25087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid

Nr. 179 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2017

Onder Nederlands voorzitterschap is de richtlijn van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken1 tot stand gekomen (hierna: ATAD1). Het conceptwetsvoorstel strekkende tot implementatie van ATAD1 is per heden voor internetconsultatie digitaal beschikbaar op http://www.internetconsultatie.nl.

In deze brief geef ik allereerst een omschrijving van de inhoud van ATAD1 alsmede op de bij de opstelling van het consultatiedocument gehanteerde werkhypothese. Daarna volgt een korte schets van het proces na afloop van de consultatie en tot slot biedt ik uw Kamer een technische briefing aan.

Korte inhoud ATAD1

ATAD1 biedt een minimumharmonisatie ter bescherming van de grondslagen van de lidstaten. De richtlijntekst zelf biedt daarnaast een aantal expliciete keuzes, waarmee de EU-lidstaten uitdrukkelijk de mogelijkheid wordt geboden om tevens (verdergaande) maatregelen te nemen die aansluiten bij het betreffende nationale vennootschapsbelastingstelsel en de daarbij geconstateerde wijze van belastingontwijking. ATAD1 dient per 1 januari 2019 te zijn geïmplementeerd en bevat de volgende maatregelen:

  • 1. Beperking van de aftrekbaarheid van rente in de vorm van een earningsstrippingregeling;

  • 2. Regel voor gecontroleerde buitenlandse vennootschappen en vaste inrichtingen (controlled foreign companies);

  • 3. Algemene antimisbruikregel (General Anti Abuse Rule);

  • 4. Regeling voor exitheffingen;

  • 5. Regeling voor kwalificatieconflicten door hybride structuren.

Werkhypothese: ruimte voor een volgend kabinet

Met het oog op de demissionaire status van het kabinet en de lopende onderhandelingen over een nieuwe regeerakkoord is in dit conceptwetsvoorstel het implementeren van de minimumnorm als uitgangspunt genomen. Op deze wijze is er uitdrukkelijk ruimte voor een volgend kabinet om standpunten in te nemen over de expliciete keuzes die ATAD1 biedt en verder te gaan dan de minimumnorm. Hierdoor kan bij deze keuzes rekening worden gehouden met eventuele andere maatregelen op het gebied van de vennootschapsbelasting die een nieuw kabinet voor ogen heeft. In dit conceptwetsvoorstel is derhalve het beleidsmatige uitgangspunt gehanteerd dat geen aanscherping is opgenomen van voorwaarden zoals drempels en percentages. Daarnaast is expliciet geen standpunt ingenomen over de wijze van terugsluis van de eventuele opbrengst als gevolg van de implementatie van ATAD1. Ook dat is aan een volgend kabinet. Daar waar strikte implementatie van de minimumnorm echter leidt tot een onevenredige toename van de uitvoeringskosten is er in het conceptwetsvoorstel wel voor gekozen om verder te gaan dan de minimumnorm.

Hoewel de implementatie van ATAD1 leidt tot omvangrijke wijzigingen in het Nederlandse fiscale stelsel, ligt het zwaartepunt van deze implementatie bij de introductie van een nieuwe regeling op het gebied van earningsstripping en CFC. De hiervoor beschreven werkhypothese heeft dan ook met name belang voor deze twee onderdelen uit ATAD1 en geeft de consultatie van deze regelingen op dit moment vooral een technisch karakter.

Ten aanzien van de andere drie maatregelen merk ik het navolgende op. Nederland kent al een exitheffing. De bestaande exitheffing dient slechts op enkele (mineure) punten te worden aangepast naar aanleiding van ATAD1. ATAD1 legt EU-lidstaten tevens de verplichting op een algemene antimisbruikbepaling op te nemen.2Nederland kent met het leerstuk van fraus legis reeds een algemene antimisbruikbepaling die ook buiten de vennootschapsbelasting werking heeft. Om die reden behoeft de GAAR geen specifieke implementatie. Naast bovengenoemde vier maatregelen bevat ATAD1 een vijfde maatregel die gericht is tegen het gebruik van hybride entiteiten of instrumenten. Deze maatregel is aangepast bij Richtlijn van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (hierna: ATAD2), waarbij tevens een latere inwerkingtredingsdatum is overeengekomen. Door deze uitbreiding is het niet mogelijk om, rekening houdend met internetconsultatie, deze maatregel mee te nemen in het onderhavige conceptwetsvoorstel betreffende ATAD1.

Proces na afloop van de internetconsultatie

Na afloop van de internetconsultatie zullen op ambtelijk niveau enkele verdiepende consultatiegesprekken worden gevoerd met belanghebbenden naar aanleiding van hun eigen schriftelijke reactie. De internetconsultatie en de verdiepende consultatiegesprekken dragen naar mijn mening bij aan de verhoging van de kwaliteit van de implementatiewetgeving van ATAD1 en maken het mogelijk dat een zo breed mogelijke waaier aan opvattingen kan worden meegewogen bij het uiteindelijke wetsvoorstel. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel het eerste kwartaal van 2018 aan uw Kamer wordt aangeboden. Op die manier wordt gepoogd beide Kamers der Staten-Generaal voldoende tijd te geven voor de parlementaire behandeling van de omvangrijke en op onderdelen ingrijpende wijzigingen van het Nederlandse stelsel als gevolg van de implementatie van ATAD1.

Ten slotte

Vanwege de technische aard van het wetsvoorstel bied ik uw Kamer in het derde kwartaal van 2017 gaarne de mogelijkheid van een technische briefing aan. Hierin kan worden ingegaan op de achtergrond en hoofdlijnen van het conceptwetsvoorstel en de gehanteerde werkhypothese.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016, PbEU 2016, L 193/1. Op 31 augustus 2016 is een rectificatie van deze richtlijn gepubliceerd, PbEU 2016, L 234/26.

X Noot
2

Artikel 6 van ATAD.

Naar boven