen van het beleid van de Koninklijke landmacht, het integreren van het beleid in de ter beschikking staande financiële ruimte, het opstellen van plandocumenten en het verzorgen van de informatie-uitwisseling met de Centrale organisatie. Daarbij waarborgt de Landmachtstaf een doelmatige inrichting en uitvoering van de bedrijfsprocessen en verschaft zij inzicht in de kwaliteit van de bedrijfsvoering. Tenslotte verzorgt de Landmachtstaf de beleidsmatige voorbereiding, de coördinatie en de evaluatie van alle uitzendingen.
Toelichting per artikelonderdeel
04.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort Landmachtstaf.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 367 | 364 | 400 | 400 | 400 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 82 994 | 82 206 | 81 938 | 81 970 | 81 973 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 30 459 | 29 923 | 32 775 | 32 788 | 32 789 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 30 459 | 29 923 | 32 775 | 32 788 | 32 789 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort Landmachtstaf.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 242 | 233 | 181 | 181 | 181 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 232 | 223 | 171 | 171 | 171 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 94 823 | 93 857 | 94 409 | 94 474 | 94 474 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 21 999 | 20 930 | 16 144 | 16 155 | 16 155 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 46 400 | 46 000 | 46 200 | 46 300 | 46 300 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 464 | 460 | 462 | 463 | 463 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 22 463 | 21 390 | 16 606 | 16 618 | 16 618 |
04.20.19 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte en de activiteiten. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reis- en verblijfkosten, verplaatsen, onderwijs en opleidingen en het inhuren van tijdelijk personeel (uitzendkrachten op formatieve en/of bovenformatieve arbeidsplaatsen). Het inhuren van O-, I- en A-deskundigheid wordt geraamd en verantwoord ten laste van het artikelonderdeel Materiële uitgaven.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 609 | 597 | 581 | 581 | 581 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 9 010 | 8 161 | 6 522 | 6 244 | 5 976 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 5 487 | 4 872 | 3 789 | 3 628 | 3 472 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal uren | 11 600 | 9 700 | 7 020 | 6 710 | 6 440 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 160 | 970 | 702 | 671 | 644 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 6 647 | 5 842 | 4 491 | 4 299 | 4 116 |
Toelichting ramingskengetallen overige persoonsgebonden personele uitgaven
In deze ramingskengetallen zijn de uitgavencomponenten reis- en verblijfkosten, verplaatsen, representatie, personele toelagen en uitkeringen en onderwijs en opleidingen (voor zover verworven door het ressort Landmachtstaf) opgenomen.
Onder dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd van algemene en specifieke aard, waaronder de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, het onderhoud van onroerende zaken, het inhuren van externe deskundigheid alsmede de aankoop van brandstoffen, olie en smeermiddelen, munitie en reservedelen.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 609 | 597 | 581 | 581 | 581 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 21 672 | 20 412 | 17 623 | 16 683 | 15 917 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 13 198 | 12 186 | 10 239 | 9 693 | 9 248 |
– inhuur O-, I – en A-deskundigheid | aantal uren | 5 710 | 5 150 | 4 105 | 3 685 | 3 525 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 200 | 200 | 200 | 200 | 200 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 142 | 1 030 | 821 | 737 | 705 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 14 340 | 13 216 | 11 060 | 10 430 | 9 953 |
Overige materiële uitgaven | x f 1000 | 21 265 | 20 184 | 18 301 | 17 553 | 16 913 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 35 605 | 33 400 | 29 361 | 27 983 | 26 866 |
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
In deze ramingskengetallen zijn de uitgavencomponenten bureauzaken (exclusief de uitgaven voor documentatie en publicatie ten behoeve van de gehele Koninklijke landmacht), inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud gebouwen (commandantenvoorzieningen), informatiesystemen en data- en telecommunicatie (voor zover verworven door ressort Landmachtstaf) opgenomen.
Toelichting overige materiële uitgaven
Het voor 1998 geraamde bedrag van f 21,3 miljoen heeft in het bijzonder betrekking op de uitgaven voor bureauzaken die met name betrekking hebben op uitgaven voor documentatie en publikatie van de gehele Koninklijke landmacht (f 12,7 miljoen), overige zaken van operationele aard (f 2,1 miljoen) en overige specifieke materiële zaken (f 4,8 miljoen).
04.20.21 Wachtgelden en inactiviteitswedden
Met ingang van de ontwerpbegroting 1998 worden de wachtgelden bij de beleidsterreinen verantwoord. De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke landmacht. Naast het reguliere wachtgeld worden op dit artikelonderdeel ook de uitgaven voor wachtgelden en uitstroombevorderende maatregelen geraamd en verantwoord die voor de Koninklijke landmacht uit het SBK voortvloeien.
Volgens het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit artikelonderdeel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
De geraamde bedragen en ramingskengetallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 490 | 470 | 430 | 380 | 340 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 39 592 | 37 660 | 35 814 | 34 737 | 35 000 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 19 400 | 17 700 | 15 400 | 13 200 | 11 900 |
Overige wachtgelden burgerpersoneel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 545 | 530 | 530 | 560 | 560 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 26 606 | 27 358 | 28 113 | 27 500 | 27 857 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 14 500 | 14 500 | 14 900 | 15 400 | 15 600 |
Wachtgelden SBK/UBMO | ||||||
militair personeel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 930 | 820 | 635 | 505 | 400 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 52 366 | 51 098 | 46 929 | 42 772 | 42 750 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 48 700 | 41 900 | 29 800 | 21 600 | 17 100 |
Werkloosheidsbesluit BBT-militairen: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 1 360 | 1 870 | 2 050 | 1 940 | 2 060 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 21 103 | 21 070 | 21 122 | 21 031 | 21 165 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 28 700 | 39 400 | 43 300 | 40 800 | 43 600 |
Overige wachtgelden militair personeel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 100 | 100 | 100 | 100 | 90 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 25 000 | 24 000 | 23 000 | 22 000 | 24 444 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 2 500 | 2 400 | 2 300 | 2 200 | 2 200 |
Totaal toegelicht met ramingskengetallen | x f 1 000 | 113 800 | 115 900 | 105 700 | 93 200 | 90 400 |
Bij: uitvoeringskosten | x f 1 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 |
Totale uitgaven wachtgelden en inactiviteitswedden | x f 1 000 | 128 800 | 130 900 | 120 700 | 108 200 | 105 400 |
Toelichting wachtgelden en inactiviteitswedden
Het wachtgeld- en inactiviteitsweddebeslag neemt in de periode 1998–2002 af van ongeveer f 129 miljoen tot ruim f 105 miljoen. Deze vermindering wordt met name bereikt door de ontwikkeling in het personeelsbestand van de Koninklijke landmacht die is ingezet met de Prioriteitennota en de daarmee samenhangende lagere uitstroom vanaf 1998 in de categorieën ambtelijk burgerpersoneel en beroepspersoneel onbepaalde tijd. De instroom van beroepspersoneel bepaalde tijd vanaf 1996 leidt tot een verhoging van de uitkeringen inzake het werkeloosheidbesluit BBT-militairen. De fluctuaties in de toegelichte bedragen per uitkeringsjaar zijn het gevolg van de verschillen in rechtspositionele regelingen en de aantallen personeel die voor de verschillende regelingen in aanmerking komen.
De geraamde uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader (SBK) en de Uitstroombevorderende Maatregel Ouderen (UBMO) worden beïnvloed door de nog in uitvoering zijnde reorganisatie van de Koninklijke landmacht. Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen te beperken, vooral door het gebruik van de SBK-instrumenten gericht op de tewerkstelling van overtollig personeel, zowel binnen als buiten de (rijks)overheid.
In onderstaand overzicht zijn de voorziene uitgaven voor het Sociaal Beleidskader opgenomen. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel van de Koninklijke landmacht. De verantwoording van de uitgaven vindt, met uitzondering van de wachtgelden, plaats ten laste van de desbetreffende artikelonderdelen Ambtelijk burgerpersoneel, Militair personeel en Overige personele uitgaven. De uitgaven van de wachtgelden worden geraamd en verantwoord ten laste van dit artikelonderdeel 04.20.21.
Sociaal Beleidskader (bedragen x f 1000) | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– Om-, her-, bijscholing en outplacement | 23 900 | 16 100 | 4 975 | 3 900 | 980 | |
– Verplaatsen | 700 | 700 | 300 | 200 | ||
– Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel | 21 700 | 19 400 | 17 700 | 15 400 | 13 200 | 11 900 |
– Wachtgelden SBK/UBMO militair personeel | 49 700 | 48 700 | 41 900 | 29 800 | 21 600 | 17 100 |
– BDOS plaatsingen burgerpersoneel | 5 900 | 9 500 | 7 500 | 4 600 | 1 600 | |
– BDOS plaatsingen militair personeel | 24 700 | 19 100 | 6 200 | 3 100 | ||
Totaal Sociaal Beleidskader | 126 600 | 113 500 | 78 575 | 57 000 | 37 380 | 29 000 |
De uitgaven voor om-, her-, bijscholing en outplacement zijn ten opzichte van de vorige begroting toegenomen in verband met een groei van de outplacementaantallen en een verlenging van de periode van outplacementregelingen voor met name burgerpersoneel. De uitgaven van BDOS-plaatsingen voor het militair en het burgerpersoneel zijn over deze begrotingsperiode aanzienlijk gedaald ten opzichte van de raming in de vorige begroting. Dit instrument is met name bij het militair personeel aanzienlijk minder toegepast dan verwacht in verband met de grotere uitstroom van dit personeel.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden uitgaven geraamd voor subsidies aan de stichtingen Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum «Generaal Hoefer» en Jeugdwerk Duitsland. Deze stichtingen zijn uitsluitend of hoofdzakelijk werkzaam op het terrein van de Koninklijke landmacht. De doelstellingen van deze instanties worden uiteengezet in bijlage 6 (de subsidiebijlage).
In overeenstemming met het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit begrotingsartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 04.04 | 15 887 | 15 793 | 15 792 | 15 815 | ||||
Nieuwe mutaties | – 13 952 | – 13 855 | – 13 854 | – 13 874 | ||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 1 935 | 1 938 | 1 938 | 1 941 | 1 945 |
De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Doelmatigheidsmaatregelen | – 1 200 | – 1 200 | – 1 200 | – 1 200 |
Algemene Vereniging voor Reserve Militairen | 20 | 20 | 20 | 20 |
Stichting Rechtsbijstand Dienstplichtigen | – 125 | – 309 | – 309 | – 309 |
Stichting Protestants Interkerkelijk Thuisfront | – 35 | |||
Stichting Nationaal Katholiek Thuisfront | – 35 | |||
Stichting Humanistisch Thuisfront | – 10 | |||
Prijsbijstelling 1997 | 106 | 109 | 109 | 112 |
Overheveling van subsidies naar beleidsterrein Algemeen | – 12 673 | – 12 475 | – 12 474 | – 12 497 |
Totaal van de nieuwe mutaties | – 13 952 | – 13 855 | – 13 854 | – 13 874 |
Toelichting op de nieuwe mutaties:
In het kader van de doelmatigheidsoperatie is besloten de directe en indirecte subsidiebedragen aan de vormingscentra Beukbergen, Vlasakkers en Coornherthuijs te beëindigen. Hiervoor in de plaats zijn met deze vormingscentra contracten afgesloten waarin de levering van diensten is overeengekomen.
De Algemene Vereniging voor Reserve Militairen behartigt de belangen van hen die als reserve militairen behoren tot de krijgsmacht of daartoe hebben behoord.
De subsidie aan de Stichting Rechtsbijstand Dienstplichtigen wordt na 1998 stopgezet. Naar verwachting zullen de lopende zaken dan zijn afgedaan, waardoor de grondslag voor deze subsidie vervalt.
De subsidies aan de Stichtingen Protestants Interkerkelijk Thuisfront, Nationaal Katholiek Thuisfront en Humanistisch Thuisfront vervallen met ingang van 1998.
De besluitvorming met betrekking tot de subsidieverstrekking vindt plaats bij beleidsterrein Algemeen. Om deze reden zijn met ingang van 1998 de betreffende budgetten overgeheveld. De doelsubsidies blijven wel bij dit beleidsterrein.
Aan de volgende instanties verstrekt de Koninklijke landmacht subsidies:
bedragen x f 1000 | Uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Stichting Jeugdwerk Duitsland | 236 | 236 | 236 | 236 | 236 |
Stichting Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum | 1 699 | 1 702 | 1 702 | 1 705 | 1 709 |
Totaal | 1 935 | 1 938 | 1 938 | 1 941 | 1 945 |
04.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor investeringen in groot materieel en infrastructuur.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen, zowel kwantitatief als kwalitatief en de vervanging van verouderd materieel. Door snelle ontwikkelingen van moderne technologieën worden hoge eisen gesteld aan het materieel, vooral aan bescherming, vuurkracht, mobiliteit en leidbaarheid. Voor het materieel binnen het operationele functiegebied is voor de komende jaren een aantal kwalitatieve en kwantitatieve hoofdaandachtspunten onderkend, te weten verbetering van logistieke ondersteuning, communicatiemiddelen, luchtverdedigingsmiddelen en geniematerieel.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 04.06 | 2 500 | 3 040 | 156 790 | 259 986 | 256 417 | 231 728 | 194 334 | |
– artikel 04.07 | 802 400 | 310 000 | 638 304 | 2 658 600 | 1 860 900 | 464 600 | 3 200 700 | |
Totaal overgeheveld | 804 900 | 313 040 | 795 094 | 2 918 586 | 2 117 317 | 696 328 | 3 395 034 | |
Nieuwe mutaties | – 410 206 | – 637 354 | 104 210 | – 1 441 861 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 804 900 | 313 040 | 795 094 | 2 508 380 | 1 479 963 | 800 538 | 1 953 173 | 1 187 821 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 04.06 | 279 267 | 270 198 | 258 706 | 229 812 | ||||
– artikel 04.07 | 721 592 | 987 553 | 1 049 282 | 1 008 492 | ||||
Totaal overgeheveld | 1 000 859 | 1 257 751 | 1 307 988 | 1 238 304 | ||||
Nieuwe mutaties | – 60 015 | – 56 508 | – 65 744 | – 51 814 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 940 844 | 1 201 243 | 1 242 244 | 1 186 490 | 1 312 656 |
De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Wissellaadsystemen | – 500 000 | 79 000 | 420 000 | |
Vervanging vrachtauto 40 Kn | – 400 000 | |||
Project Single Channel Radio Access (SCRA) | – 208 000 | 175 000 | ||
Midlife upgrade Zodiac | 105 000 | |||
Battlefield Managementsystem | 137 000 | |||
Vervanging straalzender | – 82 000 | |||
MilSatCom | 160 000 | – 252 000 | ||
Munitie Leopard 2 | – 212 000 | 212 000 | ||
Project Short Range Antitank wapens (SRAT) | – 100 000 | |||
EOV-fase 2 | 50 000 | – 80 000 | ||
Pantserbestrijding Lange Dracht | – 770 000 | 50 000 | ||
Vervanging M 109 | 725 000 | |||
Warmtebeeld handkijkers | – 35 000 | |||
Vervanging getrokken vuursteunmiddelen | – 400 000 | |||
Tactische indoorsimulatie | – 160 000 | |||
Vervanging pantservoertuigen | 30 000 | – 1 550 000 | ||
Medium Range Antitank wapens | 492 000 | |||
Vervanging brugleggende tank Leo 1 | – 200 000 | |||
Mijnprojecten | – 170 000 | 170 000 | – 30 000 | |
Vervanging lichte wapensystemen | – 58 000 | 41 000 | ||
Diverse materieelinvesteringen | 143 700 | – 9 800 | 15 500 | – 75 200 |
Infrastructuur | – 15 906 | – 80 554 | – 19 290 | 17 339 |
Totaal van de verplichtingenmutaties | – 410 206 | – 637 354 | 104 210 | – 1 441 861 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingenmutaties
De mutaties in de verplichtingenopbouw ten opzichte van de begroting 1997 zijn vooral ontstaan door een actualisering van de verplichtingenramingen als gevolg van de aangepaste behoeften, nieuwe behoeften en verschuivingen van projecten. De behoeften zijn binnen de financiële kaders gebracht op basis van prioriteitsstelling. Hierdoor vertraagde projecten zijn onder meer:
– Wissellaadsysteem. Vertraging van het grootste deel van de verplichting met drie jaar (totale verplichting f 525 miljoen).
– Vervanging vrachtauto 40 Kn. Vertraging met een jaar.
– Project Single Channel Radio Access (SCRA). Vertraging met een jaar.
– Vervanging straalzender. Vertraging met drie jaar.
– Munitie Leopard 2. Vertraging met drie jaar.
– Pantserbestrijding Lange Dracht. Vertraging grootste deel van de verwerving met minimaal vier jaar.
– Tactische indoorsimulatie. De mutatie is gevolg van vertraging van de koppeling van diverse wapensysteemsimulatoren binnen het traject TACTIS.
– Vervanging Pantservoertuigen. De verplichtingenmutatie in 2000 heeft betrekking op het aangaan van een verplichting voortvloeiend uit deelname aan het Frans-Duits-Britse GTK-project. Voorts vertraagt de aan te gane verplichting voor de vervanging van het eerste deel van het YPR-bestand.
– Vervanging brugleggende tank LEO-1. Vertraging met een jaar.
– Mijnprojecten. Vertraging van mijnprojecten met een jaar.
– Vervanging lichte wapensystemen. Vertraging grootste deel met een jaar.
Nieuwe projecten die tot een verplichtingenmutatie hebben geleid zijn Midlife upgrade Zodiac en het Battlefield Managementsystem.
De verplichtingenmutatie bij Medium Range Antitank wapens betreft een verschuiving van 1997 naar 1998. Bij het project warmtebeeld handkijker zijn de fase 1 en 2 samengevoegd, hetgeen leidt tot een grote verplichting in 1997 en de aangegeven mutatie in 1999. Bij het project EOV-fase 2 is sprake van een gedeeltelijke versnelling in zowel de ontwikkelingsfase (naar 1997) en de productiefase (naar 1999).
De verplichtenmutatie bij MilSatCom betreft de actualisering van de verplichtingenraming. Voor militaire verbindingen over grote afstand bestaat behoefte aan satellietcommunicatie. Dit geldt zowel voor crisisbeheersingsoperaties als voor de uitvoering van de algemene verdedigingstaak. Gelet op de noodzaak van deze behoefte zijn delen van dit project voorzien in 1998. De Nederlandse behoefte wordt uitgewerkt in een interserviceproject waarbij de Koninklijke marine de leiding heeft.
De vervanging van de gemechaniseerde houwitser M109 zal gefaseerd verlopen. De verplichting voor fase 1 van dit project is een jaar vervroegd zodat vrijkomende M109's ingedeeld kunnen worden bij de veldartillerie op divisieniveau ter vervanging van de getrokken vuursteunmiddelen. Hierdoor komt het project vervanging getrokken vuursteunmiddelen te vervallen.
De mutaties bij infrastructuur zijn het gevolg van actualisering van de verplichtingenramingen bij voeding- en kantinefaciliteiten, compagniesburelen, sportfaciliteiten en legering van officieren en onderofficieren.
De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Prijsbijstelling 1997 | 22 261 | 26 880 | 27 760 | 26 374 |
Doelmatigheidsmaatregelen | 4 850 | 4 850 | – 1 150 | – 1 150 |
Grondruil Piroc | 15 800 | |||
Ramingsbijstelling Infrastructuur | – 75 986 | – 66 917 | – 55 428 | – 26 534 |
Overige ramingsbijstellingen | – 29 771 | – 21 398 | – 37 134 | – 51 557 |
Bijdrage van de Koninklijke luchtmacht voor de Koninklijke Militaire Academie | 2 831 | 77 | 208 | 1 053 |
Totaal van de uitgavenmutaties | – 60 015 | – 56 508 | – 65 744 | – 51 814 |
Toelichting op de nieuwe uitgavenmutaties
De uitgavenniveaus zijn aangepast met het prijsbijstellingsbedrag 1997.
De mutatie betreft de financiële taakstelling (f 1,150 miljoen structureel), zoals weergegeven in artikel 08.03. In 1998 en 1999 is f 6 miljoen vanwege kosten voor de baat toegevoegd. Dit betreft noodzakelijke investeringen op het gebied van met name onderhoud en logistiek (POL) die gerealiseerd moeten zijn, alvorens de doelmatigheidswinst kan worden gegenereerd.
Dit betreft additionele infrastructurele uitgaven welke verband houden met het verplaatsen van de Rijopleiding uit Veldhoven naar de Strijpse Kampen, als gevolg van de overeengekomen grondruil met de gemeenten Veldhoven en Eindhoven.
Ramingsbijstelling Infrastructuur
Deze ramingsbijstelling is de uitkomst van enerzijds de verlaging van het infrastructuurbudget door interne prioriteitsstelling binnen de Koninklijke landmacht en anderzijds de herverdeling van de resterende gelden over de diverse projecten. In deze exercitie zijn tevens meegenomen de consequenties van de actualisering prioriteitennota (en dus de herstructureringsoperatie) op het bouwprogramma. De ramingsbijstelling infrastructuur betreft met name het doorschuiven van kasgelden in de tijd bij de projecten Voeding en Kantines (VOKA), Sportbeleid, COT Havelte, Urban Trainingscentrum Lauwersmeer en Herinrichting Kazernes.
De overige ramingsbijstellingen zijn per saldo het gevolg van met name de bijstellingen van de verplichtingen voor investeringen groot materieel en de daaraan gekoppelde betalingsmomenten. De ramingsbijstellingen moeten derhalve gezien worden in relatie met de bovengenoemde nieuwe verplichtingenmutaties en de gegeven toelichting daarop.
Bijdrage van de Koninklijke luchtmacht voor de Koninklijke Militaire Academie (KMA)
De budgetoverheveling heeft betrekking op het aandeel van de Koninklijke luchtmacht in de uitgaven van de KMA.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Automatisering | 36 200 | 38 000 | 21 400 | 67 000 | 20 000 | 33 200 | 35 000 | 21 600 | 25 600 | 32 000 |
Logistiek | 85 500 | 98 300 | 211 300 | 466 500 | 431 600 | 108 300 | 80 000 | 86 900 | 120 100 | 150 400 |
Commandovoering, verbindingen en gevechtsinlichtingen | 253 000 | 319 500 | 153 000 | 23 000 | 141 000 | 200 300 | 225 900 | 218 600 | 174 300 | 137 500 |
Elektronisch materieel | 44 500 | 50 000 | 17 000 | 36 200 | 39 500 | 16 500 | 13 700 | 12 000 | ||
NBC materieel | 32 500 | 1 300 | 8 000 | 11 000 | 4 600 | 21 300 | 14 300 | 4 000 | 5 000 | |
Luchtverdediging | 348 000 | 260 000 | 10 000 | 79 000 | 105 000 | 109 200 | 65 800 | 130 000 | ||
Manoeuvre | 1 364 200 | 256 000 | 146 000 | 360 000 | 5 000 | 181 104 | 400 311 | 463 206 | 398 616 | 381 135 |
Vuursteun | 79 400 | 84 000 | 725 000 | 57 000 | 52 900 | 55 100 | 53 100 | 100 700 | 180 000 | |
Gevechtssteun | 21 000 | 197 000 | 21 400 | 100 000 | 321 000 | 9 600 | 22 300 | 48 200 | 73 000 | 75 000 |
Infrastructuur | 244 080 | 175 863 | 212 438 | 211 673 | 201 221 | 235 640 | 216 832 | 210 638 | 210 674 | 209 621 |
Totaal | 2 508 380 | 1 479 963 | 800 538 | 1 953 173 | 1 187 821 | 940 844 | 1 201 243 | 1 242 244 | 1 186 490 | 1 312 656 |
Toelichting op de ramingsbedragen per artikelonderdeel
Onder dit artikelonderdeel zijn voornamelijk de investeringen voor bestuurlijke informatiesystemen (automatisering) opgenomen. Zo wordt een systeem opgezet ten behoeve van het geautomatiseerd ondersteunen van de logistieke processen en om goederen geautomatiseerd te registreren met een Geautomatiseerd goederenregistratiesysteem (GGRS). Het project ondersteuning behoeftebepalings- en vervullingstraject (OBVT) zal verder worden uitgevoerd en er zullen bedrijfsbesturingsfaciliteiten worden ingevoerd. Op personeelsgebied vindt samenwerking met de Koninklijke luchtmacht plaats ten aanzien van het Project Informatievoorziening ter Ondersteuning van de Personeelsfunctie (Prio-P), waarmee de decentralisatie van de personeelsfunctie kan worden ondersteund.
Dit artikelonderdeel heeft betrekking op de investeringen in het kader van de logistieke ondersteuning van de Koninklijke landmacht. Hiertoe behoren de uitgaven voor aangegane verplichtingen voor het project Lichte vrachtauto's, modificatie van vrachtauto's en bedrijfsbenodigde middelen, alsmede investeringen op geneeskundig gebied, zoals het project Mobiele geneeskundige installaties. Er wordt eveneens rekening gehouden met uitgaven voor het verkrijgen van Vernietigingscapaciteit van munitie(restanten) en Explosieveilige machines bij renovatie van munitie en verpakkingsmaterieel. Tevens is de verwerving voorzien van Droge luchtsystemen, Aggregaten en prototypen voor het project Wissellaadsysteem.
Commandovoering, verbindingen en gevechtsinlichtingen
De ramingen voor dit artikelonderdeel hebben onder meer betrekking op aangegane verplichtingen voor de projecten Combat Net Radio, Remotely Piloted Vehicle (RPV, voor het verkrijgen van inlichtingen op middelbare afstand), de ontwikkeling van prototypen voor het project Single Channel Radio Access (SCRA) en de vervanging van HF-EZB radio's inclusief de manpackversie. Er wordt ook rekening gehouden met het interimsysteem satellietcommunicatie waarvoor in 1998 bestellingen zijn voorzien. Eveneens zijn uitgaven voorzien voor het voor de bedrijfsvoering noodzakelijke project Koninklijke landmacht Implementatie Middenlaag (Klim) en de positiebepalende apparatuur, het zogenaamde Global Positioning System (GPS), de serieproductie SCRA, Battle Field Managementsystem (BMS) en Midlife upgrade Zodiac. Teneinde na het jaar 2000 te kunnen beschikken over militaire satellietcommunicatie, waarbij internationaal zal worden samengewerkt, zijn reserveringen in de begroting opgenomen voor studie- en/of ontwikkelingskosten. Voorts worden uitgaven voorzien voor de instandhouding van telecommunicatiesystemen en voor de multifunctionele smartcard, waarmee onder meer de toegang van objecten van de Koninklijke landmacht wordt beveiligd.
De in 1998 geraamde uitgaven hebben betrekking op de, in samenwerking met de Duitse overheid, te werven middelen voor completering voor de eerste fase van het project Elektronische oorlogsvoering (EOV). Voorts is vanaf 1999 EOV fase 2 geraamd.
Nucleair, biologisch en chemisch materieel (NBC)
De uitgaven hebben betrekking op diverse NBC-voorzieningen waaronder het project Compagniesnoodontsmetting en van de Vervanging van residuele dosismeters waarvan de verwerving in 1997 is voorzien en het project Vervanging tactische dosismeters waarvan de verwerving in 1998 is voorzien.
De uitgaven die in 1998 worden voorzien, betreffen aangegane verplichtingen voor de projecten Gevechtswaarde-instandhouding van de Pantserrups tegen Luchtdoelen (GWI-PRTL) en Stinger-RMP. Tevens is rekening gehouden met de verwerving van een modificatiepakket voor de Stinger-RMP dat zal worden aangebracht ter verbetering van de effectiviteit tegen helikopterdreiging. Ten behoeve van opleidingen wordt voorzien in een tweede Stingerbol, waarvan de verwerving is gepland in 1997. Eveneens wordt rekening gehouden met het project Short Range Air Defence (Shorad). Dit project zal in samenwerking met de Koninklijke luchtmacht worden uitgevoerd.
Onder dit artikelonderdeel is rekening gehouden met uitgaven voor onderwijsmiddelen en simulatoren (TACTIS) en met uitgaven voortvloeiende uit aangegane verplichtingen voor onder meer de verbetering van de Leopard-2 en de vervanging van klein kaliber wapens. In het kader van de verbetering van de Leopard-2 is uiterlijk in 1998 de invulling van de optie voor de verbetering van het resterende aantal tanks voorzien. Daarnaast is voor dit project rekening gehouden met het aanbrengen van een langere schietbuis. Tevens zijn eerste uitgaven geraamd voor de projecten Pantserbestrijding Lange Dracht en Vervanging Pantservoertuigen. Voor de projecten Pantservoertuigen voor vredesoperaties en Warmtebeeld-handkijkers ter verbetering van de waarnemingsmogelijkheden zijn de bestellingen gepland in 1997. Gezien de inzet van de hiervoor genoemde voertuigen voor vredesoperaties geniet dit project een zeer hoge prioriteit. Dit geldt eveneens voor de gevechtsveldcontroleradar. De ontwikkeling van het project Licht verkennings- en bewakingsvoertuig (LVB) wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Met de verwerving van de serie is voor dit project rekening gehouden.
Op dit artikelonderdeel zijn de investeringen ten behoeve van de veldartillerie opgenomen. Er zijn onder meer uitgaven geraamd voor aangegane verplichtingen en nog aan te gane verplichtingen voor fase 1 van het Vuursteuninformatiesysteem (Vuist fase 1), met inbegrip van de integratie met de nieuwe combat net radio, alsmede uitgaven voor artilleriemunitie en een prototype voor het project Waarnemingsopbouw. Eveneens is rekening gehouden met het project Integratie mortieren in Vuist en met de aanvang van het project M109, fase 1.
De voor 1998 voorziene uitgaven betreffen vooral betalingen op grond van nog aan te gane en reeds aangegane verplichtingen ten behoeve van materieel voor de genie, zoals geniemunitie en onderzoek naar middelen ten behoeve van ontmijningsoperaties en verschietbare en verstrooibare mijnsystemen. In 1998 is de verwerving voorzien van het project vervanging «Schlauchboot». Op de langere termijn zullen voorzieningen worden getroffen voor het verkrijgen van mijndoorbraakcapaciteit door middel van het Mijndoorbraaksysteem en andere mijndoorbraakmiddelen. In de raming is rekening gehouden met de ontwikkelingsfase van de Vervanging brugleggende tank Leopard-1.
Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor nieuwbouw en renovatie van kazernes op gebied van legering van militairen. De aanvullende voorzieningen zoals compagniesburelen, centrale wapenkamers, voedings- en kantinefaciliteiten en opleidingsfaciliteiten zijn hierbij inbegrepen. Daarnaast zijn investeringen noodzakelijk op gebied van logistieke voorzieningen zoals opleg- en opslagfaciliteiten van materieel. Voor bewaking en beveiliging van objecten worden infrastructurele en elektronische voorzieningen getroffen. Binnen dit artikelonderdeel worden eveneens de bodemsaneringsprogramma's uitgevoerd. Ten aanzien van de behoefte aan oefen- en schietterreinen wordt vermeld dat, in het kader van het verkrijgen van oefenmogelijkheden voor vredesoperaties, voorzieningen worden gecreëerd.
Na de invoering van de agentschapstatus van de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) worden de activiteiten van DGW&T, voor wat betreft de ingenieursdiensten, het algemeen technisch beheer en de onderhoudsactiviteiten, verrekend.
Door middel van een convenant zijn de tarieven vastgesteld. Aan de hand van af te sluiten contracten van de Regionale Militaire Commandanten met de business-units (Regionale directies), worden de jaarlijkse uitgaven vastgelegd.
05. Beleidsterrein Koninklijke luchtmacht
De uitgaven binnen het artikel 05.20 Personeel en materieel bij het beleidsterrein Koninklijke luchtmacht zijn verdeeld in drie ressorts (inclusief wachtgelden): Commando Tactische Luchtmacht (CTL), Decentrale Ondersteunende eenheden (DOE) en Hoofdkwartier Koninklijke Luchtmacht (HKKLu). Het artikel 05.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur completeert de begroting van de Koninklijke luchtmacht.
De totaal geraamde uitgaven van de Koninklijke luchtmacht voor de jaren 1998 tot en met 2002 zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
05.20 Personeel en materieel | |||||
– Commando Tactische luchtmacht | 788 287 | 787 080 | 779 951 | 778 600 | 777 511 |
– Decentrale Ondersteunende eenheden | 287 855 | 277 273 | 274 430 | 273 281 | 272 381 |
– Hoofdkwartier Koninklijke luchtmacht | 696 248 | 705 054 | 706 076 | 702 662 | 738 921 |
– Wachtgelden en inactiviteitswedden | 23 736 | 20 402 | 16 951 | 14 353 | 14 477 |
Totaal Personeel en materieel | 1 796 126 | 1 789 809 | 1 777 408 | 1 768 896 | 1 803 290 |
05.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur | 902 062 | 782 813 | 713 609 | 821 444 | 820 582 |
Totale uitgaven | 2 698 188 | 2 572 622 | 2 491 017 | 2 590 340 | 2 623 872 |
Uitgaven die betrekking hebben op samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgaven die betrekking hebben op attachés worden, conform de nota «Herijking van het buitenlands beleid» (Kamerstukken II 1994/95, 24 337 X, nr. 1), verantwoord op het artikel 08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Als gevolg van de gewijzigde begrotingsindeling naar aanleiding van de integratie van de begrotingsartikelen personele en materiële exploitatie en het Verbeterd Economisch Beheer (Kamerstukken II 1995/1996, 24 400 X, nr. 113) wordt met ingang van deze begroting inzicht verschaft in de bedrijfsvoeringsuitgaven per organisatorisch ressort van de resultaatverantwoordelijke eenheden (RVE'n).
De uitgaven voor de materiële uitgaven worden in toenemende mate geraamd op de plaats waar ook de uitvoering plaatsvindt. Dit past in het beleid van de Koninklijke luchtmacht om via decentralisatie te komen tot een Verbeterd Economisch Beheer (VEB). De uitgaven die inmiddels op decentraal niveau worden geraamd betreffen zowel uitgaven voor het instandhouden van het onderdeel (uitgaven van huishoudelijke aard) als uitgaven ten behoeve van de uitvoering van de taak van het onderdeel. Het beleid is gericht op voortgaande decentralisatie van budgetten.
Per ressort worden vier vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven en materiële uitgaven. Met ingang van de begroting 1998 worden de bedragen voor de reguliere wachtgelduitgaven voor het burger- en militair personeel op het artikelonderdeel 05.20.13 geraamd en verantwoord.
Voor de thans beschikbare bedrijfsvoeringsbudgetten per ressort zijn in bijlage 16 afzonderlijke conversietabellen opgenomen. In bijlage 14 zijn de gerealiseerde begrotingsbedragen voor het jaar 1996 en de verwachte verplichtingen en uitgaven voor het begrotingsjaar 1997 opgenomen volgens de oude indeling van begrotingsartikelen en artikelonderdelen.
De personeelssterkte van de Koninklijke luchtmacht is uitgebreid met 274. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de hoofdstukken 2 en 4 van de memorie van toelichting. Het aantal overtolligen is gedaald en daarmee de BDOS-uitgaven. Dit vindt zijn weerslag in de uitgaven voor het Sociaal Beleidskader. Door de daling van het aantal overtolligen is tevens de geraamde instroom in de wachtgeld/SBK-regelingen kleiner.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 05.01 | 118 473 | 115 227 | 115 236 | 115 048 | ||||
– artikel 05.02 | 814 775 | 813 644 | 801 994 | 791 004 | ||||
– artikel 05.03 | 10 | 23 565 | 178 624 | 180 121 | 179 174 | 181 792 | ||
– artikel 05.04 | 161 102 | 70 316 | 292 138 | 541 756 | 755 778 | 485 637 | 579 776 | |
Totaal overgeheveld | 161 102 | 70 326 | 315 703 | 1 653 628 | 1 864 770 | 1 582 041 | 1 667 620 | |
Nieuwe mutaties | 140 265 | – 68 770 | 125 168 | 96 292 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 161 102 | 70 326 | 315 703 | 1 793 893 | 1 796 000 | 1 707 209 | 1 763 912 | 1 664 904 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 05.01 | 118 473 | 115 227 | 115 236 | 115 048 | ||||
– artikel 05.02 | 814 775 | 813 644 | 801 994 | 791 004 | ||||
– artikel 05.03 | 171 471 | 170 231 | 173 339 | 176 421 | ||||
– artikel 05.04 | 608 442 | 600 981 | 621 849 | 622 573 | ||||
Totaal overgeheveld | 1 713 161 | 1 700 083 | 1 712 418 | 1 705 046 | ||||
Nieuwe mutaties | 82 965 | 89 726 | 64 990 | 63 850 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 1 796 126 | 1 789 809 | 1 777 408 | 1 768 896 | 1 803 290 |
Integratie tot één artikel personeel en materieel
De aangegeven overhevelingen uit de begrotingsartikelen 05.01, 05.02, 05.03 en 05.04 houden verband met de integratie tot het gecombineerde begrotingsartikel 05.20 Personeel en materieel voor de Koninklijke luchtmacht.
De nieuwe mutaties in de uitgaven- en de verplichtingenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Uitgavenmutaties: | ||||
Loonbijstelling 1997 | 28 687 | 22 965 | 22 323 | 23 118 |
Prijsbijstelling 1997 | 14 778 | 15 038 | 15 343 | 15 423 |
Personele raming | – 173 | – 727 | 6 864 | 12 152 |
Inhuur tijdelijk personeel | 7 000 | 7 000 | 7 000 | 7 000 |
Extra uitgaven opleidingen vliegers | 1 800 | 10 800 | 9 900 | 9 700 |
Extra uitgaven kleding | 7 800 | 8 500 | 5 700 | 5 400 |
Toeneming verplaatsingsuitgaven | 3 000 | 6 300 | 1 200 | 1 400 |
Bijdrage aan de Koninklijke landmacht voor de Koninklijke Militaire Academie | – 9 756 | – 6 938 | – 6 932 | – 7 807 |
Doelmatigheidsmaatregelen | – 21 491 | – 15 436 | – 23 386 | – 31 337 |
Logistieke ondersteuning Patriot | 3 800 | 3 300 | ||
Publicatie en drukwerken | 100 | 2 600 | 2 400 | – 200 |
Logistieke uitgaven schietterrein | 3 800 | 3 300 | – 100 | – 300 |
Conversie opleidingen Apache | 18 000 | 8 000 | ||
Facilitair management Defensie Telematica Organisatie | 2000 | 2000 | 2000 | 2000 |
Instandhouding velduitrusting | 400 | 400 | – 11 200 | 400 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 23 736 | 20 402 | 16 951 | 14 353 |
Diverse bijstellingen | 17 484 | 10 222 | – 1 073 | 4 548 |
Totaal van de uitgavenmutaties | 82 965 | 89 726 | 64 990 | 63 850 |
Majeure verplichtingenmutaties: | ||||
Doorwerking van de uitgavenmutaties | 82 965 | 89 726 | 64 990 | 63 850 |
Onderhoud Apache | – 17 000 | 7 000 | 9 000 | 13 000 |
Conversie opleidingen Apache | 18 000 | 8 000 | ||
Aanschaf oefenmunitie | 12000 | – 17 000 | ||
Engineering services (GLGW) | 25 000 | – 25 000 | ||
Cooperative Logistic Supply Support Arrangement (CLSSA) | 50 000 | – 48 000 | 50 000 | |
Diverse bijstellingen | – 12 700 | – 75 496 | – 16 822 | 11 442 |
Totaal van de verplichtingenmutaties | 140 265 | – 68 770 | 125 168 | 96 292 |
Toelichting op de nieuwe uitgavenmutaties
Loon- en prijsbijstelling 1997
De verplichtingen- en uitgavenniveaus zijn aangepast aan de prijs- en loonbijstellingsbedragen 1997. In de inleiding van de artikelsgewijze toelichting is hierover een nadere toelichting gegeven.
In de raming is rekening gehouden met een aantal technische bijstellingen zoals de mutatie voor inhuur van tijdelijk personeel. De mutatie betreft een andere wijze van boeken van ingehuurd personeel. Waar ze eerst op een materieelartikel bij het project werden verantwoord, is dat nu het geval bij de personele uitgaven. In de mutatie zijn ook de uitgaven meegenomen voor uitzendkrachten, die nodig zijn om door reorganisaties opengevallen plaatsen tijdelijk op te vullen. Het betreft opengevallen plaatsen die nog maar enige tijd zullen bestaan of plaatsen waarvoor de opvolger nog niet beschikbaar is.
Met de mutaties is de personeelssterkte afgestemd op het uitvoeren van operationele taken op de vliegbases.
Meeruitgaven opleidingen vliegers
De invoering van nieuwe vliegtuigtypes en helikopters leidt, in combinatie met de aantrekkingskracht van de civiele luchtvaart, tot een toename van de instroombehoefte aan vliegers en tot hogere uitgaven aan opleidingen voor piloten van jachtvliegtuigen en helikopters (Apache, Chinook, Cougar en de Search and Rescue-helikopter, type AB 412).
In verband met de grotere diversiteit aan vliegtuigtypen en taken zijn extra uitgaven met meerjarige doorwerking opgenomen voor de uitrusting van vliegtuigbemanning. Rekening is gehouden met de overgang op woodland-gevechtskleding, die door tussenkomst van de Koninklijke landmacht wordt gekocht.
Bijdrage aan de Koninklijke landmacht voor de Koninklijke Militaire Academie (KMA)
Het aandeel van de Koninklijke luchtmacht in de uitgaven van de KMA is naar de Koninklijke landmacht overgeheveld.
De doelmatigheidmaatregelen zijn als volgt te specificeren:
– Afslanking Centrale Organisatie/Haagse Staven
Dit betreft een functiereductie van 8 vte'n in 1998, oplopend tot 44 vte'n vanaf 2000 in de beleids- en beleidsondersteunende functies bij de Haagse staf van de Koninklijke luchtmacht. Met deze maatregel wordt een doelmatigheidswinst gegenereerd van f 1,3 miljoen in 1998, oplopend tot f 3,9 miljoen structureel vanaf 2000.
– Maatregelen Onderhoud en Logistiek
In het kader van het project Onderhoud en Logistiek is de mogelijkheid onderzocht om de omvang van gevoerde voorraadartikelen terug te brengen. Bij de Koninklijke luchtmacht heeft dat geleid tot een incidentele opbrengst en een structurele. De incidentele opbrengst (f 16,6 miljoen) betreft met name een éénmalige aanpassing op de omvang van de oorlogsvoorraad in 1998. Daarnaast is het budget voor de aanvulling van handelsgebruikelijke artikelen enigszins aangepast. De totale besparing van deze maatregelen beloopt ongeveer f 11 miljoen structureel.
– Netherlands Armed Forces Integrated Netwerk (Nafin)
Het project Nafin wordt door de Koninklijke luchtmacht gerealiseerd. Het Nafin zal deel gaan uitmaken van de Defensie Telematica Organisatie (DTO). Aangezien de DTO een agentschap is, zal voor het gebruik van de diensten van de DTO moeten worden betaald. Dit geldt ook voorzover gebruik wordt gemaakt van het Nafin. De budgetten voor de exploitatie van Nafin waren door alle beleidsterreinen centraal bij de Koninklijke luchtmacht neergelegd. Gezien de nieuwe inbedding van Nafin bij het agentschap DTO zijn deze budgetten weer geretourneerd.
– Premies BBT
Op termijn zullen in het kader van de doelmatigheidsoperatie een aantal premies voor BBT'ers worden afgeschaft (besparing f 1,5 miljoen).
– Oprichting/ontvlechting Defensie Telematica Organisatie (DTO)
DTO omvat naast het Duyverman Computercentrum (DCC) onder andere het dienstencentrum automatisering (DCA) van de Koninklijke luchtmacht. De DTO krijgt de status van agentschap en zal de gebruikers voor afgenomen diensten factureren. In deze begroting is rekening gehouden met de ontvlechting van DCA waarmee tevens budget beschikbaar komt voor de betaling van de te verwachten facturen. Deze wijzigingen hebben geleid tot een herschikking binnen dit artikel. Als gevolg van deze maatregel wordt een besparing van f 5,5 miljoen gerealiseerd.
Logistieke ondersteuning Patriot
Extra fondsen zijn opgenomen voor de logisitieke ondersteuning van het Patriotsysteem. Een nieuwe «Letter of Offer and Acceptance» wordt afgesloten voor engineering services.
Extra fondsen zijn geraamd voor technische orders en vliegkaarten die nodig zijn in verband met het toenemend aantal verschillende wapensystemen en vliegtuigen.
Logistieke uitgaven schietterreinen
In verband met de toegenomen trainingsbehoefte zijn additionele uitgaven geraamd voor logisitieke uitgaven schietterreinen, onder ander voor oefeningen op Kreta.
Om voortdurend te kunnen beschikken over operationele vluchten van de bewapende helikopter, wordt de opleiding voor de conversie van het A-type naar het D-type uitgevoerd terwijl ook operationeel wordt gevlogen. Als gevolg hiervan ontstaat een aanzienlijke meerbehoefte aan vlieguren en volgen er op termijn hogere uitgaven in verband met onderhoud. Voorshands wordt ervan uitgegaan dat de toenemende exploitatie-uitgaven vóór 2000 binnen de beschikbare middelen kunnen worden opgevangen.
Facilitair management Defensie Telematica Organisatie (DTO)
Vooruitlopend op de vorming van de DTO is rekening gehouden met additionele behoeften op het gebied van automatisering die zullen resulteren in een contract voor facilitair management van de DTO.
Het betreft een technische mutatie. De uitgaven inzake aanschaffingen voor de ondersteuning van de «Reaction Forces» worden in het vervolg geraamd en verantwoord op het investeringsartikel.
Wachtgelden en invaliditeitswedden
Met ingang van de begroting 1998 worden de uitgaven voor wachtgelden en inactiviteitswedden inclusief de uitvoeringskosten verantwoord bij de beleidsterreinen. Hiertoe zijn de budgetten overgeheveld van het beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen naar de begroting van de Koninklijke luchtmacht. Een ramingsaanpassing is doorgevoerd.
Deze mutatie bestaat uit een groot aantal kleine ramingsaanpassingen die een gevolg zijn van voortschrijdend inzicht en nieuwe informatie.
Majeure verplichtingenmutaties
Voor het onderhoud van de Apache-helikopter zijn relevante gegevens beschikbaar gekomen waardoor de raming voor het aangaan van verplichtingen voor onderhoudscontracten is bijgesteld.
In verband met een reeds afgebouwde hoeveelheid oefenmunitie is nu versneld aanvulling noodzakelijk.
De vermindering van engineering services voor de geleide wapens is hoger geweest dan waarop was gerekend. Daarom dient eerder dan was voorzien een nieuw contract te worden aangegaan.
Een Cooperative Logistic Supply Support Arrangement (CLSSA) voorziet in de bevoorrading van onderdelen. Door grote bestellingen op dit contract is het gecontracteerde budget eerder bereikt en zijn versneld aanvullingen op het contract nodig.
De verplichtingen en uitgaven per begrotingsressort en voor wachtgelden
De verplichtingen en uitgaven per begrotingsressort en voor wachtgelden (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
– Commando Tactische luchtmacht | 788 287 | 787 080 | 779 951 | 778 600 | 777 511 | 788 287 | 787 080 | 779 951 | 778 600 | 777 511 |
– Decentrale Ondersteunende eenheden | 287 855 | 277 273 | 274 430 | 273 281 | 272 381 | 287 855 | 277 273 | 274 430 | 273 281 | 272 381 |
– Hoofdkwartier Koninklijke luchtmacht | 694 015 | 711 245 | 635 877 | 697 678 | 600 535 | 696 248 | 705 054 | 706 076 | 702 662 | 738 921 |
– Wachtgelden en inactiviteitswedden | 23 736 | 20 402 | 16 951 | 14 353 | 14 477 | 23 736 | 20 402 | 16 951 | 14 353 | 14 477 |
Totaal Personeel en materieel | 1 793 893 | 1 796 000 | 1 707 209 | 1 763 912 | 1 664 904 | 1 796 126 | 1 789 809 | 1 777 408 | 1 768 896 | 1 803 290 |
De verplichtingen en uitgaven Commando Tactische luchtmacht
Het ressort Commando Tactische luchtmacht (CTL) bestaat uit de Groep Jachtvliegtuigen, de Groep Helikopters, de Groep Grond-Lucht Geleide Wapens, de Luchttransportvloot en het Air Operations Control Station.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
05.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel | 28 856 | 28 177 | 28 058 | 28 086 | 28 086 | 28 856 | 28 177 | 28 058 | 28 086 | 28 086 |
05.20.02 Militair personeel | 606 595 | 603 717 | 601 341 | 600 035 | 599 285 | 606 595 | 603 717 | 601 341 | 600 035 | 599 285 |
05.20.03 Overige personele uitgaven | 70 600 | 71 700 | 66 900 | 66 800 | 65 600 | 70 600 | 71 700 | 66 900 | 66 800 | 65 600 |
05.20.04 Materiële uitgaven | 82 236 | 83 486 | 83 652 | 83 679 | 84 540 | 82 236 | 83 486 | 83 652 | 83 679 | 84 540 |
Totaal | 788 287 | 787 080 | 779 951 | 778 600 | 777 511 | 788 287 | 787 080 | 779 951 | 778 600 | 777 511 |
CTL ontplooit de volgende hoofdactiviteiten:
– het inzetbaar maken en houden van de operationele eenheden van de Koninklijke luchtmacht;
– het inzetten van de operationele eenheden van de Koninklijke luchtmacht.
Om in staat te blijven de opgedragen taken uit te voeren geeft de BDL specifieke richtlijnen uit, die zijn neergelegd in diverse trainings- en oefenplannen. De onderdelen van de Koninklijke luchtmacht worden veelal in de praktijk getoetst tijdens de diverse vredesoperaties waarin wordt geparticipeerd. Momenteel wordt met grotere detachementen deelgenomen aan de operatie Sfor. Daarnaast worden militairen van de Koninklijke luchtmacht op individuele basis ingezet voor operaties in het kader van Navo, VN en Weu. Door de operationele inbedding van de slagkracht van de Koninklijke luchtmacht in internationaal verband wordt bereikt dat op vrijwel dagelijkse basis met bondgenoten wordt samengewerkt in zowel «combined» als «joint» verband.
Voor het jaar 1998 zijn de volgende belangrijke activiteiten voorzien:
– naar verwachting zullen F-16 eenheden van de Koninklijke luchtmacht in 1998 blijven deelnemen aan operaties ter ondersteuning van Sfor in het voormalige Joegoslavië. Teneinde aan de kwaliteitsnormen te blijven voldoen wordt deelgenomen aan diverse realistische oefeningen, veelal in het buitenland. Zo wordt met F-16 squadrons onder andere deelgenomen aan de oefeningen Integrated Combat Training (Nederland), oefeningen in Zuid-Europa (Dynamic Mix, Distant Thunder en Strong Resolve) en training in de Verenigde Staten (Red Flag). Tevens worden in Canada de laagvliegoefeningen rond Goose Bay voortgezet.
– de Tactische Helikopter Groep KLu (THG) oefent regelmatig met de Luchtmobiele brigade en met de MultiNational Division Central (MND/C). Naarmate de invoering van de verscheidene helikoptertypen vordert en de mogelijkheden toenemen, nemen de mogelijkheden voor deelname aan vredesoperaties toe. Voorts worden daarnaast voor de THG oefeningen voorzien zoals in Noorwegen en Polen (de zogenaamde Falcon-oefeningen) en in Spanje.
– de Grond-Lucht Geleide Wapens (GLGW) oefenen eveneens veelal in internationaal verband, waarbij de nadruk vooral ligt op standaardisatie van procedures en koppeling aan systemen van andere landen (VS en BRD).
Door de Geleide Wapeneenheden zal worden deelgenomen aan ondermeer de oefeningen Maple Flag (Canada), Joint Project Optic Windmill (Nederland), Roving Sands (Verenigde Staten, overigens alleen personeel) en aan de oefeningen Dynamic Mix en Strong Resolve waar ook F-16's aan deelnemen.
– de Koninklijke luchtmacht werkt op het gebied van luchttransport zeer nauw en intensief met andere landen samen. De luchttransportvloot van de Koninklijke luchtmacht is in staat, afhankelijk van de operationele mogelijkheden, overdag en 's nachts personeel en materieel te vervoeren, onder vrijwel alle weers- en crisisomstandigheden. Dit geschiedt ook ten behoeve van andere krijgsmachtdelen en bondgenoten. Daarnaast draagt de Koninklijke luchtmacht bij aan humanitaire activiteiten die voortvloeien uit overeenkomsten met Ontwikkelingssamenwerking en het ministerie van Buitenlandse Zaken;
– Het Air Operations Control Station (AOCS) te Nieuw Milligen levert personele ondersteuning aan het Navo-commandocentrum te Vicenza (Italië). Het AOCS fungeert tevens als nationale gevechtsleidingsschool en zal dit ook voor alle theoretische luchtverkeersbeveiligingsopleidingen worden, ook voor de andere krijgsmachtdelen.
05.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort CTL.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 420 | 417 | 417 | 417 | 417 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 68 705 | 67 571 | 67 285 | 67 353 | 67 353 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 28 856 | 28 177 | 28 058 | 28 086 | 28 086 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort CTL. Vanaf 1998 is de extra behoefte op de THG en de vliegbasis Eindhoven om operationele taken uit te voeren verwerkt.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 8 345 | 8 352 | 8 329 | 8 314 | 8 314 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 5 975 | 5 988 | 5 958 | 5 938 | 5 938 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 78 185 | 77 619 | 77 640 | 77 677 | 77 551 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 467 158 | 464 780 | 462 582 | 461 246 | 460 496 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 2 370 | 2 364 | 2 371 | 2 376 | 2 376 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 58 834 | 58 772 | 58 523 | 58 413 | 58 413 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 139 437 | 138 937 | 138 759 | 138 789 | 138 789 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 606 595 | 603 717 | 601 341 | 600 035 | 599 285 |
05.20.03 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn sterk afhankelijk van de personeelssterkte. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reis- en verblijfkosten, verplaatsen, onderwijs en opleidingen en inhuur van tijdelijk personeel (uitzendkrachten op formatieve en/of bovenformatieve arbeidsplaatsen). Het inhuren van O-, I- en A-deskundigheid wordt geraamd en verantwoord ten laste van het artikelonderdeel materiële uitgaven.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal mensjaren | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 72 296 | 70 815 | 70 630 | 70 630 | 70 630 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 952 | 1 912 | 1 907 | 1 907 | 1 907 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 8 765 | 8 769 | 8 746 | 8 731 | 8 731 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 7 832 | 7 958 | 7 431 | 7 432 | 7 295 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 68 648 | 69 788 | 64 993 | 64 893 | 63 693 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 70 600 | 71 700 | 66 900 | 66 800 | 65 600 |
Toelichting inhuur tijdelijk personeel
Inhuur van tijdelijk personeel is een decentrale verantwoordelijkheid. In tijden van grote drukte wordt, om de werkdruk op een redelijk peil te houden, personeel ingehuurd op tijdelijke basis.
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
Het ramingskengetal is gebaseerd op de gedecentraliseerde uitgaven met betrekking tot voeding, reizen, verplaatsen, representatie, persoonsgebonden toelagen en uitkeringen en de overige personele zaken. De geraamde behoefte is divers, waardoor de geraamde uitgaven in de jaren verschillen.
Onder dit artikelonderdeel worden uitgaven geraamd van algemene en specifieke aard, waaronder de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, het onderhoud van onroerende zaken, het inhuren van O-, I- en A-deskundigheid en de aankoop van brandstoffen, olie en smeermiddelen, munitie en reservedelen.
De taken van de onderdelen van de CTL zijn vastgelegd in managementcontracten (taakopdrachten). Met betrekking tot de huishoudelijke uitgaven vormen de uitgaven voor nieuwe inventarisgoederen een belangrijke post. De verantwoordelijkheid voor het kleiner onderhoud aan infrastructuur en de inrichting is gedecentraliseerd.
Hiertoe behoort tevens de controle op de omvang van bijvoorbeeld milieuheffingen. Voor het gebruik van computercapaciteit op de DTO worden de onderdelen zelf belast. Daarnaast zijn ze ook verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer van eigen systemen.
Dit artikelonderdeel bevat ook operationele uitgaven ten behoeve van het onderhoud van vliegtuigen en betaling van landingsrechten. Ook vindt het onderhoud van voertuigen in belangrijke mate decentraal plaats. De grote contracten met betrekking tot de aanschaf van onderhoudsartikelen staan vooralsnog geraamd bij het ressort HKKLu.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur O-, I- & A- deskundigheid | aantal mensjaren | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 310 000 | 300 000 | 300 000 | 300 000 | 300 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 310 | 300 | 300 | 300 | 300 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 8 765 | 8 769 | 8 746 | 8 731 | 8 731 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 9 347 | 9 486 | 9 530 | 9 550 | 9 648 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 81 926 | 83 186 | 83 352 | 83 379 | 84 240 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 82 236 | 83 486 | 83 652 | 83 679 | 84 540 |
Toelichting inhuur O-, I- en A-deskundigheid
Dit kengetal is samengesteld uit de ramingen van de onderdelen die onder het ressort CTL vallen. De raming is gebaseerd op ervaringsgegevens met betrekking tot de behoefte aan deze deskundigheid.
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
Het ramingskengetal is gebaseerd op de gedecentraliseerde uitgaven voor huisvesting, commandantenfondsen, bureauzaken, inventarisgoederen en klein materieel, informatiesystemen en overige materiële zaken. De afname van het personeel leidt tot een toename van de automatiseringsbehoeften. Met name door deze toenemende behoefte is een lichte stijging in de kengetallen waar te nemen.
De verplichtingen en uitgaven Decentrale Ondersteunende eenheden
Het ressort Decentrale Ondersteunende eenheden (DOE) bestaat uit het Depot Mechanisch Vliegtuigmaterieel en Straalmotoren (DMVS), het Depot Elektronisch Materieel (DELM) en de Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO), de Koninklijke Militaire School Luchtmacht (KMSL), de Luchtmacht Elektronische School (LETS), de Luchtmacht Meteorologische Groep (LMG), de 2e Luchtmacht Verbindingsgroep (2LVG) en een aantal overige kleine, zowel nationale als internationale, organisatie-eenheden.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
05.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel | 57 059 | 55 804 | 55 566 | 53 572 | 53 572 | 57 059 | 55 804 | 55 566 | 53 572 | 53 572 |
05.20.06 Militair personeel | 169 603 | 166 969 | 165 264 | 165 209 | 165 209 | 169 603 | 166 969 | 165 264 | 165 209 | 165 209 |
05.20.07 Overige personele uitgaven | 20 100 | 20 500 | 19 500 | 19 300 | 18 900 | 20 100 | 20 500 | 19 500 | 19 300 | 18 900 |
05.20.08 Materiële uitgaven | 41 093 | 34 000 | 34 100 | 35 200 | 34 700 | 41 093 | 34 000 | 34 100 | 35 200 | 34 700 |
Totaal | 287 855 | 277 273 | 274 430 | 273 281 | 272 381 | 287 855 | 277 273 | 274 430 | 273 281 | 272 381 |
Activiteitentoelichting en prestatie-indicatoren
De activiteiten die door het ressort Ondersteunende eenheden worden uitgevoerd zijn erop gericht zodanige voorwaarden te scheppen dat de eenheden van de Koninklijke luchtmacht in materieel en in personeel opzicht kunnen voldoen aan de vereiste operationele doelstellingen.
De activiteiten binnen het materieel-logistieke functiegebied omvatten het innoveren, instandhouden en verbeteren van de wapen- en overige systemen van de eenheden van de Koninklijke luchtmacht en het beschikbaar stellen van de materiële middelen die nodig zijn om het materieel van de Koninklijke luchtmacht gebruikgereed te maken en te houden. De systemen waar de activiteiten in hoofdzaak betrekking op hebben betreffen de F-16 jachtvliegtuigen, helikopters, lesvliegtuigen, geleide wapens en overige ondersteunende systemen. Voor het jaar 1998 zijn voor de genoemde systemen de volgende directe uren (capaciteit) gepland (x 1000):
Omschrijving | DMVS | DELM | Totaal |
– Planmatig/preventief aantal uren onderhoud/modificatie | 196 | 65 | 261 |
– Aantal uren incidenteel/correctief onderhoud | 155 | 87 | 242 |
– Aantal uren engineering | 93 | 41 | 134 |
Totaal aantal uren | 444 | 193 | 637 |
De activiteiten van de opleidingsinstituten KMSL en LETS bestaan uit het verzorgen van opleidingen, voor militair personeel, naast de opleidingen die worden verzorgd aan de Koninklijke Militaire Academie of het Instituut Defensie Leergangen. De opleidingsactiviteiten omvatten het geven van initiële- en bijscholingsopleidingen aan nieuw en zittend personeel. Verder worden opleidingen verzorgd die gevolgd moeten worden om voor een hogere functie en/of rang in aanmerking te komen.
Voor 1998 staan de volgende productie-aantallen (uitgedrukt in opgeleide cursisten; een opleiding kan uit diverse cursussen bestaan) gepland:
Omschrijving | Aantal cursisten |
– algemene militaire- en kaderopleidingen | 1 018 |
– initiële functie-opleidingen | 663 |
– loopbaanopleidingen | 359 |
– overige opleidingen | 11 320 |
05.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort DOE.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 839 | 835 | 835 | 805 | 805 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 68 008 | 66 831 | 66 546 | 66 549 | 66 549 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 57 059 | 55 804 | 55 566 | 53 572 | 53 572 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort DOE .
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 2 340 | 2 317 | 2 299 | 2 298 | 2 297 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 1 677 | 1 662 | 1 642 | 1 639 | 1 638 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 77 721 | 77 036 | 76 949 | 77 034 | 77 081 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 130 338 | 128 034 | 126 351 | 126 258 | 126 258 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 663 | 655 | 657 | 659 | 659 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 59 223 | 59 443 | 59 228 | 59 106 | 59 106 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 39 265 | 38 935 | 38 913 | 38 951 | 38 951 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 169 603 | 166 969 | 165 264 | 165 209 | 165 209 |
05.20.07 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn sterk afhankelijk van de personeelssterkte. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reis- en verblijfkosten, verplaatsen, onderwijs en opleidingen en het inhuren van tijdelijk personeel (uitzendkrachten op formatieve en/of bovenformatieve arbeidsplaatsen). Het inhuren van O-, I- en A-deskundigheid wordt geraamd en verantwoord ten laste van het artikelonderdeel 05.20.08 Materiële uitgaven.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal mensjaren | 14 | 13 | 13 | 13 | 12 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 69 714 | 69 308 | 70 846 | 69 308 | 71 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 976 | 901 | 921 | 901 | 852 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 3 179 | 3 152 | 3 134 | 3 103 | 3 102 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 6 016 | 6 218 | 5 928 | 5 929 | 5 818 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 19 124 | 19 599 | 18 579 | 18 399 | 18 048 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 20 100 | 20 500 | 19 500 | 19 300 | 18 900 |
Toelichting inhuur tijdelijk personeel
Deze kengetallen zijn gebaseerd op de decentrale ramingen voor de inhuur van tijdelijk personeel. De inhuur bestaat uit contracten van verschillende tijdsduur en verschillend tarief die zijn omgerekend naar mensjaren. Door de afronding in het aantal mensjaren ontstaan variaties in de hoogte van het kengetal.
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
Het ramingskengetal is gebaseerd op de gedecentraliseerde uitgaven met betrekking tot voeding, reizen, verplaatsen, representatie, persoonsgebonden toelagen en uitkeringen en de overige personele zaken.
Onder dit artikelonderdeel worden uitgaven geraamd van algemene en specifieke aard, waaronder de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, het onderhoud van onroerende zaken, de inhuur van O-, I- en A-deskundigheid alsmede de aankoop van brandstoffen, olie en smeermiddelen, munitie en reservedelen.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur O-, I- & A-deskundigheid | aantal mensjaren | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 265 000 | 237 500 | 237 500 | 237 500 | 237 500 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 530 | 475 | 475 | 475 | 475 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 3 179 | 3 152 | 3 134 | 3 103 | 3 102 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 12 760 | 10 636 | 10 729 | 11 191 | 11 033 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 40 563 | 33 525 | 33 625 | 34 725 | 34 225 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 41 093 | 34 000 | 34 100 | 35 200 | 34 700 |
Toelichting inhuur O-, I- en A-deskundigheid
Dit kengetal is samengesteld uit de decentrale ramingen bij de ondersteunende eenheden. De raming is gebaseerd op ervaringsgegevens met betrekking tot de behoefte aan deze deskundigheid. Door de afronding van het aantal mensjaren ontstaat variatie in de hoogte van de kengetallen.
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
Het ramingskengetal is gebaseerd op de gedecentraliseerde uitgaven voor huisvesting, commandantenfondsen, bureauzaken, inventarisgoederen en klein materieel, informatiesystemen en overige materiële zaken. De behoeften worden veelal individueel geraamd. Door de grote diversiteit in de geraamde behoeften ontstaan verschillen in de omvang van de ramingen.
De verplichtingen en uitgaven Hoofdkwartier Koninklijke luchtmacht (HKKLu)
Het ressort HKKLu bestaat uit de Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten, de Directie Operatiën KLu, de Directie Materieel KLu, de Directie Personeel KLu, de Directie Economisch Beheer KLu en het Korps Luchtmacht Staven.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
05.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel | 39 544 | 35 828 | 35 704 | 35 433 | 35 433 | 41 290 | 37 574 | 37 450 | 37 179 | 37 179 |
05.20.10 Militair personeel | 61 268 | 59 028 | 54 273 | 50 351 | 50 651 | 62 019 | 59 779 | 55 024 | 51 102 | 51 402 |
05.20.11 Overige personele uitgaven | 124 499 | 125 112 | 135 935 | 123 681 | 115 199 | 111 234 | 123 242 | 116 558 | 113 981 | 113 499 |
05.20.12 Materiële uitgaven | 468 704 | 491 277 | 409 965 | 488 213 | 399 252 | 481 705 | 484 459 | 497 044 | 500 400 | 536 841 |
Totaal | 694 015 | 711 245 | 635 877 | 697 678 | 600 535 | 696 248 | 705 054 | 706 076 | 702 662 | 738 921 |
De activiteiten van het ressort HKKLu omvatten:
– het voeren van het operationele beleid van de Koninklijke luchtmacht;
– zowel leidinggevende als ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de onder de Koninklijke luchtmacht ressorterende eenheden;
– het er mede zorg voor dragen dat de eenheden van de Koninklijke luchtmacht kunnen voldoen aan de gestelde normen en randvoorwaarden;
– het voeren van een personeelsbeleid dat er op is gericht de Koninklijke luchtmacht te allen tijde en in alle omstandigheden te doen beschikken over de gewenste aantallen voor hun taak berekend en gemotiveerd personeel;
– het voeren van materieelbeleid gericht op de materieel-logistieke processen «voorzien in», «instandhouden» en «afvoeren»;
– het bevorderen en bewaken van de doelmatigheid van de Koninklijke luchtmacht door het vormgeven aan en het uitvoeren van het financieel-economisch beleid en het toetsen van de rechtmatigheid van de bestedingen.
Bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
---|---|---|---|---|---|
Uitgaven HKKLu: | 696 248 | 705 054 | 706 076 | 702 662 | 738 921 |
Volledig toe te rekenen aan: | |||||
– apparaatsuitgaven HKKLu | 149 542 | 139 032 | 134 036 | 132003 | 130 147 |
Specifiek (uniek) toe te rekenen aan: | |||||
– CTL | 273 700 | 311 600 | 304 200 | 289 700 | 320 700 |
– DOE | 77 821 | 86 846 | 86 494 | 86 291 | 86 270 |
Niet specifiek toe te rekenen: | 195 185 | 167 576 | 181 346 | 194 668 | 201 804 |
Toelichting op de uitgavenverdeelstaat
De totaal geraamde uitgaven hebben enerzijds betrekking op de uitgaven voor de eigen HKKLu-bedrijfsvoering en anderzijds op de uitgaven voor de andere ressorts van de Koninklijke luchtmacht, waarvan een deel uniek is toe te rekenen. Onder de HKKLu-bedrijfsvoeringsuitgaven worden de personele en materiële uitgaven voor alle onder de HKKLu ressorterende eenheden begrepen zoals de uitgaven voor bureaugoederen, inventarisartikelen en kleinschalige automatisering.
De uitgaven die uniek aan CTL zijn toe te rekenen betreffen in het bijzonder de uitgaven voor vliegtrainingen en oefeningen (waaronder de oefeningen Goose Bay en Red Flag), de aanschaf van onderdelen voor de helikopters en de vastvleugelige vliegtuigen, vliegtuigonderhoud (inbesteding en uitbesteding), onderhoud infrastructuur en onderhoud bewapeningsmaterieel.
De uitgaven die uniek aan DOE zijn toe te rekenen betreffen vooral de uitgaven voor vliegopleidingen (f 62,7 miljoen in 1998), het aandeel van de Koninklijke luchtmacht in het budget voor het Central European Pipeline System (CEPS), de defensie pijpleiding organisatie (DPO) en het onderhoud van de infrastructuur. De uitgaven voor vliegopleidingen betreffen zowel de initiële opleidingen voor vliegers op Woensdrecht als de opleidingen in onder meer de Verenigde Staten: ENJJPT (initiële opleiding voor jachtvlieger), Tucson (F-16 opleiding) en Fort Hood (Apache-opleiding). Ook de uitgaven voor de opleidingen voor de vliegers van de transportvloot (de Herculesvliegtuigen, de KDC-10's, de Fokkers 50 en 60 en de Gulfstream) worden tot de uitgaven voor vliegopleidingen gerekend.
De niet specifiek aan andere ressorts toe te rekenen uitgaven zijn op grond van doelmatigheidsoverwegingen en specifieke deskundigheid bij het ressort HKKLu ondergebracht. Deze uitgaven hebben voornamelijk betrekking op uitrustingsgoederen (zoals tenten en rantsoenen), personele uitgaven (voor dienstopleidingen, transport, opslag en woningbeheer) en materiële uitgaven (voor werkplaatsuitrustingen, drukwerken en publikaties, onderhoud elektrisch en elektronisch materieel, wetenschappelijke ondersteuning NLR, bedrijfsstoffen, brandstof voor vliegtuigen en motorvoertuigen en diensten van de agentschappen DTO en DGW&T).
In het kader van het Verbeterd Economisch Beheer wordt nog onderzocht of een aanvullend deel van de hiervoor genoemde uitgaven naar de andere ressorts kan worden gedecentraliseerd. Op termijn kan dit onderzoek leiden tot een verschuiving van budgetten en bevoegdheden van het ressort HKKLu naar de overige ressorts van de Koninklijke luchtmacht.
05.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort HKKLu.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 542 | 499 | 498 | 494 | 494 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 73 044 | 71 892 | 71 787 | 71 820 | 71 820 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 39 590 | 35 874 | 35 750 | 35 479 | 35 479 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 32 | 32 | 32 | 32 | 32 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 53 125 | 53 125 | 53 125 | 53 125 | 53 125 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 1 700 | 1 700 | 1 700 | 1 700 | 1 700 |
Totale uitgaven | x f 1000 | 41 290 | 37 574 | 37 450 | 37 179 | 37 179 |
De kengetallen zijn gebaseerd op de raming voor de salarisuitgaven voor actief en niet-actief personeel. De bij dit ressort vermelde aantallen niet actief-personeel hebben betrekking op alle ressorts van de Koninklijke luchtmacht.
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort HKKLu.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 858 | 833 | 772 | 714 | 697 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 612 | 592 | 543 | 494 | 477 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 77 595 | 77 093 | 76 628 | 77 508 | 80 899 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 47 488 | 45 639 | 41 609 | 38 289 | 38 589 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 246 | 241 | 229 | 220 | 220 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 59 069 | 58 672 | 58 581 | 58 241 | 58 241 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 14 531 | 14 140 | 13 415 | 12 813 | 12 813 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 62 019 | 59 779 | 55 024 | 51 102 | 51 402 |
05.20.11 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reis- en verblijfkosten, verplaatsen, onderwijs en opleidingen en het inhuren van tijdelijk personeel (uitzendkrachten op formatieve en/of bovenformatieve arbeidsplaatsen).
In dit artikelonderdeel zijn ook de uitgaven opgenomen van de vliegopleidingen voor al het bestaand en nieuw vliegend materieel. Door het grote aantal verschillende typen vliegtuigen is er ook sprake van een groot aantal verschillende opleidingen. Bij de nieuwe helikopters is sprake van het twee-vliegerconcept. Dat heeft geleid tot een grote behoefte aan vliegers en vergt een grote inspanning op het gebied van opleidingen.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal mensjaren | 41 | 19 | 10 | 10 | 7 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 71 439 | 72 368 | 71 800 | 71 800 | 66 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 2 929 | 1 375 | 718 | 718 | 462 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven HKKLu | aantal vte'n (bp en mp) | 1 455 | 1 386 | 1 324 | 1 262 | 1 245 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 6 942 | 7 071 | 7 251 | 7 528 | 7 711 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 10 100 | 9 800 | 9 600 | 9 500 | 9 600 |
– kleding en uitrusting vliegers | aantal vliegers | 450 | 450 | 450 | 450 | 450 |
– gemiddelde uitgaven per vlieger | x f 1 | 15 556 | 14 000 | 7 778 | 7 778 | 7 778 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 7 000 | 6 300 | 3 500 | 3 500 | 3 500 |
– overige kleding en uitrusting | aantal vte'n mp | 11 564 | 11 524 | 11 422 | 11 347 | 11 330 |
– gemiddelde uitgaven per vte mp | x f 1 | 1 263 | 1 137 | 1 147 | 1 154 | 1 156 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 14 600 | 13 100 | 13 100 | 13 100 | 13 100 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven totaal Klu | aantal vte'n (bp en mp) | 13 339 | 13 308 | 13 205 | 13 095 | 13 078 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 1 041 | 1 136 | 927 | 792 | 793 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 13 884 | 15 121 | 12 246 | 10 372 | 10 367 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 48 513 | 45 696 | 39 164 | 37 190 | 37 029 |
De ramingen voor de reguliere overige personele uitgaven zijn met bovenstaande ramingskengetallen toegelicht. Daarnaast worden binnen het ressort HKKLu de uitgaven geraamd van 68 vliegers in opleiding. De raming hiervoor in het jaar 1998 bedraagt f 62,721 miljoen.
Toelichting inhuur tijdelijk personeel
Deze kengetallen zijn gebaseerd op de ramingen voor de inhuur van tijdelijk personeel. In de ramingen zijn de gevolgen van de reorganisaties af te lezen. In verband hiermee wordt de tijdelijke behoefte aan personeel niet ingevuld door plaatsingen van vast personeel maar door inhuur. Door de voortgang in de reorganisaties krijgt de nieuwe structuur vorm en neemt de behoefte aan inhuur af. Door de afronding van de inhuur in mensjaren ontstaan variaties in de hoogte van het kengetal.
Toelichting overige persoonsgebonden personele uitgaven
Het ramingskengetal is gebaseerd op de gedecentraliseerde uitgaven met betrekking tot voeding, reizen, verplaatsen, representatie, persoonsgebonden toelagen en uitkeringen en de overige personele zaken. De stijging van het kengetal is een gevolg van de personeelsreductie waardoor per vte een stijging optreedt van het gemiddeld aantal dienstreizen.
Toelichting specifieke ramingskengetallen
Bij kleding is een splitsing aangebracht in kleding voor vliegers en overig militair personeel. Omdat de kleding centraal wordt aangeschaft is bij de overige kleding uitgegaan van de totale personeelssterkte militair personeel Koninklijke luchtmacht.
De hoogte voor 1998 en 1999 in de kengetallen voor kleding en uitrusting voor vliegers wordt veroorzaakt door de aanschaf van specifieke kleding voor zeer koude en zeer warme streken. De overige persoonsgebonden personele uitgaven van de Koninklijke luchtmacht betreffen diverse personele behoeften die vooralsnog centraal worden aangeschaft.
Onder dit artikelonderdeel worden uitgaven geraamd van algemene en specifieke aard, waaronder de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, het onderhoud van onroerende zaken, het inhuren van O-, I- en A-deskundigheid en de aankoop van brandstoffen, olie en smeermiddelen, munitie en reservedelen.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur O-, I- & A- deskundigheid | aantal mensjaren | 29 | 17 | 17 | 17 | 17 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 250 483 | 253 471 | 253 471 | 253 471 | 253 471 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 7 264 | 4 309 | 4 309 | 4 309 | 4 309 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 1 455 | 1 386 | 1 324 | 1 262 | 1 245 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 19 828 | 19 138 | 20 865 | 23 395 | 22 108 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 28 850 | 26 525 | 27 625 | 29 525 | 27 525 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 36 116 | 30 834 | 31 934 | 33 834 | 31 834 |
Overige materiële uitgaven | x f 1000 | 445 591 | 453 625 | 465 110 | 466 566 | 505 007 |
Totaal materiele uitgaven | x f 1000 | 481 705 | 484 459 | 497 044 | 500 400 | 536 841 |
Toelichting inhuur O-, I- en A-deskundigheid
Dit kengetal is gebaseerd op de specifieke raming voor dit soort personeel. De raming is gebaseerd op ervaringsgegevens en de kennis over meerjarige projecten. Op basis daarvan is de behoefte aan deze deskundigheid geraamd. Door de afronding van het aantal mensjaren ontstaat variatie in de hoogte van de kengetallen.
Toelichting persoonsgebonden materiële uitgaven
Het ramingskengetal is gebaseerd op de gedecentraliseerde uitgaven voor huisvesting, commandantenfondsen, bureauzaken, inventarisgoederen en klein materieel, informatiesystemen en overige materiële zaken.
Toelichting overige materiële uitgaven
Het voor 1998 geraamde bedrag van f 451,7 miljoen heeft in het bijzonder betrekking op uitgaven gedaan door de HKKLu die, al of niet uniek, gedeeltelijk zijn toe te rekenen aan CTL of DOE. Een toelichting op deze uitgaven is te vinden bij de toelichting op de uitgavenverdeelstaat.
05.20.13 Wachtgelden en inactiviteitswedden
Met ingang van de ontwerpbegroting 1998 worden de wachtgelden bij de beleidsterreinen verantwoord en niet meer bij het beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen.
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke luchtmacht. Naast het reguliere wachtgeld worden op dit artikelonderdeel ook de uitgaven voor wachtgelden en uitstroombevorderende maatregelen geraamd en verantwoord, die voor de Koninklijke luchtmacht uit het Sociaal Beleidskader (SBK) voortvloeien.
Volgens het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit artikelonderdeel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
De geraamde bedragen en ramingskengetallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 142 | 101 | 66 | 40 | 25 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 33 613 | 33 208 | 32 303 | 30 425 | 26 680 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 4 773 | 3 354 | 2 132 | 1 217 | 667 |
Overige wachtgelden burgerpersoneel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 100 | 104 | 97 | 95 | 89 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 28 970 | 28 962 | 28 990 | 28 368 | 28 146 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 2 897 | 3 012 | 2 812 | 2 695 | 2 505 |
Wachtgelden SBK/UBMO | ||||||
militair personeel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 116 | 99 | 80 | 70 | 72 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 57 052 | 53 283 | 45 813 | 40 057 | 39 125 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 6 618 | 5 275 | 3 665 | 2 804 | 2 817 |
Werkloosheidsbesluit BBT-militairen: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 163 | 141 | 133 | 123 | 121 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 26 730 | 27 362 | 27 504 | 27 415 | 27 438 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 4 357 | 3 858 | 3 658 | 3 372 | 3 320 |
Overige wachtgelden militair personeel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 25 | 24 | 22 | 21 | 19 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 44 360 | 40 708 | 35 500 | 33 524 | 33 579 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 1 109 | 977 | 781 | 704 | 638 |
Totaal toegelicht met ramingskengetallen | x f 1 000 | 19 754 | 16 476 | 13 048 | 10 792 | 9 947 |
Bij: uitvoeringskosten | x f 1 000 | 3 982 | 3 926 | 3 903 | 3 561 | 4 530 |
Totale uitgaven wachtgelden en inactiviteitswedden | x f 1 000 | 23 736 | 20 402 | 16 951 | 14 353 | 14 477 |
De geraamde uitgaven voor wachtgelden in verband met het SBK en de UBMO worden beïnvloed door de nog in uitvoering zijnde reorganisatie. Verdere bijstellingen van de geraamde uitgaven zijn dan ook niet uit te sluiten. Het beleid blijft erop gericht de instroom in de wachtgeldregelingen zoveel mogelijk te beperken.
De geraamde uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader en de Uitstroombevorderende Maatregel Ouderen worden beïnvloed door de nog in uitvoering zijnde reorganisatie van de Koninklijke luchtmacht. Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen te beperken, vooral door het gebruik van de SBK-instrumenten gericht op de tewerkstelling van overtollig personeel van de Koninklijke luchtmacht, zowel binnen als buiten de (rijks)overheid.
In onderstaand overzicht zijn de voorziene uitgaven voor het Sociaal Beleidskader opgenomen. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel van de Koninklijke luchtmacht. De verantwoording van de uitgaven vindt, met uitzondering van de wachtgelden, plaats ten laste van de desbetreffende artikelonderdelen ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel en overige personele uitgaven. De uitgaven van de wachtgelden worden geraamd en verantwoord ten laste van dit artikelonderdeel 05.20.13.
Sociaal Beleidskader (bedragen x f 1000) | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– Om-, her-, bijscholing en outplacement | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 |
– Verplaatsen | 300 | 1 200 | ||||
– Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel | 5 838 | 4 773 | 3 354 | 2 132 | 1 217 | 667 |
– Wachtgelden SBK/UBMO militair personeel | 8 337 | 6 618 | 5 275 | 3 665 | 2 804 | 2 817 |
– BDOS plaatsingen militair personeel | 0 | 5 322 | 9 368 | 4 928 | 1 238 | |
– Afwikkeling BVLOM | 2 321 | |||||
Totaal Sociaal Beleidskader | 17 196 | 18 313 | 18 397 | 11 125 | 5 659 | 3 884 |
Na een gedetailleerde vergelijking van functiebestanden en de actuele personeelsbestanden blijkt een substantieel deel van de overtolligen, al dan niet na omscholing of bijscholing, voor herplaatsing in aanmerking te komen. Door de ervaringen met het SBK-instrumentarium in combinatie met gedetailleerd inzicht in de ontwikkeling van personeels- en functiebestanden, inclusief de doelmatigheidsmaatregel, is het verantwoord de voorziene overtolligheid verder te verminderen.
05.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor investeringen in groot materieel en infrastructuur die niet onder het begrotingsartikel 05.20 Personeel en materieel worden geraamd en verantwoord.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen, zowel kwantitatief als kwalitatief en de vervanging van verouderd materieel. Door snelle, ingrijpende ontwikkelingen van moderne technologieën worden hoge eisen gesteld aan het materieel, met name op de aspecten bescherming, vuurkracht en mobiliteit. Voor het materieel binnen de operationele ressorts van de Koninklijke luchtmacht is voor de komende jaren een aantal kwalitatieve en kwantitatieve hoofdaandachtspunten onderkend: de vervanging/verbetering van de F-16 en zijn bewapening, de realisatie van het Nafin-communicatienetwerk en de verbetering van de capaciteit voor de «extended air defence/theater missile defence» (EAD/TMD)-taak van de Koninklijke luchtmacht.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 05.05 | 42 | 2 883 | 113 838 | 158 993 | 164 753 | 136 705 | 141 551 | |
– artikel 05.06 | 128 494 | 75 339 | 142 658 | 390 286 | 379 265 | 1 072 844 | 1 434 975 | |
– artikel 05.08 | 911 562 | 2 386 | 127 395 | 25 803 | 72 211 | 610 200 | ||
Totaal overgeheveld | 1 040 098 | 80 608 | 383 891 | 575 082 | 616 229 | 1 209 549 | 2 186 726 | |
Nieuwe mutaties | 707 729 | – 56 489 | – 202 756 | – 9 161 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 1 040 098 | 80 608 | 383 891 | 1 282 811 | 559 740 | 1 006 793 | 2 177 565 | 460 056 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 05.05 | 171 305 | 206 141 | 183 555 | 135 355 | ||||
– artikel 05.06 | 375 801 | 416 008 | 419 241 | 594 806 | ||||
– artikel 05.08 | 345 108 | 258 065 | 208 663 | 137 265 | ||||
Totaal overgeheveld | 892 214 | 880 214 | 811 459 | 867 426 | ||||
Nieuwe mutaties | 9 848 | – 97 401 | – 97 850 | – 45 982 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 902 062 | 782 813 | 713 609 | 821 444 | 820 582 |
De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Luchtverkenningssysteem | 266 300 | |||
Netherlands Armed Forces Integrated Network | 105 000 | |||
Zelfbescherming F-16 | – 105 000 | 105 000 | ||
Midlife Update-productie | 57 000 | |||
Midlife Update-gerelateerd | – 72000 | 69 000 | ||
Final Approach | 32 000 | – 105 000 | ||
Simulator transporthelikopters | 50 000 | |||
Mobiele Meldings- en Gevechtsleidingsfaciliteit | 140 000 | |||
Shorad | 220 000 | |||
Verbetering lucht-grond wapens | – 68 000 | |||
Medium Surface to Air Missile studie | – 137 000 | |||
Verbetering lucht-lucht geleide wapens | – 108 000 | |||
PAC-3 missiles | 128 000 | – 83 000 | ||
Man Portable Air Defence | – 36 000 | |||
Overige mutaties | – 45 571 | – 6 489 | 9 244 | 23 839 |
Totaal van de verplichtingenmutaties | 707 729 | – 56 489 | – 202 756 | – 9 161 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingenmutaties
Om in de behoefte te voorzien niet alleen op lage maar ook op middelbare hoogte luchtverkenningen met de F-16 te kunnen uitvoeren, dient het bestaande, en verouderde, Orpheus Luchtverkenningssysteem te worden vervangen. Tevens wordt hiermee in de behoefte voorzien om «near-real-time» informatie te verzenden. De contractering is vertraagd en is nu gepland voor 1998. Hierdoor is een verplichting van f 266,3 miljoen van 1997 doorgeschoven naar 1998.
Doordat het Netherlands Armed Forces Integrated Network-project is herijkt, zijn de fondsen voor fase 2 en 3 geherfaseerd.
De contractering van de Anti Radiation Missile (ARM) is vertraagd en nu voorzien in 1999. Hierdoor is f 105 miljoen aan verplichtingen doorgeschoven van 1998 naar 1999. Realisatie is voorzien in de periode 1999–2002.
Contracten inzake de Midlife Update-productie worden in 1998 afgesloten voor wat betreft het resterende deel van het programma Pacer Windmill. Dit programma betreft met name de inbouw van de MLU-kits in de F-16 vliegtuigen.
Om de vlieger in staat te stellen zijn sensoren en wapens op een doel te richten en dit in het vizier te houden, is een Helmet Mounted Cueing System noodzakelijk als onderdeel van de MidLife Update nationale aanvulling. In 2000 wordt hiervoor een contract afgesloten.
Voor de opleiding en training van vliegers zal in 1998 een contract worden afgesloten voor de aanschaf van een simulator voor de transporthelikopters.
Contractering van de Mobiele Meldings- en gevechtsfaciliteit is gepland voor 2001, waarbij mogelijkheden tot samenwerking met Navo-partners worden onderzocht.
Nadere ramingsbijstellingen zullen plaatsvinden bij de projecten Final Approach (FAPP) landings-systemen, de aanschaf van de Short Range Air Defense-systemen vanwege vertraging in het besluitvormingsproces waardoor de verplichting is doorgeschoven, de verbetering van de lucht- grond geleide bewapening, de aanschaf van de aanvulling Beyond Visual Range Missiles is uitgesteld, de studie van de Medium Surface to Air Missile als opvolger van het HAWK-systeem en de vervroeging van het contractjaar 1999 naar 1998 inzake de PAC-3 missiles waarbij rekening wordt gehouden met een voorlooptijd van drie jaar teruggerekend van levering vanaf 2001.
Diverse overige mutaties hebben eveneens geleid tot aanpassing van de momenten van aanbesteding.
De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
LAS-FLIR | – 33 344 | – 7 246 | 7 765 | – 13 021 |
Integrated electronic warfare | 2 500 | 19 700 | – 17 600 | – 6 800 |
Naderingsapparatuur | – 7 400 | – 28 500 | ||
Mode S helikopters | – 6 500 | |||
Verbetering lucht-grond geleide wapens | 1 269 | 1 200 | – 7 700 | – 27 000 |
Ground Controlled Approach systemen Microwave Landing System | – 8 000 | – 13 500 | – 8 500 | |
Aanpassing MLU F-16 productie | – 1 000 | – 6 000 | – 42 500 | – 70 500 |
ALQ-131 | 19 300 | |||
Shorad | 11 000 | – 79 000 | – 35 000 | 125 000 |
Simulator transporthelikopters | 5 000 | 21 000 | 24 000 | |
Intis | – 4 000 | – 400 | 2 300 | 3 000 |
Vervanging VHF-UHF | – 7 000 | – 1 000 | 8 000 | |
Programma management helikopters | – 2 500 | 2 600 | ||
PAC-3 missiles | 5 000 | 5 000 | ||
Digital Electronic Engine Control system | 23 000 | – 13 000 | – 10 000 | |
Overige mutaties | – 4 377 | – 16 255 | – 3 215 | – 37 161 |
Totaal van de uitgavenmutaties | 9 848 | – 97 401 | – 97 850 | – 45 982 |
Toelichting op de nieuwe uitgavenmutaties
Als onderdeel van de nationale aanvulling MLU is het project nachtzicht- en laseraanstralingsapparatuur geherfaseerd. De fondsen voor «integrated electronic warfare» zijn geherfaseerd.
In verband met de door de International Civil Aviation Organization (ICAO) verplicht gestelde uitbreiding van de Secundary Surveillance Radar (SSR)-apparatuur zijn in 2002 extra fondsen geraamd voor de zogenaamde Mode «S» voor de helikopters. Hierdoor kunnen in het steeds drukker wordende luchtruim eigen vliegtuigen zo goed mogelijk worden begeleid.
Voor de aanschaf van de Lucht-Grond precisiewapens (Maverick) waarvoor in de periode 1997–2000 fondsen zijn geraamd, wordt in 1997 een opdracht geplaatst. Omdat de contracten voor de noodzakelijke verbeteringen van de overige lucht-grond bewapening en de toekomstige aanschaf van nieuwe lucht-grond bewapening pas in 2000 worden verwacht, zijn fondsen verschoven naar een latere periode.
CGA-systemen MLS: Voor de vervanging van de huidige rondzoekradars van de vliegbases zijn fondsen geraamd vanaf 2000. De aanschaf van de rondzoekradars, die zorgdragen voor de zogenaamde Sector Approach van vliegtuigen, wordt verwacht in de periode 2000–2002. Tevens zijn vanaf 2001 fondsen opgenomen voor de vervanging van de huidige Precision Approach Radars van de vliegbases. De aanschaf van deze systemen, die zorgdragen voor de zogenaamde Final Approach van de vliegtuigen, is in de periode 2001–2003 gepland.
Midlife update productie F-16: het contract met de Amerikaanse overheid is gebaseerd op conservatieve ramingen. Uit nieuwe inzichten, mede gebaseerd op realisatiecijfers van het project, blijkt dat het betalingsschema naar beneden kan worden aangepast.
Voor de verbetering van een deel van de beschikbare ALQ 131-apparatuur met een signaalverwerker, zijn extra fondsen geraamd.
De mutatie op het Shorad-project betreft verschuiving van de afsluittijdstippen van de contracten.
In 1998 worden naar verwachting tevens contracten afgesloten voor simulatorfaciliteiten voor transporthelikopters. Hiervoor zijn extra fondsen geraamd.
Voor de aanschaf van het Intelligence Information System (Intis) zijn in 1999 fondsen geraamd. Het Intis-project betreft de automatisering van de verwerking van extern binnenkomende informatie ten behoeve van de inlichtingenfunctie, alsmede voor het verspreiden van informatie naar de diverse onderdelen van de Koninklijke luchtmacht. De aanschaf vindt plaats in de periode 1999–2002.
Vervanging VHF/UHF: voor de vervanging van de bij AOCS Nieuw Milligen (lokaal en forward relay) geïnstalleerde Engineering Critical Item radio-apparatuur wordt in 1998 een contract gesloten. In 1998 en 1999 wordt de vervanging gerealiseerd.
In de periode 1999–2001 zijn fondsen gereserveerd voor de vervanging van Engineering Critical Item-radio's die op de vliegbases in gebruik zijn.
Programma management helikopters: Voor de Reaction Force-taken van de Koninklijke luchtmacht dient rekening te worden gehouden met een langere omlooptijd van reservedelen bij reparaties op het derde echelon, waardoor de klasse II voorraden tijdelijk onder het vereiste niveau kunnen dalen en de inzetbaarheid van de hoofdwapensystemen (waaronder de helikopters) in gevaar komt. Teneinde de klasse II voorraad permanent op peil te kunnen houden, zijn extra investeringen in reservedelen van de diverse helikopters noodzakelijk. Hiervoor zijn in 1998 en 1999 fondsen geraamd.
Om de levering van de Patriot Advanced Capability-3 missiles voor het Patriot-systeem aan te laten sluiten op de modificatie van het systeem (het project Post Development Build-5/Sweep Down-5), dient rekening gehouden te worden met betalingen in 1998 en 1999. Dit betekent een verschuiving binnen het projectbudget.
De mutatie van Digital Electronic Engine Control betreft een verschuiving van de projectfondsen. Zo sluiten de betalingen beter aan op de levering van de modificatiekits.
De overige mutaties bestaan uit een groot aantal betalingsactualiseringen en ramingsaanpassingen.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Vliegtuigmaterieel | 136 510 | 42 941 | 103 223 | 578 388 | 14 152 | 400 977 | 252 882 | 97 963 | 150 263 | 138 096 |
Vervoermiddelen | 48 088 | 29 925 | 18 801 | 15 641 | 20 797 | 34 827 | 35 425 | 33 250 | 26 150 | 25 050 |
Elektrisch en elektronisch materieel | 480 063 | 90 353 | 213 007 | 364 609 | 145 272 | 196 186 | 249 659 | 165 923 | 215 619 | 221 122 |
Bewapeningsmaterieel | 357 076 | 70 350 | 7 800 | 1 043 410 | 36 100 | 49 776 | 40 725 | 117 525 | 189 703 | 105 300 |
Springstoffen en munitie | – | 199 500 | 527 500 | 13 000 | – | 19 523 | 22 916 | 84 544 | 69 862 | 193 400 |
Overig materieel | 68 580 | 10 770 | 6 895 | 10 350 | 165 310 | 19 685 | 23 605 | 33 870 | 34 350 | 10 315 |
Infrastructuur | 192 494 | 115 901 | 129 567 | 152 167 | 78 425 | 181 088 | 157 601 | 180 534 | 135 497 | 127 299 |
Totaal | 1 282 811 | 559 740 | 1 006 793 | 2 177 565 | 460 056 | 902 062 | 782 813 | 713 609 | 821 444 | 820 582 |
Toelichting op de ramingsbedragen per artikelonderdeel
De uitgaven ten laste van dit artikelonderdeel betroffen tot 1992 voor een belangrijk deel de uitgaven voor de aanschaf van de F-16 met de initiële reservedelen, de documentatie, de reservemotoren en gronduitrusting voor de depots, de speciale gereedschappen en de simulatoren. De laatste F-16 is in 1992 geleverd. Vanaf 1979 zijn in totaal 213 vliegtuigen geleverd. Door vredesverliezen resteren er nu nog 183.
In 1993 is besloten dat 138 F-16 vliegtuigen een «midlife update» (MLU) krijgen, zodat deze tot ongeveer 2010 operationeel en technisch voor hun taak berekend blijven. De uitgaven op dit artikel betreffen dan ook de uitgaven die verbonden zijn aan de MLU en aan de projecten die een nationale aanvulling zijn op de MLU. Dit betreft onder meer de aanschaf van nachtzicht- en laserdoelaanstralingsapparatuur.
Voorts worden op dit artikelonderdeel de uitgaven geraamd die voornamelijk betrekking hebben op de aanschaf van (transport) vliegtuigen. De jaarlijks fluctuerende uitgaven worden hoofdzakelijk bepaald door contractueel vastgelegde betalingsschema's, die afgestemd zijn op de voortgang in de productie bij de leveranciers.
De ontwikkelingsfase van de MLU is nagenoeg afgerond. Door de ervaringen met de eerste MLU-kits is de ontwikkeling van de configuratie gereed. In 1998 zal de aandacht voornamelijk gericht zijn op de inbouw van de MLU-kits in de Nederlandse F-16's. Daarnaast wordt verder gestudeerd op de nationale aanvullingen op de MLU. Voor het project Laserdoelaanstralingsapparatuur en de infraroodnavigatieapparatuur (LAS/FLIR), dat deel uitmaakt van de nationale aanvulling op de MLU, is het onderzoek inmiddels afgesloten.
De uitgaven op dit artikelonderdeel betreffen de aanschaf/vervanging van voertuigen. De vervanging van technisch veroudere voertuigen vindt enerzijds plaats door de aanschaf van nieuwe voertuigen. Anderzijds vinden aanschaffingen plaats voor de revisie van deze voertuigen. Hierop kunnen aanzienlijke besparingen gerealiseerd worden. Bij deze uitgaven wordt altijd gekeken naar de mogelijkheid om de voertuigen te reviseren in plaats van te vervangen. Aangezien veel voertuigen wel oud zijn maar nog relatief weinig gereden hebben, zijn daar regelmatig mogelijkheden toe. Voor de explosievenopruimingsdienst zullen nieuwe gepantserde voertuigen gekocht worden. Voor dit project wordt samengewerkt met de Koninklijke landmacht.
Elektrisch en elektronisch materieel
Onder dit artikelonderdeel vallen de uitgaven voor elektrisch en elektronisch materieel ten behoeve van systemen voor grond- en verbindingsapparatuur. In de jaren 1996 tot en met 2001 is rekening gehouden met het Nafin-project (fase 1 t/m 3). Ook de vervanging van het verouderde lucht-verkenningssysteem (Orpheus) is in dit artikelonderdeel geraamd. Voorts is een aantal met de modernisering van de F-16 samenhangende projecten op dit artikelonderdeel geraamd zoals ALQ131 (elektronische afweer), Pacer Slip (Structural Life Improvement Program) en Digital Electronic Engine Control.
Bij de modernisering van de F-16 komen ook systemen aan de orde die de zelfbescherming van de F-16 verbeteren en die de werkdruk van de vlieger kunnen verlichten. Onder deze systemen vallen het Electronic Warfare Management System en het Missile Warning System (MWS). Het laatste systeem waarschuwt tegen de nadering van infraroodraketten. Voor het eerste systeem is de verwerving gaande. Voor de verwerving van het MWS zijn fondsen opgenomen.
Bewapeningsprojecten, zoals het vuurleidingssysteem Flycatcher, handvuurwapens, verbetering van de Hawk van TRIAD (Project Improvement Program III), ALVD Stinger Post en Shorad, zijn bepalend voor de uitgaven op dit artikelonderdeel.
Dit artikelonderdeel betreft het kwalitatief en kwantitatief op peil houden of brengen van de oorlogsvoorraad munitie, bommen en raketten, vooral voor de F-16 vliegtuigen. De aanpassing van de bewapening van de F-16 is terug te vinden in de aanschaf van moderne wapens die een grote mate van precisie bereiken. Hieronder vallen de lasergeleide bommen, de radargeleide lucht-lucht raketten (de Amraam) en de Maverick-raket voor grondaanvallen. Van de Maverick-raketten zijn tijdelijk geleasde exemplaren beschikbaar. Er wordt voorzien in de aanschaf van eigen exemplaren.
In het algemeen worden de uitgaven op dit artikelonderdeel bepaald door projecten (zoals de vervanging van werkplaats- en gronduitrustingen) met een geringe financiële omvang, die een bedrijfsmatig karakter hebben.
Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor renovatie en nieuwbouw van infrastructurele voorzieningen ten behoeve van de Koninklijke luchtmacht. De investeringen als gevolg van eisen die de milieuwetgeving stelt worden eveneens op dit artikel geraamd en verantwoord. De behoefte aan nieuwbouw is vastgelegd in het Behoefte Plan Nieuwbouw (BPN). De behoefte wordt onder meer bepaald door de herstructureringsmaatregelen binnen de Koninklijke luchtmacht.
De opdracht voor deze behoeften wordt vervat in het Bouwprogramma Nieuwbouw KLu (BNKLu). De omvang van het BNKLu is met de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) afgestemd op de beschikbare verwerkingscapaciteit. In 1998 is voor DGW&T-apparaatsuitgaven f 25,3 miljoen opgenomen. De uitgaven voor milieumaatregelen worden eveneens op dit artikel geraamd en verantwoord. Voor milieu-uitgaven is in 1998 een bedrag van f 21,9 miljoen opgenomen. De prioriteit van het bouwprogramma ligt ook voor de komende jaren bij de projecten die worden bepaald door de herstructurering van de Koninklijke luchtmacht.
In de Novemberbrief van 1994 is uiteengezet wat het beleid van het ministerie van Defensie is ten aanzien van milieu-maatregelen. Dit beleid is in het budget van de Koninklijke luchtmacht verwerkt.
06. BELEIDSTERREIN KONINKLIJKE MARECHAUSSEE
De uitgaven bij het beleidsterrein Koninklijke marechaussee zijn binnen het artikel 06.20 Personeel en materieel als één ressort (inclusief wachtgelden) opgenomen. Het artikel 06.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur completeert de begroting van de Koninklijke marechaussee. De totaal geraamde uitgaven van de Koninklijke marechaussee voor de jaren 1998 tot en met 2002 zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
06.20 Personeel en materieel | 392 696 | 399 388 | 397 348 | 395 720 | 396 980 |
06.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur | 40 198 | 38 732 | 45 415 | 50 642 | 47 875 |
Totaal | 432 894 | 438 120 | 442 763 | 446 362 | 444 855 |
Uitgaven die betrekking hebben op samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgaven die betrekking hebben op attachés worden, conform de nota «Herijking van het buitenlands beleid» (Kamerstukken II 1994/95, 24 337 X, nr. 1), verantwoord op het artikel 08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Als gevolg van de gewijzigde begrotingsindeling naar aanleiding van de integratie van de begrotingsartikelen personeel en materieel en de introductie van het Verbeterd Economisch Beheer (Kamerstukken II 1995/1996, 24 400 X, nr. 113) wordt met ingang van deze begroting inzicht verschaft in de bedrijfsvoeringsuitgaven van de resultaatverantwoordelijke eenheid Koninklijke marechaussee. Ter toelichting op het bedrijfsvoeringsbudget wordt volstaan met één geïntegreerde tekst voor het artikel 06.20 Personeel en materieel.
De bedrijfsvoeringsuitgaven van de Koninklijke marechaussee worden in vijf vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven, materiële uitgaven en wachtgelden en inactiviteitswedden. Met ingang van de begroting 1998 worden de wachtgelduitgaven voor het burger- en militair personeel op het artikelonderdeel 06.20.05 geraamd en verantwoord.
Voor het thans beschikbare bedrijfsvoeringsbudget is in bijlage 16 een conversietabel opgenomen. In bijlage 14 zijn de gerealiseerde begrotingsbedragen voor het jaar 1996 en de verwachte verplichtingen en uitgaven voor het begrotingsjaar 1997 opgenomen volgens de oude indeling van begrotingsartikelen en artikelonderdelen.
De personeelssterkte van de Koninklijke marechaussee is uitgebreid met 287. Deze uitbreiding heeft voor 50 betrekking op de inzet bij uitzendingen in het kader van vredesoperaties, voor 87 vanwege een uitbreiding van de militaire politietaak en 150 ten behoeve van de intensivering van het vreemdelingenbeleid. Een uitgebreide toelichting staat in de hoofdstukken 2 en 3 van de memorie van toelichting.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 06.01 | 9 424 | 9 452 | 9 487 | 9 562 | ||||
– artikel 06.02 | 301 016 | 304 572 | 303 036 | 301 700 | ||||
– artikel 06.03 | 30 214 | 29 383 | 29 383 | 29 570 | ||||
– artikel 06.04 | 3 233 | 38 756 | 38 875 | 39 747 | 39 130 | |||
Totaal overgeheveld | 3 233 | 379 410 | 382 282 | 381 653 | 379 962 | |||
Nieuwe mutaties | 13 511 | 17 181 | 16 670 | 15 926 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 3 233 | 392 921 | 399 463 | 398 323 | 395 888 | 403 039 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 06.01 | 9 424 | 9 452 | 9 487 | 9 562 | ||||
– artikel 06.02 | 301 016 | 304 572 | 303 036 | 301 700 | ||||
– artikel 06.03 | 30 214 | 29 383 | 29 383 | 29 570 | ||||
– artikel 06.04 | 38 531 | 38 800 | 38 772 | 38 962 | ||||
Totaal overgeheveld | 379 185 | 382 207 | 380 678 | 379 794 | ||||
Nieuwe mutaties | 13 511 | 17 181 | 16 670 | 15 926 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 392 696 | 399 388 | 397 348 | 395 720 | 396 980 |
Integratie tot één artikel personeel en materieel
De aangegeven overhevelingen uit de begrotingsartikelen 06.01, 06.02, 06.03 en 06.04 houden verband met de integratie tot het gecombineerde begrotingsartikel 06.20 Personeel en materieel voor de Koninklijke marechaussee.
De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en uitgavenopbouw zijn als volgt over de artikelonderdelen te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Loonbijstelling 1997 | 8 245 | 6 202 | 6 031 | 6 181 |
Prijsbijstelling 1997 | 1 129 | 1 244 | 1 252 | 1 278 |
Doelmatigheidsmaatregelen | – 241 | – 691 | – 1 391 | – 2 616 |
Aanvullingen ten behoeve van militaire politietaak | 6 100 | 6 100 | 6 100 | |
Aanvulling in verband met uitzendingen en flexibiliteit | 3 500 | 3 500 | 3 500 | |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 1 041 | 1 144 | 1 128 | 1 333 |
Overige bijstellingen | 3 337 | – 318 | 50 | 150 |
Totaal van de nieuwe mutaties | 13 511 | 17 181 | 16 670 | 15 926 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Loon- en prijsbijstelling 1997
De verplichtingen- en uitgavenniveaus zijn aangepast aan de loon- en prijsbijstellingsbedragen voor het jaar 1997. In de inleiding van de artikelsgewijze toelichting is hierover een nadere toelichting gegeven.
Op grond van de derde tranche van de doelmatigheidsoperatie draagt de Koninklijke marechaussee bij aan de reductie CO-Haagse staven (oplopend tot f 1,2 miljoen) en de maatregelen inzake de rijopleiding (f 0,135 miljoen). Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan maatregelen ten aanzien van het werkveld «Bibliotheken en documentatiecentra», de taakstelling in het kader van de oprichting van de Defensie Telematica Organisatie (DTO) (f 0,1 miljoen) en diverse andere kleine maatregelen (f 1,2 miljoen). Voorts zijn voor de jaren 1998 en 1999 gelden gereserveerd voor te verwachten SBK-uitgaven. Gezien de personele ontwikkeling van de Koninklijke marechaussee wordt dit geld aangewend voor om- en herscholing.
Aanvullingen ten behoeve van militaire politietaak
In reactie op de uitkomsten van de evaluatie van de militaire politietaak is f 6,1 miljoen toegevoegd aan het budget van de Koninklijke marechaussee. Hiermee wordt een uitbreiding van 87 ten behoeve van de militaire politietaak bereikt.
Aanvullingen in verband met uitzendingen en flexibiliteit
Vanwege diverse beleidsintensiveringen (onder andere Schengen) is er een grotere druk op de inzet van het marechausseepersoneel. Om de inzet voor uitzendingen in het kader van vredesoperaties ook in de toekomst mogelijk te maken en te zorgen voor flexibiliteit is f 3,5 miljoen aan het budget van de Koninklijke marechaussee toegevoegd. Het aantal wordt met 50 uitgebreid.
Wachtgelden en inactiviteitswedden
Met ingang van 1998 worden de wachtgelden burgerpersoneel en inactiviteitswedden militair personeel van de Koninklijke marechaussee op dit artikel 06.20 Personeel en materieel, artikelonderdeel 06.20.05, geraamd en verantwoord en niet meer op het beleidsterrein 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen.
De uitkomsten van de Snip-ramingen en de in de plannen opgenomen maatregelen leiden tot diverse kleinere bijstellingen en herschikkingen van de budgetten. Het betreft alle artikelonderdelen van het artikel Personeel en materieel.
De verplichtingen en uitgaven naar artikelonderdeel
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
06.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel | 10 771 | 10 775 | 10 810 | 10 837 | 10 834 | 10 771 | 10 775 | 10 810 | 10 837 | 10 834 |
06.20.02 Militair personeel | 310 837 | 316 453 | 313 549 | 311 093 | 314 728 | 310 837 | 316 453 | 313 549 | 311 093 | 314 728 |
06.20.03 Overige personele uitgaven | 30 682 | 31 341 | 31 590 | 31 850 | 32 419 | 30 682 | 31 341 | 31 590 | 31 850 | 32 419 |
06.20.04 Materiële uitgaven | 39 590 | 39 750 | 41 246 | 40 775 | 43 088 | 39 365 | 39 675 | 40 271 | 40 607 | 37 029 |
06.20.05 Wachtgelden en inactiviteitswedden | 1 041 | 1 144 | 1 128 | 1 333 | 1 970 | 1 041 | 1 144 | 1 128 | 1 333 | 1 970 |
Totaal | 392 921 | 399 463 | 398 323 | 395 888 | 403 039 | 392 696 | 399 388 | 397 348 | 395 720 | 396 980 |
Algemene toelichting op de ramingsbedragen
Met ingang van 1998 wordt extra personeel aangesteld als gevolg van de besluitvorming naar aanleiding van de evaluatie van de militaire politietaak en ten behoeve van uitzendingen en de noodzakelijke flexibiliteit. Hiervoor is respectievelijk f 6,1 en f 3,5 miljoen in de begroting opgenomen.
De werving van nieuw personeel leidt tot een maximaal beroep op het opleidingscentrum Koninklijke marechaussee. De behoefte aan nieuw personeel is groter dan het opleidingscentrum kan verwerken. Daardoor treedt vertraging in de vulling van de formatie op. Vanaf 1999 kan echter sneller op uitbreidingen worden gereageerd omdat dan – in tegenstelling tot nu – relatief grote groepen wachtmeesters BBT uitstromen.
Door deze personen maximaal contractverlenging aan te bieden en gelijktijdig de wervings- en opleidingsinspanning te verhogen kan flexibel en snel worden ingespeeld op formatie-uitbreidingen. In 1996 is begonnen met de reorganisatie van het opleidingscentrum. Momenteel wordt nieuwbouw van het opleidingscentrum voorbereid. In de komende jaren zal vooral het hogere beroep op het opleidingscentrum leiden tot extra uitgaven voor personeel en materieel.
De Koninklijke marechaussee is in de eerste plaats verantwoordelijk voor de politiezorg ter handhaving van de interne veiligheid van de Staat in het algemeen en die van de krijgsmacht in het bijzonder.
De Koninklijke marechaussee onderscheidt de volgende hoofdactiviteiten:
– civiele politietaken;
– militaire politietaken;
– algemene ondersteuning.
Het civiele taakgebied betreft de volgende hoofdactiviteiten:
– beveiliging Koninklijk Huis;
– politie- en veiligheidstaak burgerluchtvaartterreinen;
– beveiliging ambtswoning van de minister-president;
– bestrijding grensoverschrijdende criminaliteit;
– bijstandverlening Sint Maarten;
– beveiliging transporten van De Nederlandsche Bank;
– ondersteuning van de politie;
– grensbewaking;
– vreemdelingentoezicht.
Het militaire taakgebied kent de volgende hoofdactiviteiten:
– de politietaak krijgsmacht, onder andere de controle op het vervoer van gevaarlijke stoffen, het begeleiden van militaire transporten, vredesoperaties en ordehandhaving;
– de beveiliging van militaire objecten.
Bij het ondersteunend taakgebied kunnen de volgende activiteiten worden onderscheiden:
– stafondersteuning;
– executieve ondersteuning, waaronder:
* bijzondere beveiligingen;
* verkeersbegeleiding;
* ere-escorten;
* recherche-onderzoeken;
* opleidingen.
Toelichting per artikelonderdeel
06.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de Koninklijke marechaussee.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 157 | 157 | 157 | 157 | 157 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 67 904 | 67 930 | 68 153 | 68 325 | 68 306 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 10 661 | 10 665 | 10 700 | 10 727 | 10 724 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 55 000 | 55 000 | 55 000 | 55 000 | 55 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 110 | 110 | 110 | 110 | 110 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 10 771 | 10 775 | 10 810 | 10 837 | 10 834 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten die betrekking hebben op het militair personeel van de Koninklijke marechaussee.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 4 704 | 4 877 | 4 846 | 4 824 | 4 903 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 3 209 | 3 183 | 3 152 | 3 137 | 3 119 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 72 796 | 72 273 | 72 132 | 71 921 | 71 918 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 233 603 | 230 045 | 227 359 | 225 615 | 224 313 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 1 495 | 1 694 | 1 694 | 1 687 | 1 784 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 51 662 | 51 008 | 50 880 | 50 669 | 50 681 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 77 234 | 86 408 | 86 190 | 85 478 | 90 415 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 310 837 | 316 453 | 313 549 | 311 093 | 314 728 |
06.20.03 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reis- en verblijfkosten, verplaatsen, onderwijs en opleidingen en de inhuur van tijdelijk personeel (uitzendkrachten op formatieve en bovenformatieve arbeidsplaatsen). Het inhuren van O-, I- en A-deskundigheid wordt geraamd en verantwoord ten laste van het artikelonderdeel materiële uitgaven.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal uren | 38 276 | 37 701 | 36 294 | 29 243 | 22 745 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 31 | 30 | 31 | 31 | 31 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 178 | 1 148 | 1 117 | 900 | 700 |
– overige persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 4 861 | 5 034 | 5 003 | 4 981 | 5 060 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 6 070 | 5 998 | 6 091 | 6 214 | 6 269 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 29 504 | 30 193 | 30 473 | 30 950 | 31 719 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 30 682 | 31 341 | 31 590 | 31 850 | 32 419 |
De inhuur van tijdelijk personeel hangt mede samen met de vulling van de organisatie. Het beleid is erop gericht het aantal uren inhuur te beperken.
Het gemiddeld bedrag per vte is voor de overige persoonsgebonden personele uitgaven geen vast gegeven. Fluctuaties treden op door wijzigingen in de personele sterkte bij een vastgesteld budget.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven van algemene en specifieke aard, waaronder de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, het onderhoud van onroerende zaken, de inschakeling van externe deskundigen en de aankoop van brandstoffen, olie en smeermiddelen, munitie en reservedelen.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur O-, I- en A-deskundigheid | aantal uren | 6 200 | 6 200 | 6 200 | 6 200 | 4 425 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 226 | 226 | 226 | 226 | 226 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 000 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 4 861 | 5 034 | 5 003 | 4 981 | 5 060 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 6 150 | 6 001 | 6 157 | 6 252 | 5 526 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 29 897 | 30 207 | 30 803 | 31 139 | 27 961 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 31 297 | 31 607 | 32 203 | 32 539 | 28 961 |
Overige materiële uitgaven | x f 1000 | 8 068 | 8 068 | 8 068 | 8 068 | 8 068 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 39 365 | 39 675 | 40 271 | 40 607 | 37 029 |
Vanwege het aantal lopende en nog op te starten automatiseringsprojecten wordt pas in het laatste jaar van de ramingsperiode een vermindering van het aantal uren aan inhuur van O-, I- en met name A-deskundigheid mogelijk geacht.
Het bedrag per vte is voor de persoonsgebonden materiële uitgaven geen vast gegeven. Fluctuaties treden op door wijzigingen in de personele sterkte bij een vastgesteld budget. Het nu toegelichte bedrag betreft de uitgaven voor onderhoud van gebouwen en terreinen, bureauzaken, inventarisgoederen en klein materieel, informatiesystemen, huisvestingskosten, data- en telecommunicatie, geneeskundig materiaal, overige materiële zaken, instandhouding operationeel materieel en constateren strafbare feiten.
De overige materiële uitgaven betreft voornamelijk het onderhoud en exploitatie van voertuigen en bedrijfsstoffen.
06.20.05 Wachtgelden en inactiviteitswedden
Met ingang van de ontwerpbegroting 1998 worden de wachtgelden bij de beleidsterreinen verantwoord.
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke marechaussee.
Volgens het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit artikelonderdeel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
Ramingskengetallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Overige wachtgelden burgerpersoneel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 4 | 4 | 4 | 3 | 3 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 29 250 | 26 250 | 22 500 | 23 000 | 23 000 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 117 | 105 | 90 | 69 | 69 |
Werkloosheidsbesluit BBT-militairen: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 11 | 14 | 14 | 19 | 35 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 43 455 | 41 286 | 41 500 | 42 684 | 41 800 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 478 | 578 | 581 | 811 | 1 463 |
Overige wachtgelden militair personeel: | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 8 | 10 | 8 | 8 | 8 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 24 375 | 21 100 | 25 750 | 25 375 | 23 500 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 195 | 211 | 206 | 203 | 188 |
Totaal toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 790 | 894 | 877 | 1 083 | 1 720 |
Uitvoeringskosten | x f 1 000 | 251 | 250 | 251 | 250 | 250 |
Totaal wachtgelden en inactiviteitswedden | x f 1 000 | 1 041 | 1 144 | 1 128 | 1 333 | 1 970 |
De uitkeringen in het kader van het werkloosheidsbesluit BBT-militairen bepalen in hoge mate het totaal van dit artikelonderdeel. Door het tijdelijke vullingsprobleem is het beleid er op gericht zoveel mogelijk BBT-militairen verlenging van hun contract aan te bieden (nadienen). Hierdoor kunnen de WBBT-uitgaven worden beperkt. Aan het eind van de ramingsperiode wanneer het huidige vullingsprobleem is opgelost, zal het nadienen worden beperkt. De uitgaven inzake het besluit werkloosheid BBT-militairen zullen tegen die tijd naar verwachting weer toenemen.
06.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor investeringen in groot materieel en infrastructuur.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen, zowel kwantitatief als kwalitatief, en vervanging van verouderd materieel. Door snelle ingrijpende ontwikkelingen van moderne technologieën worden hoge eisen gesteld aan het materieel, met name op de aspecten mobiliteit, bereikbaarheid, tele- en datacommunicatie. Voor het materieel binnen het operationele veld is voor de komende jaren een kwalitatief en kwantitatief belangrijk aandachtspunt onderkend, te weten: de introductie van het C 2000-project ter vervanging van het huidige mobilofoonnet.
Ten laste van dit artikel worden onder meer de uitgaven geraamd voor nieuwbouw, renovatie en aankoop van onroerend goed. Ook de investeringen als gevolg van de eisen die de milieuwetgeving stelt, zoals bodemsanering, worden op dit artikel geraamd en verantwoord.
Enkele grotere projecten zullen in 1998 worden opgeleverd en in gebruik worden genomen. Het betreft hier met name de nieuwbouw voor de Haagse staf (Clingendael) en de nieuwbouw voor de brigade Seedorf.
Naar verwachting zal in 1998 de nieuwbouw voor de staf van het district Noord-Holland/Utrecht beginnen. Het gebouw komt op het terrein van de Marinekazerne Amsterdam en moet eind 1999 worden opgeleverd. De Koninklijke marechaussee zal dan geen gebruik meer maken van de Kolonel Six-kazerne en de Robert Kochkazerne te Amsterdam.
Aan de begroting van de Koninkijke marechaussee zijn met ingang van 1998 fondsen toegevoegd voor de uitbreiding van de militaire politietaak alsmede fondsen ten behoeve van internationale uitzending en het verhogen van de flexibiliteit. Deze fondsen zullen in 1998 voor een belangrijk deel ingezet worden voor de realisatie van infrastructurele aspecten van genoemde taken.
Ten laste van dit artikel worden ook uitgaven gedaan ten behoeve van op economische gronden te vervangen materieel, zoals onder andere voertuigen, wapens, munitie en automatiseringsmiddelen.
In 1998 zal een begin worden gemaakt met het aanpassen van cellencomplexen als gevolg van de invoering van de «Regeling cellencomplex» door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 06.05 | 8 800 | 9 901 | 12 018 | 15 629 | 18 729 | |||
– artikel 06.06 | 3 782 | 28 955 | 24 743 | 26 763 | 32 092 | |||
Totaal overgeheveld | 12 582 | 38 856 | 36 761 | 42 392 | 50 821 | |||
Nieuwe mutaties | 6 842 | 1 771 | 2 123 | 1 934 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 12 582 | 45 698 | 38 532 | 44 515 | 52 755 | 41 839 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||||
Overheveling uit: | ||||||||
– artikel 06.05 | 7 401 | 11 218 | 15 629 | 18 429 | ||||
– artikel 06.06 | 25 955 | 25 743 | 27 663 | 30 279 | ||||
Totaal overgeheveld | 33 356 | 36 961 | 43 292 | 48 708 | ||||
Nieuwe mutaties | 6 842 | 1 771 | 2 123 | 1 934 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 40 198 | 38 732 | 45 415 | 50 642 | 47 875 |
De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Aanvullingen ten behoeve van de militaire politietaak | 6 100 | |||
Aanvullingen in verband met uitzendingen en flexibiliteit | 3 500 | |||
Prijsbijstelling 1997 | 945 | 979 | 1 136 | 1 252 |
Overige bijstellingen | – 3 703 | 792 | 987 | 682 |
Totaal | 6 842 | 1 771 | 2 123 | 1 934 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Aanvullingen ten behoeve van de militaire politietaak
In reactie op de uitkomsten van de evaluatie van de militaire politietaak is f 6,1 miljoen toegevoegd aan het budget van de Koninklijke marechaussee. In 1998 worden deze gelden eerst voor materiële uitgaven gebruikt.
Aanvullingen in verband met uitzendingen en flexibiliteit
In 1998 wordt in afwachting van de instroom van het personeel de f 3,5 miljoen die aan het budget van de Koninklijke marechaussee is toegevoegd, besteed aan de aanpassing van de infrastructuur bij de brigades.
De besluitvorming naar aanleiding van het lange-termijnprogramma van de Koninklijke marechaussee en de besluitvorming in het kader van de actualisering van de prioriteitennota hebben geleid tot de herschikking van diverse kleinere budgetten. Dit heeft onder andere betrekking op een bijdrage van de Koninklijke marechaussee aan het Militaire Revalidatie Centrum (MRC).
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Vervoermiddelen en vaartuigen | 8 000 | 9 000 | 9 250 | 10 000 | 8 900 | 8 000 | 8 500 | 9 000 | 9 750 | 8 500 |
Elektrisch en elektronisch materieel | 7 500 | 7 500 | 8 000 | 9 000 | 8 300 | 5 700 | 7 000 | 8 000 | 8 500 | 7 000 |
Automatiseringsmiddelen | 6 600 | 5 300 | 5 900 | 7 500 | 6 700 | 10 250 | 7 000 | 7 500 | 8 000 | 6 500 |
Bewapeningsmaterieel | 775 | 775 | 1 000 | 1 300 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
Springstoffen en munitie | 1 000 | 1 000 | 1 100 | 1 500 | 1 000 | 1 000 | 1 100 | 1 200 | 1 400 | 1 000 |
Telefooninstallaties | 1 000 | 1 000 | 1 200 | 1 600 | 1 000 | 1 000 | 1 100 | 1 200 | 1 500 | 1 100 |
Overig groot materieel | 1 048 | 1 036 | 1 300 | 1 874 | 1 451 | 1 736 | 1 600 | 1 485 | 1 596 | 1 508 |
Infrastructuur | 19 775 | 12 921 | 16 765 | 19 981 | 13 488 | 11 512 | 11 432 | 16 030 | 18 896 | 21 267 |
Totaal | 45 698 | 38 532 | 44 515 | 52 755 | 41 839 | 40 198 | 38 732 | 45 415 | 50 642 | 47 875 |
Toelichting op de ramingsbedragen per artikelonderdeel
Het voertuigenpark van de Koninklijke marechaussee bestaat uit transporters, personenauto's, motoren, vrachtauto's en pantserwagens. In verband met afstoting van veel verouderd materieel in 1996 en 1997 kan in 1998 met een lager bedrag worden volstaan.
Elektrisch en elektronisch materieel
De geraamde bedragen zijn bestemd voor de uitbreiding en vervanging van (data)communicatieapparatuur. Daarnaast dient in de toekomst rekening te worden gehouden met een bijdrage van de Koninklijke marechaussee in het communicatieproject C2000 als opvolger van het Interim Landelijk Mobilofoonnet.
In 1997 en 1998 zullen investeringen dienen te worden gedaan in automatiseringssystemen die in belangrijke mate bepalend zijn voor de bedrijfsvoering van de Koninklijke marechaussee. Als belangrijkste systemen worden genoemd:
– het opnieuw opzetten van het Passagiers Afhandelingssysteem in samenwerking met de immigratie- en naturalisatiedienst van het ministerie van Justitie;
– het invoeren van een mobiel bevragingssysteem (Mobilist) in voertuigen;
– het invoeren van districts- en brigadenetwerken (KMARIM);
– het invoeren van een systeem ten behoeve van de ondersteuning van de justitiële dienst met behulp van fotoconfrontatie;
– de invoering van een geïntegreerd meldkamersysteem ter ondersteuning van de operationele meldkamer.
Het bedrag is bestemd voor de onderhoudsaanschaf van het diverse in gebruik zijnde bewapeningsmaterieel.
Het bedrag is vooral bestemd voor de aanschaf van munitie om de schietvaardigheid te onderhouden.
Het geraamde bedrag is bestemd voor de uitbreiding en vervanging van telefooninstallaties, faxen en mobiele telefoonapparatuur.
Hieronder worden uitgaven geraamd ten behoeve van uitbreiding en vervanging van materieel, zoals apparatuur voor beroepsvaardighedentraining en kopieermachines.
In 1998 komen de laatste termijnen van de nieuwbouw voor de Koninklijke marechaussee in Den Haag tot betaling.
Voor de brigades Seedorf en Katwijk vindt nieuwbouw plaats. Deze projecten zijn in 1997 aangevangen en worden in 1998 afgerond.
Voorts is in passieve componenten van het KMARIM (onder andere bekabeling) voorzien.
Voor het honorarium van het agentschap DGW&T is in 1998 een bedrag van f 0,7 miljoen in de begroting opgenomen.
08. BELEIDSTERREIN MULTI-SERVICE PROJECTEN EN ACTIVITEITEN
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Overeenkomstig de door de Kamer aanvaarde motie-Van Middelkoop (Kamerstukken II, 1990/91, 21 991 X, nr. 18) zijn de oprichting van en de investeringen voor de luchtmobiele brigade onderworpen aan de procedure controle grote projecten.
De specifiek voor de oprichting van de luchtmobiele brigade benodigde investeringen worden op dit artikel verantwoord.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Stand ontwerp-begroting1997 | 82 505 | 68 226 | 93 493 | 980 | 13 566 | |||
1e suppletore wet 1997 | 101 062 | |||||||
Nieuwe mutaties | 82 771 | 12 908 | – 48 010 | 2 673 | 66 528 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 1 883 851 | 163 435 | 266 338 | 81 134 | 45 483 | 3 653 | 80 094 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||
Stand ontwerp-begroting 1997 | 470 717 | 412 646 | 266 938 | 300 740 | 350 366 | |||
1e suppletore wet 1997 | 34 947 | |||||||
Nieuwe mutaties | – 699 | 20 625 | 28 353 | 12 835 | 12 270 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 436 065 | 504 965 | 433 271 | 295 291 | 313 575 | 362 636 | 178 185 |
De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en de uitgaven opbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Verplichtingenmutaties | ||||
Ramingsbijstellingen: | ||||
– Bewapende helikopter | – 9 571 | – 54 683 | 2 673 | 66 528 |
– Transporthelikopter | 19 713 | 4 356 | ||
– Overige, specifieke materieelprojecten | 1 872 | |||
– Infrastructuur grondcomponent | 520 | 2 003 | ||
Prijsbijstelling 1997: | ||||
– Infrastructuur luchtcomponent | 374 | 314 | ||
Totaal van de verplichtingenmutaties | 12 908 | – 48 010 | 2 673 | 66 528 |
Uitgavenmutaties | ||||
Ramingsbijstellingen: | ||||
– Bewapende helikopter | 13 282 | 5 278 | – 12 164 | – 837 |
– Transporthelikopter | – 19 319 | 6 819 | 12 164 | 837 |
– Overige, specifieke materieelprojecten | 9 242 | |||
– Infrastructuur landcomponent | 520 | 2003 | ||
– Luchtmobiel speciaal voertuig | – 3 725 | |||
Prijsbijstelling 1997: | ||||
– Bewapende helikopter | 11 168 | 11 329 | 12 544 | 12 264 |
– Transporthelikopter | 9 160 | 2 613 | 100 | 6 |
– Infrastructuur luchtcomponent | 297 | 311 | 191 | |
Totaal van de uitgavenmutaties | 20 625 | 28 353 | 12 835 | 12 270 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingenmutaties
De verplichtingenmutaties zijn een gevolg van verschuivingen in de aanvullende investeringen voor de Bewapende helikopter en de Transporthelikopter en vertraging in de aanschaf van Overig specifiek materieel. De verschuiving bij de Infrastructuur landcomponent is een gevolg van het uitstellen van de werkzaamheden aan het oefenterrein De Haar.
Toelichting op de nieuwe uitgavenmutaties
De uitgavenmutaties bij de Bewapende helikopter en de Transporthelikopter zijn een gevolg van herschikkingen in de aanvullende investeringen. De mutatie in de uitgaven voor het Luchtmobiel speciaal voertuig is overeenkomstig het betalingsschema opgesteld in overleg met de leverancier. De betalingen voor het Overig specifiek materieel zullen grotendeels in 1998 plaatsvinden omdat de verplichtingen later (in 1997) worden aangegaan dan oorspronkelijk verwacht. De verschuiving bij de Infrastructuur landcomponent is een gevolg van het uitstellen van de werkzaamheden aan het oefenterrein De Haar.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
08.01.01 Bewapende helikopter | 39 256 | 34 490 | 3 653 | 80 094 | 257 910 | 233 550 | 294 022 | 361 794 | 178 185 | |
08.01.02 Transporthelikopter | 19 713 | 4 356 | 139 753 | 48 206 | 12 264 | 842 | ||||
08.01.03 Luchtmobiel speciaal voertuig | 15 150 | |||||||||
08.01.04 Persoonsgebonden uitrusting | ||||||||||
08.01.05 Overige, specifieke materieelprojecten | 1 872 | 9 242 | ||||||||
08.01.06 Infrastructuur grondcomponent | 520 | 2 003 | 520 | 2 003 | ||||||
08.01.07 Infrastructuur luchtcomponent | 19 773 | 4 634 | 10 696 | 11 532 | 7 289 | |||||
Totaal | 81 134 | 45 483 | 3 653 | 80 094 | 433 271 | 295 291 | 313 575 | 362 636 | 178 185 |
Toelichting per artikelonderdeel
De eerste Apache AH-64D helikopters zullen vanaf 1999 binnenstromen. Als interimoplossing worden 12 Apache AH-64A helikopters geleased van de Verenigde Staten.
Inmiddels zijn de zeven gemodificeerde Chinook helikopters in gebruik genomen. De zes nieuwe Chinook helikopters zullen vanaf 1998 binnenstromen. De instroming van de Cougar helikopters zal naar verwachting eind 1997 voltooid zijn.
Dit artikelonderdeel heeft betrekking op de verwerving van lichte voertuigen, die met behulp van transporthelikopters kunnen worden vervoerd. De verplichting voor de aanschaf van de «Véhicule Léger Aéromobile» van Lohr Industries uit Frankrijk is in 1996 aangegaan. Het voertuig zal in licentie door DAF Special Products worden gebouwd. Naar verwachting zal de instroming het laatste kwartaal van 1997 aanvangen.
Op dit artikelonderdeel werden de uitgaven geraamd die voortvloeien uit de verwerving van parka's, speciale slaapzakken en overige persoonsgebonden uitrusting. Dit deelproject is afgesloten.
Overige, specifieke materieelprojecten
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op speciaal voor de luchtmobiele genie en logistieke eenheden bestemd materieel, zoals minibouwmachines, mijnenvelddoorbraakuitrustingen en speciale geniemunitie.
De op dit artikelonderdeel opgenomen uitgaven hebben betrekking op infrastructurele aanpassingen voor de grondcomponent van de luchtmobiele brigade te Assen en Schaarsbergen.
De op dit artikelonderdeel opgenomen uitgaven hebben betrekking op infrastructurele aanpassingen voor de luchtcomponent van de luchtmobiele brigade, te weten de Tactische helikoptergroep te Soesterberg en Gilze-Rijen.
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd ten behoeve van vredesoperaties. De uitgaven betreffen het verplichte Nederlandse aandeel (contributies) in de kosten van VN-operaties (1,59%) en de additionele uitgaven die het gevolg zijn van de deelneming van de Nederlandse krijgsmacht aan vredesoperaties.
De additionele uitgaven hebben betrekking op:
– personele exploitatie, waaronder toelagen en reis- en verblijfkosten;
– materiële exploitatie, waaronder brandstofverbruik, verbruiksartikelen, gebruiksgereedmaken en onderhoud en herstel van materiaal.
Momenteel neemt de Nederlandse krijgsmacht deel aan een aantal vredesoperaties in en rondom het voormalige Joegoslavië, alsmede aan enkele kleinere operaties elders in de wereld. De Navo Sfor-operatie in het voormalige Joegoslavië en vanuit Italië (Villafranca en Sigonella) worden niet door de Verenigde Naties (VN) gefinancierd. Als gevolg hiervan ontvangt Nederland voor deze operaties geen VN-vergoedingen.
Opbouw uitgaven vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||
Stand ontwerp-begroting 1997 | 330 302 | 288 024 | 303 024 | 303 023 | 303 024 | 303 024 | ||
1e suppletore wet 1997 | – 54 000 | – 47 500 | – 35 200 | – 54 400 | – 54 900 | |||
Nieuwe mutaties | ||||||||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 234 024 | 255 524 | 267 823 | 248 624 | 248 124 | 248 124 |
De onderverdeling naar contributies en vredesoperaties
De onderverdeling naar contributies en vredesoperaties (x f 1000) | |||||
Omschrijving | Uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
VN-contributies | 41 250 | 61 250 | 61 250 | 61 250 | 61 250 |
F-16's Villafranca | 20 000 | – | – | – | – |
Sfor | 50 000 | – | – | – | – |
Voorziening voor Vredesoperaties | 144 274 | 206 573 | 187 374 | 186 874 | 186 874 |
Totaal | 255 524 | 267 823 | 248 624 | 248 124 | 248 124 |
Voor de gegevens over volume en prestaties, zoals gegevens over de personele inzet bij vredesoperaties, wordt verwezen naar paragraaf 1.5.4 van de memorie van toelichting «Overzicht Nederlandse bijdragen aan vredesoperaties».
Deze contributies betreffen het verplichte Nederlandse aandeel in de kosten van VN-operaties geraamd.
Deze regel bevat de raming van de additionele uitgaven voor de Nederlandse deelneming met F-16's aan Sfor vanuit Villafranca (voorheen operatie Deny Flight). Politieke besluitvorming heeft plaatsgevonden over deelneming aan deze operatie tot en met de eerste helft van 1998.
Het betreft hier een voortzetting van de deelneming van een gemechaniseerd bataljon inclusief ondersteunende eenheden aan Sfor in Bosnië. Politieke besluitvorming heeft plaatsgevonden over deelneming aan deze operatie tot en met de eerste helft van 1998.
Voorziening voor Vredesoperaties
Op deze regel is de resterende voorziening voor vredesoperaties opgenomen.
08.03 Doelmatigheidsbesparingen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel worden de besparingen verantwoord als gevolg van maatregelen ter verbetering van de doelmatigheid. Deze maatregelen zijn nu uitgevoerd. Daarom wordt dit artikel in deze ontwerpbegroting voor het laatst gevoerd.
Opbouw van de bezuinigingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||
Stand ontwerp-begroting 1997 | – 28 057 | – 61 234 | – 158 046 | – 155 210 | ||||
1e suppletore wet 1997 | ||||||||
Nieuwe mutaties | 28 057 | 61 234 | 158 046 | 155 210 | ||||
Stand ontwerp-begroting 1998 |
In de beleidsbrief van november 1994 zijn onder andere structurele maatregelen aangekondigd om de kosten van «overhead» en van ondersteunende delen van de defensie-organisatie te verminderen. De besparingsmogelijkheden doen zich op verschillende terreinen voor en zijn vooral gericht op de verbetering van de doelmatigheid. In bijlage 3 van de brief zijn de besparingsrichtingen opgenomen. Voor de nog resterende reeks in te boeken doelmatigheidswinst bevat deze ontwerp-begroting de te nemen maatregelen. Met de totale opbrengst van de maatregelen is vanaf het jaar 2000 de structurele besparing van f 450 miljoen per jaar verwezenlijkt. Vanaf de begroting 1996 is elk jaar een deel van de besparing ingeboekt op basis van de op dat moment concreet uitgewerkte maatregelen. Onderstaand is aangegeven welk deel van de totale besparing in de respectievelijke begrotingen is verwerkt.
Verwerkte besparingen (bedragen x f 1000) | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 |
– met de begroting 1996 | 75 000 | 121 380 | 167 557 | 181 703 | 192 043 |
– met de begroting 1997 | – | 28 620 | 54 386 | 107 063 | 99 911 |
– met de ontwerpbegroting 1998 (zie onderstaande toelichting op de nieuwe mutaties) | – | – | 28 057 | 61 234 | 158 046 |
Totaal | 75 000 | 150 000 | 250 000 | 350 000 | 450 000 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De verwachte bruto-opbrengst van de diverse maatregelen alsmede de met de maatregelen samenhangende investeringen (kosten voor de baat) zijn niet geheel in overeenstemming met de omvang en fasering van de in de ontwerpbegroting 1997 resterende taakstelling. Door middel van budgetoverhevelingen tussen dit artikel en de beleidsterreinen is dit faserings- en omvangsverschil geaccomodeerd binnen het defensiebudget.
De nieuwe mutaties zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Budgetoverhevelingen tussen beleidsterreinen | 38 196 | 54 810 | 47 372 | 57 424 | 14 338 |
Externe opleidingen | – 6 900 | – 6 900 | – 6 900 | – 6 900 | – 6 900 |
Geestelijke verzorging | – 4 211 | – 4 211 | – 4 211 | – 4 211 | – 4 211 |
Geneeskundige verzorging | – 5 000 | – 5 000 | – 5 000 | – 1 500 | – 1 500 |
Controletoren | 5 840 | 5 840 | 5 840 | 5 840 | |
Verkeer en vervoer | 7 000 | 7 000 | 7 000 | 7 000 | |
CO/Haagse staven | 5 000 | 10 000 | 15 000 | 15 000 | |
Voorlichting | 1 514 | 1 514 | 1 514 | 1 514 | |
Bidoc | 2 294 | 2 294 | 2 294 | 2 294 | |
Militaire geschiedenis | 300 | 300 | 300 | 300 | |
Bemiddelingsopleidingen BBT'ers | 7 500 | 15 300 | 15 300 | 15 300 | |
Afschaffing BBT-premies | 8 250 | ||||
Samenvoeging diverse opleidingen | 3 080 | 3 080 | 3 080 | 3 080 | |
Onderhoud en logistiek | 7 915 | 37 130 | 30 945 | 43 905 | 43 905 |
Defensie Telematica Organisatie | 5 000 | 15 000 | 30 000 | 30 000 | |
Werving en selectie | – 600 | – 600 | |||
Diverse kleine doelmatigheid | 2000 | 2000 | 2000 | 27 000 | |
Kosten voor de baat | – 30 000 | – 61 000 | – 30 000 | ||
Kosten Sociaal Beleidskader | – 26 300 | – 33 300 | – 12 400 | – 5 400 | |
Totaal | 0 | 28 057 | 61 234 | 158 046 | 155 210 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Onderstaand wordt aangegeven welke doelmatigheidsmaatregelen in 1998 in gang gezet zullen worden, of al in 1997 zijn begonnen, en wat de financiële consequenties voor het jaar 1997 en verder zijn. De ingeboekte doelmatigheidsopbrengsten zijn op grond van de huidige inzichten toegerekend aan de beleidsterreinen en, binnen de beleidsterreinen, aan de begrotingsartikelen. Eventueel optredende afwijkingen in tijd en/of omvang van de besparingen zijn vooreerst binnen het betreffende beleidsterrein, maar in elk geval binnen het defensiebudget, opgelost.
Zoals bekend wordt als gevolg van deze operatie een aanzienlijk aantal functies overtollig. De daaraan verbonden kosten, die tot uitdrukking komen in het «Sociaal Beleidskader», zijn in totaal afzonderlijk zichtbaar gemaakt en opgenomen in de berekening van de totale netto-opbrengst doelmatigheidswinst.
Vooral voor Onderhoud en logistiek zijn investeringen hoofdzakelijk om, vooral vanaf 2000, de structurele doelmatigheidsopbrengst te bereiken. De met de investeringen samenhangende bedragen zijn in bovenstaand overzicht opgenomen onder de regel «kosten voor de baat».
Budgetoverhevelingen tussen beleidsterreinen
Bij het inboeken van de doelmatigheidsmaatregelen is het mogelijk gebleken, naast de totale taakstelling oplopend tot f 450 miljoen, ook een deel van de «kosten voor de baat» en de uitgaven in het kader van het SBK te financieren. De uitgaven voor een aantal grotere noodzakelijke investeringen en een deel van de SBK-uitgaven zijn, mede gezien het incidentele karakter, niet uit de structurele bruto-opbrengst gefinancierd. Deze posten, alsmede voor het faseringsverschil tussen de doelmatigheidsopbrengsten en de taakstelling, zijn verwerkt in het totale defensiebudget.
In de begroting 1997 werd binnen het beleidsterrein Koninklijke landmacht een structurele besparing op externe opleidingen voorzien en ten gunste van dit artikel ingeboekt. Deze besparing blijkt thans voor een bedrag van f 6,9 miljoen per jaar vanaf 1997 niet mogelijk.
Het betreft hier een correctie op de reeds in de begroting 1996 ingeboekte doelmatigheidswinst met betrekking tot de personele reductie binnen de Geestelijke verzorging. De mutatie heeft tevens betrekking op het omzetten van subsidies aan de vormingscentra in betalingen voor een overeengekomen aantal aldaar te houden cursusdagen.
De financiële consequentie van deze mutatie bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Koninklijke marine | – 1 036 | – 1 036 | – 1 036 | – 1 036 | – 1 036 |
Koninklijke landmacht | – 1 359 | – 1 359 | – 1 359 | – 1 359 | – 1 359 |
Koninklijke luchtmacht | – 1 744 | – 1 744 | – 1 744 | – 1 744 | – 1 744 |
Koninklijke marechaussee | – 72 | – 72 | – 72 | – 72 | – 72 |
Totaal | – 4 211 | – 4 211 | – 4 211 | – 4 211 | – 4 211 |
In de begroting 1997 heeft, in het kader van de oprichting van het Geneeskundig Facilitair Bedrijf onder het Defensie Interservice Commando, een budgettaire ontvlechting plaatsgevonden. Tevens is in de begroting 1997 de voorziene doelmatigheidswinst volledig ingeboekt. Deze mutaties moeten op grond van de jongste informatie worden gecorrigeerd.
De financiële consequentie van deze correctie bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Koninklijke landmacht | – 7 700 | – 15 400 | – 16 800 | – 16 800 | – 16 800 |
Defensie Interservice Commando | 2 700 | 10 400 | 11 800 | 15 300 | 15 300 |
Totaal | – 5 000 | – 5 000 | – 5 000 | – 1 500 | – 1 500 |
Deze maatregel behelst een functiereductie, onder andere voor de Defensie Accountantsdienst.
De opbrengst van deze maatregel bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Algemeen | – | 3 805 | 3 805 | 3 805 | 3 805 |
Koninklijke landmacht | – | 1 960 | 1 960 | 1 960 | 1 960 |
Koninklijke luchtmacht | – | 75 | 75 | 75 | 75 |
Totaal | – | 5 840 | 5 840 | 5 840 | 5 840 |
Als gevolg van de oprichting van de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie onder het Defensie Interservice Commando wordt een besparing bereikt van f 22,5 miljoen, waarvan al f 15,5 miljoen meerjarig is ingeboekt in de begroting 1997. Het restant van f 7 miljoen per jaar vanaf 1998 wordt thans verwerkt.
Het betreft hier de functiereductie bij de Haagse staven van de drie krijgsmachtdelen en de Koninklijke marechaussee. De reductie bij de Centrale organisatie is al verwerkt in de begroting 1997.
De opbrengst van deze maatregel bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Koninklijke marine | – | 1 200 | 2 400 | 3 600 | 3 600 |
Koninklijke landmacht | – | 2 100 | 4 200 | 6 300 | 6 300 |
Koninklijke luchtmacht | – | 1 300 | 2 600 | 3 900 | 3 900 |
Koninklijke marechaussee | – | 400 | 800 | 1 200 | 1 200 |
Totaal | – | 5 000 | 10 000 | 15 000 | 15 000 |
Vooral bij de Koninklijke landmacht worden de voorlichtingsfuncties verminderd. De in de begroting 1996 ingeboekte besparing op verzendkosten van periodieken wordt enigszins gecorrigeerd.
De opbrengst van deze maatregel bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Algemeen | – | 650 | 650 | 650 | 650 |
Koninklijke marine | – | – 82 | – 82 | – 82 | – 82 |
Koninklijke landmacht | – | 990 | 990 | 990 | 990 |
Koninklijke luchtmacht | – | – 44 | – 44 | – 44 | – 44 |
Totaal | – | 1 514 | 1 514 | 1 514 | 1 514 |
Bij de bibliotheken en documentatiecentra worden onderstaande besparingen gehaald. Rekening is gehouden met jaarlijks terugkerende kosten van ongeveer f 0,3 miljoen voor onder andere automatisering.
De financiële consequentie van deze correctie bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Algemeen | – | 52 | 52 | 52 | 52 |
Koninklijke marine | – | 360 | 360 | 360 | 360 |
Koninklijke landmacht | – | 1 654 | 1 654 | 1 654 | 1 654 |
Koninklijke luchtmacht | – | 200 | 200 | 200 | 200 |
Koninklijke marechaussee | – | 28 | 28 | 28 | 28 |
Totaal | – | 2 294 | 2 294 | 2 294 | 2 294 |
De secties Militaire geschiedenis van de drie krijgsmachtdelen worden samengebracht op één locatie in de Haagse regio, waardoor een besparing ontstaat.
De opbrengst van deze maatregel bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Koninklijke marine | – | 75 | 75 | 75 | 75 |
Koninklijke landmacht | – | 150 | 150 | 150 | 150 |
Koninklijke luchtmacht | – | 75 | 75 | 75 | 75 |
Totaal | – | 300 | 300 | 300 | 300 |
Bemiddelingsopleidingen BBT'ers
Binnen het beleidsterrein Koninklijke landmacht wordt bespaard op de gereserveerde fondsen voor bemiddelingsopleidingen BBT'ers. Bemiddelingsopleidingen bereiden voor op de overgang naar een baan in de burgermaatschappij.
De opbrengst van deze maatregel bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
---|---|---|---|---|---|
Koninklijke landmacht | – | 7 500 | 15 300 | 15 300 | 15 300 |
Totaal | – | 7 500 | 15 300 | 15 300 | 15 300 |
De BBT-premies van 4% en 6% komen te vervallen, wat leidt tot een doelmatigheidsopbrengst van f 19,5 miljoen. Rekening houdend met de effecten van reeds lopende verplichtingen (arbeidscontracten) kunnen de eerste besparingen in 2001 worden bereikt. Voor het beleidsterrein Koninklijke marine is dit 2002. Door middel van een arbeidsmarktmonitor vindt bewaking van de effecten op de werving plaats.
De opbrengst van deze maatregel bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Koninklijke landmacht | – | – | – | – | 7 500 |
Koninklijke luchtmacht | – | – | – | – | 750 |
Totaal | – | – | – | – | 8 250 |
Samenvoeging diverse opleidingen
Rijopleidingen en administratieve en logistieke opleidingen zullen worden samengevoegd. Het aantal opleidingen voor persoonlijk computergebruik wordt verminderd.
De opbrengst van deze maatregel bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Koninklijke marine | – | 959 | 959 | 959 | 959 |
Koninklijke landmacht | – | 802 | 802 | 802 | 802 |
Koninklijke luchtmacht | – | 1 184 | 1 184 | 1 184 | 1 184 |
Koninklijke marechaussee | – | 135 | 135 | 135 | 135 |
Totaal | – | 3 080 | 3 080 | 3 080 | 3 080 |
De maatregelen uit dit werkveld omvatten onder andere de concentratie van onderhoudsbedrijven (waaronder de verplaatsing van het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf (MEOB) Oegstgeest naar Den Helder), de concentratie van verzorgingscommando's, de oprichting van een munitiebedrijf en een doelmatiger uitvoering van materieelcodificatie. De met deze maatregelen samenhangende investeringsuitgaven zijn verwerkt in de reeks «kosten voor de baat».
De opbrengst van deze maatregel bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Koninklijke marine | 765 | 1 135 | 2 115 | 11 625 | 11 625 |
Koninklijke landmacht | 2 750 | 9 780 | 17 770 | 20 770 | 20 770 |
Koninklijke luchtmacht | 4 400 | 26 145 | 10 990 | 11 440 | 11 440 |
Defensie Interservice Commando | – | 70 | 70 | 70 | 70 |
Totaal | 7 915 | 37 130 | 30 945 | 43 905 | 43 905 |
Defensie Telematica Organisatie
De oprichting van de Defensie Telematica Organisatie (DTO) leidt tot besparingen oplopend tot f 30 miljoen. De besparingen komen tot uitdrukking in lagere uitgaven voor telematicadiensten binnen de begrotingen van de beleidsterreinen die deze diensten bij de DTO afnemen.
De opbrengst van deze maatregel bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Algemeen | – | 900 | 2 800 | 5 600 | 5 600 |
Koninklijke marine | – | 900 | 2 800 | 5 500 | 5 500 |
Koninklijke landmacht | – | 2 200 | 6 500 | 13 200 | 13 200 |
Koninklijke luchtmacht | – | 900 | 2 700 | 5 500 | 5 500 |
Koninklijke marechaussee | – | 50 | 100 | 100 | 100 |
Defensie Interservice Commando | – | 50 | 100 | 100 | 100 |
Totaal | – | 5 000 | 15 000 | 30 000 | 30 000 |
De in de begroting 1997 ingeboekte besparing bij de Defensie-organisatie voor Werving en selectie dient vanaf 2000 enigszins te worden gecorrigeerd.
De financiële consequentie van deze correctie bedraagt:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
---|---|---|---|---|---|
Defensie Interservice Commando | – | – | – | – 600 | – 600 |
Totaal | – | – | – | – 600 | – 600 |
Binnen de begrotingen van de beleidsterreinen wordt een bedrag ingeboekt als doelmatigheidsopbrengst van diverse kleinere doelmatigheidsmaatregelen. Deze maatregelen omvatten onder andere de verplaatsing en reorganisatie van het Militair Penitentiair Centrum, het gebruik van simulatoren, het toepassen van meer duurzame materialen in nieuwbouwprojecten (besparing op onderhoud), een verdere reductie van voedingsuitgaven, verdere invoering van (kantoor)automatisering en de invoering van afstandsonderwijs (besparing op reiskosten). Het merendeel van deze maatregelen levert pas vanaf 2001 besparingen op.
De totale opbrengsten van deze maatregelen bedragen:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Algemeen | – | – | – | – | 692 |
Koninklijke marine | – | 500 | 500 | 500 | 6 415 |
Koninklijke landmacht | – | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 11 385 |
Koninklijke luchtmacht | – | 500 | 500 | 500 | 6 201 |
Koninklijke marechaussee | – | – | – | – | 1 225 |
Defensie Interservice Commando | – | – | – | – | 1 082 |
Totaal | – | 2000 | 2000 | 2000 | 27 000 |
08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Met ingang van de begroting 1997 is, ter uitwerking van de nota «Herijking van het buitenlands beleid» (Kamerstukken II 1994/95, 24 337 X, nr. 1), de Homogene groep Internationale Samenwerking in het leven geroepen.
Volgens de door de Ministerraad vastgestelde procedure worden door het ministerie van Defensie, naast de uitgaven voor vredesoperaties ten laste van artikel 08.02, ook de uitgaven voor attachés en de uitgaven voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba tot deze homogene groep gerekend. Voor de periode 1997 tot en met 1999 wordt het defensie-aandeel in de uitgaven voor het project Humanitair ontmijnen (HOM-2000) eveneens op dit artikel geraamd en verantwoord.
Opbouw van de uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||
Stand ontwerp-begroting 1997 | 52 166 | 52 166 | 52 166 | 52 166 | 52 166 | |||
1e suppletore wet 1997 | 5 500 | 20 500 | 4 700 | 4 100 | 4 100 | |||
Nieuwe mutaties | 8 100 | 32 600 | 9 200 | 8 600 | 8 600 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 65 766 | 105 266 | 66 066 | 64 866 | 64 866 | 64 866 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De nieuwe mutaties kunnen als volgt worden gespecificeerd:
bedragen x f 1000 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Kustwacht NA&A: | |||||
– bijdrage ministerie van Justitie | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
– bijdrage Nederlandse Antillen en Aruba | 5 100 | 30 600 | 7 700 | 7 600 | 7 600 |
Overige uitgaven: | |||||
– Humanitair ontmijnen | 2000 | 1 000 | 500 | ||
Totaal | 8 100 | 32 600 | 9 200 | 8 600 | 8 600 |
In de Ministerraad is overeengekomen dat het ministerie van Justitie vanaf 1997 een structurele bijdrage levert in de exploitatie-uitgaven ten behoeve van de Kustwacht NA&A. Deze bijdrage is overgeheveld naar de defensie-begroting. Daarnaast wordt van de Nederlandse Antillen en Aruba een bijdrage ontvangen in de investerings- en exploitatielasten.
De uitgaven in het kader van het Humanitair ontmijnen (project HOM-2000) worden in de verhouding 50/50 gedragen door Ontwikkelingssamenwerking en het ministerie van Defensie.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen en uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
08.04.01 Attachés | 30 866 | 30 866 | 30 866 | 30 866 | 30 866 |
08.04.02 Kustwacht NA&A | 73 400 | 34 700 | 34 000 | 34 000 | 34 000 |
08.04.03 Overige uitgaven | 1 000 | 500 | – | – | – |
Totaal | 105 266 | 66 066 | 64 866 | 64 866 | 64 866 |
Dit artikelonderdeel omvat de bezoldigingsuitgaven voor zowel attachés als het ondersteunende personeel.
Binnen dit artikelonderdeel is het defensie-aandeel in de exploitatie- en investeringsuitgaven ten behoeve van de Kustwacht NA&A opgenomen. Bij het volledig operationeel zijn van de Kustwacht NA&A zullen de totale exploitatie-uitgaven f 40,9 miljoen bedragen. Voor (varend) materieel en de noodzakelijke aanpassing van infrastructuur is een investeringsbudget van f 74,5 miljoen benodigd. Het deel van de uitgaven dat wordt gedragen door het KABNA wordt op de KABNA-begroting geraamd en verantwoord. De bijdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba in de investerings- en exploitatielasten worden op de Defensiebegroting als verrekenbare ontvangsten opgenomen.
Dit artikelonderdeel omvat de defensiebijdrage aan het project Humanitair ontmijnen.
09. BELEIDSTERREIN DEFENSIE INTERSERVICE COMMANDO
Het Defensie Interservice Commando (Dico) is in 1996 in het kader van de doelmatigheidsoperatie opgericht als afzonderlijk beleidsterrein naast de krijgsmachtdelen en de Centrale organisatie. In het Dico worden in beginsel alle diensten en bedrijven met een defensiebrede ondersteunende taak ondergebracht.
De in 1996 opgerichte interservice-eenheden Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO), Defensie-organisatie voor Werving en Selectie (DWS), Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB) en Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) doorlopen ieder een ingrijpende reorganisatie, gericht op een doelmatige inrichting van zowel de organisatie als de bedrijfsprocessen en op aanzienlijke besparingen op personeel en exploitatiekosten. De structurele besparingen op de exploitatiekosten zullen in het jaar 2000 zijn opgelopen tot ongeveer 15% van het budget van 1996.
Bij de eerste Dico-eenheden, het Instituut Defensie Leergangen (IDL) en het Defensie Materieel Codificatiecentrum (DMC), vinden eveneens veranderingsprocessen plaats in het kader van bezuinigingen, of zoals bij de Dienst Militaire Pensioenen (DMP), ter voorbereiding op een mogelijke privatisering.
Inmiddels is begonnen met de voorbereidingen om de Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD) met ingang van 1998 eveneens organisatorisch onder te brengen in het Dico.
Binnen het Dico heeft iedere eenheid de status van resultaatverantwoordelijke eenheid (RVE) of van agentschap. Deze eenheden beschikken over een zodanige mate van zelfstandigheid, dat zij zelf een zakelijke relatie met de klanten bij Defensie onderhouden.
De reorganisaties in het kader van de doelmatigheidsoperatie liggen op schema en zullen voor DVVO en DWS in 1998 zijn voltooid. De reorganisaties bij GFB en DGV zullen in 1998 (volgens schema) nog niet zijn afgerond. De effecten van de personeelsreducties zullen tot en met het jaar 2001 merkbaar zijn.
Met de ontwerpbegroting voor 1999 zal, uit doelmatigheidsoverwegingen, tot een verdere clustering van (kleine) diensten bij de Overige interservice diensten worden overgegaan.
Tot het Dico behoren twee agentschappen, de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) en de Defensie Telematica Organisatie (DTO). De DTO is met ingang van 1 september 1997 opgericht. De volgende organisaties zijn in de DTO ondergebracht:
– het voormalige agentschap Duyverman Computercentrum (DCC).
– het Centrum Advisering Bedrijfsvoering en Informatietechnologie Services (Cabis) van de Koninklijke marine;
– de Natco Telematica Organisatie (Natel) van de Koninklijke landmacht;
– het Dienstencentrum Automatisering van de Koninklijke landmacht;
– het Dienstencentrum Automatisering van de Koninklijke luchtmacht;
– het Netherlands Armed Forces Integrated Network (Nafin).
De begrotingen van beide agentschappen zijn opgenomen in wetsartikel 3 van de artikelsgewijze toelichting.
De volgende organisatie-eenheden worden tot het ressort «Overige interservice diensten» gerekend:
– de Dienst Militaire Pensioenen (DMP);
– het Defensie Archieven, Registratie- en Informatiecentrum (Daric);
– het Bureau Internationale Militaire Sportwedstrijden (Bims).
De totaal geraamde uitgaven van het beleidsterrein Defensie Interservice Commando (Dico) voor de jaren 1998 tot en met 2002 zijn als volgt te speciferen:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
09.02 Personeel en materieel | |||||
– Staf Dico | 9 249 | 9 167 | 9 203 | 8 113 | 8 242 |
– Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) | 92 365 | 91 614 | 84 847 | 84 797 | 82 297 |
– Defensie-organisatie voor Werving en Selectie (DWS) | 88 266 | 85 044 | 82 946 | 79 973 | 79 129 |
– Instituut Defensie Leergangen (IDL) | 18 207 | 17 583 | 17 569 | 17 490 | 17 490 |
– Dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA) | 14 225 | 14 042 | 13 987 | 13 688 | 13 688 |
– Dienst Materieel Codificatiecentrum (DMC) | 2 727 | 1 932 | 1 782 | 1 545 | 1 545 |
– Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB) | 117 101 | 113 689 | 96 849 | 94 109 | 93 980 |
– Diensten Geestelijke Verzorging (GV) | 25 930 | 23 968 | 21 556 | 21 499 | 21 499 |
– Overige interservice diensten | 20 447 | 15 778 | 15 407 | 14 951 | 14 951 |
– Wachtgelden en inactiviteitswedden | 8 158 | 7 032 | 6 032 | 4 932 | 3 854 |
Totaal Personeel en materieel | 396 675 | 379 849 | 350 178 | 341 097 | 336 675 |
09.03 Groot materieel en infrastructuur | 25 022 | 10 078 | 7 245 | 7 245 | 7 245 |
Totale uitgaven | 421 697 | 389 927 | 357 423 | 348 342 | 343 920 |
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
In dit artikel zijn de uitgaven opgenomen die nodig zijn voor de leiding en uitvoering van activiteiten door de tot het Dico behorende diensten en bedrijven. Het artikel omvat de volgende componenten:
– loonkosten en overige tot het loon te rekenen kosten van het ambtelijk burgerpersoneel en het militair personeel;
– overige personele uitgaven;
– materiële uitgaven inclusief kleine bedrijfsmatige investeringen, automatisering en telecommunicatie.
De bedrijfsvoeringsuitgaven zijn per organisatorisch ressort van resultaatverantwoordelijke eenheden weergegeven. Per te onderscheiden eenheid worden vier vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven en materiële uitgaven.
Met ingang van de begroting 1998 worden de bedragen voor de wachtgelduitgaven voor het burger- en militair personeel op het artikelonderdeel 09.02.37 geraamd en verantwoord.
De actualisering van de Prioriteitennota heeft geen invloed op de personeelssterkte van het Dico.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Stand ontwerp-begroting 1997 | 382 328 | 363 231 | 354 357 | 330 683 | 326 183 | |||
1e suppletore wet 1997 | 11 152 | 14 541 | 10 541 | 10 541 | 10 541 | |||
Nieuwe mutaties | 24 890 | 18 903 | 14 951 | 8 954 | 4 373 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 3 743 | 244 549 | 418 370 | 396 675 | 379 849 | 350 178 | 341 097 | 336 675 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||
Stand ontwerp-begroting 1997 | 382 328 | 363 231 | 354 357 | 330 683 | 326 183 | |||
1e suppletore wet 1997 | 11 152 | 14 541 | 10 541 | 10 541 | 10 541 | |||
Nieuwe mutaties | 24 840 | 18 903 | 14 951 | 8 954 | 4 373 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 231 092 | 418 320 | 396 675 | 379 849 | 350 178 | 341 097 | 336 675 |
De nieuwe mutaties zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
– Staf Dico | – 1 374 | – 1 316 | – 1 260 | – 2 244 |
– Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie | 3 375 | 7 035 | 3 125 | 3 815 |
– Defensie-organisatie voor Werving en Selectie | 1 535 | 731 | 3 177 | 2 568 |
– Geneeskundig Facilitair Bedrijf | 2 856 | 1 268 | – 2 316 | – 5 056 |
– Diensten Geestelijke Verzorging | 265 | 212 | 209 | 269 |
– Overige interservice diensten | 4 088 | – 11 | – 13 | 89 |
– Wachtgelden en inactiviteitswedden | 8 158 | 7 032 | 6 032 | 4 932 |
Totaal van de nieuwe uitgaven- en verplichtingenmutaties | 18 903 | 14 951 | 8 954 | 4 373 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Bovenvermelde mutaties worden naar oorzaak bij de ramingen van de diensten en bedrijven toegelicht. In de mutaties is mede begrepen de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling 1997. In de inleiding van de artikelsgewijze toelichting is hierop nader ingegaan.
Wachtgelden en inactiviteitswedden
De budgetten voor wachtgelden en inactiviteitswedden zijn van het beleidsterrein 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen naar de begroting van het beleidsterrein Dico overgeheveld.
De verplichtingen en uitgaven per dienst/bedrijf en voor wachtgelden
De verplichtingen en uitgaven per dienst/bedrijf en voor wachtgelden (x f 1000) | ||||||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Staf Dico | 9 249 | 9 167 | 9 203 | 8 113 | 8 242 | 9 249 | 9 167 | 9 203 | 8 113 | 8 242 |
Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie | 92 365 | 91 614 | 84 847 | 84 797 | 82 297 | 92 365 | 91 614 | 84 847 | 84 797 | 82 297 |
Defensie-organisatie voor Werving en Selectie | 88 266 | 85 044 | 82 946 | 79 973 | 79 129 | 88 266 | 85 044 | 82 946 | 79 973 | 79 129 |
Instituut Defensie Leergangen | 18 207 | 17 583 | 17 569 | 17 490 | 17 490 | 18 207 | 17 583 | 17 569 | 17 490 | 17 490 |
Dienst Personeel en Salaris-administratie | 14 225 | 14 042 | 13 987 | 13 688 | 13 688 | 14 225 | 14 042 | 13 987 | 13 688 | 13 688 |
Dienst Materieel Codificatiecentrum | 2 727 | 1 932 | 1 782 | 1 545 | 1 545 | 2 727 | 1 932 | 1 782 | 1 545 | 1 545 |
Geneeskundig Facilitair Bedrijf | 117 101 | 113 689 | 96 849 | 94 109 | 93 980 | 117 101 | 113 689 | 96 849 | 94 109 | 93 980 |
Dienst Geestelijke Verzorging | 25 930 | 23 968 | 21 556 | 21 499 | 21 499 | 25 930 | 23 968 | 21 556 | 21 499 | 21 499 |
Overige interservice diensten | 20 447 | 15 778 | 15 407 | 14 951 | 14 951 | 20 447 | 15 778 | 15 407 | 14 951 | 14 951 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 8 158 | 7 032 | 6 032 | 4 932 | 3 854 | 8 158 | 7 032 | 6 032 | 4 932 | 3 854 |
Totaal artikel personeel en materieel | 396 675 | 379 849 | 350 178 | 341 097 | 336 675 | 396 675 | 379 849 | 350 178 | 341 097 | 336 675 |
De verplichtingen en uitgaven Staf Defensie Interservice Commando
De staf Dico heeft tot doel het ondersteunen van de Commandant Dico bij de aansturing van de onder het Dico ressorterende eenheden. Daarnaast verzorgt de staf ondersteuning op het gebied van personeels- en financieel beheer voor Dico-eenheden die een zo geringe omvang hebben, dat zij niet op doelmatige wijze deze taken zelfstandig kunnen uitvoeren.
Naast een persoonlijke stafgroep zijn in de staf opgenomen een afdeling bedrijfsontwikkeling & plannen en een afdeling controller. De ondersteunende diensten uit de staf zijn in een afzonderlijke groep opgenomen.
In de staf Dico is geen beleidsvoorbereidende capaciteit op het gebied van personeel en materieel opgenomen. Bestaat hieraan behoefte, dan wordt een beroep gedaan op de krijgsmachtdelen of het Kerndepartement.
De staf is tezamen met enkele kleinere Dico-eenheden gehuisvest op de Koningin Marialaan te Den Haag. Mede als gevolg van de voorgenomen concentratie van Dico-diensten in dit pand zal in overleg met het Kerndepartement worden bezien in hoeverre overdracht van de exploitatie en het beheer van deze infrastructuur aan staf Dico mogelijk en wenselijk is.
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1 000) | |||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen en uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.02.01 Ambtelijk burgerpersoneel | 2 552 | 2 562 | 2 572 | 2 582 | 2 582 |
09.02.02 Militair personeel | 1 807 | 1 802 | 1 797 | 1 792 | 1 792 |
09.02.03 Overige personele uitgaven | 1 254 | 1 259 | 1 243 | 1 205 | 1 308 |
09.02.04 Materiële uitgaven | 3 636 | 3 544 | 3 591 | 2 534 | 2 560 |
Stand ontwerp-begroting 1998 | 9 249 | 9 167 | 9 203 | 8 113 | 8 242 |
Stand 1e suppletore begroting 1997 | 10 623 | 10 483 | 10 463 | 10 357 | |
Nieuwe mutaties | – 1 374 | – 1 316 | – 1 260 | – 2 244 |
De mutaties zijn uitsluitend het gevolg van diverse kleinere ramingsaanpassingen.
Toelichting per artikelonderdeel
09.02.01 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de staf Dico.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 94 519 | 94 889 | 95 259 | 95 630 | 95 630 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 2 552 | 2 562 | 2 572 | 2 582 | 2 582 |
De geringe omvang van de staf Dico heeft tot gevolg dat de nadruk ligt op personeel met een hoog opleidingsniveau. Dit heeft in vergelijking met andere diensten van Dico een relatief hoge middensom tot gevolg.
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van de staf Dico.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 17 | 17 | 17 | 17 | 17 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 106 294 | 106 000 | 105 706 | 105 412 | 105 412 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 807 | 1 802 | 1 797 | 1 792 | 1 792 |
De geringe omvang van de staf Dico heeft tot gevolg dat de nadruk ligt op personeel met een hoog opleidingsniveau. Dit heeft in vergelijking met andere Dico-diensten een relatief hoge middensom tot gevolg.
09.02.03 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, onderwijs en opleidingen.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 44 | 44 | 44 | 44 | 44 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 6 909 | 7 023 | 6 659 | 6 932 | 7 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 304 | 309 | 293 | 305 | 308 |
Overige uitgaven | x f 1000 | 950 | 950 | 950 | 900 | 1 000 |
Totale uitgaven | x f 1000 | 1 254 | 1 259 | 1 243 | 1 205 | 1 308 |
Tijdens de begrotingsuitvoering zullen deze overige uitgaven naar de andere Dico-diensten worden overgeheveld.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, onderhoud en herstel en inhuur van O-, I- en A-deskundigheid. Tevens worden aanloopkosten voor nieuwe diensten welke zijn opgenomen in het Dico, ten laste van dit budget verantwoord.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur O-, I- & A-deskundigheid | aantal mensjaren | 12 | 15 | 13 | 10 | 10 |
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 150 000 | 146 667 | 153 846 | 150 000 | 150 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 800 | 2 200 | 2000 | 1 500 | 1 500 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n ( bp en mp) | 44 | 44 | 44 | 44 | 44 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 41 727 | 30 545 | 36 159 | 23 500 | 24 091 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 836 | 1 344 | 1 591 | 1 034 | 1 060 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 3 636 | 3 544 | 3 591 | 2 534 | 2 560 |
Naar verwachting is de organisatie aan het eind van de begrotingsperiode zodanig gestructureerd dat een aantal uitgaven, zoals bureaukosten, druk- en bindwerk en exploitatie-uitgaven inzake automatisering, zullen verminderen. Hierdoor nemen de persoonsgebonden materiële uitgaven per werknemer af.
De verplichtingen en uitgaven Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie
De taak van de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) is het op ieder gewenst moment voorbereiden en (doen) leveren van vervoers- en verkeersdiensten voor het gehele ministerie van Defensie. De DVVO verzorgt alle niet-operationele verkeers- en vervoersdiensten, voor zover deze betrekking hebben op de algemene verdedigingstaak, taken in het kader van crisisbeheersingsoperaties, humanitaire operaties en overige vredestaken.
In de organisatie van de DVVO ziin naast de staf en een centraal Verkeers- en Vervoerscoördinatiecentrum (VVCC) drie regionale Defensie Verkeers- en Vervoerscentra opgenomen.
Ontwikkelingen buiten de DVVO, zoals grootschalige buitenlandse oefeningen en crisisbeheersingsoperaties maar ook bijvoorbeeld wetgeving, hebben invloed op de toekomstige vraag naar diensten van de DVVO en de benodigde middelen. De verkeers- en vervoerscentra van de DVVO leveren de verkeers- en vervoersdiensten rechtstreeks aan de resultaatverantwoordelijke eenheden bij de krijgsmachtdelen. De DVVO maakt gebruik van eigen capaciteit of huurt deze in. Voor luchttransport moet de DVVO eerst een beroep doen op de capaciteit van de Koninklijke luchtmacht.
De DVVO is primair verantwoordelijk voor de doelmatigheid van het vervoer, maar niet voor de vervoersbehoefte zelf. De krijgsmachtdelen moeten zelf transportaanvragen kritisch toetsen. De taken van de DVVO bestaan uit:
– het integraal afwegen van de keuze van het vervoer voor alle vervoersaanvragen;
– het plannen, coördineren en (doen) uitvoeren van vervoer;
– het, ter ondersteuning van de operationele commandant, coördineren en (doen) uitvoeren van strategische verplaatsingen van eenheden;
– het uitvoeren van vervoers- en verkeersleiding;
– het zorgdragen voor alle (aan de vervoersfunctie gekoppelde) douanefaciliteiten;
– het participeren in noodverkenningsteams (op 24 uurs notice), alsmede het leveren van deskundigheid voor zogenaamde «movement-control teams».
De in de begroting 1997 opgenomen personeelsaantallen DVVO hadden een voorlopig karakter, ingegeven door onder meer de opschorting van de dienstplicht, waardoor met ingang van 1997 dienstplichtige chauffeurs door burgerchauffeurs zouden worden vervangen. Door meer inzicht in de vervoerstaken is de voorgenomen uitbreiding met burgerfuncties, zoals opgenomen in de ontwerpbegroting 1997, omgezet in een uitbreiding van het aantal militaire BBT-functies voor chauffeurs.
De thans opgenomen sterktes zijn gebaseerd op het reorganisatieplan vervoersdiensten DVVO, waarbij rekening is gehouden met de door de Regiegroep Doelmatigheid voorgeschreven voorwaarden met betrekking tot de personele verdeling.
Verplichtingen en uitgaven DVVO
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1 000) | |||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen en uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.02.05 Ambtelijk burgerpersoneel | 12 374 | 10 408 | 10 093 | 9 870 | 9 870 |
09.02.06 Militair personeel | 30 491 | 29 645 | 29 386 | 29 399 | 29 399 |
09.02.07 Overige personele uitgaven | 3 900 | 3 900 | 3 900 | 3 900 | 3 900 |
09.02.08 Materiële uitgaven | 45 600 | 47 661 | 41 468 | 41 628 | 39 128 |
Stand ontwerpbegroting 1998 | 92 365 | 91 614 | 84 847 | 84 797 | 82 297 |
Stand 1e suppletore begroting 1997 | 88 990 | 84 579 | 81 722 | 80 982 | |
Nieuwe mutaties | 3 375 | 7 035 | 3 125 | 3 815 |
De nieuwe mutaties zijn als volgt te specificeren:
Bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Restontvlechting | 6 605 | 6 605 | 6 605 | 6 605 |
Bijdrage doelmatigheidswinst DTO | – 50 | – 100 | – 100 | – 100 |
Technische correctie | – 4 000 | 500 | ||
Doelmatigheidswinst | – 5 870 | – 5 870 | – 5 870 | – 5 870 |
Sociaal Beleidskader | 3 500 | 3 500 | ||
Loonbijstelling | 1 690 | 1 500 | 1 290 | 1 480 |
Prijsbijstelling | 1 500 | 1 400 | 1 200 | 1 200 |
Totaal van de mutaties | 3 375 | 7 035 | 3 125 | 3 815 |
De aanpassing betreft een budgetoverheveling door de krijgsmachtdelen voor de financiële middelen (personeel en materieel) die behoren bij de taken die door de krijgsmachtdelen worden overgedragen.
Oprichting Defensie Telematica Organisatie (DTO)
De mutatie heeft betrekking op een bijdrage in de te behalen doelmatigheidswinst als gevolg van de oprichting van het DTO.
De mutatie betreft een investeringsproject, voorziening infrastructuur Soesterberg, die gesteld dient te worden bij artikel 09.03 Investeringen groot materieel en infrastructuur ten behoeve van de DVVO.
Doelmatigheidswinst/Sociaal Beleidskader
Rekening is gehouden met de doelmatigheidswinst die, nu alle taken met bijbehorende middelen van de krijgsmachtdelen zijn overgebracht naar de DVVO, volledig kan worden bereikt. Tevens zijn extra gelden voor SBK-uitgaven ter beschikking gesteld in verband met de uitstroom van burgerpersoneel.
De DVVO levert de volgende diensten:
– geregeld wegvervoer (geïntegreerd systeem vervoerslijndienst);
– ongeregeld wegvervoer (nationaal/internationaal), bestaande uit ongeregeld vrachtvervoer, auto's met chauffeur, busvervoer en dienstpersonenauto's;
– rail-, lucht-, zee- en binnenwatervervoer (ongeregeld en veelal internationaal);
– verkeers- en vervoersleiding en verkeers- en vervoersdetachementen;
– beschikbaar stellen van (vervoers)capaciteit;
– overige verkeers- en vervoersactiviteiten, zoals douane-activiteiten;
– chauffeurssteun.
De vervoersbehoefte van de krijgsmachtdelen ligt ten grondslag aan het activiteitenplan van de DVVO. De geplande activiteiten op het gebied van het wegvervoer liggen ongeveer op hetzelfde niveau als in 1997.
Voor een goede aansluiting bij de bedrijfsvoering van de DVVO, waarbij ook rekening wordt gehouden met de consequenties van de in 1998 af te ronden reorganisatie, de relaties met de klanten en te maken afspraken over vraagregulering, wordt een nieuwe set van doelmatigheidskengetallen ontwikkeld. Als sturingsinstrument zijn de in de begroting 1997 gepresenteerde doelmatigheidskengetallen namelijk niet meer geheel bruikbaar. De verwachting is dat de nieuwe doelmatigheidskengetallen in de loop van 1998 in gebruik zullen worden genomen. In de ontwerpbegroting 1999 zullen de belangrijkste doelmatigheidskengetallen worden gepresenteerd.
Toelichting per artikelonderdeel
09.02.05 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de DVVO.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 185 | 154 | 151 | 147 | 147 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 66 286 | 66 864 | 66 351 | 66 891 | 66 891 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 12 263 | 10 297 | 10 019 | 9 833 | 9 833 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 3 | 3 | 2 | 1 | 1 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | 37 000 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 111 | 111 | 74 | 37 | 37 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 12 374 | 10 408 | 10 093 | 9 870 | 9 870 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van de DVVO.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 570 | 555 | 549 | 544 | 544 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 145 | 134 | 128 | 127 | 127 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 74 159 | 75 060 | 75 398 | 75 866 | 75 866 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 10 753 | 10 058 | 9 651 | 9 635 | 9 635 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 425 | 421 | 421 | 417 | 417 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 46 442 | 46 525 | 46 876 | 47 396 | 47 396 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 19 738 | 19 587 | 19 735 | 19 764 | 19 764 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 30 491 | 29 645 | 29 386 | 29 399 | 29 399 |
09.02.07 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, onderwijs en opleidingen alsmede inhuur van uitzendkrachten.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal mensjaren | 3 | 6 | 6 | ||
– gemiddeld uitgaven per mensjaar | x f 1 | 62 143 | 60 154 | 60 154 | ||
– totale uitgaven | x f 1000 | 185 | 361 | 361 | ||
– persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 758 | 712 | 702 | 692 | 692 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 4 900 | 4 971 | 5 041 | 5 058 | 5 058 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 3 714 | 3 539 | 3 539 | 3 500 | 3 500 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 3 900 | 3 900 | 3 900 | 3 500 | 3 500 |
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, zaken van operationele aard, en onderhoud en herstel aan voertuigen en gebouwen.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 758 | 712 | 702 | 692 | 692 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 24 142 | 28 737 | 20 610 | 21 717 | 18 104 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 18 300 | 20 461 | 14 468 | 15 028 | 12 528 |
Inhuur vervoerscapaciteit | x f 1000 | 27 300 | 27 200 | 27 000 | 27 000 | 27 000 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 45 600 | 47 661 | 41 468 | 42 028 | 39 528 |
Nadat de organisatie is gestabiliseerd en het voertuigenpark geoptimaliseerd dalen de uitgaven, met uitzondering van in te huren transportcapaciteit.
De verplichtingen en uitgaven Defensie-organisatie voor Werving en Selectie
De Defensie-organisatie voor Werving en Selectie (DWS) verzorgt als interservice eenheid de werving en selectie van het door de krijgsmachtdelen en de centrale organisatie benodigde burger- en militair personeel.
Naast de staf bevat de DWS een afdeling werving en een afdeling. De afdeling werving beschikt per krijgsmachtdeel over een sectie werving, waartoe onder meer de banenwinkels Koninklijke landmacht behoren. De afdeling selectie bestaat uit een sectie psychologisch onderzoek en een sectie geneeskundig onderzoek, alsmede een sectie coördinatie onderzoeken en aanstellingen.
De DWS heeft de volgende taken:
– het op tijd voorzien in de vooraf overeengekomen kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan nieuw militair personeel voor Defensie;
– het op tijd leveren van producten en diensten ten behoeve van burger- en militair personeel, zoals bijzondere selecties.
De belangrijkste ontwikkelingen binnen het deel van de arbeidsmarkt waarop DWS zich vooral richt, zijn voor de komende jaren:
– de geleidelijke vermindering van de omvang van de doelgroep met name door demografische factoren;
– de wijziging in de samenstelling van de doelgroep: relatief gezien meer vrouwen en allochtonen;
– de stijging van de leeftijd waarop men op de arbeidsmarkt komt en de stijging van het gemiddelde opleidingsniveau.
De ontwikkelingen binnen Defensie die invloed hebben op de opdracht van DWS zijn:
– de voorziene invoering van een gedragscode;
– de beleidsdoelstellingen voor vrouwen en allochtonen;
– de introductie van de beleidsnota Reservisten.
Verplichtingen en uitgaven DWS
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1 000) | |||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen en uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.02.09 Ambtelijk burgerpersoneel | 11 380 | 11 799 | 11 261 | 10 284 | 9 923 |
09.02.10 Militair personeel | 19 495 | 19 223 | 19 017 | 16 959 | 16 476 |
09.02.11 Overige personele uitgaven | 54 775 | 51 445 | 50 102 | 50 148 | 50 148 |
09.02.12 Materiële uitgaven | 2 616 | 2 577 | 2 566 | 2 582 | 2 582 |
Stand ontwerp-begroting 1998 | 88 266 | 85 044 | 82 946 | 79 973 | 79 129 |
Stand 1e suppletore begroting 1997 | 86 731 | 84 313 | 79 769 | 77 405 | |
Nieuwe mutaties | 1 535 | 731 | 3 177 | 2 568 |
De nieuwe mutaties zijn als volgt te specificeren:
Bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Loonbijstelling | 1 210 | 1 210 | 1 210 | 1 210 |
Prijsbijstelling | 1 600 | 1 500 | 1 300 | 1 300 |
Aanpassing doelmatigheidswinst | 600 | 600 | ||
Overige ramingsaanpassingen | – 1 275 | – 1 979 | 67 | – 542 |
Totaal | 1 535 | 731 | 3 177 | 2 568 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Als gevolg van het niet overnemen van keurings- en selectie-activiteiten van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Geneeskundig Centrum wordt de doelmatigheidswinst voor 2000 en volgende jaren negatief bijgesteld met f 0,6 miljoen.
De mutaties bestaan uit een groot aantal van kleinere aanpassingen.
Activiteitentoelichting en doelmatigheidskengetallen
De DWS levert de volgende diensten:
– aanstelbare kandidaten;
– uitgevoerde bijzondere selecties.
Voor de jaren 1998 tot en met 2002 geldt voor het militaire personeel de volgende aanstellingsbehoefte voor DWS. Voor planningsdoeleinden wordt aangenomen dat deze opdracht met een percentage van 10 naar boven of beneden kan variëren zonder dat bijstelling van het bedrijfsplan nodig is.
Beleidsterrein | Categorie | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
KM | BOT | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
BBT | 1 365 | 1 365 | 1 365 | 1 365 | 1 365 | |
KL | BOT | 480 | 500 | 510 | 605 | 605 |
BBT | 3 900 | 4 600 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | |
Natres | 1 000 | 700 | 700 | 700 | 700 | |
KLu | BOT | 75 | 75 | 75 | 75 | 75 |
BBT | 775 | 800 | 850 | 850 | 850 | |
KMAR | BOT | 30 | 60 | 60 | 60 | 60 |
BBT | 465 | 465 | 465 | 465 | 465 | |
Totaal aan te stellen militair personeel | 8 190 | 8 665 | 9 125 | 9 220 | 9 220 |
De aanstellingsbehoefte is tot stand gekomen op basis van door de krijgsmachtdelen aangegeven wervingsbehoeften. De geplande te behalen doelmatigheidswinst wordt na 1998 bereikt door geleidelijke vermindering van (overhead) personeel. Daarnaast vindt onderzoek plaats naar een verdere doelmatigheidsverbetering bij de werving.
Voor het begrotingjaar 1998 wordt, rekening houdend met de gemiddelde kosten per persoon van f 1 900, een totaalbedrag van f 15,6 miljoen toegelicht met doelmatigheidskengetallen.
Toelichting per artikelonderdeel
09.02.09 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van DWS.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 171 | 166 | 162 | 160 | 154 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 66 333 | 70 855 | 69 284 | 64 275 | 64 435 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 11 343 | 11 762 | 11 224 | 10 284 | 9 923 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 1 | 1 | 1 | ||
– gemiddeld salaris | x f 1 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | ||
– totale uitgaven | x f 1000 | 37 | 37 | 37 | ||
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 11 380 | 11 799 | 11 261 | 10 284 | 9 923 |
Door de behoefte bij de krijgsmachtdelen aan specifiek personeel en een groter aantal BBT'ers ter vervanging van beroepspersoneel, wordt er de eerstkomende jaren een grote druk gelegd op de werving. Als gevolg daarvan nemen naar verwachting persoonsgerelateerde toelagen zoals overwerk, toe.
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van de DWS.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 293 | 285 | 279 | 272 | 264 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 237 | 230 | 215 | 215 | 208 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 71 515 | 72 665 | 75 763 | 67 014 | 67 188 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 16 949 | 16 713 | 16 289 | 14 408 | 13 975 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 56 | 55 | 60 | 57 | 56 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 45 464 | 45 636 | 45 467 | 44 754 | 44 661 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 2 546 | 2 510 | 2 728 | 2 551 | 2 501 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 19 495 | 19 223 | 19 017 | 16 959 | 16 476 |
Door de behoefte bij de krijgsmachtdelen aan specifiek personeel en een groter aantal BBT'ers ter vervanging van beroepspersoneel, wordt er de eerstkomende jaren een grote druk gelegd op de werving. Naar verwachting nemen daardoor persoonsgerelateerde toelagen, zoals overwerk, toe.
09.02.11 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, onderwijs en opleidingen, inhuur tijdelijk personeel en overige personele uitgaven.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal mensjaren | 3 | 6 | 6 | ||
– gemiddelde uitgaven per mensjaar | x f 1 | 62 143 | 60 154 | 60 154 | ||
– totale uitgaven | x f 1000 | 186 | 361 | 361 | ||
– persoons gebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 465 | 452 | 442 | 432 | 418 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 7 073 | 7 044 | 6 880 | 6 824 | 6 813 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 3 289 | 3 184 | 3 041 | 2 948 | 2 848 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 3 475 | 3 545 | 3 402 | 2 948 | 2 848 |
Uitgaven werving | x f 1000 | 51 300 | 47 900 | 46 700 | 47 200 | 47 300 |
Totaal overige personele uitgaven | x f 1000 | 54 775 | 51 445 | 50 102 | 50 148 | 50 148 |
De uitgaven voor werving hebben betrekking op wervingscampagnes op de radio, op televisie, in de bioscoop, in abri's, in periodieken en in dagbladen. Ook met uitgaven voor manifestaties, zoals de megafestatie in Utrecht, is rekening gehouden.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, huur banenwinkels, zaken van operationele aard en onderhoud en herstel.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 465 | 452 | 442 | 432 | 418 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 5 626 | 5 701 | 5 805 | 5 977 | 6 177 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 2 616 | 2 577 | 2 566 | 2 582 | 2 582 |
Het Instituut Defensie Leergangen (IDL) is het geïntegreerde opleidingscentrum voor defensiemanagers en staffunctionarissen op midden-, hoger en topniveau.
De organisatie van het IDL bestaat naast een staf en een facilitaire dienst uit drie krijgsmachtdeelgerichte opleidingsafdelingen en een afdeling interservice opleidingen.
Het IDL heeft de volgende taken:
– het overeenkomstig de gestelde eindeisen verzorgen van loopbaanopleidingen en aspectcursussen voor officieren van de krijgmacht en hogere burgerambtenaren;
– het in opdracht van de Chef Defensiestaf verzorgen van opleidingen voor officieren uit Midden- en Oost-Europa;
– het ondersteunen van defensie-eenheden bij de organisatie en uitvoering van congressen, seminars en andere opleidingsactiviteiten.
Verplichtingen en uitgaven IDL
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1 000) | |||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen en uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.02.13 Ambtelijk burgerpersoneel | 2 971 | 2 573 | 2 576 | 2 589 | 2 589 |
09.02.14 Militair personeel | 5 852 | 5 835 | 5 817 | 5 803 | 5 803 |
09.02.15 Overige personele uitgaven | 4 298 | 4 287 | 4 287 | 4 287 | 4 287 |
09.02.16 Materiële uitgaven | 5 086 | 4 888 | 4 889 | 4 811 | 4 811 |
Stand ontwerpbegroting 1998 | 18 207 | 17 583 | 17 569 | 17 490 | 17 490 |
Stand 1e suppletore begroting 1997 | 18 207 | 17 583 | 17 569 | 17 490 | |
Nieuwe mutaties | 0 | 0 | 0 | 0 |
Activiteitentoelichting en prestatiegegevens
Het IDL levert de volgende producten en activiteiten:
– loopbaanopleidingen voor het midden-, hoger en topmanagement voor officieren en burgerambtenaren in overeenkomstige rangen;
– algemeen oriënterende opleidingen voor buitenlandse officieren;
– overige opleidingen en diensten:
– militaire aspectcursussen (bijvoorbeeld «Joint Warfare», «Peace-building», attachés);
– ondersteunen bij organiseren van congressen en seminars;
– beschikbaar stellen van faciliteiten.
loopbaanopleidingen (in leerlingweken): | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Opleidingen Koninklijke marine | 1 215 | 1 215 | 1 215 | 1 215 | 1 215 |
Opleidingen Koninklijke landmacht | 3 048 | 3 048 | 3 048 | 3 048 | 3 048 |
Opleidingen Koninklijke luchtmacht | 1 722 | 1 722 | 1 722 | 1 722 | 1 722 |
Interservice opleidingen | 540 | 540 | 540 | 540 | 540 |
Totaal | 6 525 | 6 525 | 6 525 | 6 525 | 6 525 |
International Staff Officers Orientation Course (in leerlingweken) | 1 008 | 1 008 | 1 008 | 1 008 | 1 008 |
Toelichting prestatie-indicatoren
De opleidingsbehoefte voor 1998 is in overleg met de afnemers vastgesteld. De prestatie-indicatoren vanaf het jaar 1999 zijn afgeleid van de voor 1998 vastgestelde opleidingsbehoefte. Momenteel wordt bezien of aanpassing/verbetering van de prestatie-indicatoren mogelijk is, zodat deze eveneens als sturingsinstrument voor de jaren na 1998 kunnen worden gehanteerd.
Toelichting per artikelonderdeel
09.02.13 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het IDL.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 41 | 35 | 36 | 37 | 37 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 70 659 | 71 400 | 70 806 | 69 973 | 69 973 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 2 897 | 2 499 | 2 549 | 2 589 | 2 589 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 2 | 2 | 1 | ||
– gemiddeld salaris | x f 1 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | ||
– totale uitgaven | x f 1000 | 74 | 74 | 37 | ||
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 2 971 | 2 573 | 2 586 | 2 589 | 2 589 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het IDL.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 55 | 55 | 55 | 55 | 55 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 106 400 | 106 091 | 105 764 | 105 509 | 105 509 |
– totale toegelicht bedrag | x f 1000 | 5 852 | 5 835 | 5 817 | 5 803 | 5 803 |
Het IDL heeft voor de opleiding van ander (defensie-)personeel hooggekwalificeerd personeel nodig. Het gemiddeld salaris is daarop afgestemd.
09.02.15 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte en de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, onderwijs en opleidingen.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 98 | 92 | 92 | 92 | 92 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 11 204 | 11 815 | 11 815 | 11 815 | 11 815 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 1 098 | 1 087 | 1 087 | 1 087 | 1 087 |
Overige onderwijs gerelateerde personele uitgaven | x f 1000 | 3 200 | 3 200 | 3 200 | 3 200 | 3 200 |
Totaal overige personele uitgaven | x f 1000 | 4 298 | 4 287 | 4 287 | 4 287 | 4 287 |
Toelichting overige onderwijs gerelateerde uitgaven
De onderwijs gerelateerde personele uitgaven hebben betrekking op het inhuren van onderwijskrachten met een los dienstverband en uitgaven voor specifieke opleidingen.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, zaken van operationele aard en onderhoud en herstel.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 98 | 92 | 92 | 92 | 92 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 11 082 | 10 739 | 10 750 | 9 902 | 9 902 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 1 086 | 988 | 989 | 911 | 911 |
Overige onderwijs gerelateerde materiële uitgaven | x f 1000 | 4 000 | 3 900 | 3 900 | 3 900 | 3 900 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 5 086 | 4 888 | 4 889 | 4 811 | 4 811 |
Toelichting overige onderwijs gerelateerde materiële uitgaven
De overige onderwijs gerelateerde materiële uitgaven hebben met name betrekking op de huisvestingsaccomodaties voor de cursisten van het IDL.
De verplichtingen en uitgaven Dienst Personeels- en Salarisadministratie
De dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA) verzorgt de salarisbetalingen aan het burgerpersoneel van Defensie en voorziet in personeels- en financiële informatie.
De dienst PSA functioneert in een complexe omgeving met meerdere geautomatiseerde personeelsinformatie- en financiële systemen binnen en buiten Defensie. Vanwege de grote onderlinge afhankelijkheid van salaris- en personeelsinformatiesystemen is de dienst PSA betrokken bij een aantal vervangings- en nieuwbouwprojecten voor deze informatiesystemen.
De taken van de dienst PSA zijn:
– het verzorgen van de salarisadministratie voor het burgerpersoneel van Defensie;
– het beheren van (geautomatiseerde) informatiesystemen, zodat deze een samenhangend geheel vormen ter ondersteuning van de salarisbetaling, de financiële verantwoording en de informatievoorziening;
– het verstrekken van informatie uit de in beheer zijnde informatiesystemen;
– het zorgdragen voor een efficiënte ondersteuning van het personeels- en salarisproces.
Verplichtingen en uitgaven PSA
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1 000) | |||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen en uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.02.17 Ambtelijk burgerpersoneel | 5 256 | 5 275 | 5 294 | 5 313 | 5 313 |
09.02.18 Militair personeel | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
09.02.19 Overige personele uitgaven | 472 | 426 | 426 | 426 | 426 |
09.02.20 Materiële uitgaven | 8 497 | 8 341 | 8 267 | 7 949 | 7 949 |
Stand ontwerpbegroting 1998 | 14 225 | 14 042 | 13 987 | 13 688 | 13 688 |
Stand 1e suppletore begroting 1997 | 14 225 | 14 042 | 13 987 | 13 688 | |
Nieuwe mutaties | 0 | 0 | 0 | 0 |
Activiteiten en prestatiegegevens
De dienst PSA levert de volgende producten en activiteiten:
– salarisbetalingen burgerpersoneel;
– verstrekken van gegevens ten behoeve van personele en financiële planning en statistiek;
– verstrekken van gegevens ten behoeve van de realisatie van de personeelsbegroting;
– verstrekken van personeelsinformatie-overzichten inclusief verzuimgegevens;
– verstrekken van gegevens over de spaarloonregeling.
Omschrijving | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
aantal individuele arbeidsrelaties (IAR's) | 24 500 | 24 500 | 24 500 | 24 500 | 24 500 |
Toelichting prestatie-indicatoren
De prestatie-indicatoren geven het aantal (te verwachten) individuele arbeidsrelaties weer waarmee PSA een dienstverhouding heeft. Het betreft uitsluitend burgerpersoneel waarmee meestal één en in enkele gevallen meer arbeidsrelaties wordt onderhouden.
Toelichting per artikelonderdeel
09.02.17 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de dienst PSA.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 76 | 77 | 77 | 78 | 78 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 68 184 | 68 026 | 68 273 | 68 115 | 68 115 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 5 182 | 5 238 | 5 257 | 5 313 | 5 313 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 2 | 1 | 1 | ||
– gemiddeld salaris | x f 1 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | ||
– totale uitgaven | x f 1000 | 74 | 37 | 37 | ||
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 5 256 | 5 275 | 5 294 | 5 313 | 5 313 |
09.02.19 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op het burgerpersoneel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op inhuur van tijdelijk personeel, reizen, onderwijs en opleidingen.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– inhuur tijdelijk personeel | aantal mensjaren | 3 | 2 | 2 | ||
– gemiddeld uitgaven per mensjaar | x f 1 | 60 000 | 60 000 | 60 000 | ||
– totale uitgaven | x f 1000 | 180 | 120 | 120 | ||
– persoongebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 78 | 78 | 78 | 78 | 78 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 3 744 | 3 923 | 3 923 | 5 462 | 5 462 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 292 | 306 | 306 | 426 | 426 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 472 | 426 | 426 | 426 | 426 |
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, zaken van operationele aard en onderhoud en herstel.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 78 | 78 | 78 | 78 | 78 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 32 526 | 30 526 | 29 577 | 25 500 | 25 500 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 2 537 | 2 381 | 2 307 | 1 989 | 1 989 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 2 537 | 2 381 | 2 307 | 1 989 | 1 989 |
Uitgaven expolitatie automatisering | x f 1000 | 5 960 | 5 960 | 5 960 | 5 960 | 5 960 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 8 497 | 8 341 | 8 267 | 7 949 | 7 949 |
De relatieve hoge gemiddelde materiële uitgaven per vte worden veroorzaakt doordat de vaste kosten zoals huisvesting en schoonmaakkosten worden omgeslagen over een klein aantal gebruikers.
Het budget exploitatie automatisering heeft betrekking op het onderhoud van het geautomatiseerde salarissysteem voor burgerpersoneel.
De verplichtingen en uitgaven Defensie Materieel Codificatiecentrum
Het Defensie Materieel Codificatiecentrum (DMC) voert codificatiewerkzaamheden uit en stelt codificatie-informatie beschikbaar aan rechthebbenden.
Het DMC is thans samengesteld uit een team codificatie en een team systeembeheer. Tijdelijk is een Project Team Informatisering ingezet op de vernieuwing van het codificatie-informatiesysteem.
Het DMC heeft tot taak:
– het uitvoeren van activititeiten die verbonden zijn aan de functie van Nationaal Codificatie Bureau (NCB);
– het beheren en beschikbaar stellen van het Defensie Materieel Codificatie Informatiesysteem (Demcis);
– het uitvoeren van werkzaamheden, die voortvloeien uit DGM-richtlijnen inzake codificatie;
– het uitvoeren van codificatie-werkzaamheden ten aanzien van alle door de Navo-landen en enige niet-Navo-landen in aanmerking gebrachte artikelen;
– het beschikbaar stellen van door rechthebbenden gevraagde codificatie-informatie.
Verplichtingen en uitgaven DMC
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1 000) | |||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen en uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.02.21 Ambtelijk burgerpersoneel | 1 232 | 991 | 832 | 587 | 587 |
09.02.22 Militair personeel | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
09.02.23 Overige personele uitgaven | 100 | 85 | 85 | 85 | 85 |
09.02.24 Materiële uitgaven | 1 395 | 856 | 865 | 873 | 873 |
Stand ontwerpbegroting 1998 | 2 727 | 1 932 | 1 782 | 1 545 | 1 545 |
Stand 1e suppletore begroting 1997 | 2 727 | 1 932 | 1 782 | 1 545 | |
Nieuwe mutaties | 0 | 0 | 0 | 0 |
Activiteiten en prestatiegegevens
Het DMC levert de volgende producten en activiteiten:
– toegekende «Nato Stock Numbers» en «Nato Supply Codes for Manufacturers» voor in Nederland geproduceerde artikelen en leveranciers;
– het artikelgegevensbestand in het Demcis en daaraan gerelateerde codificatie-informatie;
– activiteiten ter ondersteuning van het (inter)nationale codificatiebeleid en de informatie-uitwisseling op het gebied van codificatie.
Omschrijving | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Aantal codificatie-aanvragen | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 |
Aantal artikelen in onderhoud | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 |
Toelichting prestatie-indicatoren
De prestatie-indicatoren blijven naar de huidige inzichten gelijk. In het totaal volume van de hierboven genoemde activiteiten vindt naar verwachting geen wijziging plaats.
Toelichting per artikelonderdeel
09.02.21 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het DMC.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 15 | 12 | 10 | 7 | 7 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 82 133 | 82 583 | 83 200 | 83 857 | 83 857 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 232 | 991 | 832 | 587 | 587 |
09.02.23 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burgerpersoneel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, onderwijs en opleidingen.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 15 | 12 | 10 | 7 | 7 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 6 667 | 7 083 | 8 500 | 12 143 | 12 143 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 100 | 85 | 85 | 85 | 85 |
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, zaken van operationele aard en onderhoud en herstel.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 15 | 12 | 10 | 7 | 7 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 13 000 | 8 833 | 11 500 | 17 571 | 17 571 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 195 | 106 | 115 | 123 | 123 |
Uitgaven exploitatie automatisering | x f 1000 | 1 200 | 750 | 750 | 750 | 750 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 1 395 | 856 | 865 | 873 | 873 |
Toelichting exploitatie automatisering
Het DMC beheert het Demcis. De hieraan gerelateerde uitgaven zijn van algemene aard en worden niet tot de persoonsgebonden materiële uitgaven gerekend.
De verplichtingen en uitgaven Geneeskundig Facilitair Bedrijf
Het Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB) levert en ondersteunt gezondheidszorg wanneer het optreden van de Nederlandse krijgsmacht dit vereist. Daarnaast bevordert het GFB de samenhang in de militaire gezondheidszorg.
In het GFB zijn naast een gemeenschappelijke geneeskundige beleidsstaf opgenomen het Centraal Militair Hospitaal (CMH), het Militair Revalidatie Centrum (MRC), het Opleidingscentrum Militair Geneeskunde Diensten (OCMGD) en met ingang van 1998 het Geneeskundig Logistiek Centrum (GLC).
De divisies van het GFB vormen één organisatorisch geheel, gericht op vergroting van de samenhang in de militaire gezondheidszorg. Dit betekent dat het GFB de producten en diensten van de divisies (met name bij OCMGD en GLC) vaststelt, nadat op het niveau van de divisies vraag en aanbod met de krijgsmachtdelen zijn afgestemd. Daarnaast vindt de beleidsmatige en planmatige afstemming plaats in het Coördinerend Geneeskundig Overleg Krijgsmacht (CGOK), waarin de souschefs geneeskundige zaken van de krijgsmachtdelen zijn vertegenwoordigd.
Het GFB heeft de volgende taken:
– het leveren van medisch specialistisch personeel in het kader van crisisbeheersingsoperaties;
– het voorzien in medisch specialistische zorg;
– het opleiden van (militair) geneeskundig personeel;
– het voorzien in geneeskundige goederen en diensten;
– het verstrekken van informatie over gezondheidsrisico's en preventieve maatregelen in relatie tot de uitvoering van operationele opdrachten;
– het formuleren en vaststellen van gemeenschappelijke beleidskaders inzake de militaire gezondheidszorg.
Verplichtingen en uitgaven GFB
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1 000) | |||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen en uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.02.25 Ambtelijk burgerpersoneel | 31 462 | 30 019 | 29 012 | 26 007 | 24 586 |
09.02.26 Militair personeel | 43 282 | 38 620 | 38 256 | 36 499 | 36 385 |
09.02.27 Overige personele uitgaven | 7 436 | 7 436 | 7 377 | 7 377 | 7 377 |
09.02.28 Materiële uitgaven | 34 921 | 37 614 | 22 204 | 24 226 | 25 632 |
Stand ontwerpbegroting 1998 | 117 101 | 113 689 | 96 849 | 94 109 | 93 980 |
Stand 1e suppletore begroting 1997 | 114 245 | 112 421 | 99 165 | 99 165 | |
Nieuwe mutaties | 2 856 | 1 268 | – 2 316 | – 5 056 |
De nieuwe mutaties zijn als volgt te specificeren:
Bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Restontvlechting | 7 005 | 7 047 | 7 300 | 7 300 |
Bijdrage doelmatigheidswinst | – 10 400 | – 11 800 | – 15 300 | – 15 300 |
Loonbijstelling | 2 250 | 1 650 | 1 600 | 1 650 |
Prijsbijstelling | 772 | 700 | 769 | 777 |
Restproblematiek | 2 500 | 3 000 | 2 700 | |
Ramingsaanpassing | 729 | 671 | 615 | 517 |
Totaal | 2 856 | 1 268 | – 2 316 | – 5 056 |
Restontvlechting/Bijdrage doelmatigheidswinst
De resterende taken met bijbehorende financiële en personele middelen zijn nu vanuit de krijgsmachtdelen overgedragen aan het GFB zodat met ingang van 1998 de geneeskundige taken vanaf de tweedelijns gezondheidszorg zijn geconcentreerd in het GFB. Tevens is het restant van de opgelegde doelmatigheidsbesparing ingeboekt.
Het budget voor de ontvlechtingsoperatie vertoont voor de jaren 1998 tot en met 2000 een tekort. Door een financiële herschikking binnen het beleidsterrein Dico is dit opgelost.
De mutaties hebben betrekking op een groot aantal kleinere aanpassingen.
Het GFB levert de volgende producten en activiteiten:
– medisch specialistisch personeel ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties;
– medisch specialistische zorg;
– opleidingen militair geneeskundig personeel;
– geneeskundige goederen en diensten.
Toelichting per artikelonderdeel
09.02.25 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het GFB.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 435 | 412 | 399 | 369 | 348 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 72 326 | 72 862 | 72 712 | 70 480 | 70 649 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 31 462 | 30 019 | 29 012 | 26 007 | 24 586 |
De afname van het gemiddeld salaris is het gevolg van de daling van de sterkte van met name hoger gekwalificeerd personeel.
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het GFB.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Sterkte begroting 1998 | aantal vte'n | 436 | 385 | 380 | 379 | 379 |
waarvan: | ||||||
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 415 | 370 | 365 | 364 | 364 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 100 995 | 101 722 | 102 134 | 97 582 | 97 264 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 41 913 | 37 637 | 37 279 | 35 520 | 35 404 |
– beroeps bepaalde tijd | aantal vte'n | 21 | 15 | 15 | 15 | 15 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 65 190 | 65 533 | 65 133 | 65 267 | 65 400 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 1 369 | 983 | 977 | 979 | 981 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 43 282 | 38 620 | 38 256 | 36 499 | 36 385 |
Een aantal specialisten en artsen heeft rechtspositioneel recht op een specialisten- en artsentoelage. Het gemiddeld salaris is daardoor in relatie tot andere Dico-diensten hoog.
09.02.27 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, onderwijs en opleidingen.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 871 | 797 | 779 | 748 | 727 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 8 537 | 9 330 | 9 470 | 9 862 | 10 147 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 7 436 | 7 436 | 7 377 | 7 377 | 7 377 |
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, zaken van operationele aard (geneeskundige zorg) en onderhoud en herstel.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 871 | 797 | 779 | 748 | 727 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 13 801 | 14 321 | 13 099 | 13 671 | 13 799 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 12 021 | 11 414 | 10 204 | 10 226 | 10 032 |
Uitgaven geneeskundige zorg | x f 1000 | 22 900 | 26 200 | 12000 | 14 000 | 15 600 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 34 921 | 37 614 | 22 204 | 24 226 | 25 632 |
Toelichting geneeskundige zorg
De uitgaven voor geneeskundige zorg zijn, naast het verbruik van kleine medische verbruiksartikelen, het gevolg van de afgesloten contracten met het AZU en de perifere teams in de regio waar de militair gebruik kan maken van de geneeskundige zorg. Voorzien wordt dat de contracten voor perifere teams vanaf 2000 niet worden verlengd.
De verplichtingen en uitgaven Diensten voor Geestelijke Verzorging
De Diensten voor Geestelijke Verzorging (DGV) verlenen geestelijke verzorging aan militairen en waar nodig ook aan de gezinsleden van militairen, volgens de richtlijnen van de zendende instanties.
De Geestelijke verzorging in de krijgsmacht wordt verzorgd door vier interservice diensten geestelijke verzorging: de rooms-katholieke, de protestantse, de joodse en de humanistische.
Verplichtingen en uitgaven DGV
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1 000) | |||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen en uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.02.29 Ambtelijk burgerpersoneel | 4 467 | 4 418 | 4 038 | 4 055 | 3 658 |
09.02.30 Militair personeel | 18 220 | 17 269 | 15 429 | 15 334 | 15 334 |
09.02.31 Overige personele uitgaven | 1 508 | 889 | 841 | 868 | 1 265 |
09.02.32 Materiële uitgaven | 1 735 | 1 392 | 1 248 | 1 242 | 1 242 |
Stand ontwerpbegroting 1998 | 25 930 | 23 968 | 21 556 | 21 499 | 21 499 |
Stand 1e suppletore begroting 1997 | 25 665 | 23 756 | 21 347 | 21 230 | |
Nieuwe mutaties | 265 | 212 | 209 | 269 |
De nieuwe mutaties betreffen uitsluitend de in de inleiding van de artikelsgewijze toelichting vermelde uitdeling van de loonbijstelling 1997.
Toelichting per artikelonderdeel
09.02.29 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de DGV.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 67 | 66 | 60 | 60 | 54 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 66 672 | 66 939 | 67 300 | 67 583 | 67 741 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 4 467 | 4 418 | 4 038 | 4 055 | 3 658 |
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van de DGV.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 173 | 165 | 148 | 147 | 147 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 105 318 | 104 661 | 104 250 | 104 313 | 104 313 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 18 220 | 17 269 | 15 429 | 15 334 | 15 334 |
De geestelijke verzorging wordt verzorgd door militair personeel vanaf hoofdofficiersniveau hetgeen tot uitdrukking komt in het gemiddeld hoge salarisniveau.
09.02.31 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, onderwijs en opleidingen.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 240 | 231 | 208 | 207 | 201 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 6 283 | 3 848 | 4 043 | 4 193 | 6 294 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 1 508 | 889 | 841 | 868 | 1 265 |
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, zaken van operationele aard en onderhoud en herstel.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 240 | 231 | 208 | 207 | 201 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 7 229 | 6 026 | 6 000 | 6 000 | 6 179 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 1 735 | 1 392 | 1 248 | 1 242 | 1 242 |
De verplichtingen en uitgaven Overige interservice diensten
Onder Overige interservice diensten zijn ondergebracht de Dienst Militaire Pensioenen (DMP), het Defensie Archieven, Registratie- en Informatiecentrum (Daric) en het Bureau Internationale Militaire Sportwedstrijden (Bims). Het ligt in het voornemen om in 1998 tevens de Maatschappelijke Dienst Defensie in het Dico op te nemen.
De DMP dient rekening te houden met wetswijzigingen op fiscaal gebied en in de sociale zekerheid. De voor 1998 geplande formatie staat onder druk als gevolg van een toenemend volume waarde-overdrachten. Naast de afhandeling van waardeoverdrachten in verband met de privatisering van het ABP, wordt de groei van de formatie veroorzaakt door een groeiend aantal aanvragen van voormalig BBT-personeel.
De taken van de DMP zijn:
– uitvoeren van nabestaanden- en ouderdomspensioenen militairen;
– uitvoeren waarde-overdracht en -overname;
– uitvoeren van de financiële regelingen veteranenzorg;
– geven van alle bij de hiervoor genoemde uitvoeringstaken behorende individuele voorlichting, alsmede collectieve voorlichting;
– uitvoeren van uitvoeringstoetsen ten aanzien van de ontwikkelingen op wetgevingsterrein, waarbij indien nodig aangegeven zal worden wat de kosten en het risico zijn bij het niet, dan wel minder optimaal uitvoeren van de werkzaamheden.
In het Daric zijn naast de Centrale Secretarie en Documentaire Informatie-voorziening opgenomen de Centrale Archiefdienst (CAD), het Centraal Medisch Archief (CMA) en het Bureau Registratie en Informatie Ontslagen Personeel (Briop).
De taken van het Daric zijn:
– het verzorgen van de centrale documentaire informatievoorziening en het voeren van de algemene secretarie van het ministerie;
– het uitvoeren van archiverings- en registratiewerkzaamheden, gericht op het in goede staat brengen en bewaren van aan het centrum toevertrouwde informatie-bronnen, alsmede het ontsluiten van archieven ten behoeve van overbrenging naar rijksarchiefbewaarplaatsen;
– het verzorgen van de documentaire informatievoorziening ten behoeve van het Directoraat-Generaal Personeel en het Directoraat-Generaal Economie en Financiën.
Het Bureau Internationale Militaire Sportwedstrijden (Bims) coördineert de uitvoering van de nationale militaire kampioenschappen en voert van het beleidsplan internationale militaire sportwedstrijden uit.
Verplichtingen en uitgaven Overige interservice diensten
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1 000) | |||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen en uitgaven | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.02.33 Ambtelijk burgerpersoneel | 9 550 | 9 621 | 9 673 | 9 553 | 9 553 |
09.02.34 Militair personeel | 386 | 386 | 386 | 386 | 386 |
09.02.35 Overige personele uitgaven | 1 146 | 1 138 | 1 139 | 1 139 | 1 139 |
09.02.36 Materiële uitgaven | 9 365 | 4 633 | 4 209 | 3 873 | 3 873 |
Stand ontwerpbegroting 1998 | 20 447 | 15 778 | 15 407 | 14 951 | 14 951 |
Stand 1e suppletore begroting 1997 | 16 359 | 15 789 | 15 420 | 14 862 | |
Nieuwe mutaties | 4 088 | – 11 | – 13 | 89 |
De nieuwe mutaties zijn als volgt te specificeren:
Bedragen x f 1000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Overheveling Bims | 700 | 700 | 700 | 700 |
Ramingsaanpassing | 3 388 | – 711 | – 713 | – 611 |
Totaal | 4 088 | – 11 | – 13 | 89 |
Het Bims is per 1 januari 1997 ondergebracht bij het Dico. De budgetmutatie betreft het ter beschikking stellen van fondsen, boven de eerder overgehevelde aan het personeel gerelateerde budgetten, teneinde de uit te voeren activiteiten (met name het houden van sportwedstrijden en het verzorgen van de deelnemers bij deze wedstrijden) te kunnen realiseren.
De mutaties hebben betrekking op vele kleinere ramingsaanpassingen.
Toelichting per artikelonderdeel
09.02.33 Ambtelijk burgerpersoneel
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de Overige interservice diensten.
Ramingskengetallen burgerpersoneel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– actief personeel | aantal vte'n | 134 | 135 | 135 | 133 | 134 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 70 716 | 70 993 | 71 378 | 71 549 | 71 291 |
– totale uitgaven | x f 1000 | 9 476 | 9 584 | 9 636 | 9 516 | 9 553 |
– niet-actief personeel | aantal vte'n | 2 | 1 | 1 | 1 | |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | |
– totale uitgaven | x f 1000 | 74 | 37 | 37 | 37 | 0 |
Totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 9 550 | 9 621 | 9 673 | 9 553 | 9 553 |
De stijging van het gemiddeld salaris vanaf 1998 wordt veroorzaakt door de vermindering van met name lager gekwalificeerd personeel.
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van de Overige interservice diensten.
Ramingskengetallen militair personeel
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– beroeps onbepaalde tijd | aantal vte'n | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
– gemiddeld salaris | x f 1 | 96 500 | 96 500 | 96 500 | 96 500 | 96 500 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 386 | 386 | 386 | 386 | 386 |
09.02.35 Overige personele uitgaven
Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, onderwijs en opleidingen. Tevens worden reis- en verblijfkosten van deelnemers aan militaire sportwedstrijden ten laste van dit artikelonderdeel verantwoord.
Ramingskengetallen overige personele uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden personele uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 140 | 140 | 140 | 138 | 138 |
– bedrag per vte | x f 1 | 8 186 | 8 129 | 8 136 | 8 254 | 8 254 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 1 146 | 1 138 | 1 139 | 1 139 | 1 139 |
Het relatief hoge bedrag per vte wordt grotendeels veroorzaakt doordat uitgaven voor reis- en verblijfkosten van sportende militairen ten laste van dit artikel worden verantwoord.
Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, zaken van operationele aard en onderhoud en herstel.
Ramingskengetallen materiële uitgaven
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– persoonsgebonden materiële uitgaven | aantal vte'n (bp en mp) | 140 | 140 | 140 | 138 | 138 |
– gemiddeld per vte | x f 1 | 15 464 | 13 807 | 13 636 | 13 572 | 13 572 |
– totaal toegelicht bedrag | x f 1000 | 2 165 | 1 933 | 1 909 | 1 873 | 1 873 |
Uitgaven automatisering | x f 1000 | 7 200 | 2 700 | 2 300 | 2000 | 2000 |
Totaal materiële uitgaven | x f 1000 | 9 365 | 4 633 | 4 209 | 3 873 | 3 873 |
Toelichting uitgaven automatisering
De uitgaven voor automatisering hebben betrekking op onderhoud en gebruik van geautomatiseerde systemen.
09.02.37 Wachtgelden en inactiviteitswedden
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burgerpersoneel van het Dico. Naast het reguliere wachtgeld wordt in dit artikelonderdeel ook ingegaan op de uitgaven voor wachtgelden en uitstroombevorderende maatregelen die voor het Dico uit het Sociaal Beleidskader voortvloeien.
Volgens het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit artikelonderdeel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
De geraamde bedragen en ramingskengetallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving | Eenheid | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 127 | 103 | 81 | 54 | 43 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 37 811 | 38 903 | 39 457 | 42 556 | 30 419 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 4 802 | 4 007 | 3 196 | 2 298 | 1 308 |
Overige wachtgelden burgerpersoneel | ||||||
– aantallen in uitkeringsjaren | aantal | 51 | 33 | 27 | 23 | 21 |
– bedrag per uitkeringsjaar | x f 1 | 29 922 | 37 000 | 38 222 | 36 087 | 35 333 |
– toegelicht begrotingsbedrag | x f 1 000 | 1 526 | 1 221 | 1 032 | 830 | 742 |
Totaal toegelicht met ramingskengetallen | x f 1 000 | 6 328 | 5 228 | 4 228 | 3 128 | 2 050 |
Bij: uitvoeringskosten | x f 1 000 | 1 830 | 1 804 | 1 804 | 1 804 | 1 804 |
Totaal uitgaven wachtgelden en inactiviteitswedden | x f 1 000 | 8 158 | 7 032 | 6 032 | 4 932 | 3 854 |
De raming is vastgesteld aan de hand van geraamde in- en uitstroom en berekend door middel van de zesjaarsraming op basis van prognoses van Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO).
De geraamde uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader en de Uitstroombevorderende Maatregel Ouderen (UBMO) worden beïnvloed door de nog in uitvoering zijnde reorganisatie van het Dico. Verdere bijstellingen van de geraamde uitgaven zijn dan ook niet uit te sluiten. Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen te beperken, vooral door het gebruik van de SBK-instrumenten gericht op de tewerkstelling van overtollig personeel van het Dico, zowel binnen als buiten de (rijks)overheid.
In onderstaand overzicht zijn de voorziene uitgaven voor het Sociaal Beleidskader opgenomen. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel van het Dico. De verantwoording van de uitgaven vindt, met uitzondering van de wachtgelden, plaats ten laste van de desbetreffende artikelonderdelen ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel en overige personele uitgaven. De uitgaven van de wachtgelden worden geraamd en verantwoord ten laste van dit artikelonderdeel 09.02.37.
Sociaal Beleidskader (bedragen x f 1000) | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
– Om-, her-, bijscholing en outplacement | 280 | 440 | 340 | 200 | 100 | 50 |
– Verplaatsen | 170 | 340 | 240 | 100 | 100 | 50 |
– Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel | 6 383 | 4 802 | 4 007 | 3 196 | 2 296 | 1 308 |
– BDOS plaatsingen burgerpersoneel | 3 354 | 3 354 | 2 343 | 1 784 | 808 | 0 |
– BDOS plaatsingen militair personeel | 2 597 | 2 197 | 1 468 | 840 | 475 | 0 |
Totaal Sociaal Beleidskader | 12 784 | 11 133 | 8 398 | 6 120 | 3 779 | 1 408 |
Naar verwachting zullen de uitgaven voor het Sociaal Beleidskader afnemen als gevolg van het stabiliseren van de organisatie waardoor de uitgaven van SBK/UBMO en BDOS-plaatsingen zullen verminderen.
09.03 Investeringen groot materieel en infrastructuur
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor investeringen in groot materieel en infrastructuur die niet onder het begrotingsartikel 09.02 Personeel en materieel worden geraamd en verantwoord.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen, zowel kwantitatief als kwalitatief, en vervanging van verouderd materieel.
De volgende hoofdaandachtspunten worden onderkend:
– de vervanging/verbetering van voertuigen ten behoeve van de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie;
– automatisering Registratie Informatie en Ondersteuning Systeem/Personeelsvoorziening;
– ontwikkeling onderwijsleermateriaal voor het Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Diensten;
– huisvesting van de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie en de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie;
– de renovatie van de huisvesting van het Militair Revalidatie Centrum van het Geneeskundig Facilitair Bedrijf.
Onderzoek vindt plaats naar de omvang en inhoud van de infrastructuurprojecten die in de plannen van de Koninklijke landmacht zijn opgenomen met betrekking tot het Opleidings Centrum Militaire Geneeskundige Dienst. De hiermee gemoeid zijnde bedragen zijn nog niet in de begroting opgenomen. Zodra besluiten zijn genomen over de inhoud, de omvang en de tijdsfasering, kan met de krijgsmachtdelen de financiering worden opgesteld. Hierna kunnen deze projecten in de begroting van het GFB worden opgenomen.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
t/m 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Stand ontwerp-begroting 1997 | 23 867 | 4 245 | 4 245 | 4 245 | 4 245 | |||
1e suppletore wet 1997 | 14 773 | |||||||
Nieuwe mutaties | 14 621 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 3 949 | 53 261 | 7 245 | 7 245 | 7 245 | 7 245 | 7 245 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | ||||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||
Stand ontwerp-begroting 1997 | 18 867 | 9 245 | 4 245 | 4 245 | 4 245 | |||
1e suppletore wet 1997 | 4 773 | 4 000 | 2000 | |||||
Nieuwe mutaties | 6 800 | 11 777 | 3 833 | 3 000 | 3 000 | |||
Stand ontwerp-begroting 1998 | 3 447 | 30 440 | 25 022 | 10 078 | 7 245 | 7 245 | 7 245 |
De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1 000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Restontvlechting DVVO | 4 200 | 4 200 | 4 200 | 4 200 |
Doelmatigheidswinst 2e tranche | – 1 200 | – 1 200 | – 1 200 | – 1 200 |
Totaal | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 |
De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedragen x f 1 000 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Renovatie MRC | 4 777 | 833 | ||
Restontvlechting DVVO | 4 200 | 4 200 | 4 200 | 4 200 |
Technische correctie | 4 000 | |||
2e tranche doelmatigheidswinst | – 1 200 | – 1 200 | – 1 200 | – 1 200 |
Totaal | 11 777 | 3 833 | 3 000 | 3 000 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Renovatie Militair Revalidatie Centrum (MRC)
De geplande renovatie van het MRC in Doorn zal midden 1997 aanvangen.
Bij de initiële ontvlechting van het DVVO uit de krijgsmachtdelen was nog geen rekening gehouden met de ontvlechting van de autopools en de transportcapaciteit bij de opleidingseenheden. Inmiddels is daar overeenstemming over bereikt en zijn de noodzakelijke budgetten daarvoor in de DVVO-begroting opgenomen.
De mutatie voor het jaar 1998 van f 4,0 miljoen heeft betrekking op investeringen voor de DVVO.
2e tranche doelmatigheidswinst
De DVVO-ontvlechting van de budgetten uit de krijgsmachtdelen is definitief. Zoals overeengekomen bij de begroting 1997 wordt nu de uiteindelijk te behalen doelmatigheidswinst ingeboekt.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1 000) | |||||||
Artikelonderdeel | Verplichtingen | ||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.03.01 Groot materieel | 3 949 | 36 678 | 7 245 | 7 245 | 7 245 | 7 245 | 7 245 |
09.03.02 Infrastructuur | 16 583 | ||||||
Totaal | 3 949 | 53 261 | 7 245 | 7 245 | 7 245 | 7 245 | 7 245 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) | |||||||
Artikelonderdeel | Uitgaven | ||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.03.01 Groot materieel | 3 447 | 17 367 | 12 245 | 9 245 | 7 245 | 7 245 | 7 245 |
09.03.02 Infrastructuur | 13 073 | 12 777 | 833 | ||||
Totaal | 3 447 | 30 440 | 25 022 | 10 078 | 7 245 | 7 245 | 7 245 |
De ontvangstenbegroting van het ministerie van Defensie beslaat in 1998 f 565,9 miljoen. In rekening gebrachte tarieven zijn in het algemeen kostendekkend. Bij de toelichting op de artikelen wordt in voorkomend geval ingegaan op de redenen voor het afwijken van een kostendekkend tarief.
De ontvangstenbegroting van het beleidsterrein Algemeen beslaat in 1998 f 39,4 miljoen. Van dit bedrag wordt op het artikel 01.20 ongeveer f 38,7 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd en op artikel 01.21 wordt, gelet op de aard van de ontvangsten, f 0,7 miljoen geraamd ten gunste van de niet-verrekenbare ontvangsten.
01.20 Verrekenbare ontvangsten
De geraamde ontvangsten hebben betrekking op ontvangsten die gerelateerd zijn aan de personele en materiële uitgaven op artikel 01.20, de overige departementale uitgaven op artikel 01.29 en de ontvangsten die voortvloeien uit internationale verplichtingen in verband met Navo-infrastructuur op artikel 01.23 van de uitgavenbegroting.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 01.04 | 31 800 | 31 800 | 31 800 | 31 800 | |
– artikel 01.08 | 6 890 | 6 890 | 6 890 | 6 890 | |
Totaal overgeheveld | 38 690 | 38 690 | 38 690 | 38 690 | |
Nieuwe mutaties | |||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 38 690 | 38 690 | 38 690 | 38 690 | 38 690 |
In de ontwerpbegroting 1998 zijn geen nieuwe mutaties opgenomen.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | Ontvangsten | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
01.20.01 Personele ontvangsten | 1 036 | 1 036 | 1 036 | 1 036 | 1 036 |
01.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten | 5 854 | 5 854 | 5 854 | 5 854 | 5 854 |
01.20.03 Ontvangsten voortvloeiend uit internationale verplichtingen | 31 800 | 31 800 | 31 800 | 31 800 | 31 800 |
Totaal | 38 690 | 38 690 | 38 690 | 38 690 | 38 690 |
Toelichting op de ramingsbedragen per artikelonderdeel
01.20.01 Personele ontvangsten
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden verantwoord:
– ontvangsten in verband met vergoedingen voor geneeskundige behandeling, de vergoeding van arbeidsderving als gevolg van ongevallen veroorzaakt door derden en de ontvangsten uit het AAW-fonds voor zover die betrekking hebben op uitgaven gedaan in het begrotingsjaar of in het daaraan voorafgaande jaar. Ten aanzien van de gehanteerde tarieven geldt, dat bij de ontvangsten als gevolg van de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren in de gestelde claims is uitgegaan van de loonkosten van de betreffende ambtenaren en militairen. Wat betreft de medische kosten geldt dit voor militairen en hun gezinsleden. Voor de terugontvangsten uit het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds is uitgegaan van de wettelijk vastgestelde tarieven, die gelden voor de vergoedingsregeling;
– ontvangsten en inhoudingen voor verschillende verstrekkingen, zoals voeding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de ontvangsten in het kader van de inhouding van de nominale AWBZ-premie. Bij de gehanteerde tarieven zijn de daarmee gemoeide uitgaven als uitgangspunt gehanteerd.
01.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden verantwoord:
– advertenties die zijn geplaatst in defensiepublicaties.
Voor de tarieven van advertenties in de personeelsbladen van Defensie wordt uitgegaan van marktconforme kostendekkende tarieven die zijn gepubliceerd in het handboek «Nederlandse pers en publiciteit»;
– overige ontvangsten waaronder verrekening van uitgaven met derden en met het ministerie van Justitie inzake de operationele aanpak.
01.20.03 Internationale verplichtingen
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden ontvangsten verantwoord als gevolg van verrekening met de Navo voor uitgaven van Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland. De desbetreffende uitgaven zijn opgenomen in artikel 01.23 Internationale verplichtingen. Bij de verrekening worden geen tarieven gehanteerd.
01.21 Niet-verrekenbare ontvangsten
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau.
Gezien de samenstelling van dit artikel is het verloop van de ontvangsten moeilijk te voorspellen en kunnen tarieven in dit geval niet als instrument worden gehanteerd. Dientengevolge wordt een vast bedrag aan ontvangsten geraamd, dat ten tijde van de uitvoering van de begroting hoger of lager kan uitvallen.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 01.06 | 700 | 700 | 700 | 700 | |
Nieuwe mutaties | |||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 700 | 700 | 700 | 700 | 700 |
In de ontwerpbegroting 1998 zijn geen nieuwe mutaties opgenomen.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | Ontvangsten | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
01.21.01 Milieuheffing | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 |
01.21.02 Overige ontvangsten | 300 | 300 | 300 | 300 | 300 |
700 | 700 | 700 | 700 | 700 |
Toelichting op de ramingsbedragen per artikelonderdeel
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de terugontvangsten milieuheffing als gevolg van lagere eindafrekeningen verantwoord.
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden verantwoord:
– boetes voor te late levering van goederen door leveranciers ingevolge artikel 22 van de Algemene Rijksinkoopvoorwaarden;
– restitutie van te veel betaalde sociale lasten;
– terugvordering van studiekosten;
– royalties.
02. Beleidsterrein Pensioenen en uitkeringen
De ontvangstenbegroting van het beleidsterrein Pensioenen en uitkeringen beslaat in 1998 f 29,6 miljoen. Van dit bedrag wordt op het artikel 02.01 ongeveer f 26,1 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd en op het artikel 02.02 wordt, gelet op de aard van de ontvangsten, f 3,5 miljoen geraamd ten gunste van de niet-verrekenbare ontvangsten.
02.01 Verrekenbare ontvangsten
De geraamde ontvangsten hebben betrekking op ontvangsten die gerelateerd zijn aan de wachtgelden, uitkeringen en pensioenen van de uitgavenbegroting.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Stand ontwerpbegroting 1997 | 26 075 | 26 075 | 26 075 | 26 075 | |
1e suppletore wet 1997 | |||||
Nieuwe mutaties | |||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 26 075 | 26 075 | 26 075 | 26 075 | 26 075 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | Ontvangsten | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Ontvangsten AAW-fonds, betreffende uitgaven gedaan voor: | |||||
02.01.01 Militaire invaliditeitspensioenen | 25 475 | 25 475 | 25 475 | 25 475 | 25 475 |
02.01.02 Wachtgelden burgerpersoneel | 600 | 600 | 600 | 600 | 600 |
Totaal | 26 075 | 26 075 | 26 075 | 26 075 | 26 075 |
Toelichting per artikelonderdeel
02.01.01 Militaire invaliditeitspensioenen
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten verantwoord in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), betreffende uitgaven gedaan in het huidige en het vorige dienstjaar. De tarieven zijn gebaseerd op de wettelijke vergoedingsregelingen. Met ingang van 1998 zijn de ontvangsten voor militaire invaliditeitspensioenen, de uitkeringswet gewezen militairen en de sociale zorg samengevoegd.
02.01.02 Wachtgelden burgerpersoneel
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten verantwoord van teruggevorderde teveel genoten wachtgelden burgerpersoneel.
02.02 Niet-verrekenbare ontvangsten
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Stand ontwerpbegroting 1997 | 3 500 | 3 500 | 3 500 | 3 500 | |
1e suppletore wet 1997 | |||||
Nieuwe mutaties | |||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 3 500 | 3 500 | 3 500 | 3 500 | 3 500 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | Ontvangsten | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
02.02.01 Ontvangsten AAW-fonds, betreffende uitgaven gedaan in vroegere dienstjaren | 900 | 900 | 900 | 900 | 900 |
02.02.02 Restitutie teveel genoten uitkeringen | 2 600 | 2 600 | 2 600 | 2 600 | 2 600 |
Totaal | 3 500 | 3 500 | 3 500 | 3 500 | 3 500 |
Toelichting per artikelonderdeel
02.02.01 Ontvangsten AAW-fonds
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten verantwoord in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), betreffende uitgaven gedaan in vroegere dienstjaren (betrekking hebbend op pensioenen en wachtgelden). Gezien de aard van deze ontvangsten, wettelijk vastgestelde vergoedingen op grond van de AAW, worden geen tarieven gehanteerd.
02.02.02 Restitutie teveel genoten uitkeringen
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten verantwoord in het kader van de restitutie van te veel genoten uitkeringen op grond van het anti-cumulatiebeding.
03. Beleidsterrein Koninklijke marine
De ontvangstenbegroting van de Koninklijke marine beslaat in 1998 f 150,9 miljoen. Van dit bedrag wordt op het artikel 03.20 ongeveer f 148,8 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd en op het artikel 03.21 wordt, gelet op de aard van de ontvangsten, f 2,1 miljoen geraamd ten gunste van de niet-verrekenbare ontvangsten.
Waar de ontvangsten het gevolg zijn van in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend.
De tarieven zijn vastgelegd in interne regelgeving. Het gaat hierbij met name om het verrekenen van activiteiten van decentrale eenheden. Op grond van de verrichtingen en de daarvoor geldende tarieven worden de te verrekenen bedragen bepaald en vervolgens in rekening gebracht. De gehanteerde tarieven zijn gebaseerd op ervaringsgegevens.
Voor zover tarieven niet zijn vastgelegd in de interne regelgeving, wordt per geval een kostendekkend tarief bepaald op basis van de additionele uitgaven, verhoogd met een bedrag voor de wettelijk vastgestelde toeslagen.
03.20 Verrekenbare ontvangsten
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die in het bijzonder betrekking hebben op verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen, inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding, huisvesting en dergelijke. Daarnaast betreft het artikel de ontvangsten van terugvordering van BTW, de verkoop van zeekaarten, berichten aan zeevarenden, zeemansgidsen en dergelijke, de ontvangsten uit dienstverlening en ontvangsten betreffende verrekeningen met Navo-partners voor gezamenlijke projecten.
Op dit artikel worden de ontvangsten gesplitst in enerzijds personele (03.20.01) en anderzijds in materiële en specifieke ontvangsten (03.20.02). De geraamde ontvangsten zijn in het bijzonder te relateren aan de geraamde personele en materiële uitgaven van het artikel 03.20 Personeel en materieel.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 03.01 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | |
– artikel 03.02 | 62 800 | 31 800 | 31 800 | 31 800 | |
– artikel 03.03 | 8 350 | 8 350 | 8 350 | 8 350 | |
– artikel 03.04 | 35 900 | 36 700 | 36 500 | 36 500 | |
– artikel 03.05 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– artikel 03.06 | 1 900 | 1 900 | 1 900 | 1 900 | |
– artikel 03.07 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– artikel 03.08 | 15 891 | 15 391 | 15 391 | 15 391 | |
– artikel 03.09 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | |
Totaal overgeheveld | 135 841 | 105 141 | 104 941 | 104 941 | |
Nieuwe mutaties | 13 000 | ||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 148 841 | 105 141 | 104 941 | 104 941 | 104 941 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De nieuwe mutatie van f 13,0 miljoen heeft betrekking op de ontvangsten in het kader van Foreign Military Sales (FMS).
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | Ontvangsten | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
03.20.01 Personele ontvangsten | 24 580 | 23 080 | 23 080 | 23 080 | 23 080 |
03.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten | 124 261 | 82 061 | 81 861 | 81 861 | 81 861 |
Totaal | 148 841 | 105 141 | 104 941 | 104 941 | 104 941 |
Toelichting op de ramingsbedragen per artikelonderdeel
03.20.01 Personele ontvangsten
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord die als volgt zijn samen te vatten:
– te verhalen salaris en ziektekosten;
– terugstorting spaarloon;
– verstrekking van kleding, voeding, huisvesting en dergelijke;
– geneeskundige verzorging;
– overige verrekenbare personele ontvangsten.
Te verhalen salaris- en ziektekosten
Hieronder wordt onder meer begrepen de verrekening van uitgeleend personeel en hofmeesters aan het Koninklijk Huis. De verrekening van uitgeleend personeel aan Navo-partners geschiedt op basis van berekende middensommen. Bij uitgeleend personeel aan overige instanties worden de werkelijke salariskosten gehanteerd. De AAW-claims voor langdurig zieke burgerambtenaren zijn komen te vervallen. Hiervoor is een WAO-conforme regeling in de plaats gekomen. De uitkeringen terzake door de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO) worden ten gunste van dit artikel geraamd.
Verstrekking van kleding, voeding, huisvesting en dergelijke
– Kleding en uitrusting: in de raming is rekening gehouden met de ontwikkeling van de personeelssterkte. De gehanteerde prijs is kostendekkend.
– Voeding: de militair die voeding geniet is een bijdrage verschuldigd. In de raming is rekening gehouden met de ontwikkeling van de personeelssterkte en met maatregelen tot het terugdringen van het gratis verstrekken van maaltijden. De gehanteerde tarieven zijn kostendekkend.
– Huisvesting: de geraamde ontvangsten hebben betrekking op inhouding op de wedde van militair personeel wegens verlening van huisvesting. Verder zijn ramingen opgenomen van te ontvangen huren en bijkomende kosten van ambtswoningen in Nederland en van in het buitenland gelegen woningen. De tarieven zijn kostendekkend.
Bij de oprichting van het beleidsterrein Defensie Interservice Commando (Dico) is de geneeskundige zorgtaak overgedragen. Dientengevolge komen de ontvangsten uit hoofde van geneeskundige zorg eveneens ten gunste van dat beleidsterrein. Daarnaast blijft een deel van de geneeskundige zorg, onder andere kosten voor huisartsen en fysiotherapie, ten laste van de Koninklijke marine. Het militair personeel is voor deze ziektekosten verzekerd bij Univé. De ontvangstenramingen terzake zijn onder dit artikelonderdeel opgenomen.
Overige verrekenbare personele ontvangsten
De belangrijkste post is de raming uit hoofde van opleidingskosten buitenlandse militairen. De tarieven zijn kostendekkend.
03.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord die betrekking hebben op:
– verrichte werkzaamheden en verleende diensten;
– teruggevorderde BTW;
– de verkoop van zeekaarten, berichten aan zeevarenden, zeemansgidsen en dergelijke;
– ingebruikgevingen en medegebruik;
– ontvangsten uit hoofde van Navo-infrastructuurprojecten;
– ontvangsten in het kader van Foreign Military Sales programma's;
– schadeclaims;
– levering brandstoffen en kleine inventarisgoederen;
– overige materiële en specifieke ontvangsten.
Verrichte werkzaamheden en verleende diensten
Deze post betreft de verrekening door marinebedrijven wegens verrichte werkzaamheden voor voornamelijk Navo-partners. De tarieven zijn kostendekkend.
Ten gunste van dit artikelonderdeel wordt de terugvordering geraamd van betaalde omzetbelasting voor goederen die aan zeegaande schepen worden verstrekt. Voor die goederen is geen omzetbelasting verschuldigd.
De verkoop van zeekaarten, berichten aan zeevarenden, zeemansgidsen en dergelijke
De berekende tarieven zijn niet altijd kostendekkend. De vervaardiging van hydrografische kaarten vloeit voort uit een wettelijke verplichting. Deze kaarten worden in beginsel kostendekkend verkocht. Om veiligheidsredenen kan tot een lagere prijs worden besloten (om zo te voorkomen dat te lang met verouderde kaarten wordt doorgevaren). De marktprijs moet min of meer worden gevolgd. In dit verband verdient het tevens vermelding dat hier sprake is van een «bijproduct» van de betrokken dienst.
De ontvangsten uit hoofde van de door de Koninklijke marine voorgefinancierde Navo-projecten, worden op dit artikelonderdeel geraamd en verantwoord.
Ontvangsten in het kader van Foreign Militairy Sales (FMS)
Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten op diverse FMS-programma's vanuit de Verenigde Staten geraamd en verantwoord.
Claim verfschade Walrusklasse-onderzeeboten
Op dit artikelonderdeel wordt de claim wegens de verfschade aan de onderzeeboten Hr. Ms. Bruinvis en Hr. Ms. Dolfijn geraamd en verantwoord.
Levering brandstoffen en kleine inventarisgoederen
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geboekt voor de levering van kleine inventarisgoederen aan derden en de levering van brandstoffen aan Navo-partners. De tarieven zijn niet gebaseerd op wettelijke regelingen. Het uitgangspunt voor de tariefbepaling is de laatst bekende vervangingsprijs, vermeerderd met een bedrag voor behandeling en opslag. Tarieven worden automatisch aangepast aan de laatst bekende aanschaffingsprijs. Deze prijs is kostendekkend voor de verstrekking alsmede de behandelingskosten.
Overige materiële en specifieke ontvangsten
Hierin zijn begrepen de afrekening voor het gebruik van de Lynx helikopter simulator op het marinevliegkamp De Kooy en de verrekening uit hoofde van samenwerking op onder andere het gebied van LW08-radarsysteem en het Goalkeeper-wapensysteem met het Verenigd Koninkrijk. De gemaakte kosten worden verrekend.
03.21 Niet-verrekenbare ontvangsten
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Dergelijke ontvangsten hebben in het bijzonder betrekking op:
– krijgstuchtelijke boetes;
– boetes wegens te late levering en nalatigheid;
– ontvangen royalties;
– rente-ontvangsten;
– overige ontvangsten.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 03.10 | 2 100 | 2 100 | 2 100 | 2 100 | |
Nieuwe mutaties | |||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 2 100 | 2 100 | 2 100 | 2 100 | 2 100 |
In de ontwerpbegroting 1998 zijn geen nieuwe mutaties opgenomen.
04. Beleidsterrein Koninklijke landmacht
De ontvangstenbegroting van de Koninklijke landmacht beslaat in 1998 f 120,7 miljoen. Van dit bedrag wordt met het artikel 04.20 f 113,3 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd en met het artikel 04.21 wordt, gelet op de aard van de ontvangsten, f 7,4 miljoen geraamd als niet-verrekenbare ontvangsten. Waar de ontvangsten voortkomen uit in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend.
04.20 Verrekenbare ontvangsten
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die in het bijzonder betrekking hebben op verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen, inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding, huisvesting en dergelijke en verhuur van woningen. Daarnaast betreft het artikel de ontvangsten van terugvordering van BTW, de verkoop van topografische kaarten en drukwerk en de ontvangsten uit dienstverlening.
De geraamde ontvangsten zijn te relateren aan de geraamde personele en materiële uitgaven van het uitgavenartikel 04.20 Personeel en materieel.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 04.01 | 1 700 | 1 700 | 1 700 | 1 700 | |
– artikel 04.02 | 22 836 | 22 780 | 22 780 | 22 780 | |
– artikel 04.03 | 23 240 | 23 240 | 23 240 | 23 240 | |
– artikel 04.04 | 10 750 | 10 750 | 10 750 | 10 750 | |
– artikel 04.05 | 13 600 | ||||
– artikel 04.06 | 6 800 | 6 800 | 6 800 | 6 800 | |
– artikel 04.07 | 27 700 | 27 700 | 27 700 | 27 700 | |
Totaal overgeheveld | 106 626 | 92 970 | 92 970 | 92 970 | |
Nieuwe mutaties | 6 700 | 6 800 | 7 330 | 7 330 | |
Stand ontwerpbegroting 1998 | 113 326 | 99 770 | 100 300 | 100 300 | 100 300 |
De nieuwe mutaties in de ontvangstenopbouw zijn als volgt te specificeren:
(bedragen x f 1000) | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Personele ontvangsten: | ||||
– Verhaalswet ongevallen ambtenaren | 300 | 300 | 300 | 300 |
– Voorziening woonruimte | 1 200 | 1 200 | 1 200 | 1 200 |
– Geneeskundige zorg | 6 770 | 6 770 | 6 770 | 6 770 |
– Kantinedienstgoederen | – 2 700 | – 2 700 | – 2 700 | – 2 700 |
– Overige ramingsbijstelling | 30 | 30 | 60 | 60 |
Materiële ontvangsten: | ||||
– Verkoop topografische kaarten | 1 100 | 1 200 | 1 700 | 1 700 |
Totaal | 6 700 | 6 800 | 7 330 | 7 330 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Verhaalswet ongevallen ambtenaren
De ontvangsten inzake de verhaalswet ongevallen ambtenaren zijn bijgesteld op basis van de realisatie in de afgelopen jaren.
De hogere ontvangsten voor woonruimte worden veroorzaakt door een minder snel verloop van de daling van het woningbestand en de stijging van de bij de bewoners in rekening gebrachte bijkomende kosten (energie en dergelijke).
De ontvangsten in verband met geneeskundige zorg zijn bij de oprichting van het beleidsterrein Dico overgeheveld. In de raming van de vorige ontwerpbegroting waren de ontvangsten voor de verpleegkosten in Bronbeek, waarvoor de Koninklijke landmacht vergoedingen ontvangt, niet opgenomen. Daarnaast was bij de overheveling niet voorzien dat de ontvangsten voor huisartsen en fysiotherapie ten gunste van de Koninklijke landmacht plaats zou vinden. Aangezien de militair voor deze kosten verzekerd is, zijn uit dien hoofde ontvangsten opgenomen.
In de raming is rekening gehouden met de ontwikkeling van de personeelssterkte.
De opbrengsten uit de verkoop van topografische kaarten en ander drukwerk, nevenproducten van het militaire productieproces, zijn geraamd op basis van marktverkenning en verwachte omzetontwikkeling.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | Ontvangsten | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
04.20.01 Personele ontvangsten | 72 036 | 58 381 | 59 010 | 58 410 | 58 410 |
04.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten | 41 290 | 41 389 | 41 290 | 41 890 | 41 890 |
Totaal | 113 326 | 99 770 | 100 300 | 100 300 | 100 300 |
Toelichting per artikelonderdeel
04.20.01 Personele ontvangsten
De ontvangsten betrekking hebbend op het artikelonderdeel personele ontvangsten worden geraamd op basis van de realisatie van voorgaande jaren, rekening houdend met de ontwikkeling in de personele sterkte. De gehanteerde prijzen voor de verstrekking van maaltijden, kleding en uitrusting en de gehanteerde huurprijzen zijn kostendekkend.
04.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten
De materiële en specifieke ontvangsten zijn geraamd op basis van de verwachte terugvorderingen van BTW, de afrekeningen inzake FMS en de leveringen van materieel. De opbrengsten van aan derden verkochte topografische kaarten zijn gebaseerd op de vraag vanuit de overige beleidsterreinen en de civiele sector. In beginsel worden deze kaarten kostendekkend verkocht.
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Het betreft bijvoorbeeld krijgstuchtelijke geldboetes, royalties, boetes en rente van voorschotten.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 04.08 | 7 390 | 7 390 | 7 390 | 7 390 | |
Nieuwe mutaties | |||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 7 390 | 7 390 | 7 390 | 7 390 | 7 390 |
In de ontwerpbegroting 1998 zijn geen nieuwe mutaties opgenomen.
De overige ontvangsten worden op basis van de realisatie van voorgaande jaren geraamd.
05. Beleidsterrein Koninklijke luchtmacht
De ontvangstenbegroting van de Koninklijke luchtmacht beslaat in 1998 f 98,7 miljoen. Van dit bedrag wordt met het artikel 05.20 f 91,0 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd en met het artikel 05.21 wordt, gelet op de aard van de ontvangsten, f 7,7 miljoen geraamd ten gunste van de niet-verrekenbare ontvangsten.
Waar de ontvangsten voortkomen uit in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend. Bij de toelichting op de artikelen wordt in voorkomend geval ingegaan op de redenen voor het afwijken van een kostendekkend tarief.
05.20 Verrekenbare ontvangsten
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die in het bijzonder betrekking hebben op personele ontvangsten, de materiële ontvangsten en de specifieke ontvangsten.
De geraamde ontvangsten zijn in het bijzonder te relateren aan de geraamde personele en materiële uitgaven van het uitgavenartikel 05.20 Personeel en materieel.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 05.01 | 1 800 | 1 800 | 1 800 | 1 800 | |
– artikel 05.02 | 23 700 | 23 500 | 23 300 | 23 300 | |
– artikel 05.03 | 31 500 | 71 200 | 74 100 | 30 400 | |
– artikel 05.04 | 25 000 | 25 000 | 25 000 | 25 000 | |
– artikel 05.05 | 2 800 | 2 800 | 2 800 | 2 800 | |
– artikel 05.06 | 6 200 | 6 200 | 6 200 | 6 200 | |
Totaal overgeheveld | 91 000 | 130 500 | 133 200 | 89 500 | |
Nieuwe mutaties | – 40 000 | – 43 000 | |||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 91 000 | 90 500 | 90 200 | 89 500 | 89 500 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De nieuwe mutaties houden verband met het niet doorgaan van de voorgenomen ruil van acht Hawk/AFU-systemen voor het project Shorad.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | Ontvangsten | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
05.20.01 Personele ontvangsten | 27 000 | 27 000 | 27 000 | 27 000 | 27 000 |
05.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten | 64 000 | 63 500 | 63 200 | 62 500 | 62 500 |
totaal | 91 000 | 90 500 | 90 200 | 89 500 | 89 500 |
Toelichting per artikelonderdeel
05.20.01 Personele ontvangsten
De personele ontvangsten bestaan uit inhoudingen en verrekeningen die betrekking hebben op salarissen, kleding en uitrusting, voeding, huisvesting, voorziening woonruimte, geneeskundige verzorging, onderwijs en opleidingen en diversen.
Gehanteerde tarieven personele ontvangsten
De salaris- en de studiekostenvorderingen zijn de werkelijk te restitueren bedragen. Bij het militair personeel betreffen de ontvangsten bovendien de verrekeningen inzake bezoldiging van personeel werkzaam bij de explosieven opruimingsdienst en communicatietorens en van tandheelkundige verrichtingen.
De inhouding wegens huisvesting/voeding vindt plaats conform het arbeidsvoorwaardenakkoord. De gehanteerde tarieven zijn vastgesteld in ministeriële publicaties en zijn kostendekkend.
De gehanteerde prijs bij kleding en uitrusting is de laatste bekende uitgaafprijs (kostendekkend). De Koninklijke luchtmacht is Single Service Manager voor de aanschaf van burgerdienstkleding.
De tarieven voor voeding zijn kostendekkend. Voor houdbare voeding wordt een vaste verrekenprijs gebruikt en voor verse voeding de werkelijke kosten plus een opslagpercentage.
De tarieven voor de voorziening van woonruimte zijn in beginsel kostendekkend. Het tarief mag echter per individu niet meer zijn dan 17% van zijn/haar bruto salaris.
De gehanteerde tarieven voor geneeskundige verzorging worden voornamelijk vastgesteld door het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG).
Voor bijdragen in schade wordt de werkelijke schade in rekening gebracht.
Bij onderwijs en opleidingen worden de door derden gevolgde cursussen, die door de Koninklijke luchtmacht zijn verzorgd, door middel van een kostendekkend tarief in rekening gebracht.
De ontvangsten voor de inzet van personeel ten behoeve van de Rijks-luchtvaartdienst worden verrekend met het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De tarieven zijn gebaseerd op de binnen Defensie vastgestelde middensommen.
05.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten
De materiële en specifieke ontvangsten hebben betrekking op de verrekening van militaire steunverlening, diensten en werkzaamheden voor derden, medegebruik vliegbases, levering van (vliegtuig)brandstof aan derden, olie, smeermiddelen, materieel, gebouwen, werken en terreinen, verbruiksbelasting (BTW, invoerrechten en accijnzen), ingebruikgeving, medegebruik en overig materieel.
Gehanteerde tarieven materiële en specifieke ontvangsten
De ontvangsten voor groot materieel hebben in het bijzonder betrekking op aan derden beschikbaar gestelde F-16 gereedschappen en de ontvangsten in het Foreign Military Sales Holding Account in de Verenigde Staten van Amerika. Deze ontvangsten worden niet vastgesteld aan de hand van tarieven.
De ontvangsten voor aan derden geleverde diensten en verrichte werkzaamheden worden op dit artikelonderdeel geraamd en verantwoord. Tarieven zijn vastgesteld in ministeriële publicaties (MP 11/10). Tevens worden de ontvangsten naar aanleiding van de afrekeningen van de door de Koninklijke luchtmacht voorgefinancierde Navo-projecten op dit artikelonderdeel geraamd en verantwoord. Bij deze verrekeningen worden geen tarieven gehanteerd.
Voor de ontvangsten van levering brandstof, elektra en water, alsmede van te verrekenen schades aan kazernes, worden de werkelijke kosten in rekening gebracht.
De extra kosten in de exploitatie voor het civiele medegebruik van vliegbases worden verrekend, zoals dat is vastgelegd in een overeenkomst tussen de Koninklijke luchtmacht en Twenthe Airport en in een overeenkomst tussen de Koninklijke luchtmacht en Eindhoven Airport. De materiële extra kosten worden jaarlijks geïndexeerd, terwijl de personele extra kosten worden berekend op basis van de door Defensie gehanteerde middensommen. De ontvangsten zijn niet direct relateerbaar aan één uitgavenartikel.
De aan derden geleverde brandstoffen, olie, smeermiddelen en dergelijke worden in rekening gebracht. De tarieven zijn kostendekkend en volgen de prijzen op de oliemarkt. De tarieven worden maandelijks aangepast. De ontvangsten zijn gerelateerd aan het uitgavenartikel 05.20 Personeel en materieel.
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Het betreffen krijgstuchtelijke geldboetes, boetes en rente van voorschotten.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 05.08 | 7 700 | 7 700 | 7 700 | 7 700 | |
Nieuwe mutaties | |||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 7 700 | 7 700 | 7 700 | 7 700 | 7 700 |
In de ontwerpbegroting 1998 zijn geen nieuwe mutaties opgenomen.
Toelichting op de geraamde ontvangsten
Rente-ontvangsten ontstaan door rente uit het account van de Colorado National Bank te Denver, USA, waarop de betalingen inzake het F-16-project worden gestort, en door rente-ontvangsten vanuit het «Nato Maintenance and Supply Agency» (NAMSA), voortkomende uit voorschotbetalingen die op rentedragende rekeningen uitstaan ten behoeve van geleide wapens. Betaalde voorschotten staan in principe niet langer uit dan redelijkerwijs noodzakelijk is voor de feitelijke financiering.
06. Beleidsterrein Koninklijke marechaussee
De ontvangstenbegroting van de Koninklijke marechaussee beslaat in 1998 f 8,9 miljoen. Van dit bedrag wordt met het artikel 06.20 afgerond f 8,3 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd en met het artikel 06.21 wordt, gelet op de aard van de ontvangsten, f 0,6 miljoen geraamd ten gunste van de niet-verrekenbare ontvangsten.
Waar de ontvangsten voortkomen uit in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend. Bij de toelichting op de artikelen wordt in voorkomend geval ingegaan op de redenen voor het afwijken van een kostendekkend tarief.
06.20 Verrekenbare ontvangsten
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau.
De geraamde ontvangsten zijn in het bijzonder te relateren aan de geraamde personele en materiële uitgaven van het uitgavenartikel 06.20 Personeel en materieel.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 06.01 | 100 | 100 | 100 | 100 | |
– artikel 06.02 | 3 802 | 3 802 | 3 802 | 3 802 | |
– artikel 06.03 | 4 367 | 4 367 | 4 367 | 4 367 | |
Totaal overgeheveld | 8 269 | 8 269 | 8 269 | 8 269 | 8 269 |
Nieuwe mutaties | |||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 8 269 | 8 269 | 8 269 | 8 269 | 8 269 |
In de ontwerpbegroting 1998 zijn geen nieuwe mutaties opgenomen.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | Ontvangsten | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
06.20.01 Personele ontvangsten | 3 902 | 3 902 | 3 902 | 3 902 | 3 902 |
06.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten | 4 367 | 4 367 | 4 367 | 4 367 | 4 367 |
Totaal | 8 269 | 8 269 | 8 269 | 8 269 | 8 269 |
Toelichting per artikelonderdeel
06.20.01 Personele ontvangsten
Op dit artikelonderdeel worden terugontvangsten Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en ontvangsten wegens diverse verstrekkingen geraamd en verantwoord.
06.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten
Op het artikelonderdeel materiële en specifieke ontvangsten worden ontvangsten geraamd wegens diverse verstrekkingen alsmede genot van kleding, voeding, huisvesting en dergelijke. Voorts worden ontvangsten geraamd die voortvloeien uit verrekeningen met derden vanwege geleverde diensten zoals bijstand aan de Bovenwindse eilanden (KABNA), de grensoverschrijdende criminaliteit (ministerie van Binnenlandse Zaken) en de inzet van personeel ten behoeve van de vertegenwoordiging in het buitenland (ministerie van Buitenlandse Zaken) en de begeleiding van waardetransporten van De Nederlandsche Bank NV. De tarieven zijn kostendekkend.
06.21 Niet-verrekenbare ontvangsten
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Het betreft onder andere ontvangsten in het kader van verstrekte reisdocumenten.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Overheveling uit: | |||||
– artikel 06.04 | 600 | 600 | 600 | 600 | |
Nieuwe mutaties | |||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 600 | 600 | 600 | 600 | 600 |
In de ontwerpbegroting 1998 zijn geen nieuwe mutaties opgenomen.
08. Beleidsterrein Multiservice-projecten en activiteiten
De ontvangstenbegroting van het beleidsterrein Multiservice-projecten en activiteiten beslaat in 1998 f 62,0 miljoen. Van dit bedrag heeft f 31,4 miljoen betrekking op ontvangsten naar aanleiding van vredesoperaties en f 30,6 miljoen betreft andere ontvangsten die samenhangen met de Homogene groep Internationale Samenwerking.
08.01 Ontvangsten luchtmobiele brigade
Voorshands worden geen ontvangsten ten gunste van dit artikel voorzien.
08.02 Ontvangsten naar aanleiding van vredesoperaties
De ontvangsten hebben betrekking op de verwachte vergoedingen van, in casu claims bij de Verenigde Naties (VN). Met ingang van 1997 maakt het artikel Vredesoperaties integraal deel uit van de Homogene groep Internationale Samenwerking. Hierdoor vervalt de verrekening van de VN-contrbuties met Ontwikkelingssamenwerking (OS).
De kosten van humanitaire vluchten ten behoeve van Ontwikkelingssamenwerking worden ook via dit artikel verrekend. In de raming is hiervoor f 3,1 miljoen per jaar opgenomen.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Stand ontwerpbegroting 1997 | 58 000 | 58 000 | 58 000 | 58 000 | |
1e suppletore wet 1997 | – 26 600 | – 34 300 | – 54 400 | – 54 900 | |
Nieuwe mutaties | |||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 31 400 | 23 700 | 3 600 | 3 100 | 3 100 |
In de ontwerpbegroting 1998 zijn geen nieuwe mutaties opgenomen.
08.03 Overige ontvangsten Internationale Samenwerking
Ten gunste van dit artikel worden de overige ontvangsten, anders dan naar aanleiding van vredesoperaties, geraamd en verantwoord die samenhangen met de Homogene groep Internationale Samenwerking.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Stand ontwerpbegroting 1997 | |||||
1e suppletore wet 1997 | |||||
Nieuwe mutaties | 30 600 | 7 700 | 7 600 | 7 600 | |
Stand ontwerpbegroting 1998 | 30 600 | 7 700 | 7 600 | 7 600 | 7 600 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
In de nieuwe mutaties zijn de bijdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba in de investerings- en exploitatielasten ten behoeve van de Kustwacht NA&A opgenomen.
09. Beleidsterrein Defensie Interservice Commando
De ontvangstenbegroting van het Defensie Interservice Commando (Dico) beslaat in 1998 f 55,7 miljoen. De ontvangsten kunnen als verrekenbaar met het uitgavenartikel 09.02 Personeel en materieel worden beschouwd.
Waar de ontvangsten voortkomen uit in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend.
09.02 Verrekenbare ontvangsten
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die in het bijzonder betrekking hebben op:
– geneeskundige verzorging;
– verhuur van wagons aan de Nederlandse Spoorwegen;
– verhuur van faciliteiten door het Instituut Defensie Leergangen.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 000) | ||||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||
Stand ontwerpbegroting 1997 | 54 680 | 54 730 | 54 780 | 54 780 | 54 780 | |||
1e suppletore wet 1997 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | |||
Nieuwe mutaties | ||||||||
Stand ontwerpbegroting 1998 | 2 430 | 55 680 | 55 730 | 55 780 | 55 780 | 55 780 | 55 780 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) | |||||
Artikelonderdeel | Ontvangsten | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
09.02.01 Personele ontvangsten | 53 480 | 53 530 | 53 530 | 53 530 | 53 530 |
09.02.02 Materiële en specifieke ontvangsten | 2 250 | 2 250 | 2 250 | 2 250 | 2 250 |
55 730 | 55 780 | 55 780 | 55 780 | 55 780 |
Toelichting per artikelonderdeel
09.02.01 Personele ontvangsten
Het Geneeskundig Facilitair Bedrijf is per 1 januari 1997 ondergebracht bij het Defensie Interservice Commando. De ontvangsten hebben voor het merendeel betrekking op verrekening van verpleegkosten met de ziektekostenverzekeraars.
09.02.02 Materiële en specifieke ontvangsten
Deze ontvangsten hebben betrekking op het beschikbaar stellen van faciliteiten door het Instituut Defensie Leergangen alsmede verrekening van verhuur van wagons aan de Nederlandse Spoorwegen door de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie.
Wetsartikel 3 (agentschapsbegrotingen)
3.1. DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE
De Defensie Telematica Organisatie (DTO) is het facilitaire telematica- en IT-bedrijf van het ministerie van Defensie. De DTO is per 1 september 1997 opgericht en omvat de volgende organisaties:
• Duyverman Computercentrum (DCC);
• Centrum Advisering Bedrijfsvoering en Informatietechnologie Services (Cabis) van de Koninklijke marine;
• Natco Telematica Organisatie (Natel) van de Koninklijke landmacht;
• Dienstencentrum Automatisering van de Koninklijke landmacht;
• Dienstencentrum Automatisering van de Koninklijke luchtmacht;
• Netherlands Armed Forces Integrated Network (Nafin).
De DTO krijgt per 1 januari 1998 de status van agentschap. Vanaf dat moment zal de DTO voor de eerste maal een eigen begroting voeren.
De producten en diensten die de DTO zal aanbieden zijn in vijf groepen ondergebracht:
• Advies. De productgroep advies levert advies over beleid, specificatie, ontwikkeling, verwerving, invoering, beheer, exploitatie, mogelijkheden en toepassing van telematicamiddelen, telematicasystemen en telematica-infrastructuren.
• Beheer/exploitatie. De productgroep beheer/exploitatie voert het technisch en functioneel beheer over de eigen telematica- en IT-infrastructuur en systemen. Tevens voert deze productgroep, indien gewenst, het technisch beheer en de exploitatie van telematica- en IT-infrastructuren van afnemers uit.
• Systeemontwikkeling. De productgroep systeemontwikkeling is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, integratie en modificatie van telematica- en IT-infrastructuren, -systemen, -applicaties en gegevensbanken op nagenoeg alle soorten platforms.
• Elektronische transportdiensten. De productgroep elektronische transportdiensten levert de communicatiefaciliteiten voor spraak, data en video, evenals de toegang tot externe netwerken.
• Generieke diensten. De productgroep generieke diensten levert de diensten en applicaties voor algemeen gebruik die op of via de telematica-infrastructuur geleverd kunnen worden, zoals kantoorautomatisering, «electronic mail» en informatiegidsen.
De DTO levert ook producten en diensten in de sfeer van opleiding, installatie, verwerving en verhuur/verkoop van telematicamiddelen. Deze producten en diensten worden niet zelfstandig maar uitsluitend in relatie met de in de productgroepen opgenomen producten en diensten geleverd.
Het ministerie van Defensie is de markt van de DTO. De missie voor de DTO luidt: «De DTO draagt als onderdeel van het Defensie Interservice Commando (Dico) zorg voor een doelmatige en doeltreffende dienstverlening op het gebied van telematica, inclusief informatie-technologie, aan de krijgsmacht, zowel in vredestijd als bij crisisoperaties en ten tijde van oorlog, zodat deze zich volledig kan concentreren op haar primaire taken». Binnen grenzen, vast te stellen door de voorzitter van de Bestuursraad DTO en onder bepaalde voorwaarden, kan de DTO ook producten en diensten leveren aan afnemers binnen de Rijksoverheid en de Navo.
De DTO is op meerdere locaties gevestigd. De commandant DTO en zijn staf zijn gehuisvest in de regio Den Haag. Overige locaties waar DTO-delen zijn gevestigd zijn: Amsterdam, Den Helder, Maasland, Soesterberg en Woensdrecht.
De DTO wordt economisch eigenaar van de gebouwen in Maasland en het gebouw A-144 op de vliegbasis Soesterberg. Deze gebouwen worden bij het begin van het agentschap om niet aan de DTO overgedragen. Het onroerend goed is geactiveerd op de balans tegen aanschafwaarde. De gebruikerskosten zoals onderhoud, energie, heffingen en belastingen, schoonmaak en bewaking zijn voor rekening van het agentschap. De afschrijvingen en de uitgaven voor de vervanging zelf komen eveneens ten laste van het agentschap.
Voor zover andere defensie-onderdelen mede gebruik maken van gebouwen die aan de DTO in economisch eigendom zijn overgedragen, brengt de DTO aan die onderdelen een gebruikersvergoeding in rekening. Deze gebruikersvergoeding is gelijk aan de kosten voor onderhoud, energie, heffingen en belastingen, schoonmaak en bewaking die ten behoeve van de gebruikers worden gemaakt. Eveneens wordt een gedeelte van de afschrijvingskosten in rekening gebracht.
De overige accommodaties die de DTO gebruikt zijn delen van gebouwen die thans in gebruik zijn bij de krijgsmachtdelen. Hierbij is geen sprake van overdracht van economisch eigendom aan de DTO, maar van beschikbaarstelling aan de DTO. Voor het gebruik van die accommodaties wordt een gebruikersvergoeding aan de DTO in rekening gebracht. Alle gebruikerskosten zoals onderhoud, energie, heffingen en belastingen, schoonmaak en bewaking zijn in die gebruikersvergoeding verwerkt.
Per 1 januari 1998 krijgt de DTO de status van agentschap, behorend tot het Dico. Onder voorzitterschap van de commandant Dico is een Bestuursraad DTO ingesteld. Leden van deze Bestuursraad zijn gemandateerde vertegenwoordigers namens de beleidsterreinen.
Over de resultaten legt de DTO verantwoording af door middel van de begroting (vooraf) en via de jaarrekening (achteraf). De jaarrekening van de DTO is onderdeel van de departementale financiële verantwoording van Defensie. Daarnaast zal de DTO een publicitair jaarverslag uitbrengen waarin de jaarrekening zal worden opgenomen. Een deel van de financiële informatie die benodigd is voor de aansturing van de DTO wordt aangeboden in de vorm van kengetallen. De betreffende kengetallen worden later in deze begroting weergegeven.
Begroting van baten en lasten (bedragen in miljoenen guldens) | |||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Totale baten | 282,2 | 276,8 | 265,5 | 265,2 | 265,2 |
Opbrengsten overige departementen | 3,0 | 4,9 | 4,8 | 4,8 | 4,8 |
Opbrengsten moederdepartement | 279,1 | 271,7 | 260,5 | 259,8 | 259,8 |
Rentebaten | 0,1 | 0,2 | 0,3 | 0,6 | 0,6 |
Buitengewone baten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totale lasten | 278,9 | 273,4 | 262,0 | 261,3 | 261,3 |
Apparaatskosten: | |||||
– Personeel | 141,2 | 137,9 | 124,9 | 124,9 | 124,9 |
– Materieel | 91,3 | 82,4 | 81,4 | 81,4 | 81,4 |
Rentelasten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Afschrijvingen: | |||||
– Materiële activa | 40,5 | 46,6 | 49,0 | 48,4 | 48,4 |
– Immateriële activa | 4,4 | 5,0 | 5,3 | 5,2 | 5,2 |
Totaal afschrijvingen | 44,9 | 51,6 | 54,2 | 53,6 | 53,6 |
Dotaties aan voorzieningen | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,5 |
Buitengewone lasten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
>Saldo van baten en lasten | 3,3 | 3,4 | 3,5 | 3,9 | 3,9 |
Toelichting op de begroting van baten en lasten
De producten en diensten die de DTO levert worden verrekend op basis van tarieven. De tarieven worden jaarlijks op voordracht van de commandant DTO vastgesteld door de Bestuursraad DTO. Voor producten en diensten die niet op de markt verkrijgbaar zijn, worden de integrale kosten in rekening gebracht. Voor de overige producten en diensten gelden marktconforme prijzen.
De DTO is een omzet- en resultaatverantwoordelijke organisatie zonder winstoogmerk. Het agentschap DTO moet zijn opbrengsten betrekken uit de verkoop van producten en diensten, waarbij de totale kosten uit de opbrengsten moeten worden gedekt. Tussen de DTO en de beleidsterreinen bestaat een zakelijke relatie. Door daadwerkelijke verrekening treedt regulering op van vraag en aanbod. Tevens bestaat voor de krijgsmachtdelen (deels) de mogelijkheid diensten uit de vrije markt te betrekken. Deze marktwerking vormt een belangrijke prikkel voor de effectiviteit en efficiency bij de DTO. De beoogde doelmatigheidswinst als gevolg van de vorming van de DTO (f 5 miljoen in 1998, f 15 miljoen in 1999 en f 30 miljoen in 2000 structureel) is in de begroting 1998–2002 verwerkt. Deze doelmatigheidswinst zal worden bereikt door toenemende schaalgrootte en grotere synergie, waardoor gemeenschappelijk gebruik van personele capaciteit mogelijk wordt. In de begroting wordt de doelmatigheid zichtbaar door lagere kosten voor formatief personeel, inhuurkrachten en hard- en software, leidend tot lagere tarieven per product of dienst.
Opbrengsten overige departementen en opbrengsten moederdepartement
De post «opbrengst overige departementen» omvat de omzet die de DTO verwacht te realiseren bij andere departementen dan Defensie. Een groot deel van deze omzet komt voort uit het medegebruik van het Nafin door het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Justitie ten behoeve van het Politie Data Communicatie Systeem. De post «opbrengsten moederdepartement» omvat de omzet die de DTO bij Defensie verwacht te realiseren.
De daling van de omzet in de meerjarenramingen wordt veroorzaakt door tariefdalingen. Deze tariefdalingen zijn mogelijk door de doelmatigheidswinst als gevolg van de vorming van de DTO. Bij de weergegeven omzetbedragen is niet alleen rekening gehouden met deze tariefdalingen. Ook is rekening gehouden met de fasegewijze realisatie van het Nafin in de jaren 1998 t/m 2000, waarmee het dienstenaanbod vooral in de productgroep elektronische transportdiensten zal toenemen. Concreet zien de omzetmutaties als gevolg van tariefdalingen enerzijds en nieuwe Nafin-diensten anderzijds er als volgt uit:
Omzetmutaties ten opzichte van 1998 (bedragen in miljoenen guldens) | ||||
Jaar | Omzet 1998(voor doelmatig-heidswinst) | Doelmatig-heidswinst | Omzetmutatieten opzichte van 1998(NAFIN) | Omzet na mutaties |
1998 | 287,1 | – 5,0 | – | 282,1 |
1999 | 287,1 | – 15,0 | 4,5 | 276,6 |
2000 | 287,1 | – 30,0 | 8,2 | 265,3 |
2001 | 287,1 | – 30,0 | 7,5 | 264,6 |
2002 | 287,1 | – 30,0 | 7,5 | 264,6 |
Een positief liquiditeitssaldo op de rekening-courant met het ministerie van Financiën zal tot rente-inkomsten leiden. De te ontvangen rente betreft de voorschotrente van De Nederlandsche Bank.
De categorie personeel omvat de salariskosten van burger- en militair personeel, de geraamde kosten van inhuur en tijdelijk personeel en de overige aan personeel gerelateerde kosten zoals opleidingen en dienstreizen.
De dalende tendens in de personele lasten wordt veroorzaakt door besparingen in de overhead van de samenstellende delen van de DTO, vervanging van extern personeel door intern personeel en doordat in de DTO schaarse capaciteit gemeenschappelijk wordt gebruikt en overcapaciteit beter kan worden benut. Uit de navolgende tabel blijkt dat de personeelssterkte van de DTO in 1998, 1999 en 2000 substantieel wordt teruggebracht. In deze tabel is reeds rekening gehouden met een toename van het interne DTO-personeel als gevolg van het realiseren van Nafin en het – om doelmatigheidsredenen – vervangen van extern personeel door intern personeel.
Personeelssterkte van het agentschap DTO
1998 (voor doelmatig-heidswinst) | 1998 (na doelmatig-heidswinst) | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Militair personeel | 182 | 176 | 176 | 166 | 166 | 166 |
Burgerpersoneel | 918 | 893 | 903 | 903 | 903 | 903 |
Totaal DTO-personeel | 1 100 | 1 069 | 1 079 | 1 069 | 1 069 | 1 069 |
Inhuur personeel | 118 | 118 | 105 | 65 | 65 | 65 |
Totaal | 1 218 | 1 187 | 1 184 | 1 134 | 1 134 | 1 134 |
Gemiddeld per vte* | 99 047 | 99 050 | 98 734 | 98 731 | 98 731 | 98 731 |
* Het verschil tussen deze gemiddelden per vte en die van het DCC in de begroting 1997 (verschil circa f 4500 per vte) heeft de volgende oorzaken:
– in de begroting 1998 van de DTO is de aanname gedaan dat hogere bedragen per vte zullen worden betaald in verband met verhuiskosten, opleidingen en bindingspremies;
– in de begroting 1998 van de DTO zijn andere (hogere) middensommen gehanteerd dan in de begroting 1997 van de DCC en zijn gebaseerd op SNIP.
Deze post omvat alle lopende (exploitatie)lasten van de DTO en is als volgt samengesteld (bedragen x f 1 miljoen):
– directe kosten 35,1
– huisvestingskosten 10,7
– kantoorkosten 3,6
– verkoopkosten 3,0
– algemene kosten 2,6
– kosten hardware en software 36,3
Totaal 91,3
De daling van de materiële lasten vanaf 1999 hangt volledig samen met besparingen in de kosten van vooral hard- en software en huisvesting. Deze besparingen worden mogelijk door de toenemende schaalgrootte en het gemeenschappelijk gebruik van kostbaar materieel.
In 1998 en volgende jaren worden geen rentelasten voorzien. In geval van een negatief saldo op de rekening courant bedragen de rentelasten de voorschotrente bezwaard met 2%.
Deze post omvat vooral de in vijf jaar lineair af te schrijven kosten van aangeschafte software. De immateriële afschrijvingen nemen in 1999 en 2000 vooral toe door de fasegewijse realisatie van Nafin.
De voornaamste afschrijvingskosten worden gevormd door afschrijvingen op gebouwen (in Maasland en Soesterberg), glasvezelkabels, installaties en computerapparatuur. Alle afschrijvingen vinden lineair plaats, waarbij de volgende afschrijvingstermijnen zijn gehanteerd:
• gebouwen: 30 jaar;
• terreinen: 10 jaar;
• machines en installaties: 8 jaar;
• kantoorinventaris: 5 jaar;
• transportmiddelen 4 jaar;
• PC's en printers: 3 jaar;
• overige computerapparatuur 3–5 jaar;
• NAFIN glasvezelkabels 30 jaar;
• NAFIN apparatuur: 10 jaar.
• Op grond wordt niet afgeschreven.
De materiële afschrijvingen zijn als volgt opgebouwd: (bedragen x f 1000)
– gebouwen en terreinen 7 822
– machines en installaties 8 651
– kantoorinventaris 710
– transportmiddelen 252
– computerapparatuur 21 837
– calculatorisch 1 254
Totaal 40 526
De toename van de materiële afschrijvingslasten wordt veroorzaakt door de fasegewijze realisatie van het Nafin in de periode 1998 t/m 2000. Hierdoor neemt het op de balans geactiveerde bedrag voor glasvezelkabels en computerapparatuur in die jaren toe.
Voor de jaren 1998 t/m 2002 zijn jaarlijkse dotaties voor garantie- en assurantiekosten opgenomen van respectievelijk f 0,5 miljoen en f 1 miljoen. Er wordt vanuit gegaan dat de werkelijke uitgaven voor garantie en assurantie meerjarig gezien gelijk zullen zijn aan de opgenomen dotaties.
Het voorcalculatorische saldo van baten en lasten bedraagt jaarlijks ruim 1% van de omzet. Dit wordt voorlopig bestemd voor reservevorming en dient als waarborg voor de continuïteit van de bedrijfsvoering van de DTO.
De DTO zal onderhevig zijn aan concurrentie: er is deels sprake van vrije winkelnering bij de klanten van de DTO. Gegeven de marktpositionering vormt de ontwikkeling van de tarieven van de producten en diensten van de DTO één van de primaire kengetallen. De beoogde doelmatigheidswinst in de periode 1998–2000 als gevolg van de vorming van de DTO zal zich volledig manifesteren in tariefdalingen. Deze tariefdalingen worden in de volgende tabel weergegeven:
Tariefontwikkeling als gevolg van doelmatigheidwinst
Tariefdaling ten opzichte van fictieve tarieven 1998(voor doelmatigheidswinst) | |
1998 | – 2% |
1999 | – 5% |
2000 | – 10% |
2001 | – 10% |
2002 | – 10% |
De gemiddelde tariefontwikkeling is weergegeven ten opzichte van de fictieve tarieven per 1-1-1998. In de fictieve tarieven is nog geen rekening gehouden met de doelmatigheidswinst vanaf 1998 als gevolg van het vormen van het agentschap DTO. Deze doelmatigheidswinst wordt via verlaging van de tarieven doorgegeven aan de afnemers van producten en diensten van DTO. In de tariefontwikkeling is er van uitgegaan dat overige factoren die van invloed kunnen zijn op de tarieven, zoals loonstijgingen en andere mogelijke mutaties in de kosten, constant blijven.
De volgende kengetallen geven informatie over de verwachte ontwikkelingen op korte en middellange termijn:
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Rentabiliteit van het agentschapsvermogen | 1,0% | 1,0% | 1,0% | 1,1% | 1,1% |
Productiviteit per werknemer (x f 1000) | 242 | 246 | 260 | 260 | 260 |
Resultaatmarge | 1,1% | 1,2% | 1,2% | 1,2% | 1,2% |
Omzet per klantgroep: | |||||
– KM | 16,8% | 16,8% | 16,8% | 16,8% | 16,8% |
– KL | 48,5% | 48,5% | 48,5% | 48,5% | 48,5% |
– Klu | 16,8% | 16,8% | 16,8% | 16,8% | 16,8% |
– KMAR | 0,2% | 0,2% | 0,2% | 0,2% | 0,2% |
– Dico | 3,7% | 3,7% | 3,7% | 3,7% | 3,7% |
– CO | 12,9% | 12,9% | 12,9% | 12,9% | 12,9% |
– Overig | 1,1% | 1,1% | 1,1% | 1,1% | 1,1% |
Toelichting bij de kengetallen
Rentabiliteit van het agentschapsvermogen
De rentabiliteit van het agentschapsvermogen is het saldo van baten en lasten ten opzichte van het agentschapsvermogen aan het begin van het verslagjaar.
De productiviteit per werknemer is de omzet (exclusief tariefdalingen) per medewerker (inclusief ingehuurd personeel).
De resultaatmarge is het saldo van baten en lasten ten opzichte van de omzet, exclusief rentebaten, rentelasten en buitengewone baten en lasten.
De omzet per klantgroep is de totale omzet voor een klantgroep ten opzichte van de totale netto omzet. Vooralsnog is ervan uitgegaan dat de omzet per klantgroep in de jaren 1999 t/m 2002 gelijk zal zijn aan de verwachte omzet per klantgroep in 1998.
Liquiditeitenbegroting van het agentschap DTO (bedragen x f 1 miljoen) | ||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | ||
Liquide middelen per 1 januari | 32.2 | 8.7 | 13.0 | 27.0 | 40,8 | |
1a | Saldo baten en lasten | 3.3 | 3.4 | 3.5 | 3.9 | 3.9 |
1b | Gecorrigeerd voor afschrijvingen | 44.9 | 51.6 | 54.2 | 53.6 | 53.6 |
1b | Gecorrigeerd voor mutaties voorzieningen | – 7.0 | – 7.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 |
1c | Gecorrigeerd voor mutaties werkkapitaal | – 21.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 |
1 | Kasstroom uit operationele activiteiten | 20.2 | 48.0 | 57.7 | 57.5 | 57.5 |
2a | Uitgaven onroerende zaken | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 |
2b | Uitgaven overige kapitaalgoederen | – 43.7 | – 43.7 | – 43.7 | – 43.7 | – 43.7 |
2c | Gecorrigeerd voor desinvesteringen | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 |
2 | Kasstroom uit investeringsactiviteiten | – 43.7 | – 43.7 | – 43.7 | – 43.7 | – 43.7 |
3a | Leningen moederdepartement | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 |
3b | Investeringsbijdrage van het departement | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 |
3c | Aflossingen | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 |
3 | Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 | 0.0 |
Mutatie liquide middelen | – 23.5 | 4.3 | 14.0 | 13.8 | 13.8 | |
Liquide middelen per 31 december | ||||||
(1 januari + 1 + 2 +3) | 8.7 | 13.0 | 27.0 | 40.8 | 54.6 |
Toelichting bij liquiditeitenbegroting DTO
De mutaties in de voorzieningen in 1998 en 1999 houden verband met uitgaven ten behoeve van de herstructurering binnen de DTO. Deze uitgaven komen ten laste van de herstructureringsvoorziening die is opgenomen in de openingsbalans van de DTO.
De mutatie in werkkapitaal betreft de toename van het saldo van openstaande posten debiteuren/crediteuren. Het debiteurensaldo ontstaat door het tijdsverschil tussen facturering aan de klant en ontvangst van de betaling bij de DTO. Het crediteurensaldo ontstaat door het tijdsverschil tussen de ontvangst van een factuur van een leverancier en de betaling door de DTO. Verwacht wordt dat het debiteurensaldo sterker toeneemt dan het crediteurensaldo.
Dit betreft de totale investeringsuitgaven van de DTO, die voornamelijk vervangingsinvesteringen zijn. Aangezien het Nafin-project onder (budgettaire) verantwoordelijkheid van de Koninklijke luchtmacht wordt uitgevoerd, zijn de Nafin-investeringen niet in het kapitaaluitgavenoverzicht van de DTO opgenomen.
De indicatieve openingsbalans van het agentschap DTO per 1 januari 1998 ziet er als volgt uit:
ACTIVABedragen x f 1000 | PASSIVA Bedragen x f 1000 | |||
VASTE ACTIVA | AGENTSCHAPSVERMOGEN | |||
immateriële vaste activa | 11 681 | – algemene reserve | 337 049 | |
materiële vaste activa | – bestemmingsreserve | – | ||
– gebouwen en terreinen | 45 828 | totaal agentschapsvermogen | 337 049 | |
– bekabeling | 144 097 | |||
– machines en installaties | 27 730 | VOORZIENINGEN | ||
– overige bedrijfsmiddelen | 2 134 | – garantie aanspraken | 9 339 | |
– computerapparatuur | 76 118 | – assurantie eigen risico | 2 342 | |
totaal materiële vaste activa | 296 087 | – herstructurering DTO (personeel) | 3 000 | |
– herstructurering DTO (overig) | 11 000 | |||
totaal vaste activa | 307 768 | totaal voorzieningen | 25 681 | |
VLOTTENDE ACTIVA | ||||
voorraden | KORTLOPENDE SCHULDEN | |||
– magazijnvooraad | 4 915 | – leveranciers en handelskredieten | 5 683 | |
– onderhanden werk | 1 841 | – te betalen salarissen | 4 095 | |
totaal voorraden | 6 756 | – overlopende passiva | 6 501 | |
vorderingen | totaal kortlopende schulden | 16 231 | ||
– voorschotten | 586 | |||
– handelsdebiteuren | 25 538 | |||
– overige/overlopende activa | 6 106 | |||
totaal vorderingen | 32 230 | |||
liquide middelen | 32 207 | |||
Totaal vlottende activa | 71 193 | |||
TOTAAL ACTIVA | 378 961 | TOTAAL PASSIVA | 378 961 |
Toelichting bij de indicatieve openingsbalans
Aangezien het DCC wordt geïntegreerd in de DTO, is de eindbalans van het agentschap DCC opgenomen in de openingsbalans DTO.
De immateriële vaste activa bestaan uit gekochte software en licenties voor het gebruik van software, voor zover de aanschafwaarde groter is dan f 25 000,–.
In de post «gebouwen en terreinen» zijn de gebouwen opgenomen die per 1 januari 1998 «om niet» in economisch eigendom worden overgedragen aan de DTO. Dit betreft het gebouw van het huidige DCC is Maasland en het gebouw van het huidige NMC Nafin in Soesterberg.
De post bekabeling heeft betrekking op het Nafin-netwerk.
De post machines en installaties bestaat grotendeels uit de telefooncentrales die vanuit Natel in de DTO worden ingebracht.
De post computerapparatuur bestaat voor een belangrijk deel uit randapparatuur van het Nafin-netwerk. Het resterende deel bestaat uit mainframes en randapparatuur die door met name het DCC en Cabis in de DTO worden ingebracht.
De voorraden zijn gewaardeerd tegen kostprijs of lagere verwachte netto opbrengstwaarde. De magazijnvoorraad bestaat voornamelijk uit handelsvoorraad.
De vorderingen zijn tegen nominale waarde gewaardeerd. Een voorziening voor het risico van oninbaarheid is hiermee gesaldeerd.
De voorzieningen zijn gevormd voor specifieke verplichtingen en voor risico's die uitgaan boven het algemene risico dat aan de bedrijfsuitoefening is verbonden.
De herstructureringsvoorziening DTO (personeel) van f 3 miljoen is bedoeld ter dekking van de uitgaven die voortvloeien uit de reorganisatie van de DTO. De voorziening zal worden aangesproken bij de toepassing van maatregelen in het kader van het Sociaal Beleidskader.
Uit de herstructureringsvoorziening DTO (overig) van f 11 miljoen worden andere dan voornoemde uitgaven gedaan. Deze voorziening zal worden aangesproken voor uitgaven bij locatiewijzigingen (bijvoorbeeld als gevolg van reductie van het aantal netwerkbeheercentra) en voor renovatie en inrichting van de staflocatie DTO (f 3 miljoen), voor herinrichting van de informatievoorziening en verdere invoering van het bedrijfsbesturingssysteem (f 7 miljoen), alsmede voor extra opleidings- en «change»-uitgaven (f 1 miljoen).
De ramingen zijn mede gebaseerd op ervaringen van het DCC bij het tot stand brengen van het agentschap DCC.
3.2 Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen
Algemeen. Het bij Defensie in beheer zijnde onroerend goed heeft een herbouwwaarde van circa f 33 miljard. Het jaarlijks door Defensie aan nieuwbouw en onderhoud te besteden budget bedraagt circa f 700 miljoen.
Missie. Het agentschap Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) wil als vastgoedbeheerder voor Defensie de deskundige intermediair zijn die de ruimtelijke belangen van de klanten zeker stelt en hun onroerend goed effectief en op maatschappelijk verantwoorde wijze inricht en beheert. De DGW&T wil de klanten altijd en overal bijstaan in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed. De DGW&T doet dit op een wijze die voor de Defensie-organisatie als geheel zo efficiënt mogelijk is en aan de klanten een zo hoog mogelijke kwaliteit biedt.
Doelstelling. De DGW&T wil een betrouwbaar en zakelijk handelend overheidsbedrijf zijn. Daartoe streeft de DGW&T onder andere naar een verantwoorde kostenminimalisatie en naar het snel kunnen reageren op behoeften van de klant. De DGW&T wil de vastgoedbelangen en -verplichtingen van de klant onder alle omstandigheden behartigen en levert daarvoor een compleet en samenhangend dienstenpakket. De DGW&T wil gericht zijn op de primaire doelen van de klantenorganisaties in al haar geledingen. Hij wil zich daarbij profileren als «partner in business».
Algemeen. Het vastgoed wordt bij Defensie beschouwd als een essentieel productiemiddel. Defensie heeft hierbij behoefte aan vastgoedbeheer en een vastgoedbeheerder die de primaire doelstellingen van de klanten volledig ondersteunt. Er is behoefte aan een eigen Defensie infra-organisatie voor taken in vredes- en crisistijd. Het marktmechanisme, waarbij de klanten tevens de mogelijkheid hebben infra-diensten buiten het agentschap DGW&T te verwerven, waarborgt een hoge efficiency. De DGW&T streeft ernaar zijn marktaandeel te behouden op basis van een duurzaam concurrentie-voordeel.
Markt. De primaire markt van de DGW&T is de Defensiemarkt. De bedrijfsvoering van de DGW&T is gericht op een zo gunstig mogelijke prijs/kwaliteit-verhouding op die markt. Om de capaciteit van de DGW&T zo efficiënt mogelijk in te kunnen zetten, wordt naar omzetstabilisatie gestreefd. Om dit te realiseren zal in beperkte mate worden gewerkt op de markt van de rijksoverheid.
Door de DGW&T worden onderstaande taken verricht, verdeeld in drie hoofdgroepen, te weten:
a. Het garanderen dat de krijgsmachtdelen ook onder niet-vredesomstandigheden kunnen beschikken over het onroerend goed dat nodig is voor de uitoefening van operationele en logistieke taken. Onder deze taakuitoefening valt ook de ondersteuning van operaties van delen van de krijgsmacht in bondgenootschappelijk- en VN-verband.
b. Binnen Defensie vervult DGW&T de rol van ingenieursbureau en vastgoedbeheerder. Als ingenieursbureau is de DGW&T actief op de gebieden van nieuwbouw en het daarmee samenhangend onderzoek en advies (ingenieursdiensten). Als vastgoedbeheerder biedt de DGW&T diensten aan op het gebied van algemeen, juridisch- en technisch beheer (inclusief service).
c. De DGW&T is als uitvoerende dienst belast met departementale beleidsvoorbereidende, belangenbehartigende en adviserende taken op het gebied van bouwbeleid, ruimtelijke ordening, milieu en vastgoedbeheer.
Externe aansturing. Sinds 1 januari 1996 heeft de DGW&T de status van agentschap en behoort sedert 1 april 1996 tot het Defensie Interservice Commando (Dico). Tevens is een Bestuursraad DGW&T ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de Bevelhebbers van de Krijgsmachtdelen en de commandant van de Koninklijke marechaussee, onder voorzitterschap van commandant Dico.
Statuut DGW&T. In het Statuut DGW&T, dat onderdeel was van de aanvraag van de agentschapsstatus voor DGW&T, is onder andere vastgelegd op welke wijze de DGW&T wordt aangestuurd en op welke wijze de DGW&T verantwoording aflegt. In het statuut is vastgelegd dat aan de voorzitter van de Bestuursraad DGW&T verantwoording wordt afgelegd. De Bestuursraad keurt vervolgens de jaarstukken van DGW&T goed. Een deel van de financiële informatie die benodigd is voor de aansturing van de DGW&T wordt – in overeenstemming met het statuut – aangeboden in de vorm van kengetallen. De kengetallen worden elders in deze begroting meerjarig gepresenteerd.
Interne besturing. Als gevolg van de interne verzelfstandiging van de DGW&T-organisatie is de organisatiestructuur gewijzigd. De organisatie bestaat uit twee management-niveaus, waarbij de dienstkringen niet meer worden aangemerkt als managementniveau. Na de reorganisaties binnen DGW&T (de reorganisatie «DGW&T 2000» respectievelijk de «reorganisatie naar agentschap») bestaat de organisatie thans uit een Centrale Directie en zeven regionale directies, waarvan één in Duitsland, die functioneren als relatief zelfstandige business-units. De Centrale Directie heeft een sturende taak in het kader van de concernbesturing. Binnen de Centrale Directie is een bijzondere business-unit gepositioneerd, die met name is belast met de departementale beleidsvoorbereiding, belangenbehartiging en specialistische advisering.
Algemeen. DGW&T is in het kader van de agentschapsstatus getransformeerd van een input-gefinancierde organisatie naar een omzet-verantwoordelijke organisatie. Het agentschap DGW&T moet zijn opbrengsten halen uit de verkoop van diensten. De totale apparaatskosten moeten uit de opbrengsten worden gedekt.
Resultaatverantwoordelijkheid. De regionale directies zijn resultaatverantwoordelijk. Dit wordt onder andere zichtbaar in een vergaande delegatie van taken en bevoegdheden naar de regionale directies, waarbij de bemoeienis van de Centrale Directie met de uitvoering is teruggedrongen. Sturen op afstand volgens het principe «decentraal, tenzij». Het beleid en het te verwachten resultaat van de business-units worden vastgelegd in afzonderlijke businessplannen. Deze businessplannen vormen de basis van de convenanten die jaarlijks worden afgesloten tussen de directeur van het agentschap en de regionale directeuren. Door middel van aan de directeur DGW&T aangeboden periodieke en jaarverslagen leggen de regionale directies verantwoording af.
Marktwerking. Tussen de DGW&T en de krijgsmachtdelen bestaat een zakelijke relatie. Hierdoor treedt regulering op van vraag en aanbod. Tevens bestaat voor de krijgsmachtdelen de mogelijkheid diensten uit de vrije markt te betrekken. Door deze marktwerking worden de effectiviteit en efficiency vergroot en onder druk gehouden.
Naast indicatoren, zoals omzet en resultaat, vindt sturing plaats op basis van kengetallen voor productiviteit, flexibiliteit en de verhouding direct/indirect personeel:
– productiviteit: de gefactureerde omzet per directe medewerker;
– flexibiliteit: de verhouding tussen enerzijds het aantal inhuurkrachten, tijdelijke contractanten en het uitbestedingsequivalent en anderzijds de totaal benodigde directe capaciteit. Het uitbestedingsequivalent is het capaciteits-equivalent van de (verwachte) kosten van om kwantitatieve redenen uitbesteed werk;
– verhouding indirect/totaal: de verhouding tussen het aantal indirecte functies en het totaal aantal functies.
In paragraaf V worden deze kengetallen meerjarig gepresenteerd.
II. GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING
Grondslagen voor de waardering
De DGW&T beschikt niet over immateriële vaste activa.
Grondslag voor de materiële vaste activa is de historische uitgaafprijs (activeringsgrens is f 1 000,–).
Het karakter van de dienstverlening van de DGW&T is zodanig dat geen voorraden worden aangehouden, anders dan onderhanden werk. Het onderhanden werk wordt gewaardeerd op basis van uren maal kostprijs vermeerderd met uitbestedingskosten. Het gaat hierbij om directe uren. De kostprijzen per uur zijn gebaseerd op directe salariskosten, uitgaande van de normale bezetting op jaarbasis.
De waardering van vorderingen vindt plaats op basis van nominale waarde; daar waar nodig gecorrigeerd vanwege (vermoedelijke) oninbaarheid.
De waardering van de overige activa en passiva vindt plaats op basis van nominale waarde.
Het agentschap DGW&T kent de volgende voorzieningen:
– voorziening groot onderhoud;
– voorziening kosten productiemiddelen;
– voorziening assurantie eigen risico;
– voorziening voor contractrisico's;
– voorziening wachtgeld-uitkeringen.
De eerste twee genoemde voorzieningen worden gevormd ter egalisatie van kosten voor het planmatig onderhoud aan gebouwen in economisch eigendom en de aanschaf-, ontwikkel- en ingebruikstellingskosten van de productiemiddelen van de DGW&T zoals de informatie- en automatiseringssystemen, voor zover het geen hardware betreft. De jaarlijkse mutaties zijn gebaseerd op een onderhoudsplan respectievelijk automatiseringsplan.
De voorziening assurantie eigen risico betreft een voorziening ter dekking van aansprakelijkheidsrisico's met inbegrip van beroepsaansprakelijkheid.
De voorziening voor contractrisico's dient ter dekking van risico's samenhangend met het afsluiten van contracten voor bouw- en onderhoudsprojecten ten behoeve van de krijgsmachtdelen.
De voorziening voor wachtgelduitkeringen dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers.
Grondslagen voor de bepaling van het resultaat
De DGW&T hanteert voor haar resultaat bepaling de «direct costing»- methode. Hierbij wordt het volgende model gehanteerd:
Opbrengsten
Af: directe kosten
Bruto marge
Af: indirecte kosten
Resultaat uit normale bedrijfsuitoefening
Saldo buitengewone baten en lasten
Resultaat
De ingenieursdiensten worden gefactureerd op het moment dat een met de krijgsmachtdelen overeengekomen fase in de werkzaamheden is afgerond. Zolang een fase niet is afgerond, vormt hij een onderdeel van de post onderhanden werk.
De diensten in het vastgoedbeheer worden gefactureerd op basis van aan het begin van het jaar vooraf overeengekomen vaste maandtermijnen.
Grondslag voor de opbrengst van de producten klein onderhoud, groot onderhoud en commandanten-voorzieningen vormt de kasgeldrealisatie op deze onderdelen bij de krijgsmachtdelen in het betreffende dienstjaar. Het honorarium voor DGW&T is hiervan een bepaald overeengekomen percentage of promillage. Het product storingsdienst wordt verrekend op basis van het vooraf overeengekomen aantal uren vermenigvuldigd met een vast tarief. De diensten samenhangend met beleidsvoorbereiding, specialistisch onderzoek en advies worden uitgevoerd op basis van een regiecontract met een maximale richtprijs.
De directe kosten bestaan uitsluitend uit met de gefactureerde omzet samenhangende productieve uren, vermenigvuldigd met het kostprijstarief en vermeerderd met de kosten samenhangend met de uitbesteding van werkzaamheden. Het kostprijstarief is gebaseerd op de directe salariskosten en een normale bezetting op jaarbasis.
Alle overige kosten worden gerekend tot de indirecte kosten.
Als buitengewone lasten worden aangemerkt de kosten van personeel, welke bij reorganisaties in het verleden als «herplaatsers» in de zin van het Sociaal Beleidskader zijn aangemerkt. Buitengewone baten of lasten ontstaan eveneens wanneer bij de verkoop van activa een winst of verlies ten opzichte van de boekwaarde wordt behaald.
Afschrijvingsmethode en -termijnen
De DGW&T past in zijn administratie de lineaire afschrijvingsmethode toe.
De afschrijvingstermijnen zijn:
Immateriële vaste activa | – | n.v.t. |
Materiële vaste activa | ||
– Gebouwen | – | 50 jaar |
– (houten) opslagloodsen | – | 25 jaar |
– Verhardingen | – | 25 jaar |
– Inventaris | – | 10 jaar |
– Computerapparatuur | – | 5 jaar |
– Transportmiddelen | – | 4 à 6 jaar |
– Overige activa | – | 5 jaar |
De begroting van baten en lasten
(bedragen x f 1 miljoen) | 1996 | (*)1997 I | 1997 II | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
BATEN | ||||||||
opbrengst moederdepartement | 147,1 | 168,0 | 150,8 | 148,7 | 143,5 | 139,3 | 135,9 | 13 0,0 |
opbrengst overige departementen | 0,2 | 4,0 | 0,4 | 0,5 | 0,8 | 1,0 | 1,5 | 2,5 |
opbrengst derden | 1,5 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | |
Netto omzet | 148,8 | 172,0 | 152,2 | 150,2 | 145,3 | 141,3 | 138,4 | 133,5 |
mutatie onderhanden werk | 6,8 | |||||||
Som der bedrijfsopbrengsten | 155,6 | 172,0 | 152,2 | 150,2 | 145,3 | 141,3 | 138,4 | 133,5 |
rentebaten | 0,2 | |||||||
bijzondere baten | 0,9 | |||||||
Totale baten | 156,7 | 172,0 | 152,2 | 150,2 | 145,3 | 141,3 | 138,4 | 133,5 |
LASTEN | ||||||||
apparaatskosten: | ||||||||
* personele kosten | 120,9 | 134,0 | 118,7 | 114,8 | 110,4 | 106,5 | 102,8 | 102,8 |
* materiële kosten | 19,6 | 19,0 | 23,4 | 21,7 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 |
rentelasten | ||||||||
afschrijvingskosten: | ||||||||
* materieel | 5,7 | 8,0 | 6,9 | 6,8 | 6,5 | 6,5 | 6,5 | 6,5 |
* immaterieel | ||||||||
dotaties aan voorzieningen | 3,2 | 6,0 | 1,6 | 1,6 | 1,6 | 1,6 | 1,6 | 1,6 |
buitengewone lasten | 0,1 | 2,5 | 1,3 | 1,4 | 0,5 | 0,7 | 1,3 | 2,0 |
Totale lasten | 149,5 | 169,5 | 151,9 | 146,3 | 139 | 135,3 | 132,2 | 132,9 |
Saldo van baten en lasten | 7,2 | 2,5 | 0,3 | 3,9 | 6,3 | 6,0 | 6,2 | 0,6 |
*) op basis van ontwerpbegroting
III. TOELICHTING OP DE BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN
De opbrengsten van het moederdepartement vloeien voort uit de dienstverlening aan de krijgsmachtdelen (KM, KL, KLu en Kmar) en een aantal overige opdrachtgevers, zoals het kerndepartement en de daaronder ressorterende diensten. De meerjarige raming van de opbrengsten vertoont (inclusief de mutatie van het onderhanden werk) in combinatie met de realisatie 1996 een neerwaartse trend, die niet in lijn is met de ontwerpbegroting 1997. Bij de laatstgenoemde raming is – gelet op het beschikbare kasgeld voor onroerend goed uitgaven bij de krijgsmachtdelen – te optimistisch gecalculeerd. De verdeling van de baten naar krijgsmachtdeel/belangrijkste klanten en productcategorieën is als volgt:
(in procenten) | Ingenieurs-diensten | Vastgoeddiensten | Overige dienstverlening | Totaal |
Koninklijke marine | 4 | 8 | 0 | 12 |
Koninklijke landmacht | 17 | 33 | 1 | 51 |
Koninklijke luchtmacht | 11 | 18 | 0 | 29 |
Koninklijke marechaussee | 1 | 1 | 0 | 2 |
Overige klanten | 1 | 2 | 3 | 6 |
Totaal | 34 | 62 | 4 | 100 |
De DGW&T gaat ervan uit dat bij Defensie een marktaandeel van 95% bij de productgroep ingenieursdiensten kan worden verworven. Voor de productgroep Vastgoeddiensten en Overige dienstverlening (Beleidsvoorbereiding, Specialsitisch Onderzoeken & Advies) gaat de DGW&T uit van een marktaandeel van 100%.
De opbrengsten van overige departementen zijn/worden gegenereerd door op beperkte schaal activiteiten uit te voeren voor onder andere de Rijksgebouwendienst (RGD) en de Centrale opvang van asielzoekers (COA). De korte termijn verwachtingen op deze deelmarkt zijn vooral door de opgedane ervaring in 1996 neerwaarts bijgesteld. Op termijn wordt echter wel degelijk enige groei verwacht, vooral bij de vastgoeddiensten.
De verkoop van bestekken ten behoeve van aanbestedingen levertomzet van derden (aannemers). Deze omzet wordt tot de baten uit normale bedrijfsuitoefening gerekend. Deze post is in de ontwerpbegroting niet geëxpliciteerd, maar wel in beschouwing genomen.
Substantiële wijzigingen in de tarieven ten opzichte van het niveau van 1997 worden thans niet voorzien.
In verband met de start van het agentschap is de mutatie onderhanden werk in 1996 substantieel van aard, aangezien het onderhanden werk bij de start van het agentschap (ongeveer f 1 miljoen) conform afspraken laag was. Diensten uit 1995 waren in het eerste agentschapsjaar niet facturabel (uitzonderingen daargelaten). Naar verwachting zijn toekomstige mutaties in het onderhanden werk (in de going concern situatie) nagenoeg nihil.
Alhoewel de liquiditeitssituatie in 1996 heeft geleid totrentebaten (f 0,15 miljoen), worden in de jaren daarna nauwelijks rentebaten geraamd. Dit in verband met de verrekening van het door het departement in 1996 verstrekte voorschot.
In 1996 is van het moederdepartement een bijzondere bate ontvangen ter dekking van een aantal overlopende posten uit 1995.
Tevens is met het moederdepartement overeengekomen dat de buitengewone lasten in de jaren 1996 en 1997 worden gecompenseerd door een bijzondere bate voorzover deze lasten binnen de normale bedrijfsuitoefening leiden tot een negatief saldo van baten en lasten. Voor het jaar 1996 is een bijzondere bate, gelet op het resultaat, niet nodig gebleken. Ook voor 1997 wordt een bijdrage van het moederdepartement niet geraamd.
De categorie personeelskosten omvat de salariskosten van burger- en militair personeel, de geraamde kosten van inhuur en uitbesteding en de overige aan personeel gerelateerde lasten zoals bijvoorbeeld dienstreizen en opleidingen.
Uitgangspunt voor de DGW&T was bij de start van het agentschap een gewenste flexibiliteit van 20%. Deze flexibiliteit was gewenst om onverwachte ontwikkelingen in de werklast te kunnen opvangen. Als gevolg van de thans voorziene stijging van productiviteit per directe medewerker en ontwikkelingen ten aanzien van de omzet is de flexibiliteits-norm teruggebracht naar 15%.
Basis voor de personele lasten wordt gevormd door de hierna volgende weergave van de geplande personele sterkte. Hierbij is sprake van een voortdurende afname van het aantal personeelsleden op formatieplaatsen.
bezetting 01-01-1997 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Militair personeel | 70 | 70 | 70 | 70 | 70 | 70 | 70 |
Burgerpersoneel | 1 064 | 1 055 | 1 039 | 1 036 | 1 034 | 1 027 | 1 027 |
Overige categorieën | |||||||
– Tijdelijke contracten* | 184 | 174 | 159 | 145,2 | 135 | 125 | 125 |
– Herplaatsers/Personeel BDOS | 41 | 34 | 22 | 11 | 6 | 8 | 15 |
Totaal | 1359 | 1333 | 1290 | 1262,2 | 1245 | 1230 | 1237 |
Gemiddeld per vte ( x f 1 000)** | |||||||
– Ambtenaren | 77 | 78 | 80 | 81 | 83 | 85 | |
– Inhuurkrachten | 140 | 140 | 140 | 140 | 140 | 140 |
* Inhuurkrachten, uitzendkrachten en tijdelijke ambtenaren
** Prijspeil 1996, inclusief ILC
De materiële kosten bestaan uit de exploitatie van ge-/verbruiksgoederen (f 9,6 miljoen), de kosten van de ontwikkeling van informatiseringssystemen (f 4,1 miljoen) en de kosten van huisvesting (f 8,0 miljoen), waaronder huren. De piek in de materiële kosten in 1997/1998 wordt veroorzaakt door een sterke intensivering van de inspanningen op het terrein van de vastgoedinformatie en de modernisering van het automatiserings- en communicatieplatform.
De DGW&T is gehuisvest op 25 locaties verspreid over Nederland en één in Duitsland. Van deze 25 locaties zijn er 16 economisch eigendom van DGW&T. De overige locaties worden gehuurd van de krijgsmachtdelen of van derden.
Alle hieruit voortvloeiende kosten worden verwerkt in de resultatenrekening. Indien het economisch eigendom van waarin de DGW&T is gehuisvest berust bij anderen, worden de huurkosten en overige exploitatielasten voor rekening van de DGW&T eveneens in de resultatenrekening verwerkt.
De afschrijvingen zijn lager dan aangegeven in de ontwerpbegroting 1997 vanwege het in 1996 genomen besluit om software te de-activeren (*). De afschrijvingen worden als volgt gespecificeerd voor de jaren 1997 en 1998:
Afschrijvingskosten | ||
(x f 1 miljoen) | 1997 | 1998 |
Afschrijvingen materieel: | ||
– Gebouwen | 0,8 | 0,8 |
– Inventaris / Installaties | 0,5 | 0,5 |
– Hardware | 4,2 | 4,2 |
– Overige | 1,4 | 1,3 |
Afschrijvingen immaterieel: | 0 | 0 |
Totaal afschrijvingen | 6,9 | 6,8 |
* In de ontwerpbegroting 1997 is de software opgenomen onder «materiële activa».
De oorspronkelijk aangegeven vorming van devoorzieningen (ontwerp-begroting 1997) is op basis van een nadere inschatting inzake toekomstige risico's op een lager niveau gebracht. De vanaf 1997 te treffen voorzieningen hebben betrekking op risico's inzake garantieverplichtingen (f 0,25 miljoen), wachtgelduitkeringen (f 0,5 miljoen), contractrisico's (f 0,25 miljoen) en opstalrisico's (f 0,1 miljoen). Tevens wordt een voorziening «groot onderhoud» gevormd (f 0,7 miljoen in 1996 en f 0,5 miljoen per jaar in de periode daarna). Onderzocht zal nog worden of voor de egalisatie van toekomstige vervanging en ontwikkeling van informatie-systemen voorzieningen nodig zijn, analoog aan de in 1996 voor dit doel gevormde voorziening (f 2 miljoen).
De buitengewone lasten zijn een samenstel van de salariskosten van zogenoemde herplaatsers, welke als gevolg van reorganisaties vóór 1996 onder de werking van het Sociaal Beleidskader zijn geplaatst én de zogenaamde «overige SBK-kosten», waartoe onder andere de extra reis- en verblijfkosten en opleidingskosten voor deze personeelscategorie behoren. Door de ingezette koers naar productiviteitsgroei en de autonome inkrimping van de Defensiemarkt wordt rond het jaar 2000 een nieuwe instroom in deze categorie verwacht.
Omtrent de bestemming van het resultaat in enig jaar zal besluitvorming in de Bestuursraad DGW&T plaatsvinden. In deze begroting wordt uitgegaan van toevoeging aan de algemene reserve.
Begroting van kapitaaluitgaven en ontvangsten van het agentschap DGW&T
(in miljoenen guldens) | 1997 I* | 1997 II | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Liquide middelen per 1 januari | 7,0 | 14,1 | 6,3 | 0,3 | 7,6 | 14,6 | 21,8 | |
1a. | Saldo van baten en lasten | 2,5 | 0,3 | 3,9 | 6,3 | 6,0 | 6,2 | 0,6 |
1b. | Gecorrigeerd voor afschrijvingen/mutaties voorzieningen | 14,0 | 5,4 | 7,3 | 7,0 | 7,0 | 7,0 | 7,0 |
1c. | Gecorrigeerd voor mutaties in het werkkapitaal | 12,0 | 10,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
1. | Kasstroom uit operationele activiteiten | 16,5 | 17,7 | 21,2 | 13,3 | 13,0 | 13,2 | 7,6 |
2a. | Uitgaven onroerende zaken | – 0,6 | – 2,3 | – 0,5 | – 0,5 | – 0,5 | – 0,5 | |
2b. | Uitgaven overige desinvesteringen | – 4,4 | – 5,4 | – 5,4 | – 6,0 | – 6,0 | – 6,0 | – 6,0 |
2c. | Gecorrigeerd voor desinvesteringen | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | |
2. | Kasstroom uit investeringsactiviteiten | – 4,4 | – 5,5 | – 7,2 | – 6,0 | – 6,0 | – 6,0 | – 6,0 |
3a. | Leningen moederdepartement | |||||||
3b. | Investeringsbijdrage departement | |||||||
3c. | Verrekening voorschot departement | – 8,0 | – 20,0 | – 20,0 | ||||
3. | Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten | – 8,0 | – 20,0 | – 20,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Liquide middelen per 31 december (1 januari + 1+ 2 + 3) | 11,1 | 6,3 | 0,3 | 7,6 | 14,6 | 21,8 | 23,4 |
* op basis van ontwerpbegroting
IV. TOELICHTING OP DE BEGROTING VAN KAPITAALUITGAVEN EN ONTVANGSTEN VAN HET AGENTSCHAP DGW&T
In het overzicht van kapitaaluitgaven staat centraal de meerjarige verwachting omtrent de omvang en besteding van de beschikbare investeringsruimte en de liquiditeitsverwachting in het algemeen.
De onzekerheidsmarge rondom de liquiditeitsontwikkeling is van dien aard dat een negatieve positie op enig moment in de komende jaren zeer wel denkbaar is. In dat geval zal, gelet op het thans geldende voorschrift dat een negatieve positie op de eigen rekening-courant bij het ministerie van Financiën aan het eind van het jaar niet toegestaan is, een aanvullende lening moeten worden afgesloten bij het moederdepartement.
Aan de kasstroom uit operationele activiteiten in de jaren 1997 en 1998 wordt voor een belangrijk deel bijgedragen door een verwachte afname van de debiteuren (mutatie werkkapitaal). De hoge debiteurenstand per 31/12/1996 (f 34 miljoen) wordt gezien als een aanloopverschijnsel, vanwege het feit dat de verrekening van de dienstverlening van DGW&T in 1996 voor het eerst plaatsvond. De extra kasstroom als gevolg van een verlaging van de debiteurenstand wordt voor de jaren 1997 en 1998 ingeschat op respectievelijk f 12 en f 10 miljoen.
De afschrijvingen worden meerjarig geraamd op f 6,5 miljoen per jaar. De mutatie in de voorzieningen wordt in 1997 begroot op -/- f 1,5 miljoen en daarna jaarlijks + f 0,5 miljoen (dotatie f 1,6 miljoen, onttrekking f 1,1 miljoen).
Uitgaven voor onroerende goederen van enige omvang worden met name verwacht in 1998. In dit jaar zal door de regionale directie Noord-oost Nederland van DGW&T een nieuwe huisvesting voor een dienstkring worden gebouwd. De totale uitgaven worden thans geraamd op f 2 miljoen. De huisvesting van de DGW&T bevindt zich op een redelijk peil. Andere bouwplannen zijn nog in studie.
De overige uitgaven voor kapitaalgoederen hebben onder andere betrekking op voertuigen, computerapparatuur en communicatiemiddelen. Alhoewel de ontwikkeling naar een ideaal-complex voor deze goederen nog niet is voltooid, vormt deze veronderstelling toch het uitgangspunt voor de meerjarige verwachting.
De verrekening heeft betrekking op een door het moederdepartement verstrekte voorschot in 1996, ter grootte van f 40 miljoen. In verband met de overgang van het kasstelsel naar een stelsel van baten en lasten, was, met name ter compensatie van de exploitatielasten tijdens de eerste maanden van het agentschap, een liquiditeitsinjectie door het moederdepartement noodzakelijk. Met het departement is thans overeengekomen dat verrekening van het voorschot plaatsvindt in de jaren 1997 en 1998 en niet in 5 jaar zoals in de ontwerpbegroting 1997 was geraamd.
In de begroting van het agentschap DGW&T zijn, in lijn met het statuut DGW&T, drie kengetallen opgenomen welke gezamenlijk een beeld geven van de doelmatigheid van het agentschap en de ontwikkeling daarvan.
Kengetallen agentschap DGW&T | 1996* | 1997 I** | 1997 II | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
Productivititeit (x f 1 000) per directe medewerker | 145 | 149 | 149 | 151 | 153 | 155 | 157 | 157 |
Verhouding indirect/totaal | 26 | 24 | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 |
Flexibiliteit (%) | 16 | 16 | 15 | 15 | 15 | 15 | 15 | 15 |
* Rekening houdend met de mutatie in het onderhanden werk per ultimo 1996 zou het kengetal uitkomen op 152.
** Ontwerpbegroting 1997
De strategisch ingezette groei van de productiviteit wordt gemeten aan de hand van de «omzet per directe medewerker». Het kengetal wordt gecorrigeerd voor prijsontwikkelingen.
Gebleken is – wanneer ook de productiewaarde van de mutatie in het onderhanden werk in beschouwing wordt genomen – dat de DGW&T reeds in 1996 in staat is gebleken het voor 1997 voorziene niveau te behalen. De lange-termijndoelstelling zoals aangegeven in de ontwerp-begroting 1997 zal hierdoor niet worden gewijzigd. Aan de groei in enig jaar kunnen tijdelijke effecten ten grondslag liggen.
Omdat productiviteitsgroei betrekking heeft op het directe personeel van DGW&T is – uit oogpunt van doelmatigheid – voor de nieuwe organisatie ook beleid ontwikkeld om de omvang van het bestand aan indirect personeel «gelijke tred» te laten houden met de omvang van het directe bestand, dat als gevolg van de productiviteitsontwikkeling af zal nemen. Het aandeel van het indirecte bestand in het totale personeelsbestand is gebonden aan een maximumnorm van 0,25 (1 op 3). Lange-termijnoverwegingen leiden tot het inzicht dat deze norm binnen een aantal jaren dreigt te worden overschreden. Daarom zullen aanvullende maatregelen in de indirecte sfeer worden genomen. Hierbij wordt gedacht aan verdere stroomlijning van ondersteunende processen en intensivering van het gebruik van automatiseringssystemen.
Om fluctuaties en plotselinge schokken in het aanbod vanuit de Defensiemarkt te kunnen opvangen houdt de DGW&T in de directe capaciteit bewust een minimum flexibiliteit in stand. Mede gelet op de beoogde productiviteitsgroei, die een structurele invloed heeft op de flexibiliteit en het Defensiebeleid om personeelsreducties zo veel mogelijk langs natuurlijke weg te bereiken, is de flexibiliteitsnorm van 20% teruggebracht tot 15%. Dit betekent dat 15% van het totale werkaanbod flexibel personeel (inhuur) of door uitbesteding wordt gerealiseerd. Met het flexibiliteitsbeleid wordt een plotselinge overtolligheid van personeel, hetgeen zowel voor de DGW&T als voor Defensie gelet op het bestaande Sociaal Beleidskader ondoelmatig zou zijn, zo veel mogelijk voorkomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25600-X-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.