25 404
Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (arbeidsvoorwaarden Rechterlijke Macht 1995/97)

B
NADER RAPPORT

Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 12 juni 1997, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 juli 1996, no. 96.003718, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 augustus 1996, no. WO3 96.0282, bied ik U hierbij aan.

1. De Raad van State kan zich met het ontwerp verenigen.

2. Het onderhavige ontwerp is uitgebreid ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp, dat in hoofdzaak de formalisering van de Overeenkomst Arbeidsvoorwaarden Sector rechterlijke macht (contractperiode 1 april 1995 t/m 31 maart 1997) van 21 november 1995 – hierna: het Akkoord – bevatte. De uitbreiding heeft de volgende achtergrond. In het Akkoord was overeengekomen, dat in 1996 nader overleg zou plaatsvinden over de mogelijke invoering van een arbeidsduurverkorting en een herstructurering van de bezoldigingscategorieën voor de Sector rechterlijke macht, overeenkomstig die welke met ingang van 1 januari 1997 voor de Sector Rijk plaatsvinden. Na ontvangst van het advies van de Raad van State is de indiening van het oorspronkelijke ontwerp aangehouden in afwachting van de uitkomst van dat nader overleg. Op 6 december 1996 is over genoemde onderwerpen tussen de NVvR en de Minister van Justitie de Aanvullende overeenkomst Arbeidsvoorwaarden Sector rechterlijke macht (contractperiode 1 april 1995 t/m 31 maart 1997) – hierna: «Aanvullend akkoord» – gesloten. De formalisering van de onderdelen van het Aanvullend akkoord die formele wetgeving vereisen zijn aan het ontwerp toegevoegd (36-urige werkweek: artikel I, onderdelen I, J, K, L, M, N, onderdeel a, O, P, R, artikel V; salarisverhoging 1%: artikel I, onderdeel D, artikel IV). Tevens is om redenen van wetgevingseconomie van de gelegenheid gebruik gemaakt om enige later opgekomen kleine wetswijzigingen van merendeels technische aard mee te nemen (artikel I, onderdeel H, N, sub b, Q, artikelen II, III, VII en VIII).

Uiteraard heeft een en ander ook een uitbreiding van de memorie van toelichting tot gevolg gehad.

De redactionele kanttekening is niet verwerkt, omdat deze 1.3 betreft, die is vervallen.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven