Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2017
Hiermee reageer ik op de moties van de leden Van der Lee (Kamerstuk 25 087, nr. 164) en Nijboer en Leijten (Kamerstuk 25 087, nr. 168), waarin de regering wordt opgeroepen niet langer financieel bij te dragen aan belastingadvies
voor buitenlandse bedrijven.
Het is en blijft van groot belang voor de Nederlandse economie dat internationale
ondernemingen zich vestigen en investeren in ons land. Buitenlandse investeringen
zorgen voor 16% van de werkgelegenheid (circa 900.000 banen). Om deze bedrijven aan
te trekken werkt het kabinet continu aan een zo aantrekkelijk mogelijk vestigingsklimaat.
Dit vestigingsklimaat wordt bepaald door verschillende factoren waaronder fiscaliteit,
arbeid, (digitale) infrastructuur, ligging en levenskwaliteit.
Vanwege het belang voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid zet de Netherlands
Foreign Investment Agency (NFIA) zich in voor het aantrekken van buitenlandse investeerders.
De NFIA heeft de taak om buitenlandse bedrijven wegwijs te maken in Nederland en de
voordelen van ons vestigingsklimaat bij hen onder de aandacht te brengen. Indien de
NFIA deze expertise niet zelf in huis heeft maakt zij bij wijze van hoge uitzondering
gebruik van extern advies.
Het signaal van uw Kamer is helder. Om uitvoering te geven aan de moties zal ik geen
financiële tegemoetkoming meer bieden aan fiscaal advies aan internationale ondernemingen,
ongeacht de vraag of dit advies wel of niet kan worden benut voor een rulingverzoek.
Echter, om buitenlandse investeringen te blijven aantrekken dient het Nederlandse
vestigingsklimaat, het acquisitie-apparaat en «de gereedschapskist» (het instrumentarium
van de NFIA) op orde en internationaal concurrerend te zijn. Dit draagt immers bij
aan de buitenlandse investeringen en dus aan de werkgelegenheid in Nederland. Het
in voorkomende gevallen kan dat betekenen dat de NFIA (externe) kosten moet maken,
ten behoeve van een goede Nederlandse propositie. Ik ga me de komende maanden bezinnen
op de wijze waarop we het vestigingsklimaat, het acquisitie-apparaat en het instrumentarium
verder kunnen ontwikkelen, om daarmee de Nederlandse economie te versterken en de
werkgelegenheid te stimuleren.
Ik kom hier in het najaar op terug als ik de volgende editie van de monitor vestigingsklimaat
aan uw Kamer aanbied.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp