25 000 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1997

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

  Blz.
   
INLEIDING3
   
HOOFDSTUK 1: INTERNATIONALE ASPECTEN VAN HET DEFENSIEBELEID5
1.1Internationale veiligheidssituatie5
1.2Internationale samenwerking6
1.2.1Algemeen6
1.2.2Aanpassing Navo6
1.2.3De West-Europese Unie7
1.3Het Partnerschap voor de Vrede8
1.4Nederlandse bijdragen aan vredesoperaties9
1.4.1Het conflict in het voormalige Joegoslavië10
1.4.2Andere vredesoperaties11
1.4.3Evaluatie Vredesoperaties13
1.5Humanitaire hulpverlening16
1.6Wapenbeheersing16
1.6.1CSE-verdrag16
1.6.2Landmijnen17
1.6.3Chemische wapens17
1.7Proliferatie van massavernietigingswapens18
   
HOOFDSTUK 2: DE KRIJGSMACHT19
2.1Algemeen19
2.2De Koninklijke marine19
2.2.1Algemeen19
2.2.2Voortgang herstructurering19
2.2.3Materieelprojecten20
2.3De Koninklijke landmacht21
2.3.1Algemeen21
2.3.2Voortgang herstructurering22
2.3.3Duits-Nederlandse legerkorps23
2.3.4Materieelprojecten23
2.4De Koninklijke luchtmacht24
2.4.1Algemeen24
2.4.2Voortgang herstructurering24
2.4.3Materieelprojecten25
2.5De Koninklijke marechaussee26
2.5.1Algemeen26
2.5.2Voortgang herstructurering27
2.5.3Projecten27
2.6De Nederlandse Antillen en Aruba27
   
HOOFDSTUK 3: HET PERSONEELSBELEID29
3.1Inleiding29
3.2De maatschappelijke positie van de militair29
3.3Herstructurering31
3.3.1Nieuwe personeelsformatie31
3.3.2Personeelsvoorziening31
3.4Personeelsvermindering31
3.4.1Reductiebeleid31
3.4.2Overzicht van de personeelsreducties32
3.5Arbeidsvoorwaarden34
3.5.1Arbeidsvoorwaarden algemeen34
3.5.2Reservistenbeleid35
3.6Beleid voor postactieven35
3.6.1Pensioenen en sociale zekerheid35
3.6.2Nazorg bij uitzending en veteranenbeleid36
   
HOOFDSTUK 4: HET MATERIEELBELEID38
4.1Inleiding38
4.2Logistiek beleid38
4.3Internationale materieelbetrekkingen39
4.4Defensie-industrie39
4.5Afstoting40
4.6Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling40
   
HOOFDSTUK 5: DE DOELMATIGHEIDSOPERATIE42
5.1Algemeen42
5.2Het Dico42
5.3Opleidingen43
5.4Het Geneeskundig facilitair bedrijf43
5.5Informatietechnologie/telematica43
5.6Onderhoud en logistiek44
5.7Centrale organisatie/Haagse staven44
5.8Defensie bewakings- en beveiligingsorganisatie45
5.9Geestelijke verzorging45
5.10Overig45
   
HOOFDSTUK 6: RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU47
6.1Ruimtelijke ordening47
6.2Milieu47
6.3Zonering47
   
HOOFDSTUK 7: FINANCIËN49
7.1Financieel kader49
7.2Overzicht reële ontwikkeling defensiebudget49
7.3Verdeling over de bestedingscategorieën 1995–199750
7.4Financiële aspecten afstoting defensiegoederen51
7.5Valutamanagement52
7.6Kengetallen53
7.7Vredesoperaties54
7.7.1Financiering vredesoperaties54
7.7.2Claims bij de VN54
7.7.3Hervorming VN-vergoedingssysteem55
7.8Tweede geldstroom55
7.9Financieel beheer55
7.9.1Verbeterd economisch beheer55
7.9.2Financiële informatiesystemen56
7.9.3Administratieve organisatie en interne controle57
7.9.4Financiële verantwoording 199557
7.10Budgetteringsafspraak 199757
7.11Beleidsevaluaties en doelmatigheidsonderzoeken57
7.12Archivering58
   
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING59
 Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen)59
 Wetsartikel 2 (ontvangsten)302
 Wetsartikel 3 (Agentschappen)344
   
Bijlagen 1 t/m 141

INLEIDING

Het einde van de Europese deling en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie werden destijds begroet als ontwikkelingen vol beloften. Sommige beloften zijn ingelost, andere nog niet. Paradoxaal genoeg betekende het einde van de Koude Oorlog het einde van de vrede in Europa, hoe gespannen deze vrede de afgelopen decennia ook was. Inmiddels zijn de vijandelijkheden in het voormalige Joegoslavië gestaakt. Ifor levert een belangrijke bijdrage aan het vredesproces in Bosnië-Herzegovina. Untaes ziet toe op de vreedzame herintegratie van Oost-Slavonië in Kroatië. De militaire afspraken van het Dayton-akkoord worden in het algemeen goed nageleefd; de uitvoering van de civiele aspecten daarentegen geeft reden tot bezorgdheid. Nederland levert een aanzienlijke bijdrage aan onder meer Ifor. In het najaar van 1996 zal worden bezien of het vredesproces in het voormalige Joegoslavië na afloop van het Ifor-mandaat verder met internationale militaire middelen moet worden ondersteund. Voorkomen moet worden dat de bereikte vooruitgang teniet wordt gedaan.

De herstructurering van de krijgsmacht verloopt volgens plan. De organisatorische aanpassingen zijn in volle gang. Ook de modernisering van het materieel, een essentieel onderdeel van de Prioriteitennota, krijgt volop gestalte. Zo zal de luchttransportvloot eind 1996 operationeel zijn. De eerste helikopters voor de Luchtmobiele brigade zijn in gebruik genomen. De wervingsresultaten in de eerste helft van 1996 zijn bevredigend. Samen met het voorspoedige verloop van de herstructurering was dit aanleiding een generaal pardon af te kondigen voor de dienstplichtige militairen per eind augustus 1996. Vanaf die datum tot 1 januari 1997 zal nog een klein aantal dienstplichtigen, op basis van een beroepscontract, vrijwillig deel uitmaken van de krijgsmacht. Daarna is de beroepskrijgsmacht een feit.

De doelmatigheidsoperatie leidt tot grote veranderingen binnen de defensie-organisatie. Met de oprichting van het Defensie interservice commando (Dico) voor ondersteunende diensten en bedrijven krijgt de samenwerking tussen de krijgsmachtdelen een eigen gezicht. De Defensie-organisatie voor werving en selectie, de Defensie verkeers- en vervoersorganisatie en het Geneeskundig facilitair bedrijf, die alle deel uitmaken van het Dico, zijn enkele in het oog springende nieuwe, «paarse» bedrijven, waarbinnen de scheidslijnen tussen de krijgsmachtdelen voor een belangrijk deel zijn weggevallen. Het Dico (inclusief de agentschappen DGW&T en DCC) omvat ongeveer 4 900 medewerkers.

De keerzijde van de herstructurering en de verkleining is het verlies van arbeidsplaatsen. Tot nu toe slaagt Defensie erin vrijwel alle overtollige medewerkers aan een andere baan te helpen binnen of buiten de defensie-organisatie. Omdat de personele effecten van de Defensienota, de Prioriteitennota en de doelmatigheidsoperatie in de jaren 1997 en 1998 samenkomen, zullen de herplaatsingsinspanningen worden geïntensiveerd.

De veranderde taken van de krijgsmacht, de overgang naar een vrijwilligerskrijgsmacht en de discussie in de samenleving over normen en waarden zijn aanleiding om de eisen en regels die voor de militair moeten gelden tegen het licht te houden. Het rapport van de Maatschappelijke Raad voor de Krijgsmacht over de «vermaatschappelijking en normstelling in een veranderde krijgsmacht» is hiervoor een concreet aangrijpingspunt. De aanzet tot een algemene gedragscode die is beschreven in paragraaf 3.2, is een omslag in het denken over de maatschappelijke positie van de militair. Het komende jaar zal de aandacht uitgaan naar de uitwerking in concrete gedragsregels voor de krijgsmachtdelen.

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de evaluatie van vredesoperaties. De jaarlijkse rapportage over de herstructurering is, overeenkomstig de motie-Van Vlijmen/Koffeman (Kamerstukken II 1992/93, 22 975 X, nr. 21), opgenomen in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 5 bevat de halfjaarlijkse rapportage over de doelmatigheidsoperatie; omdat over een aantal belangrijke projecten in de tweede helft van 1996 besluiten worden genomen, zal het parlement vóór de behandeling van de defensiebegroting-1997 een aanvulling ontvangen. In hoofdstuk 7 is uiteengezet hoe Defensie een bijdrage levert van f 62 miljoen aan de oplossing van de algemene budgettaire problematiek van het rijk. Dit gebeurt onder meer door versobering en herfasering van bouwprogramma's en herfasering van investeringsprogramma's.

Dit najaar zal worden begonnen met de actualisering van de Prioriteitennota, waarvan de resultaten zullen worden opgenomen in de memorie van toelichting bij de begroting voor het jaar 1998. Een ingrijpende aanpassing van de structuur en de omvang van de krijgsmacht is hierbij niet aan de orde. Het gaat in de eerste plaats om een evaluatie van de ervaringen die zijn opgedaan met vijf jaar herstructurering en de in die jaren uitgevoerde crisisbeheersingsoperaties. Bezien zal worden of aanvullende maatregelen moeten worden getroffen voor ontstane knelpunten. Zoals het parlement reeds is bericht in de brief van 19 juni 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 119), is in deze begroting al een eerste kleine stap naar actualisering genomen door de geniecapaciteit voor vredesoperaties en de mijnenruimcapaciteit voor humanitaire doeleinden uit te breiden.

HOOFDSTUK 1: INTERNATIONALE ASPECTEN VAN HET DEFENSIEBELEID

1.1 Internationale veiligheidssituatie

Om opgewassen te zijn tegen de politieke en militaire uitdagingen van na de Koude Oorlog, zijn verschillende internationale organisaties al langere tijd bezig zich aan de gewijzigde omstandigheden aan te passen. Binnen verschillende institutionele kaders zullen ook de komende periode belangrijke beslissingen worden genomen. Dit is vaak een ingewikkeld en langdurig proces. Niettemin worden gaandeweg de contouren van de veiligheidsstructuren van de eenentwintigste eeuw zichtbaar.

De Navo heeft tijdens de ministeriële bijeenkomst van de Noord-Atlantische Raad van juni 1996 het concept van de «Combined Joint Task Force» (CJTF) goedgekeurd. Dit betekent dat de slagvaardigheid van het bondgenootschap wordt vergroot, vooral voor operaties buiten het verdragsgebied. Voor dergelijke operaties, die buiten het kader van de collectieve verdediging vallen, bestaat in het Navo-verdrag geen verplichting tot deelneming en derhalve zullen mogelijk niet alle lidstaten aan zo'n militaire operatie deelnemen. Het CJTF-concept versterkt tevens de mogelijkheden voor de Europese leden zelf grotere verantwoordelijkheid te dragen, mede omdat operaties onder de vlag van de West-Europese Unie (Weu) kunnen worden uitgevoerd. Van groot belang is verder de Franse toenadering tot het militaire deel van het bondgenootschap. De Navo-top van januari 1994 stelde dat het bondgenootschap een open organisatie is: nieuwe leden kunnen toetreden. De samenwerking binnen het Partnerschap voor de Vrede bevordert het op elkaar afstemmen van de werkwijzen van de krijgsmachten van het bondgenootschap en van de partners. Dit werpt in Ifor zijn eerste vruchten af. Van groot belang voor de veiligheidssituatie in Europa zal zijn de wijze waarop de Navo besluit over haar uitbreiding. De belangen van alle betrokken landen zullen moeten worden meegewogen.

De Intergouvernementele Conferentie (IGC) markeert een belangrijk moment in de ontwikkeling van de Europese Unie. Kort voor het begin van de toetredingsonderhandelingen met een aantal kandidaat-lidstaten biedt de IGC de Unie de gelegenheid haar besluitvorming aan te passen en haar slagvaardigheid te vergroten, ook in haar externe optreden. Het blijft van belang dat de ontwikkeling van een Europese veiligheids- en defensie-identiteit goed wordt afgestemd op de transatlantische samenwerking.

De afgelopen jaren zijn de beperkingen van de Verenigde Naties duidelijk gebleken. De tekortkomingen moeten een impuls zijn om de organisatie te verbeteren, rekening houdend met de gebleken begrenzingen. Het streven is er thans op gericht zo goed mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheden die de Verenigde Naties (VN) wèl bieden en de organisatie de benodigde middelen ter beschikking te stellen.

De stabiliteit en de veiligheid in Europa worden in belangrijke mate bepaald door de ontwikkelingen in Rusland en door de betrekkingen van dat land met het Westen. De vrije presidents- en parlementsverkiezingen van het afgelopen jaar betekenen een zekere consolidatie van het democratische proces. In het Russische buitenlandse beleid zal, ondanks de anti-westerse sentimenten in sommige politieke kringen in Moskou, waarschijnlijk worden vastgehouden aan samenwerking met het Westen. De versterking van de samenwerking binnen het Gemenebest van Onafhankelijke Staten zal meer nadruk krijgen. Aanzetten tot een oplossing van de structurele problemen in de Russische krijgsmacht zijn tot nu toe uitgebleven. De gevechtsgereedheid van de meeste eenheden is nog steeds laag. Het materieel veroudert geleidelijk door een gebrek aan investeringsmiddelen. Waarschijnlijk zal de Russische defensie-inspanning op korte termijn niet toenemen. Over een hervorming van het defensie-apparaat bestaat thans geen politieke consensus. De conclusies ten aanzien van het Russische militaire vermogen uit de «Evaluatie van de internationale veiligheidssituatie» uit 1995 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 3) blijven onverminderd gelden.

Het optreden van de Navo in het voormalige Joegoslavië toont eens te meer aan dat het gebruik van of het dreigen met militaire middelen een noodzakelijke aanvulling blijft op de diplomatie. Dit besef zal ook ten grondslag liggen aan de discussie over de post-Ifor periode. De met Ifor opgedane ervaringen zullen van groot belang zijn voor de verdere ontwikkeling van een strategie voor het bestrijden van plaatselijke of regionale conflicten.

1.2 Internationale samenwerking

1.2.1 Algemeen

De Nederlandse krijgsmacht werkt steeds intensiever samen met de krijgsmachten van andere landen. In het oog springende voorbeelden zijn het Belgisch-Nederlandse maritieme hoofdkwartier in Den Helder, dat op 7 februari 1996 door de beide ministers van Defensie formeel in gebruik is genomen, de geïntensiveerde samenwerking in het Duits-Nederlandse legerkorps, de overeenstemming met België over de «Deployable Air Task Force» en de mogelijke oprichting van een «Deployable Air Defence Task Force» met Duitsland.

Ook levert de Nederlandse krijgsmacht bijdragen aan multinationale samenwerkingsprojecten. Op 1 februari 1996 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de behoefte aan satellietcommunicatie voor de krijgsmacht (Kamerstukken II, 1995/96, 24 400 X, nr. 21). De Koninklijke marine is, in samenspraak met de andere krijgsmachtdelen, belast met de uitvoering van dit project. Het parlement zal in 1997 worden ingelicht over de resultaten van de voorstudie.

Nederland neemt voorts deel aan de Navo-studie naar grondwaarnemingscapaciteit: «Alliance Ground Surveillance (AGS) Capability». Het gaat om vliegende systemen, die onder andere voertuigen en langzaam vliegende objecten op grote afstand kunnen signaleren en volgen. De studie zal eind 1997 uitmonden in een behoeftestelling. Vervolgens zal Nederland besluiten of het aan het project zelf zal deelnemen. Als tot deelneming wordt besloten, dan zal het parlement hierover worden ingelicht.

Nederland neemt sinds de oprichting in 1978 deel aan het «Nato Airborne Early Warning»-programma. De Awacs-vliegtuigen maken deel uit van dit programma. Om de operationele levensduur van deze toe- stellen te verlengen, is het «Mid-term Modernisation Programme» ontwor- pen (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 97). Verwacht wordt dat de deelnemende landen hiermee in november 1996 akkoord zullen gaan; vanaf dat moment kan de desbetreffende overeenkomst worden ondertekend. De vliegtuigen worden in de periode 1998–2004 gemodificeerd.

1.2.2 Aanpassing Navo

De Navo bevindt zich midden in het proces van aanpassing aan de gewijzigde veiligheidssituatie. De externe aanpassing van de Navo krijgt vorm in het Partnerschap voor de Vrede (PvV) en het voornemen het bondgenootschap uit te breiden. De interne aanpassing van de Navo krijgt eveneens gestalte. Hierover zijn in de ministeriële vergadering van de Noord-Atlantische Raad in juni 1996 in Berlijn belangrijke besluiten genomen. Zo is inmiddels een «Policy Coordination Group» opgericht, die een evenwichtiger politiek-militaire consultatie binnen het bondgenootschap moet waarborgen. Ook wordt gewerkt aan de «Long-Term Study». Deze heeft ten doel de politieke richtlijnen, die na de vaststelling van het strategische concept in 1991 zijn gegeven, in de Navo-strategie te verwerken en de commandostructuur aan te passen. Het eerste deel van de studie is in juni 1996 door de Noord-Atlantische Raad goedgekeurd. Inmiddels is ook een begin gemaakt met het tweede deel, de studie naar de aanpassing van de Navo-bevelsstructuur. Er zal sprake zijn van één structuur voor alle bondgenootschappelijke taken. Hierover zullen waarschijnlijk tijdens de ministeriële Navo-vergaderingen in december 1996 nadere besluiten worden genomen.

Belangrijk is hierbij het concept van een «Combined Joint Task Force» (CJTF) dat thans wordt uitgewerkt. Het besluit van de Navo-raad behelst onder meer de mogelijkheid Navo-middelen en capaciteiten, waaronder hoofdkwartieren of delen daarvan, voor een operatie beschikbaar te stellen aan de Weu in het geval de Noord-Amerikaanse bondgenoten niet aan een militaire operatie meedoen. Het biedt tevens de mogelijkheid voor niet Navo-landen aan een dergelijke operatie deel te nemen. In het concept wordt uitgegaan van mobiele hoofdkwartieren die geschikt zijn voor optreden buiten het verdragsgebied. Zo'n CJTF-hoofdkwartier wordt gevormd uit een kern van deskundigen van een regionaal hoofdkwartier. Deze kern wordt bij inzet aangevuld met personeel uit andere hoofdkwartieren en met de benodigde «command and control»-middelen. Als wordt besloten een CJTF-hoofdkwartier uit te zenden, dan blijft in beginsel al het daarvoor aangewezen personeel op zijn post. Het kan dus voorkomen dat een land niet aan een CJTF-operatie deelneemt, maar militairen uit dat land wel in het CJTF-hoofdkwartier actief zijn. Als een langdurige inzet wordt voorzien en als nationale politieke besluitvorming daartoe aanleiding geeft, kan personeel bij de reguliere roulatie worden vervangen door personeel van een andere nationaliteit.

Een belangrijk onderdeel van de aanpassing van de Navo is het besluit de Europese veiligheids- en defensie-identiteit binnen de Navo vorm te geven. In verband hiermee is de Franse toenadering tot de militaire structuur van de Navo van belang. Als gevolg van deze toenadering is de Franse chef van de Generale Staf sinds 14 maart 1996 volwaardig lid van het Militaire Comité. De Franse minister van Defensie heeft in juni 1996, voor het eerst sinds dertig jaar, deelgenomen aan een formele vergadering van de ministers van Defensie van de Navo en verklaard dat zijn land volledige terugkeer in de militaire structuur van de Navo overweegt.

De Franse toenadering tot de geïntegreerde militaire structuur van de Navo bevordert de ontwikkeling van de Europese veiligheids- en defensie-identiteit binnen het bondgenootschap. Ook Spanje heeft verklaard volledige deelneming aan de Navo te overwegen. De ontwikkeling van een effectieve en zichtbare Europese veiligheids- en defensie-identiteit is een van de uitgangspunten voor de herstructurering van de Navo-bevelsstructuur.

1.2.3 De West-Europese Unie

De verhouding tussen de Weu en de Europese Unie (EU) is aan de orde tijdens de IGC van de vijftien EU-landen. De Nederlandse regering is voorstander van de integratie op termijn van de Weu in de EU. Eerst dienen echter belangrijke vragen te worden beantwoord, met name over de militaire bijstandsverplichting en de uiteenlopende lidmaatschappen. Tijdens de ministeriële bijeenkomst van de Weu in Birmingham in mei 1996 is besloten de rol van de waarnemers in Weu-operaties te versterken. Door deze vijf EU-landen (Ierland, Zweden, Finland, Oostenrijk en Denemarken) nauwer te betrekken bij operaties van de Weu, neemt de samenhang tussen de EU en de Weu toe.

Het vermogen van de Weu leiding te geven aan militaire operaties wordt stapsgewijs versterkt. Sinds enkele jaren beschikt zij over een planningcel. Onlangs is daaraan een sectie toegevoegd die inlichtingen analyseert. Ook heeft de Weu kort geleden een situatiecentrum in gebruik genomen dat de ontwikkelingen in crisisgebieden volgt. De mogelijkheid van Navo-middelen gebruik te maken, onder meer in de vorm van een CJTF, is van groot belang voor het operationele vermogen van de Weu. De Weu-landen zijn het erover eens dat de ontwikkeling van afzonderlijke militaire structuren voor de Weu, naast die van de Navo, politiek ongewenst en financieel onhaalbaar is.

De ontwikkeling van een zelfstandig satellietsysteem voor waarneming heeft binnen de Weu niet langer prioriteit. De voorziene kosten daarvan zijn voor een aantal Weu-landen, waaronder Nederland, een te hoge drempel gebleken. De ministeriële raad heeft op 14 november 1995 besloten de aandacht vooral te richten op mogelijke aansluiting bij het Frans-Duitse project voor de ontwikkeling van optische (Helios-2) en radarsatellieten (Horus/Osiris). Het is mogelijk dat Weu-landen buiten de Weu om besluiten aan het Duits-Franse alternatief deel te nemen.

De verwerving en de interpretatie van satellietbeelden is een andere mogelijkheid om de Weu-ruimtesamenwerking voort te zetten. Met het satellietcentrum in Torrejón beschikt de Weu immers over de kennis en de middelen om satellietbeelden van verschillende, ook commerciële, aanbieders te verwerken. Sinds einde 1995 werkt het centrum ook met beelden van de Helios-1 satelliet, een project van Frankrijk, Italië en Spanje. Het budget van het centrum voor 1997 bedraagt ongeveer f 25 miljoen. Na de toetreding van Griekenland en de drie geassocieerde leden IJsland, Noorwegen en Turkije, is de Nederlandse bijdrage vastgesteld op 6,15 procent.

1.3 Het Partnerschap voor de Vrede

Het Partnerschap voor de Vrede (PvV) biedt het multilaterale kader voor de intensivering van de Navo-samenwerking met de Midden- en Oost-Europese landen. Aan het PvV nemen 27 landen deel; van de uit de Sovjet-Unie voortgekomen staten heeft alleen Tadzjikistan zich nog niet aangesloten. De eerste ervaringen met de Individuele Partnerschapsprogramma's zijn gunstig. Meer dan twintig landen kennen inmiddels een dergelijk programma. Verder nemen vijftien landen deel aan het «Planning and Review Process» (Parp) van het Partnerschap. Het Parp beoogt, door middel van richtlijnen en interoperabiliteitsdoelstellingen, de krijgsmachten van de deelnemende landen beter geschikt te maken voor gemeenschappelijke operaties. De doelstellingen worden per land vastgesteld. Het Parp is een belangrijk instrument om de samenwerking binnen het Partnerschap te verdiepen. De eerste resultaten van deze samenwerking zijn merkbaar in Ifor. De door de partnerlanden opgedane kennis en ervaring hebben de integratie van hun eenheden in Ifor voorspoediger doen verlopen. De ervaringen met Ifor zullen worden betrokken bij de verdere ontwikkeling van het partnerschapsprogramma.

De Nederlandse defensiesamenwerking met landen in Midden- en Oost-Europa hangt nauw samen met de activiteiten in het kader van het PvV. Nederland neemt deel aan verschillende PvV-activiteiten, waaronder oefeningen. In 1996 en 1997 is Nederland gastheer voor de «Nato Partner Operational Staff Officers Course». Deze cursus is bestemd voor officieren die gaan werken in internationale hoofdkwartieren. Van de bilaterale samenwerkingsactiviteiten met de landen van Midden- en Oost-Europa is het parlement op de hoogte gesteld in de brief van 9 mei 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 98).

1.4 Nederlandse bijdragen aan vredesoperaties

In het Nederlandse veiligheidsbeleid neemt de inzet van militairen voor internationale humanitaire en vredesoperaties een belangrijke plaats in. In totaal zijn thans 2 200 Nederlandse militairen uitgezonden. De onderstaande tabel bevat een overzicht van de Nederlandse bijdragen.OVERZICHT UITGEZONDEN NEDERLANDSE MILITAIREN Situatie per 5 september 1996

 
Operaties / Programma's per regioAantal personen
1. Voormalig Joegoslavië onderverdeeld in: 
  
a. Ifor/Joint Endeavor 
  
Staf (2) NL contingentscommando20
2 (NL) Mechbat815
(NL) Logbat645
KCT- en EOD-detachementen t.b.v. ARRC12
KMAR-detachement26
Heli-detachement23
Mortier-opsporingsradar batterij31
Mortiercompagnie148
Militairen t.b.v. diverse Ifor-hoofdkwartieren 115
Subtotaal1 835
  
Villafranca (10 x F-16)180
Rimini (1 x C-130 en 1 x F-60)30
Sigonella (1 x P-3-C Orion)  18
Subtotaal228
  
b. Overige operaties voormalig Joegoslavië 
  
EU/Weu operatie Mostar11
EU-operatie/ECMM17
Weu-operatie «PCOD»/Donau2
VN-operatie/UNIPTF50
VN-operatie/UNTAES6
OVSE-missie in Bosnië-Herzegovina  2
Subtotaal88
  
Totaal voormalig Joegoslavië2 151
  
2. Cambodja 
UNDP/CMAC1
  
3. Midden-Oosten 
a UNTSO12
b UNDOF  1
Subtotaal13
  
4. Angola 
UNAVEM-III33
  
5. Moldavië 
OVSE-waarnemer1
  
6. Irak 
UNSCOM/NBC-monitor  1
  
Totaal Generaal2 200

1.4.1 Het conflict in het voormalige Joegoslavië

Op 21 november 1995 sloten de presidenten van Bosnië-Herzegovina, Kroatië en de Federale Republiek Joegoslavië in Dayton een vredesovereenkomst voor Bosnië-Herzegovina, die op 14 december in Parijs werd ondertekend. Op 12 november 1995 bereikten de Kroatische regering en vertegenwoordigers van de Kroatische Serviërs overeenstemming over de vreedzame herintegratie van Oost-Slavonië in Kroatië. De kans op een duurzame vrede in het voormalige Joegoslavië is door deze overeenkomsten vergroot.

De door de Navo geleide implementatiemacht (Ifor) is sinds 20 december 1995 ontplooid in het voormalige Joegoslavië. Ifor is belast met het toezicht op de naleving van de militaire aspecten van de Dayton-overeenkomst. Desnoods dwingt Ifor de naleving met geweld af. De sterkte van de grondcomponent van Ifor bedraagt ongeveer 54 000 militairen. Het mandaat van Ifor loopt eind 1996 af. Waarschijnlijk blijft een internationale militaire aanwezigheid na het vertrek van Ifor nodig.

De landcomponent van Ifor bestaat in Bosnië-Herzegovina uit drie multinationale divisies. De Nederlandse grondtroepen leveren met een gemechaniseerd bataljon, een logistiek bataljon, een mortieropsporingsbatterij en een mortiercompagnie (bijna 1 700 militairen) hieraan een belangrijke bijdrage. Zij maken deel uit van de door de Britten geleide divisie. De luchtcomponent van Ifor is een voortzetting van de Navo-operatie «Deny Flight». Nederland levert hiervoor een squadron, bestaande uit achttien F-16 vliegtuigen (waarvan acht «stand-by» in Nederland). Verder levert ons land een bijdrage aan de Ifor-luchttransportpool in Rimini met een C-130 Hercules, een Fokker-60 en een Fokker-27 («stand-by» in Nederland) voor medische evacuatie. Ten behoeve van vooral het Nederlandse bataljon zijn drie helikopters ingezet. Daarnaast stelt Nederland, op verzoek van de commandant van Ifor, een maritiem patrouillevliegtuig beschikbaar.

Nederland draagt met 50 marechaussees bij aan de «United Nations International Police Task Force» (UNIPTF), die op grond van het Dayton-akkoord toeziet op een goede rechtshandhaving door de partijen in Bosnië. De UNIPTF voert zelf geen politietaken uit en bestaat uit ruim 1 700 politiefunctionarissen. De duur van de missie is gelijk aan die van Ifor: een jaar.

Nederland levert een kleine militaire bijdrage aan de VN-vredesmacht in Oost-Slavonië (Untaes). Het gaat om twee liaison-officieren bij Ifor en vier militairen bij de Untaes-inlichtingencel. De Fokker-60 die Nederland ter beschikking van Ifor heeft gesteld, kan ook voor Untaes worden gebruikt. Untaes ziet toe op de uitvoering van de door Kroatië en de Kroatische Serviërs gesloten overeenkomst over de vreedzame herintegratie van Oost-Slavonië. Het mandaat van Untaes loopt in januari 1997 af.

De «European Community Monitor Mission in Former Yugoslavia» (ECMM) volgt politieke, militaire, humanitaire en economische ontwikkelingen in het voormalige Joegoslavië en rapporteert daarover aan de EU-lidstaten. Zij kan tevens de totstandkoming van vertrouwenwekkende maatregelen bevorderen. De Nederlandse bijdrage bestaat uit zeventien militairen en drie functionarissen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. In 1997 zal Nederland wegens het EU-voorzitterschap tevens een belangrijk deel van het hoofdkwartier van de ECMM bemannen.

De Weu-operatie op de Donau ziet, in samenwerking met de «UN Sanctions Assistance Mission», toe op het embargo op de Donau. In verband met de opschorting van de sancties en de opheffing van het wapenembargo is de operatie sterk gereduceerd. De Nederlandse militaire bijdrage bestaat thans uit twee marechaussees. De gecombineerde Navo-Weu operatie «Sharp Guard» is in juni 1996 opgeschort en wordt na de verkiezingen in Bosnië-Herzegovina beëindigd. Tot die tijd zal een aantal schepen en patrouillevliegtuigen «stand-by» worden gehouden.

De Weu ondersteunt het EU-bestuur in Mostar met politiefunctionarissen. De Nederlandse bijdrage aan de Weu-politiemacht bedroeg begin september elf marechaussees. Een kolonel van de Koninklijke marechaussee vervult de dubbelfunctie van adviseur openbare orde en commandant van de «Unified Police Force», bestaande uit lokale civiele politie (zowel Bosnische Kroaten als Moslims) en civiele/militaire politie uit verschillende Weu-landen. Het EU-mandaat, dat op 22 juli jl. afliep, is na tegenwerking van de Bosnische Kroaten, die de uitslag van de verkiezingen weigerden te aanvaarden, onder grote druk van de EU en de Verenigde Staten op 6 augustus jl. tot uiterlijk eind 1996 verlengd. Het EU-bestuur draagt zijn bevoegdheden geleidelijk over aan het op 30 juni jl. gekozen stadsbestuur. Een speciale EU-gezant zal het bestuur blijven adviseren. De Weu-politiemacht wordt geleidelijk gereduceerd en zal in oktober 1996 haar taken overdragen aan de UNIPTF.

In het Dayton-akkoord is een overeenkomst over regionale stabiliteit opgenomen. Op grond hiervan zijn onder auspiciën van de OVSE wapenbeheersingsonderhandelingen gevoerd. In januari 1996 is een akkoord van kracht geworden over vertrouwenwekkende en veiligheidbevorderende maatregelen in Bosnië-Herzegovina. In juni 1996 hebben de partijen in Bosnië-Herzegovina, Kroatië en de Federale Republiek Joegoslavië afspraken gemaakt over limieten voor tanks, pantsergevechtsvoertuigen, artillerie, gevechtsvliegtuigen en gevechtshelikopters. Bij de vaststelling van de limieten is uitgegaan van 75 procent van de bestanden van de Federale Republiek Joegoslavië. Dit heeft tot gevolg dat partijen in een aantal categorieën wapensystemen moeten vernietigen. Daarvoor hebben zij tot 1 november 1997 de tijd. De derde ronde van beperkingen moet leiden tot een wapenbeheersingsovereenkomst tussen de landen in en om het voormalige Joegoslavië. De wapenbeheersingsovereenkomsten bouwen voort op het Weense Document en het CSE-verdrag.

1.4.2 Andere vredesoperaties

Eenheden van het Korps mariniers hebben vanaf maart 1995 deelgenomen aan Unmih-II, de vredesoperatie in Haïti. Op 15 april 1996 zijn de laatste Nederlandse militairen van deze missie teruggekeerd. Naast de eigenlijke militaire taken hebben de Nederlandse eenheden, met behulp van door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking ter beschikking gesteld geld, in Jacmel en omgeving kleine ontwikkelingsprojecten uitgevoerd die de lokale bevolking en de verdere ontwikkeling van de regio ten goede zijn gekomen.

De Nederlandse bijdrage aan de «United Nations Angola Verification Mission» (Unavem-III) bestaat uit vijftien militaire waarnemers, tien politiewaarnemers van de Koninklijke marechaussee en acht militairen voor de mijnenschool. Zoals is meegedeeld in de brief van 12 juli 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 125) is besloten de politiewaarnemers in Angola te handhaven, omdat de vooruitzichten voor deze waarnemers om hun taak uit te oefenen positief lijken. De taak van Unavem-III is de partijen bij te staan bij het herstel van de vrede en de nationale verzoening in Angola. Unavem-III bestaat uit ongeveer 7 000 militairen, 350 militaire waarnemers en 260 politiewaarnemers. De Unavem-mijnenruimingsschool, waar ook de Nederlandse instructeurs werkzaam zijn, heeft inmiddels enkele honderden Angolese mijnenruimers en -instructeurs opgeleid. De opgeleide mijnenruimers worden ingedeeld in mijnenruimingsbrigades. De doorstroming van de mijnenruimers naar deze brigades verloopt moeizaam vanwege de infrastructuur ter plaatse en de gebrekkige logistieke structuur van Unavem-III. Toch zijn al enkele brigades operationeel.

De Nederlandse bijdrage aan het «Cambodian Mine Action Centre» is in april 1996 beëindigd. Tot april 1997 verblijft nog één officier in Cambodja om te adviseren bij het mijnenruimen.

Nederland draagt in het Midden-Oosten met twaalf waarnemers bij aan de «United Nations Truce Supervision Organisation» (Untso), die toeziet op het handhaven van de bestandslijnen tussen Israël en zijn buurstaten. Nederland levert tot januari 1997 de commandant van de «United Nations Disengagement Observer Force» (Undof), die op de Golan-hoogvlakte toeziet op de uitvoering van het Israëlisch-Syrische akkoord van 1974.

In het kader van de OVSE neemt één officier deel aan de missie in Moldavië. De missie heeft als belangrijkste taak ertoe bij te dragen dat de bij het conflict betrokken partijen tot een oplossing van hun geschillen komen.

Sinds 5 april 1994 is één officier in New York geplaatst ten behoeve van het toezicht op de vernietiging van de massavernietigingswapens van Irak. In het kader van de «provisory ongoing monitoring» van Iraakse chemische installaties door de VN, worden inspectieteams ingezet, waaraan ook Nederlandse militairen geregeld deelnemen.

Binnen de Verenigde Naties wordt gewerkt aan plannen voor een multinationaal, snel inzetbaar hoofdkwartier ter vergroting van het reactievermogen van de VN. Dit hoofdkwartier moet bij het begin van een vredesoperatie snel ontplooid kunnen worden, zonder tussenkomst van nationale regeringen (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 V, nr. 41). Nederland is actief betrokken bij de ontwikkeling van de plannen en heeft de VN aangeboden een stafofficier te detacheren bij het op te richten hoofdkwartier.

Nederland is ook actief betrokken bij de oprichting van een «UN Stand-by Forces High Readiness Brigade» (Shirbrig). Dit Deense initiatief beoogt een verfijning van het «United Nations Stand-by Arrangements System» (Unsas). Het betreft een «pool» van verschillende nationale Unsas-aanbiedingen waaruit, na toestemming van de betrokken regeringen, eenheden kunnen worden samengevoegd tot een snel inzetbare brigade. In Denemarken zal een permanente kernbrigadestaf gevestigd worden. Nederland heeft aangeboden twee stafofficieren bij deze brigadestaf te detacheren. De «Letter of Intent» voor de oprichting van de Shirbrig zal in het najaar van 1996 worden getekend (Kamerstukken II 1995/96 24 400 X, nr. 117).

1.4.3 Evaluatie Vredesoperaties

Sinds het einde van de jaren tachtig is de Nederlandse bijdrage aan vredes- en crisisbeheersingsoperaties sterk toegenomen. Hierbij werden en worden steeds nieuwe ervaringen opgedaan met betrekking tot de voorbereiding, de uitvoering en de nazorg. Op grond hiervan worden voortdurend verbeteringen doorgevoerd. Vooral de operaties in het voormalige Joegoslavië, in het bijzonder in Srebrenica, hebben hiertoe aanleiding gegeven.

Naast het direct lering trekken uit de ervaringen die de afgelopen jaren zijn opgedaan, zijn systematische evaluaties belangrijk. Hiertoe is een standaard evaluatiemethodiek ontworpen. Deze is neergelegd in een «Aanwijzing van de chef Defensiestaf» en wordt door de Defensiestaf en de krijgsmachtdelen gehanteerd. Daarin zijn onder meer de onderwerpen aangeduid die bij elke operatie systematisch in beschouwing moeten worden genomen. Bij het ontwerpen van de evaluatiemethodiek is gebruik gemaakt van de aanbevelingen uit het rapport van de Algemene Rekenkamer «Leren van vredesoperaties» (Kamerstukken II 1995/96, 24 605, nr. 2). Andere elementen zijn ontleend aan het «Toetsingskader voor de uitzending van militaire eenheden voor internationale operaties» (Kamerstukken II 1994/95 23 591, nr. 5) en aan adviezen van de Adviesraad Vrede en Veiligheid.

Een belangrijke verandering die is doorgevoerd betreft de militaire aansturing van de Nederlandse deelneming aan crisisbeheersings- en vredesoperaties. In overeenstemming met de brief daarover (Kamerstukken II 1995/96, 24 464, nr. 1) is de chef Defensiestaf belast met de planning, de beleidsadvisering over de militaire aspecten en (het toezicht op) de uitvoering van dergelijke operaties. Hij beschikt daartoe over het Defensiecrisisbeheersingscentrum (DCBC). In verband met de uitbreiding van taken is het DCBC kwalitatief en kwantitatief versterkt. Sinds 1996 maakt ook een sectie «Evaluatie» deel uit van het DCBC. De sectie richt zich, in samenwerking met de krijgsmachtdelen, op het evalueren van crisisbeheersings-, vredes- en humanitaire operaties, alsmede op het coördineren van activiteiten op dit gebied door de krijgsmachtdelen. Het doel van elke evaluatie is om aan de hand van opgedane ervaringen de kwaliteit te verhogen van de besluitvorming over en de uitvoering van lopende en toekomstige operaties.

De aandachtspunten uit het Toetsingskader zijn bepalend voor het antwoord op de vraag of tot de inzet van Nederlandse militairen moet worden besloten. Er zijn twee categorieën aandachtspunten te onderscheiden: de politieke wenselijkheid en de militaire haalbaarheid. Die moeten in hun samenhang worden bezien. Zo is het riskant in te gaan op verzoeken om militaire middelen voor missies waarvan het mandaat nog niet is vastgesteld en dus de militaire opdracht niet helder kan zijn. Het kan leiden tot een te snelle binding aan een missie waarvan de operationele kenmerken nog moeten worden vastgesteld, waardoor het risico van mislukking groot is. De politieke wenselijkheid tot deelneming aan een missie moet steeds zijn gekoppeld aan eisen aangaande de haalbaarheid van de missie, zoals een duidelijke opdracht, goede afstemming van taken en middelen en een juiste beoordeling van de risico's.

Taken en middelen voor een missie dienen niet alleen goed op elkaar te zijn afgestemd, ze moeten ook rekening houden met de omstandigheden ter plaatse. Verkenningen in het operatiegebied, voor het begin van een operatie zijn daarom noodzakelijk, evenals tijdige contacten met plaatselijke autoriteiten en organisaties die al in het gebied werkzaam zijn.

Crisisbeheersings-, vredes-, en humanitaire operaties zijn gediend met vèrgaande samenwerking tussen de drie krijgsmachtdelen. Onderlinge steun wordt onder meer verleend door materieel ter beschikking te stellen en gebruik te maken van elkaars specifieke vaardigheden. De flexibele inzet van materieel en personeel waarover de krijgsmacht als geheel beschikt zal verder worden bevorderd.

Vaak zijn de logistieke voorbereidingen aan het begin van een operatie omvangrijk, waardoor een ruime reactietijd nodig is. De benodigde logistieke ondersteuning is sterk afhankelijk van de omstandigheden waarin de eenheden in het veld komen te verkeren. Het is van groot belang daar al in de voorbereidingsfase rekening mee te houden. Bij VN-missies is bovendien gebleken dat de betrokken militairen goed op de hoogte moeten zijn van de logistieke en financiële aspecten van de zogenoemde «in- en out-survey» procedures van de VN.

Voor een goede uitvoering van operaties en met het oog op de veiligheid van het uitgezonden personeel zijn gevechtsinlichtingen van grote waarde. Een goede inlichtingenstructuur maakt het commandanten mogelijk te anticiperen op gedragingen van partijen in het gebied. Dit is des te belangrijker omdat de ervaringen van de laatste jaren met vredesoperaties, vooral in het voormalige Joegoslavië, leren dat een operatie gaandeweg van karakter kan veranderen. Aanvankelijk werd een onderscheid gemaakt tussen «blauwe» (vredehandhavende) en «groene» (vrede-afdwingende) operaties. Bij «blauwe» operaties werd uitgegaan van instemming van de betrokken partijen. Dit leidde tot uitzending van betrekkelijk licht bewapende eenheden om ook maar de schijn van provocatief optreden te vermijden. Hierdoor waren zij, als zij werden uitgedaagd, niet in staat doeltreffend op te treden, met als gevolg dat niet alleen de taakuitvoering, maar ook de eigen veiligheid in het gedrang kwam.

Inmiddels blijkt dat het verschil tussen «blauwe» en «groene» operaties in veel gevallen vaag is. Dit neemt niet weg dat het optreden van militaire eenheden gekenmerkt zal moeten blijven door het proportionaliteitsbeginsel, dat wil zeggen: in verhouding moet staan tot de situatie in het operatiegebied. Bij het samenstellen van de «force structure» zal echter ook rekening moeten worden gehouden met een verslechterende situatie. Ook in een vijandige omgeving zullen eigen eenheden, onafhankelijk van strijdende partijen, moeten kunnen blijven opereren of zich moeten kunnen terugtrekken. Bij de samenstelling van Ifor is hiermee terdege rekening gehouden.

Bij vrede-ondersteunende operaties kunnen militaire eenheden in een crisisgebied betrekkelijk snel een zekere mate van rust en orde scheppen. Het militaire optreden is dan een eerste noodzakelijke stap op weg naar de oplossing van een crisissituatie. Het biedt echter geen structurele oplossing. Die is zeker bij intrastatelijke conflicten afhankelijk van andere factoren, zoals de aanwezigheid van democratische instituties, bestuurlijke structuren, een erkend rechtssysteem en een zekere economische basis. Wil een vredesproces slagen, dan moet daarvoor van meet af aan een coherente strategie worden ontwikkeld. Militaire middelen inzetten heeft nauwelijks zin als dit niet gepaard gaat met een gedegen plan en een goede organisatie voor de ontwikkeling van dergelijke structuren. Het betreft met name plannen voor de opbouw van het civiele bestuur, de rechterlijke macht en, in een latere fase de wederopbouw. Bij de beantwoording van de vraag of Nederlandse militairen worden ingezet, moet dit alles bij de besluitvorming worden meegewogen.

Bij verschillende voltooide en lopende vredesoperaties is gebleken dat militairen een ondersteunende rol kunnen vervullen bij het handhaven van de mensenrechten, de terugkeer van vluchtelingen, het ruimen van mijnen voor humanitaire doeleinden, het herstel van infrastructuur en het stimuleren van plaatselijke economische activiteiten. Grote operaties kennen aan de top een aparte civiel-militaire structuur voor overleg tussen de militairen en de in het operatiegebied aanwezige andere organisaties, zoals die van de VN, niet-gouvernementele organisaties en overheidsinstellingen. Gelet op het belang van civiel-militaire samenwerking worden inmiddels ook bij de staf van Nederlandse eenheden ter grootte van een bataljon secties ingedeeld voor de coördinatie van contacten met lokale autoriteiten en hulpverleningsorganisaties. Bij uitzending kan tijdelijke detachering van een medewerker van Ontwikkelingssamenwerking als coördinator voor het opzetten van projecten nuttig zijn. Bij verschillende missies hebben plaatselijke projecten, uitgevoerd met door Ontwikkelingssamenwerking ter beschikking gesteld geld, hun waarde bewezen. Ze bevorderen bij de plaatselijke bevolking het vertrouwen in de vredesmacht en in het vredesproces, wat ook de veiligheid van het militair personeel ten goede komt. Dit soort activiteiten mag uiteraard niet ten koste gaan van de militaire opdracht.

Een bijzondere groep uit te zenden militairen is het Nederlandse militaire personeel dat is geplaatst bij internationale staven. Veelal wordt pas kort voor de uitzending bekend aan welk stafpersoneel in het operatiegebied behoefte bestaat, zodat het niet alijd mogelijk is voor hen dezelfde voorbereidingen te treffen als voor het personeel dat rechtstreeks vanuit Nederland wordt uitgezonden. Om dit probleem op te lossen, wordt thans onderzocht in hoeverre het mogelijk is om al het personeel bestemd voor internationale staven voor of tijdens hun plaatsing een programma te laten volgen bij het Centrum voor vredesoperaties, ongeacht of er een uitzending in het vooruitzicht is.

Bij grotere operaties zal voortaan een afzonderlijk Nederlands contingentscommando (Contco), zoals nu voor het eerst actief in het verband van Ifor, worden opgezet. Het Contco blijkt van grote waarde voor de informatieverstrekking over de missie en de taakuitvoering door de Nederlandse eenheden aan de Defensiestaf en over personeels- en materieelbeheer aan de krijgsmachtdelen. Voor een goede aansturing, informatieverstrekking, veiligheid en personeelszorg zijn goede verbindingen onontbeerlijk. Dit geldt voor alle eenheden in het operatiegebied. Hieraan dient dan ook voortdurend aandacht te worden geschonken. Voorts speelt het commando een rol bij het overleg met de internationale commandant onder wiens operationele bevel de Nederlandse eenheden opereren. Ook bewijst het zijn nut bij administratieve aangelegenheden.

Tijdens een operatie is het noodzakelijk voortdurend na te gaan of nog wordt voldaan aan de voorwaarden die werden gesteld bij het besluit tot uitzending van de Nederlandse eenheden. Met name de elementen uit het Toetsingskader verdienen daarbij aandacht. Zo nodig worden op diplomatiek, militair en politiek niveau stappen gezet om te kunnen bijsturen.

De nazorg voor uitgezonden personeel behoeft en krijgt voortdurend aandacht. Onlangs is een nieuwe aanzet gegeven voor verbetering van de structurele aanpak van persoonlijke problemen. Het parlement is hierover ingelicht. Ook wordt bezien in hoeverre intensivering van projecten, zoals reünies, kan bijdragen aan de reeds bestaande nazorgactiviteiten.

1.5 Humanitaire hulpverlening

Defensie is bezig met de oprichting van enkele humanitaire noodhulpteams. Deze teams kunnen worden ingezet als de gouvernementele en de niet-gouvernementele noodhulporganisaties een noodsituatie niet aankunnen en kenbaar maken steun nodig te hebben. De noodhulpteams zullen bestaan uit eenheden en personen die gewoonlijk een andere – verwante – taak binnen Defensie verrichten, maar zo nodig bijeen kunnen worden geroepen. Naast een noodhulpverkenningsteam gaat het om teams die actief hulp verlenen op het gebied van onder meer transport, medische hulp, waterzuivering en beveiliging.

Het doel van de noodhulpteams is de noodhulp zo snel mogelijk op gang te brengen. Zij hebben daarom een zodanige gereedheid dat de eerste elementen van de noodhulpteams kunnen vertrekken onmiddellijk nadat het noodhulpverkenningsteam verslag heeft uitgebracht. De laatste elementen dienen na ten hoogste zeven dagen in het operatiegebied te zijn. Zoals ook is vermeld in de notitie «Humanitaire hulp tussen conflict en ontwikkeling» (Kamerstukken II 1993/94, 23 527, nr. 1), betaalt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de additionele kosten van de voorbereiding en de inzet van de noodhulpteams. Inmiddels is met de ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking een raamuitvoeringsovereenkomst getekend waarin dit uitgangspunt is vastgelegd. De overeenkomst gaat niet in op de vraag wanneer militairen moeten worden ingezet voor noodhulpoperaties, maar regelt de financiële en juridische aspecten in het geval van inzet.

Binnen het VN Departement voor Humanitaire Aangelegenheden is een eenheid opgericht die een bestand zal aanleggen van alle aan de VN aangeboden noodhulpeenheden. Aldus ontstaat een soort «Stand-by Arrangements System» van noodhulpeenheden. De Nederlandse noodhulpteams zullen, uiteraard zonder verplichting tot deelneming, in dit bestand worden opgenomen. Nederland zal hierbij nauw samenwerken met onder meer de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen.

1.6 Wapenbeheersing

1.6.1 CSE-verdrag

Op 17 november 1995 zijn op grond van het CSE-verdrag binnen het verdragsgebied plafonds van kracht geworden voor tanks, pantsergevechtsvoertuigen, artillerie, gevechtsvliegtuigen en aanvalshelikopters. Sinds juli 1992, toen het verdrag van kracht werd, zijn de desbetreffende wapensystemen van de CSE-landen met meer dan een kwart verminderd, meestal door vernietiging. De uitvoering van het verdrag is over het algemeen bevredigend verlopen. Eind 1995 hadden alleen Wit-Rusland, Armenië en Azerbeidzjan niet geheel aan hun verplichtingen voldaan. Rusland had te veel wapensystemen in zijn noordelijke en zuidelijke flankgebieden gelegerd, al is het plafond voor het Russische verdragsgebied als geheel niet overschreden. Het is de verplichting die het van de Sovjet-Unie heeft overgenomen om buiten het verdragsgebied, achter de Oeral, wapensystemen te vernietigen, slechts beperkt nagekomen.

In mei 1996 is onder Nederlands voorzitterschap in Wenen de eerste toetsingsconferentie van het CSE-verdrag gehouden. Tijdens deze bijeenkomst is het belangrijkste uitvoeringsprobleem, de stationering van wapensystemen op de flanken, opgelost (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 V, nr. 79). De voorlopig van toepassing verklaarde regeling behoeft echter bekrachtiging door de verdragspartijen vóór 15 december 1996. Op de toetsingsconferentie is overeengekomen met onderhandelingen te beginnen om het CSE-verdrag aan te passen aan de veranderde veiligheidssituatie in Europa.

Nederland heeft al in 1994 aan zijn verminderingsverplichting voldaan. Het totale aantal wapensystemen in de CSE-categorieën is thans ongeveer 20 procent lager dan de voor ons land geldende plafonds. Nederland heeft actief meegewerkt aan de verificatie van het CSE-verdrag in andere landen. Verdragspartijen hebben in Nederland 40 maal een inspectie uitgevoerd. De kosten van verificatie zijn beperkt en veranderingen daarin worden niet voorzien. Om die reden is met ingang van dit jaar niet langer een bijlage opgenomen over de verificatie-uitgaven.

1.6.2 Landmijnen

De eerste toetsingsconferentie van het Conventionele-Wapenverdrag is op 3 mei 1996 afgesloten met de aanvaarding van een geamendeerd Protocol-II over landmijnen. Hiermee is een einde gekomen aan een onderhandelingsproces dat tweeëneenhalf jaar heeft geduurd. De toetsingsconferentie heeft geresulteerd in strengere regels voor het gebruik van landmijnen, beperkingen van de overdracht van deze wapens en een verbod van het gebruik en de overdracht van permanent blind- makende laserwapens. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van het oorspronkelijke landmijnenprotocol uit 1980 zijn uiteengezet in de brief aan het parlement van 18 juni 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 V, nr. 76). De overeengekomen maatregelen leiden tot een versterking van het oorspronkelijke protocol. Het is echter niet de grote stap voorwaarts die volgens een groeiend aantal staten, waaronder Nederland, noodzakelijk was. Zodra het herziene protocol in werking is getreden, volgt er jaarlijks een bijeenkomst van de verdragspartijen over de uitvoering. De tweede toetsingsconferentie van het Conventionele-Wapensverdrag is voorzien voor 2001.

En marge van de toetsingsconferentie hebben niet-gouvernementele organisaties en landen, waaronder Nederland, die unilateraal hebben besloten af te zien van het gebruik van anti-personeelmijnen, verkennende besprekingen gevoerd over alternatieven om die mijnen uit te bannen. Een van de mogelijkheden is een nieuw verdrag dat, in navolging van de conventies over chemische en biologische wapens, een algeheel verbod van anti-personeelmijnen beoogt. Canada organiseert hierover in oktober 1996 een bijeenkomst in Ottawa.

1.6.3 Chemische wapens

Op 5 september 1996 hadden 62 landen, waaronder Nederland, het Chemische-Wapenverdrag geratificeerd. Het verdrag treedt in werking 180 dagen nadat het 65ste land het verdrag heeft geratificeerd. De verwachting is dat de inwerkingtreding in de eerste helft van 1997 een feit is. Voor die tijd moet de voorbereidende commissie van de «Organization for the Prohibition of Chemical Weapons» (OPCW) overeenstemming hebben bereikt over alle lopende problemen, in het bijzonder de modaliteiten van de inspecties. Van groot belang is dat de Verenigde Staten en Rusland, de enige staten die openlijk hebben verklaard chemische wapens te bezitten, het verdrag spoedig bekrachtigen.

De voorbereidingen voor de vernietiging van de chemische-wapenarsenalen in Rusland gaan voort. Nederland heeft steun toegezegd bij de vernietiging van het strijdgas lewisiet in Kambarka. De Nederlandse ondersteuning is in de eerste plaats gericht op de zuivering van verontreinigde grond. Volgens de Russische plannen gaat de vernietigingsinstallatie in Kambarka in 2000 proefdraaien.

1.7 Proliferatie van massavernietigingswapens

De verspreiding van nucleaire, chemische en biologische wapens en hun overbrengingsmiddelen is een veiligheidsrisico waarmee ook Nederland kan worden geconfronteerd. Hoewel het Nederlandse grondgebied thans niet direct wordt bedreigd, kunnen eenheden in het kader van bondgenootschappelijke verdediging of crisisbeheersing te maken krijgen met een tegenstander die in het bezit is van dergelijke middelen. In de Navo wordt in het kader van de «Senior Defence Group on Proliferation» gewerkt aan de verbetering van de verdediging tegen deze wapens.

Ondanks inspanningen op het gebied van non-proliferatie en ontwapening kan de militaire verdediging tegen massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen niet worden gemist. Deze richt zich vooralsnog op de bescherming van uit te zenden eenheden. De mogelijke maatregelen betreffen zowel informatievoorziening en bevelvoering als passieve en actieve verdediging. Hierbij zijn de drie krijgsmachtdelen betrokken. Waar mogelijk zal in internationaal verband worden samengewerkt. Uit het oogpunt van kosteneffectiviteit zal hierbij zo veel mogelijk worden voortgebouwd op al aanwezige kennis en systemen.

HOOFDSTUK 2: DE KRIJGSMACHT

2.1 Algemeen

De reorganisatie van de krijgsmacht maakt goede vorderingen en zal in 1998 grotendeels zijn voltooid. De werving van nieuw personeel verloopt bevredigend. De materieelprojecten die met de herstructurering verband houden zijn voor een belangrijk deel uitgevoerd of zullen in de komende jaren worden afgerond. Op 1 april 1996 is in het kader van de doelmatigheidsoperatie het Defensie interservice commando (Dico) voor ondersteunende diensten en bedrijven opgericht.

De veranderingen die een gevolg zijn van de ingrijpende herstructurering en de maatregelen die voortkomen uit de doelmatigheidsoperatie hebben aanzienlijke gevolgen voor vele personeelsleden en trekken een wissel op het personeel. Het feit dat de krijgsmacht niettemin in staat is haar taken naar behoren uit te voeren, tekent de kwaliteit en de inzet van het personeel. Daarbij verdient de bijdrage aan Ifor in het bijzonder waardering.

2.2 De Koninklijke marine

2.2.1 Algemeen

De samenwerking met de Belgische Zeemacht verloopt voorspoedig. Sinds 1 januari 1996 is de functie van de Admiraal-Benelux en de geïntegreerde Belgisch-Nederlandse operationele staf ook in vredestijd paraat. De inzet van beide marines gebeurt vanuit het maritiem hoofdkwartier in Den Helder. De samenwerking op het gebied van opleidingen verloopt goed. Een deel van het Nederlandse logistiek personeel wordt opgeleid bij de Belgische logistieke school en nagenoeg al het Belgische personeel voor de operationele dienst wordt opgeleid bij de Operationele School in Den Helder.

De operationele leiding over de Kustwacht Nederland berust sinds 1 juni 1995 bij de commandant der Zeemacht in Nederland. Het personeel van het kustwachtcentrum in IJmuiden is per 1 januari 1996 in dienst getreden bij de Koninklijke marine. Het functiebestand van de Koninklijke marine neemt hiermee met 42 functies toe. Het kustwachtcentrum zal voor 2000 worden ondergebracht bij het maritiem hoofdkwartier in Den Helder.

Op bescheiden schaal worden gezamenlijke oefeningen uitgevoerd met een aantal Midden- en Oost-Europese landen. De aandacht richt zich vooral op Polen, Tsjechië, Roemenië en Rusland.

2.2.2 Voortgang herstructurering

De verkleining van het personeelsbestand over de periode van 1990 tot en met 1997 bedraagt, inclusief de personele gevolgen van de doelmatigheidsoperatie, ruim 20 procent. De uiteindelijke personele reductie zal groter worden dan was voorzien in de Prioriteitennota als gevolg van de doelmatigheidsoperatie. Met name de overheveling van personeel naar verschillende onderdelen van het Dico draagt bij tot de extra verkleining van het personeelsbestand. De personele afslanking van de Koninklijke marine verloopt dus in kwantitatieve zin volgens plan. In kwalitatief opzicht en wat betreft leeftijdsopbouw is het personeelsbestand enigszins onevenwichtig geworden. De komende jaren zal dit geleidelijk weer worden rechtgetrokken.

Met de Verenigde Arabische Emiraten is overeenstemming bereikt over de overname, in 1997 en 1998, van twee fregatten van de Kortenaer-klasse die in het kader van de Prioriteitennota worden afgestoten. Tevens is overeengekomen dat de Koninklijke marine de nodige ondersteuning zal leveren bij het onderhoud van de schepen en bij het opleiden en trainen van de bemanningen uit de Verenigde Arabische Emiraten. Er is nu nog één fregat voor verkoop beschikbaar. De twee onderzeeboten van de Zwaardvis-klasse zijn verkocht aan de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij.

2.2.3 Materieelprojecten

De platformen met de daarbij behorende systemen van de luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF) worden bij de Koninklijke Schelde Groep gebouwd. De verwerving en de integratie van de sensor-, wapenen commandosystemen wordt verzorgd door de Koninklijke marine. Het project bevindt zich thans in de «Detailed Design Phase». De bouw zal eind 1997 beginnen. In dit project wordt samengewerkt met Duitsland en Spanje. Het budget voor het project bedraagt f 1 779 miljoen (prijspeil 1996): f 1 719 miljoen voor nieuwbouw en f 60 miljoen voor walreservedelen.

Met de brieven van 20 juni (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 116) en 8 juli 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 129) is het parlement ingelicht over het voornemen twee luchtverdedigingsfregatten te bouwen. Deze fregatten zullen twee van de vier resterende fregatten van de Kortenaer-klasse vervangen. Deze vervanging komt anderhalf jaar eerder dan in de Prioriteitennota was voorzien. Het parlement zal waarschijnlijk nog in 1996 worden ingelicht over de resultaten van de verwervingsvoorbereidingsfase.

Het project «Local Area Missile System» betreft de ontwikkeling van een luchtverdedigingssysteem voor de korte afstand. Het parlement is hierover ingelicht (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 14). De ontwikkeling in internationaal verband van de componenten die deel uitmaken van dit systeem, is inmiddels in volle gang en zal waarschijnlijk in 1999 worden afgerond. Het systeem zal de kern vormen van het luchtverdedigingssysteem van de nieuw te bouwen fregatten. Tevens wordt een studie uitgevoerd naar de eventuele modificatie van het luchtverdedigingssysteem ten behoeve van de verdediging tegen massavernietigingswapens. Deze studie zal eind 1996 worden voltooid.

Het amfibische transportschip, Hr.Ms. Rotterdam, zal eind 1997 aan de Koninklijke marine worden overgedragen. Het schip wordt gebouwd bij de Koninklijke Schelde Groep. De Koninklijke marine verzorgt de levering van sensor-, wapen- en commandosystemen en is verantwoordelijk voor de integratie van deze systemen. Op 23 februari 1996 is de kiel gelegd. Zowel bij de bouw als bij de instandhouding wordt samengewerkt met Spanje. De totale uitgaven voor het project worden geraamd op f 281 miljoen (prijspeil 1996): f 272 miljoen voor nieuwbouw en f 9 miljoen voor walreservedelen.

Het project «Capability Upkeep Programme» (Cup) van de Orion maritieme patrouillevliegtuigen bevindt zich thans in een gecombineerde voorstudie/studiefase, waarbij onder andere wordt onderzocht in hoeverre aansluiting mogelijk is bij soortgelijke bondgenootschappelijke projecten. Het parlement zal in 1997 op de hoogte worden gesteld van de resultaten.

De jaarlijkse voortgangsrapportage over de vervanging van de Lynx-helikopters door de NH-90 is op 12 maart 1996 aangeboden aan het parlement (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 81). In het kader van de voorbereidingen op de productiefase zullen de deelnemende landen (Frankrijk, Duitsland, Italië en Nederland) in de loop van 1997 hun definitieve behoefte kenbaar maken.

De verbetering van de mijnenbestrijdingscapaciteit bestaat uit het project vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit Dokkum-klasse en uit het project Cup van de mijnenbestrijdingseenheden van de Alkmaar-klasse. In verband met de nauwe samenhang is voor deze projecten één projectleider aangesteld. Met Duitsland wordt samengewerkt bij de ontwikkeling van het «command and control»-systeem van de drones van het Trojka-mijnenveegsysteem. Het parlement zal binnenkort worden ingelicht over de resultaten van de studiefasen van beide projecten.

Het project AOR-2000 behelst de vervanging van het bevoorradingsschip Hr.Ms. Zuiderkruis in het jaar 2002. Het parlement zal nog dit jaar worden ingelicht over de resultaten van de voorstudiefase.

Het M-fregattenproject, bestaande uit de bouw van acht fregatten van de Karel Doorman-klasse, zal in 1997 zijn voltooid. Het laatste schip krijgt eind 1996 een garantie-onderhoudsbeurt, waarna het contract met de bouwmeester kan worden afgehandeld. De acht M-fregatten zijn inmiddels volledig operationeel. De totale uitgaven van het project worden geraamd op f 3 515 miljoen (prijspeil 1996). Hiervan is f 3 257 miljoen bestemd voor de nieuwbouw van de schepen, f 133 miljoen voor walreservedelen en f 125 miljoen voor Tactas.

Het Walrus-project, waartoe ook deelprojecten zoals de aanschaf van simulatie- en trainingsapparatuur behoren, zal nog in 1996 worden voltooid. Het projectbudget bedraagt f 1 995 miljoen (prijspeil 1996). Hiervan was f 1 017 miljoen bestemd voor de eerste serie onderzeeboten, f 915 miljoen voor de tweede serie en f 63 miljoen voor walreservedelen.

2.3 De Koninklijke landmacht

2.3.1 Algemeen

De herstructurering van de Koninklijke landmacht wordt getoetst aan drie criteria: de beheersbaarheid van het reorganisatieproces, de zorgvuldigheid ten opzichte van het personeel en de mogelijkheid de taken te blijven uitvoeren tijdens het veranderingsproces. Tot nu toe kan aan deze criteria worden voldaan. Dat blijkt onder meer uit de bijdragen aan vredesoperaties. Ondanks de voortgaande herstructurering zijn permanent ongeveer 1 800 militairen van de Koninklijke landmacht actief in het kader van Ifor en andere vredesoperaties.

De aanwezigheid van miljoenen mijnen in de wereld veroorzaakt veel menselijk leed en staat de wederopbouw van veel voormalige conflictgebieden in de weg. De regering hecht daarom groot belang aan het ruimen van mijnen. Het draagt bij tot de verbetering van de politieke, economische en humanitaire situatie. Om die reden wordt de mijnenruimcapaciteit voor humanitaire doeleinden vergroot door onder meer het aantal uit te zenden instructeurs mijnenruiming te verhogen. Er zal een «pool» van ongeveer 80 militairen worden gevormd. Daarin zal ook personeel worden opgenomen dat niet behoort tot de Genie of het Explosieven opruimingscommando. Het Genie opleidingscentrum wordt uitgebreid met vijf instructeurs. Ook wordt materieel voor mijnenruiming voor humanitaire doeleinden aangeschaft (zie ook paragraaf 2.3.4).

Internationale samenwerking van de Koninklijke landmacht gebeurt vooral in het Duits-Nederlandse legerkorps en de «Multinational Division (Central)». Mogelijkheden tot nauwere samenwerking met andere Navo-landen worden uitgewerkt. De samenwerking met Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Roemenië en Bulgarije is verder geïntensiveerd. Op stafniveau wordt informatie uitgewisseld, onder meer op het gebied van vredesoperaties. Verder worden de mogelijkheden voor oefeningen in die landen nader onderzocht. In 1996 heeft een bataljon van de Koninklijke landmacht geoefend in Tsjechië. In 1997 zal waarschijnlijk een dergelijke oefening in Hongarije en Polen worden gehouden.

2.3.2 Voortgang herstructurering

De totale verkleining van het personeelsbestand in de periode 1990 tot en met 1997 bedraagt ruim 52 procent. De uiteindelijke personele reductie zal groter zijn dan was voorzien in de Prioriteitennota, mede als gevolg van overhevelingen naar het Dico.

In 1997 zullen ongeveer 350 reorganisatieprojecten zijn voltooid. Daarnaast zal in dat jaar aan naar schatting 125 projecten worden gewerkt, terwijl er ongeveer 100 projecten worden voorbereid.

De topstructuur van de Koninklijke landmacht is grotendeels gereorganiseerd en zal eind 1996 bestaan uit de Landmachtstaf (beleidsstaf), de Operationele Staf, de centrale dienst Personeel en Organisatie en de directie Materieel. Deze laatste wordt in 1997 omgevormd tot de centrale dienst Materieel. De reorganisatie van de topstructuur gaat gepaard met de overdracht van taken en bevoegdheden aan de drie uitvoerende ressorts: het Nederlandse deel van het Duits-Nederlandse legerkorps, het Commando Opleidingen Koninklijke landmacht en het Nationaal Commando. Deze herstructurering leidt tot een kleinere top van de Koninklijke landmacht.

In de loop van 1997 zullen alle parate eenheden van het legerkorps volledig operationeel zijn. Het merendeel van de reserve-eenheden zal in 1997 worden gereorganiseerd. De geniecapaciteit wordt vergroot door het paraat stellen van een extra genieconstructiecompagnie (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 119). De reorganisatie van het Commando Opleidingen Koninklijke landmacht zal in 1997 nagenoeg zijn voltooid. Binnen het Nationaal Commando zullen in 1997 het Nationaal Verzorgingscommando en de Arbodienst Koninklijke landmacht worden opgericht. Daarnaast zal een nieuw bewakingssysteem worden ingevoerd. Dit systeem zal, mede door de toepassing van elektronische middelen en compartimentering van de kazerneterreinen, besparingen opleveren. In het kader van de milieuzorg zal het systeem Milieuzorg Koninklijke landmacht worden ingevoerd. Ten behoeve van de ondersteuning van eenheden in Duitsland zal de «Netherlands Armed Forces Support Agency Germany» worden opgericht.

In 1997 zal de bedrijfsvoering verder worden verbeterd en zal er weer een aantal resultaatverantwoordelijke eenheden direct verantwoordelijk worden voor de te behalen resultaten. Daartoe krijgen zij, binnen vastgestelde kaders, meer bevoegdheden over de hun ter beschikking gestelde middelen. De te behalen resultaten en de ter beschikking staande middelen en bevoegdheden worden vastgelegd in managementcontracten.

2.3.3 Duits-Nederlandse legerkorps

Sinds 30 augustus 1995 is het Eerste Duits-Nederlandse legerkorps, waarvan de staf in Münster is gevestigd, operationeel. Het legerkorps, bestaande uit één Nederlandse en één Duitse divisie met de bijbehorende legerkorpstroepen, maakt deel uit van de «Main Defence Forces» van de Navo. De Nederlandse eenheden zijn beschikbaar voor crisisbeheersingsoperaties in Navo-, Weu- of enig ander internationaal verband.

De rechtspositie van de Duitse militaire eenheden in Nederland, vastgelegd in de Budel-Seedorf overeenkomst, wordt aangepast. Met deze aanpassing zal de status van Duitse militairen in Nederland vergelijkbaar worden met die van Nederlandse militairen in Duitsland.

Op 5 oktober 1995 hebben de ministers van Defensie van Duitsland en Nederland een verklaring ondertekend, waarin zij de intentie hebben vastgelegd te komen tot verdere integratie van de Duitse en Nederlandse eenheden op het gebied van opleidingen, oefeningen en logistiek. Op dit moment worden voorstellen daartoe uitgewerkt. Deze zullen de onderlinge uitwisselbaarheid van eenheden bevorderen en daarmee de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het legerkorps vergroten. Voorgesteld is onder meer het binationale hoofdkwartier, naast de voorbereiding op de algemene verdedigingstaak, indien gewenst, een rol toe te kennen bij de voorbereiding en de uitvoering van andere taken, zoals samenwerking in het kader van het Partnerschap voor de Vrede en crisisbeheersingsoperaties.

2.3.4 Materieelprojecten

Het project Mijndoorbraaksysteem omvat achttien systemen om onder vijandelijk vuur doorgangen te kunnen maken in mijnenhindernissen. De Leopard-2 tank zal fungeren als systeemdrager. De studiefase zal eind 1996 worden afgesloten. Tevens is in de plannen een mijnveegsysteem opgenomen, dat bedoeld is voor het ruimen van aan de oppervlakte liggende mijnen. Het mijndoorbraaksysteem en het mijnveegsysteem zijn met name geschikt voor de ondersteuning van militaire operaties. Zij zijn niet geschikt voor het op grote schaal ruimen van mijnenvelden voor humanitaire doeleinden. Voor dit doel worden twee specifieke sets met elk een mechanisch mijnruimmiddel en een mijndetectiesysteem aangeschaft. Deze twee sets zullen gedurende een jaar worden beproefd.

Om de luchtverdedigingsmiddelen zo effectief mogelijk te kunnen inzetten, bestaat behoefte aan sensoren die een goed luchtbeeld bieden en aan een systeem voor de uitwisseling van luchtbeeldinformatie en de sturing van de luchtverdedigingssystemen. Het project «Target Information Command and Control System» (Ticcs) voorziet in deze behoefte (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 82). De voorstudiefase is begin 1997 gereed. De overige projecten voor luchtverdedigingsmiddelen zullen op Ticcs moeten aansluiten.

Samen met Duitsland wordt gewerkt aan de verlenging van de levensduur van de Pantserrups-tegen-luchtdoelen (PRTL). Bij 60 systemen wordt naast het basisonderhoud een aantal verbeteringen doorgevoerd. Er is een optie om de levensduur van nog tien systemen te verlengen. Het contract voor het uitvoeren van de werkzaamheden voor de serie is in juni 1996 getekend.

Behalve luchtverdedigingswapens voor de zeer korte afstand (zoals de PRTL) zijn «Short-range air defence» (Shorad)-raketsystemen nodig ter beveiliging van de eigen eenheden en belangrijke locaties tegen vijandelijke vliegtuigen en helikopters die hun wapens op grotere afstand (ongeveer 10 kilometer) van hun doel kunnen lanceren. Om het materieel-keuzeproces zo doelmatig mogelijk te laten verlopen, heeft de Koninklijke landmacht zich in de (voor)studiefase aangesloten bij de reeds bestaande projectorganisatie voor Shorad-systemen van de Koninklijke luchtmacht (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 73).

Ervaringen van VN-eenheden in het voormalige Joegoslavië en nieuwe inzichten hebben geleid tot aanvullende operationele eisen aan de bepantsering van de pantservoertuigen voor VN-operaties. De zwaardere bepantsering kost f 40 miljoen méér (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 85).

De gevechtswaardeverbetering van de 180 Leopard-2 tanks verloopt voorspoedig. De eerste verbeterde tank is in mei 1996 aan de Koninklijke landmacht overgedragen.

In het kader van het project Licht verkennings- en bewakingsvoertuig worden momenteel de vier gezamenlijk door Duitsland en Nederland aangeschafte prototypen beproefd.

2.4 De Koninklijke luchtmacht

2.4.1 Algemeen

De herstructurering en de verkleining van de Koninklijke luchtmacht, uiteengezet in de Prioriteitennota, verlopen volgens plan. Dat geldt voor alle pijlers van de Koninklijke luchtmacht: de jachtvliegtuigen, de helikopters, de grond-lucht geleide wapens en het luchttransport. Er wordt gestreefd naar een zo breed mogelijke nationale en internationale samenwerking. Daarbij wordt op de eerste plaats uitgegaan van een verdere intensivering van de bondgenootschappelijke samenwerking.

Inmiddels is een onderzoek afgerond naar verdergaande samenwerking tussen Duitsland en Nederland op het gebied van grond-lucht geleide wapens. De voorwaarden waarop sneller tot een gezamenlijke inzet kan worden gekomen, onder andere bij crisisbeheersingsoperaties, zijn bezien. De nauwere samenwerking moet uitmonden in de oprichting van een «Deployable Air Defence Task Force», analoog aan de met België overeengekomen «Deployable Air Task Force». Deze zal zowel de betrokken landen als de Navo een grotere flexibiliteit geven. Dit streven is een stap naar nauwere samenwerking op het gebied van grondgebonden luchtverdediging, waarbij de samenwerking met het Duits-Nederlandse legerkorps een bijzondere plaats inneemt. De samenwerking met België op het gebied van «command and control», jachtvliegtuigoperaties, luchtruimbewaking en luchttransport wordt waar mogelijk verder uitgewerkt.

De samenwerking met Midden- en Oost-Europese landen richt zich met name op Hongarije, Polen, Tsjechië en Slowakije. In 1996 zal een kleine Hongaarse jachtvliegeenheid in Nederland oefenen. Ook met Polen, Tsjechië en Slowakije worden oefeningen en uitwisselingsprogramma's voorzien met als doel de samenwerking, in het bijzonder op het gebied van vredesoperaties, te bevorderen.

2.4.2 Voortgang herstructurering

De reducties en herstructureringen ten gevolge van de Defensienota en de Prioriteitennota worden voortgezet. Tegelijkertijd wordt door de doelmatigheidsoperaties de personele omvang verder verkleind. Ten opzichte van 1990 zal het personeelsbestand in 1997 zijn afgenomen met ongeveer 30 procent.

De veranderingen raken alle pijlers van de Koninklijke luchtmacht. Bij de F-16 jachtvliegtuigen wordt een «Midlife Update» (MLU) uitgevoerd, bij de Tactische helikoptergroep Koninklijke luchtmacht worden nieuwe helikopters ingevoerd en komt er een nieuwe organisatiestructuur, de groepen Geleide Wapens zijn recentelijk verplaatst en geherstructureerd en er stroomt een geheel nieuwe luchttransportvloot in. Tegelijkertijd worden verdere doelmatigheidsmaatregelen uitgevoerd.

Sinds januari 1996 zijn de zes operationele F-16 squadrons geconcentreerd op drie «Main Operating Bases»: Leeuwarden, Twenthe en Volkel. De Groep Geleide Wapens is op de vliegbasis De Peel gestationeerd, waarbij tevens operationele Triad-squadrons zijn gevormd. De structuur uit de Prioriteitennota heeft hiermee wat betreft de jachtvliegtuigen en grond-lucht geleide wapens gestalte gekregen. De herstructurering van de vliegbasis Eindhoven en het inrichten van deze basis voor luchttransport verloopt volgens plan. De herstructurering en de herplaatsing van de Tactische helikoptergroep op de vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen is voltooid. De nieuwe helikopters worden thans gefaseerd in gebruik genomen.

De samenvoeging van de Luchtmacht elektronische en technische school en de Koninklijke militaire school luchtmacht resulteert in de oprichting van het Opleidingscentrum Koninklijke luchtmacht te Woensdrecht. Hier worden vanaf 1999 vrijwel alle opleidingen van de Koninklijke luchtmacht verzorgd. Door de invoering van nieuwe wapensystemen (Chinook, Cougar, Apache, enz.) is tijdelijk sprake van een verhoogde opleidingsbehoefte, die nog wordt vergroot door de noodzaak van om- en bijscholing van luchtmachtpersoneel dat anders overtollig zou worden. De invoering van nieuwe wapensystemen leidt tevens tot een grotere behoefte aan vliegers.

2.4.3 Materieelprojecten

De uitvoering van het project MLU voor de F-16 verloopt naar wens. In de periode tot 2001 worden in totaal 138 toestellen gemodificeerd. De F-16 vliegtuigen worden gemodificeerd door het depot Mechanisch Vliegtuigmaterieel en Straalmotoren en Fokker Services te Woensdrecht. In juli 1996 is de eerste proefmodificatie voltooid. Als aanvulling op het MLU-programma wordt in 1997 de verwervingsvoorbereiding afgesloten van nachtzicht- en laserdoelaanstralingsapparatuur (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 66).

De voorstudie-/studiefase van het project ter vervanging van het Orpheus-luchtverkenningssysteem zal in 1997 worden afgesloten (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 16). Vanaf 1997 worden aanvullende lucht-grond precisiewapens verworven, waarmee onbedoelde schade aan de omgeving («collateral damage») zo veel mogelijk wordt voorkomen. Op het gebied van lucht-lucht wapens worden vanaf 1998 Amraam radargeleide raketten ingevoerd (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 91).

Vervanging van de F-16 is voorzien vanaf 2010. De ontwikkeling van een nieuw jachtvliegtuig neemt gemiddeld vijftien jaar in beslag. Daarom wordt nu reeds gekeken naar een mogelijke opvolger van de F-16. Bij deze eerste verkenningen worden zowel Europese als Amerikaanse ontwikkelingen in beschouwing genomen. In beginsel wordt, net als bij de F-16, uitgegaan van een vliegtuig uit het middenspectrum dat verschillende taken kan uitvoeren.

Een van de weinige concrete projecten die momenteel in ontwikkeling zijn, betreft het «Joint Advanced Strike Technology»-programma. Dit programma behelst niet in eerste aanleg de ontwikkeling van een nieuw jachtvliegtuig, maar richt zich op de technologie die daarvoor nodig is. Het project bevindt zich in de demonstratiefase, waarin de betrokken consortia hun uitgewerkte technologieën laten zien. Een belangrijk gegeven voor Nederland is de samenwerking binnen het F-16-programma met de Verenigde Staten, België, Denemarken en Noorwegen. Inmiddels hebben de Amerikanen de Europese landen van het F-16-programma aangeboden deel te nemen, als «limited cooperative partner», aan een onderdeel van de demonstratiefase. De hierbij te verkrijgen informatie kan ook nuttig zijn voor onderzoeksinstellingen en industrieën in Nederland.

De twee KDC-10 vliegtuigen, de twee C-130H-30 Hercules transportvliegtuigen, de Gulfstream-IV en de vier Fokker-60 Utility vliegtuigen maken inmiddels deel uit van de transportvloot. Al deze toestellen zijn op de vliegbasis Eindhoven gestationeerd. Als kleinere transportvliegtuigen zijn, naast de Gulfstream-IV, twee Fokker-50 vliegtuigen (Kamerstukken II 1995/96, 22 895, nr. 13) aangeschaft. Deze worden geleverd in het laatste kwartaal van 1996. De F-27 transportvliegtuigen worden afgestoten.

De eerste zeven Chinooks zijn in gebruik genomen. De resterende zes worden in 1998 afgeleverd. Van de zeventien Cougar transporthelikopters worden er tien in 1996 afgeleverd en zeven in 1997. Alle transporthelikopters worden gestationeerd op de vliegbasis Soesterberg. Ter overbrugging van de periode tot de instroom van de bestelde AH-64D-helikopters, stelt de Amerikaanse overheid twaalf AH-64A Apaches beschikbaar. Deze zullen vanaf begin 1997 op de vliegbasis Gilze-Rijen worden gestationeerd. De AH-64D-helikopters worden tussen 1998 en 2002 ingevoerd.

Een budgettair neutrale ruil van Hawk-systemen voor de luchtverdediging van de vliegbases tegen Crotale-NG systemen blijkt niet mogelijk. Omdat er de afgelopen jaren naast de Crotale andere producten beschikbaar zijn gekomen, is een nieuwe evaluatie van productalternatieven nodig. Zoals in de brief van 20 februari 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 73) is meegedeeld, voeren de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht een gezamenlijke voorstudie en studie uit, waarbij tevens de mogelijkheden van een gemeenschappelijke verwervingsvoorbereiding worden bezien.

Het luchtverdedigingssysteem Patriot zal na 1998 verder worden verbeterd (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 96 en Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 29). Door dit verbeteringsprogramma zal een bijdrage worden geleverd aan de militaire verdediging tegen tactische ballistische raketten die massavernietigingswapens kunnen meevoeren.

2.5 De Koninklijke marechaussee

2.5.1 Algemeen

De afgelopen jaren zijn de civiele taken van de Koninklijke marechaussee geïntensiveerd. Ze zijn onder meer mobieler van aard geworden. Tevens zijn de taken op het gebied van de binnenlandse veiligheid en de handhaving van de rechtsorde veranderd. De traditionele bewakingstaak aan de landsgrenzen en de bijstand aan de grote steden behoren tot het verleden. Nieuw zijn de politietaak op de burgerluchtvaartterreinen, het Mobiel toezicht vreemdelingen en de teams voor de bestrijding van Grensoverschrijdende criminaliteit. Als gevolg hiervan zijn tijdelijk personeelstekorten opgetreden bij de militaire politiedienst. Deze worden eind 1996 ingelopen. Het district Koninklijke marechaussee luchtvaart is gereorganiseerd om te voldoen aan de eisen die de nationale overheid voor de luchthaven Schiphol stelt.

De technische bijstand aan het Korps Politie Nederlandse Antillen op Sint Maarten is verlengd tot 1 april 1998. Ter voorbereiding op de definitieve beëindiging van de samenwerking wordt de sterkte van het detachement vanaf 1996 stapsgewijs teruggebracht van twintig naar tien marechaussees. Aan vredesoperaties worden onverminderd bijdragen geleverd.

2.5.2 Voortgang herstructurering

In 1996, 1997 en 1998 worden, naar aanleiding van de discussie in de Tweede Kamer over de defensiebegroting 1996, in totaal 150 functies minder gereduceerd dan voorzien. De formatiesterkte van de Koninklijke marechaussee zal worden afgestemd op de resultaten van een gehouden evaluatie van de sterkte van de militaire politiedienst.

De verschuiving in de taken van de Koninklijke marechaussee en de omzetting van functies voor onbepaalde tijd in functies voor bepaalde tijd, maakt een reorganisatie van het Opleidingscentrum Koninklijke marechaussee noodzakelijk. Deze reorganisatie, die in 1996 begint en midden 1997 wordt voltooid, zal personeelsneutraal verlopen.

2.5.3 Projecten

Om de informatievoorziening binnen de Koninklijke marechaussee zodanig in te richten dat zowel het militaire als het civiele werk naar behoren wordt ondersteund, moet aan de informatie-architectuur bijzondere aandacht worden besteed. In samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Justitie is begonnen met het project Interim Landelijk Mobilofoonnet. Hiermee wordt een aantal landelijke netten voor de Nederlandse politie en de Koninklijke marechaussee vervangen en wordt de periode tot de invoering van het «Communicatiesysteem-2000» overbrugd. Na invoering kan de Koninklijke marechaussee op elke werklocatie direct toegang krijgen tot landelijke informatiesystemen van de politie.

Voor de huisvesting van de eenheden voor Grensoverschrijdende criminaliteit en Mobiel toezicht vreemdelingen wordt begonnen met de renovatie of de nieuwbouw voor de brigades Eindhoven, Heerlen, Maastricht, Venlo en Weert. Tevens is renovatie en nieuwbouw voorzien voor twee gebouwen van het opleidingscentrum in Apeldoorn. In 1997 is de nieuwbouw gereed voor de concentratie van marechaussee-eenheden in Den Haag, de brigade voor Mobiel toezicht vreemdelingen in Zevenaar en de brigade in Seedorf.

2.6 De Nederlandse Antillen en Aruba

Naast de verdediging van het grondgebied van het Koninkrijk, zijn de defensie-inspanningen in het Caribische gebied met name gericht op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, in het bijzonder de handel in verdovende middelen.

De kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba is in dienst gesteld op 1 februari 1996. Bij brief van 26 april 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 126) is het parlement ingelicht over deze kustwacht en over de Voorlopige Regeling Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Waarschijnlijk zal de kustwacht in 1998 op volle sterkte en volledig operationeel zijn. De functie van commandant Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba wordt vervuld door de commandant der Zeemacht in het Caribische gebied.

De regeling voor de kustwacht noemt de volgende toezichthoudende en opsporingstaken: algemene politietaken, waaronder drugsbestrijdingsoperaties, grensbewaking, douanetoezicht, toezicht op het milieu en de visserij en toezicht op de scheepvaart. De dienstverlenende taken zijn de afwikkeling van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer, alsmede hulpverlening en rampenbestrijding. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State heeft de rijksministerraad een beslissende rol in de regeling gekregen. Het beleid voor de kustwacht wordt voorbereid in de Kustwachtcommissie, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van dertien betrokken ministers van de drie landen. Deze commissie is in mei 1996 voor het eerst bijeen geweest. De beleidsstukken worden ter vaststelling voorgelegd aan de rijksministerraad. Het justitieel beleid wordt vastgesteld door de ministers van Justitie van de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland. Bij gebrek aan overeenstemming tussen de ministers van Justitie beslist de rijksministerraad.

De regering van Aruba heeft de opkomstplicht voor dienstplichtigen opgeschort. Onderzocht wordt hoe Arubaanse vrijwilligers in de Koninkrijks krijgsmacht opgenomen kunnen blijven.

HOOFDSTUK 3: HET PERSONEELSBELEID

3.1 Inleiding

Met ingang van 1 januari 1997 is de overgang naar een vrijwilligerskrijgsmacht een feit. Vooral het voorspoedige verloop van de herstructurering en de tevredenstellende wervingsresultaten hebben geleid tot een generaal pardon voor dienstplichtigen per eind augustus 1996. De opschorting van de opkomstplicht en de daling van het aantal burgers en beroepsmilitairen onbepaalde tijd hebben geleid tot de sterke vermindering van het aantal personeelsleden bij Defensie. Was de begrotingssterkte in 1995 nog krap 90 000, in 1997 zal deze dalen tot ruim 77 000. In 1997 en 1998 zullen de effecten van de herstructurering uit de Prioriteitennota en de Novemberbrief in volle omvang merkbaar worden. Deze jaren zullen dan ook in belangrijke mate in het teken staan van herplaatsingsactiviteiten, ook buiten Defensie.

3.2 De maatschappelijke positie van de militair

Veel van de maatschappelijke verworvenheden en vernieuwingen in de krijgsmacht vinden hun oorsprong in het begin van de jaren zeventig. Sindsdien zijn zowel de krijgsmacht als de samenleving ingrijpend veranderd. De krijgsmacht neemt sinds enkele jaren in internationaal verband veelvuldig aan crisisbeheersingsoperaties deel en zal met ingang van 1 januari 1997 volledig uit vrijwilligers bestaan. In de samenleving wordt over vele zaken, bijvoorbeeld arbeidsverhoudingen, waarden en normen, anders gedacht dan vijfentwintig jaar geleden. Deze ontwikkelingen zijn voldoende reden de maatschappelijke positie van de militair tegen het licht te houden. Een concrete aanleiding is ook het advies van Maatschappelijke Raad voor de Krijgsmacht (MRK) over de vermaatschappelijking en normstelling in een veranderende krijgsmacht.

De krijgsmacht neemt als «zwaardmacht» van de overheid een bijzondere positie in binnen de samenleving. Militairen dienen overal ter wereld onder alle omstandigheden ingezet te kunnen worden. Dat kan alleen maar als zij goed op hun taak zijn voorbereid. De herstructurering leidt tot de daarvoor vereiste professionalisering van de krijgsmacht. Het bijzondere karakter van het militaire beroep dient in het personeelsbeleid, de personeelszorg en de arbeidsvoorwaarden tot uitdrukking te komen. Dit kan afwijken van wat buiten de krijgsmacht gebruikelijk is. De specifieke defensieregelingen lopen uiteen van een eigen werk- en rusttijdenregeling tot een eigen straf- en tuchtrecht. De afwijkingen in de regelgeving hangen vooral samen met de vereisten die het optreden van de krijgsmacht in nationaal en internationaal verband stellen. In de komende tijd zal worden bezien op welke punten aanpassingen nodig zijn om regelingen beter te doen aansluiten bij de veranderde omstandigheden.

Defensie stelt in beginsel dezelfde eisen aan beroepspersoneel zowel voor bepaalde als voor onbepaalde tijd. Dit sluit aan bij de opvatting van de MRK dat BBT'ers volwaardige militairen zijn. Er wordt veel van militairen gevraagd. Idealiter zouden ze aan de volgende eisen moeten voldoen. Militairen moeten kunnen optreden onder extreme omstandigheden met gevaar voor eigen leven. Zij beschikken over fysiek uithoudingsvermogen en psychische stabiliteit. Zij treden correct en gedisciplineerd op en zijn mede daardoor in staat gezag af te dwingen. Militairen zijn loyaal aan het bevoegd gezag. Ze zijn steeds beschikbaar en inzetbaar. Zij werken goed samen zowel met militairen van de eigen eenheid als met collega's in internationaal verband. Militairen treden doortastend op en laten zich niet provoceren. Zij hebben respect voor andere volkeren en culturen. In voorkomende gevallen kunnen zij hardheid combineren met humaniteit. Geen van de bovenstaande eisen is uniek. Bijzonder is wel dat van militairen wordt verwacht dat ze aan de combinatie van het geheel van deze eisen voldoen.

Het gedrag van de militair moet de toets der kritiek in alle omstandigheden kunnen doorstaan. Voor de militair kunnen als wezenlijke waarden en normen worden aangemerkt: verantwoordelijkheid, tolerantie, discipline, flexibiliteit, respect en collegialiteit. Het is belangrijk dat de militair handelt overeenkomstig deze waarden en normen, die een logisch uitvloeisel zijn van de gestelde eisen en het functioneren van de krijgsmacht. Samen zullen ze ten grondslag liggen aan een nader uit te werken gedragscode voor militairen. Hoofdelementen van die gedragscode zijn:

– correcte, gedisciplineerde en integere uitvoering van de opgedragen taken en zorgvuldig omgaan met de aan de krijgsmacht gegeven bevoegdheden en middelen;

– een houding en gedrag waaruit zelfrespect en respect voor de medemens spreekt en die de geloofwaardigheid van de Nederlandse krijgsmacht ook in internationaal verband ondersteunt;

– het geven van steun en hulp in moeilijke omstandigheden;

– bij de taakuitvoering in alle omstandigheden inhoud geven aan de bijzondere verantwoordelijkheid van de krijgsmacht voor het bevorderen van de (inter)nationale rechtsorde, op gepaste, beheerste wijze omgaan met macht en geweld, ook door strikte en voorbeeldige naleving van de (inter)nationale rechtsregels zoals die op het terrein van het humanitaire en oorlogsrecht.

Een gedragscode is nodig vanwege de bijzondere taken van de krijgsmacht, het optreden in internationaal verband, het feit dat de krijgsmacht voor vele militairen niet alleen hun werk- maar ook hun leefomgeving is en het gegeven dat velen zich op jonge leeftijd aanmelden bij de krijgsmacht. Vooral voor de jongeren kunnen duidelijke regels een houvast bieden. Een gedragscode stelt bovendien hoge eisen aan het voorbeeldgedrag van leidinggevenden. Militairen van hoog tot laag moeten elkaar zo nodig op naleving van de gedragscode, die voor de gehele krijgsmacht geldt, aanspreken. De gedragscode zal op een handzame en toegankelijke wijze worden vastgelegd en toegelicht. Elk van de krijgsmachtdelen zal de elementen van de gedragscode, voor zover nodig, uitwerken in concrete gedragsregels.

Veel waarde moet worden gehecht aan burgerschaps- en ethische vorming van de militairen. In de initiële en vervolgopleidingen, alsmede in conferenties van de Geestelijke verzorging, zal aan thema's die hierop betrekking hebben aandacht moeten worden besteed. De krijgsmacht is niet alleen verantwoordelijk voor het bevorderen van ethisch en maatschappelijk aanvaardbaar gedrag, zij heeft ook de plicht ongewenst gedrag te voorkomen en te bestrijden. Dit kan bijvoorbeeld door toepassing van het militair straf- en tuchtrecht.

Met betrekking tot het straf- en tuchtrecht beveelt de MRK aan dit af te stemmen op de opleidings- en oefensituatie, crisisbeheersingsoperaties en oorlogssituaties. Deze aanbeveling bergt het gevaar in zich dat een meervoudig militair straf- en tuchtrecht ontstaat, met als gevolg onduidelijkheid welke regels in welke situatie van toepassing zijn. Voor de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van de militairen is het noodzakelijk dat het militair straf- en tuchtrecht bestaat uit een enkel systeem van ondubbelzinnige regels. Bij het toepassen van deze regels dienen uiteraard de specifieke omstandigheden in aanmerking te worden genomen. Dit laatste is overigens ook de visie van de MRK.

De gedragscode en de waarden en normen komen voort uit de eisen die de krijgsmacht stelt. Tegelijkertijd zullen ze voldoende weerklank moeten vinden in de maatschappij. Anders dan de MRK acht Defensie het niet noodzakelijk een apart college in het leven te roepen om maatschappij en krijgsmacht bij elkaar te houden. Er is geen organisatie met zo'n intensieve in- en uitstroom van en naar de arbeidsmarkt als de krijgsmacht. Ook het reservepersoneel speelt een belangrijke rol in de communicatie met de maatschappij. De beroepsmilitairen bepaalde en onbepaalde tijd nemen, evenals de burgermedewerkers van Defensie, intensief deel aan het maatschappelijk verkeer. Tenslotte zien ook het parlement en de centrales van overheidspersoneel erop toe dat de krijgsmacht voldoende geïntegreerd blijft in de samenleving.

De professionele militair is méér dan een burger in uniform. Dit leidt tot een bijzondere maatschappelijke positie met waar nodig afzonderlijk beleid en regelgeving. Natuurlijk zullen (maatschappelijke) verworvenheden en vernieuwingen ook in de toekomst in de krijgsmacht hun plaats behouden of krijgen, tenzij dat op goede gronden niet kan. Bij de inpassing van de invloeden van de samenleving in de nieuwe krijgsmacht zal het rapport van de MRK worden betrokken.

3.3 Herstructurering

3.3.1 Nieuwe personeelsformatie

In deze begroting zijn de voor 1997 voorziene reducties en financiële consequenties van de Novemberbrief op personeelsgebied gesplitst naar beleidsterreinen en personeelscategorieën. De reductie als gevolg van de Novemberbrief loopt in 1997 op tot ongeveer 1 100 functies.

De vermindering van de reductietaakstelling van de Koninklijke marechaussee loopt op van 50 in 1996 tot 150 in 1998. Door een extra parate genieconstructiecompagnie en enkele instructeurs mijnenruiming komen er bij de Koninklijke landmacht 185 functies bij.

3.3.2 Personeelsvoorziening

In 1995 zijn ruim 7 500 militairen voor een aanstelling voor bepaalde of onbepaalde tijd geworven. In de komende jaren zal vanwege de opschorting van de dienstplicht een extra wervingsinspanning moeten worden geleverd. Er zullen jaarlijks ongeveer 7 400 militairen voor een aanstelling voor een bepaalde tijd moeten worden geworven. De wervingsbehoefte aan militairen voor onbepaalde tijd bedraagt ongeveer 1 000 personen per jaar. De personeelsvoorziening is vanaf 1 april van dit jaar in handen van de Defensie-organisatie voor werving en selectie (DWS). De DWS werkt voor alle defensie-onderdelen. De werving is in 1995 naar tevredenheid verlopen. De wervingsresultaten in de eerste helft van 1996 – een piek- jaar – doen verwachten dat de trend uit vorige jaren ook in 1996 zal worden voortgezet.

3.4 Personeelsvermindering

3.4.1 Reductiebeleid

Het motto van het reductiebeleid is «zorg voor werk, binnen of buiten de defensie-organisatie». Om dat beleid te laten slagen, is met de centrales van overheidspersoneel overeengekomen dat niet uitsluitend individuen overtollig kunnen worden verklaard, maar ook een groep van uitwisselbare functies/functionarissen kan worden aangewezen waarbinnen zich overtolligheid voordoet. Alle tot de aangewezen groep behorende defensiemedewerkers worden gedurende enige tijd in de gelegenheid gesteld om, zo nodig met gebruikmaking van het Sociaal Beleidskader, de organisatie te verlaten, dan wel binnen de organisatie een andere functie te aanvaarden. Indien dit niet tot voldoende resultaat leidt, zal alsnog tot de aanwijzing van individuele overtolligen moeten worden overgegaan. Deze maatregel heeft mede tot gevolg dat herplaatsing en vrijwillige uitstroom beter kunnen worden gespreid. De piek in de overtolligheid in het jaar 1998, die het cumulatieve effect is van de Defensienota, de Prioriteitennota en de Novemberbrief, kan hiermee worden afgevlakt. Binnen de Koninklijke landmacht, waar de reductieproblematiek het grootst is, is in 1996 al begonnen met het aanwijzen van groepen waarbinnen zich overtolligheid voordoet. Overigens geldt voor BOT-personeel, dat in het kader van crisisbeheersings- en vredesoperaties uitgezonden is geweest, dat gedurende tenminste één jaar na uitzending werk binnen Defensie wordt gegarandeerd. Hierop is ook aangedrongen door het parlement bij de behandeling van de defensiebegroting voor 1996.

De instroombeperking voor militair personeel en de vacaturestop voor burgerpersoneel hebben de mogelijkheden van de organisatie vergroot om intern oplossingen te vinden voor overtolligen. Niettemin moet, gelet op de voorziene ontwikkeling van de overtolligheid, voor overtolligen ook werk worden gevonden bij andere overheidsorganisaties en het bedrijfsleven. Daarvoor wordt onder andere gebruikt gemaakt van externe bemiddeling. Dit gebeurt zowel op individuele basis als met behulp van groepsgewijze omscholingsprojecten. De ervaringen met deze projecten zijn zodanig dat hiermee ook in 1997 zal worden doorgegaan.

3.4.2 Overzicht van de personeelsreducties

Ten opzichte van 1990, het ijkpunt van de Prioriteitennota, is de personeelssterkte van Defensie, exclusief de agentschappen, met ruim 39 procent afgenomen. Deze daling is inclusief de reductie als gevolg van de doelmatigheidsmaatregelen die voor 1996 en 1997 gelden. Vergelijking begroting-1997 – Prioriteitennota

 
 PrioriteitennotaBegroting-1997
 gewenste sterkte voor 1997 volgens de Prioriteitennota1aantallen volgens de begroting 1997verschil in % ten opzichte van de Prioriteiten-nota1
Koninklijke marine   
Beroepsmilitairen OT8 9919 0250.4%
Beroepsmilitairen BT4 3564 3560.0%
Totaal militair personeel13 34713 3810.3%
Burgerpersoneel4 6124 6230.2%
Totaal personeel17 95918 0040.2%
Totale reductie t.o.v. 1990220.6%20.4%  
    
Koninklijke landmacht   
Beroepsmilitairen OT11 57112 1594.8%
Beroepsmilitairen BT12 63512 6850.4%
Totaal militair personeel24 20624 8442.6%
Burgerpersoneel 9194 9 114– 0.9%
Totaal personeel33 40033 9581.6%
Totale reductie t.o.v. 1990253.3%52.5%  
Koninklijke luchtmacht   
Beroepsmilitairen OT8 5878 8142.6%
Beroepsmilitairen BT3 3513 3510.0%
Totaal militair personeel11 93812 1651.9%
Burgerpersoneel1 9291 9350.3%
Totaal personeel13 86714 1001.7%
Totale reductie t.o.v. 1990231.4%30.2%  
    
Koninklijke marechaussee   
Beroepsmilitairen OT3 3713 3910.6%
Beroepsmilitairen BT1 1171 078– 3.6%
Totaal militair personeel4 4884 469– 0.4%
Burgerpersoneel 152 1520.0%
Totaal personeel4 6404 621– 0.4%
Totale reductie t.o.v. 1990214.3%14.6%  
    
Centrale organisatie3   
Beroepsmilitairen OT4284310.7%
Burgerpersoneel 903 9737.2%
Totaal personeel1 3311 4045.2%
Totale reductie t.o.v. 199546.8%1.7%  
    
Dico   
Beroepsmilitairen OT1 2591 2791.6%
Beroepsmilitairen BT 258 2580.0%
Totaal militair personeel1 5171 5371.3%
Burgerpersoneel1 3711 4133.0%
Totaal personeel2 8882 9502.1%
    
Homogene Groep Internationale Samenwerking5   
Beroepsmilitairen OT159159  
Beroepsmilitairen BT  1  1 
Totaal militair personeel160160 
Burgerpersoneel  27  27 
Totaal personeel1871870.0%
    
Totaal overzicht Defensie   
Beroepsmilitairen OT34 36635 2582.5%
Beroepsmilitairen BT21 71821 7290.1%
Totaal militair personeel56 08456 9871.6%
Burgerpersoneel18 18818 2370.3%
    
Totaal personeel74 27275 2241.3%
Totale reductie t.o.v. 1990240.3%39.5%  
Duyverman Computer Centrum   
Beroepsmilitairen OT1010  
Burgerpersoneel 560 560 
Totaal personeel570570 
    
Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen   
Beroepsmilitairen OT7575 
Burgerpersoneel1 3111 311 
Totaal personeel1 3861 386 
    
Totaal-generaal76 22877 1801.2%

De Prioriteitennota vermeldt de gewenste personeelssterkte, exclusief personeel dat BV-LOM geniet en exclusief (verwachte) aantallen BDOS. De begrotingssterkte is inclusief BV-LOM-genietenden en aantallen BDOS. De vermelde aantallen zijn uitgedrukt in volle tijds equivalenten op basis van een 38-urige werkweek.

1 De personeelssterktereeks voor 1997 uit de Prioriteitennota is bijgesteld voor die mutaties in de personeelssterkte welke voor de berekening van de omvang van de reducties buiten beschouwing dienen te blijven. In deze mutaties zijn verwerkt de doorwerking van de 1e tranche doelmatigheidsmaatregelen uit de begroting-1996, de effecten van de 2e tranche doelmatigheidsmaatregelen met ingang van de begroting-1997, de Homogene Groep Internationale Samenwerking, overhevelingen tussen beleidsterreinen en beleidsbijstellingen.

2 De begrote sterkte 1990 is het zgn. ijkpunt voor de personeelsreducties (zie Defensienota, blz. 164). De vermelde percentages zijn de totale reducties inclusief de opschorting van de opkomstplicht voor dienstplichtigen van het desbetreffende beleidsterrrein.

3 In de begrotingssterkte van 1997 is de vijf procent reductie in het kader van CO/Haagse staven verwerkt. Deze vijf procent heeft uitsluitend betrekking op beleids(-ondersteunende) functies. Aangezien de aantallen BDOS deel uitmaken van de begrotingssterkte zijn de vijf procent reductie en de overtolligheid als gevolg hiervan niet zichtbaar in de begrotingssterkte van 1997. De aantallen BDOS zijn toegenomen door de vervroegde opheffing van de directie Dienstplichtzaken, waardoor de begrotingssterkte 1997 relatief minder gedaald is t.o.v. de gewenste sterkte voor 1997 volgens de Prioriteitennota.

4 Voor de Centrale organisatie wordt met ingang van 1996 de herziene begroting-1995 gehanteerd als ijkpunt omdat de omvangrijke overhevelingen naar het Dico een incorrect beeld zouden geven van de personeelsreductie.

5 In verband met de herijking van het buitenlands beleid is met ingang van 1997 de Homogene Groep Internationale Samenwerking in het leven geroepen (artikel 08.04 van de artikelsgewijze toelichting), waaruit onder meer de attachés en hun ondersteuning worden gefinancierd (zie paragraaf 7.10).

3.5 Arbeidsvoorwaarden

3.5.1 Arbeidsvoorwaarden algemeen

Op 16 november 1995 is in het Sectoroverleg Defensie overeenstemming bereikt over de arbeidsvoorwaarden voor de periode 1995–1997. Onderdeel van het akkoord is de afspraak te onderzoeken of bij Defensie meer flexibele werktijden verantwoord kunnen worden geïntroduceerd, in samenhang met herverdeling van arbeid. Daarbij moet tevens de vraag worden beantwoord hoe zo'n maatregel de overtolligheid bij Defensie kan verminderen.

Met name voor het arbeidsvoorwaardenbeleid voor militair personeel, dat vanaf de jaren zestig vorm en inhoud heeft gekregen, geldt dat er aanleiding is te bezien of het nog voldoende past bij de veranderde omstandigheden. Een punt van aandacht daarbij is dat, op grond van het «Raamwerk verbeterd economisch beheer», de beslissingsvrijheid van commandanten van resultaatverantwoordelijke eenheden zal worden vergroot. Dat betekent dat ook personele bevoegdheden lager in de organisatie worden gelegd.

Dit mag niet leiden tot verminderde rechtszekerheid voor het personeel; de kaders waarbinnen commandanten personele beslissingen kunnen nemen, moeten duidelijk zijn. Daartoe zullen het militair ambtenarenregelement, de bezoldigingsvoorschriften enz. worden aangepast. De noodzaak van nadere uitwerking in interne voorschriften op krijgsmachtdeelniveau komt dan te vervallen.

3.5.2 Reservistenbeleid

Op 21 mei 1996 is aan het parlement de nota «Het reservepersoneel in de professionele krijgsmacht» aangeboden (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 104). Deze nota is mede een reactie op advies nummer 32 van de Maatschappelijke Raad voor de Krijgsmacht: «De positie van reservisten in Krijgsmacht en samenleving». In de Prioriteitennota was al aangekondigd dat nader onderzoek nodig was naar de plaats binnen de organisatie en naar de samenstelling en de functie van het reservepersoneel. De nota reservistenbeleid zet het beleid uiteen ten aanzien van het reservepersoneel. Daarbij wordt aandacht besteed aan een vrijwillige beschikbaarheid van reservisten. Er wordt naar gestreefd hen gemotiveerd en actief bij de krijgsmacht betrokken te houden. In de Militaire ambtenarenwet zal een grondslag worden opgenomen voor de reserveverplichtingen van ex-beroepspersoneel. In de Wet voor het reservepersoneel der Krijgsmacht 1985 zal de duur van deze en van andere, vrijwillig aangegane reserveverplichtingen worden geregeld.

3.6 Beleid voor postactieven

3.6.1 Pensioenen en sociale zekerheid

Per 1 april 1997 zal voor het burgerpersoneel de regeling «flexibel vervroegd uittreden» in werking treden. Deze regeling, die in de plaats komt van de Vut, voorziet in een mogelijkheid op 62-jarige leeftijd uit te treden tegen 70 procent van de laatstgenoten bezoldiging. Ook kent de regeling keuzevrijheden om eerder, later of gedeeltelijk uit te treden. Het nieuwe systeem voor flexibel uittreden gaat gepaard met verschillende overgangsregelingen, onder meer voor diegenen die ouder zijn dan 50 jaar of een bepaald aantal jaren in dienst zijn. Over aanvullende sectorale aanspraken wordt overleg gevoerd met de Sectorcommissie Defensie.

Mede in verband met de veranderende personeelssamenstelling van de krijgsmacht is een onderzoek begonnen naar een vernieuwing van de zogenoemde diensteinderegelingen voor het militair personeel. Er is hier een duidelijk verband met het onderzoek naar een andere financieringsvorm van de militaire ouderdomspensioenen, die tot nu toe uit de begroting worden gefinancierd. Dit onderzoek wordt eind dit jaar afgerond. De uitkomsten daarvan worden in de Sectorcommissie Defensie besproken.

Er is een contract gesloten met de Stichting pensioenfonds ABP over de uitvoering van de militaire nabestaandenpensioenen, zoals die is neergelegd in het Militaire nabestaandenreglement. Dit komt voort uit de privatisering van het ABP per 1 januari 1996. Er is rekening gehouden met de gevolgen voor de nabestaandenpensioenen voor het overheidspersoneel van de per 1 juli 1996 ingevoerde Algemene nabestaandenwet. In de Raad voor het Overheidspersoneel is voor 1996 en 1997 een tijdelijke reparatie afgesproken, in afwachting van een structurele herziening van het nabestaandenpensioenen. Voor het burgerpersoneel zijn deze afspraken neergelegd in het Pensioenreglement van de Stichting pensioenfonds ABP en in de desbetreffende rechtspositievoorschriften.

In het arbeidsvoorwaardenakkoord is onder meer overeengekomen de aanspraken op de wachtgeldregelingen voor het defensiepersoneel te versoberen. Uitgangspunt is de invoering van een meer activerende regeling overeenkomstig de Werkloosheidswet. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de positie van werknemers van 40 jaar en ouder. De nieuwe regeling – het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel – is per 1 juli 1996 in werking getreden en geldt voor ontslagsituaties van na die datum, die niet onder het Sociaal Beleidskader Defensie vallen.

Per 1 januari 1998 zal het overheidspersoneel onder de werking van de werknemersverzekeringen worden gebracht. Dit betekent dat het stelsel van sociale zekerheid voor het overheidspersoneel moet worden gewijzigd. De aanspraken die het overheidspersoneel heeft in verband met ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid worden dan gescheiden in een wettelijk en een bovenwettelijk deel. Het wettelijk deel wordt gevormd door de werknemersverzekeringen. De bovenwettelijke aanspraken voor het defensiepersoneel worden vastgelegd in de Algemene militaire pensioenwet en de verschillende rechtspositievoorschriften. Over de wijzigingen in de regelgeving wordt overleg gevoerd in de Sectorcommissie Defensie.

3.6.2 Nazorg bij uitzending en veteranenbeleid

Door de deelneming aan vredesoperaties groeit het aantal militairen dat heeft gewerkt onder oorlogs- of daarmee gelijk te stellen omstandigheden gestaag. Bij de uitzending van eenheden wordt veel aandacht besteed aan de bescherming van militairen tegen de lichamelijke en geestelijke gevolgen van oorlog en geweld. Ook na terugkeer blijft dit een punt van aandacht.

Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kan niet worden voorkomen dat een aantal militairen als gevolg van de deelneming aan vredesoperaties fysieke of psychische problemen krijgen. De zorg voor die militairen vraagt bijzondere aandacht. Daarvoor is een uitgebreid netwerk van gespecialiseerde hulpverleners beschikbaar. Militairen die uitgezonden zijn geweest en de dienst hebben verlaten, kunnen via de Stichting Dienstverlening Veteranen een beroep doen op hulp. Hulpverlening kan in die gevallen, afhankelijk van de voorkeur van de betrokken veteraan, worden verleend door zowel civiele hulpverleningsinstanties als door instanties van de krijgsmacht.

Op verzoek van Defensie doet de Vrije Universiteit onderzoek naar de ontwikkeling van de aard en omvang van de nazorg. Dat zal zich voornamelijk richten op militairen die hebben deelgenomen aan uitzendingen sinds de periode Libanon. Naar de zorgbehoefte van veteranen van vóór die periode is al wetenschappelijk onderzoek gedaan. Bij het onderzoek zal ook aandacht worden besteed aan de ervaringen en de behoefte aan hulp van gezinsleden. Bij het onderzoek zullen – naast de behoefte aan zorg – de structuur van de zorgverlening en de daarmee verbonden geldstromen in kaart worden gebracht. Een begeleidingscommissie onder leiding van een onafhankelijke voorzitter zal aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek beleidsaanbevelingen formuleren. De resultaten worden in de eerste helft van 1997 verwacht. Daarnaast wordt een nieuw onderzoek verricht naar de gezondheidsklachten van militairen die in Cambodja hebben gediend. Het onderzoek, dat wordt uitgevoerd door de universiteit van Nijmegen, zal anderhalf tot twee jaar duren.

In 1997 zal veel aandacht en inspanning nodig zijn om het voornemen van de regering uit te voeren om, als een uiting van erkenning en respect, gewezen dienstplichtigen die langer dan twee jaren en korter dan vijf jaren dienst hebben verricht, waarvan een deel in Nederlands-Indië, een uitkering te verstrekken.

HOOFDSTUK 4: HET MATERIEELBELEID

4.1 Inleiding

Door de deelneming aan de vredesoperaties wordt materieel intensiever en soms anders gebruikt dan voorzien. Dit kan leiden tot meer slijtage, wat extra onderhoud vergt of tot een eerdere vervanging noodzaakt. Ook is soms de aanschaf van specifiek materieel noodzakelijk. Het belang van interoperabiliteit en standaardisatie wordt bij deze operaties onderstreept. Dit zal in het materieelbeleid meer aandacht krijgen. In internationaal verband zijn mechanismen ontwikkeld om schaalvergroting, standaardisatie en interoperabiliteit te bevorderen: het «Conventional Armaments Planning System» (Caps) en het «Equipment Replacement Schedule» (ERS). Nederland zal de geboden mogelijkheden voor samenwerking optimaal blijven gebruiken.

Onlangs is het parlement ingelicht over de resultaten van de evaluatie van het Defensie Materieelkeuze Proces (DMP). In het herziene DMP wordt, vooral met het oog op de interne besluitvorming, ook voor projecten op het gebied van automatisering en infrastructuur van meer dan f 5 miljoen de DMP-procedure toegepast. Dit geldt eveneens voor exploitatieprojecten met dezelfde financiële omvang en met een technologisch dan wel operationeel sterk vernieuwend karakter. Het DMP zal in 2000 opnieuw worden geëvalueerd.

Een belangrijk nieuw element in het materieelbeleid is het gestructureerd interdepartementaal overleg. Jaarlijks wordt overleg gevoerd over projecten in de verwervingsvoorbereidingsfase die rechtstreeks verband houden met beleidsterreinen of wetgeving van andere ministeries, die van belang zijn in het kader van medegebruik of die een financiële omvang hebben van meer dan f 500 miljoen. Dit overleg wordt gevoerd sinds eind 1995.

4.2 Logistiek beleid

Bij de onderhoudsbedrijven zijn de mogelijkheden tot uitbesteding van de ondersteunende materieel-logistieke taken geïnventariseerd. Dit heeft geleid tot de vaststelling van de toekomstige logistieke capaciteit. Deze is afgestemd op de minimale behoefte. Er zal slechts in uitzonderingsgevallen sprake zijn van een restcapaciteit. Het uitgangspunt is eventuele restcapaciteit in de eerste plaats te vullen met werk voor organisaties binnen de rijksoverheid. Het uitbesteden van werkzaamheden terwijl eigen capaciteit onbenut blijft, moet worden vermeden.

De economische afweging tussen vervanging en levensduurverlengend onderhoud berust op de levensduurkosten van de alternatieven. Bij de beoordeling van de kosteneffectiviteit van defensiematerieel wordt meer en meer aandacht geschonken aan de totale levenscyclus van de systemen: ontwerp, exploitatie en afstoting. Kosten die ontstaan bij het ontwerp drukken immers gedurende de totale gebruiksperiode op de exploitatie. Ook het gebruik van het materieel bij vredesoperaties zal hierbij worden betrokken. Ontwikkelingen in de informatietechnologie bevorderen de beheersing en de reductie van de levensduurkosten. Binnen de Navo krijgen deze ontwikkelingen, die bekend staan onder de naam «Continuous Acquisition and Lifecycle Support» (Cals), momenteel veel aandacht.

In de komende jaren zal het elektronisch bestellen van onderdelen bij leveranciers zijn intrede doen. Verwacht wordt dat dit besparingen oplevert en tevens de betrouwbaarheid bevordert. De bestel- en levertijden worden aanmerkelijk korter. Hierdoor kan doelmatiger met de voorraadvorming worden omgegaan. Elektronisch bestellen vereist het sluiten van raam- en afroepovereenkomsten. Dergelijke overeenkomsten zullen overeenkomstig het bestaande beleid in concurrentie worden aanbesteed.

4.3 Internationale materieelbetrekkingen

Naast de operationele noodzaak van internationale samenwerking spelen bij internationale materieelbetrekkingen ook politieke, economische en financiële factoren een rol. Zo wordt in het licht van het streven naar een meer Europese identiteit van het defensiematerieelbeleid belang toegekend aan de versterking van de Europese defensietechnologische en -industriële basis.

In Navo-verband legt de «Conference of National Armaments Directors» de nadruk op potentiële multinationale samenwerkingsprojecten zoals het «Alliance Ground Surveillance» systeem. Het parlement zal hiervan op de hoogte worden gesteld. In Weu-verband worden de defensiematerieelaangelegenheden behartigd door de «Western European Armaments Group» (Weag). De in 1995 opgerichte «Weag Research Cell» zal op termijn moeten uitgroeien tot een Europees wapenagentschap. Voorzien wordt dat in een latere fase grote materieelsamenwerkingsprogramma's in het agentschap kunnen worden ondergebracht. Tevens worden de mogelijkheden onderzocht voor aansluiting bij het Frans-Duitse wapenagentschap.

Bilaterale samenwerking heeft veelal meer kans van slagen dan multilaterale samenwerking. De meest voor de hand liggende landen voor samenwerking zijn die landen waarmee Nederland al nauwe operationele en materiële banden heeft. Met Duitsland is een «Memorandum of Understanding» gesloten op het gebied van materieelsamenwerking.

De bilaterale contacten met de Midden- en Oost-Europese landen zullen in de nabije toekomst op materieelgebied verder toenemen. Daarbij zullen de samenwerkingsactiviteiten steeds meer verschuiven van eenzijdige activiteiten zoals advisering, naar activiteiten met een wederzijds belang. Naast informatie-uitwisseling met die landen op het gebied van verwerving, planning en projectmanagement, zijn gecombineerde missies voorzien van Defensie, Economische Zaken en de industrie. Er zal gekeken worden naar de mogelijkheden van materieelschenkingen. Bij materieelaanschaffingen zal worden gekeken naar leveranciers uit Midden- en Oost-Europese landen. In het kader van de samenwerking met deze landen zullen «pilotprojecten» op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling worden opgezet. Het eerste project wordt met Polen uitgevoerd. Het richt zich op de analyse van chemische strijdmiddelen en aanverwante chemische verbindingen.

4.4 Defensie-industrie

De relatie van Defensie met de defensie-industrie wordt in eerste instantie bepaald door de behoeften van Defensie. Door materieelaanschaffingen levert Defensie een eigen bijdrage aan het industriebeleid. Compensatie-orders zijn daarbij een belangrijk instrument. De minister van Economische Zaken heeft in dit verband, mede namens de staatssecretaris van Defensie, een brief aangeboden aan het parlement over de afdwingbaarheid van compensatieverplichtingen (Kamerstukken II 1995/96, 24 793, nr. 1). Defensie en Economische Zaken hebben hun afspraken over de inschakeling van het Nederlandse bedrijfsleven geactualiseerd en vastgelegd in het vernieuwde Protocol van samenwerking tussen beide ministeries. De overheid neemt voor de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij defensie-opdrachten alleen in uitzonderingsgevallen extra kosten voor haar rekening. Via een goede informatieverstrekking aan en over de Nederlandse defensie-industrie probeert Defensie deze van dienst te zijn. De Stichting Nederlandse industriële inschakeling defensie-opdrachten (NIID) speelt hierbij een rol als tussenpersoon. Ook wordt de industrie ondersteund bij de voorbereiding en de deelneming aan defensiebeurzen in het buitenland.

Er is speciale aandacht voor bepaalde industriële sectoren. Het defensiematerieelbeleid kan bijdragen tot de instandhouding, in bondgenootschappelijk en in Europees verband, van de defensietechnologische en –industriële basis in Nederland. Voorbeelden zijn de gespecialiseerde marinebouw en de ontwikkeling van de hoogwaardige radarsystemen door Holland Signaal Apparaten (HSA).

4.5 Afstoting

De opbrengsten van overtollige roerende en onroerende zaken waren in 1995 gunstig. Enerzijds is aan de taakstelling voldaan en anderzijds zijn termijnbetalingen op tijd ontvangen. De lopende besprekingen over de afstoting van overtollige roerende en onroerende zaken rechtvaardigen de verwachting dat dit gunstige beeld ook in 1996 en 1997 zal worden voortgezet. In 1995 hebben de verkopen in totaal f 172 miljoen opgebracht. De verkoop van strategische roerende zaken heeft f 104 miljoen opgebracht. De verkoop van niet-strategische roerende zaken leverde f 31 miljoen op. De opbrengst uit de verkoop van onroerende zaken in 1995 bedroeg f 37 miljoen.

De vooruitzichten voor 1996 en 1997 zijn, zoals gezegd, goed. Een belangrijk deel van de opbrengst bestaat uit betalingen voor de in 1992 verkochte S-fregatten en de in 1994 verkochte YPR-765 pantservoertuigen. In 1996 zijn twee S-fregatten aan de Verenigde Arabische Emiraten verkocht, door tussenkomst van het Nederlandse bedrijfsleven. De levering zal plaatsvinden in 1997 en 1998. Deze verkoop maakt deel uit van een groter pakket producten en diensten waarbij Nederlandse bedrijven betrokken zijn.

Als gevolg van het in 1996 gehouden doelmatigheidsonderzoek zullen meer onroerende zaken worden afgestoten. De geraamde meeropbrengst voor de verkoop van objecten waarvan afstoting zonder meer mogelijk is, bedraagt f 60 miljoen. In het kabinet is overeengekomen dat Defensie voor de jaren 1997 tot en met 1999 een inspanningsverplichting op zich zal nemen extra opbrengsten bij de verkoop van (on)roerende zaken te bereiken (zie ook paragrafen 7.1 en 7.4).

4.6 Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling

De verzakelijking van de relatie met de organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) heeft geleid tot een betere afstemming van onderzoeken en adviezen op de behoeften van Defensie. Programma's en projecten die een breder belang dienen dan dat van Defensie, worden afgestemd met andere ministeries. De interdepartementale Commissie ontwikkeling defensiematerieel (Codema) beoordeelt projectvoorstellen voor de ontwikkeling van technologie én materieel op hun waarde voor de krijgsmacht en het bedrijfsleven. Voortaan zal Defensie ook zo veel mogelijk de internationale technologie- en materieelontwikkelingsprojecten onder de regeling van de Codema brengen.

De Europese samenwerking in defensietechnologie levert in het kader van de «European Cooperation for the long term in Defence» (Euclid) steeds meer resultaten op, met name wat betreft sensoren, materialen, avionica, informatietechnologie en simulatoren. Defensie geeft jaarlijks ongeveer f 10 miljoen uit aan Euclid-projecten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Binnen Euclid is begin 1996 begonnen met een jaarlijkse conferentie om de Europese industrie te informeren over de onderzoeks- en technologiebehoeften van de Europese overheden. Op grond van deze informatie kunnen samenwerkende Europese industrieën voorstellen ter financiering aan de overheden voorleggen.

Om de voor Defensie belangrijke onderzoeksinstituten te laten profiteren van compensatieverplichtingen van buitenlandse ondernemingen, zullen de onderzoeksbelangen worden betrokken bij de onderhandelingen.

HOOFDSTUK 5: DE DOELMATIGHEIDSOPERATIE

5.1 Algemeen

Elk half jaar wordt de Tweede Kamer over de voortgang van de doelmatigheidsoperatie ingelicht. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het verloop van de doelmatigheidsoperatie gedurende de eerste helft van 1996. Er wordt ingegaan op het Defensie interservice commando (Dico) voor ondersteunende diensten en bedrijven en op een aantal nieuwe interservice bedrijven. Een belangrijk deel van de doelmatigheidsprojecten wordt op dit ogenblik uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt ook aandacht besteed aan recente en toekomstige ontwikkelingen in die lopende projecten.

De geraamde doelmatigheidswinst voor 1997 wordt bereikt. In de artikelsgewijze toelichting (artikel U 08.03) is aangegeven op welke terreinen deze wordt verwezenlijkt. Omdat nagenoeg alle bedrijven en diensten van de groep Defensie-ondersteuning (GDO) zijn opgenomen in het Dico, is de GDO als zelfstandig beleidsterrein verdwenen uit de begroting (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 69). Het beleidsterrein Dico is hiervoor in de plaats gekomen. Naar dit nieuwe beleidsterrein worden de budgetten overgeheveld van de krijgsmachtdelen, de Koninklijke marechaussee en de Centrale organisatie (CO), inclusief de GDO, voor producten en diensten die nu door het Dico worden geleverd.

5.2 Het Dico

Per 1 april 1996 is het Dico opgericht (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 60). Het staat ten dienste van de hele defensie-organisatie. In beginsel zullen daarom alle diensten en bedrijven die defensiebreed ondersteunende taken verrichten in het Dico worden ondergebracht. Vanaf 1 april 1996 maakt de Defensie-organisatie voor werving en selectie (DWS) deel uit van het Dico, vanaf 1 mei 1996 de Defensie verkeers- en vervoersorganisatie (DVVO), vanaf 1 juli 1996 de diensten voor Geestelijke verzorging en vanaf 2 september het Geneeskundig facilitair bedrijf (GFB).

Daarnaast zijn ook de diensten en bedrijven van de GDO vanaf 1 april 1996 in het Dico opgenomen. Dat zijn het Duyverman Computer Centrum (DCC), de dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGWT), het Instituut Defensieleergangen, het Defensie Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum, de dienst Personeels- en Salarisadministratie, de dienst Militaire Pensioenen en het Defensie Materieel Codificatiecentrum. Alleen de dienst Facilitaire Zaken, die voornamelijk voor de Centrale organisatie werkt, is niet overgegaan naar het Dico. De GDO is per 1 april 1996 opgeheven. Er werken in 1997 bij het Dico ongeveer 4 900 personen.

De ondersteunende diensten en bedrijven opereren binnen het Dico als resultaatverantwoordelijke eenheden. Deze diensten en bedrijven bezitten een zodanige mate van zelfstandigheid, dat zij zelf een zakelijke relatie met de klanten bij Defensie kunnen onderhouden. Voor de diensten en producten van de Dico-bedrijven blijft het beginsel van gedwongen winkelnering van kracht. Het DCC en de DGWT behouden de status van agentschap. Voor hen geldt geen gedwongen winkelnering, wèl een gedwongen offerterecht.

5.3 Opleidingen

Het project opleidingen bevindt zich in de tweede fase: de herstructurering van het opleidingsveld. Inmiddels is de inventarisatie van dat veld voltooid en worden nadere onderzoeken naar mogelijkheden tot doelmatigheidswinst verricht. Over de besluiten die hieruit voortkomen, zal het parlement worden ingelicht.

5.4 Het Geneeskundig facilitair bedrijf

Per 2 september 1996 is het Geneeskundig facilitair bedrijf opgericht. Op 15 maart 1996 is het parlement over het GFB ingelicht (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 83). Het GFB gaat de gezamenlijke geneeskundige dienstverlening voor de krijgsmachtdelen verzorgen, met uitzondering van de eerste lijns geneeskundige zorg. Deze is zodanig verweven met de operationele eenheden dat zij buiten de doelmatigheidsoperatie blijft. Deze doelmatigheidsoperatie is immers uitsluitend gericht op de ondersteunende eenheden. Het GFB zal taken vervullen op de gebieden van de medisch specialistische zorg (waaronder het Centraal Militair Hospitaal en het Militair Revalidatiecentrum), de geneeskundige opleidingen, de geneeskundige logistiek en het gezamenlijke geneeskundige beleid.

5.5 Informatietechnologie/telematica

Naar aanleiding van het onderzoek naar de vorming van één defensie-informatietechnologiebedrijf en één defensietelematicabedrijf is een contra-expertise uitgevoerd. Hierin is voorgesteld in plaats van de genoemde twee defensiebedrijven één defensiebedrijf op het gebied van telematica op te richten. Aldus is besloten. In de defensietelematica-organisatie zullen worden opgenomen het Duyverman Computercentrum (DCC), de dienstencentra voor automatisering van de krijgsmachtdelen, het netwerkbeheer van de Koninklijke marine, het landelijke telematicabedrijf van de Koninklijke landmacht en het «Netherlands armed forces integrated network» (Nafin). Met de specifieke operationele belangen van de Koninklijke luchtmacht bij het Nafin zal rekening worden gehouden.

Daarnaast is een afzonderlijk project «Herinrichting informatievoorziening» begonnen. In dit project wordt een nieuw defensiebreed beleid voor informatietechnologie (IT) ontwikkeld. Er zijn drie aanleidingen voor de aanpassing van het huidige beleid. De eerste is een vergroting van de doelmatigheid bij de aanwending van de omvangrijke IT-middelen. Ten tweede heeft de invoering van decentrale bedrijfsvoering gevolgen voor de geautomatiseerde informatievoorziening. Er is een overgang van een centraal en functioneel aangestuurde organisatie naar een decentrale en productgerichte organisatie. De informatiesystemen moeten daarop worden afgestemd. Ten derde noodzaakt de toenemende samenwerking tussen krijgsmachtdelen en de clustering van taken in interservice bedrijven tot een intensivering van de informatie-uitwisseling. Daarvoor moeten voorzieningen worden getroffen om de huidige geautomatiseerde informatiesystemen, die voor een belangrijk deel volgens krijgsmachtdeelspecifieke standaards zijn ontwikkeld, met elkaar te kunnen laten communiceren.

De gewenste herstructurering van de informatievoorziening gaat uit van:

– integrale informatiesystemen per organisatie-eenheid;

– zo veel mogelijk samengesteld uit standaardcomponenten;

– gegroepeerd rondom gemeenschappelijke gegevens.

De geschetste herstructurering van de informatievoorziening zal geleidelijk moeten worden uitgevoerd. Hiervoor zal het nodig zijn bestaande geautomatiseerde systemen zodanig aan te passen dat het mogelijk is om deze stap voor stap te vervangen door nieuwe componenten. Bovendien zal het om rendementsoverwegingen noodzakelijk zijn om delen van bestaande systemen zo enigszins mogelijk voor hergebruik geschikt te maken.

5.6 Onderhoud en logistiek

De bedrijven voor hoger onderhoud van de krijgsmacht worden gereorganiseerd. Als onderdeel van die reorganisatie is de verplaatsing van het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf van Oegstgeest naar Den Helder voorzien.

Binnen het project onderhoud en logistiek zijn midden 1996 de onderzoeken naar de volgende projecten afgesloten:

– kleding en persoonsgebonden uitrusting;

– niet-defensiespecifieke artikelen;

– brandstoffen en onderhoudsmiddelen;

– munitie en reservedelen;

– de concentratie van het onderhoud aan wielvoertuigen en mechanische gronduitrustingen in één verzorgingscommando;

Over de resultaten hiervan zal het parlement worden ingelicht. Het onderzoek naar IT-maatregelen op materieel-logistiek gebied zal dit najaar worden voltooid.

In het kader van de doelmatigheidsoperatie is de vorming van één verwervingsorganisatie voor de gehele krijgsmacht onderzocht. Naar aanleiding hiervan is besloten de materieeldirecties van de krijgsmachtdelen op overlappende gebieden zo veel mogelijk te laten samenwerken. Bovendien is voor alle materieeldirecties besloten tot maatregelen die de organisatiestructuur en de functionele en ondersteunende processen verder verbeteren.

De commerciële functie zal worden versterkt, onder meer door het bijeenbrengen van contractmanagers. Hiermee zullen schaalvoordelen worden behaald en zal de deskundigheid worden bevorderd. Ook zal het projectmanagement worden versterkt. Andere maatregelen zijn de verdere verbetering van het kosteninzicht, de bevordering van kostenbewustzijn en het waarborgen van voldoende commerciële deskundigheid bij verwervingen buiten het materiële functiegebied. Van groot belang is ook de maatregel «best practice», waarbij de directies materieel voortdurend de eigen organisatie en werkwijze intern en extern vergelijken om te komen tot verdere verbeteringen. De invoering van de bovengenoemde maatregelen zal de komende twee jaren permanent aandacht vergen.

5.7 Centrale organisatie/Haagse staven

In de Novemberbrief is meegedeeld dat de beleidscapaciteit van de CO en de krijgsmachtdeelstaven met 25 procent zal worden ingekrompen. In de vorige voortgangsrapportage over de doelmatigheidsoperatie (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 60) is gemeld dat de aanpak voor het project CO/Haagse staven was vastgesteld. Hierin is sprake van zowel taakstellingen als thematische onderzoeken. Dit houdt voor de CO in dat zowel voor 1996 als 1997 een taakstellende reductie van vijf procent van het aantal beleids(-ondersteunende) functies geldt. Voor de Haagse staven geldt dat de bevelhebbers vanaf 1998 zelfstandig hun aandeel uitvoeren van de reductie van 25 procent op beleids(-ondersteunende) functies in de Haagse staven. Zij zijn binnen bepaalde voorwaarden, zoals een goede informatievoorziening van de CO, vrij te bepalen hoe deze reductie voor hun krijgsmachtdeelstaven gestalte krijgt.

Bij de CO is al een begin gemaakt met de eerste reductie van vijf procent van het aantal beleids(-ondersteunende) functies. Voor 1996 is hieraan al voldaan. Naast deze taakstellende reductie zijn er in de loop van 1996 zeven thematische onderzoeken begonnen, met als doel een bijdrage te leveren aan de reductie van 25 procent. Het gaat om onderzoeken naar de volgende thema's:

– integratie van de planningsfunctie bij de CO;

– integratie van het korte-termijnplan en de begroting;

– integratie van de taken op het terrein van de arbeidsvoorwaarden en daarmee samenhangende juridische taken, alsmede integratie van de juridische taken;

– integratie van de internationale taken bij de CO;

– integratie van de wetenschappelijke onderzoeksfuncties;

– bundeling van de organisatie-, informatie- en adviescapaciteit;

– verbetering van de werkwijze van de CO.

De onderzoeken zijn niet gericht op wijziging van de organisatiestructuur, al is niet op voorhand uit te sluiten dat de resultaten toch tot een aanpassing leiden. De resultaten van de thematische onderzoeken worden eind 1996 verwacht. Indien de onderzoeksresultaten onvoldoende personele reducties opleveren, zullen deze alsnog taakstellend worden opgelegd om de 25 procent te verwezenlijken.

5.8 Defensie bewakings- en beveiligingsorganisatie

Uit het doelmatigheidsonderzoek op het gebied van bewaking en beveiliging blijkt dat het grootste deel van het bewakingspersoneel van de Koninklijke luchtmacht, als gevolg van eerdere doelmatigheidsmaatregelen, ook operationele taken heeft. De oprichting van een Defensie bewakings- en beveiligingsorganisatie is daarom niet mogelijk in het kader van de doelmatigheidsoperatie, die immers alleen de ondersteunende organisatie-eenheden van de krijgsmacht betreft. Derhalve is het project bewaking en beveiliging beëindigd.

5.9 Geestelijke verzorging

De diensten voor de rooms-katholieke, protestantse, humanistische en joodse geestelijke verzorging in de krijgsmacht zijn per 1 juli 1996 in het Dico ondergebracht. De betrokken diensthoofden behouden hun directe toegang tot de bevelhebbers. De reorganisatie van de geestelijke verzorging is vastgelegd in een reorganisatieplan. Hierover is overeenstemming bereikt met de zendende instanties en de buitengewone medezeggenschapscommissie diensten Geestelijke verzorging, die speciaal voor deze reorganisatie is opgericht. De totale reorganisatie en de reductie van het aantal geestelijke verzorgers en hun ondersteuning zullen per 1 januari 2000 zijn voltooid. De doelmatigheidswinst bedraagt ongeveer f 10 miljoen.

5.10 Overig

In het afgelopen half jaar is een aantal kleinere doelmatigheidsonderzoeken voltooid. Het betreft onderzoeken naar maatregelen op het terrein van ontwikkeling en ontspanning, bibliotheken en documentatiecentra, de niet-beschikbaarheid van personeel (anders dan door opleidingen) en de integratie van salarissystemen.

De maatregelen in het kader van het project Ontwikkeling en Ontspanning zullen op termijn een geringe doelmatigheidswinst opleveren. Deze wordt onder meer bereikt door de banden met de stichting Vakantie Faciliteiten Militairen geheel te verbreken. Over het project Bibliotheken en Documentatiecentra zijn nog geen besluiten genomen. Het project Niet-beschikbaarheid (anders dan door opleidingen) heeft niet tot doelmatigheidswinst geleid. Gebleken is dat ieder krijgsmachtdeel beschikt over een eigen systematiek om de niet-beschikbaarheid te meten en te compenseren. Deze systematiek is zodanig verweven met de bedrijfsvoering van elk krijgsmachtdeel dat de invoering van één methodiek niet zinvol is. Op grond van de bevindingen van het project Integratie Salarisadministratie wordt bezien in hoeverre de uitbesteding van het beheer, het onderhoud en de exploitatie van het nieuwe salarissysteem voor de krijgsmacht uit het oogpunt van doelmatigheid wenselijk is.

HOOFDSTUK 6: RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU

6.1 Ruimtelijke ordening

In februari 1996 is de parlementaire behandeling van de Partiële herziening van het Structuurschema Militaire Terreinen (SMT) afgesloten. De begrenzingen van het oefenterrein voor de Luchtmobiele brigade op de Eder- en Ginkelse Heide, van het compagniesoefenterrein Oirschot en van het dubbele eenheidsoefenterrein (EOT) De Haar zijn vastgesteld. Het gebruik van de Eder- en Ginkelse Heide door de Luchtmobiele brigade is vooralsnog tijdelijk; het uiteindelijke gebruik hangt onder meer af van het nadere onderzoek naar de verplaatsing van de Luchtmobiele brigade, inclusief kazerne en helikopters, naar landbouwgronden in Oost-Groningen (uitplaatsing). Bij deze uitplaatsingsstudie wordt in het bijzonder naar de Veenkoloniën gekeken. De studie zal eind 1996 worden voltooid en aan het parlement worden aangeboden. Zodra de besluitvorming over deze nadere uitplaatsingsstudie is afgesloten, zal het SMT integraal worden herzien.

Het inrichtingsplan voor het dubbele EOT De Haar zal op korte termijn worden vastgesteld. De betrokken gemeenten hebben toegezegd spoedig te zullen beginnen met de benodigde wijzigingen in de bestemmingsplannen. Over de toekomstige omvang en inrichting van het oefenterrein bij Havelte is met de betrokken provinciale en gemeentelijke besturen overeenstemming bereikt. De begrenzing zal in het nieuwe SMT worden vastgelegd. Aan een inrichtingsplan wordt gewerkt. Er is geen sprake meer van het betrekken van landbouwgronden bij het oefenterrein.

De Engelbert van Nassaukazerne in Roosendaal wordt de komende jaren grondig gerenoveerd. Het Korps commandotroepen dat daar is gelegerd, gaat gedurende de renovatie naar de Cort Heyligerskazerne in Bergen op Zoom. De Wilhelminakazerne in Ossendrecht zal worden gesloten.

6.2 Milieu

Het milieubeleid bij Defensie richt zich vooral op de uitvoering van het Defensie Meerjarenplan Milieu (DMPM). Hierover brengt Defensie sinds 1995 jaarlijks een voortgangsrapportage uit. Momenteel wordt de wijze van uitvoering geëvalueerd om vast te stellen in hoeverre de theorie van het DMPM met de dagelijkse praktijk in overeenstemming is te brengen. De resultaten komen in 1997 beschikbaar. Tot die tijd zullen de oorspronkelijke uitgangspunten van het DMPM ongewijzigd blijven.

In aansluiting op de ontwikkelingen in de bouwsector in Nederland besteedt Defensie sinds 1995 aandacht aan het onderwerp duurzaam bouwen. Er wordt een plan van aanpak gemaakt om de uitgangspunten van het duurzaam bouwen in het bouwbeleid van Defensie te verwerken.

6.3 Zonering

De geluidszones ingevolge de Luchtvaartwet van zeven militaire luchtvaartterreinen zijn wettelijk vastgesteld. Het betreft de zones rondom Leeuwarden, Twenthe, Deelen, Soesterberg, De Kooy, Valkenburg en Gilze-Rijen. De vaststelling van de overige vier geluidszones voor Volkel, Woensdrecht, Eindhoven en De Peel wordt in 1996 en 1997 verwacht. Van het voornemen om voor de vliegbasis Twenthe tot een nieuwe verkleinde geluidszone te komen is afgezien. Voor deze vliegbasis wordt voorshands de vastgestelde geluidszone gehandhaafd. De geluidsisolatieprojecten rondom de militaire luchtvaartterreinen worden voortgezet. Het totale programma zal waarschijnlijk in 2000 zijn voltooid.

Voor negen luchtvaartterreinen is de commissie overleg en voorlichting milieuhygiëne ex artikel 28 van de Luchtvaartwet ingesteld. Dit betreft Leeuwarden, Twenthe, Deelen, Soesterberg, De Kooy, Eindhoven, Valkenburg, Gilze-Rijen en Volkel. De commissie voor Woensdrecht zal in 1997 worden ingesteld. Gezien de gedeactiveerde status van de vliegbasis De Peel wordt voorshands afgezien van de instelling van een dergelijke commissie voor deze vliegbasis.

HOOFDSTUK 7: FINANCIËN

7.1 Financieel kader

In het kader van de herijking van het buitenlands beleid heeft het kabinet midden 1995 besloten vanaf 1997 f 200 miljoen structureel aan het defensiebudget toe te voegen uit de gelden die in het regeerakkoord voor de intensivering van het buitenlands beleid beschikbaar zijn gemaakt (Cluster-VI-gelden). Dit besluit, een lagere financieringsbehoefte voor de ziektekostenverzekering militair personeel vanaf 2000 en de eenmalige meevaller van de lagere dollarkoers bij de aanschaf van de bewapende helikopters maken het mogelijk de financiële problematiek uit de Novemberbrief op te lossen.

In het kader van de begrotingsvoorbereiding 1997 is het defensiebudget aangepast. Defensie levert zo een bijdrage aan het oplossen van de algemene budgettaire problematiek van de rijksbegroting. Hierbij wordt niet vooruit gelopen op de actualisering van de Prioriteitennota. De maatregelen die genomen zijn, zijn technisch van aard en tasten het beleid niet aan. De kortingen leiden bij alle krijgsmachtdelen in 1997 en 1998 tot herfasering en versobering van bouwprojecten. Verder is er voor gekozen betalingen van materieelprojecten waar mogelijk te herfaseren.

Het totaal van de budgetaanpassing en de invulling daarvan zien er als volgt uit (in miljoenen):

 
 19971998199920002 001
bouw3040    
materieel3226464646
totaal6266464646

Daarnaast is de raming vredesoperaties voor 1997 met f 15 miljoen verlaagd. In het kabinet is afgesproken dat, indien dit bedrag alsnog voor vredesoperaties nodig blijkt te zijn, het wordt aangevuld binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking.

Tenslotte is in het kabinet de afspraak gemaakt dat Defensie zal trachten hogere verkoopopbrengsten dan geraamd te verwezenlijken voor het af te stoten (on)roerend goed. Het gaat om opbrengsten bovenop de bedragen die al taakstellend in de begroting verwerkt zijn. Zowel in 1997 als in 1998 gaat het om f 50 miljoen en in 1999 om f 20 miljoen. Als Defensie er niet in slaagt deze meeropbrengsten te verwezenlijken, dan zal binnen de algemene middelen naar een oplossing worden gezocht.

7.2 Overzicht reële ontwikkeling defensiebudget

De onderstaande overzichten laten de gevolgen zien van de bezuinigingen in de afgelopen jaren op de reële ontwikkeling van het defensiebudget sinds de Prioriteitennota. Op dit moment zal de begroting voor 1997 in reële termen, dat wil zeggen exclusief loon- en prijsstijgingen en incidentele effecten, 8,3 procent lager zijn dan voorzien in de Prioriteitennota.

Overzicht van de financiële kortingen op Defensie sinds de Prioriteitennota (in miljoenen guldens)
 1995199619971998199920002001 
1994 begrotings- voorbereiding– 249– 254– 258– 259– 259– 259– 259 
1995 begrotings- voorbereiding– 318– 322– 322– 322– 322– 322– 322 
Regeerakkoord– 129– 259– 516– 593– 593– 593– 593 
Herijking  + 200+ 200+ 200+ 200+ 200 
1997 begrotingsvoorbereiding  – 77– 66– 46– 46– 46 
Totale korting– 696– 835– 973– 1 040– 1 020– 1 020– 1 020 
De ontwikkeling van het defensiebudget sinds de Prioriteitennota geeft reëel het volgende beeld te zien (in percentages)
jaarten opzichte van voorafgaand jaargecumuleerd sinds Prioriteitennota
1994– 2,1%– 2,1%
1995– 4,1%– 6,1%
1996– 1,2%– 7,2%
1997– 1,2%– 8,3%
1998– 0,6%– 8,9%
19990,2%– 8,7%
2000 – 8,7%
2001 – 8,7%

7.3 Verdeling over de bestedingscategorieën 1995–1997

Hieronder is de verdeling van het totale defensiebudget over de bestedingscategorieën weergegeven.

1995 (in miljoenen guldens)
 Pers. expl.Mat. expl.Invest.Pens. & Wachtg.Totaal
Ontwerpbegroting6 168,02 682,72 976,61 689,613 516,9
in %45,619,922,012,5100
      
Eerste wijzigingsvoorstel, samenhangende met de Voorjaarsnota-1995+ 503,3– 138,3– 203,3+ 38,0+ 199,7
      
Tweede wijzigingsvoorstel, samenhangende met de Najaarsnota-1995– 155,7– 9,1– 142,5+ 34,0– 273,3
      
Derde wijzigingsvoorstel, Slotwet– 27,5+ 32,9– 31,1+ 1,3– 24,4
Totaal realisatie6 488,12 568,22 599,71 762,913 418,9
in %48,419,119,413,1100

1996 (in miljoenen guldens)
 Pers. expl.Mat. expl.Invest.Pens. & Wachtg.Totaal
Ontwerpbegroting6 190,92 414,13 243,41 747,813 596,2
in %45,517,823,812,9100
      
Eerste wijzigingsvoorstel, samenhangende met de Voorjaarsnota–1996– 73,0+ 202,1+ 6,4+ 67,0+ 202,5
      
Nadere bijstellingen+ 9,2– 37,2+ 41,8– 10,2+ 3,6
Totaal vermoedelijke uitkomsten6 127,12 579,03 291,61 804,613 802,3
in %44,418,723,813,1100
1997 (in miljoenen guldens)
 Pers. expl.Mat. expl.Invest.Pens. & Wachtg.Totaal
Ontwerpbegroting6 005,42 584,43 238,81 815,613 644,2
in %44,018,923,813,3100

In bijlage 12 zijn de beleidsmatige mutaties, groter dan f 10 miljoen, ten opzichte van de raming in de begroting 1996 opgenomen.

7.4 Financiële aspecten afstoting defensiegoederen

In de ontwerpbegroting-1997, hoofdstuk IXB (Financiën), zijn de opbrengsten geboekt van af te stoten roerende en onroerende defensiegoederen. De ramingen voor 1997 en 1998 berusten voor het strategisch materiaal op de gedane verkopen, de gesloten contracten en de gesloten principe-akkoorden. Voor niet-strategisch roerende zaken en voor onroerende zaken worden stelposten gehanteerd van respectievelijk f 20 en f 10 miljoen. Op middellange termijn hebben de ramingen het karakter van een stelpost.

Op grond van de met Financiën gemaakte middelenafspraak wordt de defensiebegroting verhoogd met de geraamde opbrengst van de af te stoten zaken minus een bedrag van f 30 miljoen dat ten gunste komt van de algemene middelen. De ramingen, inclusief de f 30 miljoen, luiden (in miljoenen afgerond) als volgt:

 
19971998199920002 001
244194125130100

In 1995 bedroeg de opbrengst f 172 miljoen. Daarnaast was in de begroting voor 1995 een bedrag van f 13,4 miljoen opgenomen voor de verkoop van de fregatten van de Van Speijk-klasse.

7.5 Valutamanagement

Om koersrisico's bij betalingen aan het buitenland te beperken en meer zekerheid te hebben in het plannings- en begrotingsproces, worden termijnvaluta's aangekocht. De beperking van de koersrisico's is flexibel: niet de gehele voorraad van openstaande verplichtingen wordt gedekt. Voor het eerste jaar is de dekking 100 procent, voor het tweede jaar 90 procent en voor de daarop volgende jaren 80 procent. Deze flexibiliteit is nodig omdat er sprake is van meerjarige verplichtingen en de uiteindelijke levertijden en betalingsmomenten kunnen afwijken van wat oorspronkelijk was voorzien.

Naar aanleiding van het Apache-contract is het dekkingsinstrumentarium in overleg met het ministerie van Financiën enigszins bijgesteld. Uitgangspunt blijft het dekken van 80 procent van de behoefte aan vreemde valuta (niet behorend tot de EMS). Doordat, veelal voor langlopende projecten, de kans bestaat dat het betalingsschema gaat afwijken van de vrijvallende termijnen van het valutacontract, is een wijziging aangebracht in het verbruik van de termijnvaluta's. Om voorraadvorming tegen te gaan, zullen pas betalingen met dagdollars worden verricht, nadat de vrijgevallen termijnen zijn verbruikt. Administratief zal dit voor de verantwoording van de gedekte projecten geen gevolgen hebben. Voor de niet gedekte verplichtingen in deze valuta's is in de begroting uitgegaan van een dollarkoers van f 1,70 en een koers van het Britse pond van f 2,50.

Voor de betaling van lopende verplichtingen zijn zes termijndollarcontracten gesloten:

 
Aangegaanbedrag (US $)Koers (f)
mei 1993287 miljoen1,88 303
augustus 1993653 miljoen1,97 878
februari 1994215 miljoen1,95 498
maart 199464 miljoen1,90 542
mei 199436 miljoen1,83 388
mei 1995668 miljoen1,60 324
Totaal1 923 miljoen 

In september 1993 is een contract gesloten voor £ 23,5 miljoen tegen een koers van f 2,78175.

De termijndollars komen op grond van de overeenkomsten met De Nederlandsche Bank als volgt ter beschikking (x miljoen dollar).

 
Vervallen t/m 1996 Te vervallen in:
199719981999200020012002Totaal
KLu790,2223,1194,6157,5169,5136,796,41768,0
KM70,010,05,01,06,0  92,0
KL47,07,06,03,0   63,0
Totaal907,2240,1205,6161,5175,5136,796,41923, 0

7.6 Kengetallen

Prestatiegegevens, ramings- en doelmatigheidskengetallen vormen belangrijke elementen in de meer bedrijfsmatige benadering van de bedrijfsvoering bij Defensie. Het zichtbaar maken van activiteiten en prestaties en het relateren daarvan aan de integrale bedrijfsvoeringsbudgetten zijn daarom belangrijke aandachtspunten binnen het actieprogramma Verbeterd Economisch Beheer (VEB) (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 113).

Met name bij de operationele eenheden is, door de aard van hun taak, het samenstellen van kengetallen die op een zinvolle wijze uitdrukking geven aan de doelmatigheid van de bedrijfsvoering geen eenvoudige opgave. Daarom wordt eerst gekeken naar de ondersteunende resultaatverantwoordelijke eenheden. Deze prioriteit sluit aan bij de doelmatigheidsoperatie die zich immers richt op de «overhead» en ondersteuning van de krijgsmacht.

In de ontwerpbegroting-1997 zijn in de artikelsgewijze toelichting bij de ramingen voor twee ondersteunende organisaties van het Dico prestatiegegevens en doelmatigheidskengetallen opgenomen. Zodra het mogelijk is zullen in de volgende jaren voor meer ondersteunende eenheden in de toelichting bij de begroting doelmatigheidskengetallen worden gepresenteerd.

Voor zowel de ontwerpbegroting-1997 als voor de begrotingen daarna blijft een toelichting van de geraamde bedragen met ramingskengetallen van belang. Over de in de ontwerpbegroting-1997 opgenomen ramingskengetallen wordt in onderstaand overzicht de stand van zaken weergegeven en in bijlage 9 is een nadere toelichting opgenomen.

 
OmschrijvingAantal artikelenBedrag (x f 1 miljoen)
Totaal aantal begrotingsartikelen5813 644,2
Niet zinvol toe te lichten met ramingskengetallen221 407,7
Zinvol toe te lichten met ramingskengetallen3612 236,5
Momenteel toegelicht bedrag(21 volledig en 15 gedeeltelijk)11 471,9
Momenteel niet toegelicht bedragn.v.t.764,6

7.7 Vredesoperaties

7.7.1 Financiering vredesoperaties

Op artikel 08.02 «Vredesoperaties» worden de uitgaven voor vredesoperaties verantwoord. Het gaat om twee categorieën uitgaven:

– contributies aan de VN voor vredesoperaties die Nederland als VN-lid is verschuldigd, onafhankelijk van Nederlandse deelneming aan vredesoperaties. Het Nederlandse aandeel in de contributie bedraagt momenteel 1,5 procent;

– additionele uitgaven als gevolg van deelneming van Nederlandse eenheden aan vredesoperaties.

De ontvangsten op dit artikel betreffen de vergoedingen van de VN voor deelneming van Nederlandse eenheden aan VN-vredesoperaties. Het artikel 08.02 «Vredesoperaties» maakt per 1 januari 1997 deel uit van de Homogene Groep Internationale Samenwerking.

Eind 1995 is de Nederlandse deelneming aan Unprofor beëindigd en die aan Ifor begonnen. In april 1996 is de Nederlandse deelneming aan de Unmih-operatie in Haïti beëindigd en in juni 1996 is de operatie «Sharp Guard» opgeschort. Voor 1996 zijn de uitgaven voor vredesoperaties geraamd op f 330,1 miljoen. Het betreft f 61,3 miljoen aan VN-contributies en f 268,8 miljoen aan additionele uitgaven. De ontvangsten worden geraamd op f 95 miljoen, waarvan f 61,3 miljoen de bijdrage van Ontwikkelingssamenwerking aan de VN-contributies betreft en f 33,7 miljoen wordt geraamd voor de ontvangst van VN-vergoedingen.

De hoogte van de additionele uitgaven voor vredesoperaties is moeilijk te ramen vanwege de onzekerheid over omvang en duur van de Nederlandse deelneming aan vredesoperaties. Gezien de ontwikkelingen in de laatste jaren is een structurele voorziening opgenomen voor de uitgaven voor vredesoperaties. Doordat het Ifor-mandaat eind 1996 afloopt, zal de Nederlandse inspanning op het gebied van de vredesoperaties in 1997 waarschijnlijk beperkter zijn dan nu het geval is, met enigszins lagere additionele uitgaven als gevolg. Binnen het kabinet is afgesproken dat, zo daartoe aanleiding is, de voorziening vredesoperaties vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking tot het oorspronkelijke niveau aangevuld zal worden. Het bedrag voor 1997 bestaat uit f 61,3 miljoen aan VN-contributies en een voorziening van f 226,7 miljoen voor additionele uitgaven. De ontvangstenraming voor 1997 bedraagt f 58 miljoen. Dit bedrag betreft de te verwachten ontvangst van VN-vergoedingen.

7.7.2 Claims bij de VN

De aan VN-vredesoperaties deelnemende landen worden door de VN vergoed voor de aan de deelneming verbonden personele en materiële inzet. Deze vergoedingen worden gefinancierd uit het VN-budget voor vredesoperaties, waaraan alle VN-lidstaten bijdragen met contributiebetalingen. Als gevolg van grote betalingsachterstanden van enkele grote lidstaten, verkeren de VN al enige jaren in grote financiële problemen. Hierdoor ondervindt de uitbetaling van de VN-vergoedingen voor deelneming aan VN-vredesoperaties grote vertraging. Op 15 juli 1996 had Defensie nog een bedrag van f 270 miljoen aan vergoedingen van de VN te goed. Het betreft hier met name vergoedingen voor de Nederlandse deelneming aan Untac, Unprofor en Unmih-II.

7.7.3 Hervorming VN-vergoedingssysteem

In de laatste jaren zijn de tekortkomingen van de bestaande financiële en administratieve VN-procedures voor vredesoperaties in de praktijk zichtbaar geworden. Eind 1994 heeft de Algemene Vergadering van de VN-resolutie 49/223A aangenomen waarin het secretariaat van de VN opdracht krijgt het bestaande vergoedingssysteem voor vredesoperaties te vereenvoudigen.

Een door het VN-secretariaat ingestelde werkgroep van 47 lidstaten, waarin Nederland actief betrokken is geweest, heeft een voorstel ontwikkeld om het bestaande vergoedingssysteem te hervormen tot een overzichtelijk en gestandaardiseerd systeem. Hierbij wordt uitgegaan van vaste tarieven voor de vergoeding van materieel en de mate waarin de uitgezonden eenheden in hun eigen levensonderhoud voorzien. Tevens worden, vóór uitzending van eenheden, per vredesoperatie met de VN de financiële afspraken in een overeenkomst vastgelegd. Dit vernieuwde vergoedingssysteem, dat een duidelijke verbetering is, is per 1 juli 1996 ingevoerd.

7.8 Tweede geldstroom

Eind 1995 is het parlement op de hoogte gesteld van de mogelijkheid en het voornemen defensiemiddelen met kostenverrekening en onder strikte voorwaarden aan te bieden aan andere delen van de (rijks)overheid en mogelijk aan niet-overheidsinstanties (Kamerstukken II 1995/96, 24 000 X, nr. 26). Er zijn goede mogelijkheden door medegebruik van defensiefaciliteiten de doelmatigheid te vergroten en zo een bijdrage te leveren aan de doelmatigheidsoperatie.

In maart 1996 is het parlement ingelicht over het kabinetsstandpunt over werken voor organisaties binnen en buiten de rijksoverheid. (Kamerstukken II 1995/96, 24 036, nr. 16). Een interdepartementale werkgroep beziet in hoeverre dergelijke activiteiten tot oneerlijke concurrentie kunnen leiden. Defensie is inmiddels begonnen enkele in de brief over de tweede geldstroom genoemde kansrijke onderwerpen voor betaald medegebruik nader uit te werken. Zodra de resultaten bekend zijn, zal het parlement nader worden ingelicht.

In het kader van de verbetering van de doelmatigheid is bij de begrotingsvoorbereiding 1997 met Financiën een middelenafspraak gemaakt over de opbrengsten uit ingebruikgeving/medegebruik van zaken waarvan het materieel beheer bij Defensie berust. De ontvangsten hiervoor komen, behoudens een franchise van f 5 miljoen, ten goede aan de defensiebegroting.

7.9 Financieel beheer

7.9.1 Verbeterd economisch beheer

In een uitgebreide rapportage is het parlement geinformeerd over de voortgang van het raamwerk Verbeterd Economisch Beheer (VEB) (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 113). Aan de hand van het actieprogramma VEB wordt in de rapportage uiteengezet hoe de invoering van het VEB, gericht op het vergroten van de inzichtelijkheid en de doelmatigheid van de bedrijfsvoering in vredesomstandigheden, zal geschieden. Het actieprogramma bevat maatregelen die een voorwaarde zijn voor een duurzame doelmatigheid in de bedrijfsvoering. De totstandbrenging van decentrale integrale bedrijfsvoeringsverantwoordelijkheden, de versterking van de financiële en administratief-organisatorische infrastructuur en het ontwikkelen van ramings- en doelmatigheidskengetallen zijn daarbij de hoofdingrediënten.

Aan commandanten van resultaatverantwoordelijke eenheden worden, binnen randvoorwaarden, grotere beheersbevoegdheden toegekend. Zij zijn hierdoor meer verantwoordelijk voor de kosten van de bedrijfsvoering. De bestuurbaarheid en het inzicht in de bedrijfsvoering worden gegarandeerd door het, als onderdeel van de jaarlijkse plannings- en begrotingscyclus door deze commandanten, laten opstellen van meerjarige bedrijfsplannen en het afsluiten van managementcontracten. Na besluitvorming over de bedrijfsplannen worden in de managementcontracten de taakopdracht, de toegewezen middelen, de toegekende bevoegdheden en de geldende randvoorwaarden vastgelegd. Over de uitvoering van de managementcontracten wordt periodiek verantwoording afgelegd.

Onderdeel van het bevorderen van het kostenbewustzijn en de toekenning van beheersbevoegdheden is de decentralisatie van financiële taken. Deze decentralisatie stelt eisen aan de (administratieve) organisatie, interne controle en financiële deskundigheden op decentraal niveau. Het actieprogramma VEB is, behalve op het verkrijgen van een inzicht in de kosten van de bedrijfsvoering en een grotere doelmatigheid, tevens gericht op een beter inzicht in de activiteiten en prestaties ten aanzien van de bedrijfsvoering. De ontwikkeling van een systematiek voor prestatiegegevens en kengetallen vormt om die reden een van de pijlers van het actieprogramma verbeterd economisch beheer.

De invoering van het verbeterd economisch beheer is een veelomvattend veranderingsproces, zowel op centraal als op decentraal niveau. Om deze reden is gekozen voor proefprojecten. In 1996 zijn hiervoor zeven «voortrekkers» geselecteerd. Het betreft zowel operationele als ondersteunende eenheden. De voortrekkers krijgen de bevoegdheden en het daarbij behorende bedrijfsvoeringsbudget, dat alle elementen van de personele en materiële exploitatie voor de desbetreffende eenheden omvat. De komende jaren zullen nagenoeg alle organisatie-eenheden te maken krijgen met VEB. Tijdens de invoering wordt voortdurend geëvalueerd en worden de opgedane ervaringen verwerkt.

7.9.2 Financiële informatiesystemen

Ten behoeve van een doelmatige en volledige financiële informatievoorziening is het beleid gericht op één structuur met standaardfunctionaliteiten voor de geïntegreerde financieel-economische en bestuurlijke informatievoorziening voor Defensie. Inmiddels is het Geïntegreerde verplichtingen- en kasadministratiesysteem uitgebreid met een kostenbeheersingsadministratie. Deze administratie wordt momenteel beproefd bij een aantal voortrekker-eenheden. De verdere invoering is onderdeel van het actieprogramma verbeterd economisch beheer.

In verband met ontwikkelingen op het gebied van de bedrijfsvoering, de informatietechnologie en het streven van het ministerie van Financiën te komen tot samenwerkingsmodellen voor gemeenschappelijke kernfunctionaliteiten van de departementale begrotingsadministraties worden thans voorbereidingen getroffen om de mogelijkheid en wenselijkheid van een nieuw geautomatiseerd financieel administratiesysteem te onderzoeken.

7.9.3 Administratieve organisatie en interne controle

Als gevolg van de in het kader van het verbeterd economisch beheer voorziene decentralisatie van financiële taken ondergaan de financiële processen ingrijpende wijzigingen. Dit stelt eisen aan en vraagt aandacht voor met name de opzet, werking en het onderhoud van de administratieve organisatie en de interne controle. Door de departementale accountantsdienst is een «toetsingskader decentralisatie financiële functie» ontwikkeld dat wordt toegepast ter vaststelling van de decentraal te nemen maatregelen op het gebied van de administratieve organisatie en de interne controle.

7.9.4 Financiële verantwoording 1995

De Defensie Accountantsdienst heeft bij de rekening-1995 wederom een goedkeurende verklaring afgegeven.

7.10 Budgetteringsafspraak 1997

In het kader van de budgetdiscipline wordt ieder jaar met het ministerie van Financiën een zogenoemde budgetteringsafspraak gemaakt. Voor de als beleidsmatig aangemerkte artikelen heeft Defensie de vrijheid binnen het overeengekomen financiële niveau eventuele problemen zelf op te lossen door gebruik te maken van middelen die vrij komen uit onderbesteding, meevallers en doelmatigheidswinst.

Voor 1997 geldt de budgetteringsafspraak dat alle artikelen op de defensiebegroting als beleidsmatig worden aangemerkt behoudens drie uitzonderingen. De eerste uitzondering houdt in dat, indien en voor zover in de jaren 1997 en 1998 sprake is van een rijksbrede taakstellende onderuitputting, de budgetteringsafspraak voor die jaren niet langer van toepassing is op de artikelen «Overig Groot Materieel» en het artikel «Gevechtsvliegtuigen F-16». De uitvoeringsregels worden in onderling overleg tussen Financiën en Defensie vastgesteld. De tweede uitzondering betreft evenals vorige jaren het ontvangstenartikel «Overige Ontvangsten». De derde uitzondering betreft de uitgaven en ontvangsten die deel uitmaken van de Homogene Groep Internationale Samenwerking. Bij Defensie worden naast de uitgaven en ontvangsten voor vredesoperaties ook de uitgaven en ontvangsten voor attachés en de kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba tot de Homogene Groep gerekend. Voor deze groep zijn aparte afspraken inzake de budgetdiscipline gemaakt. De minister van Buitenlandse Zaken treedt op als coördinerend bewindspersoon voor deze groep.

7.11 Beleidsevaluaties en doelmatigheidsonderzoeken

Jaarlijks wordt, op grond van een aanwijzing, een programma met onderzoeks- en evaluatie-onderwerpen vastgesteld voor het systematisch toepassen van beleidsevaluaties en doelmatigheidsonderzoeken. Over de introductie en de inhoud van het jaarprogramma is het parlement ingelicht (Kamerstukken II 1993/94, 23 400 X, nr. 11). In 1996 maakten alle beleidsevaluaties en doelmatigheidsonderzoeken integraal onderdeel uit van de doelmatigheidsoperatie. Over de stand van zaken van die operatie wordt in hoofdstuk 5 verslag gedaan. De daar genoemde onderzoeken lopen veelal door in 1997 en 1998. Over de voortgang zal begin 1997 worden gerapporteerd in de eerstvolgende halfjaarlijkse rapportage.

In het jaarprogramma-1977 is een aantal krijgsmachtdeel overstijgende onderzoeksonderwerpen opgenomen. In de memorie van toelichting bij de defensiebegroting voor 1998 zal worden ingegaan op de evaluatie van:

– het beleid met betrekking tot de (financiering) van de militaire pensioenen;

– de opbouw van het personeelsbestand; het huisvestings- en woningvoorzieningsbeleid;

– de integrale kwaliteitszorg;

– het bedrijfsvoeringsbeleid;

– het agentschap Duyverman Computercentrum;

– het contractmanagement;

– het Defensie Meerjaren Plan Milieu (DMPM).

Nu enige jaren ervaring is opgedaan met beleidsevaluaties, zal de eerdergenoemde aanwijzing worden geëvalueerd. De ervaringen met de doelmatigheidsoperatie worden daarbij betrokken.

7.12 Archivering

Bij de diensten en bedrijven van Defensie worden nu nog de «klassieke» geautomatiseerde postregistratiesystemen toegepast. De documenten worden fysiek opgeslagen met behulp van een registratuurplan. Elektronische archivering van documenten is bij Defensie op z'n vroegst in 1997 aan de orde. Thans worden hiermee, experimenteel, ervaringen opgedaan. Met de hoofden Documentaire Informatievoorziening van de krijgsmachtdelen wordt overlegd over de uit te werken regelgeving voor elektronische archivering. De gevolgen van de intrekking van het Koninklijk besluit Algemene secretarie-aangelegenheden worden hierin betrokken, evenals de methodiek uit het project «Invoering verkorting overbrengingstermijn». Naar de benodigde investeringen voor grootschalige toepassing van elektronische archivering is een nadere studie nodig.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen)INLEIDING

Verplichtingen-kassystematiek

In de Comptabiliteitswet, artikel 4, vijfde lid, is de bepaling opgenomen dat als verplichting van een jaar wordt geraamd het bedrag van de juridische verplichting die in dat jaar rechtstreeks ontstaat op grond van een verdrag, een wet, een koninklijk besluit, een ministeriële regeling, een beschikking of een verbintenis en die in dat jaar dan wel in een later jaar tot uitgaven leidt of kan leiden.

Het zesde lid van dit artikel biedt echter de mogelijkheid voor een beperkt aantal categorieën niet de juridische verplichting als uitgangspunt te nemen voor de verplichtingenraming, maar het bedrag dat in dat jaar als uitgaaf wordt geraamd. Dit betreft onder andere:–salarissen, wachtgelden en soortgelijke periodieke verplichtingen (lid 6, punt a),–huren, pachten en soortgelijke verplichtingen (lid 6, punt d),–andere door de minister van Financiën aan te wijzen categorieën (lid 6, punt e).

Dit laatste is ingevuld door de «Aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991» van 6 juli 1993, waarin onder andere een tweetal algemene categorieën wordt onderscheiden waarbij het uit het oogpunt van begrotingsbeheer niet noodzakelijk is voorafgaand aan iedere betaling eerst de bijbehorende individuele verplichting te boeken. Indien het doelmatig is, kan worden volstaan met het vooraf boeken van collectieve verplichtingen die bijvoorbeeld overeenkomen met het uitgavenbudget van de betrokken post. Ook is het mogelijk dat op het moment van betalen de corresponderende verplichting, ter grootte van het kasbedrag, wordt geboekt.

In algemene termen worden onder andere de verplichtingen vermeld die:–voortvloeien uit privaatrechtelijke rechtshandelingen, met uitzondering van deelnemingen, krediet- of garantieverleningen, die regelmatig of in grote aantallen worden aangegaan en gewoonlijk binnen 30 dagen door betaling worden afgewikkeld (categorie 1.a). Te denken valt daarbij aan verbruiksgoederen, telefoonkosten en energiekosten;–samenhangen met declaraties die rijksambtenaren, arbeidscontractanten en derden op grond van geldende personele en organieke rijksregelingen bij het Rijk kunnen indienen (categorie 1.b).

Hieronder vallen vergoedingen voor dienstreizen, verplaatsingskosten en andere emolumenten.

Specifiek genoemd worden voorts de artikelen voor onvoorziene uitgaven (categorie 2.a), geheime uitgaven (categorie 2.b), loonbijstelling en prijsbijstelling (beide categorie 2.c).

Indien het bovenstaande bij een artikel van toepassing is, wordt daarvan in de artikelsgewijze toelichting melding gemaakt. Daarbij wordt tevens aangegeven welke formele regeling in dat geval van kracht is.

01. Beleidsterrein Algemeen

Algemeen

De raming van de uitgaven voor het actief ambtelijk burgerpersoneel en het militair personeel heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de voor alle onderdelen van de rijksbegroting geldende systematiek van de nieuwe integrale personeelsbegroting (SNIP). De SNIP-basisuitkomsten (de kosten van het actieve personeel) zijn gecorrigeerd met de geraamde uitgaven voor gratificaties, ouderschapsverlof en langdurig zieken.

De ramingen zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 1996.

01.01 Burgerpersoneel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Met ingang van de begroting 1996 zijn de uitgaven van dit artikel ondergebracht bij artikel 01.18 Personeel en materieel. Daarnaast heeft een overheveling plaatsgevonden van de uitgaven voor de uitvoerende diensten van de Groep Defensie-ondersteuning (GDO) naar (hetzelfde) beleidsterrein 09. Defensie Interservice Commando (Dico).

Ten laste van dit artikel kwamen tot en met 1995 de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen onregelmatige diensten, overige toelagen, tijdelijk personeel op formatieve arbeidsplaatsen, alsmede het aandeel in de sociale lasten voor de minister, de staatssecretaris en het burgerpersoneel van de Centrale organisatie.

Het betrof hier personeel behorende tot de algemene leiding, de Centrale organisatie en de daartoe behorende bijzondere organisatie-eenheden.

Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet werd bij dit salarisartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf werd geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 214 417      

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  1995 econ. funct.
Salarissen (incl. vakantie-uitkeringen) 175 142 11.1 02.0
Overwerk en onregelmatige dienst 1 947 11.1 02.0
Overige toelagen 3 506 11.1 02.0
Aandeel in de sociale lasten (inclusief overhevelingstoeslag) 30 923 11.2 02.0
Tijdelijk personeel op formatieve arbeidsplaatsen 2 899 12.1 02.0
Totaal 214 417    
       
Gerealiseerde/gemiddelde sterkte 2 796    
gemiddeld salaris (x f 1,–) f 76 687,–    

01.02 Militair personeel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

In het kader van de samenvoeging van de personele en materiële exploitatie-artikelen werden de salarissen voor militair personeel van de Centrale organisatie met ingang van de begroting 1996 naar artikel 01.18 Personeel en materieel overgeheveld.

Ten laste van dit artikel kwamen tot en met 1995 de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en uitkeringen, alsmede de sociale lasten voor het vrijwillig dienend en dienstplichtig militair personeel van de krijgsmachtdelen werkzaam bij de Centrale organisatie en de daartoe behorende bijzondere organisatie-eenheden.

Daarnaast werd op dit artikel nog voor 1995 de lump-sum voor de fiscalisering van de geneeskundige verzorging van het totale militaire personeel van Defensie geraamd. Het betrof de heffing over 1994. Vanaf 1995 heeft Defensie nog slechts een lump-sum verplichting voor dienstplichtig personeel. De daarmee gemoeide uitgaven worden vanaf 1996 ten laste van artikel 01.18 Personeel en materieel verantwoord. De in dit kader geraamde bedragen zijn in het verleden aan de defensiebegroting toegevoegd en worden via beleidsterrein 01. Algemeen centraal aan de belastingdienst afgedragen.

Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet werd bij dit salarisartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf werd geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 234 837      

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Vrijwillig dienend militair personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  1995 econ. funct.
Salarissen (incl. vakantie-uitkeringen) 45 370 11.1 02.0
Overwerk 260 11.1 02.0
Toelagen en uitkeringen 2 892 11.1 02.0
Aandeel in de sociale lasten 459 11.2 02.0
Lump-sum fiscalisering geneeskundige verzorging militair personeel 185 010 11.1 02.0
Totaal 233 991    
       
Gerealiseerde/gemiddelde sterkte 561    
gemiddeld salaris (exclusief lump–sum / x f 1,–)f 87 310,–    

Dienstplichtig personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  1995 econ. funct.
Salarissen (incl. vakantie-uitkeringen) 753 11.1 02.0
Overwerk 6 11.1 02.0
Toelagen en uitkeringen 4 11.1 02.0
Aandeel in de sociale lasten 83 11.2 02.0
Totaal 846    
       
Gerealiseerde/gemiddelde sterkte 36    
gemiddeld salaris (x f 1,–) f 23 500,–    

Totaal militair personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  1995 econ. funct.
Salarissen (incl. vakantie-uitkeringen) 46 123 11.1 02.0
Overwerk 266 11.1 02.0
Toelagen en uitkeringen 2 896 11.1 02.0
Aandeel in de sociale lasten 542 11.2 02.0
Lump-sum fiscalisering geneeskundige       
verzorging militair personeel 185 010 11.1 02.0
Totaal  234 837     
       
Gerealiseerde/gemiddelde sterkte 597     
gemiddeld salaris (exclusief lumpsum / x f 1,–)  f 83 462,–    

01.03 Overige personele exploitatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Met ingang van de begroting 1996 zijn de uitgaven van dit artikel ondergebracht bij artikel 01.18 Personeel en materieel. Daarnaast vond een overheveling plaats van de uitgaven voor de uitvoerende diensten van de Groep Defensie-ondersteuning (GDO) naar het (hernoemde) beleidsterrein 09. Defensie Interservice Commando.

Ten laste van dit artikel kwamen tot en met 1995 de personele uitgaven anders dan salarissen voor burger- en militair personeel van de Centrale organisatie.

Aangezien dit uitgaven betrof die vallen onder de «Aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991»-categorieën 1.a en 1.b, werd bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf werd geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 41 624      

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  1995 econ. funct.
Kleding 3 11.4 02.0
Voeding 335 11.4 02.0
Reis- en verblijfkosten 12 733 12.1 02.0
Verplaatsingskosten 3 329 12.1 02.0
Representatiekosten 2 298 12.1 02.0
Personeel op bovenformatieve arbeidsplaatsen 2 657 12.1 02.0
Sociale zorg 3 424 11.3 02.0
Persoonsgebonden toelagen en uitkeringen 1 404 11.1 02.0
Werving 336 12.1 02.0
Geneeskundige verzorging 1 071 11.4 02.0
Onderwijs en opleiding 8 515 12.1 02.0
A&O-projecten 33 11.1 02.0
Overige personele uitgaven 5 486 12.1 02.0
Totaal 41 624    

Verdeling personele exploitatie naar personeelscategorieën

De uitgaven op dit artikel zijn als volgt aan de personeelscategorieën toe te rekenen (bedragen x f 1000,-):

 
categorie1995
burgerpersoneel15 821
vrijwillig dienend militair personeel9 296
dienstplichtigen135
niet toe te rekenen16 372
Totaal41 624

Het bedrag zoals opgenomen bij «niet toe te rekenen» is niet nader uit te splitsen. Het heeft zowel betrekking op burger- als militair personeel (vrijwillig dienend en dienstplichtig).

01.04 Subsidies en bijdragen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven geraamd voor:–subsidies aan verschillende instellingen, gebaseerd op het rapport Subsidiebeleid na 1986;–bijdragen aan andere ministeries, stichtingen en comités.

Subsidies worden verleend aan instellingen die ook zelf financiële middelen bijeenbrengen, maar daarnaast mede afhankelijk zijn van financiële hulp van Defensie. In bijlage 6B is een overzicht opgenomen.

De aard van het artikel brengt met zich dat de afzonderlijke ramingen voor de verplichtingen en de uitgaven aan elkaar gelijk zijn.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  102 89999 17597 33196 83195 431 
1e suppletore wet 1996  2 3972 0972 0972 1972 197 
Nieuwe mutaties  1 6173 3224 6054 8035 539 
Stand ontwerp-begroting 1997 112 727106 913104 594104 033103 831103 167103 167

De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 1000199719981999 2000
– prijsbijstelling 1996421412412406
– loonbijstelling 19961 1081 0921 0861 068
– herfasering subsidie BNMO192300   
– correctie doelmatigheidsbesparing vanaf 2000   1 000
– meeruitgaven TNO1 5002 7002 7002 700
– bijdrage aan het ministerie van Buitenlandse Zaken (V)101101605365
Totaal3 3224 6054 8035 539

Prijsbijstelling 1996

Overeenkomstig de berekeningswijze van het ministerie van Financiën is de prijsbijstelling 1996 aan dit artikel toegevoegd.

Loonbijstelling 1996

Dit betreft de aan dit artikel toegevoegde bedragen in verband met de algemene salarismaatregelen 1996. Deze toevoeging heeft betrekking op personeel van TNO/DO.

Subsidie Bond Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers (BNMO)

Als gevolg van vertragingen bij de eindafrekening 1995 is het kasritme van het resterende bedrag van de oorspronkelijke subsidie aan de BNMO gewijzigd. Het totaal van de subsidie ondergaat geen wijziging.

Doelmatigheidsbesparingen

De uitgaven, die verband houden met de doelsubsidie TNO/DO, zijn in verband met een correctie vanaf het jaar 2000 gewijzigd. Vanaf het jaar 2000 is de doelsubsidie TNO/DO met f 1 miljoen verhoogd.

Meeruitgaven TNO

Als gevolg van een bijstelling van het programma voor wetenschappelijk onderzoek is een verhoging van het budget met een bedrag van f 1,5 miljoen voor 1996 en f 2,7 miljoen voor latere jaren doorgevoerd.

Bijdrage aan het ministerie van Buitenlandse Zaken (V)

Dit betreft een aanpassing van de bijdragen aan het ministerie van Buitenlandse Zaken met betrekking tot het Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

I. Subsidies

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Subsidies:         
– aan het Comité International de Médecine et de Pharmacie Militaires  44 35.4 02.0
– aan de Koninklijke Vereniging ter beoefening van de Krijgswetenschap ten behoeve van de buitengewone leerstoel militair recht aan de Universiteit van Amsterdam en het tijdschrift de «Militaire Spectator» 418400400 33   02.0
– Veteranenplatform 180180180 41.4 02.0
– Bond Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers (BNMO)  800592 41.4 02.0
– Defensie Vrouwennetwerk 101010 41.4 02.0
– Atlantic Exchange Program 151515 41.4 02.0
– Stichting Dienstverlening Veteranen 2 0002 0172 017 41.4 02.0
Totaal subsidies 2 6233 4263 218    

II. Bijdragen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering (vervolg)
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Bijdragen aan :         
– het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII):         
in de doelsubsidies TNO/DO 104 27097 47295 289 41.4 02.01
– het ministerie van Buitenlandse Zaken (V):         
* Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging 2 2902 4392 511 03   02.0
* de Stichting Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen «Clingendael» 1 7581 7581 758 03   02.0
* het Internationaal Comité van het Rode Kruis 707070 03   02.0
* de Stichting Atlantische Commissie 298298298 03   02.0
– het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII):        
bijdrage aan het Nationaal Lucht– en Ruimtevaart Laboratorium 1 0001 0001 000 03   02.0
– het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI):        
bijdrage ten behoeve van het Informatie– en Coördinatie-orgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen (ICODO) 418450450 03   02.0
Totaal bijdragen 110 104103 487101 376    
Totaal subsidies 2 6233 4263 218    
Totaal artikel 112 727106 913104 594    

De meerjarenraming

De onderverdeling van het volume van de uitgaven (x f 1000)
ArtikelonderdeelVolume van de uitgaven
 1998199920002001
Subsidies:    
– aan het Comité international de médecine et de pharmacie militaires4444
– Koninklijke vereniging ter beoefening van de krijgswetenschap, ten behoeve van de buitengewone leerstoel militair recht aan de Universiteit van Amsterdam en het tijdschrift de «Militaire spectator»400400400400
– Veteranenplatform180180180180
– Bond Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers (BNMO)300   
– Defensie vrouwennetwerk10101010
– Atlantic exchange program15151515
– Stichting denstverlening veteranen2 0172 0172 0172 017
Totaal subsidies2 9262 6262 6262 626

De meerjarenraming (vervolg)

De onderverdeling van het volume van de uitgaven (x f 1000)
ArtikelonderdeelVolume van de uitgaven
 1998199920002001
Bijdrage aan :     
– het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII):     
in de doelsubsidies TNO/DO95 02094 61494 19094 190
– het ministerie van Buitenlandse zaken (V):     
* Nationaal bureau voor verbindingsbeveiliging2 5113 0152 7752 775
* de Stichting Nederlands instituut voor internationale betrekkingen «Clingendael»1 7581 7581 7581 758
* het Internationaal comité van het Rode Kruis70707070
* de Stichting Atlantische commissie298298298298
– het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII):    
bijdrage aan het Nationaal lucht- en ruimtevaart laboratorium1 0001 0001 0001 000
– het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI):    
bijdrage ten behoeve van het Informatie- en coördinatie-orgaan dienstverlening oorlogsgetroffenen (ICODO)45045045050
Totaal bijdragen101 107101 205100 541100 541
Totaal subsidies2 9262 6262 6262 626
Totaal artikel104 033103 831103 167103 167

De doelstellingen van de ontvangers van subsidies en bijdragen worden uiteengezet in bijlage 6B.

De daling van de uitgaven voor subsidies en bijdragen wordt voor het merendeel veroorzaakt door de ingeboekte doelmatigheidsbesparingen met betrekking tot de doelsubsidie TNO/Defensie-onderzoek en daarnaast door de verwachting dat de doelsubsidie aan de BNMO met ingang van 1999 wordt beëindigd.

01.05 Materiële exploitatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Met ingang van de begroting 1996 zijn de uitgaven van dit artikel ondergebracht bij artikel 01.18 Personeel en materieel en artikel 01.19 Overige departementale uitgaven. Daarnaast vond een overheveling plaats van de uitgaven voor de uitvoerende diensten naar het voormalige beleidsterrein 09. Groep Defensie-ondersteuning (GDO).

Met ingang van 1 april 1996 is deze groep opgenomen in het hiervoor in de plaats gekomen beleidsterrein 09. Defensie Interservice Commando (Dico).

Ten laste van dit artikel kwamen tot en met 1995 de materiële uitgaven ten behoeve van de Centrale organisatie en de daartoe behorende bijzondere organisatie-eenheden. Het betrof uitgaven voor:

– bureaukosten, waaronder onderhoud van meubilair en kantoormachines;–kantineverzorging, voorlichting en exposities;–huisvestingskosten, energie en onderhoud;–frankering, porto en kosten betalingsverkeer;–drukkosten;–de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T), onder andere zelfbeheer en externe engineering;–tijdschriften en bibliotheek;–schadevergoedingen;–hulpprogramma's aan Navo-lidstaten en steun aan landen met «developing defence industries» (DDI).

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 199714 12380 740      
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerpbegroting 199714 12380 740      Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
199514 12380 740      94 863
1996         
1997         
1998         
1999         
2000         
2001         
na 2001         

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 94 863      

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
    1995   1995 econ. funct.
Bureaukosten   6 349   6 923 12.1 02.0
Uitgaven ten behoeve van het personeel   2 527   4 547 12.1 02.0
Voorlichting   1 207   1 337 12.1 02.0
Huisvestingskosten en energie   22 958   26 006 12.1 02.0
Frankering en porto   3 452   3 452 12.1 02.0
Drukwerk   5 168   5 168 12.1 02.0
Dienst Gebouwen, werken en terreinen   22 710   30 404 72.1 02.0
Tijdschriften   4 414   4 629 12.1 02.0
Schadevergoedingen   9 780   9 728 53.0 02.0
Hulpprogramma's   2 175   2 669 31.1 02.0
Totaal   80 740   94 863    

01.06 Bouw

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de kosten van renovatie- en nieuwbouwprojecten ten behoeve van de Centrale organisatie en de daartoe behorende bijzondere organisatie-eenheden, alsmede de defensiegebouwen in gebruik bij TNO/DO. Momenteel hebben de uitgaven slechts betrekking op de kosten van renovaties en onderhoud van de defensiegebouwen in gebruik bij TNO/DO.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  2 1012 0482 0482 0482 048 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  5553535353 
Stand ontwerp-begroting 19973 1234 6032 1562 1012 1012 1012 1012 101
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 19973 1234 6032 1562 1012 1012 1012 1012 101Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
19953 0473 718      6 765
1996768851 195     2 156
1997  9611 140    2 101
1998   9611 140   2 101
1999    9611 140  2 101
2000     9611 140 2 101
2001      9611 1402 101
na 2001       961 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  2 1012 0482 0482 0482 048 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  5553535353 
Stand ontwerp-begroting 1997 6 7652 1562 1012 1012 1012 1012 101

De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en de uitgavenopbouw hebben, overeenkomstig de berekeningswijze van het ministerie van Financiën, betrekking op de uitdeling van de prijsbijstelling 1996.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering.
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 econ. funct.
Huisvesting DGW&T 4 283   6 445   72.1 02.0
(Ver)nieuwbouw PML 3202 1562 101 3202 1562 101 72.1 02.0
Totaal 4 6032 1562 101 6 7652 1562 101    

De meerjarenraming

De onderverdeling van het volume van de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel Volume van de uitgaven
 1998199920002001
     
(Ver)nieuwbouw PML/TNO2 1012 1012 1012 101
Totaal2 1012 1012 1012 101

(Ver)nieuwbouw Prins Mauritslaboratorium

Voor onderhoud en renovatie van defensiegebouwen in gebruik bij TNO/DO wordt jaarlijks ongeveer f 2 miljoen geraamd. Afhankelijk van de soort activiteit wordt per vierkante meter een prijs gehanteerd die varieert van f 2100,– tot f 4500,–. Daarnaast worden de faciliteiten in Rijswijk aan de wettelijke eisen aangepast.

01.07 Materieel/investeringen algemeen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Met ingang van de begroting 1996 zijn de uitgaven van dit artikel ondergebracht bij artikel 01.18 Personeel en materieel.

Dit artikel bevatte tot en met 1995 uitgaven met een investeringskarakter. De hier opgenomen bedragen zijn bestemd voor:–aanschaf personenauto's;–aanschaf kantoormachines;–aanschaf meubilair, stoffering en inventaris;–uitgaven aan organisatie- en adviesbureaus voor automatiserings- en organisatie-onderzoeken.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 19973 79319 479      
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingenstand ontwerp-begroting 19973 79319 479      Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
19953 79319 479      23 272
1996         
1997         
1998         
1999         
2000         
2001         
na 2001         
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 23 272      

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
    1995   1995 econ. funct.
Vervoermiddelen   1 729   1 727 74.1 02.0
Kantoormachines   1     74.2 02.0
Meubilair   1 477   1 822 74.2 02.0
Organisatie- en adviesbureaus   16 272   19 723 12.1 02.0
Totaal   19 479   23 272    

01.08 Geheime uitgaven

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Overeenkomstig artikel 19 van de Comptabiliteitswet 1976 en de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften, is artikel 01.08 bij Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.

Door toepassing van categorie 2.b van de «Aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991» wordt bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.

De economische en functionele codering van de uitgaven ten laste van dit artikel is respectievelijk 01. (nader te verdelen) en 02.0.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  1 2001 3001 4001 4001 400 
1e suppletore wet 1996  – 1 000     
Nieuwe mutaties   – 1 100– 1 200– 1 200– 1 200 
Stand ontwerp-begroting 1997 195200200200200200200

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw hebben betrekking op een overheveling naar artikel 01.18 Personeel en materieel van een aantal aanschaffingen van hoogwaardige technische apparatuur ter ondersteuning van het verwerven van inlichtingen. Deze hebben echter een dermate algemeen karakter dat overheveling naar dat artikel gerechtvaardigd is.

De geheime uitgaven worden jaarlijks door de President van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd.

01.09 Onvoorziene uitgaven

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 1976 kan een begroting een artikel voor onvoorziene uitgaven bevatten.

Aangezien de afgelopen jaren geen uitgaven ten laste van dit artikel zijn gebracht, is hiervoor ook in 1997 en volgende jaren geen bedrag geraamd.

De economische en functionele codering van de eventuele uitgaven ten laste van dit artikel is respectievelijk 13 en 02.0.

01.10 Automatisering en telecommunicatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel kwamen in 1995 de uitgaven voor automatisering en telecommunicatie van de Centrale organisatie en van bijzondere organisatie-eenheden. De automatiseringsuitgaven hadden zowel betrekking op de uitgaven aan het Duyverman Computercentrum (DCC) als op de uitgaven die werden gedaan aan het Rijkscomputercentrum (RCC) ten behoeve van de salarisbetalingen aan het burgerpersoneel en aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds voor de uitkeringen in de pensioensfeer.

Met ingang van de begroting 1996 zijn de uitgaven en verplichtingen van dit artikel ondergebracht bij artikel 01.18 Personeel en materieel.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 19979 63175 573      

Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingenstand ontwerp-begroting 19979 63175 573      Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
19959 63175 573      85 204
1996         
1997         
1998         
1999         
2000         
2001         
na 2001         
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 85 204      

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000 ) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
    1995   1995 econ. funct.
Automatisering:             
– exploitatie   53 987   61 910 12.2 02.0
– investeringen   15 423   17 014 74.2 02.0
             
Telecommunicatie:             
– exploitatie   4 541   4 551 12.1 02.0
– investeringen   1 622   1 729 74.2 02.0
Totaal   75 573   85 204    

01.11 Internationale verplichtingen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Nederland neemt deel aan een aantal gemeenschappelijk gefinancierde programma's in Navo-verband. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de samenhang van het bondgenootschap. Het betreft onder meer het Navo Veiligheids Investeringsprogramma (het vroegere Navo-infrastructuurprogramma), de Militaire begroting en het «Airborne Early Warning and Control System» (AWACS).

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  139 41776 54978 00475 90375 501 
1e suppletore wet 1996  – 6 099     
Nieuwe mutaties  10 60530 36833 27540 58445 741 
Stand ontwerp-begroting 1997336 412152 844143 923106 917111 279116 487121 242115 282
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 1997336 412152 844143 923106 917111 279116 487121 242115 282Uitgaven stand ontwerp-begroting 1996
199589 82557 923      147 748
199658 91319 31771 805     150 035
199746 6787 48822 61876 543    153 327
199837 1017 4431 40030 37474 600   150 918
199923 51212 7273 400 36 67969 783  146 101
200017 41610 3167 500  46 70470 082 152 018
200111 60011 6767 500   51 16070 282152 218
na 200151 36725 95429 700    45 000 

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  153 660151 202149 893143 946153 453 
1e suppletore wet 1996  – 6 099     
Nieuwe mutaties  2 4742 1251 0252 155– 1 435 
Stand ontwerp-begroting 1997 147 748150 035153 327150 918146 101152 018152 218

De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Prijsbijstelling 19962 3972 3502 1552 430
Navo-veiligheidsinvesteringsprojecten in Nederland4 7493 0674 2664 740
Bijdrage Veiligheidsprogramma21 27625 91232 21736 625
AWACS exploitatie807807807807
Bijdrage aan de militaire begroting van de Navo1 1391 1391 1391 139
Totaal30 36833 27540 58445 741

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Prijsbijstelling 19962 3972 3502 1552 430
Navo-veiligheidsinvesteringsprojecten in Nederland– 1 401– 384941– 2 924
Bijdrage aan Navo Veiligheids Investeringsprogramma– 1 287– 1 287– 1 287– 1 287
Investeringen AWACS470– 1 600– 1 600– 1 600
Exploitatie AWACS807807807807
Bijdrage aan de militaire begroting van de Navo1 1391 1391 1391 139
Totaal2 1251 0252 155– 1 435

Prijsbijstelling 1996

Overeenkomstig de berekeningswijze van het ministerie van Financiën is de prijsbijstelling 1996 aan dit artikel toegevoegd.

Navo-Veiligheidsinvesteringsprojecten in Nederland

Na de fundamentele herziening in de voorgaande jaren is een beperkte groei van binnen de nieuwe criteria passende projecten zichtbaar. Dit leidt tot een zekere toename van verplichtingen voor nieuwe projecten.

Bijdrage aan het Navo Veiligheids Investeringsprogramma

De toename van de verplichtingen in dit artikelonderdeel hangt samen met de nieuwe wijze van invulling van het programma. Thans wordt jaarlijks een aantal «Capability Packages» (CP) door de Navo-raad goedgekeurd. De verplichting wordt per CP geregistreerd.

De berekening van de Nederlandse bijdrage berust op Navo-prognoses. De lichte daling, ten opzichte van de begroting 1996, van de Nederlandse bijdrage aan het Navo Veiligheids Investeringsprogramma, is met name het gevolg van toegenomen Franse participatie aan dit programma.

AWACS investeringen

De wijzigingen van de uitgaven zijn hoofdzakelijk het gevolg van de aanpassing van de valuta-koersen. Vooral de invloed van de lagere dollar doet zich hier gelden.

Exploitatie AWACS

Met de deelnemende landen is een betalingsniveau overeengekomen dat ten opzichte van de begroting 1996 een geringe stijging van de uitgaven te zien geeft.

Bijdrage aan de militaire begroting van de Navo

De raming dient, mede door de financiële effecten van het gemeenschappelijk gefinancierde deel van de IFOR-operatie, in geringe mate te worden bijgesteld.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 econ. funct.
Navo-Veiligheids Investerings-projecten in Nederland 18 61926 06232 205 24 71130 14930 601 13   02.0
Bijdrage aan Navo veiligheids investeringsprogramma 79 81919 76125 912 68 18364 35664  356 35.4 02.0
Investeringen AWACS 8 61349 500  9 0806 9309 570 35.4 02.0
Exploitatie AWACS 16 13314 95014 950 16 13314 95014 950 35.4 02.0
Bijdrage aan de militaire begroting van de Navo 26 70030 95030 950 26 70030 95030 950 35.4 02.0
Overige bijdragen 2 9602 7002 900 2 9412 7002 900 35.4 02.0
Totaal 152 844143 923106 917 147 748150 035153 327    

De meerjarenraming

De onderverdeling naar artikelonderdelen van het volume van de uitgaven (x f 1000)
ArtikelonderdeelVolume van de uitgaven
 1998199920002001
Navo-Veiligheids Investerings-projecten in Nederland29 96224 34529 96229 962
Bijdrage aan Navo veiligheidsinvesteringsprogramma64 35664 35664 35664 356
Investeringen AWACS7 5007 5007 5007 500
Exploitatie AWACS14 95014 95014 95014 950
Bijdrage aan de militaire begroting van de Navo30 95030 95030 95030 950
Overige bijdragen3 2004 0004 3004 500
Totaal150 918146 101152 018152 218

Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland

De uitgaven voor projecten in Nederland betreffen projecten die naar verwachting in 1997 worden voltooid. Het grootste deel van de uitgaven wordt verrekend met de Navo. De hieruit voortvloeiende ontvangsten worden verantwoord op het ontvangstenartikel 01.04.

Na de fundamentele wijzigingen van het Navo Veiligheids Investeringsprogramma is de nadruk komen te liggen op functies voor crisisbeheersing. Voor wat betreft Nederland gaat het in hoofdlijnen om investeringen ten behoeve van communicatie en civiel-technische faciliteiten (met name Navo-oliepijpleidingennetwerk).

Bijdrage aan het Navo veiligheids investeringsprogramma

In dit programma is gekozen voor gemeenschappelijke financiering van samenhangende projecten waarvan het belang of het gebruik uitgaat boven het nationale niveau, de zogenaamde «Capability Packages». Hierin zijn tevens de financiële gevolgen van de exploitatie, inclusief de personele kosten, alsmede relaties met bestaande faciliteiten opgenomen.

Voor de raming in 1997 wordt uitgegaan van een totaal contributieniveau van IAU 175 miljoen ofwel f 1295 miljoen (één Infrastructure Accounting Unit = circa f 7,40). Het Nederlands aandeel van ongeveer 5% betekent een bijdrage van f 64,4 miljoen.

Investeringen AWACS

De investeringen worden gedaan in het kader van de eerste fase («near-term») van het AWACS-verbeteringsprogramma. De investeringen betreffen met name verbeteringen van de radars en de verbindingen.

In Navo-verband is onderzoek gedaan naar de noodzaak en de mogelijkheden van een vervolgfase («mid-term»).

Nadere besluitvorming hierover zal naar verwachting eind 1996 plaatsvinden. De ramingen berusten op de vastgestelde Nederlandse bijdrage van circa 3,75 %.

Exploitatie AWACS

De uitgaven voor het operationeel houden van de AWACS-vloot berusten op de in het «operation and support»-budget voorziene behoeften. Bij de raming is rekening gehouden met een door de deelnemende landen overeengekomen reële nulgroei. De Nederlandse bijdrage is ongeveer 3,75%.

Bijdrage militaire begroting van de Navo

Ten laste van de militaire begroting van de Navo, waaraan Nederland ongeveer 3,5% bijdraagt, komen:–de uitgaven van de hoofdkwartieren, agentschappen en speciale programma's;–de uitgaven ten behoeve van gemeenschappelijk gefinancierde investeringsprojecten;–de uitgaven van gemeenschappelijke voorzieningen die niet in aanmerking komen voor financiering door het Navo Veiligheids Investeringsprogramma.

Overige bijdragen

De overige bijdragen betreffen het Nederlandse aandeel in verschillende specifieke projecten en voorzieningen van Navo, bijvoorbeeld de internationale school van SHAPE en pensioenbijdragen.

01.12 Garanties

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Het ministerie van Defensie heeft de volgende garanties verleend:–voor de wachtgeldregeling voor het personeel van de Stichting nationaal lucht- en ruimtevaart geneeskundig centrum dat per 31 december 1993 in dienst was. Deze garantstelling wordt verleend in combinatie met het ministerie van Verkeer en Waterstaat en loopt tot uiterlijk 1 januari 1998 (f 4,650 miljoen);–voor de lening aan de Woonstichting «Ons Belang» voor een maximum van f 0,4 miljoen met een looptijd tot het jaar 2002;–voor Eurometaal met een maximum van f 2 miljoen.

Naar de huidige inzichten zijn de uitgaven tot en met het jaar 2000 nihil.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  6 9226 8722 1702 1162 060 
1e suppletore wet 1996  – 6 922– 6 872– 2 170– 2 116– 2 060 
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 19972 2724 650      

Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 19972 2724 650      Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
WNTB2 2724 650       
1995         
1996         
1997         
1998         
1999         
2000         
2001         
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997        

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdeel van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
  Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 econ. funct.
Wachtgeldregeling personeel NLRGC 4 650       51.2 02.0
Totaal 4 650          

01.13 Milieuheffingen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De uitgaven ten laste van dit artikel hebben betrekking op de door Defensie verschuldigde milieuheffingen, die worden verrekend met de waterschappen en gemeenten. De aanslagen hadden betrekking op alle beleidsterreinen van de defensiebegroting. Met ingang van de begroting 1996 zijn de uitgaven en verplichtingen van dit artikel naar de betrokken beleidsterreinen overgeheveld. Het resterende bedrag, dat betrekking heeft op locaties die in gebruik zijn bij de Centrale organisatie, is met ingang van de begroting 1996 ondergebracht bij artikel 01.18 Personeel en materieel.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 5 896      
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting1996 5 896      Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
1995 5 896      5 896
1996         
1997         
1998         
1999         
2000         
2001         
na 2001         

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 5 896      

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
    1995   1995 econ. funct.
Milieuheffingen   5 896   5 896 12.5 02.0

01.14 Milieumaatregelen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De activiteiten hebben betrekking op bodemonderzoeken ten behoeve van de sanering van verontreinigde gronden en overige vormen van milieubelasting. Ook zijn in dit artikel opgenomen de uitgaven voor aan milieumaatregelen gerelateerde verleende diensten van de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T).

De verantwoording van de uitgaven van het saneringsprogramma van de geluidszones rondom militaire vliegvelden is met ingang van de begroting 1996 naar de beleidsverantwoordelijke krijgsmachtdelen overgeheveld.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  12 83212 0867 9007 9007 400 
1e suppletore wet 1996  3 6003 6001 8001 8001 800 
Nieuwe mutaties  – 1 954– 2 236136136– 1 871 
Stand ontwerp-begroting 199722 68234 93414 47813 4509 8369 8367 3299 329

Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 199722 68234 93414 47813 4509 8369 8367 3299 329Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
199520 39929 812      50 211
19962 2834 8837 478     14 644
1997 2397 0007 450    14 689
1998   6 0003 836   9 836
1999    6 0003 836  9 836
2000     6 0003 329 9 329
2001      4 0005 3299 329
na 2001       4 000 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  10 84210 8867 9007 9007 400 
1e suppletore wet 1996  3 6003 6001 8001 8001 800 
Nieuwe mutaties  202203136136129 
Stand ontwerp-begroting 1997 50 21114 64414 6899 8369 8369 3299 329

De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Prijsbijstelling 1996203136136129
Ramingsbijstelling– 2 439  – 2 000
Totaal– 2 236– 136– 136– 1 871

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw hebben alleen betrekking op de bij de verplichtingenopbouw vermelde prijsbijstelling 1996. Deze is overeenkomstig de berekeningswijze van het ministerie van Financiën aan dit artikel toegevoegd.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 econ. funct.
Zonering vliegvelden 26 496   39 890   51.1 02.0
Milieumaatregelen 8 43814 47813 450 10 32114 64414 689 12.1 02.0
Totaal 34 93414 47813 450 50 21114 64414 689    

Milieumaatregelen

Voor bodemonderzoeken ten behoeve van de sanering van verontreinigde gronden en voor wetenschappelijk onderzoek wordt met ingang van 1998 jaarlijks een bedrag van f 6,8 miljoen geraamd. Naast het reeds voorziene onderzoek naar oppervlaktewater- en luchtverontreiniging zijn ook onderzoeken naar overige vormen van milieubelasting onder dit artikel gebracht.

De meerjarenraming van de milieumaatregelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van het volume van de uitgaven(x f 1000)
ArtikelonderdeelVolume van de uitgaven
 19971998199920002001
Milieu-advies11 6896 8366 8366 8296 829
Wetenschappelijk milieu-onderzoek3 0003 0003 0002 5002 500
Totaal14 6899 8369 8369 3299 329

De ramingskengetallen voor de uitgaven inzake milieu-advies kunnen als volgt worden gespecificeerd (begrotingsbedragen x f 1 miljoen):

 
 19971998199920002001
Uitgaven onderzoek:      
– aantal projecten300175175175175
– begrotingsbedrag6,03,53,53,53,5
Uitgaven milieukundige begeleiding:      
– aantal projecten6037373737
– begrotingsbedrag2,21,31,31,31,3
Apparaatskosten DGW&T3,52,02,02,02,0
Totaal11,76,86,86,86,8

Wetenschappelijk milieu-onderzoek

Voor wetenschappelijk milieu-onderzoek wordt jaarlijks een bedrag van f 3 miljoen gereserveerd. Met ingang van het jaar 2000 wordt dit bedrag met f 0,5 miljoen gereduceerd.

01.15 Technologie-ontwikkeling

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven geraamd voor technologie-ontwikkeling, alsmede voor het opbouwen en instandhouden voor en gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie (Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling voor de Centrale organisatie [Woo Co]). De uitgaven voor het gebruik van kennis en kunde door de krijgsmachtdelen, inclusief de uitgaven voor de ontwikkeling van materieel ten behoeve van de krijgsmacht, komen ten laste van de krijgsmachtdeelbudgetten.

Het ministerie van Economische Zaken neemt financieel deel aan technologie- en materieelontwikkelingsprojecten, waarbij de bijdrage afhankelijk is van de bijdrage die door de industrie wordt geleverd. Het streven is door middel van het financieren van dergelijke projecten de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie op specifieke gebieden te verbeteren. Het overleg aangaande de financiële bijdrage van het ministerie van Economische Zaken vindt plaats in de commissie ontwikkeling defensiematerieel (Codema).

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  28 65229 27422 31812 11810 618 
1e suppletore wet 1996  – 4 019     
Nieuwe mutaties  1 7166 3603 28412 56614 948 
Stand ontwerp-begroting 199764 76813 01026 34935 63425 60224 68425 56624 484

Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 199764 76813 01026 34935 63425 60224 68425 56624 484Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
199524 9874 162      29 149
199619 9554 41210 859     35 226
199712 4921 5705 50314 634    34 199
19986 3201 1204 7279 50010 602   32 269
19991 0141 7464 3936 0006 00011 184  30 337
2000  8674 5003 5006 00013 949 28 816
2001   1 0003 5004 5006 00013 81628 816
na 2001    2 0003 0005 61710 668 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  33 51033 72731 82329 91828 418 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  1 716472446419398 
Stand ontwerp-begroting 1997 29 14935 22634 19932 26930 33728 81628 816

De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Technologie-ontwikkeling en Woo Centrale organisatie5 8882 83812 14714 550
Prijsbijstelling 1996472446419398
Totaal6 3603 28412 56614 948

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw hebben alleen betrekking op de bij de verplichtingenopbouw vermelde prijsbijstelling 1996. Deze is overeenkomstig de berekeningswijze van het ministerie van Financiën aan dit artikel toegevoegd.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 econ. funct.
Bijdrage ruimtevaartprogramma  6 0005 600 6 0006 0005 600 13 02.01
Woo Centrale organisatie 1 7162 1501 894 1 7162 1501 894 13 02.01
Ontwikkeling defensie-technologie 11 29418 19928 140 21 43327 07626 705 13 02.01
Totaal 13 01026 34935 634 29 14935 22634 199    

De meerjarenraming

De onderverdeling van het volume van de uitgaven naar de artikelonderdelen(x f 1000)
ArtikelonderdeelVolume van de uitgaven
 1998199920002001
Bijdrage ruimtevaartprogramma5 2004 2003 2003 200
Woo Centrale organisatie2 6863 5006 8186 218
Ontwikkeling defensie–technologie24 38322 63718 79819 398
Totaal32 26930 33728 81628 816

Bijdrage ruimtevaartprogramma

In 1997 wordt f 5,6 miljoen beschikbaar gesteld voor het ruimtetechnologieprogramma van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR). Ingaande 1997 nemen de uitgaven als gevolg van doelmatigheidsbesparingen af.

Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling voor de Centrale organisatie (Woo Co)

De uitgaven die worden verantwoord bij dit artikelonderdeel hebben betrekking op:–het opbouwen en instandhouden van kennis en kunde voor en–het gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie.

De meerjarenraming van dit artikelonderdeel

bedragen x f 1000Volume van de uitgaven
Artikelonderdeel19971998199920002001
Opbouwen en instandhouden van kennis en kunde voor de Centrale organisatie1 5001 0001 0001 0001 000
Gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie3941 6862 5005 8185 218
Totaal1 8942 6863 5006 8186 218

Opbouwen en instandhouden van kennis en kunde voor de Centrale organisatie

De opbouw en het instandhouden van kennis en kunde voor de Centrale organisatie heeft betrekking op onderzoek ten behoeve van de primaire processen van de Centrale organisatie, zoals beleids-, plannings- en besluitvormingsprocessen voor alle onderdelen van de Centrale organisatie. Hiervoor kan vaak geen gebruik worden gemaakt van de doelfinanciering aan TNO, waardoor het noodzakelijk is hiervoor een voorziening op te nemen. Het betreft onderzoek dat zowel binnen als buiten TNO plaatsvindt, zoals bij universiteiten, academische ziekenhuizen en andere instellingen.

Gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie

Het gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie heeft betrekking op uitgaven voor advisering en algemene ondersteuning van de verschillende organisatiedelen van de Centrale organisatie. Het betreft onder andere onderzoek op het gebied van personeel, inlichtingen, technologische verkenningen en zeer specifiek milieu-onderzoek. De uitgaven voor algemeen milieu-onderzoek maken hier geen onderdeel van uit. In dit onderzoek kan, in de systematiek van integraal plannen van Woo, niet worden voorzien uit de doelfinanciering aan TNO.

Ontwikkeling defensietechnologie

De uitgaven die worden verantwoord bij het artikelonderdeel ontwikkeling defensietechnologie en gebruik Centrale organisatie hebben betrekking op:–technologie-ontwikkeling in het kader van Codema;–internationale technologie-ontwikkeling in Euclid-verband;–internationale technologie-ontwikkeling in WEAG-verband en–nationale technologie-ontwikkeling.

De meerjarenraming van dit artikelonderdeel

bedragen x f 1000Volume van de uitgaven
Artikelonderdeel19971998199920002001
Technologie-ontwikkeling in het kader van Codema3 8092 7962 4194 3984 398
Internationale technologie-ontwikkeling (Euclid)11 54910 7779 5446 0006 000
Internationale technologie-ontwikkeling (WEAG)3 9325 3037 1986 0006 000
Nationale technologie-ontwikkeling7 4155 5073 4762 4003 000
Totaal26 70524 38322 63718 79819 398

Technologie-ontwikkeling in het kader van Codema

Voor technologie-ontwikkelingsprojecten in het kader van Codema geldt in beginsel dat Defensie een derde van de kosten bijdraagt, evenals de industrie en het ministerie van Economische Zaken. De uitgaven zullen in samenhang met de voortgang van de lopende projecten over de jaren fluctueren.

Internationale technologie-ontwikkeling (Euclid)

Voor internationale technologie-ontwikkeling is in WEAG-verband het Euclid-programma opgesteld. Hierin streven de WEAG-landen naar gemeenschappelijke projecten, waaraan elk land een bijdrage levert. Het resultaat is voor alle deelnemende landen beschikbaar. Ieder land streeft ernaar tenminste één nationale industrie of onderzoeksinstelling te vinden, die deelneemt aan voor dat land relevante technologieprojecten. Ter ondersteuning van het Euclid-programma is in 1995 een Research Cell opgericht. De financiering van Euclid-projecten geschiedt volgens een afgesproken verdeelsleutel, die verband houdt met de tussen de deelnemende landen overeengekomen werkverdeling. Er wordt in beginsel een eigen financiële bijdrage van de deelnemende industrieën en onderzoeksinstellingen verwacht. Aan Euclid-projecten wordt in een aantal gevallen eveneens door het ministerie van Economische Zaken bijgedragen.

Internationale technologie-ontwikkeling (WEAG)

Naast de internationale technologie-ontwikkeling binnen het Euclid-programma wordt binnen WEAG-verband ook op andersoortige wijzen in technologie-projecten samengewerkt. De uitgaven hiervoor zijn in dit onderdeel samengebracht. Het ligt in de verwachting dat op langere termijn ook dergelijke projecten in het Euclid-programma kunnen worden ondergebracht.

Nationale technologie-ontwikkeling

De uitgaven van dit onderdeel zijn bedoeld voor de ontwikkeling, door met name nationale onderzoeksinstellingen, van defensie specifieke nieuwe technologieën die een hoge kans op industriële toepassing maken. De uitgaven van dit onderdeel zullen in de loop der jaren, als gevolg van bezuinigingen, worden verminderd.

01.16 Loonbijstelling

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De ramingen van de personele uitgaven berusten op het salarisniveau van 1996. Via dit artikel is de loonbijstelling 1996 als mutatie in de eerste suppletore begroting 1996 over de beleidsterreinen verdeeld. De ontvangen bedragen voor de incidentele looncomponent voor 1997 en volgende jaren en de verwerking van het restant van de loonbijstelling 1996, zijn als nieuwe mutatie over de beleidsterreinen verdeeld.

De stand ontwerp-begroting 1997 op dit artikel wordt verklaard door de hierop gestalde bedragen inzake de sectoralisatie van de Ziektekosten-voorziening Overheidspersoneel (ZVO), A&O-gelden en gelden voor nog nader vast te stellen arbeidsvoorwaarden.

Door toepassing van categorie 2.c van de aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991 wordt bij dit administratieve begrotingsartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  38 13347 51754 36060 57365 950 
1e suppletore wet 1996  – 17 44185 87188 99389 75078 362 
Nieuwe mutaties  – 7 580– 38 818– 32 264– 31 617– 36 998 
Stand ontwerp-begroting 1997  13 11294 570111 089118 706107 314137 469

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 100019961997199819992000
– uitdeling van de incidentele looncomponent 1997 over de beleidsterreinen – 34 722– 33 754– 33 313– 32 923
– uitdeling over de beleidsterreinen van het zogenaamde kindsdeel van de Rijksbedrijfsgezondheids- en bedrijfsveiligheidsdienst– 4 305– 4 305– 4 305– 4 305– 4 305
– uitdeling over de beleidsterreinen van budgetten voor A&O-projecten– 2 333    
– een correctie op de bij dit artikel gestalde bedragen voor de ZVO-regeling – 260– 260– 260– 260
– herschikkingen met andere beleidsterreinen inzake correctie op de loonbijstelling 1996 en andere bijstellingen– 942 4696 0556 261490
Totaal– 7 580– 38 818– 32 264– 31 617– 36 998

De economische en functionele codering is respectievelijk 01.11 en 02.9.

01.17 Prijsbijstelling

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De ramingen van de materiële uitgaven in de ontwerp-begroting 1997 berusten op het prijspeil van 1996. De compensatie voor de door het Centraal Planbureau vast te stellen prijsbijstelling over 1997 zal tijdens de uitvoering van de begroting 1997 ten gunste van dit artikel worden gebracht. In de nieuwe mutaties is de op dit artikel geboekte prijsbijstelling 1996 over de daarvoor in aanmerking komende artikelen van de beleidsterreinen verdeeld.

Door toepassing van categorie 2.c van de aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991 wordt bij dit administratieve begrotingsartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  68 21073 23071 38072 13072 130 
1e suppletore wet 1996  37 75316 682– 7 782– 27 605– 8 638 
Nieuwe mutaties  – 105 963– 89 912– 63 598– 44 525– 63 492 
Stand ontwerp-begroting 1997  00000 

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 100019961997199819992000
– uitdeling van de prijsbijstelling 1996 over de artikelen van de beleidsterreinen– 96 584– 98 025– 98 664– 99 191– 99 658
– diverse technische herschikkingen met andere begrotingsartikelen– 9 379– 44 053– 17 1002 500– 16 000
– compensatie vanwege de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) 52 16652 16652 16652 166
Totaal– 105 963– 89 912– 63 598– 44 525– 63 492

Compensatie Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

Deze mutatie betreft een compensatie van de reeds met de eerste suppletore begroting 1996 ten laste van dit artikel overgehevelde uitgaven voor attachés en de kustwacht van de Antillen en Aruba naar artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Compensatie vind nu plaats ten laste van de beleidsterreinen waar deze uitgaven tot en met de begroting 1996 worden verantwoord.

De economische en functionele codering is respectievelijk 01.13 en 02.9.

01.18 Personeel en materieel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

In dit artikel zijn de verplichtingen en uitgaven opgenomen die nodig zijn voor het functioneren van het ambtelijk apparaat van de Centrale organisatie.

Het artikel bevat ondermeer de volgende componenten:–loonkosten en overige tot het loon te rekenen kosten van de bewindslieden, het ambtelijk burgerpersoneel en het militair personeel dat bij het ministerie is geplaatst;–overige personele uitgaven;–materiële uitgaven.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  265 783228 577201 296196 013197 499 
1e suppletore wet 1996  44 19911 38412 64412 11911 508 
Nieuwe mutaties  6 698662– 4 616– 7 159– 1 069 
Stand ontwerp-begroting 19978 85016 884316 680240 623209 324200 973207 938208 660
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 19978 85016 884316 680240 623209 324200 973207 938208 660Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
1995         
19968 10916 366291 638     316 113
199773133820 000227 833    248 902
1998101803 50010 000205 472   219 162
1999  1 5422 0003 852200 388  207 782
2000   790 585207 338 208 713
2001      600208 060208 660
na 2001       600 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  270 069231 850201 517197 213197 499 
1e suppletore wet 1996  44 19911 38412 64412 11911 508 
Nieuwe mutaties  1 8455 6685 001– 1 550– 294 
Stand ontwerp-begroting 1997  316 113248 902219 162207 782208 713208 660

De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Ramingsbijstelling4 3162 5562 2359 849
Herstructurering Haagse staven– 1 810– 3 528– 5 246– 7 010
Correctie taakstelling automatiseringsuitgaven200– 1 600– 1 600– 1 600
Bijdrage NBV– 101– 101– 605– 365
Ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf– 1 943– 1 943– 1 943– 1 943
Totaal 662– 4 616– 7 159– 1 069

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:    
– herstructurering Haagse staven:     
* militair personeel– 1 120– 1 680– 2 240– 2 800
* burger personeel– 690– 1 848– 3 006– 4 210
– wetenschappelijk onderzoek   244
– Militaire Inlichtingen Dienst (MID)10050   
– reductie Directie Voorlichting – 45– 470– 850
– automatisering200– 1 600– 1 600– 1 600
– ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB)– 1 943– 1 943– 1 943– 1 943
– compensatie uitgaven vanwege de prijsbijstelling 19962 3172 2362 2242 228
     
Overige nieuwe mutaties:     
– loonbijstelling 1996 en incidentele looncomponent1 6318745881 134
– actualisering in– en uitstroom burgerpersoneel in de wachtgeldregelingen2962 169941– 259
– MICIV (inlichtingen– en veiligheidsdiensten)2 9003 5003 5003 500
– overheveling van BIZA vanwege het RBB contract207199190190
– overheveling naar artikel 01.19 (portokosten Directie Voorlichting)– 1 400– 1 400– 1 400– 1 400
– overheveling van artikel 01.081 1001 2001 2001 200
– overheveling van artikel 01.112721 325 3 865
– compensatie BNMO (artikel 01.04)– 192– 300  
– overheveling naar beleidsterrein     
05. Koninklijke luchtmacht  – 200– 400
– overheveling naar beleidsterrein     
08. Multiservice projecten– 680– 680– 680– 680
– compensatie TIVC5 1005 0005 0005 000
– ombuiging huisvestingskosten en onderhoud– 2 329– 1 955– 3 049– 3 148
– bijdrage NBV– 101– 101– 605– 365
Totaal5 6685 001– 1 550– 294

Doelmatigheidsbesparingen

In het kader van de doelmatigheidsoperatie wordt een aantal maatregelen genomen voor verdere herstructurering. Met name bij de herstructurering van de Centrale organisatie en de Haagse Staven gaat het om de doelstelling ingaande 1996 het aantal militaire- en burgerbeleidsfuncties bij de Centrale organisatie met 25 procent te verminderen.

Daarnaast wordt het aantal personeelsleden bij de Directie Voorlichting verminderd en wordt de Directie Geneeskundig Beleid grotendeels ondergebracht bij het Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB) van het Defensie Interservice Commando (Dico). Naast een additionele taakstelling voor automatiseringsuitgaven hebben met betrekking tot de doelmatigheidsbesparingen, die in de begroting 1996 werden voorzien, enige bijstellingen plaatsgevonden. Deze bijstellingen zijn met name het gevolg van het verloop van de doelmatigheidsmaatregelen.

Prijsbijstelling 1996

Overeenkomstig de berekeningswijze van het ministerie van Financiën is de prijsbijstelling 1996 aan dit artikel toegevoegd.

Incidenteel loon burger- en militair personeel

Aan de ramingen voor burger- en militair personeel is, naast het restant loonbijstelling 1996, de vergoeding voor de incidentele looncomponent toegevoegd.

Wachtgelden burgerpersoneel

Het betreft de verrekening tussen het budget van beleidsterrein 01. Algemeen en het beleidsterrein 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen, als gevolg van nieuwe inzichten in de instroom in de wachtgeldregelingen.

Ministeriële Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (MICIV)

Uitbreiding van de MID/CO formatie voor de operationele aanpak van de informatiebeveiligingstechnologie.

Overheveling van het ministerie van Binnenlandse Zaken

Structurele overheveling van het ministerie van Binnenlandse Zaken van het kindsdeel RBB naar aanleiding van de besluitvorming omtrent de meerjarige contractvorming.

Overheveling naar artikel 01.19

Overheveling van de uitgaven met betrekking tot frankering dienststukken van de Directie Voorlichting in verband met het separaat zichtbaar maken van de uitgaven die samenhangen met voorlichtingsactiviteiten.

Materiële exploitatie

Ten behoeve van de compensatie van de gestegen exploitatie-uitgaven zijn financiële middelen uit artikel 01.11 overgeheveld. Daarnaast is, omwille van een zuiverder verantwoording, de raming van enkele materiële aanschaffingen overgeheveld uit artikel 01.08.

Bond Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers (BNMO)

Als gevolg van vertragingen bij de eindafrekening 1995 is het kasritme van het resterende bedrag van de oorspronkelijke subsidie aan de BNMO gewijzigd. De hiermee samenhangende bedragen zijn overgeheveld naar artikel 01.04.

Overheveling naar beleidsterrein 05. Koninklijke luchtmacht

In het kader van «single service management» zijn de bij dit beleidsterrein gereserveerde fondsen voor fase 2 en 3 van NAFIN naar de Koninklijke luchtmacht overgeheveld.

Overheveling naar beleidsterrein 08. Multiservice-projecten

Ingevolge interdepartementaal geaccordeerde procedures voor de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), worden met ingang van de ontwerp-begroting 1997 de uitgaven van attachés geraamd en verantwoord op het begrotingsartikel 08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking.

MID/TIVC

In het kader van de reorganisatie en integratie van de Militaire Inlichtingen Diensten (MID) bij de Centrale organisatie zijn extra financiële middelen noodzakelijk ten behoeve van achterstallige investeringen en kwaliteitsverbetering van het Technisch Informatie Verwerkings Centrum (TIVC) van de MID.

Huisvestingskosten

Verlaging van de huisvestings- en onderhoudskosten als gevolg van herfasering van onderhoudsinspanningen.

Bijdrage NBV

In het kader van de afstemming van «reflexposten» in de Rijksbegroting met het ministerie van Buitenlandse zaken is de bijdrage aan het Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging bijgesteld en zijn de financiële middelen naar artikel 01.04 Bijdragen en subsidies overgeheveld.

De onderverdeling naar de artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
   19961997  19961997 econ. funct.
01.18.01 Ambtelijk  91 18582 819  91 18582 819 11.1 02.0
burgerpersoneel             
01.18.02 Militair personeel  69 15860 804  69 15860 804 11.1 02.0
01.18.03 Overige personele  21 58919 671  21 58919 671 12.1 02.0
uitgaven             
01.18.04 Materieel 134 74877 329 134 18185 608 12.1 02.0
Totaal  316 680240 623  316 113248 902    

Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel

De onderverdeling van het volume van de uitgaven naar artikelonderdelen (x f 1000)
ArtikelonderdeelUitgaven
 199619971998199920002001
Actief ambtelijk burgerpersoneel:       
– personele sterkte (in vte'n)1 067973890812784767
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)89 95881 65775 82069 98368 59567 759
– gemiddeld salaris (x f 1,–)84 30983 92385 19186 18687 49488 343
Niet–actief ambtelijk burgerpersoneel:       
– personele sterkte (in vte'n)302827262525
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)1 2271 1621 1021 0621 0521 052
– gemiddeld salaris (x f 1,–)40 90041 50040 81540 84642 08042 080
Totaal91 18582 81976 92271 04569 64768 811

Ramingskengetallen militair personeel

De onderverdeling van het volume van de uitgaven naar artikelonderdelen (x f 1000)
ArtikelonderdeelUitgaven
 199619971998199920002001
Vrijwillig dienend militair personeel:       
– personele sterkte (in vte'n)414431414411406398
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)41 37543 48741 55141 23341 53242 879
– gemiddeld salaris (x f 1,–)99 940100 898100 365100 324102 296107 736
Dienstplichtig personeel:       
– personele sterkte (in vte'n)10     
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)236      
– gemiddeld salaris (x f 1,–)23 600      
Lump sum geneeskundige verzorging27 54717 317364375375 
Totaal69 15860 80441 91541 60841 90742 879

Meerjarig volume overige personele uitgaven

 
 Uitgaven
 199619971998199920002001
Overige personele uitgaven:       
– inhuur tijdelijk personeel1 5711 4141 3891 3651 3311 331
– reis– en verblijfkosten8 9798 5348 0907 6527 5457 545
– verplaatsingskosten1 9631 9061 8261 7941 7761 776
– werving en keuring235235235235235235
– opleidingen2 1771 9751 8211 7181 6641 664
– overige personele uitgaven6 6645 6075 9195 7775 7255 725
Totaal21 58919 67119 28018 54118 27618 276

Meerjarig volume materiële exploitatie uitgaven

 
 Uitgaven
 199619971998199920002001
Materiële exploitatie uitgaven:       
– bureaukosten10 1818 5678 3678 3988 3168 316
– representatie en vergaderingen2 062937829747890890
– huisvestingskosten22 10816 50814 98210 88411 02511 009
– frankering en porto968718718718718718
– drukkosten990650650650650650
– tijdschriften1 149946896896896896
– telecommunicatie3 7503 1003 1003 1003 1003 850
– automatisering44 51534 97635 23334 37934 90234 622
– uitbesteding14 1815 8485 1885 1484 8584 858
sub-totaal99 90472 25069 96364 92065 35565 809
       
Materiële exploitatie uitgaven met een investeringskarakter:      
– vervoermiddelen1 7531 3851 3901 0001 0001 000
– meubilair1 613690640640640640
– automatisering27 8619 2558 7249 65311 51310 870
– telecommunicatie3 0502 028328375375375
sub-totaal34 27713 35811 08211 66813 52812 885
Totaal134 18185 60881 04576 58878 88378 694

01.18.01 Ambtelijk burgerpersoneel

De begrotingssterkte waarop de raming is gebaseerd is als volgt opgebouwd:

 
 19971998199920002001
Sterke begroting 1996850784732725725
Doelmatigheidsbesparingen:     
– reductie Haagse staven      
* daling gewenste sterkte– 23– 37– 51– 66– 74
* bdos151414158
daling begrotingssterkte– 8– 23– 37– 51– 66
– reductie Directie Voorlichting  – 3– 6– 8
– ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB)– 19– 19– 19– 19– 19
– correcties begroting 1996   33
Totaal doelmatigheidsbesparingen– 27– 42– 59– 73– 90
      
Overige mutaties:      
– overhevelingen tussen de beleidsterreinen128123115108108
– personeel ten behoeve van Kabinet voor Nederlands–Antilliaanse en Arubaanse Zaken11    
– personeel ten behoeve van informatiebeveiliging2124242424
Totaal overige mutaties150148139132132
      
Sterkte ontwerpbegroting 1997973890812784767

Doelmatigheidsbesparingen

Dit betreft onder meer een correctie op een eerder ten onrechte aangebrachte reductie op de post wetenschappelijk onderzoek. Daarmee zijn met ingang van het jaar 2000 drie vte'n gemoeid.

Bij de post reductie van de Centrale organisatie en de Haagse staven gaat het om de doelstelling ingaande 1996 bij de Centrale organisatie het aantal beleidsfuncties te verminderen met 25 procent, verdeeld over een periode van vijf jaren. De reductie Haagse staven zal met ingang van 1998 in gang worden gezet.

Bij de Centrale organisatie zijn 460 vte'n van burger- en militair personeel aangemerkt als beleidsfunctie en direct ondersteunende functie. De hier opgenomen aantallen hebben betrekking op de component burgerpersoneel.

Daarnaast vind de ontvlechting plaats van het Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB) naar het Defensie Interservice Commando (Dico) en wordt met de reductie van de Directie Voorlichting uitvoering gegeven aan het besluit de uitgaven op het gebied van voorlichting terug te dringen.

Overige mutaties

Naast personeelsuitbreiding ten behoeve van informatiebeveiliging, zijn ten opzichte van de begroting 1996 vanaf het jaar 2000 nog enige verschuivingen van formatieplaatsen doorgevoerd. Dit leidt per saldo tot het volgende beeld van de overheveling van diverse vte'n tussen de verschillende krijgsmachtdelen en het in 1996 opgerichte Defensie Interservice Commando (Dico).

 
 19971998199920002001
Naar: Koninklijke luchtmacht– 20– 20– 20– 19– 19
Naar: Koninklijke landmacht– 34– 34– 34– 34– 34
Van: Koninklijke marine107105989494
Van: Dico7572706767
Per saldo toevoeging aan de Centrale organisatie128123115108108

01.18.02 Militair personeel

De uitkomsten van de SNIP-raming zijn gecorrigeerd voor de geraamde uitgaven voor gratificaties. Als gevolg van de gefaseerd ingevoerde fiscale bijdrage voor de ziektekosten van dienstplichtig personeel is hiervoor in de ontwerpbegroting voor 1997 nog een bedrag geraamd. Hiermee is in 1997 een bedrag gemoeid van f 17 miljoen. In de volgende jaren komen slechts nog geringe bedragen voor ten behoeve van nabetalingen en finale afrekening.

De personele sterkte van het militair personeel waarop de ramingen voor 1997 zijn gebaseerd is als volgt opgebouwd:

 
 19971998199920002001
Sterkte begroting 1996409400406409409
Doelmatigheidsbesparingen:      
– reductie Haagse staven      
* daling gewenste sterkte– 11– 19– 26– 34– 37
* bdos78783
daling begrote sterkte– 4– 11– 19– 26– 34
– ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB)– 10– 10– 10– 10– 10
Totaal doelmatigheidsbesparingen– 14– 21– 29– 36– 44
      
– uitbreiding militair personeel1111111111
– overhevelingen tussen de beleidsterreinen2524232222
Totaal mutaties22145– 3– 11
      
Sterkte ontwerpbegroting 1997431414411406398

Toelichting op de wijzigingen

Bij de post reductie van de Centrale organisatie en de Haagse staven gaat het om de doelstelling ingaande 1996 bij de Centrale organisatie het aantal beleidsfuncties te verminderen met 25 procent, verdeeld over een periode van vijf jaren. De reductie van de Haagse staven zal met ingang van 1998 in gang worden gezet.

Bij de Centrale organisatie zijn 460 vte'n van burger- en militair personeel aangemerkt als beleidsfunctie en direct ondersteunende functie. De hier opgenomen aantallen hebben betrekking op de component militair personeel.

De regel uitbreiding militair personeel houdt verband met de oprichting van het Defensie crisisbeheersingscentrum (DCBC) waartoe een aantal nieuwe formatieplaatsen voor militair personeel is ingesteld. Voorts is de ontvlechting van het Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB) naar het Defensie Interservice Commando opgenomen.

Daarnaast zijn, ten opzichte van de begroting 1996, vanaf het jaar 2000 nog enige verschuivingen van formatieplaatsen doorgevoerd.

Dit leidt per saldo tot het volgende beeld van de overheveling van diverse functies van de verschillende krijgsmachtdelen en het in 1996 opgerichte Defensie Interservice Commando (Dico) naar de Centrale organisatie.

 
 19971998199920002001
Koninklijke luchtmacht55555
Koninklijke landmacht44444
Koninklijke marine1413121111
Dico22222
Totaal toevoeging aan de Centrale organisatie2524232222

01.18.03 Overige personele uitgaven

Dit artikelonderdeel bevat de ramingen voor de kosten van:–niet-regulier personeel;–reis- en verblijfkosten;–verplaatsingskosten;–werving, keuringen en geneeskundige verzorging;–onderwijs en opleiding;–overige personele uitgaven.

Van dit artikelonderdeel worden de volgende uitgaven met behulp van ramingskengetallen toegelicht. De totale personeelssterkte van het burger- en militair personeel geldt hierbij als ijkpunt:

 
OmschrijvingUitgaven
Ramingskengetallen199619971998199920002001
Reis– en verblijfkosten:       
– personele sterkte (in vte'n)1 4911 4041 3041 2231 1901 165
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)8 9798 5348 0907 6527 5457 545
– bedrag per vte (x f 1,–)6 0226 0786 2046 2576 3406 476
       
Verplaatsingskosten:       
– personele sterkte (in vte'n)1 4911 4041 3041 2231 1901 165
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)1 9631 9061 8261 7941 7761 776
– bedrag per vte (x f 1,–)1 3171 3581 4001 4671 4921 524
       
Vorming en opleiding:       
– personele sterkte (in vte'n)1 4911 4041 3041 2231 1901 165
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)2 1771 9751 8211 7181 6641 664
– bedrag per vte (x f 1,–)1 4601 4071 3961 4051 3981 428

Reis- en verblijfkosten

De reis- en verblijfkosten staan voor een belangrijk deel in relatie tot de omvang van internationale operaties en materieel samenwerkingsprojecten. Ondanks het feit dat verwacht wordt dat de gemiddelde reiskosten in de loop der jaren afnemen bestaat er geen directe relatie met personeelsreducties.

Verplaatsingskosten

Verwacht wordt dat de verplaatsingskosten, voornamelijk als gevolg van de herstructurering en de verplaatsingen die daarmee zijn gemoeid, voorlopig niet zullen verminderen.

Vorming en opleiding

De uitgaven voor vorming en opleiding zijn als gevolg van de doelmatigheidsbesparingen, door terughoudendheid met betrekking tot externe opleidingen en bij het toekennen van studiekostenvergoedingen, verder verlaagd.

Werving en keuringen (geneeskundige verzorging)

De uitgaven voor werving, selectie en keuring zijn met de eerste suppletore begroting voor 1996 naar beleidsterrein 09. Defensie interservice commando (Dico) overgeheveld. De raming van de voor dit doel resterende uitgaven door de Centrale organisatie heeft nog slechts betrekking op medische keuringen van aldaar werkzaam burgerpersoneel, die worden verricht door de Rijksbedrijfsgezondheids- en bedrijfsveiligheidsdienst (RBB). Daarnaast worden keuringen voor managementsfuncties bij dit artikel geraamd. Met een en ander is in totaal f 0,235 miljoen per jaar gemoeid.

Overige personele uitgaven

De uitgaven op dit artikelonderdeel, die in geringe mate afnemen, hebben betrekking op:–bijdragen aan de personeelscentrales voor georganiseerd overleg;–deelname en bijdragen aan diverse raden en commissies waaronder de Maatschappelijke Raad voor de Krijgsmacht en de Adviesraad Vrede en Veiligheid;–kinderopvang;–overige posten, waaronder bemiddelingskosten voor herplaatsing van overtollig personeel («outplacement»), voeding en kleding.

De uitgaven zijn als volgt te specificeren (x f 1000):

 
 19971998199920002001
Georganiseerd overleg2 6002 6002 6002 6002 600
Raden en commissies1 1371 073893859843
Kinderopvang124123122121120
Overige1 7462 1232 1622 1452 162
Totaal5 6075 9195 7775 7255 725

Sociaal Beleidskader (SBK)

Zonder dat op dit moment een splitsing in burger- en militair personeel is te geven, worden voor het SBK de volgende uitgaven verwacht, die met uitzondering van de wachtgelden welke ten laste van artikel 02.01 worden geboekt, ten laste van artikel 01.18 van dit beleidsterrein komen (bedragen x f 1 miljoen):

 
Hoofdcategorie:t.l.v. art.199619971998199920002001
– Om-, her- en bijscholing en outplacement01.18.031,00,90,80,70,60,6
– Verplaatsingskosten01.18.030,10,10,10,10,10,1
– Wachtgelden burgerpersoneel (SBK/UBMO)02.014,54,85,76,36,15,9
– Plaatsingen boven de organieke sterkte01.18.015,67,64,62,82,52,0
Totaal 11,213,411,29,99,38,6

Toelichting

De stijging vanaf 1996 van de plaatsingen boven de organieke sterkte wordt veroorzaakt door de effecten van de opschorting van de opkomstplicht. Het betreft vooral de Directie Dienstplichtzaken.

01.18.04 Materieel

Dit betreft de verplichtingen en uitgaven voor materiële zaken in verband met het functioneren van de Centrale organisatie.

Ten laste van dit artikelonderdeel komen ondermeer de volgende uitgaven:–bureaukosten, kantoorbenodigdheden, interne verhuiskosten en bedrijfsvoeringskosten;–representatie en vergaderingen;–huisvestingskosten waaronder begrepen huur, onderhoud, beveiliging, schoonmaak, energie en nutsvoorzieningen;–frankering, porto en bankkosten;–drukkosten;–boeken en tijdschriften, abonnementen en lidmaatschappen;–telefoonkosten;–exploitatie-uitgaven voor automatisering;–uitbesteding van organisatie- en advieswerk en catering;–vervoermiddelen;–meubilair en stoffering;–investeringen in automatisering;–investeringen in telecommunicatie.

De raming van de uitgaven kan grotendeels met behulp van ramingskengetallen worden toegelicht. Deze zijn gebaseerd op de totale begrotingssterkte van het burger- en militair personeel in het betrokken jaar:

 
OmschrijvingUitgaven
Ramingskengetallen199619971998199920002001
Bureaukosten:       
– personele sterkte (in vte'n)1 4911 4041 3041 2231 1901 165
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)10 1818 5678 3678 3988 3168 316
– bedrag per vte (x f 1,–)6 8286 1026 4166 8676 9887 138
       
Representatie:       
– personele sterkte (in vte'n)1 4911 4041 3041 2231 1901 165
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)2 062937829747890890
– bedrag per vte (x f 1,–)1 383667636611748764
       
Huisvesting:       
– personele sterkte (in vte'n)1 4911 4041 3041 2231 1901 165
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)22 10816 50814 98210 88411 02511 009
– bedrag per vte (x f 1,–)14 82811 75811 4898 8999 2659 450
       
Frankering/bankkosten:       
– personele sterkte (in vte'n)1 4911 4041 3041 2231 1901 165
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)968718718718718718
– bedrag per vte (x f 1,–)649511551587603616
       
Drukkosten:       
– personele sterkte (in vte'n)1 4911 4041 3041 2231 1901 165
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)990650650650650650
– bedrag per vte (x f 1,–)664463498531546558
       
Tijdschriften/abonnementen:       
– personele sterkte (in vte'n)1 4911 4041 3041 2231 1901 165
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)1 149946896896896896
– bedrag per vte (x f 1,–)771674687733753769

Bureaukosten

De uitgaven voor bureaukosten hebben onder meer betrekking op huur, onderhoud van bedrijfsmiddelen, kantoorbenodigdheden en bedrijfsvoeringskosten.

Representatie

De uitgaven voor representatie houden verband met de voor die jaren voorziene activiteiten.

Huisvesting

De daling van het ramingskengetal voor huisvesting wordt vooral veroorzaakt door het afnemen van de activiteiten van de directie Dienstplichtzaken en het herfaseren van onderhoudsinspanningen. Vanaf 1999 wordt verwacht dat het ramingskengetal weinig fluctuaties zal vertonen.

Frankeringen en bankkosten

Verwacht wordt dat de uitgaven voor dienstverlening door de banken in de loop der jaren gelijk zullen blijven. De frankeringskosten zijn naar verwachting in 1997 lager dan de raming voor 1996 doordat de porto-uitgaven ten behoeve van de direktie Dienstplichtzaken komen te vervallen en de portokosten voor de direktie Voorlichting zijn overgeheveld naar artikel 01.19.

Drukkosten

Dit onderdeel bevat de uitgaven voor drukwerk ten behoeve van de Centrale organisatie, waarin hoofdzakelijk wordt voorzien door de geprivatiseerde Centrale drukkerij- en publicatievoorziening (CDP). Jaarlijks wordt gemiddeld f 0,7 miljoen geraamd.

Tijdschriften en abonnementen

Dit onderdeel heeft betrekking op de uitgaven voor boeken, tijdschriften en dagbladen ten behoeve van de documentaire informatie van de Centrale organisatie. De uitgaven voor de Centrale medische bibliotheek beslaan 30% van het totaal. De uitgaven blijven de eerstvolgende jaren op hetzelfde niveau.

Exploitatie telecommunicatie

Voor de exploitatie van de telecommunicatiemiddelen is structureel f 3,1 miljoen geraamd. De uitgaven hebben betrekking op de exploitatie van de telefooncentrales, de abonnements- en de gesprekskosten.

Exploitatie automatisering

Gebaseerd op een automatiseringsgraad van 100% kunnen de exploitatiegegevens per directie worden weergegeven. Hierbij dient te worden aangetekend dat het niveau van de uitgaven van het Directoraat Generaal Personeel, Directoraat Generaal Economie en Financiën en de Directie Militair Geneeskundig Beleid bepaald worden door automatiserings- en informatiesystemen, die ten dienste staan van de gehele krijgsmacht. Daarbij gaat het onder meer om de salarisadministratie en het begrotingsadministratiesysteem.

 
bedragen x f 100019971998199920002001
Directoraat Generaal Personeel17 68517 56817 55817 55817 558
Directoraat Generaal Materieel160160160160160
Directoraat Generaal Economie en Financiën6 7006 7006 7006 7006 700
Directie Militair Geneeskundig Beleid2 1302 6552 6402 6602 660
Accountantsdienst390380380380380
Chef Defensiestaf1 2111 1561 1031 1031 223
Militaire Inlichtingen Dienst3 6373 9552 5152 6402 240
Overig kerndepartement3 0632 6593 3233 7013 701
Totaal34 97635 23334 37934 90234 622

Uitbestedingen

De uitbestedingen hebben betrekking op diensten die worden ingehuurd, zoals catering. Daarnaast bestaan de uitgaven voor dit onderdeel uit de inhuur van personeel voor organisatie- en informatie-advieswerk. De hiervoor genoemde bedragen zijn in hoofdzaak bestemd voor activiteiten op het gebied van de personeelszorg.

 
bedragen x f 100019971998199920002001
Catering1 7501 7501 7501 7501 750
Organisatie- en informatie advieswerk4 0983 4383 3983 1083 108
Totaal5 8485 1885 1484 8584 858

Catering

Verwacht wordt dat vanaf 1997 de uitgaven voor catering op hetzelfde niveau zullen blijven, aangezien geen structurele wijzigingen worden voorzien.

Organisatie- en informatie-advieswerk

De daling van de beschikbare financiële middelen voor organisatieen informatie advieswerk is het gevolg van doelmatigheidsbesparingen op dit artikelonderdeel.

Vervoermiddelen

Het niveau van de uitgaven voor vervangingsinvesteringen wordt bepaald door de omvang van het wagenpark (personenauto's) en een vervanging na vier jaren of 120 duizend kilometer. Gebaseerd op een gemiddelde prijs van f 41 000 wordt uitgegaan van de vervanging van de volgende aantallen personenauto's:

 
Ramingskengetallen199619971998199920002001
aantal433434242424

Meubilair en stoffering

De gereserveerde bedragen hebben betrekking op een planmatige vervanging van meubilair en stoffering. Na renovatie of groot onderhoud van de gebouwen waarin de diensten zijn gehuisvest, wordt het meubilair, afhankelijk van de staat waarin het verkeert, meestal per eenheid vervangen.

Investeringen automatisering

Voor investeringen in automatiseringsapparatuur is uitgegaan van een normbedrag van f 2000 per ambtenaar per jaar. Daarnaast is een bedrag geraamd voor specifieke nieuwe investeringen.

 
bedragen x f 100019971998199920002001
Norminvesteringen2 8462 6742 5602 5362 536
Specifieke investeringen6 4096 0507 0938 9778 334
Totaal9 2558 7249 65311 51310 870

Specifieke investeringen automatiseringsapparatuur

Specifieke investeringen hebben vooral betrekking op de kwaliteitsverbetering en achterstallige investeringen in systemen voor de verwerking van inlichtingen. Daarnaast worden investeringen gedaan voor de instandhouding en onderhoud van systemen voor geneeskundige registratie en personeelsinformatie.

Investeringen telecommunicatie

De uitgaven, die betrekking hebben op telecommunicatie-apparatuur, zijn te verdelen in:–investeringen in pocket- en autotelefonie;–investeringen in telefax- en crypto-apparatuur;–vervanging van telefooncentrales;–apparatuur ten behoeve van het berichtendistributiesysteem (BERDIS).

 
bedragen x f 100019971998199920002001
pockettelefonie5050505050
autotelefonie5050505050
telefax28128175100100
cryptoapparatuur100100100175175
telefooncentrales1 800    
Totaal2 028328375375375

01.19 Overige departementale uitgaven

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen uitgaven ten behoeve van het gehele ministerie van Defensie. Het betreft uitgaven voor:–voorlichting;–schadevergoedingen;–hulpprogramma's aan Navo-lidstaten, zoals steun aan landen met «developing defence industries» (DDI);–samenwerkingsprogramma's met de Midden- en Oost-Europese landen waaronder uitgaven voor wapenbeheersing;–exploitatiekosten van het WEU-satellietcentrum;–overige uitgaven, zoals drukwerk en publicatiekosten en de uitgaven in het kader van de wettelijke bepalingen omtrent telecommunicatie en frequentiebeheer.

Met ingang van de begroting 1996 is het bovengenoemde deel van de uitgaven uit artikel 01.05 Materiële exploitatie overgeheveld naar dit artikel.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  29 78429 25028 20029 20026 800 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  1 7945 2935 2925 2925 292 
Stand ontwerp-begroting 19975401 14131 57834 54333 49234 49232 09234 146
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand       Uitgaven stand
ontwerp-begroting       ontwerp-begroting
19975401 14131 57834 54333 49234 49232 09234 1461997
1995         
199627084728 827     29 944
19972702942 05330 726    33 343
1998  6981 65030 944   33 292
1999   1 6501 34830 294  33 292
2000   5171 0002 24829 527 33 292
2001    1001 6501 56529 89833 213
na 2001    1003001 0004 248 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  28 15028 05028 00028 00028 000 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  1 7945 2935 2925 2925 292 
Stand ontwerp-begroting 1997  29 94433 34333 29233 29233 29233 213

De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Prijsbijstelling 1996393392392392
Overheveling uit 01.181 4001 4001 4001 400
Frequentiebeheer1 8001 8001 8001 800
Wet Elektromagnetische Compatabiliteit1 7001 7001 7001 700
Totaal5 2935 2925 2925 292

Prijsbijstelling 1996

Overeenkomstig de berekeningswijze van het ministerie van Financiën is de prijsbijstelling 1996 aan dit artikel toegevoegd.

Overheveling uit artikel 01.18

Overheveling van de uitgaven met betrekking tot frankering dienststukken van de Directie Voorlichting in verband met het separaat verantwoorden van uitgaven die verband houden met voorlichtingsactiviteiten op artikel 01.19.

Frequentiebeheer

Door de regering zijn de hoofdlijnen van frequentiebeleid en -beheer vastgesteld. De uitvoeringskosten die verband houden met het management en beheer van het frequentiespectrum worden bij alle gebruikers van frequenties in rekening gebracht.

De Europese Richtlijn Elektromagnetische Compatabiliteit (E.M.C.)

Als gevolg van de wijziging van de wet op de Telecommunicatievoorzieningen (WTV) wordt voortaan van de gebruikers van zendinrichtingen een jaarlijkse bijdrage gevraagd ter dekking van de kosten die worden gemaakt door de overheid, ter waarborging van een storingsvrij gebruik van de ether.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
   19961997  19961997 econ. funct.
– Voorlichting  5 1434 886  5 1434 886 12.1 02.0
– Schadevergoedingen  14 90014 900  14 90014 900 53.0 02.0
– Samenwerkingsprogramma's  6 4485 913  4 8144 713 31.1 02.0
– Overige uitgaven 5 0878 844 5 0878 844 12.1 02.0
Totaal  31 57834 543  29 94433 343    

De meerjarenraming

De onderverdeling naar het volume van de uitgaven (x f 1000)
ArtikelonderdeelVolume van de uitgaven
 1998199920002001
– Voorlichting4 4764 4764 4764 476
– Schadevergoedingen14 90014 90014 90014 900
– Samenwerkingsprogramma's4 7124 7124 7124 712
– Overige uitgaven9 2049 2049 2049 125
Totaal33 29233 29233 29233 213

01.19.01 Voorlichting

De uitgaven voor specifieke voorlichting, films, exposities, Defensie-informatiecentra, voorlichtingsbrochures, Defensiemaandbladen en de Defensiekrant worden onder deze rubriek verantwoord. In het kader van doelmatigheidsbesparingen worden vanaf 1998 geen financiële middelen meer beschikbaar gesteld voor exposities. De totale oplagen per jaar van de diverse Defensieperiodieken zijn als volgt:

 
Defensiekrant1 848 000
Alle Hens277 750
Legerkoerier849 750
Vliegende Hollander265 650
Militair Rechtelijk Tijdschrift11 700
Nederlands Militair Geneeskundig Tijdschrift78 000

Als gevolg van de doelmatigheidsbesparingen wordt vanaf 1998 voor voorlichtingsuitgaven (exclusief de personele exploitatiekosten) jaarlijks een bedrag van f 4,5 miljoen geraamd.

 
bedragen x f 1 miljoen19971998199920002001
Voorlichtingsuitgaven4,94,54,54,54,5

01.19.02 Schadevergoedingen

Hieronder vallen de uitgaven voor de vergoeding van schade waarbij de krijgsmachtdelen zijn betrokken, waaronder die in verband met oefeningen en vliegtuigongevallen.

Deze uitgaven, waarvoor gemiddeld meerjarig f 14,9 miljoen wordt geraamd, zijn als volgt verdeeld:

 
bedragen x f 1 miljoen19971998199920002001
Koninklijke landmacht6,06,06,06,06,0
Koninklijke luchtmacht1,01,01,01,01,0
Oefenschade6,06,06,06,06,0
Koninklijke marine0,70,70,70,70,7
Schadevergoeding 19850,40,40,40,40,4
Gerechtelijke procedures0,80,80,80,80,8
Totaal14,914,914,914,914,9

01.19.03 Hulp- en samenwerkingsprogramma's

Voor deze uitgaven wordt gemiddeld f 4,3 miljoen geraamd.

Hierin is de bijdrage opgenomen van Defensie in de rentelasten die voortvloeien uit drie door Nederland aan Turkije verstrekte leningen. Deze leningen lopen af in 1999. Daarnaast zijn hier ook de bijdragen geraamd voor de deelname aan het WEU-programma voor satellietwaarneming (te Torrejon in Spanje) en de steun aan landen met een ontwikkelende defensie-industrie, te weten Griekenland, Portugal en Turkije. Voorts worden hier de uitgaven geraamd voor de wapenbeheersings- en samenwerkingsprogramma's met de Navo-lidstaten en de voormalige Midden- en Oost-Europese landen.

 
bedragen x f 1 miljoen19971998199920002001
Rentelasten1     
WEU–programma1,71,71,71,71,7
DDI–steun0,70,70,70,70,7
Samenwerkingsprogramma's2,32,32,32,32,3
Totaal4,74,74,74,74,7

1 De uitgaven voor de rentelasten lopen in het jaar 2000 af. Vanwege het geringe jaarlijkse bedrag zijn deze uitgaven in dit overzicht niet meegenomen ( gemiddeld f 25 000,– per jaar).

01.19.04 Overige uitgaven

Deze uitgaven, waarvoor gemiddeld f 9,1 miljoen wordt geraamd, hebben betrekking op:–uitgaven voor drukwerk ten behoeve van het ministerie van Defensie, waaronder reglementen, voorschriften en formulieren;–uitgaven in het kader van de wettelijke bepalingen voor telecommunicatie en frequentiebeheer;–uitgaven voor het technisch beheer van onroerende goederen door de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen.

 
bedragen x f 1 miljoen19971998199920002001
Drukwerk3,53,93,93,93,8
Telecom & frequentiebeheer3,53,53,53,53,5
Technisch beheer1,81,81,81,81,8
Totaal8,89,29,29,29,1

02. Beleidsterrein Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen

02.01 Wachtgelden burgerpersoneel en inactiviteitswedden militair personeel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op de diverse wachtgeld-regelingen voor de burgerambtenaren van Defensie, waaronder het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren Defensie, het Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren Defensie en de Regeling Uitkering wegens Functioneel Leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren Defensie.

Daarnaast worden sinds 1994 de wachtgelden voor militair personeel op dit artikel verantwoord. Naast regulier wachtgeld voor militair personeel, worden ook de uitgaven voor wachtgelden en de uitstroom-bevorderende maatregel voortvloeiend uit het Sociaal Beleidskader (SBK) op dit artikel verantwoord.

Vanaf 1996 omvat dit artikel ook de uitgaven die betrekking hebben op de uitvoeringskosten van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO). De financiële middelen hiervoor zijn onder andere uit beleidsterrein 09 overgeheveld. Daarnaast is hiervoor ook structureel budget overgeheveld door het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabi-liteitswet wordt bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996 169 066172 151179 875174 118162 098  
1e suppletore wet 1996 48 45731 51430 92030 75030 374  
Nieuwe mutaties 486 903–87410 583–332  
Stand ontwerp-begroting 1997177 945217 571210 568209 921215 451192 140184 506 

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Wachtgelden Kerndepartement– 296– 2 169– 941259
Wachtgelden Defensie Interservice Commando– 596533– 113282
Wachtgelden Koninklijke landmacht3 5002 19110 946– 1 010
Wachtgelden Koninklijke marine– 1901 7143 5393 369
Wachtgelden Koninklijke luchtmacht– 1 805– 3 900– 3 216– 3 600
Loonbijstelling USZO381368368368
Invoeringskosten USZO5 909 389  
Totaal6 903– 87410 583– 332

De mutaties, die ten grondslag liggen aan de in de wet opgenomen bedragen, zijn het gevolg van door de beleidsterreinen geactualiseerde in- en uitstroom van het burger- en militair personeel, dat naar verwachting van de diverse wachtgeldregelingen gebruik zal maken. Daarnaast is het defensie-aandeel in de invoeringskosten van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO) aan dit artikel toegevoegd.

In gezamenlijk overleg tussen de beleidsterreinen is een uniforme ramingssystematiek vastgelegd voor de wachtgelden voor het burger- en militair personeel.

De geraamde uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader (SBK) en de Uitstroom Bevorderende Maatregel Ouderen (UBMO) worden beïnvloed door de nog in uitvoering zijnde reorganisatie. Verdere bijstellingen van de geraamde uitgaven zijn dan ook niet uit te sluiten. Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeld-regelingen zoveel mogelijk te beperken, vooral door het gebruik van de SBK-instrumenten gericht op de tewerkstelling van overtollig defensie-personeel, zowel binnen als buiten de (rijks)overheid.

De beschikbare budgetten voor 1997 zijn als volgt vastgesteld:

Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel

 
(bedragen x f 1 miljoen)19971998199920002001
Kerndepartement4,85,76,36,15,9
Defensie Interservice Commando5,75,04,33,53,0
Koninklijke marine13,214,516,417,818,6
Koninklijke landmacht26,525,230,222,919,4
Koninklijke luchtmacht6,45,33,62,21,0
Totaal56,655,760,852,547,9

Overige wachtgelden burgerpersoneel

 
(bedragen x f 1 miljoen)19971998199920002001
Kerndepartement3,21,61,51,51,6
Defensie Interservice Commando1,81,41,00,80,7
Koninklijke marine7,48,08,48,59,1
Koninklijke landmacht14,715,116,217,117,6
Koninklijke luchtmacht3,73,43,33,33,4
Koninklijke marechaussee0,30,30,30,30,2
Totaal31,129,830,731,532,6

Wachtgelden SBK/UBMO militair personeel

 
(bedragen x f 1 miljoen)19971998199920002001
Koninklijke marine0,20,10,10,10,1
Koninklijke landmacht38,939,636,223,018,1
Koninklijke luchtmacht8,27,36,64,44,7
Totaal47,347,042,927,522,9

Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd (BBT)

 
(bedragen x f 1 miljoen)19971998199920002001
Koninklijke marine7,07,27,37,37,3
Koninklijke landmacht25,433,837,437,637,9
Koninklijke luchtmacht4,23,63,43,33,2
Koninklijke marechaussee1,01,01,11,31,2
Totaal37,645,649,249,549,6

Overige wachtgelden militair personeel

 
(bedragen x f 1 miljoen)19971998199920002001
Koninklijke marine1,61,61,61,11,1
Koninklijke landmacht2,62,83,13,33,5
Koninklijke luchtmacht1,11,01,00,70,7
Koninklijke marechaussee0,30,40,50,50,5
Totaal5,65,86,25,65,8

Aan de bovengenoemde regelingen zijn de volgende aantallen burger- en militair personeel gerelateerd. Deze aantallen vormen het geraamde aantal per ultimo december van het betreffende jaar (inclusief het resultaat van in- en uitstroom in dat jaar):

Aantallen burgerpersoneelmet wachtgeld SBK/UBMO

 
 19971998199920002001
Kerndepartement154183186181177
Defensie Interservice Commando129116978269
Koninklijke marine313343377399409
Koninklijke landmacht650620730590480
Koninklijke luchtmacht1791491066531
Totaal1 4251 4111 4961 3171 166

Aantallen burgerpersoneelmet overige wachtgelden

 
 19971998199920002001
Kerndepartement6640424347
Defensie Interservice Commando3828221916
Koninklijke marine178183186195201
Koninklijke landmacht520530575610610
Koninklijke luchtmacht138119113112114
Koninklijke marechaussee99998
Totaal949909947988996

Aantallen militair personeelmet wachtgeld SBK/UBMO

 
 19971998199920002001
Koninklijke marine97664
Koninklijke landmacht800865830830625
Koninklijke luchtmacht13712512091101
Totaal946997956927730

Aantallen met betrekking tot werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd

 
 19971998199920002001
Koninklijke marine367367365365365
Koninklijke landmacht1 4401 9202 1302 1802 160
Koninklijke luchtmacht183151142141139
Koninklijke marechaussee828291103103
Totaal2 0722 5202 7282 7892 767

Aantallen militair personeel met overige wachtgelden

 
 19971998199920002001
Koninklijke marine5050502833
Koninklijke landmacht110110130130130
Koninklijke luchtmacht3230302828
Koninklijke marechaussee1215192121
Totaal204205229207212

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Wachtgelden burgerpersoneel en periodieke uitkeringen ingevolge de Algemene Burgerlijke Pensioenwet 78 14089 92987 693 11.3 02.0
Wachtgelden militair personeel 99 80592 77090 462 11.3 02.0
Uitvoeringskosten USZO  34 87232 413 12.1 02.0
Totaal 177 945217 571210 568    

De meerjarenraming

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel  Volumina  
 19971998199920002001
Wachtgelden burgerpersoneel87 69385 45991 51483 94080 515
(aantal burgers)(2 374)(2 320)(2 443)(2 305)(2 162)
Wachtgelden militair personeel90 46298 41798 28082 54378 334
(aantal militairen)(3 222)(3 722)(3 913)(3 923)(3 709)
Uitvoeringskosten USZO32 41326 04525 65725 65725 657
Totaal210 568209 921215 451192 140184 506

02.02 Militaire pensioenen en uitkeringen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De pensioenvoorziening en uitkeringen voor militair personeel zijn grotendeels in eigen beheer bij Defensie. Dit betreft met name de diensttijdpensioenen. De uitkeringen in verband met de Uitkeringswet gewezen militairen (UKW), de invaliditeitspensioenen en arbeidsongeschiktheid (IP/AO) zijn in handen van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO). Voor pensioenen ten behoeve van weduwen en wezen van militair personeel is het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds uitvoeringsorgaan, met uitzondering van de nabestaandenpensioenen die verband houden met overlijden als gevolg van een dienstongeval.

De leeftijdsopbouw van het bestand gewezen militair personeel is niet altijd evenwichtig. Dit werkt door in de uitgaven voor pensioenen en uitkeringen.

Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabili-teitswet wordt bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag, dat als uitgaaf wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996 1 578 7351 599 5681 603 9901 603 5011 630 271  
1e suppletore wet 1996 18 57821 31221 07420 69521 108  
Nieuwe mutaties – 10 306– 15 90922 8749 209– 23 065  
Stand ontwerp-begroting 19971 584 8711 587 0071 604 9711 647 9381 633 4051 628 3141 648 640 

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Correctie loonbijstelling 1996– 8 403– 8 842– 8 710– 8 769
Actualisering pensioenen en uitkeringen– 22 506– 15 784419– 14 296
Eénmalige uitkering in het kader van het veteranenbeleid15 00047 50017 500 
Totaal– 15 90922 8749 209– 23 065

Correctie loonbijstelling 1996

De correctie loonbijstelling 1996 heeft betrekking op de besparing die het gevolg is van het wijzigen van premies en overhevelingstoeslag. Daarnaast is f 0,38 miljoen overgeheveld naar artikel 02.01 ten behoeve van de loonbijstelling USZO.

Actualisering pensioenen en uitkeringen

De mutaties die ten grondslag liggen aan de in de wet opgenomen bedragen, zijn het gevolg van door de beleidsterreinen geactualiseerde in- en uitstroom van het militair personeel in de diverse uitkerings- en pensioenregelingen.

Eénmalige uitkering in het kader van het veteranenbeleid

Als uitvloeisel van de uitvoering van de motie Zijlstra (Kamerstukken II 1994/95, 21 490 X, nr. 18) komen veteranen die als Nederlands dienstplichtige, als KNIL-dienstplichtige of als oorlogsvrijwilliger–in de periode 1938–1962 langer dan twee jaar, doch korter dan vijf jaar werkelijke dienst hebben verricht, –hierbij een gedeelte van deze periode in het voormalig Nederlands-Indië hebben gediend en,–geen uitkering hebben ontvangen op basis van wetgeving met betrekking tot overheidspensioenen, pensioenvervangende of aan pensioenen gerelateerde uitkeringen, in aanmerking voor een éénmalige uitkering.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Militaire nabestaandenpensioenen 94 83292 39691 584 11.3 02.4
Overhevelingstoeslag 1 5871 5521 534 11.3 02.4
Waarvan wordt terugontvangen:         
– wegens verhaal e.d.1 – 33 319– 32 298– 31 457 11.3 02.4
Militaire diensttijdpensioenen 808 693822 206837 210 11.3 02.4
Overhevelingtoeslag 520508519 11.3 02.4
Waarvan wordt terugontvangen:         
– wegens verhaal e.d.2 – 263 888– 267 771– 271 447 11.3 02.4
Militaire invaliditeitspensioenen4 262 555257 031254  978 11.3 02.4
Overhevelingstoeslag 12 52312 27912 113 11.3 02.4
Waarvan wordt terugontvangen:         
– wegens verhaal e.d.2 – 57 958– 56 126– 55 839 11.3 02.4
Uitkeringswet gewezen militairen 668 312652 513646 161 11.3 02.0
Overhevelingstoeslag 67 62666 47666 184 11.3 02.0
Waarvan wordt terugontvangen:         
– wegens verhaal e.d.3 – 12 555– 12 240– 12 150 11.3 02.0
Sociale zorg 20 25420 25520 255 11.3 02.0
Overige uitkeringen 3 0963 0963 096 11.3 02.0
(overlijden)         
Reserve-overdracht 4 23617 00019 000 11.3 02.0
Waarvan terug te ontvangen:         
– wegens reserve-overname – 49   11.3 02.0
Veteranenbeleid 8 40610 13023 230 11.3 02.0
Totaal 1 584 8711 587 0071 604 971    

1 betreft inbouw AOW/AWW 2 betreft inbouw AOW, anticumulatie, inhouding in verband met arbeidsongeschiktheidsuitkering 3 betreft pensioenbijdrageverhaal en anticumulatie 4 betreft inbouw uitkeringen in verband met gratificaties

De meerjarenramingen

De onderverdeling van het volume van de uitgaven (x f 1000)
ArtikelonderdeelVolume van de uitgaven
 1998199920002001
Militaire nabestaandenpensioenen61 96562 51163 17863 846
Militaire diensttijdpensioenen576 350584 525587 916595 580
Militaire invaliditeitspensioenen209 006206 279203 282200 093
Uitkeringswet gewezen militairen700 346709 829721 177736 370
Sociale zorg20 25520 25520 25520 255
Overige uitkeringen (overlijden)3 0963 0963 0963 096
Reserve-overdracht21 00021 00021 00021 000
Veteranenbeleid55 92025 9108 4108 400
Totaal1 647 9381 633 4051 628 3141 648 640

Militaire nabestaandenpensioenen

De militaire weduwen- en wezenpensioenen komen ten laste van dit artikelonderdeel indien het overlijden van de actieve of post-actieve militair is toe te schrijven aan de gevolgen van de uitoefening van de militaire dienst. De uitgaven voor de overige militaire weduwen- en wezenpensioenen komen ten laste van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) dat voor de uitvoering daarvan zorgdraagt.

Er is rekening gehouden met een gemiddeld bestand van ongeveer 4300 personen dat in een aantal jaren toeneemt tot 4600 personen.

 
 19971998199920002001
Aantal personen4 3004 4004 4004 5004 600
Uitgaven (x f 1 miljoen)6262636364

Militaire diensttijdpensioenen

De trendmatige stijging van de uitgaven is een gevolg van de toename van het aantal voormalige beroepsmilitairen die de leeftijd van 65 jaar zullen bereiken.

De hiermee verband houdende mutatie in het gemiddelde bestand is:

 
 19971998199920002001
Aantal personen+729+813+695+609+431
Gemiddeld bestand23 92724 74025 43526 04426 475

Militaire invaliditeitspensioenen

Verwacht wordt dat de aantallen een aantal jaren zullen toenemen, gevolgd door een daling vanaf het jaar 2000.

 
 19971998199920002001
Aantal personen+574+238+203– 36– 150
Gemiddeld bestand18 38018 61818 82118 78518 635

Uitkeringswet gewezen militairen

De uitgaven in het kader van de Uitkeringswet gewezen militairen zullen de komende jaren nog in geringe mate dalen waarna vanaf het jaar 1999 de uitgaven weer zullen toenemen.

De verwachting is gebaseerd op het volgende aantal gerechtigden:

 
 19971998199920002001
Aantal personen– 10– 9427122206
Gemiddeld bestand10 26910 17510 20210 32410 530

Sociale zorg

Hieronder vallen materiële voorzieningen in het kader van sociale zorg aan postactieve militairen, alsmede de uitvoering van de regeling gezondheidszorg. Jaarlijks wordt hiervoor gemiddeld f 20 miljoen geraamd.

 
 19971998199920002001
Uitgaven (x f 1 miljoen)2020202020

Overige uitkeringen

Deze uitgaven hebben betrekking op uitkeringen bij overlijden, alsmede risico-uitkeringen aan de nabestaanden van vliegend personeel. Rekening wordt gehouden met een gemiddelde van 400 personen waarvoor jaarlijks f 3 miljoen wordt geraamd.

 
 19971998199920002001
Uitgaven ( x f 1 miljoen)33333

Reserve-overdracht

Sedert 1 december 1987 biedt de Algemene Militaire Pensioenwet de mogelijkheid bij dienstverlating de financiële gevolgen van pensioenbreuk te voorkomen. Dit komt er op neer dat de actuariële tegenwaarde van het bij Defensie opgebouwde recht op ouderdoms- en weduwenpensioen wordt overgedragen aan het pensioenfonds van de nieuwe werkgever. Sedert 8 juli 1994 is sprake van een wettelijk recht op reserve-overdracht. In de begroting is ervan uitgegaan dat in belangrijke mate van dit recht gebruik wordt gemaakt. In het kader van de privatisering van het ABP en het Spoorwegpensioenfonds gaat het sedert 1994 ook om waarde-overdracht bij overgang naar een burgerfunctie binnen de overheid. Rekening is gehouden met de toename van het aantal beroepsmilitairen bepaalde tijd en de stimulering van de uitstroom in het kader van de herstructurering van de krijgsmacht. Vanaf 1998 wordt hiervoor jaarlijks f 21 miljoen geraamd.

 
 19971998199920002001
Uitgaven (x f 1 miljoen)1921212121

Veteranenbeleid

Veteranen kunnen in aanmerking komen voor een veteranenpas, waarmee men onder andere recht heeft op een aantal reisfaciliteiten, die ten laste van Defensie komen. Jaarlijks wordt hiervoor ongeveer f 8 miljoen geraamd. Tevens is rekening gehouden met de éénmalige uitkering als uitvloeisel van de uitvoering van de motie Zijlstra (Kamerstukken II 1994/95, 21 490 X, nr. 18) met betrekking tot het veteranenbeleid. Verwezen wordt naar hetgeen hierover is vermeld bij de specificatie van de nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw.

 
 19971998199920002001
Uitgaven (x f 1 miljoen)23562688

03. Beleidsterrein Koninklijke marine

Algemeen

De personele uitgaven zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP) en de aantallen uit de Prioriteitennota (met name bijgesteld voor herschikkingen tussen beleidsterreinen).

De ramingen zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 1996.

Uitgaven die betrekking hebben op samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgaven die betrekking hebben op attachés worden conform de nota «De herijking van het Nederlands buitenlands beleid» (Kamerstukken II 1994/95, 24 337 X, nr. 1), gebundeld op het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking.

03.01 Burgerpersoneel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen onregelmatige diensten, overige toelagen, tijdelijk personeel op formatieve arbeidsplaatsen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de Koninklijke marine.

In overeenstemming met het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit salarisartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996 343 475335 811327 848321 025314 143  
1e suppletore wet 1996 – 12 1298648991 2591 605  
Nieuwe mutaties – 1 336– 4 181– 3 266– 3 667– 3 580  
Stand ontwerp-begroting 1997348 146330 010332 494325 481318 617312 168312 752 

De personele reductie, waarvan het tijdschema is vastgelegd in de Prioriteitennota (Kamerstukken II 1992/93, 22 975 X, nrs. 1 en 2) wordt gerealiseerd door instroombeperking en uitstroombevordering. Om te kunnen anticiperen op de reducties in het kader van de Novemberbrief, is vanaf december 1994 een externe vacaturestop afgekondigd.

De reductie in aantallen functies geschiedt aan de hand van herstructurerings- en reorganisatieplannen. Om gedwongen ontslagen zoveel als mogelijk te voorkomen, wordt veel aandacht besteed aan herplaatsing, omscholing en externe plaatsing, waarbij de kwalitatieve behoefte op grond van de nieuwe organisatie richtinggevend is.

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsmaatregelen:    
– bewaking en beveiliging – 600– 600– 600
– geestelijke verzorging– 198– 198– 198– 198
     
Overige mutaties:     
– overheveling wachtgelden190– 1 714– 3 539– 3 369
– personele ramingen– 5 385– 1 910– 433– 463
– overheveling attachés– 942– 942– 942– 942
– overheveling KWC NA/A– 222– 222– 222– 222
– incidentele looncomponent 19972 3762 3202 2672 214
Totaal– 4 181– 3 266– 3 667– 3 580

Bewaking en beveiliging

Een van de onderdelen van de doelmatigheidsoperatie betreft een bezuiniging op de toelage onregelmatige dienst voor het bewakingspersoneel. Dit wordt bereikt door een gewijzigde indeling van de dienstroosters, waardoor minder onregelmatige uren worden gemaakt.

Geestelijke verzorging

In het Defensie Interservice Commando (Dico) is de dienst Geestelijke verzorging (Gevo) opgenomen. Het betreft een samenvoeging van deze diensten van de krijgsmachtdelen. De financiële verantwoording zal op artikel 09.02 Personeel en materieel Dico plaatsvinden. De benodigde fondsen worden onder meer uit de begroting van de Koninklijke marine onttrokken. Voor dit artikel betreft het de budgetten voor vier vte'n burgerpersoneel.

Overheveling wachtgelden

De wachtgelden voor burgerpersoneel van de Koninklijke marine worden verantwoord op beleidsterrein 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen. Overschotten en tekorten op dat artikel, als gevolg van nieuwe inzichten in de in- en uitstroom met betrekking tot de wachtgeldregelingen, worden verrekend met de begroting van de Koninklijke marine.

Personele ramingen

De uitkomst is aangepast voor de categorieën personeel die niet in het SNIP zijn opgenomen en voor voorzienbare ontwikkelingen in de komende jaren.

De in december 1994 afgekondigde externe vacaturestop leidt tot een onderschrijding van de begrotingssterkte 1996. Ook voor 1997 wordt een kleine onderschrijding ten opzichte van de begroting 1996 verwacht.

Overheveling attachés

De uitgaven voor burgerpersoneel bij de attachés van de Koninklijke marine worden naar het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking overgebracht.

Overheveling Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (KWC NA/A)

De uitgaven voor burgerpersoneel van de Koninklijke marine bij de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba worden naar het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking overgebracht. Het gaat hier om het burgerpersoneel van de Koninklijke marine dat is tewerkgesteld bij het 336 squadron op de Nederlandse Antillen.

Incidentele looncomponent 1997

De incidentele looncomponent heeft betrekking op de verwachte stijging van het gemiddelde bruto-salaris als gevolg van normale periodieken en de in- en uitstroom.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Salarissen 273 036257 766259 640 11.1 02.3
Overwerk en toelagen onregelmatige diensten 9 5308 5338 125 11.1 02.3
Overige toelagen 8 5028 2537 743 11.1 02.3
Sociale lasten 51 80948 20950 343 11.2 02.3
Tijdelijk personeel op formatieve arbeidsplaatsen 5 2697 2496 643 12.1 02.3
Totaal 348 146330 010332 494    
Ramingskengetallen burgerpersoneel
 1995199619971998199920002001
Sterkte begroting 1996 4 9944 8834 7674 6524 536 
Doelmatigheidsmaatregelen:        
– DVVO – 82– 82– 82– 82– 82 
– DWS – 39– 39– 37– 37– 34 
– Gevo  – 4– 4– 4– 4 
Totaal doelmatigheidsmaatregelen – 121– 125– 123– 123– 120 
Overige mutaties:        
– decentrale beheerorganisatie salarissysteem MP 33333  
– TIVC – 14– 13– 11– 4  
– 32-uur funkties – 43– 64– 85– 85– 85 
– vacaturestop– 108– 20     
– BDOS – 29– 29– 29– 29– 29 
– attachés  – 7– 7– 7– 7 
– kustwachtcentrum NA/A  – 5– 5– 5– 5 
Totale overige mutaties – 191– 135– 134– 127– 123 
Sterkte ontwerp-begroting 19975 0044 6824 6234 5104 4024 2934 292
Gemiddeld salaris (x f 1,–)69 57470 48571 92272 16972 38072 71672 869

03.02 Militair Personeel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en uitkeringen, alsmede de sociale lasten voor het vrijwillig dienend en het dienstplichtig militair personeel van de Koninklijke marine. Tevens worden de uitgaven voor inhuur van uitzendkrachten op militaire formatieplaatsen ten laste van dit artikel verantwoord.

In overeenstemming met het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit salarisartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996 942 413923 476905 493887 061868 022  
1e suppletore wet 1996 17 35518 64918 14417 74117 590  
Nieuwe mutaties 66– 8 130– 13 675– 16 284– 13 689  
Stand ontwerp-begroting 1997961 103959 834933 995909 962888 518871 923869 619 

De personele reductie, waarvan het tijdschema is vastgelegd in de Prioriteitennota (Kamerstukken II 1992/93, nr. 22 975 X, nrs. 1 en 2), wordt gerealiseerd door jaarlijks de wervingsbehoefte te koppelen aan de begrotingssterkte. De reductie in aantallen functies geschiedt aan de hand van de wijzigende samenstelling van de vloot en herstructurerings- en reorganisatieplannen.

Om gedwongen ontslagen zoveel als mogelijk te voorkomen, wordt veel aandacht besteed aan herplaatsing, omscholing en externe plaatsing. De kwalitatieve behoefte op grond van de nieuwe organisatie is bepalend voor de wervingsbehoefte en richtinggevend voor de herplaatsings- en omscholingsactiviteiten.

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsmaatregelen:    
– inlichtingen en veiligheid4209451 2151 215
– wetenschappelijk onderzoek   – 71
opleidingen– 6 882– 7 680– 8 284– 7 725
– geestelijke verzorging– 3 331– 3 331– 3 331– 3 331
– geneeskundig facilitair bedrijf– 120– 120– 120– 120
     
Overige mutaties:     
– personele ramingen9 1824 0561 9134 118
– overheveling attachés– 6 144– 6 144– 6 144– 6 144
– overheveling KWC NA/A– 7 611– 7 611– 7 611– 7 611
– incidentele looncomponent 19976 2846 1386 0065 908
– overheveling kustwachttaken Koninklijke marechaussee72727272
Totaal– 8 130– 13 675– 16 284– 13 689

Inlichtingen en veiligheid

Heroverweging van de ingeboekte bezuiniging op het gebied van inlichtingen en veiligheid leidt tot een gewijzigde omvang en verdeling van de doelmatigheidswinst.

Wetenschappelijk onderzoek

Als een van de doelmatigheidsmaatregelen is in de begroting 1996 een reductie van vier vte'n op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling bij beleidsterrein Algemeen ingeboekt. In de definitieve verdeling van deze reductie tussen de beleidsterreinen is door de Koninklijke marine één vte militair personeel ingeleverd.

Opleidingen

Als gevolg van de reductie van de leerstof duren de opleidingen korter. Hierdoor is een daling van de niet beschikbaarheid wegens opleiding van het militair personeelsbestand mogelijk.

Geestelijke verzorging

In het Defensie Interservice Commando (Dico) is de dienst Geestelijke verzorging (Gevo) opgenomen. Het betreft een samenvoeging van deze diensten van de krijgsmachtdelen. De financiële verantwoording zal op artikel 09.02 Personeel en materieel Dico plaatsvinden. Hiervoor worden de benodigde fondsen onder meer uit de begroting van de Koninklijke marine onttrokken. Voor dit artikel betreft het de budgetten voor 35 vte'n militair personeel.

Geneeskundig facilitair bedrijf

In het Defensie Interservice Commando (Dico) zal vanaf 1997 het Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB) worden opgenomen. De financiële verantwoording zal op artikel 09.02 Personeel en materieel Dico plaatsvinden. Hiervoor worden de benodigde fondsen onder meer uit de begroting van de Koninklijke marine onttrokken. Voor dit artikel betreft het de budgetten voor 2 vte'n militair personeel.

Personele ramingen

De uitkomst van de SNIP-ramingen is aangepast voor de categorieën personeel die hierin niet zijn opgenomen en voor de voorzienbare ontwikkelingen in de komende jaren. De diverse mutaties in de uitgavenopbouw op dit artikel, alsmede de ontwikkelingen in de aantallen leiden tot een aanpassing van de ramingen ten opzichte van de begroting 1996.

Overheveling attachés

De uitgaven voor militair personeel bij de attachés van de Koninklijke marine worden naar het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking overgebracht.

Overheveling Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (KWC NA/A)

De uitgaven voor militair personeel van de Koninklijke marine bij de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba worden naar het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking overgebracht. Het gaat hier om het personeel van de Koninklijke marine dat is tewerkgesteld bij het 336 squadron op de Nederlandse Antillen en toelagen voor het personeel van de Koninklijke marine dat wordt ingezet bij operaties van de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba.

Incidentele looncomponent 1997

De incidentele looncomponent heeft betrekking op de verwachte stijging van het gemiddelde bruto-salaris als gevolg van normale periodieken en de in- en uitstroom.

Overheveling kustwachttaken Koninklijke marechaussee

Met de overgang van de operationele leiding van het Kustwachtcentrum van het ministerie van Verkeer en Waterstaat naar de Koninklijke marine is eveneens de door de Koninklijke marechaussee vervulde functie overgeheveld naar de Koninklijke marine. Voor dit artikel betreft het budget voor één vte militair personeel.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Vrijwillig dienend militair personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Salarissen 759 357768 774764 849 11.1 02.3
Overwerk en toelagen onregelmatige diensten 81 92178 45475 092 11.1 02.3
Overige toelagen 60 37857 40250 979 11.1 02.3
Sociale lasten 45 42144 97942 120 11.2 02.3
Tijdelijk personeel op formatieve arbeidsplaatsen 4461 655955 12.1 02.3
Totaal 947 523951 264933 995    

Dienstplichtig personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering.
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Salarissen 11 9257 414  11.1 02.3
Overwerk en toelagen onregelmatige diensten 268105  11.1 02.3
Overige toelagen 6327  11.1 02.3
Sociale lasten 1 3241 024 11.2 02.3
Totaal 13 5808 570     

Totaaloverzicht militair personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Salarissen 771 282776 188764 849 11.1 02.3
Overwerk en toelagen onregelmatige diensten 82 18978 55975 092 11.1 02.3
Overige toelagen 60 44157 42950 979 11.1 02.3
Sociale lasten 46 74546 00342 120 11.2 02.3
Tijdelijk personeel op formatieve arbeidsplaatsen 4461 655955 12.1 02.3
Totaal 961 103959 834933 995    

Ramingskengetallen militair personeel
 1995199619971998199920002001
Sterkte begroting 1996 14 07113 69913 39513 11012 826 
Doelmatigheidsmaatregelen:       
– inlichtingen en veiligheid  4132223 
– wetenschappelijk onderzoek     – 1 
– DVVO – 3– 3– 3– 3– 3 
– DWS – 58– 57– 56– 55– 52 
– opleidingen – 56– 186– 204– 211– 205 
– Gevo  – 35– 35– 35– 35 
– geneeskundig facilitair bedrijf  – 2– 2– 2– 2 
Totaal doelmatigheidsmaatregelen – 117– 279– 287– 284– 275 
        
Overige mutaties:        
– decentrale beheerorganisatie salarissysteem MP 44444  
– TIVC – 4– 1– 1– 1  
– attachés  – 26– 26– 26– 26 
– kustwacht Nederland  1111 
– uitbreiding kustwachtcentrum NA/A  25252525 
– overheveling kustwachtcentrum NA/A  – 42– 42– 42– 42 
Totale overige mutaties 0– 39– 39– 39– 38 
Sterkte ontwerp-begroting 199714 25713 95413 38113 06912 78712 51312 545
Waarvan BOT 9 3129 0258 7698 5878 4638 495
Waarvan BBT 4 3564 3564 3004 2004 0504 050
Waarvan dienstplichtig655286     
Gemiddeld salaris (x f 1,–)       
– Vrijwillig dienend69 66170 40369 80069 62869 48669 68169 320
– Dienstplichtig20 73329 965     

03.03 Overige personele exploitatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op zowel burger- als militair personeel.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  152 381154 346152 096151 440152 304 
1e suppletore wet 1996  – 6 261– 22 513– 22 671– 22 822– 22 805 
Nieuwe mutaties  2 1396 3745 2875 4874 470 
Stand ontwerp-begroting 19974 116163 980148 259138 207134 712134 105133 969134  059

Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingenstand        Uitgaven stand
ontwerp-begroting        ontwerp-
19974 116163 980148 259138 207134 712134 105133 969134 059begroting 1997
19952 825147 445      150 270
199666211 368138 629     150 659
19975294 1719 630123 877    138 207
199813996 14 330119 373   134 712
199987   15 339118 679  134 105
2000     15 426118 543 133 969
2001      15 426118 633134 059
na 2001       15 426 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996 154 781154 346152 096151 440152 304  
1e suppletore wet 1996 – 6 261– 22 513– 22 671– 22 822– 22 805  
Nieuwe mutaties 2 1396 3745 2875 4874 470  
Stand ontwerp-begroting 1997150 270150 659138 207134 712134 105133 969134 059 

De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)19961997199819992000
Doelmatigheidsmaatregelen:     
– inlichtingen en veiligheid 64144184184
– wetenschappelijk onderzoek    – 8
opleidingen 1 0511 0351 0991 115
– geestelijke verzorging – 464– 464– 464– 464
– geneeskundig facilitair bedrijf – 8– 8– 8– 8
      
Overige mutaties:      
– verplaatsingskosten651671666665663
– personeel op bovenformatieve arbeidsplaatsen 1 3491 3491 3491 349
– geneeskundige verzorging1 067– 787– 1 478– 1 483– 1 495
– onderwijs en opleiding4211 5951 5031 5671 486
– overige personele uitgaven 965970970935
– overheveling attachés – 222– 222– 222– 222
– overheveling KWC NA/A – 462– 462– 462– 462
– overige bijstellingen per saldo 2 6222 2542 2921 397
Totaal2 1396 3745 2875 4874 470

Inlichtingen en veiligheid

Nieuwe inzichten leiden tot een gewijzigde omvang en verdeling van de doelmatigheidsopbrengst inlichtingen en veiligheid.

Wetenschappelijk onderzoek

Als een van maatregelen van de doelmatigheidsoperatie is in de begroting 1996 een reductie van vier vte'n op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling bij het beleidsterrein Algemeen ingeboekt. In de definitieve verdeling van deze reductie tussen de beleidsterreinen is door de Koninklijke marine één vte militair personeel ingeleverd. Uit dit artikel wordt hiervoor de overige personele exploitatie van de begroting van de Koninklijke marine overgeheveld.

Opleidingen

Heroverweging van de ingeboekte bezuiniging op het gebied van opleidingen leidt tot een gewijzigde omvang en verdeling van de doelmatigheidsopbrengst.

Overheveling Geestelijke verzorging

In het Defensie Interservice Commando (Dico) is de dienst Geestelijke verzorging (Gevo) opgenomen. Het betreft een samenvoeging van deze diensten van de krijgsmachtdelen. De financiële verantwoording zal op artikel 09.02 Personeel en materieel Dico plaatsvinden. Hiervoor worden de benodigde fondsen onder meer uit de begroting van de Koninklijke marine onttrokken. Voor dit artikel betreft het de budgetten voor overige personele exploitatie.

Overheveling Geneeskundig facilitair bedrijf

In het Defensie Interservice Commando (Dico) zal vanaf 1997 het Geneeskundig facilitair bedrijf worden opgenomen. De financiële verantwoording zal op artikel 09.02 Personeel en materieel Dico plaatsvinden. Hiervoor worden de benodigde fondsen onder meer uit de begroting van de Koninklijke marine onttrokken. Voor dit artikel betreft het de budgetten voor overige personele exploitatie.

Verplaatsingskosten

Als gevolg van de toegenomen verplaatsingsfrequentie stijgen de uitgaven op dit artikelonderdeel.

Personeel op bovenformatieve arbeidsplaatsen.

In het werkpakket van zowel de Rijkswerf als het SEWACO-bedrijf ontstaan incidenteel piekbelastingen in de werkdruk. Hierdoor is het in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk op afroep personeel in te huren op bovenformatieve plaatsen.

Geneeskundige verzorging

In verband met de opschorting van de opkomstplicht van dienstplichtig personeel per 1 januari 1997 dalen de uitgaven voor de vrije geneeskundige verzorging voor dienstplichtigen tot nihil, behoudens een geringe overloop uit 1996. Het geraamde bedrag voor 1997 en volgende jaren betreft de (bedrijfs-)geneeskundige kosten voor het militair- en burgerpersoneel. Deze kosten vertonen een lichte stijging als gevolg van de kostenstijgingen in de gezondheidszorg.

Het werkgeversaandeel van de premies voor de ziektekostenverzekering krijgsmacht, inclusief de restitutie van de MOOZ/WTZ-bijdragen voor meeverzekerde gezinsleden van militairen met een inkomen onder de loongrens, komen ten laste van artikel 02. Militair personeel. Dit betreft de dekking van de kosten van de curatief geneeskundige zorg. De Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) is door de Minister van Defensie belast met de uitvoering van de ziektekostenverzekering krijgsmacht.

Uitgaven in het kader van de verzelfstandiging van de Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst (RBB) worden eveneens op dit artikelonderdeel verantwoord. Hiervoor heeft in 1996 een structurele budgetoverheveling van het ministerie van Binnenlandse Zaken plaatsgevonden. Per saldo is op dit artikelonderdeel minder benodigd.

Onderwijs/opleiding

Op dit artikelonderdeel is meer benodigd voor onderwijs. De raming heeft als uitgangspunt de minimaal benodigde behoefte voor funktiegerichte opleidingen.

Overige personele uitgaven.

De verhoging is voornamelijk ontstaan door de extra uitgaven die benodigd zijn om aan de vraag naar kinderopvang te kunnen voldoen.

Overheveling attachés

De uitgaven voor overige personele exploitatie bij de attaché's van de Koninklijke marine worden naar het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking overgebracht.

Overheveling Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (KWC NA/A)

De uitgaven voor overige personele exploitatie van de Koninklijke marine bij de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba worden naar het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking overgebracht.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 Econ. Funct.
Kleding en uitrusting 16 10122 65616 989 10 50721 30114 989 11.4 02.3
Voeding 21 95521 11721 946 21 53621 49420 946 11.4 02.3
Reis- en verblijfkosten 25 33323 88422 042 25 33323 88422 042 12.1 02.3
Verplaatsingskosten 41 35328 28327 056 33 77731 52230 056 12.1 02.3
Sport en ontspanning 3 6572 3672 185 3 6572 3672 185 12.1 02.3
Representatiekosten 713543752 713543752 12.1 02.3
Personeel op boven-formatieve arbeidsplaatsen 3 0144 8874 811 3 0144 8874 811 12.1 02.3
Sociale zorg 6 0834 9954 955 6 0834 9554 955 11.3 02.3
Voorziening woonruimte 352233210 352233210 12.1 02.3
Persoons gebonden toelagen en uitkeringen 5 7245 8605 845 5 7245 8605 845 11.1 02.3
Werving 10 3031 4261 489 10 1821 5471 489 12.1 02.3
Geneeskundige verzorging 8 6246 1815 300 8 6246 1815 300 11.4 02.3
Onderwijs/opleiding 14 51517 82917 514 14 51517 88717 514 12.1 02.3
SAJO projecten 2   2   11.1 02.3
Antiliaanse en Arubaanse Milities (ANTARUMIL) 4 5434 6364 636 4 5434 6364 636 12.1 02.3
Overige personele uitgaven 1 7083 3622 477 1 7083 3622 477 12.1 02.3
Totaal 163 980148 259138 207 150 270150 659138 207    

Kleding en uitrusting

Bij dit artikelonderdeel is er een relatie tussen de personeelssterkte en de aan te schaffen hoeveelheden goederen. Dit artikelonderdeel is voornamelijk bestemd voor de aanschaf van persoonsgebonden uitrusting.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
personele sterkte militair personeel (in vte'n)14 52713 95413 381
toegelicht bedrag (meerjaarlijks gemiddelde x f 1000,–)13 13714 11014 792
bedrag per vte (meerjaarlijks gemiddelde x f 1,–)9211 0111 105

De stijging van de gemiddelde uitgaven na 1995 is het gevolg van de invoering van het boord/kazernetenue.

Voeding

Bij dit artikelonderdeel is er sprake van een relatie tussen de personeelssterkte en de hoogte van de uitgaven. De uitgaven die ten laste van dit artikelonderdeel worden gebracht zijn voornamelijk bestemd voor de aanschaf van levensmiddelen.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
personele sterkte militair personeel (in vte'n)14 25713 95413 381
toegelicht bedrag (x f 1000,–)21 53621 49420 946
bedrag per vte (x f 1,–)1 5111 5401 565

Reis- en verblijfkosten

De reis- en verblijfkosten zijn voor een belangrijk deel gerelateerd aan het activiteitenprogramma. Bij dit artikelonderdeel is derhalve geen sprake van een directe relatie met eventuele personeelsreducties.

Verplaatsingskosten

De raming op dit artikelonderdeel betreft de uitgaven voor het reizen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, alsmede de uitgaven voor inkwartiering en verhuiskosten. Het migratiegedrag is van invloed op de hoogte van de uitgaven bij dit artikelonderdeel.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
personele sterkte (burger– en militair personeel in vte'n)19 26118 63618 004
toegelicht bedrag (x f 1000,–)33 77731 52230 056
bedrag per vte (x f 1,–)1 7541 6911 669

Sport en ontspanning

De ramingen op dit artikelonderdeel zijn gekoppeld aan de evenementen bij de Koninklijke marine. Er is geen directe relatie met de personeelssterkte.

Representatiekosten

Er is geen relatie met de personele reductie. Het gaat hier om de aard van en het aantal externe contacten.

Personeel op bovenformatieve arbeidsplaatsen

Op dit artikelonderdeel bestaat een relatie met het activiteitenprogramma. Bovenformatief personeel is nodig tijdens piekbelasting en voor de invulling van zwangerschaps- en bevallingsverlof en bij onderbezetting door ziek personeel (korter dan 6 maanden).

Sociale zorg

De uitgaven die op dit artikelonderdeel worden verantwoord, hebben betrekking op de salariskosten voor langdurig ziek personeel, incidentele uitkeringen aan voormalig personeel, alsmede de uitgaven voor het personeel met ouderschaps- en seniorenverlof.

Ramingskengetallen

 
aantallen199519961997
langdurig zieken635757
ouderschapsverlof221616
seniorenverlof (PAS)333
    
begrotingsbedrag (x f 1000,–)6 0834 9554 955

Voorziening woonruimte

Op dit artikelonderdeel wordt de huur verantwoord van in het buitenland gehuurde woningen voor personeel dat daar is gestationeerd.

Persoonsgebonden toelagen en uitkeringen

In beginsel is er op dit artikelonderdeel een relatie met de personeelssterkte. Dit artikelonderdeel wordt onder andere gebruikt voor de verantwoording van gratificaties bij ambtsjubilea, voor beloningen in het kader van de regeling beloningen voor militair personeel, en voor de tegemoetkomingen in de kosten van onderhoud kleding.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
personele sterkte (burger- en militair personeel in vte'n)19 26118 63618 004
toegelicht bedrag (x f 1000,–)5 7245 8605 845
bedrag per vte (x f 1,–)297314325

Werving

Op dit artikelonderdeel zijn onder andere de uitgaven verantwoord voor de wervingscampagnes in de media. De Kamer wordt jaarlijks door de minister van Defensie over de werving gerapporteerd. De laatste rapportage dateert van 31 maart 1995 (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 50). Met de herziene begroting 1996 zijn de wervingsbudgetten overgebracht naar de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie (DWS), vallend onder beleidsterrein 09. Dico.

Geneeskundige verzorging

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven voor geneeskundige verzorging verantwoord, met uitzondering van de uitgaven voor de exploitatie van de Krijgsmacht Hospitaalorganisatie. Het budget hiervoor is overgedragen aan de Koninklijke landmacht. Uitgaven in het kader van de verzelfstandiging van de Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst (RBB) worden eveneens op dit artikelonderdeel verantwoord. In verband met de opschorting van de opkomstplicht van dienstplichtig personeel per 1 januari 1997 dalen de uitgaven voor de vrije geneeskundige verzorging voor dienstplichtigen tot nihil, behoudens een geringe overloop uit 1996. Het geraamde bedrag voor 1997 en volgende jaren betreft alleen nog de bedrijfsgeneeskundige kosten voor het militair- en burgerpersoneel. Deze kosten vertonen een lichte stijging als gevolg van kostenstijgingen in de gezondheidszorg en daarmee ook in de Krijgsmacht Hospitaal Organisatie. Per saldo is op dit artikelonderdeel minder benodigd.

Het werkgeversaandeel van de premies voor de ziektekostenverzekering krijgsmacht, inclusief de restitutie van de MOOZ/WTZ-bijdragen voor meeverzekerde gezinsleden van militairen met een inkomen onder de loongrens, komen ten laste van artikel 02. Militair personeel. Dit betreft de dekking van de kosten van de curatief geneeskundige zorg. De Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) is door de Minister van Defensie belast met de uitvoering van de ziektekostenverzekering krijgsmacht.

Onderwijs en opleiding

In dit artikelonderdeel worden de uitgaven opgenomen om het personeel van de Koninklijke marine op een vereist opleidingsniveau te krijgen en te houden. Voorgestelde maatregelen voor het behalen van doelmatigheidsopbrengsten betreffen een reductie van de leerstof en een vermindering van externe opleidingen.

Op dit artikelonderdeel wordt de relatie met de mutaties in de perso- neelsaantallen voornamelijk verstoord door de uitgaven betrekking hebbend op het Sociaal Beleidskader (SBK) voor om-, her- en bijscholing. Voor de kosten van het SBK wordt verwezen naar de hiervoor bij dit artikel opgenomen toelichting.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
personele sterkte (burger– en militair personeel in vte'n)19 26118 63618 004
toegelicht bedrag (x f 1000,–)16 71916 62317 518
bedrag per vte, inclusief de uitgaven voor het sociale beleidskader (x f 1,–)868892973

Antilliaanse en Arubaanse milities (ANTARUMIL)

De uitgaven op dit artikelonderdeel zijn bestemd voor het militaire personeel in dienst van de Nederlandse Antillen en Aruba die opereren onder het gezag van de Koninklijke marine. De salarissen en andere rechtspositionele aanspraken worden op structurele basis verrekend met de landsregeringen.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
personele sterkte (in vte'n)200200200
toegelicht bedrag (x f 1000,–)4 5434 6364 636
bedrag per vte (x f 1,–)22 71523 18023 180

Overige personele uitgaven

Dit betreft uitgaven voor onderwerpen die op zichzelf staan en gezien de aard van de uitgaven niet bij een van de andere artikelonderdelen zijn onder te brengen c.q. te klein zijn om op een apart artikelonderdeel te verantwoorden. Het betreft hier onder andere uitgaven voor kinderopvang, externe bemiddeling, begrafenissen en geestelijke verzorging.

Verdeling personele exploitatie naar personeelscategorieën

De uitgaven op dit artikel zijn als volgt aan de personeelscategorieën toe te rekenen:

 
bedragen x f 1000,–1997199819992000
burgerpersoneel27 03725 75525 72425 724
vrijwillig dienend personeel108 132105 915105 298105 237
niet toe te rekenen3 0383 0423 0833 008
totaal138 207134 712134 105133 969

Het bedrag opgenomen onder «niet toe te rekenen» is niet nader te verdelen over de personeelscategorieën. Het heeft zowel betrekking op burger- als op militair personeel. Het betreft de uitgaven voor kinderopvang, externe bemiddeling, personeelsgebonden onderzoek en georganiseerd overleg.

Sociaal Beleidskader (SBK)

In onderstaand overzicht zijn de uitgaven voor het Sociaal Beleidskader opgenomen, zoals die zijn voorzien naar aanleiding van de herstructurering van de Koninklijke marine. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel. De verantwoording vindt, met uitzondering van de wachtgelden die ten laste van artikel 02.01 van beleidsterrein Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen worden geboekt, voor het betreffende deel plaats op de artikelen 01, 02 en 03 van het beleidsterrein 03. Koninklijke marine (bedragen x f 1 miljoen):

 
hoofdcategoriet.l.v. art.199619971998199920002001
– om–, her– en bijscholing en «outplacement»03.031,91,91,91,91,91,9
– verplaatsingskosten03.030,10,10,10,10,10,1
– wachtgelden SBK/UBMO burgers02.0111,713,214,516,417,818,6
– wachtgelden SBK/UBMO militairen02.010,30,20,10,10,10,1
– boven de organieke sterkte plaatsingen burgerpersoneel03.012,22,22,12,22,22,1
– boven de organieke sterkte plaatsingen militair personeel03.020,71,10,91,11,00,3
– Afwikkeling BVLOM03.023,71,2    
totaal SBK/UBMO 20,619,919,621,823,123,1

Als gevolg van de herstructurering van de Koninklijke marine wordt rekening gehouden met om-, her- en bijscholing voor met name burgerpersoneel.

Het aantal plaatsingen «boven de organieke sterkte» is ten opzichte van de begroting 1996 aangepast aan de huidige inzichten in overtolligheid en aan het gestimuleerde vrijwillige gebruik van de SBK-instrumenten ter voorkoming van gedwongen ontslag.

03.04 Subsidies en bijdragen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel worden de subidies en bijdragen geraamd voor de Koninklijke marine jachtclub, de Marine watersportvereniging, het Marine Sanatoriumfonds, het Nederlands Instituut voor Maritieme ontwikkeling (NIM), het Zeekadetkorps Nederland, het Vormingscentrum Ascension, de Koninklijke Vereniging van Marine Officieren (KVMO) en de Stichting Militaire Tehuizen Overzee (SMTO).

Met ingang van januari 1995 is de bijdrage aan het ministerie van Economische Zaken ten behoeve van de stichting Coördinatie Maritiem Onderzoek (CMO) in verband met de opheffing van deze stichting stopgezet. Op basis van het eindrapport van de adviescommissie maritieme onderzoeksinfrastructuur (Commissie Zandbergen) is per dezelfde datum een bijdrage verstrekt aan het nieuw opgerichte instituut voor maritieme ontwikkeling (NIM), welke dezelfde doelstelling nastreeft als de opgeheven stichting CMO.

In overeenstemming met het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002 001 
Stand ontwerp-begroting 1996 903883873873873  
1e suppletore wet 1996 68      
Nieuwe mutaties  – 25– 25– 35– 95  
Stand ontwerp-begroting 19971 114971858848838778768 

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw hebben betrekking op mutaties van de volgende subsidies:–de subsidie aan het vormingscentrum Ascension wordt met ingang van 1997 gestopt, daar het vormingswerk vanaf 1997 uit de markt zal worden betrokken. Er zal een contract worden afgesloten tussen de Commandant Zeemacht in het Caribisch gebied en een vormingscentrum.–de door de Koninklijke landmacht overgehevelde bedragen inzake de Stichting Militaire Tehuizen Overzee (SMTO) gingen uit van een zeer snelle en forse reductie van de subsidie. Dit blijkt in de praktijk niet mogelijk. Derhalve is met de SMTO een meer geleidelijke daling van het budget afgesproken en wordt de subsidie aan het SMTO vanaf 1997 verlaagd tot 300 in het jaar 2001.–de subsidie ten behoeve van het blad «Scheepsbel» voor de personeelsvereniging is met ingang van 1995 gestopt.–de beoogde verlaging van de subsidie aan het Nederlands Instituut voor Maritieme ontwikkeling (NIM) die in 1996 zou worden geëffectueerd kan pas ingaan in het jaar 2000. Dit is het gevolg van de reeds aangegane verplichtingen jegens het NIM. De volledige daling van het budget wordt in 2000 ingeboekt.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering.
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Subsidies aan:         
Koninklijke marine jachtclub 122117117 41.4 02.3
Marine watersportvereniging 767171 41.4 02.3
Marine Sanatoriumfonds 555 41.4 02.3
Koninklijke vereniging marine officieren 757575 41.4 02.3
Marine onderofficiersclub 197   41.4 02.3
Zeekadetkorps Nederland 505050 41.4 02.3
Vormingscentrum Ascension 43103  41.4 02.3
Stichting Militaire Tehuizen Overzee 350350340 41.4 02.3
         
Bijdragen aan:         
Nederlands Instituut voor Maritieme Ontwikkeling 196200200 41.4 02.3
Totaal 1 114971858    

De doelstellingen van de ontvangers van subsidies en bijdragen worden uiteengezet in bijlage 6B.

03.05 Materiële exploitatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel worden de exploitatie-uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven van algemene en specifieke aard, de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, het onderhoud en herstel van het materieel, alsmede de aankoop van brandstoffen, olie en smeermiddelen.

Het vaar- en onderhoudsplan en de begrotingssterkte zijn belangrijke indicatoren op dit artikel. Veelal is er echter geen directe relatie te leggen tussen de hierboven genoemde indicatoren en het uitgavenniveau voor materiële exploitatie. Dit komt onder andere doordat er gebruik wordt gemaakt van bestaande voorraden. De vervangingsuitgaven (aanvulling van de voorraden) voor de verbruikte artikelen verschuiven zodoende in de tijd.

De uitgaven ten behoeve van brandstoffen zijn afhankelijk van het vaar- en onderhoudsplan, de prijsontwikkeling op de markt, de dollarkoers, alsmede de voorraadpositie.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  428 623437 706466 712452 195463 693 
1e suppletore wet 1996  – 17 20716 82014 34011 41010 030 
Nieuwe mutaties  8 355– 82– 17 369– 14 348– 14 725 
Stand ontwerp-begroting 1997141 522519 929419 771454 444463 683449 257458 998466 660
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingenstand        Uitgaven stand
ontwerp- begroting        ontwerp-begroting
1997141 522519 929419 771454 444463 683449 257458 998466 6601997
199589 313385 035      474 348
199635 55690 617344 921     471 094
199712 46029 71754 141398 807    495 125
19983 0819 7719 36350 524404 860   477 599
19996553 6446 0492 90654 699412 222  480 175
20001083295 2972 2074 12437 035426 858 475 958
2001327816    32 140433 377466 660
na 200122      33 283 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996 479 946478 387480 628483 113480 653  
1e suppletore wet 1996 – 17 20716 82014 34011 41010 030  
Nieuwe mutaties 8 355– 82– 17 369– 14 348– 14 725  
Stand ontwerp-begroting 1997474 348471 094495 125477 599480 175475 958466 660 

De uitgaven voor de operaties in het kader van de drugsbestrijding in het Caribisch gebied door de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba worden uit dit artikel overgebracht naar 08.04.

De reorganisatie en de personele reducties leiden er onder meer toe dat bepaalde noodzakelijke werkzaamheden moeten worden uitbesteed. Het uitgangspunt daarbij is dat uitbesteding van werkzaamheden per saldo niet tot meeruitgaven mag leiden.

De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsmaatregelen:    
– inlichtingen en veiligheid24546969
– wetenschappelijk onderzoek   – 3
– automatisering1 300– 200– 700– 1 300
– geestelijke verzorging– 117– 117– 117– 117
– geneeskundig facilitair bedrijf– 6– 6– 6– 6
     
Overige mutaties:    
– onderhoud en herstel schepen– 1 750– 13 105– 14 027– 16 366
– onderhoud en herstel elektronisch en nautisch materieel4 9152 9942 9933 055
– onderhoud en herstel bewapenings- materieel6808542 6622 337
– benzine, olie en smeermiddelen– 3 425– 3 248– 2 380– 2 727
– uitgaven DCC3 6943 4192 9732 859
– onderhoud gebouwen5 3303 5083 1823 536
– overheveling KWC NA/A– 9 958– 9 958– 9 958– 9 958
– overheveling NAFIN  – 200– 400
– diverse bijstellingen per saldo– 769– 1 5641 1614 296
Totaal– 82– 17 369– 14 348– 14 725

Inlichtingen en veiligheid

Heroverweging van de ingeboekte bezuiniging op het gebied van inlichtingen en veiligheid leidt tot een gewijzigde omvang en verdeling van de doelmatigheidsopbrengst.

Wetenschappelijk onderzoek

Als een van maatregelen van de doelmatigheidsoperatie is in de begroting 1996 een reductie van vier vte'n op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling bij het beleidsterrein Algemeen ingeboekt. In de definitieve verdeling van deze reductie tussen de beleidsterreinen is door de Koninklijke marine één vte militair personeel ingeleverd. Uit dit artikel wordt hiervoor de materiële exploitatie van de begroting van de Koninklijke marine overgeheveld.

Automatisering

Heroverweging van de ingeboekte bezuiniging op het gebied van automatisering leidt tot een gewijzigde omvang en verdeling van de doelmatigheidsopbrengst.

Overheveling Geestelijke verzorging

In het Defensie Interservice Commando (Dico) is de dienst Geestelijke Verzorging (Gevo) opgenomen. Het betreft een samenvoeging van deze diensten van de krijgsmachtdelen. De financiële verantwoording zal op artikel 09.02 Personeel en materieel Dico plaatsvinden. Hiervoor worden de benodigde fondsen onder meer uit de begroting van de Koninklijke marine ontvlochten. Voor dit artikel betreft het de budgetten voor materiële exploitatie.

Overheveling Geneeskundig facilitair bedrijf

In het Defensie Interservice Commando (Dico) wordt vanaf 1997 het Geneeskundig Facilitair Bedrijf opgenomen. De financiële verantwoording zal op artikel 09.02 Personeel en materieel Dico plaatsvinden. Hiervoor worden de benodigde fondsen onder meer uit de begroting van de Koninklijke marine ontvlochten. Voor dit artikel betreft het de budgetten voor materiële exploitatie.

Onderhoud en herstel schepen

Het benodigde bedrag voor het onderhoud en herstel van schepen is als gevolg van een herziene raming verlaagd. Deze lagere raming vloeit voort uit hernieuwde visies met betrekking tot de instandhouding. De hier gepresenteerde raming is daarmee beter afgestemd op de grootte en samenstelling van de vloot. De lagere daling in 1997 wordt veroorzaakt door het meerjarig onderhoud van de Hr. Ms. Walrus. Aanvankelijk was hiervoor in 1996 f 13 miljoen geraamd. In de ontwerpbegroting 1997 wordt nu uitgegaan van f 5,7 miljoen in 1996 en f 7,3 miljoen in 1997. De hiermee samenhangende verlaging van de uitgaven in 1996 is opgenomen in de eerste suppletore begroting 1996. In 1996 ontstaan extra uitgaven van f 6,4 miljoen als gevolg van het verkoopgereed maken van de aan Griekenland verkochte S-fregatten.

Onderhoud en herstel elektronisch en nautisch materieel

Als gevolg van een ramingsbijstelling stijgt het benodigde bedrag. Deze raming is voor de herbevoorradingsartikelen van elektronisch materieel en beter afgestemd op de op basis van empirische gegevens vastgestelde behoefte.

Onderhoud en herstel bewapeningsmaterieel

Het benodigde bedrag voor het onderhoud en herstel van bewapeningsmaterieel is als gevolg van een herziene raming verhoogd.

Brandstoffen, olie en smeermiddelen

De verlaging van dit artikelonderdeel is het gevolg van een geactualiseerde raming die is afgestemd op het vaar- en onderhoudschema en waarbij rekening is gehouden met actuele koersen en prijzen op de oliemarkt.

Uitgaven DCC

Als gevolg van meer inhuur van expertise bij het DCC, met name ten behoeve van het systeemonderhoud, stijgen de uitgaven.

Onderhoud gebouwen en terreinen

Als gevolg van een herziene raming stijgen de uitgaven voor het onderhoud aan gebouwen en terreinen.

Overheveling Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (KWC NA/A)

De uitgaven voor materiële exploitatie van de Koninklijke marine bij de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba worden naar het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking overgebracht. Bij dit artikel betreft dit met name uitgaven voor brandstoffen en het onderhoud en herstel van schepen en vliegtuigen.

Overheveling NAFIN

De exploitatie van het NAFIN-netwerk wordt uitgevoerd door de Koninklijke luchtmacht. De Koninklijke marine draagt door een budget- overheveling aan deze exploitatie bij.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering.
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 Econ. Funct.
Huisvestingskosten 37 00339 63040 967 37 17839 35240 967 12.1 02.3
Bureaukosten 65 72465 08667 590 71 11169 48670 177 12.1 02.3
Specifieke uitgaven van operationele aard 6 2458 14410 018 5 4338 83610 018 12.1 02.3
Oefenmunitie (schietvoorraad) 11 04514 60927 766 13 16018 70230 263 12.1 02.3
Overige algemene en specifieke uitgaven 18 39714 96013 188 13 39715 47713 637 12.1 02.3
Inventarisgoederen en klein materieel 26 02913 60416 805 19 41618 48218 632 13 02.3
Onderhoud en herstel:             
– schepen 144 20389 18385 495 108 451110 487119 330 13 02.3
– vliegtuigen 41 40744 14739 700 49 82442 42339 250 13 02.3
– voertuigen 15 1628392 470 11 5073 0242 470 13 02.3
– elektronisch en nautisch materieel 18 18520 29223 676 22 69117 42321 374 13 02.3
– bewapeningsmaterieel 29 46521 68825 149 27 86721 73924 569 13 02.3
– inventarisgoederen en klein materieel 20 84716 81121 045 19 78720 17521 266 13 02.3
Voorzieningen/onderhoud van gebouwen, havens en terreinen 50 90540 03848 624 42 85350 74349 510 13 02.3
Doorberekeningen aan:             
de Koninklijke luchtmacht – 1 702   – 1 702   13 02.3
Brandstoffen, olie en smeermiddelen e.d. 37 01430 74031 951 33 37534 74533 662 12.1 02.3
Totaal 519 929419 771454 444 474 348471 094495 125    

Huisvestingskosten

Ten laste van dit artikelonderdeel worden vooral de uitgaven voor gas, water en elektriciteit verantwoord, alsmede de uitgaven ten behoeve van schoonmaakcontracten. Tevens wordt de beveiliging van objecten hierop verantwoord.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
personele sterkte (burger- en militair personeel in vte'n)19 26118 63618 004
toegelicht bedrag (x f 1000,–)37 17839 35240 967
bedrag per vte (x f 1,–)1 9302 1122 275

Als gevolg van het uitfaseren van de Sajo-projecten voor beveiliging en bewaking dient tijdelijk extern te worden ingehuurd voor lichte bewakings- en beveiligingstaken en incidenteel om piekbelasting te kunnen opvangen. Het gaat hierbij met name om toegangscontroles, bijvoorbeeld bij kantoorgebouwen. Door deze inhuur stijgen de gemiddelde huisvestingskosten in 1996 tot 1998. Na afronding van de investeringsprojecten voor elektronische bewaking en beveiliging zal de behoefte aan extern ingehuurde bewaking afnemen.

Bureaukosten

Onder dit artikelonderdeel worden onder andere de uitgaven geraamd voor schrijf-, teken- en drukkosten, verzending van dienststukken, de exploitatie-uitgaven op het gebied van verbindingen (telefoonkosten, telegraaf- en telexkosten) en de aankoop van boek- en drukwerken. Tevens worden de uitgaven voor de exploitatie van de automatisering hierop geraamd. Sedert 1994 worden de uitgaven voor het agentschap DCC (onderdeel van de exploitatie-uitgaven voor automatisering) eveneens geraamd op dit artikelonderdeel.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
personele sterkte (burger- en militair personeel in vte'n)19 26118 63618 004
toegelicht bedrag (x f 1000,–)27 50625 81627 173
bedrag per vte, exclusief de uitgaven voor automatisering (x f 1,–)1 4281 3851 509

Specifieke uitgaven van operationele aard

Onder dit artikelonderdeel worden de uitgaven verantwoord voor onder andere faciliteiten ten behoeve van de mariniers in het buitenland, trainingsfaciliteiten ten behoeve van buitenlandse oefeningen, alsmede de uitgaven voor haven-, sluis- en loodsgelden. De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben een directe relatie met de geoefendheid.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
aantal havenbezoeken428350372
aantal kanaalpassages622
toegelicht begrotingsbedrag (meerjaarlijks gemiddelde x f 1000,–)4 8313 4963 702
gemiddelde uitgaven per havenbezoek9 7569 3679 367
gemiddelde uitgaven kanaalpassage (meerjaarlijks gemiddelde x f 1,–)109 302108 553108 553

Oefenmunitie

De uitgaven ten behoeve van de herbevoorrading van munitie voor het Korps mariniers, Oto melara-kanonnen van de fregatten, Goalkeeper en overige scheeps- en vliegtuigmunitie voor zover dit wordt aangeschaft voor oefendoeleinden, worden onder dit artikelonderdeel geraamd. De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben een directe relatie met de geoefendheid. Met ingang van de herziene begroting 1996 wordt de aanschaf van conventionele munitie ten behoeve van vervanging van de schietvoorraad, oefening en opleiding op dit artikelonderdeel verantwoord. Deze uitgaven werden voorheen op het artikel 03.07 Overig groot materieel verantwoord.

Overige algemene en specifieke uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel worden diverse soorten uitgaven verantwoord. De belangrijkste posten zijn:–inhuur van externe deskundigen;–kosten voor het betalingsverkeer;–wetenschappelijk onderzoek en onderwijs op het gebied van milieu;–milieu-uitgaven.

Externe expertise is onder andere benodigd voor begeleiding bij projecten als:–informatiearchitectuur/informatiestructuurplan;–reorganisaties, bijvoorbeeld bij het SEWACO-bedrijf;–begeleiding inzake ARBO-aangelegenheden.

De milieu-uitgaven op dit artikelonderdeel betreffen voornamelijk de afvoer van milieubelastende afvalstoffen.

Inventarisgoederen en klein materieel

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven verantwoord voor de inventarisgoederen en klein materieel en voor uitgaven voor medische goederen.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
personele sterkte (burger- en militair personeel in vte'n)19 26118 63618 004
toegelicht bedrag (x f 1000,–)19 41618 48218 632
bedrag per vte (x f 1,–)1 0089921 035

Onderhoud en herstel van schepen

Ten laste van dit artikelonderdeel komen de herbevoorradings- en de instandhoudingsuitgaven ten behoeve van de schepen van de vloot. De in omvang belangrijkste posten betreffen het onderhoud en het herstel van de fregatten en bevoorradingsschepen van de Groep Escorteschepen, de onderzeeboten en de mijnenbestrijdingsvaartuigen. De mutaties op dit artikelonderdeel worden grotendeels bepaald door de omvang van de vloot, de leeftijd van de verschillende schepen en het Vaar- en Onderhoudsplan. Voor zover mogelijk wordt het onderhoud door Marinebedrijven uitgevoerd. Als daar te weinig capaciteit aanwezig is, wordt het werk bij particuliere werven uitbesteed.

Onderhoud en herstel van vliegtuigen

Ten laste van dit artikelonderdeel komen het onderhoud en herstel van de maritieme patrouillevliegtuigen van het type P3C-Orion en de Lynx-helicopters van de Marine Luchtvaart Dienst, alsmede de uitgaven voor de herbevoorrading van magazijnsartikelen hiervoor.

Onderhoud en herstel van voertuigen

De uitgaven ten laste van dit artikelonderdeel hebben betrekking op het onderhoud en herstel van voertuigen en op transportkosten.

Onderhoud en herstel van elektronisch en nautisch materieel

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven verantwoord op het gebied van onderhoud en herstel (voornamelijk herbevoorrading) van het elektronisch en nautisch materieel.

Onderhoud en herstel van bewapeningsmaterieel

Ten laste van dit artikelonderdeel worden het onderhoud en herstel van het bewapeningsmaterieel verantwoord alsmede de herbevoorrading van magazijnsartikelen hiervoor.

Onderhoud en herstel van inventarisgoederen en klein materieel

Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven verantwoord op het gebied van onderhoud en herstel van inventarisgoederen en klein materieel. De grootste uitgavenpost op dit artikelonderdeel is de post «vrachten, invoerrechten en BTW».

Onderhoud en herstel van gebouwen en terreinen

Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven verantwoord op het gebied van het onderhoud en herstel van gebouwen en terreinen alsmede de voorzieningen aan gebouwen en terreinen.

Bovendien vindt op dit artikelonderdeel de verantwoording plaats met betrekking tot de ondergrondse infrastructuur, zoals rioleringen en pijpleidingen, alsmede de kleine renovatieprojecten. De hoogte van de uitgaven is mede afhankelijk van de mogelijkheid om nieuwbouwinvesteringen te plegen.

Ramingskengetallen

In onderstaande tabel is de procentuele verhouding aangegeven tussen nieuwbouw en onderhoud en herstel van gebouwen (bedragen x  f 1 000,-):

 
Omschrijving1995%1996%1997%
Nieuwbouw en dergelijke (artikel 03.06)67 57261100 6006698 95967
Onderhoud en herstel gebouwen42 8533950 7433449 51033
Totalen110 425100151 343100148 469100

Terugontvangsten van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht

De ontvangsten hebben betrekking op de doorberekening van diverse werkzaamheden die de bedrijven van de Koninklijke marine ten behoeve van de Koninklijke landmacht en Koninklijke luchtmacht verrichten. Het betreft met name de Rijkswerf en het SEWACO-bedrijf. Als gevolg van de nieuwe verrekenmethode is dit artikelonderdeel vervallen.

Brandstoffen, olie en smeermiddelen

Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven verantwoord die verband houden met de rechtstreekse aankopen en voorraadvorming van de brandstoffen voor de schepen, vliegtuigen, helicopters en voertuigen. De aan te schaffen hoeveelheden zijn afhankelijk van het interen op of aanvullen van de voorraden. Het prijsniveau van de fossiele brandstoffen is van grote invloed op het uitgavenniveau.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
Begrotingsbedrag (x f 1000,–)33 37534 74533 662
    
Verbruikte en te verbruiken hoeveelheden in duizenden kubieke meter:    
    
– Gasolie schepen87,4104,490,4
– Kerosine patrouillevliegtuigen21,623,723,9
– Helicopterbrandstof2,22,72,7

Met name als gevolg van het niet optimaal kunnen gebruiken van de kruisvaartdiesels van de M-fregatten in 1995 ontstaat in 1996 een stijging in het verbruik van 17 duizend kubieke meter.

03.06 Bouw, aankoop gronden etc.

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor renovatie en nieuwbouw van walinrichtingen van de Koninklijke marine.

Naast de voortgaande renovatie en nieuwbouw in verband met de veroudering van de bestaande infrastructuur, wordt de behoefte tevens bepaald door: –aanpassing van de organisatie;–de veranderde structuur en omvang van de vloot;–nieuwe wetgeving;–voorschriften op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening;–voortgaande concentratie van activiteiten te Den Helder;–de voortschrijdende technologie.

Tevens wordt op dit artikel het bodemsaneringsprogramma verantwoord.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  72 70383 254104 75792 24094 311 
1e suppletore wet 1996  31 855     
Nieuwe mutaties  1 7429 7054 1754 115– 8 961 
Stand ontwerp-begroting 199724 88980 165106 30092 959108 93296 35585 35092 024
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingenstand        Uitgaven stand
ontwerp- begroting        ontwerp-begroting
199724 88980 165106 30092 959108 93296 35585 35092 0241997
199521 42346 149      67 572
19963 46629 67567 459     100 600
1997 1 41433 84163 704    98 959
1998 1 4145 00027 75565 063   99 232
1999 1 513 1 50021 86973 273  98 155
2000    12 00013 58258 268 83 850
2001    5 0006 00012 90066 12490 024
na 2001    5 0003 50014 18225 900 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996 67 00389 25495 05794 04092 811  
1e suppletore wet 1996 31 855      
Nieuwe mutaties 1 7429 7054 1754 115– 8 961  
Stand ontwerp-begroting 199767 572100 60098 95999 23298 15583 85090 024 

De ramingen zijn een afgeleide van de afweging van prioriteiten die in het planproces worden gemaakt.

De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en de uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:

 
bedragen x f 10001997199819992000
marinebedrijven– 2 800– 5 000  
marinekazernes5 17717 7708 000– 3 800
Koninklijk Instituut voor de Marine1 600– 1 000  
marine vliegkampen– 2 7505 850– 11 400 
bodemsanering3 1504082 483– 9 650
Nederlandse Antillen en Aruba6 0792 300– 900– 900
diverse bijstellingen per saldo– 751– 16 1535 9325 389
Totaal9 7054 1754 115– 8 961

Marinebedrijven

Ten aanzien van de bouwactiviteiten bij de marinebedrijven wordt een zeer terughoudend beleid gevoerd. Dit wordt ingegeven door het besluit om de vestiging Oegstgeest van het Marine Elektronisch- en Optisch Bedrijf (MEOB) samen te voegen met het «nieuwe» SEWACO-bedrijf in Den Helder. Hierdoor is het noodzakelijk de geplande bouwactiviteiten bij het MEOB in Oegstgeest te herzien. Met name de bouw van het bedrijfsrestaurant komt hiermede te vervallen.

Marinekazernes

In het kader van herstructurering worden op een aantal marinekazernes bouwactiviteiten uitgevoerd. Op het terrein van marinekazerne Willemsoord te Den Helder worden uit oogmerk van efficiency verspreid liggende diensten gecentraliseerd. Met de herhuisvesting en uitbreiding ten behoeve van de Commandant Zeemacht Nederland wordt tevens invulling gegeven aan de ARBO-wetgeving en de integratie van de Kustwacht Nederland. De verouderde legeringsgebouwen worden gerenoveerd tot kantoorgebouwen. Voor de huisvesting van de Kustwacht Nederland is op het terrein van de marinekazerne Willemsoord nieuwbouw voorzien. Het zwaartepunt van de activiteiten ligt in het jaar 1998.

Bij de marinekazerne Erfprins heeft een bijgestelde planning van projecten tot herfasering van de betaalmomenten geleid. Het betreft hier onder meer:–de aanpassing van de sportvoorzieningen,–de aanpassing en uitbreiding van een schoolgebouw.

Bij de marinekazerne Amsterdam is de planning van diverse projecten bijgesteld met als gevolg herfasering van de betalingen. Het betreft hier onder andere:–de renovatie van de legeringsgebouwen,–de aanpassing van de sportvoorziening,–de renovatie van een schoolgebouw.

Koninklijk Instituut voor de Marine

Bij het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) wordt het laboratoriumgebouw heringericht.

Marinevliegkampen

Op het marinevliegkamp de Kooy is de vervanging van het onderhoudsgebouw eerder gepland dan in de begroting 1996 is opgenomen. Tevens is de vervanging van de verspreid liggende magazijnen op grond van veroudering en te bereiken bedrijfsefficiency eerder gepland dan in de begroting 1996. Daarnaast voldoet de huidige legering van het personeel van het marinevliegkamp Valkenburg niet aan de Algemene normen Walaccomodaties van de Koninklijke marine. Ook in verband met efficiency, beveiliging en de gelegenheid tot afstoten van gehuurde terreinen verdient concentratie op het operationele deel van het vliegkamp de voorkeur.

Bodemsanering

In de Novemberbrief van het jaar 1994 heeft de Staatssecretaris van Defensie aangekondigd dat het bodemsaneringsprogramma niet per definitie vóór het jaar 2000 afgerond behoeft te zijn. Als gevolg daarvan zijn de oorspronkelijk beschikbare bedragen bijgesteld, zodat op dat gebied geen nieuwe verplichtingen konden worden aangegaan. Nader onderzoek wijst uit dat in veel gevallen er een nauwe relatie bestaat tussen bodemsaneringsprojecten en een groot deel van de overige activiteiten waardoor stagnatie optreedt in de uitvoering daarvan. Waar dit noodzakelijk wordt geacht zijn budgetten van de bodemsaneringsprojecten, deels gefinancierd uit de onkostenregeling verkoop af te stoten terreinen, aangepast. De hogere raming in de eerste jaren wordt veroorzaakt door een meerjarencontract op het vliegkamp Valkenburg en noodzakelijke saneringen in het kader van afstotingen en nieuwbouw.

Nederlandse Antillen en Aruba

De uitvoering van reeds aangegane verplichtingen voor de bedrijfsrestaurants is vertraagd. De wegens veroudering noodzakelijke vervanging van de kantoren van de Commandant Zeemacht Caribisch gebied wordt versneld uitgevoerd, gelijktijdig met de geplande nieuwbouw van het kustwachtcentrum. Als gevolg hiervan zijn de ramingen bijgesteld.

Overige bijstellingen

De uitvoering van het nieuwbouwplan van het zendstation Ouddorp is als gevolg van stagnatie in de besluitvorming nog niet gestart. In de raming wordt er van uitgegaan dat de nieuwbouw in 1996 en 1997 zal plaatsvinden.

Voor de jaren 1997 en 1998 is ter invulling van de bijdrage aan de algemene budgettaire problematiek van de rijksbegroting rekening gehouden met een neerwaartse bijstelling op dit artikelonderdeel van respectievelijk f 6,7 en f 7,3 miljoen. De kortingen leiden in die jaren tot herfasering en versobering van een groot aantal bouwprojecten, daar waar eerder voor het jaar 1997 een stijging van het bouwvolume was voorzien. Vanaf 1999 vindt een beperkte inhaalslag plaats.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 Econ. Funct.
Marinebedrijven 4 3994 3201 895 2 1693 956200 13 02.3
Marinekazernes 20 01133 23832 999 15 48224 63436 527 13 02.3
Koninklijk Instituut             
voor de Marine 1 4129206 320 3 0661 4894 600 13 02.3
Marinevliegkampen 16 81313 08019 486 14 76012 34518 400 13 02.3
Bodemsanering 11 424   5 9175 4814 583 13 02.3
Nederlandse Antillen 8 80811 44514 034 12 65713 87816 529 13 02.3
Overige projecten 17 29843 29718 225 13 52138 81718 120 13 02.3
Totaal 80 165106 30092 959 67 572100 60098 959    

Marinebedrijven

Op dit artikelonderdeel worden de diverse bouwactiviteiten en renovatieprojecten bij de marinebedrijven verantwoord. Het gaat hier om de Rijkswerf, het SEWACO-bedrijf (het project SEWACO-bedrijf wordt op artikel 03.07 Overig groot materieel verantwoord) en het Marine Elektronisch- en Optisch Bedrijf.

Marinekazernes

Op dit artikelonderdeel worden de diverse bouwactiviteiten en renovatieprojecten bij de marinekazernes verantwoord. Het betreft hier onder andere:–de nieuwbouw van bedrijfsrestaurants;–de nieuwbouw of renovatie van magazijnen dan wel andere bedrijfsgebouwen;–de nieuwbouw of renovatie van kantoorgebouwen;–de nieuwbouw of renovatie van legeringsgebouwen.

Marinevliegkampen

Op dit artikelonderdeel worden de diverse bouwactiviteiten en renovatieprojecten op het marinevliegkamp Valkenburg en het marinevliegkamp de Kooy verantwoord.

Koninklijk Instituut voor de Marine

Op dit artikelonderdeel worden de diverse bouwactiviteiten en renovatieprojecten op het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) verantwoord.

Bodemsanering

Op dit artikelonderdeel wordt de uitvoering van het bodemsaneringsprogramma verantwoord. Er wordt naar gestreefd de uitvoering van het programma af te stemmen op de uitvoering van het infrastructuurprogramma van de Koninklijke marine.

Nederlandse Antillen en Aruba

Op dit artikelonderdeel worden de diverse bouwactiviteiten en renovatieprojecten bij de marinekazernes verantwoord. Het betreft hier onder andere:–de renovatie van diverse legeringsgebouwen en kantoren onder andere in het kader van de arbeidsomstandigheden;–de nieuwbouw van de bedrijfsrestaurants;–de nieuwbouw van bevoorradingsloodsen;–de renovatie van de ondergrondse infra, zoals rioleringen en pijpleidingen.

De renovaties en nieuwbouwprojecten op de Nederlandse Antillen en Aruba zijn noodzakelijk ter vervanging van een aantal gebouwen die niet meer aan de eisen voldoen op het gebied van woon-, werk- en leefklimaat. Tevens verkeert een aantal gebouwen in een zeer slechte staat van onderhoud. Dit wordt versterkt door de klimatologische omstandigheden.

Projecten gericht op milieu-aspecten

Projecten die zijn gericht op milieu-aspecten worden hieronder vermeld: –renovatie Navo/pol-depot;–verwijderen vervuild baggerslib van de waterbodem van de Nieuwe Haven (Den Helder);–verwijderen vervuild baggerslib van de waterbodem van de Spoorhaven (Den Helder);–het bodemsaneringsprogramma.

Ramingskengetallen

De investeringen in de nieuwbouw en de voorzieningen/onderhoud van gebouwen, havens en terreinen uitgedrukt in afzonderlijke percentage's van de waarde van het vastgoed (bedragen x f 1000,–):

 
Omschrijving1997%
Waarde vastgoed3 648 344  
Nieuwbouw98 9592,7
Voorzieningen/onderhoud van gebouwen, havens en terreinen49 5101,4

03.07 Overig groot materieel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor investeringen in groot materieel, die niet in een afzonderlijk artikel zijn opgenomen.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  513 0501 266 0501 702 750430 850659 550 
1e suppletore wet 1996  175 010– 29 960– 28 060– 25 460– 39 760 
Nieuwe mutaties  52 099328 212– 1 030 8411 022 615– 107 453 
Stand ontwerp-begroting 1997435 789999 394740 1591 564 302643 8491 428 005512 3371 241 443
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingenstand        Uitgaven stand
ontwerp- begroting        ontwerp-begroting
1997435 789999 394740 1591 564 302643 8491 428 005512 3371 241 4431997
1995208 781256 012      464 793
1996125 719164 310243 447     533 476
199763 102116 247217 868239 284    636 501
199821 234136 664154 500237 745160 164   710 307
199910 672138 17877 300233 237121 500284 103  864 990
20005 84186 72413 200284 200246 600107 900217 749 962 214
20018466 70930 138201 719106 729113 559114 981247 719881 638
na 200135634 5503 706368 1178 856922 443179 607993 724 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996 487 112603 631733 819893 391988 711  
1e suppletore wet 1996 31 910– 29 960– 28 060– 25 460– 39 760  
Nieuwe mutaties 14 45462 8304 548– 2 94113 263  
Stand ontwerp-begroting 1997464 793533 476636 501710 307864 990962 214881 638 

De ramingen zijn een afgeleide van de afweging van prioriteiten die in het planproces worden gemaakt.

De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 10001997199819992000
LCF– 172 47842 980– 15 0381 521
PAM243 59825 215– 73 15421 956
vervanging Kortenaer  10 00097 000
ATS6 2326 205  
CUP Alkmaar93 800– 99 3006 5006 400
M-fregatten1 045    
onderzeeboten Walrus-klasse3 618500  
NH-9027 321– 1 000 0401 141 953– 189 933
CUP Orion– 9 00015 4003 100– 900
geïntegreerd verbindings-project12 400– 3 4001 200– 12 100
munitie6 350– 35 312– 32 050– 27 925
Sewacobedrijf20 500    
gepantserde VN-voertuigen39 000   
overige mutaties55 82616 911– 19 896– 3 472
Totaal328 212– 1 030 8411 022 615– 107 453

De mutaties in de verplichtingenopbouw ten opzichte van de begroting 1996 zijn vooral ontstaan door een actualisering van verplichtingenramingen van het LCF, het project Aanpassingen Mijnenveegcapaciteit en de NH-90. Daarnaast leidt de overheveling van de Multi-purpose fregatten (artikel 03.08) en de onderzeeboten van de Walrus-klasse (artikel 03.09) tot aanpassing van de verplichtingenraming. Voorts wordt in 1997 aangesloten bij een voorgenomen aanschaf door de Koninklijke landmacht van gepantserde voertuigen voor VN-operaties. De overige mutaties worden grotendeels veroorzaakt door gewijzigde inzichten.

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 10001997199819992000
LCF9 21822 144– 82 055– 26 789
PAM– 8 671– 74 05362 03583 781
vervanging Kortenaer   1 000
vervanging Poolster4 1216 602   
ATS– 1 3659 398  
CUP Alkmaar13 54192022 590– 15 160
M-fregatten30 6101 045   
onderzeeboten Walrus–klasse5 9815 100937 
NH-901574 834– 3 770– 68 481
uitbreiding testcapaciteit SM/21 8005 4004 000 
aanpassing brandstofsystemen5 4002 200   
waarnemings- en nachtzichtappartuur 5 000   
LAMS– 7 081– 6 295– 7 152 
munitie7006 059– 3572 617
Sewacobedrijf1 829– 5 000   
verbeterd actief onderzeebootbestrijdingssysteem– 3 000– 10 100– 7 400 
gepantserde VN-voertuigen3 00013 00013 00010 000
overige projecten6 59018 294– 4 76926 295
Totaal62 8304 548– 2 94113 263

Luchtverdedigings- en Commando-fregatten (LCF)

Het bouwmeestercontract met de Koninklijke Schelde Groep is in juni 1995 ondertekend. Door gewijzigde inzichten hebben er verschuivingen in de betalingsmomenten plaatsgevonden. Hiernaast heeft het uittreden van Spanje uit het gezamenlijke deelproject voor het luchtverdedigingssysteem geleid tot verschuivingen binnen enkele deelprojecten van het LCF. De gewijzigde Spaanse positie heeft geen gevolgen voor de planning van de bouw van de Nederlandse fregatten. Het budget voor het totale project Luchtverdedigings- en commandofregatten blijft ongewijzigd.

Project Aanpassing Mijnenveegcapaciteit

De verschuivingen met betrekking tot dit project worden veroorzaakt door verandering van aanbestedingsmomenten van enkele hoofdcomponenten van het project.

Vervanging Kortenaer

De vervanging van de eerste twee schepen wordt ten opzichte van de Prioriteitennota anderhalf jaar naar voren gehaald, waarbij zal worden aangesloten bij het LCF programma met een tweede serie van twee fregatten voor de luchtverdediging.

Vervanging Poolster

Het schip is in 1995 in dienst gesteld en zal na afloop van de garantieperiode nog garantieonderhoud ondergaan waarbij tevens een aantal modificaties zullen worden uitgevoerd. Er is een duidelijk beeld van de nog benodigde bedragen. Op grond hiervan is het project-budget ten opzichte van de begroting 1996 naar beneden bijgesteld.

Amfibisch transportschip

Als gevolg van een hogere realisatie in 1995 is ten opzichte van de begroting 1996 een lager bedrag benodigd in 1996 en 1997. De bouwactiviteiten liggen op schema zodat het schip eind 1997 in de vaart zal komen. Het schip zal geschikt zijn voor het transport van een operationeel deel van een mariniersbataljon met de daarbij behorende uitrusting en voorraden. Gezien het multifunctionele karakter kan het ATS ingezet worden voor andere taken, zoals transporttaken voor andere krijgsmachtdelen.

Capability Upkeep Programm (CUP) Alkmaar-klasse

Dit project omvat de modernisering van sensor-, wapen- en commandosystemen van de Alkmaarklasse mijnenbestrijdingsvaartuigen. Realisatie is voorzien in de periode 1997–2001. Het project kent een nauwe relatie met het project verbeteren van de mijnenjachtcapaciteit (onderdeel PAM).

Multi-purpose fregatten

Met ingang van de ontwerpbegroting 1997 komt het artikel 03.08 Multi-purpose fregatten, gezien het stadium waarin het project verkeert, te vervallen. Het betreft de overheveling van de resterende uitgaven voor de Multi-purpose fregatten.

Onderzeeboten Walrus-klasse

Met ingang van de ontwerpbegroting 1997 komt het artikel 03.09 Onderzeeboten van de Walrusklasse, gezien het stadium waarin het project verkeert, te vervallen. Het betreft de overheveling van de resterende uitgaven voor de onderzeeboten van de Walrus-klasse.

NH-90

De vertragingen in het ontwikkelingstraject ten opzichte van de begroting 1996 leidt tot een vertraging in de start van de produktiefase. De wijzigingen in de betalingsramingen vloeien voort uit het in het internationale projectplan opgenomen betalingsschema. Het projectbudget is ongewijzigd.

Uitbreiding testcapaciteit Standard Missile

In 1995 heeft de Koninklijke marine van de Amerikaanse marine basistestapparatuur overgenomen ten behoeve van de Standard Missile. De testfaciliteit zal voor het operationeel worden van de luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF) in gebruik worden genomen ten behoeve van de missile integratietesten die in 1998 zijn voorzien. Hiertoe zal opleiding van personeel en aanschaf van ondersteunende apparatuur vanaf 1996 moeten plaatsvinden.

Aanpassing brandstofsystemen

Dit project betreft de aanpassing van brandstofsystemen ten behoeve van M-fregatten en mijnenbestrijdingsvaartuigen van de Alkmaarklasse met als doel deze eenheden geschikt te maken voor het gebruik van commerciële brandstof. Deze brandstof is van mindere kwaliteit dan de brandstof die nu wordt gebruikt. De aanpassing van de brandstofsystemen vergroot de operationele flexibiliteit omdat de commerciële brandstof overal te verkrijgen is.

Waarnemings- en nachtzichtappartuur

Het betreft de behoefte aan waarnemings- en nachtzichtapparatuur ten behoeve van het Korps mariniers. Hierbij is rekening gehouden met opgedane ervaringen gedurende vredesoperaties. Naar verwachting zal in 1997 hiervoor een contract worden gesloten.

Local Area Missile system (LAMS)

Het project wordt in een internationaal samenwerkingsverband uitgevoerd. Eind 1995 is het contract ondertekend voor de ontwikkeling van de multifunctieradar. Hierbij treedt de firma Hollandse Signaalapparaten op als hoofdaannemer. In het contract zijn hogere betalingen voorzien in 1996 dan oorspronkelijk werd voorzien. Betalingen in latere jaren zijn dienovereenkomstig naar beneden bijgesteld.

Munitie

Als gevolg van een actualisering van de behoefte is de raming voor de aanschaf van kapitale munitie en de aanvulling van de oorlogsvoorraad conventionele munitie bijgesteld.

Sewaco-bedrijf

In het kader van de herstructurering worden de Bewapeningswerkplaatsen (BW) en het Marine Elektronisch- en Optisch Bedrijf (MEOB) Den Helder samengevoegd tot één Sewaco-bedrijf.

De huidige raming voorziet in de eerstkomende jaren in vervangings- en uitbreidingsinvesteringen uit technologisch oogpunt alsmede ten behoeve van arbeidsomstandigheden en milieu.

Verbeterd actief onderzeeboot bestrijdingssysteem

Het project betreft de aanschaf van een aantal systemen ter verbetering van de actieve opsporingscapaciteit in het kader van de onderzeebootbestrijding bij crisisbeheersingsoperaties dicht bij land en in ondiep water. Realisatie van het project wordt nu voorzien in de periode 1999–2002, waarbij ten opzichte van de begroting 1996 een herfasering van budgetten heeft plaatsgevonden.

Gepantserde VN-voertuigen

In 1997 zal de Koninklijke marine aansluiten bij een voorgenomen aanschaf door de Koninklijke landmacht van gepantserde voertuigen voor de VN-operaties.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 Econ. Funct.
Schepen:             
Luchtverdedigings- en commandofregatten 652 037281 394491 122 43 51092 500219 440 13 02.3
Project Aanpassingen mijnenveegcapaciteit 1 823140 820309 798 1 7928 00452 938 13 02.3
Vervanging poolster 10 8835 8007 000 15 98811 1604 121 13 02.3
Vervanging zuiderkruis   10 100   3 100 13 02.3
ATS 24 70025 01116 632 86 99472 86371 614 13 02.3
CUP Alkmaarklasse 1 17910 900108 100 6041 87619 941 13 02.3
Multi-Purpose fregatten 7429 7451 045   30 610 13 02.3
Onderzeeboten Walrus-klasse  7 9003 618   5 981 13 02.3
             
Vliegtuigen:             
NH-90 1 0253 332100 721 48 88745 85024 216 13 02.3
Cup Orion  1 000182 700   20 700 13 02.3
STAMOL 5 8432 000500 3 5435 032591 13 02.3
             
Elektronisch materieel:             
Geïntegreerd verbindingsproject 5 30818 50022 800 5 91917 2699 252 13 02.3
SMART S 1 090   3 1233 3051 945 13 02.3
SHF SATCOM 1 6962 500  7 3553 2591 532 13 02.3
Trainer M-fregatten 2 8505 500  5774 7333 246 13 02.3
NAVSTAR/SINS 4202 300  3392 026823 13 02.3
MF/HF zend/ontvangers 2 06610016 400 1 3718595 773 13 02.3
LAMS 79 3862 900  28 35058 6267 791 13 02.3
Europese militaire communicatiesateliet   36 000     13 02.3
             
Bewapening:             
Goalkeeper 6061 300300 5457271 637 13 02.3
             
Munitie 22 75115 0005 350 45 03224 3626 773 13 02.3
             
Overig materieel:             
Project Nieuwe RW 1 304   2 577   13 02.3
Sewacobedrijf 1 29250 70020 500 2 72341 39430 310 13 02.3
Investering Marine bedrijven 18 65314 20016 400 18 42515 62416 134 13 02.3
Verbeterd actief onderzeebootbestrijdingssysteem   83 100     13 02.3
Kleine vaartuigen 1 3068 0001 000 1 3368 0001 046 13 02.3
Automatisering 47 09622 30014 200 27 55527 89314 027 13 02.3
Gepantserde VN-voertuigen   39 000   3 000 13 02.3
Overige projecten 116 00688 95777 916 118 24888 11479 960 13 02.3
Totaal 999 394740 1591 564 302 464 793533 476636 501    

Ontwikkelingen van de diverse projecten

In hoofdstuk 2.2.3 van het algemeen deel wordt nader ingegaan op de voortgang van grotere investeringsprojecten.

Luchtverdedigings- en commandofregatten

Het project omvat de vervanging van de GW-fregatten van de Tromp-klasse in 2001 en 2003 door schepen uitgerust met een nieuw luchtverdedigingssysteem en een commando-capaciteit. De nieuwe luchtverdedigingsconfiguratie zal onder meer bestaan uit het verbeterd Standard Missile Systeem en een nieuw te ontwikkelen Local Area Missile Systeem (LAMS). Het project bevindt zich op dit moment in de gedetailleerde ontwerpfase, waarin wordt samengewerkt met het Duitse F124 project en het Spaanse F100 project. Daarbij wordt het beginsel «design to cost» toegepast.

Project Aanpassingen Mijnenveegcapaciteit (PAM)

Het project valt op te splitsen in een aantal delen te weten:–het ombouwen van drie mijnenbestrijdingsvaartuigen van de Alkmaarklasse tot moederschepen van Troika-veegsystemen;–het bouwen van twaalf stuks Troika-veegsystemen en twee stuks reserve eenheden;–het verbeteren van de mijnenjachtcapaciteit van vier mijnenbestrijdingsvaartuigen van de Alkmaarklasse;–levensverlengend onderhoud van de hydrografische vaartuigen.

Momenteel wordt bezien in hoeverre integratie met het Capability Upkeep Programm (CUP) Alkmaar-klasse leidt tot een doelmatiger en doeltreffender project. Hiermee wordt beoogd een verdergaande standaardisatie te bereiken.

Vervanging Poolster

Het project betreft de vervanging van het bevoorradingsschip Hr. Ms. Poolster door de Hr. Ms. Amsterdam en wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Spaanse marine. Het project bevindt zich in de eindfase. Het schip is in 1995 in dienst gesteld en zal na afloop van de garantievaarperiode nog garantieonderhoud ondergaan. Gedurende dit onderhoud zullen op grond van de dan opgedane ervaring met dit schip tevens enige modificaties worden uitgevoerd.

Vervanging Zuiderkruis

Dit project betreft de bouw van een nieuw bevoorradingsschip ter vervanging van de Hr. Ms. Zuiderkruis. Dit schip bereikt rond de eeuwwisseling het einde van zijn operationele levensduur.

Amfibisch transportschip

Het project omvat het verwerven van een amfibisch transportschip (ATS). Hiervoor is in april 1994 het bouwcontract getekend bij de Koninklijke Schelde Groep (KSG). In dit project wordt samengewerkt met de Spaanse marine. De bouwtijd is bepaald op 42 maanden, zodat het schip in september 1997 in de vaart kan komen. Op 23 februari 1996 heeft de kiellegging plaatsgevonden. De algehele voortgang verloopt volgens planning.

CUP Alkmaar-klasse

Het Capability Upkeep Programm (CUP) van de mijnenjagers van de Alkmaarklasse houdt aanpassingen in om deze tot voorbij het jaar 2000 operationeel inzetbaar te houden. Dit project heeft een nauwe relatie met het project verbeteren van de mijnenjachtcapaciteit (onderdeel PAM).

Multi-purpose fregatten

Het project omvat het ontwerpen, bouwen en uitrusten van acht identieke fregatten van de Karel Doorman-klasse. Inmiddels zijn de acht fregatten overgedragen aan de Koninklijke marine. Het laatste fregat bevindt zich tot 7 september 1996 in haar garantieperiode.

Onderzeeboten Walrus-klasse

Het project omvat de bouw bij de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM) van twee series van elk twee onderzeeboten van de «Walrus»-klasse en de aanschaf van de initiële boord- en walreservedelen. Alle onderzeeboten zijn inmiddels aan de Koninklijke marine overgedragen.

De definitieve nacalculatie van het contract 1e serie «Walrus»-klasse onderzeeboten is voltooid. De financiële afwikkeling van het contract is afgerond. Het project zal in 1996 worden afgerond na de gecombineerde garantie- en tussentijdse onderhoudsperiode van de laatste boot, de Hr. Ms. Bruinvis. Hierna zal de definitieve nacalculatie van de 2e serie «Walrus»-klasse onderzeeboten plaatsvinden.

Algemene vervanging kleine vaartuigen

Dit is een doorlopende voorziening waaruit de vernieuwing, vervanging of verbetering van de diverse kleine vaartuigen worden bekostigd.

Vervanging Kortenaer

De vervanging van de eerste twee schepen wordt ten opzichte van de Prioriteitennota anderhalf jaar naar voren gehaald, waarbij zal worden aangesloten bij het LCF programma met een tweede serie van twee fregatten voor de luchtverdediging.

Navo helicopter voor de jaren negentig

Het project omvat de verwerving van 20 stuks NH-90 helicopters ter vervanging van de Lynx-helicopters. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met Duitsland, Frankrijk en Italië. Het project bevindt zich sinds september 1992 in de ontwikkelingsfase. Vermoedelijk kan begin 1997 een aanvang worden gemaakt met de produktiefase. Het is de bedoeling dat de Koninklijke marine na het jaar 2003 kan beschikken over de eerste toestellen.

STAMOL

Dit project omvat de standaardisatie en modernisatie van de Lynx-helicopters en bevindt zich in de eindfase. Het project zal na de financiële afwikkeling in 1997 worden afgesloten.

CUP Orion

Het «Capability Upkeep Programm» (CUP) is noodzakelijk om de interoperabiliteit met de bondgenootschappelijke maritieme patrouille-vliegtuigen en de geïntegreerde samenwerking met de vloot te verzekeren. De voorziene levensduur van de vliegtuigen is door de CUP tenminste tot het jaar 2015 zeker gesteld. In 1996 zal een situatierapport aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Geïntegreerd verbindingsproject

Dit project omvat de verwerving en implementatie van vervangende dan wel aanvullende systemen voor communicatie en data-overdracht. Dit is van essentieel belang voor het op peil houden van de kwaliteit van deze middelen en het instandhouden van de interoperabiliteit met andere eenheden binnen de Navo en WEU.

SHF Satellietcommunicatie

Dit project omvat de aanschaf van hoogfrequente satellietcommuni- catiesystemen voor de fregatten. Naar verwachting zal dit project in 1997 worden afgerond.

Basistrainer M-fregatten

De basistrainer M-fregatten dient voor het opleiden van het personeel dat deel zal uitmaken van de bemanningen van de M-fregatten. Verwacht wordt dat het project in 1997 kan worden afgerond.

Navigatiesysteem ten behoeve van fregatten

Dit project betreft de aanschaf van een nauwkeurig navigatiesysteem ten behoeve van de commandovoering, de informatie-uitwisseling en de effectiviteit van wapensystemen. Verwacht wordt dat het project in 1997 kan worden afgerond.

MF/HF zend- en ontvangstapparatuur

Het project houdt een aantal aanpassingen in aan de zend- en ontvangstapparatuur en het vervangen van verouderde subsystemen.

Verbeterd actief onderzeeboot bestrijdingssysteem

Dit project betreft het verbeteren van de actieve opsporingscapaciteit in het kader van onderzeebootbestrijding bij crisisbeheersingsoperaties, dicht bij land en in ondiep water. Naar verwachting zal eind 1996 een situatierapport over de voorstudiefase aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Realisatie van het project is voorzien in de periode 1999– 2002.

Europese militaire communicatiesatelliet

Dit project betreft de deelneming van de Koninklijke marine aan de ontwikkeling en bouw van een communicatiesatelliet. Het betreft een interservice project onder verantwoordelijkheid van de Koninklijke marine. Een situatierapport is aan de Tweede Kamer aangeboden.

SMART-L radar

Het project is de ontwikkeling van een driedimensionale radar als vervolg op de SMART-S radar. De SMART-L dient voor de lange afstandsluchtwaarschuwing. De ontwikkeling van dit project is in 1991 als CODEMA-project gestart.

Local Area Missile System (LAMS)

Dit ontwikkelingsproject bestaat uit de volgende vier componenten:–de «Active Phased Array Radar» (APAR). Dit systeem wordt in samenwerking met Canada en Duitsland ontwikkeld. Hiervoor is eind 1995 het contract ondertekend;–het «Long-Range Infra-Red Search and Track system» (LR-IRST). Het contract voor de ontwikkeling van een prototype is afgesloten;–het «Evolved Seasparrow Missile» (ESSM). Dit wapen wordt binnen het Nato seasparrow consortium ontwikkeld; –het «Combat Direction System» (CDS). De software voor het CDS wordt ontworpen, geproduceerd, getest en onderhouden door het Centrum voor Automatisering van Wapen- en Commandosystemen (CAWCS).

Munitie

Het betreft voornamelijk de aanschaf van kapitale munitie zoals de Harpoon-missiles, Standard-missiles, NATO Seasparrows en torpedo's. Tevens wordt rekening gehouden met de aanschaf van conventionele munitie, zoals de munitie voor de klein kaliber wapens en de Oto Melara-kanonnen, voor zover deze munitie als aanvulling van de oorlogsvoorraden wordt verworven. Als norm voor de kapitale munitie wordt de «Nato maritime stockpile planning guidance» (NMSPG) gehanteerd. In deze NMSPG zijn de normen voor de Koninklijke marine vastgesteld, uitgaande van de sterkte en samenstelling van de vloot volgens de Prioriteitennota. De NMSPG-norm is aangepast aan de gewijzigde veiligheidssituatie. Met ingang van de herziene begroting 1996 wordt de aanschaf van conventionele munitie ten behoeve van vervanging van de schietvoorraad, oefening en opleiding verantwoord op artikel 03.05 Materiële exploitatie. Aanschaf van kapitale en conventionele munitie ten behoeve van het opbouwen van een oorlogsvoorraad blijft op dit artikel verantwoord.

Nieuwbouw BW/MEOB (SEWACO-bedrijf)

In het kader van de herstructurering zijn de Bewapeningswerkplaatsen (BW) en het Marine electronisch- en optisch bedrijf (MEOB) Den Helder tot één Sewaco-bedrijf samengevoegd.

Investeringen marinebedrijven

Dit betreft een doorlopende voorziening waarin de vervangings- dan wel uitbreidingsinvesteringen van duurzame produktiemiddelen voor de marinebedrijven is opgenomen. Het gaat om de Rijkswerf, het SEWACO-bedrijf, het Marine elektronisch- en optisch bedrijf, het centrum voor automatisering van wapen- en commandosystemen, het scheikundig laboratorium, de marine magazijndienst en de onderhoudsdiensten van de vliegkampen Valkenburg en De Kooy.

Automatisering

Dit betreft structurele uitgaven ten behoeve van het ontwikkelen van de automatiseringsfuncties op het gebied van bestuurlijke informatiesystemen. Het gaat om een grote verscheidenheid aan zowel personele, financiële als materiële informatiesystemen.

Gepantserde VN-voertuigen

Het project betreft de aanschaf van 20 gepantserde voertuigen ten behoeve van vredesoperaties van het korps Mariniers. Evaluatie van de ervaringen in het voormalig Joegoslavië en elders in de wereld leert dat de bedreiging voor VN-eenheden groter is dan oorspronkelijk werd aangenomen. Een zo hoog mogelijke bescherming van het uitgezonden personeel wordt gewenst.

Voor de aanschaf van de voertuigen wordt aangeloten bij een in 1997 af te sluiten contract door de Koninklijke landmacht. De levering van de voertuigen wordt voorzien vanaf 1998.

Overige projecten

Dit betreffen projecten waarvan de totale projectuitgaven niet hoger zijn dan f 25,0 miljoen. Indien de projectuitgaven hoger zijn dan dit bedrag worden deze separaat zichtbaar gemaakt.

03.08 Multi-purpose fregatten

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor investeringen met betrekking tot het project Multi-purpose fregatten. Voor de voortgang van het project en de ontwikkeling van de projectuitgaven wordt verwezen naar hoofdstuk II, deel 2.2.3.1. van het algemeen deel van deze memorie van toelichting.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  14 78527 127    
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  – 9 175– 27 127    
Stand ontwerp-begroting 199755 86935 7035 6100    
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingenstand        Uitgaven stand
ontwerp- begroting        ontwerp-begroting
199755 86935 7035 610     1997
199553 85524 878      78 733
19962 01410 8255 610     18 449
1997         
1998         
1999         
2000         
2001         
na 2001         

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996 50 28554 827     
1e suppletore wet 1996 – 31 836      
Nieuwe mutaties  – 54 827     
Stand ontwerp-begroting 199778 73318 4490     

Ten opzichte van het niveau in de begroting 1996 is het projectbudget naar beneden bijgesteld. Dit is het gevolg van de volgende factoren:–projectbudget conform de begroting 1996 f 3 579 miljoen–nu de voltooiing van het project nadert, verminderen de financiële risico's in aantal en omvang. Als gevolg daarvan kan het budget worden verlaagd – f 34 miljoen–als gevolg van een lagere loon- en materieelontwikke- ling dan verwacht heeft een neerwaartse budgetaan- passing op de raming van ondermeer het bouw- meestercontract plaatsgevonden – f 15 miljoen–een herziene raming van de walreservedelen heeft ertoe geleid dat het project-budget verlaagd is – f 8 miljoen–ook bij de stafeis TACTAS is de raming herzien; het gevolg is een verlaging – f 7 miljoen

Huidig projectbudget f 3 515 miljoen

De nieuwe mutaties in zowel de verplichtingen- en uitgavenopbouw hebben betrekking op de overheveling naar artikel 03.07 Overig groot materieel. Het artikel 03.08 Multi-purpose fregatten komt te vervallen. De resterende uitgaven worden, gezien het stadium waarin het project verkeert, vanaf 1997 geraamd onder het artikelonderdeel schepen van het artikel 03.07 Overig groot materieel.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 Econ. Funct.
Bouwmeester/marineleveranties 18 0504 498  63 1599 646  13 02.3
Walreservedelen 12 819112  11 4355 231  13 02.3
Tactas 4 8341 000  4 1393 572  13 02.3
Totaal 35 7035 610  78 73318 449     

Het project omvat het ontwerpen, bouwen en uitrusten van acht identieke fregatten van de Karel Doorman-klasse. Inmiddels zijn deze fregatten overgedragen aan de Koninklijke marine. Het laatste fregat bevindt zich tot 7 september 1996 in haar garantieperiode.

Ramingskengetallen: De Tweede Kamer is onder meer geïnformeerd met de brieven van de Staatssecretaris van Defensie van 12 december 1983 (situatierapport nr. 1), van 25 januari 1984 (situatierapport 2) en van 1 juli 1985 (Kamerstukken II 1984/85, 18 600 X, nr. 48).

03.09 Onderzeeboten Walrus-klasse

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor investeringen met betrekking tot de onderzeeboten van de Walrus-klasse. Voor de voortgang van het project en de ontwikkeling van de projectuitgaven wordt verwezen naar hoofdstuk II, 2.2.3.2. van het algemeen deel van de memorie van toelichting.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  3 991     
1e suppletore wet 1996  6 941     
Nieuwe mutaties  – 6 632     
Stand ontwerp-begroting 19979 5343 5984 300     
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002 001 
Verplichtingenstand ontwerpbegroting 19979 5343 5984 300     Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
19958 0942 360      10 454
19961 4401 2384 300     6 978
1997         
1998         
1999         
2000         
2001         
na 2001         

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  14 7276 664    
1e suppletore wet 1996  – 7 749     
Nieuwe mutaties   – 6 664    
Stand ontwerp-begroting 1997 10 4546 978     

Ten opzichte van het niveau in de ontwerpbegroting 1996 is het projectbudget van de eerste serie (f 1053 miljoen) niet gewijzigd.

Ten opzichte van het niveau in de begroting 1996 is het projectbudget van de tweede serie (f 946 miljoen) met f 3,0 miljoen verlaagd als gevolg van een herziene raming aan het einde van het project tot het huidige niveau van f 943 miljoen.

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw hangen samen met de overheveling van de resterende uitgaven voor de onderzeeboten van de Walrus-klasse. Deze worden, gezien het stadium waarin het project verkeert, vanaf 1997 geraamd onder het artikelonderdeel schepen van het artikel 03.07 Overig groot materieel.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 Econ. Funct.
Onderzeeboten Walrusklasse 1e serie:             
– Bouwmeester/marineleveranties 334   407275  13 02.3
– Walreserve 8   1 12487  13 02.3
             
2e serie:             
– Bouwmeester/marineleveranties 1 7683 374  5 4024 321  13 02.3
– Walreserve 1 488926  3 5212 295  13 02.3
Totaal 3 5984 300  10 4546 978     

Het project omvat de bouw bij de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM) van twee series van elk twee onderzeeboten van de «Walrus-klasse» en de aanschaf van de initiële boord- en walreservedelen. Alle onderzeeboten zijn inmiddels aan de Koninklijke marine overgedragen.

De definitieve nacalculatie van het contract 1e serie «Walrus-klasse onderzeeboten» is voltooid. De financiële afwikkeling van het contract is afgerond.

Het project zal in 1996 worden afgerond na de gecombineerde garantie- en tussentijdse onderhoudsperiode van de laatste boot, de Hr. Ms. Bruinvis. Hierna zal de definitieve nacalculatie van de 2e serie «Walrus-klasse onderzeeboten» plaatsvinden.

De Tweede Kamer is geïnformeerd onder meer in de brief van de minister van Defensie van 17 mei 1978 (Situatierapport onderzeebootvervanging, Kamerstukken II 1977/78, 14 800 X, nr. 27, blz. 3) en de notitie van de Minister van Defensie «Het Walrus-project nader beschouwd» (Kamerstukken II 1984/85, 18 600 X, nr. 11).

04. Beleidsterrein Koninklijke landmacht

Algemeen

De uitgaven voor het aktief regulier personeel zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De uitkomst is aangepast voor de categorieën die niet in het SNIP zijn opgenomen en voor ontwikkelingen in de komende jaren.

De ramingen zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 1996.

Uitgaven die betrekking hebben op samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgaven die betrekking hebben op attachés, worden conform de nota «De herijking van het Nederlands buitenlands beleid», (Kamerstukken II, 1994/95. 24 337 X, nr. 1) gebundeld op het artikel 08.04 Overig uitgaven internationale samenwerking.

04.01 Burgerpersoneel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen onregelmatige diensten, overige toelagen, aandeel in de sociale lasten en tijdelijk personeel op formatieve arbeidsplaatsen betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de Koninklijke landmacht. Het betreft burgerpersoneel geplaatst bij algemeen beherende organisatie-eenheden, bijzondere organisatie-eenheden, operationele eenheden en ondersteunende diensten en onderdelen.

Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet zoals die geldt sinds 1 januari 1995 wordt bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgave wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting1996  704 902704 993663 257653 063645 333 
1e suppletore wet 1996  1554 185810371402 
Nieuwe mutaties  15– 81 245– 91 448– 81 157– 62 957 
Stand ontwerp-begroting 1997 701 751705 072627 933572 619572 277582 778589 564

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 10001997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:    
– DWOO één vte   –84
– Ontvlechting GFB– 34 709– 34 709– 34 709– 34 710
– Ontvlechting Gevo– 17 586– 17 586– 17 586– 17 586
     
Overige mutaties:     
– Overheveling attachés– 1 688– 1 688– 1 688– 1 688
– Inhuur personeel20 100   
– Ramingsbijstelling– 52 656– 42 420– 32 243– 13 922
– Prijsbijstelling 1996759218256251
– Loonbijstelling 19969691 1711 1791 148
– ILC 19974 1424 1424 2104 210
– Overheveling KMAR– 576– 576– 576 – 576
Totaal– 81 245– 91 448– 81 157– 62 957

Directie Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling

In het kader van het reduceren van de projectbegeleidingscapaciteit wordt één functie ingeleverd met ingang van het jaar 2000.

Ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf

De overheveling van de geneeskundige zorgtaak, met uitzondering van de eerstelijns geneeskundige zorg, uit de Koninklijke landmacht-organisatie naar het nieuw opgerichte Defensie Interservice Commando, leidt tot deze mutatie.

Ontvlechting Geestelijke verzorging

De samenvoeging van de geestelijke verzorging bij het Defensie Interservice Commando leidt tot een overheveling van deze taken uit de Koninklijke landmacht.

Overheveling attachés

De uitgaven van burgerpersoneel bij de attachés wordt op het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking geraamd. De overheveling heeft betrekking op vijftien vte'n.

Inhuur van personeel

De reorganisatie van de Koninklijke landmacht leidt onder andere tot vacatures op essentiële functies. Deze vacatures zijn tijdelijk totdat alle reorganisatieplannen zijn uitgevoerd. Daarom zijn in 1997 de budgetten voor het inhuren van tijdelijke arbeidskrachten verhoogd om de normale bedrijfsvoering te kunnen waarborgen. De inhuur heeft voornamelijk betrekking op bewakings- en bedieningspersoneel.

Ramingsbijstelling

De raming wordt met name bijgesteld als gevolg van een neerwaartse bijstelling van de begrotingssterkte. Deze bijstelling vindt zijn oorsprong in de onderschrijding in 1995. Deze onderschrijding is met name het gevolg van de uitstroombevorderende maatregelen en het terughoudend beleid met betrekking tot het opvullen van vacatures. Deze effecten werken door naar de volgende jaren waardoor de begrotingssterkte is herzien.

Prijsbijstelling 1996

De prijsbijstelling 1996 heeft betrekking op de prijsgevoelige uitgaven in het salarisartikel.

Loonbijstelling 1996

De loonbijstelling 1996 heeft onder andere betrekking op de mutaties in de overhevelingstoeslag en de pseudo-premies.

Incidentele looncomponent

De incidentele looncomponent heeft betrekking op de verwachte stijging van het gemiddelde bruto salaris als gevolg van de reguliere periodieke verhogingen en de in- en uitstroom.

Overheveling KMAR

De ontvlechting van betaalmeester- en personeelstaken uit de Koninklijke landmacht-organisatie naar de Koninklijke marechaussee leidt tot een overheveling van de bij die taken behorende vte'n.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen (x f 1000) van de uitgaven en de economische- en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Salarissen 541 354531 529466 017 11.1 02.1
Overwerk en toelagen onregelmatige diensten 25 88621 23516 502 11.1 02.1
Overige toelagen 11 45812 60810 924 11.1 02.1
Sociale lasten 102 34198 21087 625 11.2 02.1
Tijdelijk personeel op formatieve arbeidsplaatsen 23 17046 13051 933 12.1 02.1
Verrekenregels met beleidsterreinen – 2 458– 4 640– 5 068 11.1 02.1
Totaal 701 751705 072627 933    

Ramingskengetallen burgerpersoneel

 
Omschrijving1995199619971998199920002001
Sterkte begroting 1996 11 04211 10310 81010 63510 50810 508
Doelmatigheidsbesparingen:        
– Reductie één vte DWOO – 1– 1     
– Overheveling Geneeskundig Facilitair Bedrijf naar Dico – 533– 533– 533– 533– 533 
– Overheveling Geestelijke verzorging naar Dico – 198– 198– 198– 198– 198 
Totaal doelmatigheidsbesparingen – 731– 731– 731– 732– 732 
        
Overige mutaties:        
– Overheveling personeel DWS naar Dico – 119– 119– 119– 119– 119– 119
– Overheveling personeel DVVO naar Dico – 107– 210– 248– 248– 248– 248
– Overdracht DEBKL-taken naar KMAR – 4– 4– 4– 4– 4– 4
– Instellen van BMS'en 343434343434
– Overheveling attache's – 15– 15– 15– 15– 15 
– Bijstelling begrotingssterkte – 550– 933– 840– 665– 368– 258
– Overheveling DPKL-taken naar KMar – 4– 4– 4– 4– 4 
– Overheveling betaalmeesterfuncties naar KMar –7– 7– 7– 7– 7 
Totaal – 746– 1 989– 1 934– 1 759– 1 463– 1 353
Sterkte ontwerpbegroting 199710 90710 2969 1148 8768 8769 0459 155
Gemiddelde salaris (x f 1,–)64 34068 48068 89864 51364 47564 43164 398

In 1996 en 1997 zijn extra gelden opgenomen voor inhuur van personeel om de effecten van de vervroegde opschorting van de opkomstplicht voor het dienstplichtig personeel te kunnen opvangen. De inhuur heeft een verhogend effect op het gemiddeld salaris in dat jaar.

04.02 Militair personeel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en uitkeringen, aandeel in de sociale lasten en tijdelijk personeel op formatieve arbeidsplaatsen betrekking hebbende op het militair personeel van de Koninklijke landmacht.

Het betreft militair personeel geplaatst bij algemeen beherende organisatie-eenheden, bijzondere organisatie-eenheden, operationele eenheden en ondersteunende diensten en onderdelen.

Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet zoals die geldt sinds 1 januari 1995 wordt bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgave wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  1 664 6371 548 4371 496 6241 473 9851 465 365 
1e suppletore wet 1996  – 80 6471 6761 7241 088731 
Nieuwe mutaties  – 3 557– 56 4903119 57712 311 
Stand ontwerp-begroting 1997 1 742 3681 580 4331 493 6231 498 6591 484 6501 478 4071 477 566

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 10001997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:    
– MID 19 vte'n9781 6191 9371 571
– Ontvlechting GFB– 37 340– 35 740– 35 740– 35 740
– Ontvlechting GV– 407– 407– 407– 407
– Opleidingen– 10 166– 15 028– 15 028– 15 028
     
Overige mutaties:     
– Overheveling attachés– 7 544– 7 544– 7 544– 7 544
– Bijstelling verwerving Natres1 0001 0001 0001 000
– Inhuur2 000   
– Bijstelling begrotingssterkte– 36 40010 22019 89327 541
– Reservisten-uitgaven6 30010 30010 30010 300
– Prijsbijstelling 1996432336390381
– Loonbijstelling 1996– 604– 146– 6430
– ILC 199719 00019 00019 00019 000
– Diversen1 4768 0557 1942 561
– Overheveling KMar– 1 207– 1 207– 1 207– 1 207
– Overheveling KLu– 327– 327– 327– 327
– Uitbreiding Geniecapaciteit5 8199 6809 6809 680
– Mijnruimmiddelen500500500500
Totaal– 56 4903119 57712 311

Militaire Inlichtingendienst

De mutatie betreft een bijstelling van de in de begroting 1996 opgenomen aantallen personeel als gevolg van de integratie en concentratie van de dienst bij de Centrale organisatie.

Ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf

De overheveling van de geneeskundige zorgtaak, met uitzondering van de eerstelijns geneeskundige zorg, uit de Koninklijke landmacht-organisatie naar het nieuw opgerichte Defensie Interservice Commando, leidt tot deze mutatie.

Ontvlechting Geestelijke verzorging

De samenvoeging van de geestelijke verzorging bij het Defensie Interservice Commando leidt tot een overheveling van deze taken uit de Koninklijke landmacht.

Opleidingen

Als gevolg van de reductie van de leerstof is een daling van de niet beschikbaarheid wegens opleidingen van het militair personeelsbestand mogelijk.

Overheveling attachés

De overheveling heeft betrekking op 29 vte'n en wordt geraamd op het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking.

Bijstelling uitgaven Nationale Reserve (Natres)

De bijstelling van de Natres-uitgaven is het gevolg van de realisatie 1995. De hogere realisatie is het gevolg van de loonbijstellingen voor het militair personeel. Het Natres-personeel wordt voor de oefentijd uitbetaald als beroepsmilitair. In de begroting is tot dusverre voor het oefenend Natres-personeel rekening gehouden met f 4,0 miljoen aan salarisuitgaven op jaarbasis.

Inhuur van personeel

De uitgaven voor inhuur ten behoeve van vacatures op militaire formatieplaatsen zijn in 1997 incidenteel verhoogd in verband met de reorganisatie van de Koninklijke landmacht. De vacatures zijn tijdelijk doordat na het voltooien van alle reorganisatieplannen de werklast zal verminderen.

Bijstelling begrotingssterkte

De begrotingssterkte voor het militair personeel is in 1997 bijgesteld. De bijstelling is het gevolg van een doorwerking van de lagere gerealiseerde instroom in 1995 en de omzetting van burgerfuncties naar militaire functies.

Reservistenbeleid

Als gevolg van de opschorting van de opkomstplicht voor dienstplichtigen, de overgang naar een vrijwilligerskrijgsmacht en de versoepeling van de reactietijden is de training voor reservisten op een andere leest geschoeid (zie ook Nota reservistenbeleid, Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 104). Belangrijke verandering is dat slechts kernfunctionarissen onder het reserve-personeel onder normale omstandigheden periodiek worden geoefend. Na een periode van zeer geringe activiteit op dit gebied als gevolg van de reorganisaties en nadat in 1993 de onderdeelsgewijze herhalingsoefeningen waren stopgezet, wordt vanaf 1997 het aantal trainingsactiviteiten voor reservisten weer op een operationeel noodzakelijk niveau gebracht. In aanvulling hierop zullen voor een aantal (vooral medisch) specialistische functies afroepreservisten worden geworven. Deze zullen in ruil voor hun onmiddellijke beschikbaarheid een vaste toelage ontvangen. Aangezien reservisten onder normale omstandigheden vrijwillig deelnemen aan militaire activiteiten, zal een programma worden opgezet om hun werkgevers te motiveren hun werknemers/reservisten in staat te stellen actief te zijn in de krijgsmacht.

De financiële gevolgen van het nieuwe reservistenbeleid voor dit artikel zijn als volgt te specificeren:

 
bedragen x f 1 miljoen19971998 ev
– Informatiedag0,50,6
– Trainingsdagen actieve reservisten4,47,4
– Trainingsdagen/premie afroepreservisten1,42,3
Totaal6,310,3

Prijsbijstelling 1996

De prijsbijstelling 1996 betreft de aanpassing van de prijsgevoelige uitgaven in het salarisartikel.

Loonbijstelling 1996

De loonbijstelling 1996 heeft onder andere betrekking op de mutaties in de overhevelingstoeslag, de pseudopremies en de werkgeversbijdrage in de ziektekosten.

Incidentele looncomponent 1997

De incidentele looncomponent heeft betrekking op de verwachte stijging van het gemiddelde bruto salaris als gevolg van reguliere periodieke verhogingen en de in- en uitstroom.

Overheveling Koninklijke marechaussee

De ontvlechting van betaalmeester- en personeelstaken uit de Koninklijke landmacht-organisatie naar de Koninklijke marechaussee leidt tot een overheveling van de bij die taken behorende vte'n.

Overheveling Koninklijke luchtmacht

De ontvlechting van betaalmeestertaken uit de Koninklijke landmacht-organisatie naar de Koninklijke luchtmacht leidt tot een overheveling van de bij die taken behorende vte'n

Uitbreiding geniecapaciteit

De geniecapaciteit wordt vergroot door het paraat stellen van een extra genie-constructie-compagnie.

Mijnruimmiddelen

Uit de deelname aan vredesoperaties is gebleken dat er meer behoefte bestaat aan mijnruiminstructeurs, die ter plaatse personen opleiden in het ruimen van landmijnen.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Vrijwillig dienend militair personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen (x f 1000) van de uitgaven en de economische- en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Salarissen 1 275 9781 303 1471 299 149 11.1 02.1
Overwerk en toelagen         
onregelmatige diensten 43 24840 30240 190 11.1 02.1
Overige toelagen 66 02565 61765 495 11.1 02.1
Sociale lasten 78 87283 29083 357 11.2 02.1
Tijdelijke personeel op formatieve arbeidsplaatsen 2 1515 4385 432 12.1 02.1
Verrekenregels met beleidsterreinen – 280– 1 407  11.1 02.1
Totaal 1 465 9941 496 3871 493 623    

Dienstplichtig personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen (x f 1000) van de uitgaven en de economische- en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Salarissen 230 51569 711  11.1 02.1
Overwerk en toelagen         
onregelmatige diensten 5 7781 351  11.1 02.1
Overige toelagen 3 589923  11.1 02.1
Sociale lasten 36 49212 061 11.2 02.1
Totaal 276 37484 046     

Totaaloverzicht militair personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen (x f 1000) van de uitgaven en de economische- en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Salarissen 1 506 4931 372 8581 299 149 11.1 02.1
Overwerk en toelage         
onregelmatige diensten 49 02641 65340 190 11.1 02.1
Overige toelagen 69 61466 54065 495 11.1 02.1
Sociale lasten 115 36495 35183 357 11.2 02.1
Tijdelijke personeel op formatieve arbeidsplaatsen 2 1515 4385 432 12.1 02.1
Verrekenregels met beleidsterreinen – 280– 1 407  11.1 02.1
Totaal 1 742 3681 580 4331 493 623    

Ramingskengetallen vrijwillig dienend militair personeel

 
Omschrijving1995199619971998199920002001
Sterkte begroting 1996 25 94526 96026 43626 17125 90725 907
Doelmatigheidsbesparingen:        
– Correctie MID  1219191919
– Overheveling geneeskundige verzorging naar Dico  – 490– 469– 469– 469– 469
– Overheveling geestelijke verzorging naar Dico  – 5– 5– 5– 5– 5
– Opleidingen NBO  – 230– 340– 340– 340– 340
        
        
Totaal doelmatigheidsbesparingen  – 713– 795– 795– 795– 795
        
Overige mutaties:        
– Overheveling personeel DWS naar Dico – 181– 181– 181– 181– 181– 181
– Overheveling personeel DVVO naar Dico – 307– 355– 306– 306– 306– 306
– Overheveling attache's  – 29– 29– 29– 29– 29
– Correctie begrotingssterkte – 890– 1 005– 14174308308
– Overheveling DPKL-taken naar KMar  – 3– 3– 3– 3– 3
– Overheveling betaalmeesterfuncties naar KMar  – 15– 15– 15– 15– 15
– Uitbreiding geniecapaciteit  180180180180180
– Aanpassing mijnruimcapaciteit  55555
Totaal mutaties – 1 378– 2 116– 1 285– 1 070– 836– 836
Sterkte ontwerpbegroting 199722 76124 56724 84425 15125 10125 07125 071
Waarvan:        
– beroepspersoneel onbepaalde tijd 12 96712 15911 70611 32611 18611 156
– beroepspersoneel bepaalde tijd 11 60012 68513 44513 77513 88513 915
Gemiddelde salaris (x f 1,–)64 40860 91060 12059 58659 14758 96958 935

De toenemende instroom van het beroepspersoneel bepaalde tijd leidt tot een lager gemiddeld salaris. Dit komt omdat deze categorie personeel relatief jong is.

Ramingskengetallen dienstplichtig personeel

 
Omschrijving1995199619971998199920002001
Sterkte begroting 1996 6 000      
Mutaties:        
– Vervroegde opschorting opkomstplicht – 3 082     
Sterkte ontwerpbegroting 199712 5562 918     
Gemiddelde salaris (x f 1,–)22 01128 803     

04.03 Overige personele exploitatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De ramingen hebben betrekking op zowel burger- als militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  352 535355 021344 507357 753352 860 
1e suppletore wet 1996  – 12 713– 43 055– 40 559– 37 242– 37 116 
Nieuwe mutaties  – 1 330– 43 61226 916– 61 011– 65 466 
Stand ontwerp-begroting 199793 097435 776338 492268 354330 864259 500250 278246 785
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 199793 097435 776338 492268 354330 864259 500250 278246 785Uitgavenstand ontwerp-begroting 1997
199566 423371 972      438 395
199621 77348 077295 755     365 605
19974 87910 64632 878243 803    292 206
1998225 0459 85924 551230 051   269 528
1999 18  58 813223 007  281 838
2000 18  21 00023 493228 878 273 389
2001    21 00013 00021 400219 585274 985
na 2001       27 200 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  387 894362 584343 925358 441352 876 
1e suppletore wet 1996  – 29 778– 37 909– 37 409– 34 109– 33 892 
Nieuwe mutaties  7 489– 32 469– 36 988– 42 494– 45 595 
Stand ontwerp-begroting 1997 438 395365 605292 206269 528281 838273 389274 985

De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:    
– Resttaakstelling– 6 900– 6 900– 6 900– 6 900
– Ontvlechting GFB– 9 175– 8 943– 8 943– 8 943
– Ontvlechting Geestelijke verzorging– 1 729– 1 729– 1 729– 1 729
– Korting externe opleidingen– 1 614– 1 141– 691– 4 691
– Opleidingen (NBO)– 1 904– 3 000– 3 000– 3 000
Overige mutaties:     
– Overheveling attachés– 5 901– 5 901– 5 901– 5 901
– Reservistenbeleid1 3002 6002 6002 600
– Prijsbijstelling 19963 5142 7533 3383 229
– Loonbijstelling 1996295299295292
– RBB Kindsdeel2 4032 4092 4182 421
– Overheveling KMAR– 207– 207– 207– 207
– Uitbreiding geniecapaciteit1 3702 2802 2802 280
Ramingsbijstelling:     
– Kleding en uitrusting– 15 86260 750– 36 094– 38 327
– Voeding3 42410 74611 32311 510
– Reis- en verblijfkosten– 4 364– 3 500– 3 100– 2 800
– Verplaatsingskosten– 989– 5 000– 4 700– 4 600
– Voorziening woonruimte– 3 618– 3 300– 3 300– 3 300
– Geneeskundige verzorging1 2741 9002 2002 200
– Onderwijs en opleiding– 6 693– 10 100– 5 800– 5 600
– Overige personele uitgaven– 2 489– 3 000– 2 000– 800
– Diversen4 253– 4 100– 3 100– 3 200
Totaal– 43 61226 916– 61 011– 65 466

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:    
– Resttaakstelling– 6 900– 6 900– 6 900– 6 900
– Ontvlechting GFB– 9 175– 8 943– 8 943– 8 943
– Ontvlechting Geestelijke verzorging– 1 729– 1 729– 1 729– 1 729
– Korting externe opleidingen– 1 614– 1 141– 691– 4 691
– Opleidingen (NBO)– 1 904– 3 000– 3 000– 3 000
Overige mutaties:     
– Overheveling attachés– 5 901– 5 901– 5 901– 5 901
– Reservistenbeleid1 3002 6002 6002 600
– Prijsbijstelling 19963 5142 7533 3383 229
– Loonbijstelling 1996295299295292
– RBB Kindsdeel2 4032 4092 4182 421
– Overheveling KMAR– 207– 207– 207– 207
– Uitbreiding geniecapaciteit1 3702 2802 2802 280
Ramingsbijstelling:     
– Kleding en uitrusting– 3 795600– 13 200– 13 700
– Voeding5 0839 3009 5009 400
– Reis– enverblijfkosten– 3 081– 3 500– 3 100– 2 800
– Verplaatsingskosten– 989– 5 000– 4 700– 4 600
– Voorziening woonruimte– 3 618– 3 592– 3 300– 3 300
– Geneeskundige verzorging1 2741 9002 2002 200
– Onderwijs en opleiding– 7 993– 12 700– 8 400– 8 200
– Overige personele uitgaven– 2 489– 3 000– 2 000– 800
– Diversen1 687– 3 516– 3 054– 3 246
Totaal– 32 469– 36 988– 42 494– 45 595

Resttaakstelling

Deze taakstellende doelmatigheidskorting is verwerkt in de exploitatie-uitgaven van de Koninklijke landmacht. Onder andere de realisatiegegevens van de uitgaven voor externe opleidingen bieden de mogelijkheid de geplande budgetten voor de komende jaren aanvullend te verlagen.

Ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf

De overheveling van de geneeskundige zorgtaak, met uitzondering van de eerstelijns geneeskundige zorg, uit de Koninklijke landmacht-organisatie naar het nieuw opgerichte Defensie Interservice Commando, leidt tot deze mutatie.

Ontvlechting Geestelijke verzorging

De samenvoeging van de geestelijke verzorging bij het Defensie Interservice Commando leidt tot een overheveling van deze taken uit de Koninklijke landmacht.

Korting externe opleidingen

De mutatie betreft een aanvullende korting op het externe opleidingsbudget, doordat minder beroepspersoneel bepaalde tijd na hun contractperiode blijkt te studeren dan verwacht.

Opleidingen

Als gevolg van de reductie van de leerstof is een daling van de niet beschikbaarheid wegens opleidingen van het militair personeelsbestand mogelijk.

Overheveling attachés

De uitgaven ten behoeve van de militaire attachés zijn geraamd op artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking.

Reservistenbeleid

Als gevolg van de opschorting van de opkomstplicht voor dienstplichtigen, de overgang naar een vrijwilligerskrijgsmacht en de versoepeling van de reactietijden is de training voor reservisten op een andere leest geschoeid. Belangrijke verandering is dat slechts kernfunctionarissen onder het reserve-personeel onder normale omstandigheden periodiek worden geoefend. Na een periode van zeer geringe activiteit op dit gebied als gevolg van de reorganisaties en nadat in 1993 de onderdeelsgewijze herhalingsoefeningen waren stopgezet, wordt vanaf 1997 het aantal trainingsactiviteiten voor reservisten weer op een operationeel noodzakelijk niveau gebracht.

Prijsbijstelling 1996

De prijsbijstelling 1996 betreft de aanpassing van de prijsgevoelige uitgaven in het artikel.

Loonbijstelling 1996

De loonbijstelling 1996 heeft betrekking op de loongevoelige uitgaven van dit artikel.

RBB Kindsdeel

Dit betreft de overheveling van taken van het ministerie van Binnenlandse Zaken naar de Koninklijke landmacht in verband met de verzelfstandiging van het RBB.

Overheveling Koninklijke marechaussee

De ontvlechting van betaalmeester- en personeelstaken uit de Koninklijke landmacht-organisatie naar de Koninklijke marechaussee leidt tot een overheveling van de bij die taken behorende functies.

Uitbreiding geniecapaciteit

De geniecapaciteit wordt vergroot door het paraat stellen van een extra genieconstructiecompagnie. Deze extra uitgaven worden door de Koninklijke landmacht zelf gefinancierd door maatregelen in de personele en materiële exploitatiesfeer.

Kleding

Binnen het artikelonderdeel kleding en uitrusting hebben verschuivingen plaatsgevonden. Een deel van de mobilisatie-voorraad wordt in een eerder stadium vervangen. In 1998 wordt de verwerving van NBC-kleding voorzien.

Voeding

Binnen het artikelonderdeel voeding vinden er uitgavenstijgingen plaats door uitbreiding van het assortiment en de verpakkingsmaterialen en een verhoogde behoefte naar aanleiding van een toename van het aantal oefeningen in het buitenland.

Reis-, verblijf- en verplaatsingskosten

De lagere begrotingssterkten leiden tot een daling van deze uitgaven.

Voorziening woonruimte

De reductie van het aantal rijkswoningen leidt tot lagere uitgaven.

Geneeskundige verzorging

De uitgaven aan bedrijfsgeneeskundige kosten voor het militair- en burgerpersoneel stijging enigszins door kostenstijgingen in de gezondheidszorg en daarmee ook in de Krijgsmacht Hospitaal Organisatie.

Onderwijs en opleiding

De dalende uitgaven zijn het gevolg van onder andere lagere personeelssterkten en lagere ramingen voor Sociaal Beleidskader-scholingskosten door lagere overtolligheid.

Overige personele uitgaven

De overheveling van personeel met valuta-inkomens naar het beleidsterrein 08. Multi-service projecten en activiteiten, leidt tot lagere uitgaven op dit artikelonderdeel.

Diversen

Dit betreft een verzameling van een groot aantal kleine mutaties.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering inclusief uniformering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 Econ. Funct.
Kleding 77 63858 55428 657 81 11377 53651 709 11.4 02.1
Voeding 71 56661 06756 381 71 40561 17956 381 11.4 02.1
Reis- en verblijfkosten 58 17546 88642 328 55 16646 88642 328 12.1 02.1
Verplaatsingskosten 87 39961 83760 524 87 16068 18661 324 12.1 02.1
Sport en ontspanning 2 2782 8962 548 4 0973 0652 548 12.1 02.1
Kostwinnersvergoeding 65120649 65120649 12.1 02.1
Representatiekosten 2 2512 4672 550 2 2512 4672 550 12.1 02.1
Personeel op bovenformatieve arbeidsplaatsen 2 6871 6862 699 2 6481 6922 699 12.1 02.1
Sociale zorg 13 76512 92613 645 13 76512 92613 645 11.3 02.1
Voorziening woonruimte 9 4049 8937 584 9 9079 8937 584 12.1 02.1
Persoonsgebonden toelagen en uitkeringen 12 25911 21110 088 12 25911 21110 088 11.1 02.1
Werving 26 849   27 718   12.1 02.1
Geneeskundige verzorging 21 29610 4737 449 21 29610 5027 449 11.4 02.1
Onderwijs en opleiding 27 80538 32924 221 27 25439 71924 221 12.1 02.1
Afwikkelingskosten TRIS 7 8441 1001 050 7 8441 1001 050 12.1 02.1
Overige personele uitgaven 13 14217 5117 806 13 09417 3277 806 12.1 02.1
Werkgelegenheidsprojecten 7671 450775 7671 710775 11.1 02.1
Totaal 435 776338 492268 354 438 395365 605292 206    

Kleding

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen voor de beroepskleding van het personeel van de Koninklijke landmacht in binnen- en buitenland. De uitgaven zijn in 1997 lager omdat een deel van de mobilisatie-voorraad in 1996 wordt vervangen.

Ramingskengetallen

De uitgaven hebben nagenoeg geheel betrekking op militair personeel, zodat de sterkte burgerpersoneel niet in de berekeningen is opgenomen. Aangezien er bij dit artikelonderdeel sprake is van voorraadvorming, is bij de ramingskengetallen uitgegaan van een voortschrijdend gemiddelde over een periode van drie jaar (het voorafgaande jaar, het betreffende jaar en het daarop volgende jaar.

 
Omschrijving199519961997
personele sterkte militairen (in vte'n)36 01027 48524 844
toegelicht bedrag (x f 1000,–)86 78370 11957 959
bedrag per vte (x f 1,–)2 4102 5512 333

Voeding

De in dit artikelonderdeel opgenomen uitgaven zijn verbonden aan de voeding van het personeel van de Koninklijke landmacht in binnen- en buitenland. De uitgaven dalen als gevolg van de afnemende sterkte van de Koninklijke landmacht.

Ramingskengetallen

Voeding heeft betrekking op het totale personeel van de Koninklijke landmacht, zodat de totale sterkte als wegingsfaktor is gebruikt.

 
Omschrijving199519961997
personele sterkte (in vte'n)46 94737 78133 958
toegelicht bedrag (x f 1000,–)71 40561 17956 381
bedrag per vte (x f 1,–)1 5211 6191 660

Reis- en verblijfkosten

De uitgaven vloeien voort uit het met ingang van 1 april 1996 ingevoerde Besluit Dienstreizen Defensie (BDD). De ramingen zijn gebaseerd op de verwachtingen omtrent de activiteiten binnen de Koninklijke landmacht.

Verplaatsingskosten

In dit artikelonderdeel zijn alle uitgaven opgenomen die worden gedaan op grond van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en bijbehorende regelingen. De uitgaven hebben betrekking op zowel militair- als burgerpersoneel, zodat de totale sterkte als wegingsfaktor is gebruikt. Het opschorten van de opkomstplicht leidt tot lagere uitgaven voor dit artikelonderdeel, omdat met name de uitgaven ten behoeve van de Defensie Openbaar Vervoerkaart vervallen. De hoogte van de daling wordt verder beïnvloed door de budgettaire overheveling naar beleidsterrein 09. Defensie Interservice Commando.

Ramingskengetallen

 
Omschrijving199519961997
personele kosten (in vte'n)46 94737 78133 958
toegelicht bedrag (x f 1000,–)87 16068 18661 324
bedrag per vte (x f 1,–)1 8571 8051 806

Sport en ontspanning

De uitgaven voor sport en ontspanning bij de Koninklijke landmacht zijn in dit artikelonderdeel opgenomen. De uitgaven hebben voornamelijk betrekking op de film- en videovoorziening binnen de krijgsmacht. De uitgaven dalen door de afname van het aantal te verzorgen objecten en doordat er een verschuiving plaatsvindt van film- naar videovoorziening.

Ramingskengetallen

De uitgaven hebben voornamelijk betrekking op ingekwartierd personeel. Dit betreft met name beroepspersoneel bepaalde tijd en dienstplichtig personeel. Als wegingsfaktor is gebruikt de sterkte beroepspersoneel bepaalde tijd en dienstplichtigpersoneel.

 
Omschrijving199519961997
personele sterkte beroepspersoneel    
bepaalde tijd en dienstplichtig   
personeel (in vte'n)21 80014 51812 685
toegelicht bedrag (x f 1000,–)4 0973 0652 548
bedrag per vte (x f 1,–)188211201

Kostwinnersvergoeding

De uitgaven hebben vooral betrekking op de kostwinnersvergoeding bij eerste oefening. De uitgaven dalen door het opschorten van de opkomstplicht.

Representatiekosten

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor incidentele representatie opgenomen. Voor het organiseren van door het bevoegd gezag aan te wijzen gelegenheden, kunnen de daaraan verbonden uitgaven tot een bepaald bedrag in rekening worden gebracht. Daarnaast heeft het militair personeel en het burgerpersoneel aanspraak op een tegemoetkoming bij vertrek wegens pensionering, het toekennen van medailles en afscheid wegens verandering van werkkring. Dit laatste is alleen van toepassing als het betrokken personeelslid ten minste twaalf en een half jaar achtereen bij Defensie werkzaam is geweest.

Personeel op bovenformatieve arbeidsplaatsen

Het betreft hier uitgaven ten behoeve van ingehuurd personeel, zonder dat er een formatieve arbeidsplaats is. De raming van de uitgaven in 1997 is ten opzichte van de vermoedelijke uitkomsten 1996 hoger. Door geplande veranderingen binnen de Koninklijke landmacht is tijdelijk extra capaciteit benodigd bij implementatie van nieuwe en vernieuwde eenheden.

Sociale zorg

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen, die zijn verbonden aan sociale regelingen ten behoeve van het huidige personeel en het voormalige personeel en/of hun betrekkingen. De uitgaven blijven op een stabiel niveau.

Ramingskengetallen

 
Aantallen199519961997
Langdurig zieken174155155
Postactief personeel161919
Pas-regeling766
Ouderschapsverlof535050
Totaal250230230

Voorziening woonruimte

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen voor huurwoningen ten behoeve van burgerpersoneel, vrijwillig dienend personeel en hun gezinnen. De daling in 1997 op dit artikelonderdeel is grotendeels toe te schrijven aan de reductie van de rijkswoningen (inclusief afstoting op grond van kwaliteitsverbetering).

In de raming is rekening gehouden met betaalde en te betalen huren, kosten van leegstand en groot onderhoud aan huurwoningen in Duitsland. Bij het raamkontraktstelsel gaat men uit van het principe, dat voor nieuwe woningen de bewoner rechtstreeks een huurovereenkomst met de huiseigenaar aangaat. Defensie blijft garant staan voor de huur tijdens leegstand tussen twee opvolgende bewoners. Het aantal woningen binnen de raamovereenkomst bedraagt thans 103. Het groot onderhoud wordt cyclisch uitgevoerd.

Ramingskengetallen

 
 199519961997
Aantal woningen (huur)512502333
Aantal woningen (groot onderhoud)9510848

Persoonsgebonden toelagen en uitkeringen

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen betreffende toelagen en uitkeringen, die nog niet elders zijn verantwoord. De uitgaven, betrekking hebbend op zowel militair- als burgerpersoneel, dalen in absolute zin, voornamelijk als gevolg van een afname van het totale personeelsbestand.

Ramingskengetallen

 
Omschrijving199519961997
personele sterkte (in vte'n)46 94737 78133 958
toegelicht bedrag (x f 1000,–)12 25911 21110 088
bedrag per vte (x f 1,–)261297297

Werving

De aan de werving en selectie van personeel verbonden uitgaven zijn in verband met de oprichting van de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie (DWS) opgenomen in beleidsterrein 09. Defensie Interservice Commando.

Geneeskundige verzorging

In verband met de opschorting van de opkomstplicht van dienstplichtig personeel per 1 januari 1997 dalen de uitgaven voor de vrije geneeskundige verzorging voor dienstplichtigen tot nihil, behoudens een geringe overloop uit 1996. Het geraamde bedrag voor 1997 en volgende jaren betreft alleen nog de bedrijfsgeneeskundige kosten voor het militair- en burgerpersoneel. Deze kosten vertonen een lichte stijging als gevolg van kostenstijgingen in de gezondheidszorg en daarmee ook in de Krijgsmacht Hospitaal Organisatie. Per saldo is op dit artikelonderdeel ten opzichte van de begroting 1996 minder benodigd.

Het werkgeversaandeel van de premies voor de ziektekostenverzekering krijgsmacht, inclusief de restitutie van de MOOZ/WTZ-bijdragen voor meeverzekerde gezinsleden van militairen met een inkomen onder de loongrens, komen ten laste van artikel 04.02. Militair personeel. Dit betreft de dekking van de kosten van curatief geneeskundige zorg. De Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) is door de Minister van Defensie belast met de uitvoering van de ziektekostenverzekering krijgsmacht.

Onderwijs en opleiding

In dit artikelonderdeel is een grote diversiteit aan externe cursussen en opleidingen opgenomen, die noodzakelijk zijn om zowel het militair- als burgerpersoneel van de Koninklijke landmacht op het vereiste opleidingsniveau te krijgen en te houden. De raming voor 1997 daalt ten opzichte van de vermoedelijke uitkomsten 1996 in verband met de afnemende sterkte van de Koninklijke landmacht. Tevens is in de raming 1997 de reductie externe opleidingen in verband met de doelmatigheidsoperatie verwerkt.

Ramingskengetallen

 
Omschrijving199519961997
personele sterkte (in vte'n)46 94737 78133 958
toegelicht bedrag (x f 1000,–)27 25439 71924 221
bedrag per vte , inclusief de uitgaven voor het sociale beleidskader (x f 1,–)5811 051713

Afwikkelingskosten Troepenmacht in Suriname (TRIS)

Het betreft hier uitgaven ten behoeve van de financiële afwikkeling van voorheen in Suriname gestationeerd defensiepersoneel. Door de vermindering van het aantal rechthebbenden dalen ook de uitgaven.

Ramingskengetallen

 
Omschrijving199519961997
personele sterkte (in vte'n)726261
toegelicht bedrag (x f 1000,–)1 3001 1001 050
bedrag per vte (x f 1,–)18 05617 74217 213

In de berekening van het toegelichte bedrag over 1995 is de incidentele betaling in dat jaar buiten beschouwing gelaten.

Overige personele uitgaven

In dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven opgenomen die niet zijn onder te brengen bij een van de andere artikelonderdelen van dit artikel. De hoogte van de daling wordt beïnvloed door overgang van de bijkomende kosten van de militaire attachés naar beleidsterrein 08. Multi-service projecten en activiteiten.

Werkgelegenheidsprojecten

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen die zijn verbonden aan de uitvoering van projecten in het kader van het Arbeidsmarkt- en Scholingsfonds Defensie. In 1996 zijn nieuwe werkgelegenheidsprojecten gestart, die dit jaar een vervolg krijgen. De projecten worden extern gefinancierd.

Sociaal Beleidskader (SBK)

In onderstaand overzicht zijn de uitgaven voor het Sociaal beleidskader opgenomen, zoals die worden verwacht naar aanleiding van de herstructurering van de Koninklijke landmacht. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel. De verantwoording van de wachtgelden zal geschieden op beleidsterrein 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen en van de overige personele uitgaven op de artikelen 04.01. Burgerpersoneel, 04.02. Militair personeel en 04.03. Overige personele exploitatie van het beleidsterrein 04. Koninklijke landmacht (bedragen x f 1000):

 
Hoofdcategoriet.l.v. art.199619971998199920002001
– Om-, her- en bijscholing en «outplacement»04.01/0326 80020 60017 5003 650940 
– Verplaatsingskosten04.039001 1601 11036060 
– Wachtgelden burgers02.0125 10026 46225 16030 15422 90019 400
– Wachtgelden militairen/UBM–O02.0143 00038 85039 61836 20023 00018 100
– Boven de organieke sterkte plaatsingen burgers04.0124 7009 60010 2005 100  
– Boven de organieke sterkte plaatsingen militairen04.026 40043 40041 20012 7002 250 
Totaal SBK 126 900140 072134 78888 16449 15037 500

04.04 Subsidies en bijdragen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel worden uitgaven geraamd voor subsidies aan verschillende instanties. De subsidies worden onder meer verleend aan instanties die voor Defensie een zeker nut hebben of de belangen behartigen van maatschappelijke groeperingen die raakvlakken hebben met Defensiepersoneel. De doelstellingen van deze instanties worden uiteengezet in bijlage 6B. De aard van het artikel brengt met zich mee dat de afzonderlijke ramingen voor de verplichtingen en de uitgaven aan elkaar gelijk zijn.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  16 29615 39914 88214 78014 780 
1e suppletore wet 1996  – 1 206     
Nieuwe mutaties  1 0203401 0051 0131 012 
Stand ontwerp-begroting 1997 20 36416 11015 73915 88715 79315 79215 815

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 10001997199819992000
Ramingsbijstelling 1997– 675    
Prijsbijstelling 199665556362
Onderwijs Defensiescholen950950950950
Totaal3401 0051 0131 012

Ramingsbijstelling 1997

De ramingsbijstelling 1997 is het gevolg van een aanpassing van diverse subsidie-uitgaven, veelal in verband met de verkleining van de Koninklijke landmacht.

Prijsbijstelling 1996

Het betreft hier het aandeel van de subsidie-uitgaven in de prijsbijstelling 1996.

Onderwijs Defensiescholen

Dit betreft een bijdrage van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de vorig jaar opgerichte Stichting Defensiescholen.

Subsidies

Aan de volgende instanties worden subsidies verstrekt (x f 1000):

 
OmschrijvingUitgaven
 199519961997
1. Stichting Protestants Interkerkelijk Thuisfront1007835
2. Stichting Nationaal Katholiek Thuisfront1007835
3. Stichting Humanistisch Thuisfront252510
4. Vereniging Koninklijke Nederlandse militaire bond «Pro Rege» ten behoeve van alle Protestants-Christelijke militaire tehuizen365  
5. Protestants Vormingscentrum «Beukbergen»568400400
6. Katholiek Vormingscentrum «Vlasakkers»625400400
7. Humanistisch Vormingscentrum «Coornherthuijs»420400400
8. Joods vormingswerk101010
9. Stichting Militaire Tehuizen Overzee11050 
10. Stichting Jeugdwerk Duitsland200236236
11. Stichting Rechtsbijstand Dienstplichtigen550400300
12. Stichting Maatschappij en Krijgsmacht488390290
13. Stichting Vrouw en Uniform302626
14. Stichting Homosexualiteit en Krijgsmacht434343
15. Stichting Vafamil703015
16. Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Reserve-officieren657070
17. Stichting Het Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum «Generaal Hoefer»1 3791 0851 085
18. Stichting «De Koepel»1 9172 7991 865
19. Stichting bijzondere scholen voor onderwijs op algemene grondslag13 2999 59010 519
Totaal subsidies20 36416 11015 739

De economische en functionele codering is respectievelijk 41.4 en 02.1.

04.05 Materiële exploitatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Onder dit artikel worden exploitatie-uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven.

Het betreft hier uitgaven van algemene en specifieke aard, waaronder de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, het onderhoud en herstel van het materieel, munitie, het onderhoud van onroerende zaken alsmede de aankoop van brandstoffen, olie en smeermiddelen.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  878 083873 589788 798819 261811 999 
1e suppletore wet 1996  99 587– 3543 8267 2615 341 
Nieuwe mutaties  – 11 640– 92 376113 665107 816– 68 880 
Stand ontwerp-begroting 1997492 564926 791966 030780 859906 289934 338748 460705 438
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingenstand ontwerp-begroting 1997492 564926 791966 030780 859906 289934 338748 460705 438Uitgavenstand ontwerp-begroting 1997
1995243 838699 254      943 092
199698 978160 962700 791     960 731
199752 85638 338192 035611 856    895 085
199828 71226 10761 384129 904619 813   865 920
199933 0163468 75134 939144 097601 339  822 488
200032 9331 3432 5102 58057 280130 869582 078 809 593
20012 2314414471 51038 10053 130131 552560 801788 212
na 2001  1127046 999149 00034 830144 637 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  963 055939 724843 272856 792812 967 
1e suppletore wet 1996  – 21 004– 1 3542 5265 6613 741 
Nieuwe mutaties  18 680– 43 28520 122– 39 965– 7 115 
Stand ontwerp-begroting 1997 943 092960 731895 085865 920822 488809 593788 212

De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 10001997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:    
– Inboeking automatiseringsuitgaven– 3 6003 2004 6006 300
– Ontvlechting GFB– 33 348– 33 261– 33 261– 33 261
– Ontvlechting Geestelijke verzorging– 657– 657– 657– 657
– Opleidingen– 799– 1 582– 1 002– 867
– Resttaakstelling– 6 000– 6 001– 6 000– 6 000
     
Overige mutaties:     
– Reservistenbeleid4 3004 3004 3004 300
– Prijsbijstelling 199611 6859 45910 55110 118
– Overheveling KMAR– 88– 88– 88– 88
– Uitbreiding geniecapaciteit1 0113 0403 0403 040
     
Ramingsbijstelling:     
– Informatiesystemen– 11 592– 3 2231 1652 815
– Communicatiesystemen– 6 35910 5227 6122 345
– Manoeuvre– 11 00039 359– 13 896– 30 505
– Artillerie en luchtdoel-artillerie– 11 8025 122– 1 494– 1 674
– Munitie– 39 2073 293125 087– 4 045
– Geneeskundige dienst materieel10 50111 42610 20712 463
– Inventarisgoederen en klein materieel5 4433 2003 200200
– Onderhoud en herstel gebouwen– 20 86327 03418 270– 7 698
– Huisvestingskosten2 6894 800– 1 300– 1 300
– Bureaukosten6 5889 60010 3008 900
– Specifieke uitgaven van operationele aard– 4 884– 5 000– 29 900– 15 900
– Overige uitgaven7 63511 2007 3002 000
– Automatisering18 83526 6365 076– 404
– Inhuur externe deskundigen– 2 472– 3 000– 2 300– 2 100
– Diversen– 8 392– 5 714– 12 994– 16 862
Totaal– 92 376113 665107 816– 68 880

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 10001997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:    
– Inboeking automatiseringsuitgaven– 3 6003 2004 6006 300
– Ontvlechting GFB– 33 348– 33 261– 33 261– 33 261
– Ontvlechting Geestelijke verzorging– 657– 657– 657– 657
– Opleidingen– 799– 1 582– 1 002– 867
– Resttaakstelling– 6 000– 6 001– 6 000– 6 000
     
Overige mutaties:     
– Reservistenbeleid4 3004 3004 3004 300
– Prijsbijstelling 199611 6859 45910 55110 118
– Overheveling KMAR– 88– 88– 88– 88
– Uitbreiding geniecapaciteit1 0113 0403 0403 040
     
Ramingsbijstelling:     
– Informatiesystemen– 1 941– 8 000– 5 300– 3 300
– Communicatiesystemen– 1 5578 3004 2001 200
– Manoeuvre– 13 5426 3004 800– 600
– Artillerie en luchtdoelartillerie– 14 5988001 1001 800
– Munitie– 42 534– 17 700– 29 6001 100
– Algemene uitrusting12 8202 400– 1 300– 2 800
– Geneeskundige dienst materieel10 2949 90010 10012 400
– Inventarisgoederen en klein materieel5 4433 2003 200200
– Onderhoud en herstel gebouwen7 9314 0112 5528 400
– Huisvestingskosten2 6894 800– 1 300– 1 300
– Bureaukosten6 5889 60010 3008 900
– Specifieke uitgaven van operationele aard– 4 884– 5 000– 29 900– 15 900
– Overige uitgaven7 63511 2007 3002 000
– Automatisering16 42120 40015 50010 500
– Inhuur externe deskundigen– 2 472– 3 000– 2 300– 2 100
– Diversen– 4 082– 5 499– 10 800– 10 500
Totaal– 43 28520 122– 39 965– 7 115

Inboeking automatiseringsuitgaven

In de begroting 1996 is de taakstelling automatiseringsuitgaven verwerkt. Gewijzigd inzicht leidt tot een wijziging hierop.

Ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf

De overheveling van de geneeskundige zorg taak uit de Koninklijke landmacht-organisatie naar het nieuw opgerichte Defensie Interservice Commando leidt tot deze mutatie.

Ontvlechting Geestelijke verzorging

De samenvoeging van de geestelijke verzorging bij het Defensie Interservice Commando leidt tot een overheveling van deze taken uit de Koninklijke landmacht.

Opleidingen

Als gevolg van de reductie van de leerstof is een daling van de niet beschikbaarheid wegens opleidingen van het militair personeelsbestand mogelijk.

Resttaakstelling

Deze taakstellende doelmatigheidskorting is verwerkt in de exploitatie-uitgaven van de Koninklijke landmacht.

Overheveling Koninklijke marechaussee

De ontvlechting van betaalmeester- en personeelstaken uit de Koninklijke landmacht-organisatie naar de Koninklijke marechaussee leidt tot een overheveling van de bij die taken behorende vte'n.

Uitbreiding geniecapaciteit

De deelname aan vredesoperaties leidt tot grote druk op de bestaande geniecapaciteit. Uit ervaringen is gebleken dat er een tekort is aan genie-personeel. Daarom wordt een extra genieconstructie compagnie voor het grootste deel paraat gesteld. Deze extra uitgaven worden door de Koninklijke landmacht zelf gefinancierd door maatregelen in de personele en materiële exploitatiesfeer.

Informatiesystemen

Bij informatiesystemen treedt een daling op, enerzijds doordat er prijsdalingen plaatsvinden van reguliere verbruiksartikelen en anderzijds doordat er verschuivingen en dalingen optreden ten aanzien van het verwachte software-onderhoud van diverse inlichtingensystemen.

Communicatiesystemen

Bij communicatiesystemen vinden er stijgingen plaats onder andere door vervanging van laadtoestellen.

Manoeuvre

Op het artikelonderdeel manoeuvre vinden onder meer aanpassingen plaats in de verplichtingensfeer door een grotere onderhoudsbehoefte voor het huidige YPR-bestand, dat in verband met het uitstel van de vervanging van 2001 tot 2004/5 langer in de bewapening zal blijven.

Artillerie en luchtdoelartillerie

Bij de artillerie zijn in 1997 voor de M109 de verwachte uitgaven voor het basisonderhoudsprogramma verminderd, omdat betalingen reeds in een eerder stadium hebben plaatsgevonden.

Munitie

Voor de munitie wordt een daling van uitgaven en verplichtingen voorzien doordat meer gebruik gemaakt zal worden van ombouw- en omruilmogelijkheden van ondermeer tankmunitie. Bovendien zal op korte termijn minder mortiermunitie worden verworven. De stijging van de verplichtingen in 1999 betreft het naar voren schuiven van de behoefte aan modulaire ladingen (munitie met een modulaire opbouw door middel van een kardoessysteem, waardoor bijna elke willekeurige schoots-afstand te realiseren is).

Algemene uitrusting

Ten aanzien van algemene uitrusting worden in 1997 extra uitgaven voorzien door uit te voeren aanpassingen aan veldmaterieel.

Geneeskundige dienst materiaal

De toepassing van de nieuwe verrekenbeschikking heeft bij het geneeskundige dienst materieel tot gevolg dat de uitgaven niet meer met de andere beleidsterreinen verrekend kunnen worden. Hiertegenover staat een budgettaire bijstelling van de uitgaven.

Inventarisgoederen en klein materieel

De inrichting van de nieuwe legeringsgebouwen voor met name het beroeps bepaalde tijd-personeel leidt tot een tijdelijke verhoging van de uitgaven voor het artikelonderdeel inventarisgoederen en klein materieel.

Onderhoud en herstel gebouwen

De uitgaven voor onderhoud en herstel van gebouwen zijn in de meerjarencijfers naar boven bijgesteld. Enerzijds is dit het gevolg van vertraging in de afstoting van objecten, waardoor toch onderhoud noodzakelijk is. Anderzijds was de uitgavenraming voor de meerjarencijfers te laag ingeschat.

Huisvestingskosten

Als gevolg van de eerdergenoemde vertraging in de afstoting van objecten is een tijdelijke verhoging van de meerjarencijfers voor de huisvestingskosten noodzakelijk.

Bureaukosten

Bij bureaukosten is een bijstelling van de meerjarencijfers noodzakelijk mede gelet op de gerealiseerde bedragen tot nu toe. De bijstelling is onder meer het gevolg van de vertraagde afstoting van objecten en door een te lage inschatting van de uitgaven voor de meerjarencijfers.

Specifieke uitgaven van operationele aard

De uitgaven voor het artikelonderdeel specifieke uitgaven van operationele aard zijn aangepast op basis van de huidige oefenbehoeften.

Overige uitgaven

De nieuwe verrekenbeschikking heeft voor het artikelonderdeel overige uitgaven geleid tot een verhoging van de uitgaven, daar de verrekening met de andere krijgsmachtdelen is vervallen onder gelijktijdige bijstelling van het uitgavenbudget.

Automatisering

Een verhoging van de uitgaven voor automatisering is noodzakelijk als gevolg van de herstructurering en de decentralisatie. De decentralisatie leidt onder andere tot de inrichting van de Koninklijke landmacht-organisatie in Resultaat verantwoordelijke eenheden, waardoor een groter aantal aansluitpunten en een grotere informatieuitwisseling zal plaatsvinden.

Inhuur externe deskundigen

De uitgaven voor het artikelonderdeel inhuur externe deskundigen zijn verlaagd naar aanleiding van het beleid, mede in het kader van het Regeerakkoord, om deze uitgaven zoveel als mogelijk is terug te dringen.

Diversen

Het artikelonderdeel diversen betreft een verzameling van een groot aantal kleine bedragen.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische- en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 Econ. Funct.
Informatiesystemen 15 61021 03011 828 16 96017 61917 546 13 02.1
Communicatiesystemen 18 11244 71134 246 21 27923 34729 363 13 02.1
Manoeuvre 42 98751 09443 212 43 62451 14166 612 13 02.1
Wielvoertuigen en geniematerieel 24 40921 37619 151 28 28420 67324 356 13 02.1
Artillerie en luchtdoelartillerie 19 04330 31712 195 66 77155 07940 426 13 02.1
Munitie 43 56950 89623 667 37 36521 83833 034 13 02.1
Algemene uitrusting 45 91838 01233 336 37 02135 30341 995 13 02.1
Bosco 29 10042 56039 899 38 17242 50942 048 13 02.1
Geneeskundige dienst materieel 37 45835 7275 974 40 01537 6098 244 13 02.1
Inventarisgoederen en klein materieel 28 94427 44729 778 29 04629 44329 778 13 02.1
Onderhoud en herstel roerende zaken 13 60018 38316 104 13 72718 47516 104 13 02.1
Onderhoud en herstel gebouwen 199 816230 969153 117 174 500226 866185 529 13 02.1
Huisvestingskosten 126 006118 515115 315 125 987118 531115 315 12.1 02.1
Bureaukosten 58 85462 95456 461 58 81164 18856 461 12.1 02.1
Specifieke uitgaven van operationele aard 49 36740 40049 202 52 40040 76149 202 12.1 02.1
Overige uitgaven 54 84154 67251 211 56 80956 03751 211 12.1 02.1
Automatisering 97 73365 82774 011 75 02184 57275 709 12.1 02.1
Inhuur externe deskundigen 21 42411 14012 152 27 30016 74012 152 12.1 02.1
Totaal 926 791966 030780 859 943 092960 731895 085    

Informatiesystemen

In dit artikelonderdeel zijn met name de uitgaven opgenomen, die zijn gerelateerd aan informatiesystemen en wapensimulatoren. Ten opzichte van 1995 en 1996 blijven de uitgaven in 1997 op een stabiel niveau.

Communicatiesystemen

De stijging van de uitgaven heeft betrekking op de exploitatie van communicatie-apparatuur. Het betreft ondermeer de exploitatievoorzieningen voor Zodiac fase 3/4 en de nieuwe Combat Net Radio. In de begroting wordt ook rekening gehouden met verlenging van de levensduur van standaardshelters en aanschaf van laadtoestellen.

Manoeuvre

Dit artikelonderdeel heeft betrekking op uitgaven die samenhangen met de materiële exploitatie van tanks, rupsvoertuigen en bewapening. Naast de reguliere exploitatie worden onderhoudsprogramma's voorzien ten aanzien van diverse types YPR, waardoor de uitgaven in 1997 hoger zullen zijn. Ook zijn er binnen dit artikelonderdeel meer uitgaven te verwachten voor het toestandsafhankelijk onderhoud van de Leopard 2.

Wielvoertuigen en geniematerieel

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen voor een grote diversiteit aan wielvoertuigen en geniematerieel. De uitgaven dalen ten opzichte van 1995 door de budgetoverheveling naar beleidsterrein 09. Defensie Interservice Commando, als gevolg van de oprichting van de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie.

Artillerie en luchtdoelartillerie

Het betreft de uitgaven die verband houden met de materiële exploitatie op het gebied van de artillerie, luchtdoelartillerie en de afgeleide versies van de Leopard 1. Hieronder vallen onder andere de MLRS, de PRTL, en de M109. Ten aanzien van dit laatste wapensysteem loopt er een basisonderhoudsprogramma. In 1995 is ter zake een voorschotbetaling verricht. Door verrekening van dit voorschot zullen de uitgaven in 1997 lager uitvallen dan eerder geraamd.

Munitie

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen voor diverse soorten munitie zoals anti-tank-, tank-, artillerie- en kleinkalibermunitie. Deze munitie is bestemd voor schietopleidingen. Ondermeer worden uitgaven voorzien aangaande anti-tankmunitie, mortiermunitie alsmede klein kaliber wapenmunitie. Eveneens zal oorlogsmunitie omgebouwd tot of zo mogelijk omgeruild worden met oefenmunitie. Ook wordt rekening gehouden met kosten voor het afstoten van munitie. Er is een stijging ten opzichte van 1996, omdat in 1997 uitgaven voor de ombouw van 25 mm munitie worden voorzien.

Algemene uitrusting

De uitgaven behorende bij dit artikelonderdeel hebben betrekking op tenten, serviesgoederen, kantoormachines, diverse uitrustingsstukken waaronder handgereedschappen en audiovisuele middelen. In 1997 worden extra uitgaven voorzien door uit te voeren aanpassingen aan veldmaterieel.

BOSCO

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen voor brandstoffen, olie, smeermiddelen en chemische onderhoudsmiddelen (BOSCO). Ten opzichte van 1995 en 1996 blijven de uitgaven in 1997 op een stabiel niveau.

Geneeskundige dienst materieel

De overheveling van de geneeskundige zorg, met uitzondering van de eerstelijns geneeskundige zorg, uit de Koninklijke landmacht-organisatie naar het nieuw opgerichte Defensie Interservice Commando heeft ertoe geleid dat de uitgaven voor geneeskundige dienst materieel grotendeels verschuiven. Als gevolg van de overheveling van het grootste deel van deze budgetten naar het Defensie Interservice Commando is het niet zinvol om van dit artikelonderdeel ramingskengetallen te presenteren.

Inventarisgoederen en klein materieel

In dit artikelonderdeel zijn met name de uitgaven opgenomen die samenhangen met de aanschaf van meubilair en stoffering alsmede met de verwerving van klein materieel ten behoeve van de Topografische Dienst Nederland. Als gevolg van het inrichten van legeringsgebouwen voor het Beroeps Bepaalde Tijd-personeel is er sprake van een relatieve stijging van de uitgaven.

Ramingskengetallen

 
Omschrijving199519961997
personele sterkte (in vte'n)46 94737 78133 958
toegelicht bedrag (x f 1000,–)29 04629 44329 778
bedrag per vte (x f 1,–)619779877

Onderhoud en herstel roerende zaken

In dit artikelonderdeel zijn met name de uitgaven voor telecommunicatie en onderhoud van brandblusmateriaal opgenomen. De uitgaven dalen in 1997 als gevolg van de verkleining van de Koninklijke landmacht.

Onderhoud en herstel gebouwen

De in dit artikel onderdeel opgenomen uitgaven hebben betrekking op onderhoud en klein herstel aan gebouwen. In de ramingen is rekening gehouden met de verzelfstandiging van de DGW&T. De budgetoverheveling zoals deze heeft plaatsgevonden vanuit beleidsterrein 01. Algemeen, is in zijn totaliteit ondergebracht in artikel 04.05. De uitgaven in 1997 dalen ten opzichte van 1996, omdat in 1996 een extra onderhoudsinspanning wordt geleverd als gevolg van het grote aantal reorganisaties. Daarnaast is er een afname van het aantal objecten.

Ramingskengetallen

In onderstaande tabel is de procentuele verhouding aangegeven tussen nieuwbouw en onderhoud en herstel aan gebouwen. Voor de zuiverheid zijn binnen onderhoud en herstel aan gebouwen de apparaatskosten DGW&T afzonderlijk zichtbaar gemaakt (bedragen x f 1000):

 
Omschrijving1995%1996%1997%
Nieuwbouw en dergelijke115 13340186 28645211 67053
Onderhoud en herstel gebouwen174 50060145 26635121 22931
Apparaatskosten DGW&T  81 6002064 30016
Totalen289 633100413 152100397 199100

Huisvestingskosten

De uitgaven huisvestingskosten geven een dalende trend te zien.

Ramingskengetallen

Het totaal van zowel militair- als burgerpersoneel hebben tot de volgende gemiddelde uitgaven geleid.

 
Omschrijving199519961997
personele sterkte (in vte'n)46 94737 78133 958
toegelicht bedrag (x f 1000,–)125 987118 531115 315
bedrag per vte (x f 1,–)2 6843 1373 396

Hoewel de uitgaven dalen, stijgt het gemiddelde bedrag per persoon doordat de afname van het aantal complexen niet evenredig loopt met de afnemende personeelssterkte van de Koninklijke landmacht.

Bureaukosten

In dit artikelonderdeel zijn opgenomen de uitgaven voor druk- en bindwerk, frankeerkosten, kopieerapparatuur, onderdeelondersteuningsfondsen, e.d. De hier opgenomen uitgaven zijn veelal niet direct persoonsgebonden, maar hangen meer samen met het aantal lokaties waarover de Koninklijke landmacht beschikt. Zoals reeds bij de huisvestingskosten is toegelicht, is de voorziene afstoting van een aantal complexen niet doorgegaan, zodat de uitgaven in mindere mate dalen dan verwacht.

Ramingskengetallen

 
Omschrijving199519961997
personele sterkte (in vte'n)46 94737 78133 958
toegelicht bedrag (x f 1000,–)58 81164 18856 461
bedrag per vte (x f 1,–)1 2531 6991 663

De uitgaven op dit artikelonderdeel zijn niet volledig aan de totale personele sterkte te relateren. Er worden bijvoorbeeld uitgaven gedaan voor het vervaardigen van technische voorschriften en handleidingen.

Specifieke uitgaven van operationele aard

Dit artikelonderdeel betreft de uitgaven die samenhangen met het houden van oefeningen, zoals inhuur van oefenterreinen. De vervroegde afschaffing van de opkomstplicht voor het dienstplichtig personeel leidde in 1996 tot een aanzienlijke daling van deze uitgaven, doordat de eenheden minder personeel hadden. Door de instroom van nieuw personeel komen de eenheden weer op sterkte en kan het personeel geoefend worden.

Overige uitgaven

De overige uitgaven betreffen onder andere de uitgaven voor bedrijfsvoering en de machtigingen tot zelfstandige aanschaf en uitbesteding. De uitgaven dalen als gevolg van het beleid dat is gericht op het terugdringen van de uitgaven.

Automatisering

De herstructurering, de decentralisatie alsmede de toenemende mogelijkheden tot automatisering op diverse gebieden leiden ertoe dat op korte termijn geen daling van deze uitgaven is te verwachten. De uitgaven zijn benodigd voor de aanschaf van apparatuur, software en de betaling voor de diensten van het Defensie Computercentrum. De decentralisatie leidt tot een groter aantal aansluitpunten alsmede tot een grotere decentrale informatiebehoefte.

Inhuur externe deskundigen

In dit artikelonderdeel zijn uitgaven opgenomen voor de inhuur van organisatie-, informatie- en automatiseringspersoneel. Als gevolg van een restrictief beleid aangaande de inhuur is de raming op dit artikelonderdeel voor 1997 verlaagd.

04.06 Bouw, alsmede aankoop van gronden e.d.

De grondslag van dit artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor nieuwbouw en renovatie van kazernes, logistieke installaties, geneeskundige inrichtingen en mobilisatiecomplexen, alsmede de inrichting van oefenterreinen. Ook investeringen als gevolg van eisen die de milieuwetgeving stelt, zoals bodemsanering, het saneren van opslag van brandstof, olie en smeermiddelen, het aansluiten van objecten op de openbare riolering, het saneren van spuitplaatsen en dergelijke, zijn in dit artikel begrepen. Niet inbegrepen zijn de uitgaven van engineering door DGW&T. Deze zijn ondergebracht bij artikel 04.05. Materiële exploitatie, op het artikelonderdeel onderhoud en herstel gebouwen.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  287 614215 111355 941165 665282 330 
1e suppletore wet 1996  – 66 400– 27 400– 31 300– 33 900– 31 200 
Nieuwe mutaties  6 28697 060– 64 655124 652– 19 402 
Stand ontwerp-begroting 199756 526138 792227 500284 771259 986256 417231 728194 334

Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingenstand ontwerp-begroting 199756 526138 792227 500284 771259 986256 417231 728194 334Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
199546 66468 469      115 133
19969 86265 295111 129     186 286
1997 5 028100 271106 371    211 670
1998  11 100152 400112 486   275 986
1999  5 00018 600124 700118 617  266 917
2000   7 40017 500114 800115 728 255 428
2001    5 30016 80098 400106 034226 534
na 2001     6 20017 60088 300 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  241 778245 063318 322231 790247 093 
1e suppletore wet 1996  – 61 778– 27 400– 31 300– 33 900– 31 200 
Nieuwe mutaties  6 286– 5 993– 11 03669 02739 535 
Stand ontwerp-begroting 1997 115 133186 286211 670275 986266 917255 428226 534

De nieuwbouwbehoefte is vastgelegd in het bouwprogramma Koninklijke landmacht. Zowel de verplichtingen als de uitgaven wijzigen op de volgende projecten:–het project voeding/kantines betreft de omschakeling van bedienings-restaurants naar zelfbedieningsrestaurants;–het project bewaken/beveiligen betreft het herinrichten (compartimenteren) van kazerneterreinen;–het uitbreiden en aanpassen van de huidige sportfaciliteiten ten behoeve van de opwaardering van de basissportvoorzieningen.

Voor de jaren 1997 en 1998 is ter invulling van de bijdrage aan de algemene budgettaire problematiek van de rijksbegroting rekening gehouden met een neerwaartse bijstelling op dit artikel van respectievelijk f 14,1 en f 20,2 miljoen. De kortingen leiden in die jaren tot herfasering en versobering van een groot aantal bouwprojecten. Vanaf 1999 vindt mede als gevolg van het relatief lage investeringsniveau van de afgelopen jaren een inhaalslag plaats.

Ramingskengetallen

Bedragen x f 1000,–
Omschrijving1997%
Waarde vastgoed16 968 000 
Nieuwbouw211 6701,24
Onderhoud en herstel gebouwen121 2290,71
Apparaatskosten DWG&T64 3000,37

In bovenstaande tabel zijn de investeringen in «nieuwbouw en dergelijke», het «onderhoud en herstel aan gebouwen» en de «apparaatskosten DGW&T» uitgedrukt in een percentage van de waarde van het vastgoed. Deze waarde bedraagt f 16,968 miljard.

De economische en functionele codering is respectievelijk 13 en 02.1.

04.07 Overig groot materieel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor investeringen in groot materieel die niet onder een afzonderlijk artikel in de begroting van beleidsterrein 04. Koninklijke landmacht worden opgenomen.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp- begroting 1996  867 3441 341 2003 129 9001 407 300755 600 
1e suppletore wet 1996  110 956– 12 200– 5 400– 5 400– 5 400 
Nieuwe mutaties  22 862– 193 200– 465 900459 000– 285 600 
Stand ontwerp begroting 19971 424 484602 3351 001 1621 135 8002 658 6001 860 900464 6003 200 700

Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 19971 424 484602 3351 001 1621 135 8002 658 6001 860 900464 6003 200 700Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
1995372 849167 335      540 184
1996236 496150 000182 529     569 025
1997197 419130 000255 63391 400    674 452
1998153 720120 000220 500186 680106 200   787 100
1999196 55235 000153 700247 900252 300120 900  1 006 352
2000136 117 85 800189 500346 500229 10080 800 1 067 817
200176 865 63 00054 000388 600227 300101 600103 0001  014 365
na 200154 466 40 000366 3201 565 0001 283 600282 2003 097  700 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  668 968630 403833 6831 076 5451 107 443 
1e suppletore wet 1996  – 107 072– 12 200– 5 40015 20046 900 
Nieuwe mutaties  7 12956 249– 41 183– 85 393– 86 526 
Stand ontwerp-begroting 1997 540 184569 025674 452787 1001 006 3521 067 8171 014 365

De nieuwe mutaties in zowel de verplichtingen- als ook bij de uitgavenopbouw zijn het gevolg van een ramingsbijstelling en hebben betrekking op verschuivingen van projecten en aangepaste behoeften. Dit betreft een veelheid aan projecten, waaronder het wissellaadsysteem, single channel radio access, target information communitions and control system, vervanging van getrokken vuursteun middelen, vervanging en/of verbetering van YPR-voertuigen, gevechtswaardeverbetering Leopard 2 (inclusief munitie), munitie ten behoeve van de MLRS, anti-tank wapens korte dracht alsmede vervanging van lichte wapensystemen.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische– en functionele codering*
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 Econ. Funct.
Automatisering waaronder BIS/POL/KL en GGRS 28 60066 60093 800 17 90049 10040 800 13 02.1
Logistiek 173 017170 76282 500 180 856108 525108 033 13 02.1
Commandovoering, verbindingen en gevechtsinlichtingen 221 800250 100133 600 176 800203 400214 019 13 02.1
Elektronisch materieel waaronder de projecten «EOV fase 1» (complementaire voorzieningen) 34 30027 00038 700 33 50023 70026 500 13 02.1
Nucleair-, biologisch- en chemisch materieel 1 5002 30016 000 5 7003002 300 13 02.1
Luchtverdediging 400302 90039 000 23 50034 10043 600 13 02.1
Manoeuvre waaronder de projecten «Pantservoertuigen voor vredesoperaties»,Warmtebeeld handkijkers en Antitankwapen middelbare dracht 114 51872 700688 800 65 428124 800164 200 13 02.1
Vuursteun waaronder de projecten «VUIST fase 2» 8 20066 40030 000 22 50017 00039 700 13 02.1
Gevechtssteun 20 00042 40013 400 14 0008 10035 300 13 02.1
Totaal 602 3351 001 1621 135 800 540 184569 025674 452    

* De grote projecten (≥ 25 miljoen) waarvan de verplichtingen in 1997 worden aangegaan, zijn afzonderlijk bij de artikelonderdelen in dit overzicht vermeld.

Ontwikkelingen van de diverse projecten

In hoofdstuk 2.3.6 van het algemeen deel wordt nader ingegaan op de voortgang van grotere investeringsprojecten.

Automatisering

Onder dit artikelonderdeel zijn voornamelijk de investeringen voor bestuurlijke informatiesystemen (automatisering) opgenomen. Voorbereidingen worden getroffen voor de investeringen in informatie systemen in het kader van de projectgroep onderhoud en logistiek. Zo wordt ondermeer een systeem opgezet ten behoeve van het geautomatiseerd ondersteunen van de logistieke processen en om goederen te registreren met een Geautomatiseerd Goederen Registratie Systeem (GGRS). Ook zal het project «Ondersteuning behoeftebepalings- en vervullings traject (OBVT)» worden uitgevoerd en zullen bedrijfsbesturingsfaciliteiten worden ingevoerd. Op personeelsgebied vindt samenwerking met de Koninklijke luchtmacht plaats ten aanzien van de opzet van het Project «Informatievoorziening ter ondersteuning van de personeelsfunctie», waarmee de decentralisatie van de personeelsfunctie kan worden ondersteund.

Logistiek

Dit artikelonderdeel heeft betrekking op de investeringen in het kader van de logistieke ondersteuning van de Koninklijke landmacht. Hiertoe behoren de uitgaven voor reeds aangegane en nog aan te gane verplichtingen voor de projecten lichte vrachtauto's, modificatie van vrachtauto's en bedrijfsbenodigde middelen, alsmede de verwerving van investeringen op geneeskundig gebied, zoals het in 1995 verworven project mobiele geneeskundige installaties en het te verwerven zogenaamde fantoomlichaam ten behoeve van opleidingsdoeleinden. Er wordt eveneens rekening gehouden met investeringen voor het verkrijgen van vernietigingscapaciteit van munitie(restanten) en explosieveilige machines bij renovatie van munitie en verpakkingsmaterieel.

Commandovoering, verbindingen en gevechtsinlichtingen

De ramingen op dit artikelonderdeel hebben ondermeer betrekking op reeds aangegane verplichtingen voor de projecten Combat Net Radio, mobiele straalverbindingsstations (MSVSN) en uitgaven ten behoeve van het verbindingsinlichtingensysteem (VIS), de ontwikkeling van prototypen voor het project Single Channel Radio Access (SCRA), de behoefte aan nieuwe Hoog Frequent Enkel Zijband radio's (HF-EZB) inclusief de manpack-versie. In 1995 is de bestelling, van het Remotely Piloted Vehicle (RPV) voor het verkrijgen van inlichtingen op middelbare afstand, geplaatst. In 1996 zijn onder andere bestellingen voorzien voor de inlichtingensystemen Onbemande Grond Sensoren (OGS) en de vervanging van de gammacomputer voor het verbindingsinlichtingensysteem. Eveneens zijn uitgaven voorzien voor het voor de bedrijfsvoering noodzakelijke project «Koninklijke Landmacht Implementatie Middenlaag (KLIM)» en voor positiebepalende apparatuur (Global Positioning System-GPS). Vanaf 1997 is het interimsysteem voor satellietcommunicatie in de raming opgenomen. Teneinde na het jaar 2000 te kunnen beschikken over militaire satellietcommunicatie, waarbij internationaal zal worden samengewerkt, zijn reserveringen in de begroting opgenomen voor studie- en/of ontwikkelingskosten. Voorts worden uitgaven voorzien voor de instandhouding van telecommunicatiesystemen voor het Nationaal Commando. Voor ondermeer de toegang tot objecten van de Koninklijke landmacht wordt de multifunctionele smartcard ingevoerd. Teneinde de informatievoorziening tussen gebruikers van het legerkorps te optimaliseren, wordt het geïntegreerd stafinformatiesysteem (ISIS) ingevoerd.

Elektronisch materieel

De in 1997 geraamde uitgaven hebben betrekking op de, in samenwerking met de Duitse overheid, te verwerven middelen voor completering voor de eerste fase van het project «Elektronische oorlogsvoering», inbegrepen middelen voor het opsporen en storen van hoge frequenties.

Nucleair, biologisch en chemisch materieel (NBC)

De uitgaven hebben betrekking op diverse NBC-voorzieningen.

Luchtverdediging

De uitgaven die in 1997 worden voorzien, betreffen reeds aangegane verplichtingen voor het project Stinger-RMP. Op de lange termijn is voor dit project een reservering opgenomen voor technische wijzigingen die ondermeer zullen worden doorgevoerd in relatie tot verbetering van de effectiviteit van helicopterdreiging. Daarnaast worden er uitgaven geraamd voor de verwerving van de gevechtswaarde-instandhouding van de Pantserrups tegen Luchtdoelen (GWI-PRTL). Hierbij is inbegrepen de ontwikkeling van de aanpassing van delen van de PRTL om aansluiting te verkrijgen op het Target Information Communications en Control System. Het realiseren van het gevechtswaarde-instandhoudingsprogramma van de PRTL zal in samenwerking met Duitsland plaatsvinden.

Manoeuvre

Onder dit artikelonderdeel vallen alle manoeuvreprojecten. Er is rekening gehouden met uitgaven voor onderwijsmiddelen en simulatoren en met uitgaven voortvloeiende uit reeds aangegane verplichtingen voor ondermeer de verbetering van de Leopard 2 en de vervanging van klein kaliber wapens. In 1997 wordt voorzien dat er pantservoertuigen voor vredesoperaties zullen worden besteld. Gezien de inzet van deze voertuigen geniet dit project een zeer hoge prioriteit. In 1997 zal naar verwachting ook de beslissing worden genomen om het anti-tank wapen voor de middelbare afstand aan te schaffen. In CODEMA-verband loopt de ontwikkeling van warmtebeeld-handkijkers ter verbetering van de waarnemingsmogelijkheden. Dit geldt eveneens voor de Gevechtsveldcontroleradar. De ontwikkeling voor het project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB) vordert en wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Voor de serie zijn hiervoor vanaf 1998 financiële middelen gereserveerd.

Vuursteun

Op dit artikelonderdeel zijn de investeringen ten behoeve van de veldartillerie opgenomen. Er zijn ondermeer uitgaven geraamd voor aangegane verplichtingen en nog aan te gane verplichtingen voor fase 1 van het vuursteun-informatie-systeem (Vuist fase 1) inbegrepen de integratie met de nieuwe combat net radio, alsmede uitgaven voor artilleriemunitie.

Gevechtssteun

De voor 1997 voorziene uitgaven betreffen vooral betalingen op grond van nog aan te gane en aangegane verplichtingen ten behoeve van materieel voor de genie, zoals hijskranen en geniemunitie alsmede voor onderzoek naar middelen ten behoeve van ontmijningsoperaties. Op de langere termijn zullen voorzieningen worden getroffen voor het verkrijgen van de mijndoorbraakcapaciteit door middel van het mijndoorbraaksysteem, waarvoor Leopard 2 tanks zullen worden gebruikt en andere mijndoorbraakmiddelen.

04.09 Tankvervanging / verbetering Leopard 1

Ten laste van dit artikel werden voorheen de uitgaven geraamd en verantwoord van de projecten «Aanschaf Leopard 2» en «Verbetering Leopard 1». In 1995 is hierop nog een bedrag van f 2,184 miljoen gerealiseerd. Eventuele toekomstige uitgaven die samenhangen met deze projecten zullen worden verantwoord op het artikel 04.07 Overig groot materieel, artikelonderdeel manoeuvre.

05. Beleidsterrein Koninklijke luchtmacht

Algemeen

De uitgaven voor het actief regulier personeel zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De uitkomst is aangepast voor de categorieën personeel die niet in SNIP zijn opgenomen en voor ontwikkelingen in de komende jaren.

De ramingen zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 1996.

05.01 Burgerpersoneel

De grondslag van het artikel en te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen onregelmatige diensten, overige toelagen, tijdelijk personeel op formatieplaatsen, alsmede het aandeel van de sociale lasten voor het burgerpersoneel van de Koninklijke luchtmacht. Het betreft hier personeel geplaatst bij algemeen beherende organisatie-eenheden, bijzondere organisatie-eenheden en operationele eenheden.

Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit salarisartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgave wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996  130 894117 929111 326109 099109 059  
1e suppletore wet 1996  707991828738724  
Nieuwe mutaties   8 7278 0147 0857 148  
Stand ontwerp-begroting 1997 140 582131 601127 647120 168116 922116 931116 743 

In de begrote bedragen is voorts rekening gehouden met de structurele doorwerking van incidentele loonstijgingen en personele overhevelingen.

De in de Defensienota (Kamerstukken II, 1990/91, nr. 21 991 X) en in de Prioriteitennota (Kamerstukken II, 1992/93, 22 975 X, nrs. 1 en 2) gepresenteerde maatregelen inzake de herziening van het personeelsbeleid zijn verwerkt. De verdere reductie van het personeelsbestand en de herstructurering van de Koninklijke luchtmacht zijn als beleidsuitgangspunt voor de ramingen gehanteerd.

De nieuwe mutaties kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
– Overheveling wachtgelden– 2 222– 1 305– 535– 186
– Incidentele looncomponent713671652652
– Aanpassing raming10 2368 6486 9686 682
Totaal8 7278 0147 0857 148

Overheveling wachtgelden

De wachtgelden voor burgerpersoneel van de Koninklijke luchtmacht worden verantwoord op beleidsterrein 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen. Overschotten en tekorten, als gevolg van nieuwe inzichten in de in- en uitstroom, worden verrekend met de begroting van de Koninklijke luchtmacht.

Incidentele looncomponent

De incidentele looncomponent heeft betrekking op de verwachte stijging van het gemiddelde bruto-salaris als gevolg van de reguliere periodieke verhogingen en van de in- en uitstroom.

Aanpassing raming

De aanpassing van de raming hangt samen met de reorganisatie van de Koninklijke luchtmacht en de oprichting van het Defensie Interservice Commando (Dico). De kwalitatieve wijzigingen in het personeelsbestand hebben invloed op de raming van dit artikel.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Salarissen (inclusief vakantie-uitkering) 112 808106 476103 564 11.1 02.2
Overwerk en toeslagen onregelmatige diensten 3 3122 4542 094 11.1 02.2
Toelagen en uitkeringen 2 6062 7552 708 11.1 02.2
Aandeel in de sociale lasten 20 95419 23318 955 11.2 02.2
Tijdelijk personeel op formatieve-arbeidsplaatsen 902683326 12.1 02.2
Totaal 140 582131 601127 647    

Ramingskengetallen burgerpersoneel

 
 1995199619971998199920002001
Sterkte begroting 1996 2 1241 9411 8181 7901 789 
– Overheveling tussen beleidsterreinen 22211 
– Rectificatie BDOS –  87      
– Bijgestelde raming 1919192222  
– Apache & logistieke en operationele ondersteuning 161625   
– Oprichting Dico:       
* Defensie Verkeers- en Vervoers-organisatie – 26– 26– 26– 26– 26 
* Defensie-organisatie voor Werving en Selectie – 14– 14– 14– 14– 14 
* Geestelijke Verzorging Krijgsmacht  – 3– 3– 3– 3 
Sterkte ontwerpbegroting 19972 2482 0341 9351 8211 7701 7691 769
Gemiddeld salaris (x f 1,–)62 53664 70165 96765 99066 05866 10065 994

Maatregelen personeelsreductie

In de meerjarenraming is reeds rekening gehouden met een personeelsreductie voor burgerpersoneel bij de Koninklijke luchtmacht overeenkomstig de uitgangspunten van de Defensienota (kamerstukken II, 1990/91, 21 991 X, nr. 2 en 3). Ook de verdere reductie als gevolg van de maatregelen in de Prioriteitennota (Kamerstukken II, 1992/93, 22 975 X, nr. 1 en 2) en de gevolgen van de doelmatigheidoperatie zijn verwerkt.

Overhevelingen tussen beleidsterreinen

Het betreft hier een overheveling van één formatieplaats (tot 1999) van beleidsterrein Algemeen naar de Koninklijke luchtmacht in verband met werkzaamheden met betrekking tot het zoneringsprogramma dat door de Koninklijke luchtmacht wordt uitgevoerd en een overheveling van één formatieplaats naar de Koninklijke luchtmacht in het kader van de ontvlechting van de werkzaamheden van de Dienst Gebouwen, Werken & Terreinen.

Rectificatie «boven de organieke sterkte (BDOS)»

Mede door succesvol gebruik van SBK-instrumenten kan de overtolligheid in 1996 worden teruggebracht met 87 personen.

Bijgestelde raming

Door herverdeling van functiebestanden treden er wijzigingen op in het aantal functies en de verdeling hiervan. De voornaamste wijziging betreft het Diensten Centrum Automatisering. Hiervoor is jaarlijks een budget benodigd ten behoeve van de inhuur van externe expertise. Door inbesteding kan financiële doelmatigheid worden bereikt.

Interim-Apache en logistieke ondersteuning

Met de keuze voor de Apache-64D krijgt de Koninklijke luchtmacht begin 1997 de beschikking over lease Apache 64A helicopters, de zogenaamde interim oplossing. Hierdoor zijn eerder dan voorzien de betreffende functies nodig bij de Tactische Helicopter Groep (THG) en op het gebied van materieel-logistieke ondersteuning. In 1999 wordt de reorganisatie van de THG verder ongewijzigd voortgezet en bereikt het personeelsbestand weer het niveau van het daarvoor vastgestelde plafond.

Oprichting Defensie Interservice Commando (Dico)

De overhevelingen betreffen de oprichting van het Dico. Hierdoor wordt de personeelssterkte van de Koninklijke luchtmacht verlaagd. Het betreft functies bij de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie en bij de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie.

05.02 Militair personeel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en uitkeringen, alsmede de sociale lasten voor het vrijwillig dienend en het dienstplichtig militair personeel van de Koninklijke luchtmacht. Het betreft militair personeel, geplaatst bij algemeen beherende organisatie-eenheden, bijzondere organisatie-eenheden, operationele eenheden en ondersteunende diensten en onderdelen.

Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit salarisartikel het bedrag, dat als uitgave staat geraamd als verplichting opgenomen.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  871 190843 846814 634815 473803 063 
1e suppletore wet 1996  – 5 7578 8417 6787 5597 217 
Nieuwe mutaties  – 2569 360– 2 668– 4 519– 3 417 
Stand ontwerp-begroting 1997 874 036865 177862 047819 644818 513806 863795 873

In de begrote bedragen is voorts rekening gehouden met de structurele doorwerking van incidentele loonstijgingen en personele overhevelingen.

De in de Defensienota en in de Prioriteitennota gepresenteerde maatregelen inzake de herziening van het personeelsbeleid zijn verwerkt. De verdere reductie van het personeelsbestand en de herstructurering van de krijgsmacht zijn als beleidsuitgangspunten voor de ramingen gehanteerd.

De benodigde bedragen voor de jaren 1996 tot en met 2001 worden beïnvloed door wijzigingen van de begrotingssterkte, mede als gevolg van overhevelingen tussen de beleidsterreinen.

De nieuwe mutaties, inclusief doelmatigheidsbesparingen, kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:    
– Opleidingen– 3 534– 3 516– 3 527– 3 586
– Bewaking en Beveiliging – 864– 1 728– 1 728
– Militaire Inlichtingen Dienst100 400    
– Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling   – 67
Totaal doelmatigheidsbesparingen– 3 534– 4 380– 5 155– 4 981
     
Overige mutaties:     
– Overheveling wachtgelden4 0275 2053 7513 786
– Incidentele looncomponent10 86310 40910 37310 253
– Overheveling Attachés Homogene groep internationale samenwerking– 10 792– 10 792– 10 792– 10 792
– Aanpassing raming15 2313 3253 7394 752
– Ontvlechting Geestelijke verzorging krijgsmacht– 6 462– 6 462– 6 462– 6 462
– Ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf– 300– 300– 300– 300
– Reorganisatie verificatie- en betaalfunctie KL/KLu327327327327
Totaal9 360– 2 668– 4 519– 3 417

Opleidingen

Door intensieve scholingsmaatregelen wordt voorzien in een additionele beperking van 15 personen op de meerjarige overtolligheid. Voorts is door scholingsmaatregelen ten behoeve van BBT'ers de begrote instroom in de wachtgeldregeling met 10% gereduceerd. Bij de herberekening van de wachtgelden op beleidsterrein 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen is reeds meerjarig rekening gehouden met deze besparing.

Bewaking en beveiliging

De doelmatigheidsbesparingen op bewaking en beveiliging worden verwerkt op basis van een reductie van de formatie.

Militaire Inlichtingen Dienst

Voortschrijdend inzicht leidt tot een aanpassing van de eerder ingeboekte doelmatigheidsbesparing.

Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling

De doelmatigheidsbesparingen op wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling worden verwerkt op basis van een reductie op de formatie.

Overheveling wachtgelden

De wachtgelden voor militair personeel van de Koninklijke luchtmacht worden verantwoord op beleidsterrein 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen. Overschotten en tekorten, als gevolg van nieuwe inzichten in de in- en uitstroom, worden verrekend met de begroting van de Koninklijke luchtmacht.

Incidenteel looncomponent

De incidentele looncomponent heeft betrekking op de verwachte stijging van het gemiddelde bruto-salaris als gevolg van de reguliere periodieke verhogingen en de in- en uitstroom.

Overheveling attachés Homogene Groep Internationale Samenwerking

De uitgaven die worden gedaan in het kader van de Nederlandse aanwezigheid op de Nederlandse Antillen en van de attachés worden binnen het ministerie van Defensie gebundeld op het artikel 08.04 Overige uitgaven internationale samenwerking.

Aanpassing raming

De aanpassing van de raming wordt veroorzaakt door een aantal aspecten die samenhangen met de reorganisatie van de Koninklijke luchtmacht en de oprichting van het Defensie Interservice Commando (Dico). Tevens hebben kwalitatieve wijzigingen in het personeelsbestand invloed op de raming van dit artikel. Voorts wordt door invulling van overtollig personeel in het reguliere bestand de BDOS neerwaarts bijgesteld.

Ontvlechting Geestelijke verzorging krijgsmacht

Deze mutatie betreft de overheveling van de budgetten voor de Geestelijke verzorging naar het Dico.

Ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf

Deze mutatie betreft de overheveling van de budgetten voor het Geneeskundig Facilitair Bedrijf naar het Dico.

Reorganisatie verificatie- en betaalfunctie KL/KLu

De verificatie- en betaalfunctie wordt overgeheveld van de Koninklijke landmacht naar de Koninklijke luchtmacht in verband met het opheffen van de decentrale betalingsplaatsen.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Vrijwillig dienend militair personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Salarissen 751 886765 542762 474 11.1 02.2
Overwerk en toeslagen onregelmatige diensten 18 48616 31316 321 11.1 02.2
Toelagen en uitkeringen 50 54539 95641 904 11.1 02.2
Aandeel in de sociale lasten 44 83342 20241 348 11.2 02.2
Totaal 865 750864 013862 047    

Dienstplichtig personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Salarissen 6 8141 060  11.1 02.2
Overwerk en toeslagen onregelmatige diensten 1762  11.1 02.2
Toelagen en uitkeringen 58   11.1 02.2
Aandeel in de sociale lasten 1 238102  11.2 02.2
Totaal 8 2861 164     

Totaal militair personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Salarissen 758 700766 602762 474 11.1 02.2
Overwerk en toeslagen onregelmatige diensten 18 66216 31516 321 11.1 02.2
Toelagen en uitkeringen 50 60339 95641 904 11.1 02.2
Aandeel in de sociale lasten 46 07142 30441 348 11.2 02.2
Totaal 874 036865 177862 047    

Ramingskengetallen vrijwillig dienend militair personeel

 
 1995199619971998199920002001
Sterkte begroting 1996 12 71912 33111 85411 85211 692 
Doelmatigheidsbesparingen:       
– Militaire Inlichtingen Dienst    28  
– Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling     – 1 
– Bewaking en Beveiliging   – 18– 36– 36 
Totaal doelmatigsheidsbesparingen   – 18– 34– 29 
Overige mutaties:        
– Oprichting Dico:       
* Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie – 116– 116– 116– 116– 116 
* Defensie-organisatie voor Werving en Selectie – 36– 36– 36– 36– 36 
* Geestelijke Verzorging Krijgsmacht  – 84– 84– 84– 84 
* Geneeskundig Facilitair Bedrijf  – 5– 5– 5– 5 
– Overhevelingen tussen beleidsterreinen 2222222222 
– Apache & logistieke en operationele ondersteuning 25726035   
– Bijstelling raming – 12359592423 
– Attachés Homogene Groep Internationale Samenwerking  – 62– 62– 62– 62 
– Rectificatie BDOS –320– 204– 85– 20– 15 
Sterkte ontwerpbegroting 199712 52712 40312 16511 56411 54111 39011 247
waarvan BOT 8 9838 8148 3858 4058 2578 117
waarvan BBT 3 4203 3513 1793 1363 1333 130
Gemiddeld salaris (x f 1,–)69 11169 75570 86370 87970 92270 84070 763

Ramingskengetallen dienstplichtig personeel

 
  1995199619971998199920002001 
Sterkte begroting 1996  45      
Generaal pardon  – 15      
Sterkte ontwerpbegroting 1997 35430      
Gemiddeld salaris (x f 1,–) 23 40738 800      

Algemene maatregelen personeelsbestand

In de meerjarenraming van de begroting 1996 is rekening gehouden met de reductie van het militair personeel van de Koninklijke luchtmacht. De maatregelen in verband met de Defensienota en de Prioriteitennota zijn in de ramingen verwerkt. Het bestand aan dienstplichtigen is afgebouwd. Ook de verdere reductie als gevolg van de doelmatigheidsoperatie is verwerkt.

Militaire Inlichtingen Dienst

De meerjarige toename betreft een functiewisseling tussen de Koninklijke landmacht en Koninklijke luchtmacht in het kader van de doelmatigheidsoperatie.

Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling (WOO)

Doelmatigheidsbesparingen op WOO zijn begroot op basis van een reductie op de formatie.

Bewaking en beveiliging

De doelmatigheidsbesparingen worden verwerkt naar aanleiding van een gewijzigde opzet van de bewaking en beveiliging van een deel van de luchtmachtonderdelen. Dit leidt tot een reductie op de formatie.

Oprichting Defensie Interservice Commando (Dico)

De overhevelingen betreffen de oprichting van het Dico. Hierdoor wordt de formatie van de Koninklijke luchtmacht verlaagd. Het betreft functies bij de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie, de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie, de Geestelijke Verzorging en het Geneeskundig Facilitair Bedrijf.

Overhevelingen tussen beleidsterreinen

Deze overhevelingen bestaan uit:a.de overheveling van de Beheersorganisatie Militaire Salarissystemen (BMS). Van het beleidsterrein Algemeen zijn 18 vte'n overgeheveld naar de Koninklijke luchtmacht in verband met het opheffen van de centrale BMS (CBMS).b.de overheveling van de Militaire Inlichtingendienst. Eén vte van de Koninklijke luchtmacht is overgeheveld naar beleidsterrein Algemeen. c.de overheveling van de verificatie- en betaalfuncties. Vijf vte'n zijn overgeheveld van beleidsterrein Koninklijke landmacht naar de Koninklijke luchtmacht in verband met het opheffen van de decentrale betalingsplaatsen.

Interim-Apache en logistieke ondersteuning

Met de keuze voor de Apache-64D krijgt de Koninklijke luchtmacht begin 1997 de beschikking over Apache 64A helicopters op basis van een lease constructie, de zogenaamde interim oplossing. Hierdoor zijn eerder dan voorzien de betreffende functies nodig bij de Tactische Helicopter Groep en op het gebied van materieel-logistieke ondersteuning. In 1999 wordt de reorganisatie van de THG verder ongewijzigd voortgezet en bereikt het personeelsbestand weer het niveau van het daarvoor gestelde plafond.

Bijstelling raming

Door herschikking binnen het luchtmachtfunctiebestand treden enkele wijzigingen op in het aantal functies en de verdeling hiervan. Dit heeft tot gevolg, dat de begrotingssterkte in 1996 negatief en vanaf 1997 positief wordt bijgesteld. De aantallen zijn een resultante van een aantal kleine aanpassingen in de formatie van de organisatie-elementen.

Rectificatie personeelsaantal «boven de organieke sterkte (BDOS)»

Door de invoering van de interim-Apache ontstaat een ruimere mogelijkheid om overtollig personeel te herplaatsen dan was voorzien. Door de ervaringen met het SBK-instrumentarium in combinatie met gedetailleerd inzicht in de ontwikkeling van personeels- en funktiebestanden is het verantwoord de per saldo voorziene overtolligheid verder af te bouwen. Op grond hiervan wordt in 1997 een afname personeel BDOS verwacht. Deze afname ten opzichte van vorige ramingen zet zich in volgende jaren voort.

05.03 Overige personele exploitatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de personeelsuitgaven anders dan salarissen voor het burger- en militair personeel.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  149 906176 901161 290162 066159 922 
1e suppletore wet 1996  26 806– 8 653– 8 652– 8 653– 8 653 
Nieuwe mutaties  3 47311 66026 54727 26928 466 
Stand ontwerp-begroting 199711 804248 696180 185179 908179 185180 682179 735182 353

Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 199711 804248 696180 185179 908179 185180 682179 735182 353Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
19957 472205 867      213 339
19964 33232 355159 263     195 950
1997 10 47420 822147 807    179 103
1998  10032 101145 998   178 199
1999    32 987143 972  176 959
2000    10036 710143 257 180 067
2001    100 36 478146 571183 149
na 2001       35 782 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  162 827171 178169 166164 029163 234 
1e suppletore wet 1996  29 840– 8 653– 8 653– 8 653– 8 653 
Nieuwe mutaties  3 28316 57817 68621 58325 486183 149
Stand ontwerp-begroting 1997 213 339195 950179 103178 199176 959180 067183 149

De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw zijn als volgt te specificeren:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Onderwijs en opleiding– 2 74413 20119 68522 598
Overige onderdelen conform uitgaven14 40413 3467 5845 868
Totaal11 66026 54727 26928 466

De nieuwe verplichtingenmutaties hangen samen met de hierna opgenomen mutaties in de uitgaven. Uitzondering hierop vormt de vliegopleiding.

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw zijn, inclusief de doelmatigheidsbesparingen, als volgt te specificeren:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:    
– Opleidingen– 500– 500– 500– 500
– Militaire Inlichtingen Dienst  1664
– Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling   – 8
– Bewaking en beveiliging – 132– 264– 264
Totaal doelmatigheidsbesparingen– 500– 632– 748–  708
     
Overige mutaties:     
– Kleding en uitrusting967– 194– 4 891– 4 893
– Voeding1 6041 6561 6571 682
– Reis en verblijfkosten– 2 764– 2 555– 2 556– 3 031
– Verplaatsingskosten6 2735 9256 0685 925
– Geneeskundige verzorging3 0113 1293 1423 183
– Onderwijs en opleiding3 2415 51913 87919 448
– Overige onderdelen4 7464 8385 0323 880
Totaal16 57817 68621 58325 486

Opleidingen

Om een verdere doelmatigheidsbesparing te bereiken worden meer eigen instructeurs ingezet voor vliegopleidingen. Hierdoor ontstaat de aangegeven besparing.

Militaire Inlichtingen Dienst

Voortschrijdend inzicht leidt tot een correctie op de eerder ingeboekte doelmatigheidsbesparing als gevolg van een dubbeltelling.

Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling

De doelmatigheidsbesparingen op wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling leiden tot een reductie van de formatie.

Bewaking en beveiliging

De doelmatigheidsbesparingen op bewaking en beveiliging leiden tot een reductie van de formatie.

Kleding en uitrusting

De verhoging voor het jaar 1997 wordt deels bepaald door de aanschaf van camouflagekleding voor Out of Area operaties. Bij de geplande aanschaf van Persoonsgebonden Uitrusting (PGU) is rekening gehouden met de dalende begrotingssterkte.

Voeding

De nieuwe mutatie van de uitgaven wordt grotendeels bepaald door een herschikking op de verrekenbare ontvangsten, welke in de eerste suppletore begroting 1996 voor een te groot bedrag was ingeboekt op het artikelonderdeel voeding.

Reis- en verblijfkosten

De nieuwe uitgavenraming voor reis- en verblijfkosten is gebaseerd op de afnemende begrotingssterkte.

Verplaatsingskosten

Bijstellingen op verlofreizen, woon- werkverkeer en verhuiskosten ten gevolge van hogere kosten voor repatrianten inclusief gebruik van emolumenten. Voorts is er een toename van internationale plaatsingen en zijn de kosten voor openbaar vervoer gestegen.

Geneeskundige verzorging

In verband met de opschorting van de opkomstplicht van dienstplichtig personeel per 1 januari 1997 dalen de uitgaven voor de vrije geneeskundige verzorging voor dienstplichtigen, behoudens een geringe overloop uit 1996 tot nihil. Het geraamde bedrag voor 1997 en volgende jaren betreft alleen nog de bedrijfsgeneeskundige kosten voor het militair- en burgerpersoneel. Deze kosten vertonen een lichte stijging als gevolg van kostenstijgingen in de gezondheidszorg en daarmee ook in de Krijgsmacht Hospitaal Organisatie. Per saldo is op dit artikelonderdeel minder benodigd.

Onderwijs en opleiding

De invoering van nieuwe vliegtuigtypes leidt in combinatie met een toenemende aantrekkingskracht van de civiele luchtvaart in de komende jaren tot een toename van de instroombehoefte aan vliegers. In de raming zijn fondsen opgenomen om de daarmee samenhangende opleidingsinspanning te accommoderen.

Overige onderdelen

Dit betreft een groot aantal relatief kleine mutaties.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 econ. funct.
Kleding en uitrusting 19 68322 12117 758 19 63620 65822 436 11.4 02.2
Voeding 16 78715 59714 400 16 79315 59714 400 11.4 02.2
Reis– en verblijfkosten 29 02127 89622 858 28 64127 89622 858 12.1 02.2
Verplaatsingskosten 39 15729 58629 008 39 15729 58629 008 12.1 02.2
Sport en ontspanning 3 2292 4681 911 3 2292 4741 911 12.1 02.2
Representatiekosten 675697645 673695645 12.1 02.2
Personeel op bovenformatieve arbeidsplaatsen 3 5662 5811 858 3 5882 6261 858 12.1 02.2
Sociale zorg 3 1232 4592 339 3 1232 4592 339 11.3 02.2
Voorziening woonruimte 11 4634 2103 264 11 4634 2103 264 12.1 02.2
Persoonsgebonden toelagen en uitkeringen 9 2548 9288 839 9 2718 9288 839 11.1 02.2
Werving 8 9997 073572 8 4037 073572 12.1 02.2
Geneeskundige verzorging 9 8827 2233 920 9 5707 2233 920 11.4 02.2
Onderwijs en opleiding 88 99844 42569 231 54 94961 60464 250 12.1 02.2
Arbeidsmarkt en opleidingsfonds voor de overheid A&O-projecten 39914  39914  11.1 02.2
Additionele jongerenbanen voor de overheid SAJO-projecten 1 611   1 611   11.1 02.2
Overige personele uitgaven 3 2094 0073 305 3 1934 0072 803 12.1 02.2
Totaal 248 696180 185179 908 213 339195 950179 103    

Kleding en uitrusting

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen die zijn verbonden aan de Persoonsgebonden Uitrusting (PGU) van het personeel van de Koninklijke luchtmacht. De bedragen voor de jaren 1996 en 1997 worden deels bepaald door de aanschaf van camouflagekleding voor Out of Area operaties. Bij de geplande aanschaf van PGU is rekening gehouden met de dalende begrotingssterkte.

De ramingskengetallen zijn bepaald op basis van de sterkte van het militair personeel. Onderscheid is gemaakt in de personeelssterkte van vliegers en overig militair personeel:

 
Ramingskengetallen199519961997
Aantal vliegers491480459
Voortschrijdend begrotingsbedrag (x f 1000,–)3 6354 1674 202
Bedrag per vlieger (x f 1,–)7 4038 6819 155
    
Personele sterkte militairen (in vte'n)12 39011 95311 706
Toegelicht bedrag (x f 1000,–)15 24816 74316 115
Bedrag per vte (x f 1,–)1 2311 4011 377

De stijging in de gemiddelde bedragen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat vanaf 1996 meer geïnvesteerd wordt in camouflagekleding voor Out of Area operaties.

Voeding

Op dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen voor voeding van het personeel van de Koninklijke luchtmacht in binnen- en buitenland. Deze uitgaven zijn gebaseerd op de begrotingssterkte.

De ramingskengetallen zijn bepaald op basis van de totale sterkte van zowel burger- als militair personeel.

 
Ramingskengetallen199519961997
Personele sterkte (in vte'n)15 12914 46714 100
Toegelicht bedrag (x f 1000,–)16 79315 59714 400
Bedrag per vte (x f 1,–)1 1101 0781 021

Reis- en verblijfkosten

De op dit artikelonderdeel betrekking hebbende uitgaven vloeien voort uit het met ingang van 1 april 1996 ingevoerde Besluit Dienstreizen Defensie (BDD). De ramingen zijn gebaseerd op de activiteiten binnen de Koninklijke luchtmacht.

De uitgaven worden grotendeels bepaald door de lopende en in ontwikkeling zijnde materieelprojekten. De belangrijkste in dit kader zijn de midlife update van het F-16 programma, luchttransport, bewapening, helikopters en trainingen.

Verplaatsingskosten

Op dit artikelonderdeel worden voornamelijk de uitgaven opgenomen die worden gedaan op grond van het verplaatsingskostenbesluit 1989, het verplaatsingskostenbesluit militairen en de bijbehorende regelingen. De uitgaven hebben betrekking op zowel militair- als burgerpersoneel. De tariefstijgingen van het openbaar vervoer en de wijziging in de personeelssterkte zijn van invloed op dit artikelonderdeel.

De ramingskengetallen zijn gebaseerd op basis van de totale sterkte van zowel burger- als militair personeel.

 
 
Ramingskengetallen199519961997
Personele sterkte (in vte'n)15 12914 46714 100
Toegelicht bedrag (x f 1000,–)39 15729 58629 008
Bedrag per vte (x f 1,–)2 5882 0452 057

Sport en ontspanning

De uitgaven hebben voornamelijk betrekking op het video-contract en de toelage voor de exploitatie van de Kapel van de Koninklijke luchtmacht.

Representatiekosten

De uitgaven van dit artikelonderdeel hebben betrekking op representatiekosten en jubileum- en afscheidsrecepties.

Personeel op bovenformatieve arbeidsplaatsen

De uitgaven die aan inhuur van bovenformatief personeel zijn verbonden, worden op dit artikelonderdeel verantwoord. Het personeel dat wordt ingehuurd bestaat onder andere uit gastdocenten, praktikanten en stagiaires.

Sociale zorg

De uitgaven van dit artikelonderdeel bestaan voornamelijk uit de uitgaven voor aanspraken in geval van langdurige ziekte van personeel en de uitgaven voor ouderschapsverlof.

Als ramingskengetallen zijn aangegeven het aantal langdurig zieken, het postactief personeel, de PAS-regeling en het ouderschapsverlof bij het burgerpersoneel.

 
Ramingskengetallen199519961997
Langdurig zieken464040
Post-actief personeel877 
PAS-regeling322
Ouderschapverlof1088
Toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000,–)3 1232 4592 339

Voorziening woonruimte

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen ten behoeve van het personeel en hun gezinnen. In de uitgaven wordt tevens rekening gehouden met kosten inzake de afkoop van meerjarige huurcontracten in Duitsland.

Als ramingskengetallen zijn gegeven het aantal gehuurde woningen.

 
Ramingskengetallen199519961997
Aantal woningen (huur)692219178
Aantal woningen (groot onderhoud)41313
Toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000,–)11 4634 2103 264

Persoonsgebonden toelagen en uitkeringen

De uitgaven hebben betrekking op diverse persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, die een directe relatie hebben met de gewijzigde personeelssterkte.

De ramingskengetallen zijn gebaseerd op de totale sterkte van zowel burger- als militair personeel.

 
Ramingskengetallen199519961997
Personele sterkte (in vte'n)15 12914 46714 100
Toegelicht bedrag (x f 1000,–)9 2718 9288 839
Bedrag per vte (x f 1,–)613617627

Werving

In verband met de oprichting van de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie is het budget voor de werving ontvlochten.

Geneeskundige verzorging

In dit artikelonderdeel worden voornamelijk de uitgaven verantwoord voor medische keuringen burgerpersoneel, de medische kosten bij het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Geneeskundig Centrum voor militair personeel en een aantal andere specifieke regelingen. De daling van de uitgaven hangt samen met de gevolgen van de invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel, waarbij de militair zelf premie betaalt.

Onderwijs en opleidingen

De invoering van nieuwe vliegtuigtypes leidt in combinatie met een toenemende aantrekkingskracht van de civiele luchtvaart in de komende jaren tot een toename van de instroombehoefte aan vliegers. In de raming zijn fondsen opgenomen om de daarmee samenhangende opleidingsinspanning te accommoderen. Tevens worden hier externe opleidingen alsmede opleidingen ten behoeve van wapensystemen verantwoord.

De ramingskengetallen zijn bepaald door het aantal vliegers en overig militair personeel. Onderscheid wordt gemaakt in de uitgaven voor vliegopleidingen en overige opleidingen.

 
Ramingskengetallen199519961997
Aantal vliegers491480459
Begrotingsbedrag (x f 1000,–)43 30046 75649 402
Bedrag per vlieger (x f 1,–)88 18797 408107 630
    
Personele sterkte (in vte'n)14 63813 98713 641
Toegelicht bedrag (x f 1000,–)11 64914 84814 878
Bedrag per vte (x f 1,–)7961 0621 091

De stijging van de gemiddelde uitgaven voor vliegers hangt nauw samen met een extra behoefte aan vliegers in opleiding.

Overige personele uitgaven

In dit artikelonderdeel zijn de personeelsuitgaven opgenomen die niet zijn onder te brengen bij een van de andere onderdelen van dit artikel, waaronder een bedrag voor kinderopvang.

Sociaal Beleidskader (SBK)

In het onderstaande overzicht zijn de uitgaven voor het Sociaal Beleidskader opgenomen, zoals die worden verwacht naar aanleiding van de herstructurering van de Koninklijke luchtmacht. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel. De verantwoording zal voor het betreffende deel geschieden op de artikelen 01, 02 en 03 van het beleidsterrein 05. Koninklijke luchtmacht alsmede op beleidsterrein 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen (bedragen x f 1 miljoen):

 
Hoofdcategoriet.l.v. art199619971998199920002001
Om/her/bijscholing en «outplacement»030,80,80,50,50,50,5
Verplaatsingskosten031,21,21,2   
Wachtgelden BP/UBM-O*7,36,45,33,62,21,0
Wachtgelden MP/UBM-O*7,68,27,36,64,44,7
BDOS plaatsingen militairen025,911,913,118,08,7 
BDOS plaatsingen burgers012,2     
Afwikkeling BV-LOM026,22,4    
Totaal 31,230,927,428,715,86,2

* Deze uitgaven komen ten laste van beleidsterrein 02.

Door de invoering van de interim-Apache ontstaat een ruimere mogelijkheid om overtollig personeel te herplaatsen dan was voorzien. Na een gedetailleerde vergelijking van functiebestanden en de actuele personeelsbestanden blijkt een substantieel deel van de overtolligen in de jaren 1997 en 1998, al dan niet na omscholing of bijscholing, voor herplaatsing in aanmerking te komen. Op grond hiervan wordt in 1997 een afname personeel BDOS verwacht. Deze afname ten opzichte van vorige ramingen zet zich in volgende jaren voort. Door de ervaringen met het SBK-instrumentarium in combinatie met gedetailleerd inzicht in de ontwikkeling van personeels- en funktiebestanden, is het verantwoord de per saldo voorziene overtolligheid desondanks verder af te bouwen.

De BV-LOM regeling is inmiddels afgeschaft. De opgenomen bedragen houden verband met de afwikkeling van deze regeling voor bestaande gevallen.

05.04 Materiële exploitatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden exploitatie-uitgaven geraamd anders dan personele uitgaven. Het betreft uitgaven van algemene en specifieke aard, de aankoop van inventarisgoederen en klein materieel, het onderhoud en herstel van infrastructuur en materieel, de aankoop van brandstoffen, olie en smeermiddelen, alsmede de uitgaven voor operationele trainingen en oefeningen.

De verplichtingen en de uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  454 331550 816543 854717 327482 133 
1e suppletore wet 1996  109 114– 26 313– 26 993– 27 460– 27 760 
Nieuwe mutaties  9 06496 97824 89565 91131 264 
Stand ontwerp-begroting 1997413 968663 398572 509621 481541 756755 778485 637579 776
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 1997413 968663 398572 509621 481541 756755 778485 637579 776Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
1995197 170415 499      612 669
199683 547118 022393 588     595 157
199759 72763 598110 689390 250    624 264
199834 72039 59140 831120 382373 046   608 570
199928 0468 99716 79054 89595 198397 183  601 109
20008 5373 8555 47836 89136 471153 017377 728 621 977
20012 2213 1163 19617 72330 53269 33079 492417 091622 701
na 2001 10 7201 9371 3406 509136 24828 417162 685 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  537 777544 045558 858608 529612 753 
1e suppletore wet 1996  50 666– 26 313– 26 992– 27 460– 27 760 
Nieuwe mutaties  6 714106 53276 70420 04036 984 
Stand ontwerp-begroting 1997 612 669595 157624 264608 570601 109621 977622 701

Het materieelbeleid is wat betreft de exploitatie gericht op instandhouding van materieel, het ge- en verbruiken van goederen en het aanhouden van voldoende voorraden reservedelen, waarbij wordt gestreefd naar een efficiënte bedrijfsvoering. De herstructureringsplannen van de Koninklijke luchtmacht zijn met name gericht op een doeltreffende inzet, waarbij invulling wordt gegeven aan het meer zelfstandig optreden van de squadrons. Hieraan wordt vormgegeven door het aanhouden van kleine decentrale voorraden en een centrale voorraad in depots. De ramingen berusten op de geplande invoering en uitfasering van wapensystemen, vliegurenplanning en de oefenprogramma's. Hierbij is rekening gehouden met de instroom van nieuwe vliegtuigen en helikopters en de uitfasering van de Alouette III helikopters en de laatste F-27's.

De doelmatigheidsbesparingen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:     
– Opleidingen– 1 000– 1 300– 1 300– 1 300
– Militaire Inlichtingen Dienst  624
– Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling   –  3
– Verkeer en vervoer– 2 500– 2 500– 2 500– 2 500
– Bewaking en beveiliging – 54– 108– 108
– Correctie automatisering300– 2 800– 3 600– 4 700
Totaal doelmatigheidsbesparingen– 3 200– 6 654– 7 502– 8 587

De nieuwe mutaties in de verplichtingen, inclusief doelmatigheidsbesparingen, kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Aanschaf inventarisgoederen:     
– Velduitrusting2 950 11 550 
Vliegtuigen:     
– Follow on support19 130 50 123 
– Reservedelen F-1620 9043 723– 3 8331 438
– Uitbesteding onderhoud F-167983 93766018 404
– Onderhoud bewapende helikopter8 899– 13 582– 14 715– 4 901
Elektrisch en elektronisch materieel:     
– Exploitatie NAFIN – 2 424 3 280
– Onderhoud gebouwen, werken en terreinen10 9409 5111 803– 2 326
Brandstoffen, olie en smeermiddelen:     
– Vliegtuigbrandstof24 69025 27720 00820 268
Overige uitgaven:     
– Organisatie en automatiseringsadviezen 3 534  
– Publikaties/drukwerken4 6353 3032 3302 380
Overige onderdelen4 032– 8 384– 2 015– 7 279
Totaal96 97824 89565 91131 264

De verplichtingen hangen samen met de hierna vermelde mutaties in de uitgaven.

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw zijn per artikelonderdeel als volgt te specificeren:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsbesparing (zie de verplichtingenmutatie)– 3 200– 6 654– 7 502– 8 587
Correctie niet-verrekenbare ontvangsten5 0005 0004 0004 000
Aanschaf inventarisgoederen:     
– Veld uitrusting2 950– 50– 5011 550
Vliegtuigen:     
– Follow on support F-168 30821 0099 5965 418
– CLSSA F-166 3368662 055– 2 619
– Exploitatie bewapende Heli's31 8195 164– 7 851– 4 901
– Exploitatie Cat D3 3252 4502 5503 140
– Reservedelen F-164 2228 5265255 544
– Uitbesteding onderhoud F–163 4216 8973 2653 184
Brandstoffen, olie en smeermiddelen:     
– Vliegtuigbrandstof23 78125 14420 24820 268
Overige uitgaven:     
– Automatiseringsadviezen3 5113 5461 827934
– Publikaties en drukwerk4 4063 2872 3502 150
Overige mutaties12 6531 519– 10 973– 3 097
Totaal106 53276 70420 04036 984

Opleidingen

Door korting op de leerstof zal een reductie plaatsvinden op het verbruik van leermiddelen. Voorts wordt door de aanschaf van multimedia-apparatuur ten behoeve van opleidingen besparingen gevonden in hardware.

Militaire Inlichtingen Dienst

Nieuwe inzichten leiden tot een correctie op de eerder ingeboekte doelmatigsheidsbesparing.

Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling

De doelmatigheidsbesparingen op wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling leiden tevens tot een reductie van de formatie.

Verkeer en vervoer

Door de instroom van de nieuwe luchttransportvloot wordt een reductie op externe inhuur van luchttransport bewerkstelligd.

Bewaking en beveiliging

De doelmatigheidsbesparingen op bewaking en beveiliging worden bereikt met een reductie van de formatie.

Automatisering

Nieuwe inzichten leiden tot een wijziging op de in de begroting 1996 ingeboekte taakstelling.

Correctie niet-verrekenbare ontvangsten

De lagere ontvangsten leiden niet aanwijsbaar tot lagere exploitatieuitgaven. Dit wordt ondermeer veroorzaakt doordat operationele dienstverlening (bijvoorbeeld luchttransport) aan andere beleidsterreinen niet meer wordt verrekend. Daarom dient de eerder ingeboekte budgetmutatie te worden bijgesteld.

Vliegtuigen (onderdelen en onderhoud)

Voor de F-16 wordt een verhoogde behoefte aan exploitatie-artikelen voorzien. De invoering van de interimoplossing van de bewapende helicopter (Apache 64A) leidt tot een versnelling van de aanschaf van reservedelen. De aanschaf van een Cat D vliegtuig (Gulfstream IV) leidt tot de bijbehorende exploitatie-uitgaven.

Brandstoffen, olie en smeermiddelen

De mutaties worden voornamelijk veroorzaakt door een gewijzigde methodiek van administratieve verwerking van de uitgaven en ontvangsten voor accijnzen. Vanaf 1996 worden de terugontvangen accijnzen niet meer geboekt ten gunste van de uitgaven, maar op de ontvangsten. Daarnaast stijgen de uitgaven door het toenemen van de vlieguren door de instroom van Cat D vliegtuigen en de interimoplossing van de bewapende helikopter.

Overige uitgaven

Door de herstructuring van de Koninklijke luchtmacht ontstaat een verhoogde behoefte aan nieuwe of gewijzigde informatiesystemen. Hierdoor neemt ook de behoefte aan automatiseringsadviezen toe. Door de invoering van een aantal nieuwe vliegtuigtypes wordt de behoefte verhoogd aan publikaties zoals onderhoudsvoorschriften. Hierdoor nemen de uitgaven voor drukwerken toe.

Overigen

Betreft een groot aantal relatief kleine mutaties.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen  Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 econ. funct.
Aanschaf inventarisgoederen 23 16619 09919 661 24 73120 23619 891 13 02.2
Vliegtuigen onderdelen en onderhoud 221 955128 441217 183 176 369149 897219 691 13 02.2
Vervoermiddelen 14 67113 84610 288 10 94216 26211 921 13 02.2
Elektrisch en elektronisch materieel 62 29262 46341 371 46 80246 82247 903 13 02.2
Bewapeningsmaterieel 24 66930 59418 482 25 51824 74721 260 13 02.2
Springstoffen en munitie 2 3712 1612 581 2 2134 4362 719 13 02.2
Onderhoud inventarisgoederen 708752579 687752579 13 02.2
Technische installaties  3 7744 1114 011 3 5414 1504 026 13 02.2
Inrichten van werkplaatsen en magazijnen 4 9547 5656 080 4 7977 4636 532 13 02.2
Onderhoud gebouwen, werken en terreinen 60 97774 69779 952 66 24881 10783 429 13 02.2
Brandstoffen, olie en smeermiddelen 95 78485 56489 131 82 88886 80288 222 12.1 02.2
Huisvestingskosten 25 55219 94719 445 25 73120 98919 513 12.1 02.2
Bureaukosten 12 76012 49011 540 12 58212 53411 540 12.1 02.2
Specifieke uitgaven van operationele aard 23 43611 5915 093 23 75710 4196 062 12.1 02.2
Schietvoorraad 2 1631 0451 847 1 5461 7071 847 12.1 02.2
Overige uitgaven 56 55975 62054 027 64 91773 64953 902 12.1 02.2
Geneeskundig materieel 3 2533 0191 073 4 1063 3281 433 12.1 02.2
Operationele trainingen en oefeningen 24 35419 50439 137 35 29429 85723 794 12.1 02.2
Totaal 663 398572 509621 481 612 669595 157624 264    

Aanschaf inventarisgoederen

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor de instandhouding van onder andere de velduitrusting, keukenmachines, serviesgoed, schoonmaakartikelen, bevoorrading van werkplaatsuitrustingen, meubilair en stoffering.

De ramingskengetallen zijn bepaald door middel van de sterkte van het totaal van zowel burger als militair personeel.

 
Ramingskengetallen199519961997
Personele sterkte (in vte'n)15 12914 46714 100
Toegelicht bedrag (x f 1000,–)24 73120 23619 891
Bedrag per vte (x f 1,–)1 6351 3991 411

Vliegtuigen (onderdelen en onderhoud)

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd, die verbonden zijn aan het onderhoud van het vliegend materieel. De benodigde bedragen worden in sterke mate bepaald door het onderhoud aan de F-16. Het betreft hier de aan te schaffen onderdelen en de uitbesteding van onderhoud. Door een toenemend aantal typen vliegtuigen (interim oplossing bewapende helikopter en Cat D) en de veroudering van de F-16, is het benodigde budget voor dit artikelonderdeel in 1997 gestegen.

Vervoermiddelen

De uitgaven voor het onderhoud van het voertuigenpark van de Koninklijke luchtmacht worden op dit artikelonderdeel geraamd. De raming is opgebouwd op grond van de aanwezige en de nog aan te schaffen voertuigen, alsmede de aanschaf van onderdelen en de uitbesteding van onderhoud.

Elektrisch en elektronisch materieel

De op dit artikelonderdeel geraamde uitgaven hebben betrekking op het onderhoud aan elektrische en elektronische systemen. Het betreft de aanschaf van onderdelen en verbruiksmaterialen en de uitbesteding van onderhoud met betrekking tot telecommunicatie-apparatuur. Tevens zijn de exploitatie-uitgaven voor het Duyverman Computercentrum en het project NAFIN opgenomen.

Bewapeningsmaterieel

De uitgaven op dit artikelonderdeel worden bepaald door onderhoud aan wapensystemen (Hawk, Patriot), trainingswapens en munitie. Herfaseringen en aanpassingen van diverse bewapeningsprojecten hebben geleid tot gewijzigde financiële niveaus.

Onderhoud inventarisgoederen

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor het onderhoud van onder andere de velduitrusting, keukenmachines, serviesgoed, schoonmaakartikelen, bevoorrading van werkplaatsuitrustingen, meubilair en stoffering.

De ramingskengetallen zijn bepaald door middel van de sterkte van het totaal van zowel burger als militair personeel.

 
Ramingskengetallen199519961997
Personele sterkte (in vte'n)15 12914 46714 100
Toegelicht bedrag (x f 1000,–)687752579
Bedrag per vte (x f 1,–)455241

Onderhoud van gebouwen, werken en terreinen

De uitvoering van onderhoudsprogramma's wordt op dit artikelonderdeel verantwoord. In de uitgaven is rekening gehouden met de herstructurering van de Koninklijke luchtmacht. In de ramingen is rekening gehouden met stijgende uitgaven als gevolg van de agentschapstatus van de DGW&T, waardoor deze vanaf 1996 voor de verrichte werkzaamheden rekeningen indient.

De volumegegevens:

 
Omschrijving1995%1996%1997%
Nieuwbouw en dergelijke111 23063201 43271137 53062
waarvan apparaatsuitgavennvt 17 300 15 500 
Onderhoud en herstel gebouwen66 2483781 1072983 42938
waarvan apparaatsuitgavennvt 26 400 25 100 
Totalen177 478100282 539100220 959100

Brandstoffen, olie en smeermiddelen

De geraamde uitgaven op dit artikelonderdeel worden voornamelijk bepaald door de aanschaf van vliegtuigbrandstoffen. De financiële omvang is gebaseerd op het verbruik per vlieguur, de prijs en het aantal geplande vlieguren. Vanaf 1996 worden de terugontvangen accijnzen niet meer geboekt op de uitgaven, maar op de ontvangsten.

Huisvestingskosten

De ramingskengetallen zijn bepaald door middel van de sterkte van het totaal van zowel burger en militair personeel.

 
 199519961997
Personele sterkte (in vte'n)15 12914 46714 100
Toegelicht bedrag (x f 1000,–)25 73120 98919 513
Bedrag per vte (x f 1,–)1 7011 4511 384

Bureaukosten

De ramingskengetallen zijn bepaald door middel van de sterkte van het totaal van zowel burger en militair personeel.

 
 199519961997
Personele sterkte (in vte'n)15 12914 46714 100
Toegelicht bedrag (x f 1000,–)12 58212 53411 540
Bedrag per vte (x f 1,–)832866818

Schietvoorraad

De hoogte van de uitgaven op dit artikelonderdeel wordt bepaald door het oefenprogramma, inclusief de aanschaf van oefenmunitie. De Koninklijke landmacht is de centrale inkoper voor de krijgsmacht.

Overige uitgaven

De ramingen op dit artikelonderdeel zijn van uiteenlopende aard. Het financiële volume wordt op dit onderdeel in grote mate bepaald door uitgaven, die betrekking hebben op de logistieke ondersteuning ten behoeve van de Patriot en het inhuren van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) alsmede publicaties/technische orders, vliegkaarten en contracten met schoonmaakbedrijven.

Geneeskundig materieel

Door een nieuw verzekeringssysteem voor ziektekosten van militairen wordt het geneeskundig materieel gedeeltelijk op een andere wijze gedeclareerd. De uitgaven lopen daardoor gedeeltelijk via het salarisartikel voor militairen, waardoor de uitgaven bij dit artikelonderdeel dalen.

Operationele trainingen en oefeningen

De ramingen zijn gebaseerd op het oefen- en trainingsprogramma ten behoeve van de operationele taakstelling van de Koninklijke luchtmacht en betreffen zowel vlieg- als geleide wapentrainingen.

05.05 Bouw, alsmede koop gronden en opstallen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor renovatie en nieuwbouw van infrastructurele voorzieningen ten behoeve van de Koninklijke luchtmacht. De investeringen als gevolg van eisen die de milieuwetgeving stelt, worden eveneens op dit artikel geraamd en verantwoord.

De verplichtingen en de uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  159 725233 878195 234175 527125 803 
1e suppletore wet 1996  34 277     
Nieuwe mutaties  5 557– 34 667– 36 241– 10 77410 902 
Stand ontwerp-begroting 199759 949111 395199 559199 211158 993164 753136 705141 551

Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 199759 949111 395199 559199 211158 993164 753136 705141 551Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
199555 17156 059      111 230
19964 77854 686141 968     201 432
1997 65043 78793 093    137 530
1998  12 20480 90375 464   168 571
1999  1 10020 91571 317110 075  203 407
2000  5004 30012 21254 678109 133 180 823
2001      26 572106 051132 623
na 2001      1 00035 500 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  178 141181 995200 993200 284193 196 
1e suppletore wet 1996  18 659     
Nieuwe mutaties  4 632– 44 465– 32 4223 123– 12 373 
Stand ontwerp-begroting 1997 111 230201 432137 530168 571203 407180 823132 623

De behoefte aan nieuwbouw is vastgelegd in het Behoefte Plan Nieuwbouw (BPN). De behoefte wordt onder meer bepaald door de herstructureringsmaatregelen binnen de Koninklijke luchtmacht, zoals geformuleerd in de Defensienota en de Prioriteitennota. De opdracht voor de realisatie van deze behoeften wordt vervat in het Bouwprogramma Nieuwbouw KLu (BNKLu).

De omvang van het BNKLu is met de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) afgestemd op de beschikbare verwerkingscapaciteit. In 1997 is voor DGWT-apparaatsuitgaven f 15,5 miljoen opgenomen. De uitgaven voor milieumaatregelen worden eveneens op dit artikel geraamd en verantwoord. Voor milieu-uitgaven is in 1997 een bedrag van f 11,5 miljoen opgenomen.

De mutaties in de verplichtingen- en uitgavenopbouw, zoals bovenstaand vermeld, worden veroorzaakt door bijstellingen van het bouw- en milieuprogramma en de verzelfstandiging van de DGW&T.

De prioriteit van het bouwprogramma ligt ook voor de komende jaren bij de projecten die worden bepaald door de herstructurering van de Koninklijke luchtmacht.

Voor de jaren 1997 en 1998 is ter invulling van de bijdrage aan de algemene budgettaire problematiek van de rijksbegroting rekening gehouden met een neerwaartse bijstelling op dit artikel van respectievelijk f 9,2 en f 12,5 miljoen. De kortingen leiden in die jaren tot herfasering en versobering van een groot aantal bouwprojecten.

Ramingskengetallen

De investeringen in de nieuwbouw en in onderhoud en herstel van gebouwen zijn uitgedrukt in afzonderlijke percentage's van de waarde van het vastgoed.

 
Bedragen x f 1000 1997%
Waarde vastgoed10 055 933  
Nieuwbouw137 5301,4
Onderhoud en herstel van gebouwen83 4290,8

De economische en functionele codering is respectievelijk 13 en 02.2.

05.06 Overig Groot materieel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor investeringen in materieel, die niet onder een afzonderlijk artikel in de begroting zijn opgenomen. Tot dit artikel behoren sedert de begroting 1994 ook investeringen ten behoeve van het Patriotsysteem. De investeringsprojecten strekken zich veelal over meer jaren uit. Het gevolg hiervan is, dat de uitgaven in belangrijke mate worden bepaald door verplichtingen, die in voorgaande jaren zijn aangegaan.

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  810 759144 985244 451338 9731 107 162 
1e suppletore wet 1996  – 394 063– 44 700– 21 200– 21 200– 37 900 
Nieuwe mutaties  16 420600 804167 03561 4923 582 
Stand ontwerp-begroting 1997623 181662 458433 116701 089390 286379 2651 072 8441 434 975

Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 1997623 181662 458433 116701 089390 286379 2651 072 8441 434 975Uitgaven stand ontwerpbegroting 1997
1995264 820267 541      532 361
1996192 830241 963238 761     673 554
199775 11249 17984 91387 922    297 126
199828 70385 33149 357176 81835 592   375 801
199937 31418 44430 715229 18275 71724 636  416 008
200024 344 16 368190 067106 95732 07149 434 419 241
200158 13 00215 100112 82078 458218 058157 310594 806
na 2001   2 00059 200244 100805 3521 277 665 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  491 244366 630480 140444 985487 896 
1e suppletore wet 1996  177 779– 44 700– 21 200– 21 200– 37 900 
Nieuwe mutaties  4 531– 24 804– 83 139– 7 777– 30 755 
Stand ontwerp-begroting 1997 532 361673 554297 126375 801416 008419 241594 806

De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 10001997199819992000
Overig vliegtuigmaterieel:     
– CAT D – 66 000  
Vervoermiddelen:     
– Motor transport5 0178 40014 418 
Elektrisch en elektronisch materieel:     
– Luchtverkenning F-16269 000    
– NAFIN61 7409 882  
– Telecommunicatie voorzieningen 64 000– 30 000– 34 000
– Vervanging boordradio's23 000    
– Mobiele ARS   140 000
Bewapeningsmaterieel:     
– SHORAD220 000    
– HAWK 7 000– 40 000 
– PATRIOT  – 21 000  
Springstoffen en munitie:     
– Verbetering lucht grond wapens  5 000350 600
– IRLLGW  134 500  
– AMRAAM 105 000 – 181 818
Overige projekten22 04738 753– 1 4268 800
Totaal600 804167 03561 4923 582

Binnen het artikelonderdeel elektrisch en elektronisch materieel is sprake van een vertraging van het verplichtingsmoment van 1996 naar 1997 voor de aanschaf van een nieuw luchtverkenningssysteem voor de F-16 vliegtuigen. Daarnaast zijn fondsen opgenomen voor een vervangend systeem (SHOrt RAnge Defense – SHORAD) voor de verdediging van vliegbases. De mutatie op het project NAFIN is een gevolg van de actualisering van de verplichtingenmomenten van de fase 2 en 3.

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 10001997199819992000
Overig vliegtuigmaterieel:     
– Crisisbeheersingsmateriaal– 1 640– 19 940– 20 060– 60
– HUMS Chinook1 800600   
– Zelfbescherming helikopters  9 7809 780
– Aanschaf Cat D vliegtuigen1 200– 3 000– 21 100– 36 000
– Aanschaf Fokker 60– 57 513– 19 136  
Vervoermiddelen:     
– Brandweermaterieel– 23512 3307 225– 50
– Militaire voertuigen– 600– 2 000– 5 000– 3 500
Elektrisch en elektronisch materieel:     
– CAMS1 545– 3 500– 3 500 
– F-16 DEEC– 2 050– 2 210– 9 304– 18 409
– ALQ-131 modificatie– 21 702– 26 802– 3 800 
– Luchtverkenning F-16– 34 80019 50039 500– 16 000
– NAFIN16 304– 16 56819 1425 000
– Mobilofoons/portofoons– 2 000– 4 1002 100 
– Helderheidsversterkervizieren  – 1 200– 4 400
– SHORADOC1 400– 2 500 – 4 500
– SAMCCIS – 1 500– 3 500– 2 000
– Mobiele ARS– 1 200– 1 000200– 19 300
– Missile Approach Warning System   – 12 800
Bewapeningsmaterieel:     
– HAWK4 3173 4003 200– 18 000
– STINGER678– 2 411– 4 370– 8 716
– SHORAD8 0003 80091 50095 000
– PATRIOT750– 19 016– 16 884– 9 542
Springstoffen en munitie:     
– Verbetering LG-wapens   20 000
– Radar LLGW AMRAAM43 464– 1 147– 83 058– 47 411
Overige projekten17 4782 061–  8 64840 153
Totaal– 24 804– 83 139– 7 777– 30 755

Overig vliegtuigmaterieel

De mutaties op crisisbeheersingsmateriaal betreffen een herverdeling van budgetten over andere artikelonderdelen. Het project HUMS betreft een aanvullende behoefte voor een conditiebewakingssysteem voor transporthelikopters. In 1995 en 1996 is de behoefte aan categorie D vliegtuigen ingevuld door de aanschaf van een Gulfstream IV en twee Fokker 50 vliegtuigen, welke laatsten volledig in 1996 zijn betaald. De betaling voor vier Fokker 60 Utility vliegtuigen is (grotendeels) versneld.

Vervoermiddelen

Het brandweermaterieel betreft voornamelijk een nieuwe behoefte aan oefenfaciliteiten om op een meer milieuvriendelijke wijze de noodzakelijke brandweeroefeningen te kunnen uitvoeren. Militaire voertuigen worden waar mogelijk gerenoveerd in plaats van vervangen, waardoor kan worden volstaan met minder fondsen (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 115).

Elektrisch en elektronisch materieel

De afleverschema's voor de modificatiepaketten van de DEEC en de ALQ-131 zijn enigszins versneld, waardoor een deel van de betalingen is vervroegd naar 1995 en 1996. Op basis van de huidige stand van de projecten luchtverkenning F-16 en NAFIN zijn de faseringen van de fondsen aangepast. Naar aanleiding van de slechte toestand van de huidige apparatuur is de aanschaf van mobilofoons/portofoons versneld naar 1996. De helderheidsversterkervizieren zijn vertraagd vanwege gewijzigde prioriteitenstelling. De projectfondsen voor Short Range Air Defense Operation Centre (SHORADOC) zijn verlaagd. In 1995 deed zich de mogelijkheid voor om een gebruikt Amerikaans systeem te kopen, waardoor het project Surface to Air Missile Command and Control Information System (SAMCCIS) is vervroegd naar 1995. Het project Mobiele Allied Command Europe Reporting System (mobiele ARS) betreft de vervanging van het Nederlandse deel van het Navo meldings- en gevechtleidingsstelsel. De mobiele ARS is vertraagd naar 2004. De korting op het Missile approach warning system zal naar de huidige inzichten geen invloed hebben op de voortgang en de omvang van het project.

Bewapeningsmaterieel

De HAWK mutatie betreft voornamelijk vervroeging van een studie naar de vervanging van de HAWK-systemen, die onderdeel uitmaken van de TRIAD-eenheden (één PATRIOT- en twee HAWK-systemen). Een deel van de STINGER voorwaarschuwingssystemen wordt vervroegd aangeschaft (1996); het overige deel wordt vertraagd aangeschaft (na 1999) om de Nederlandse industrie in staat te stellen in dit project deel te nemen. Verder is een additionele aanschaf van Stinger raketten vertraagd.

Omdat niet langer kan worden uitgegaan van een budgettair-neutrale ruil van de HAWK/AFU-systemen, zijn fondsen opgenomen voor een vervangend systeem voor de verdediging van de vliegbases (SHORAD). PATRIOT betreft een wijziging van het betalingsritme van het Project Improvement Program (PIP) en een herschikking van fondsen voor de aanschaf van missiles. De Letter of Offer and Acceptance (LOA) voor de verbetering van het Patriot-systeem is getekend (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 96). Door prijsverhogingen en prijspeilaanpassingen zijn de projectkosten toegenomen tot f 91 miljoen.

Springstoffen en munitie

De verbetering van Lucht-grond-wapens betreft een vervroeging van fondsen ter verbetering van het wapenpakket voor de F-16. Radar LLGW betreft de aanpassing van fondsen na afsluiting van het contract voor 200 AMRAAM lucht-lucht raketten voor de F-16 in 1995.

Overige projekten

Betreft een groot aantal kleine mutaties in diverse projecten.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 econ. funct.
Overig vliegtuigmaterieel, waaronder het project Luchttransport (categorie A, B en D en SAR Heli's)  125 807124 6628 600 220 835326 34518 123 13 02.2
Vervoermiddelen 16 74756 87115 468 17 45917 43111 581 13 02.2
Elektrisch en elektronisch materieel, waaronder de projecten Lokale transmissie netwerken.  280 907103 362455 583 182 677193 411142 757 13 02.2
Bewapeningsmaterieel, waaronder de projecten Flycatcher, Handvuurwapens, OCU Hawk, Modificatie «Hawk missiles», ALVD Stinger Post en SHORAD Missile Component (MICOV) 31 55981 777206 086 49 90656 28146 835 13 02.2
Springstoffen en munitie, waaronder de projecten scherpe bommen en Infra-rood lucht-lucht geleide wapens 188 84036 719  40 54252 48558 408 13 02.2
Overig materieel 18 59829 72515 352 20 94227 60119 422 13 02.2
Totaal  662 458433 116701 089 532 361673 554297 126    

Overig vliegtuigmaterieel

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd, die voornamelijk betrekking hebben op de aanschaf van (transport) vliegtuigen (Kamerstuk 22 300 nr. 064 d.d. 05-03-1992). De jaarlijks fluctuerende uitgaven worden hoofdzakelijk bepaald door contractueel vastgelegde betalingsschema's. De aanschaf van luchttransportcapaciteit wordt conform de prioriteitennota afgerond.

Vervoermiddelen

De uitgaven op dit artikelonderdeel betreffen de aanschaf/vervanging van voertuigen. In de ramingen is rekening gehouden met de herstructurering van de Koninklijke luchtmacht. De aanschaf van nieuwe voertuigen betreft voor een deel bedrijfsmatige vervanging van technisch verouderde voertuigen en voor een deel revisie waarmee aanzienlijke besparingen kunnen optreden.

Elektrisch en elektronisch materieel

Onder dit artikelonderdeel vallen de uitgaven voor elektrisch en elektronisch materieel ten behoeve van systemen voor grond- en verbindingsapparatuur. In de ramingen 1996 tot en met 2001 is rekening gehouden met het NAFIN-project (fase 1 t/m 3) (Kamerstukken II 1990/91, 21 800 X, nr. 2, d.d. 18-09-1990; Kamerstukken II 1991/92, 22 300 X, nr. 62, d.d. 26-02-1992; Kamerstukken II 1992/93, 22 800 X, nr. 46, d.d. 16-03-1993). Ook de vervanging van het operationeel en technisch verouderde luchtverkenningssysteem (ORPHEUS) is in dit artikelonderdeel geraamd. Voorts is een aantal met de modernisering van de F-16 samenhangende projecten op dit artikelonderdeel geraamd zoals ALQ131 (elektronische afweer), Pacer Slip (Structural Life Improvement Program) en Digital Electronic Engine Control (DEEC).

Bewapeningsmaterieel

Bewapeningsprojecten, zoals het vuurleidingssysteem Flycatcher (Kamerstukken II 1988/89, 20 800 X nr. 46 d.d. 10-04-1989), handvuurwapens (Kamerstukken II 1993/94 23 400 X nr. 41 d.d. 11-02-1994), verbetering van de HAWK-wapensystemen die onderdeel uitmaken van de TRIAD-eenheden (Project Improvement Program III), ALVD Stinger Post en «Missile Component vliegveldverdediging» zijn bepalend voor de uitgaven op dit artikelonderdeel.

Springstoffen en munitie

Dit artikelonderdeel betreft het kwalitatief en kwantitatief op peil houden van de oorlogsvoorraad munitie, bommen en raketten voor met name de F-16 vliegtuigen.

Overig materieel

In algemene zin worden de uitgaven op dit artikelonderdeel bepaald door projecten (zoals de vervanging van werkplaats- en gronduitrustingen) met een geringe financiële omvang, die een bedrijfsmatig karakter hebben.

05.08 Gevechtsvliegtuigen F-16

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De uitgaven ten laste van dit artikel betroffen tot 1992 in hoofdzaak de uitgaven voor de aanschaf van de F-16 met de initiële reservedelen, de documentatie, de reservemotoren en gronduitrusting voor de depots, de speciale gereedschappen en de simulatoren. De laatste F-16 is in 1992 afgeleverd. Vanaf 1979 zijn in totaal 213 vliegtuigen afgeleverd. Door vredesverliezen resteren er nu nog 183 (Kamerstukken II 1988/89, 20 800 X nr. 2 d.d. 19-09-1988; Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 30 d.d. 15-12-1994; Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 53 d.d. 31-03-1995).

In 1993 is besloten, dat 138 F-16 vliegtuigen een «Midlife update» (MLU) krijgen, zodat deze tot ongeveer 2010 operationeel voor hun taak berekend blijven.

De uitgaven op dit artikel betreffen dan ook de uitgaven, die verbonden zijn aan de MLU en aan de projecten die een nationale aanvulling zijn op MLU (Kamerstukken II 1992/93, 22 800 X, nr. 7 d.d. 08-10-1992; Kamerstukken II 1992/93 22 800 X, nr. 69 d.d. 03-09-1993; Kamerstukken II 1992/93, 22 800 X, nr. 70 d.d. 13-09-1993). Dit betreft onder meer de aanschaf van nachtzicht- en laserdoelaanstralingsapparatuur (Kamerstukken II 1993/94, 23 400 X, nr. 6 d.d. 15-10-1993, Kamerstukken II 1993/94 23 400 X, nr. 10 d.d. 17-11-1993 en Kamerstuk 24 400 nr. 66 d.d. 6 februari 1996).

De verplichtingen en de uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996   120 5556 000 70 000 
1e suppletore wet 1996  388 116     
Nieuwe mutaties  13 308– 96 71019 80372 211– 70 000 
Stand ontwerp begroting 19971 245 428111 018401 42423 84525 80372 211 610 200
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 19971 245 428111 018401 42423 84525 80372 211 610 200Uitgaven-stand ontwerp-begroting 1997
1995107 75469 391      177 145
1996163 84221 78351 535     237 160
1997314 03319 84492 3611 085    427 323
1998204 805 130 4364 6855 182   345 108
1999153 217 85 7849 6259 439   258 065
2000147 848 41 3084 32510 1825 000  208 663
20011 729  4 1251 00022 211 40 20069 265
na 2001152 200    45 000 570 000 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  388 720495 593339 439287 267196 276 
1e suppletore wet 1996  – 156 129     
Nieuwe mutaties  4 569– 68 2705 669– 29 20212 387 
Stand ontwerp-begroting 1997 177 145237 160427 323345 108258 065208 66369 265

Tevens vinden op dit artikel diverse bijstellingen plaats. In de raming en de nieuwe mutaties is de koersaanpassing van de US-dollar verwerkt voorzover deze niet zijn afgedekt met termijndollars.

Enige projecten die leiden tot een verbetering van de operationele inzetbaarheid van de F-16, worden niet meer op dit artikel verantwoord maar op het artikel Overig groot materieel.

De nieuwe mutaties in de verplichtingenopbouw zijn per artikelonderdeel als volgt te specificeren:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
– «Midlife Update Programma» (MLU)– 96 405   
– Nationale aanvulling MLU  72 211– 70 000
– Vervanging F-16 15 000   
– Diversen– 3054 803  
Totaal– 96 71019 80372 211– 70 000

De verplichtingen hangen samen met de hieronder vermelde mutaties in de uitgaven.

De nieuwe mutaties in de uitgaven, inclusief doelmatigheidsbesparingen, kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:     
– Opleidingen– 1 500– 1 500– 1 500– 1 500
Overige mutaties:     
– «Midlife Update Programma» (MLU)– 81 547– 2 233– 31 2039 445
– Nationale aanvulling MLU23 61715 933– 5 219– 15 265
– Vervanging F-16 5 0005 0005 000
– Overigen– 8 840– 11 5313 72014 707
Totaal –68 2705 669 –29 20212 387

«Midlife Update Programma» (MLU)

De mutaties zijn een gevolg van een gewijzigd betalingsschema.

Nationale aanvulling MLU

De mutaties worden veroorzaakt door een vertraging van een deel van het project «Air Combat Tactics Evaluation System/Standard Flight Data Recorder» (ACTES/SFDR) van 1996 naar 1997 en door een wijziging in het verwachte betalingsschema van het project nachtzicht- en laserdoelaanstralingsapparatuur.

Vervanging F-16

Door het uitvoeren van modificatieprojecten als de Mid-Life Update F-16, Pacer Slip en DEEC wordt de operationele en technische levensduur van de F-16 verlengd tot ongeveer 2010. Vervanging van de F-16 is voorzien in de periode na 2010. De ontwikkeling van een nieuw vliegtuig neemt naar verwachting 15 jaar in beslag. Daarom is de Koninklijke luchtmacht reeds nu begonnen met een onderzoek naar de mogelijkheden voor opvolging van de F-16. De uitgaven voor dit onderzoek zijn geraamd op dit artikel.

Overigen

Dit betreft meerdere relatief kleine mutaties.

Midlife Update Programma F-16-productie en deelprojecten

Het project «Midlife Update» van de F-16 betreft een kwalitatieve verbetering van de avionica van het vliegtuig. De kwalitatieve verbetering verhoogt de operationele inzetbaarheid van het vliegtuig. De Letter of Offer and Acceptance (LOA) van de MLU is getekend in juni 1993. Inmiddels is gebleken dat het betalingsschema uit de LOA van de MLU niet volledig gevolgd hoeft te worden. In de realisatiefase van het project blijkt in de eerste jaren minder budget nodig te zijn dan op basis van het betalingsschema werd verwacht. Op grond daarvan zijn reeds enige verschuivingen in het betalingsschema aangebracht.

De economische en functionele codering voor de uitgaven ten laste van dit wetsartikel is respectievelijk 13 en 02.2.

06. Beleidsterrein Koninklijke marechaussee

Algemeen

De uitgaven zijn geraamd met behulp van het «Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting» (SNIP). De uitkomst is aangepast voor de voorzienbare ontwikkelingen in de komende jaren.

De ramingen zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 1996.

06.01 Burgerpersoneel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toeslagen onregelmatige diensten, toelagen en uitkeringen en tijdelijk personeel op formatieplaatsen alsmede sociale lasten voor het burgerpersoneel van de Koninklijke marechaussee. Het betreft hier personeel geplaatst bij algemeen beherende, operationele en ondersteunende eenheden.

Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit salarisartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgave wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  7 5707 4857 5147 5427 575 
1e suppletore wet 1996  562575567567568 
Nieuwe mutaties  7121 3431 3431 3431 344 
Stand ontwerp-begroting 1997 7 6288 8449 4039 4249 4529 4879 562

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Loonbijstelling 1996– 3– 3– 3– 3
RBB kindsdeel29303031
Incidentele looncomponent 1997177176176176
Reorganisatie betaalorganisatie KL840840840840
Reorganisatie Directie Personeel KL300300300300
Totaal1 3431 3431 3431 344

Loonbijstelling 1996

De mutatie loonbijstelling 1996 heeft betrekking op mutaties in de overhevelingtoeslag, de pseudo-premies en de bijdrage in de financiering van het arbeidsvoorwaardencontract 1995–1997.

RBB kindsdeel

Dit betreft een structurele overheveling van taken van het ministerie van Binnenlandse Zaken van het zogenaamde «kindsdeel RBB» aan de Koninklijke marechaussee in verband met de verzelfstandiging van het RBB.

Incidenteel looncomponent

De incidentele looncomponent heeft betrekking op de verwachte stijging van het gemiddelde bruto-salaris als gevolg van reguliere periodieke verhogingen en van de in- en uitstroom.

Reorganisatie betaalorganisatie Koninklijke landmacht

In verband met de decentralisatie van betaalfuncties binnen de Koninklijke landmacht, worden deze werkzaamheden niet langer voor de Koninklijke marechaussee uitgevoerd. Medio 1996 zijn deze werkzaamheden door de Koninklijke marechaussee overgenomen.

Reorganisatie Directie Personeel Koninklijke landmacht

De reorganisatie van de Directie Personeel Koninklijke landmacht is er de oorzaak van dat werkzaamheden, die tot voor kort aldaar ten behoeve van de Koninklijke marechaussee werden verricht, thans door de Koninklijke marechaussee zelf worden uitgevoerd.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Salarissen (incl.vakantie-uitkeringen) 6 2327 1257 582 11.1 02.1
Overwerk en onregelmatige dienst 225230220 11.1 02.1
Overige toelagen 504152 11.1 02.1
Aandeel in de sociale lasten 1 1151 2481 349 11.2 02.1
Tijdelijk personeel op formatieve arbeidsplaatsen 6200200 12.1 02.1
Totaal 7 6288 8449 403    

Ramingskengetallen

 
 1995199619971998199920002001
Sterkte begroting 1996 130129128128128 
Reorganisatie financieel beheer KL 44444 
Reorganisatie betaalorganisatie KL 715151515 
Reorganisatie Directie Personeel KL 24444 
Sterkte ontwerp-begrotingssterkte 1997125143152151151151151
Gemiddeld salaris (x f 1,–)61 02461 84661 86262 41162 59662 82863 325

Reorganisatie financieel beheer Koninklijke landmacht

In 1995 is het besluit genomen dat de afdeling financieel beheer van de Koninklijke landmacht niet langer de betalingen voor de Koninklijke marechaussee zal verrichten. Met ingang van 1 januari 1996 betaalt de afdeling financieel beheer van de Koninklijke marechaussee de facturen zelf.

Reorganisatie betaalorganisatie Koninklijke landmacht

In verband met de decentralisatie van betaalfuncties binnen de Koninklijke landmacht, worden deze werkzaamheden niet langer voor de Koninklijke marechaussee uitgevoerd. Medio 1996 heeft de Koninklijke marechaussee deze werkzaamheden overgenomen.

Reorganisatie Directie Personeel Koninklijke landmacht

De reorganisatie van de Directie Personeel Koninklijke landmacht is er de oorzaak van dat werkzaamheden, die tot voor kort aldaar ten behoeve van de Koninklijke marechaussee werden verricht, thans door de Koninklijke marechaussee zelf worden uitgevoerd.

06.02 Militair personeel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en uitkeringen alsmede de sociale lasten van het personeel van de Koninklijke marechaussee. Het betreft hier militair personeel geplaatst bij algemeen beherende, operationele en ondersteunende eenheden.

Conform het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit salarisartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgave wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerpbegroting 1996  278 508280 538280 415281 302279 841 
1e suppletore wet 1996  1 2214 3284 1534 1374 080 
Nieuwe mutaties  3976 96110 19810 18310 165 
Stand ontwerp-begroting 1997 259 550280 126291 827294 766295 622294 086292 750

De uitkomst van de SNIP-raming is aangepast naar aanleiding van het besluit minder te reduceren dan was voorzien voor de jaren 1996–1998, oplopend tot 150 vte'n en voor de overige ontwikkelingen.

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Incidentele looncomponent 19971 8661 8741 8621 839
Doelmatigheidsbesparingen opleidingen– 3 529– 3 544– 3 544– 3 544
Loonbijstelling 1996– 170– 146– 149– 144
Compensatie uitgaven 10 vte'n B-pier op Schiphol650650650650
Minder reductie 150 vte'n6 4409 6609 6609 660
Reorganisatie betaalorganisatie KL376376376376
Reorganisatie Directie Personeel KL200200200200
Reorganisatie kustwachttaak– 72– 72– 72– 72
Intensivering preventief toezicht1 2001 2001 2001 200
Totaal6 96110 19810 18310 165

Incidentele looncomponent

De incidentele looncomponent heeft betrekking op de verwachte stijging van het gemiddelde bruto-salaris als gevolg van reguliere periodieke verhogingen en van de in- en uitstroom.

Doelmatigheidsbesparing opleidingen

In het doelmatigheidsonderzoek is vastgesteld dat een verlaging van de opleidingsduur mogelijk is. Hierdoor bestaat de mogelijkheid het aantal vte'n in opleiding te verminderen.

Loonbijstelling 1996

De loonbijstelling heeft betrekking op mutaties in de overhevelingstoeslag, de pseudo-premies en de werkgeversbijdrage in de ziektekosten.

Compensatie uitgaven 10 vte'n B-pier op Schiphol

Deze mutatie betreft een compensatie voor uitgaven ten behoeve van de uitbreiding op de B-pier van de luchthaven Schiphol als gevolg van de scheiding Schengen/niet Schengen-reizigers.

Minder reductie 150 vte'n

Naar aanleiding van de discussie in de Tweede Kamer over de Defensiebegroting 1996 worden over de periode 1996–1998 150 vte'n minder gereduceerd dan was voorzien.

Reorganisatie betaalorganisatie Koninklijke landmacht

In verband met de decentralisatie van betaalfuncties binnen de Koninklijke landmacht worden deze werkzaamheden niet langer voor de Koninklijke marechaussee uitgevoerd. Medio 1996 zijn deze werkzaamheden door de Koninklijke marechaussee overgenomen.

Reorganisatie Directie Personeel Koninklijke landmacht

De reorganisatie van de Directie Personeel Koninklijke landmacht is er de oorzaak van dat werkzaamheden, die tot voor kort aldaar ten behoeve van de Koninklijke marechaussee werden verricht, thans door de Koninklijke marechaussee zelf worden uitgevoerd.

Reorganisatie kustwachttaak

De Koninklijke marine heeft de kustwachttaak van de Koninklijke marechaussee overgenomen.

Intensivering preventief toezicht

In verband met een gewijzigd beleid ten aanzien van asielzoekers is extra personeel ingezet ten behoeve van het preventief toezicht op Schiphol.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

Vrijwillig dienend militair personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Salarissen 220 589243 643259 509 11.1 02.1
Overwerk en toelagen onregelmatige diensten 10 40411 47410 976 11.1 02.1
Overige toelagen 6 0949 6587 808 11.1 02.1
Aandeel in de sociale lasten 13 63812 34313 534 11.2 02.1
Totaal 250 725277 118291 827    

Dienstplichtig personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Salarissen 7 1262 415  11.1 02.1
Overwerk en toelagen onregelmatige diensten 8730  11.1 02.1
Overige toelagen 29895  11.1 02.1
Aandeel in de sociale lasten 1 314468  11.2 02.1
         
Totaal 8 8253 008     

Totaal militair personeel

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Salarissen 227 715246 058259 509 11.1 02.1
Overwerk en toelagen onregelmatige diensten 10 49111 50410 976 11.1 02.1
Overige toelagen 6 3929 7537 808 11.1 02.1
Aandeel in de sociale lasten 14 95212 81113 534 11.2 02.1
Totaal 259 550280 126291 827    

Ramingskengetallen

Vrijwillig dienend militair personeel

 
 1995199619971998199920002001
Sterkte begroting 1996 4 2744 3704 3864 4214 403 
Doelmatigheidsbesparingen:       
– opleidingen  – 70– 70– 70– 70 
– werving en selectie (Dico) – 23– 23– 23– 23– 23 
Totaal mutaties doelmatigheidsbesparingen – 23– 93– 93– 93– 93 
        
Overige mutaties:       
– reorganisatie betaalorganisatie KL 37777 
– reorganisatie Directie Personeel KL 23333 
– minder reductie 150 vte'n 50100150150150 
– intensivering preventief toezicht 1818181818 
– compensatie uitgaven 10 vte'n B–pier op Schiphol  10101010 
– reorganisatie kustwachttaak – 1– 1– 1– 1– 1 
– bijstelling raming – 2255899486 
Totaal overige mutaties 50192276281273 
Sterkte ontwerpbegroting 19974 1984 3014 4694 5694 6094 5834 561
– waarvan beroeps onbepaalde tijd 3 2953 3913 3673 3153 2613 232
– waarvan beroeps bepaalde tijd 9061 0781 2021 2941 3221 329
– waarvan dienstplichtigen315100     
Gemiddelde salaris (x f 1,–):       
– Vrijwillig dienend64 57065 13065 30064 51464 14064 16964 185
– Dienstplichtig28 01530 080     

Opleidingen

Door vermindering van de opleidingsduur van met name BBT'ers is het mogelijk het personeelsbestand in opleiding te verkleinen.

Werving

Per 1 januari 1996 zijn de werkzaamheden voor wervingsactiviteiten van de Koninklijke marechaussee overgeheveld naar de Defensieorganisatie voor Werving en Selectie ressorterend onder het Defensie Interservice Commando.

Reorganisatie betaalorganisatie Koninklijke landmacht

In verband met de decentralisatie van betaalfuncties binnen de Koninklijke landmacht worden deze werkzaamheden niet langer voor de Koninklijke marechaussee uitgevoerd. Medio 1996 zijn deze werkzaamheden door de Koninklijke marechaussee overgenomen.

Reorganisatie Directie Personeel Koninklijke landmacht

De reorganisatie van de Directie Personeel Koninklijke landmacht is er de oorzaak van dat werkzaamheden, die tot voor kort aldaar ten behoeve van de Koninklijke marechaussee werden verricht, thans door de Koninklijke marechaussee zelf worden uitgevoerd.

Minder reductie 150 vte'n

De personeelsreductie zoals neergelegd in de prioriteitennota van 1994 heeft ervoor gezorgd dat de dienstverlening door de Koninklijke marechaussee aan de krijgsmacht onder een bepaald niveau is gedaald. Thans is besloten voor de uitvoering van deze dienstverlening over de periode 1996 – 1998 gefaseerd 150 vte'n minder te reduceren.

Intensivering preventief toezicht

In verband met een gewijzigd beleid ten aanzien van asielzoekers is extra personeel ingezet ten behoeve van preventief toezicht op Schiphol.

Compensatie uitgaven 10 vte'n B-pier op Schiphol

Deze mutatie betreft een compensatie voor uitgaven ten behoeve van de uitbreiding op de B-pier van de luchthaven Schiphol als gevolg van de scheiding Schengen/niet Schengen-reizigers.

Reorganisatie kustwachttaak

De Koninklijke marine heeft de werkzaamheden overgenomen die de Koninklijke marechaussee verrichtte voor de kustwachttaak.

Bijstelling raming

De bijstelling van de raming is grotendeels terug te voeren tot het verschil tussen de eerder voorziene uitstroom en de nu verwachte werkelijke uitstroom als gevolg van de verminderde reducties alsmede door de uitbreiding van taken.

Dienstplichtig militair personeel

Voor 1996 is de gemiddelde sterkte voor dienstplichtig personeel geraamd op 100 vte'n. In verband met de opschorting van de opkomstplicht per 1 januari 1997 is met ingang van 1997 geen dienstplichtig personeel meer geraamd.

06.03. Overige personele exploitatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De uitgaven ten laste van dit artikel hebben betrekking op personele uitgaven anders dan salarissen, zowel voor burger- als militair personeel.

Aangezien dit uitgaven betreffen die vallen onder de «Aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991»-categorieën 1.a en 1.b wordt bij dit artikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgave wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  28 48127 30827 92327 82327 823 
1e suppletore wet 1996  – 890– 1 690– 1 690– 1 690– 1 690 
Nieuwe mutaties  6171 9992 3212 3202 320 
Stand ontwerp-begroting 1997 28 55528 20827 61728 55428 45328 45328 640

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Doelmatigheidsbesparingen:    
– Correctie korting externe opleidingen119104104104
     
Overige nieuwe mutaties:    
– Toevoeging budget i.v.m. grensoverschrijdende criminaliteit500500500500
– Prijscompensatie 1996369376375375
– Compensatie uitgaven 10 vte'n B-pier op Schiphol75757575
– Minder reductie van 150 vte'n660990990990
– Reorganisatie betaalorganisatie KL156156156156
– Intensivering preventief toezicht120120120120
Totaal1 9992 3212 3202 320

Correctie korting externe opleidingen

Het beleid om minder gebruik te maken van externe opleidingen kon niet volledig gerealiseerd worden door de toenemende opleidingsbehoefte.

Grensoverschrijdende criminaliteit

Bij de toekenning van het budget voor grensoverschrijdende criminaliteit is onvoldoende rekening gehouden met de overige personele uitgaven.

Prijscompensatie 1996

Deze mutatie betreft de toegekende prijsbijstelling over het jaar 1996.

Compensatie uitgaven 10 vte'n B-pier op Schiphol

Deze mutatie betreft een compensatie voor uitgaven ten behoeve van de uitbreiding op de B-pier van de luchthaven Schiphol als gevolg van de scheiding van Schengen/niet Schengen-reizigers.

Minder reductie 150 vte'n

Naar aanleiding van de discussie in de Tweede Kamer over de Defensiebegroting 1996 worden over de periode 1996–1998 150 vte'n minder gereduceerd dan was voorzien.

Reorganisatie betaalorganisatie Koninklijke landmacht

In verband met de decentralisatie van betaalfuncties binnen de Koninklijke landmacht worden deze werkzaamheden niet langer voor de Koninklijke marechaussee uitgevoerd. Medio 1996 zijn deze werkzaamheden door de Koninklijke marechaussee overgenomen.

Intensivering preventief toezicht

In verband met een gewijzigd beleid ten aanzien van asielzoekers is extra personeel ingezet ten behoeve van preventief toezicht op Schiphol.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Kleding en uitrusting 2 1594 3003 800 11.4 02.1
Voeding 3 1124 2004 250 11.4 02.1
Reis- en verblijfkosten 4 4184 5504 500 12.1 02.1
Verplaatsingskosten 10 89211 26211 144 12.1 02.1
Sport en ontspanning 198210220 12.1 02.1
Representatiekosten 98100100 12.1 02.1
Personeel op bovenformatieve plaatsen 170200200 12.1 02.1
Sociale zorg 125135150 11.3 02.1
Voorziening woonruimte 884570535 12.1 02.1
Persoonsgebonden toelagen en uitkeringen 9319701 000 11.1 02.1
Werving 1 47800 12.1 02.1
Geneeskundige verzorging 2 3338625 11.4 02.1
Onderwijs en opleiding 848825855 12.1 02.1
Overige personele uitgaven 909800838 12.1 02.1
Totaal 28 55528 20827 617    

Kleding en uitrusting

In dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen die zijn verbonden aan de Persoonlijke Gevechts Uitrusting (PGU) van het personeel van de Koninklijke marechaussee. Bij de planning van de aan te schaffen PGU is rekening gehouden met de opschorting van de opkomstplicht per 1 januari 1997.

Ramingskengetallen

Het totaal van het militair personeel heeft tot deze gemiddelde uitgaven geleid.

 
 199519961997
personele sterkte militairen (in vte'n)4 1984 3014 469
toegelicht bedrag (x f 1000,–)3 9083 4203 967
bedrag per vte (x f 1,–)931795888

Voeding

Op dit artikelonderdeel zijn de uitgaven opgenomen voor voeding van het personeel van de Koninklijke marechaussee in binnen- en buitenland. In deze uitgavenraming is rekening gehouden met de toenemende begrotingssterkte met als gevolg dat steeds meer personeel aanspraak maakt op verstrekking van voeding van rijkswege.

Ramingskengetallen

Het totaal van het militair personeel heeft tot deze gemiddelde uitgaven geleid.

 
 199519961997
personele sterkte militairen (in vte'n)4 1984 3014 469
toegelicht bedrag (x f 1000,–)3 1124 2004 250
bedrag per vte (x f 1,–)741977951

Aangezien de werkzaamheden in ploegendiensten worden verricht zal door toename van de personeelssterkte meer aanspraak op voeding van Rijkswege worden gedaan.

Reis- en verblijfkosten

Deze uitgaven vloeien voort uit het met ingang van 1 april 1996 ingevoerde Besluit Dienstreizen Defensie (BDD). De dagvergoedingsnormen op basis hiervan zijn verlaagd waardoor de uitgaven zullen verminderen. Door de personeelstoename nemen de uitgaven in de volgende jaren echter weer toe.

Verplaatsingskosten

De raming op dit artikelonderdeel betreft de uitgaven voor het reizen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, alsmede de uitgaven voor verhuiskosten.

Ramingskengetallen

Het totaal van zowel burger- als militair personeel heeft tot deze gemiddelde uitgaven geleid.

 
 199519961997
personele sterkte (in vte'n)4 3234 4444 621
toegelicht bedrag (x f 1000,–)10 89211 26211 144
bedrag per vte (x f 1,–)2 5202 5342 412

Sport en ontspanning

Voor ontspanning wordt een bedrag per persoon per jaar toegekend aan de districtcommandanten. Daarnaast zijn de ramingen op dit artikelonderdeel gekoppeld aan evenementen bij de Koninklijke marechaussee.

Representatiekosten

Het geraamde bedrag is voor het merendeel bestemd voor jubileum- en afscheidsrecepties voor functionarissen, die conform de regelgeving daarvoor in aanmerking komen. Tevens omvat dit artikelonderdeel uitgaven ten behoeve van externe contacten.

Personeel op bovenformatieve plaatsen

Als gevolg van de begeleiding van de nieuwbouw Den Haag, waarvoor personeel op formatieve functies is vrijgemaakt, en een infrastructuur-project op Schiphol, dient een gering aantal uitzendkrachten te worden ingezet.

Sociale zorg

De uitgaven die op dit artikelonderdeel worden verantwoord, hebben betrekking op de salariskosten voor langdurig ziek personeel alsmede de uitgaven voor het personeel met ouderschapsverlof.

Ramingskengetallen

 
aantallen199519961997
langdurig zieken111
ouderschapsverlof123
toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000,–)125135150

Voorziening woonruimte

Op dit artikelonderdeel wordt de huur verantwoord van zowel in Nederland als in het buitenland gehuurde woningen voor het personeel.

Ramingskengetallen

De ramingskengetallen worden bepaald door het aantal ingehuurde woningen.

 
 199519961997
aantal ingehuurde woningen756861
toegelicht bedrag (x f 1000,–)884570535
bedrag per ingehuurde woning (x f 1,–)11 7878 3828 770

Persoonsgebonden toelagen en uitkeringen

In beginsel is er op dit artikelonderdeel sprake van een relatie met de personeelssterkte. Dit artikelonderdeel wordt onder andere gebruikt voor de verantwoording van gratificaties bij ambtsjubilea, voor beloningen in het kader van de regeling beloning voor zowel militair- als burgerpersoneel en uitkeringen bij overlijden.

Ramingskengetallen

De volume- en prestatiegegevens zijn bepaald door middel van de sterkte van zowel burger- als militair personeel.

 
 199519961997
personele sterkte in (vte'n)4 3234 4544 621
toegelicht bedrag (x f 1000,–)9719671 023
bedrag per vte (x f 1,–)225217221

Werving

Per 1 januari 1996 is het budget voor wervingsactiviteiten van de Koninklijke marechaussee overgeheveld naar de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie, ressorterend onder het Defensie Interservice Commando.

Geneeskundige verzorging

In verband met de opschorting van de opkomstplicht van dienstplichtig personeel per 1 januari 1997 dalen de uitgaven, behoudens een geringe overloop uit 1996, voor de vrije geneeskundige verzorging voor dienstplichtigen tot nihil. Het geraamde bedrag voor 1997 en volgende jaren betreft alleen nog de (bedrijfs)geneeskundige kosten voor het militair- en burgerpersoneel. Deze kosten vertonen een lichte stijging als gevolg van kostenstijgingen in de gezondheidszorg en daarmee ook in de Krijgsmacht Hospitaal Organisatie. Per saldo is op dit artikelonderdeel minder benodigd.

Het werkgeversaandeel van de premies voor de ziektekostenverzekering krijgsmacht, inclusief de restitutie van de MOOZ/WTZ-bijdragen voor meeverzekerde gezinsleden van militairen met een inkomen onder de loongrens, komen ten laste van artikel 02. Militair personeel. Dit betreft de dekking van de kosten van de curatief geneeskundige zorg. De Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) is door de Minister van Defensie belast met de uitvoering van de ziektekostenverzekering krijgsmacht.

Onderwijs en opleiding

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven voor externe opleidingen opgenomen.

Ramingskengetallen

Het totaal van zowel militair als burgerpersoneel heeft tot deze gemiddelde uitgaven geleid.

 
 199519961997
personele sterkte (in vte'n)4 3234 4444 621
toegelicht bedrag (x f 1000,–)848825855
bedrag per vte (x f 1,–)196186185

Overige personele uitgaven

Dit betreft uitgaven voor onderwerpen die op zichzelf staan en gezien de aard van de uitgaven niet bij een van de andere artikelonderdelen zijn onder te brengen c.q. te klein zijn om op een apart artikelonderdeel te verantwoorden. Het betreft hier onder andere uitgaven voor kinderopvang, begrafeniskosten, voeding voor honden en door het ministerie van Justitie in rekening gebrachte kosten voor personeel werkzaam op Schiphol.

06.04 Materiële exploitatie

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid.

Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud gebouwen en materieel, brandstoffen, olie en smeermiddelen en overige exploitatiekosten.

Verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  39 05039 25338 29037 13938 011 
1e suppletore wet 1996  – 1 664– 2 800– 2 800– 2 800– 2 800 
Nieuwe mutaties  3 4732 1542 6063 6063 606 
Stand ontwerp-begroting 19971 73638 00440 85938 60738 09637 94538 81738 200
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 19971 73638 00440 85938 60738 09637 94538 81738 200Ui tgavenstand ontwerp-begroting 1997
19951 73636 578      38 314
1996 81337 146     37 959
1997 3892 81334 065    37 267
1998 1124003 54233 817   37 871
1999 1122004002 97934 179  37 870
2000  2003006002 96633 776 37 842
2001  1001003005004 89132 14138 032
na 2001   2004003001506 059 

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  38 85037 91338 06538 06438 036 
1e suppletore wet 1996  – 1 764– 2 800– 2 800– 2 800– 2 800 
Nieuwe mutaties  8732 1542 6062 6062 606 
Stand ontwerp-begroting 1997 38 31437 95937 26737 87137 87037 84238 032

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Budget grensoverschrijdende criminaliteit500500500500
Prijscompensatie 1996493495495495
Compensatie uitgaven 10 vte'n B-pier Schiphol75757575
Minder reductie 150 vte'n9001 3501 3501 350
Reorganisatie betaalorganisatie KL66666666
Intensivering preventief toezicht120120120120
Totaal2 1542 6062 6062 606

Grensoverschrijdende criminaliteit

Bij de toekenning van het budget voor grensoverschrijdende criminaliteit is onvoldoende rekening gehouden met de exploitatie-uitgaven die het gevolg zijn van de investeringen die in dit kader gedaan moeten worden.

Prijscompensatie 1996

Deze mutatie betreft de toegekende prijsbijstelling over het jaar 1996

Compensatie uitgaven 10 vte'n B-pier op Schiphol

Deze mutatie betreft een compensatie voor uitgaven ten behoeve van de uitbreiding op de B-pier van de luchthaven Schiphol als gevolg van de scheiding Schengen/niet Schengen-reizigers.

Minder reductie 150 vte'n

Er wordt rekening gehouden met de onderhoudskosten van het benodigde materieel dat ten behoeve van dit personeel moet worden aangeschaft.

Reorganisatie betaalorganisatie Koninklijke landmacht

In verband met de decentralisatie van betaalfuncties binnen de Koninklijke landmacht worden deze werkzaamheden niet langer voor de Koninklijke marechaussee uitgevoerd. Medio 1996 zijn deze werkzaamheden door de Koninklijke marechaussee overgenomen.

Intensivering preventief toezicht

In verband met een gewijzigd beleid ten aanzien van asielzoekers is extra personeel ingezet ten behoeve van preventief toezicht op Schiphol.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 econ. funct.
Inventarisgoederen en klein materieel 3 1372 5002 125 12.1 02.1
Onderhoud en herstel 10 41411 23911 500 13   02.1
Huisvestingskosten 13 97714 52014 467 12.1 02.1
Bureaukosten 4 0553 1502 975 12.1 02.1
Brandstoffen, olie, smeermiddelen e.d. 3 2513 3003 200 12.1 02.1
Overige uitgaven 3 4803 2503 000 12.1 02.1
Totaal 38 31437 95937 267    

Inventarisgoederen en klein materieel

Ten laste van dit artikelonderdeel worden voornamelijk de uitgaven verantwoord voor de aanschaf van kazerneringsgoederen en klein materieel.

Ramingskengetallen

Het totaal van zowel het militair- als het burgerpersoneel heeft tot deze gemiddelde uitgaven geleid.

 
 199519961997
personele sterkte in vte'n4 3234 4444 621
toegelicht bedrag (x f 1000,–)3 1372 5002 125
bedrag per vte (x f 1,–)726563460

Onderhoud en herstel

De uitgaven op dit artikel hebben onder andere betrekking op het onderhoud en herstel van voertuigen, elektrisch en elektronisch materieel, wapens en automatiseringsmiddelen. Als gevolg van een toename van het personeel is ook de behoefte aan materieel toegenomen en derhalve ook de onderhoudsuitgaven.

Ramingskengetallen

Voor onderhoud aan voertuigen, waaronder transporters, personenauto's, motoren, vrachtauto's en pantserwagens YPR is voor 1997 een bedrag geraamd van f 4,0 miljoen. Voor het onderhoud aan rijksvaartuigen wordt een bedrag geraamd van f 0,5 miljoen. In 1997 zullen naar verwachting ruim 1100 eindstations zijn aangesloten op automatiseringssystemen. Voor onderhoud aan de systemen en de eindstations is een bedrag geraamd van f 1,2 miljoen.

Huisvestingskosten

De op de huisvestingskosten betrekking hebbende uitgaven zijn onder andere die voor huren en schoonmaak van gebouwen, gas, water, elektriciteit, kosten van inkwartiering alsmede alle overige kosten die verband houden met huisvesting van personeel. Met name de uitgaven voor inkwartiering van het personeel van het district Schiphol vormt een grote kostenpost binnen dit artikelonderdeel.

Ramingskengetallen

Het totaal van zowel het militair- als het burgerpersoneel heeft tot deze gemiddelde uitgaven geleid.

 
 199519961997
personele sterkte (in vte'n)4 3234 4444 621
toegelicht bedrag (x f 1000,–)13 97714 52014 467
bedrag per vte (x f 1,–)3 2333 2673 131

Bureaukosten

Op dit artikelonderdeel worden onder andere de uitgaven geraamd voor huur en onderhoud van kantoormachines, verzending van dienststukken, de exploitatie-uitgaven op het gebied van verbindingen (telefoon- en telefaxkosten) en de aankoop van boeken drukwerken.

Ramingskengetallen

Het totaal van zowel het militair- als het burgerpersoneel heeft tot deze gemiddelde uitgaven geleid.

 
 199519961997
personele sterkte (in vte'n)4 3234 4444 621
toegelicht bedrag (x f 1000,–)4 0553 1502 975
bedrag per vte (x f 1,–)938709644

Brandstoffen, olie, smeermiddelen e.d.

Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven verantwoord die verband houden met de rechtstreekse aankopen van brandstoffen ten behoeve van de voer- en vaartuigen die in gebruik zijn bij de Koninklijke marechaussee.

Overige uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden onder meer de uitgaven geraamd voor de inhuur van externen en motorvoertuigen, het onderdeelsondersteuningsfonds en de kosten verbonden aan het constateren van strafbare feiten.

06.05 Bouw, alsmede aankoop van gronden en opstallen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid.

Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor nieuwbouw, renovatie en aankoop van onroerend goed.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  17 16014 4379 58011 60015 100 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  8473 911184281393 
Stand ontwerp-begroting 19972 99954 97518 00718 3489 76411 88115 49318 593
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 19972 99954 97518 00718 3489 76411 88115 49318 593Uit gavenstand ontwerp-begroting 1997
19952 9998 827      11 826
1996 26 74811 559     38 307
1997 19 4006 44813 093    38 941
1998   3 2554 009   7 264
1999   2 0004 2004 881  11 081
2000    1 5555 8008 138 15 493
2001     1 2005 80011 29318 293
na 2001      1 5557 300 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  32 56035 0307 08010 80015 100 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  5 7473 911184281393 
Stand ontwerp-begroting 1997 11 82638 30738 9417 26411 08115 49318 293

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Prijscompensatie 1996911184281393
Honorarium DGW&T3 000   
Totaal3 911184281393

Prijscompensatie 1996

Deze mutatie betreft de toegekende prijsbijstelling over het jaar 1996.

Honorarium DGW&T

De mutatie betreft het honorarium van DGW&T met betrekking tot de nieuwbouw voor de Koninklijke marechaussee in Den Haag.

De economische en functionele codering van de uitgaven ten laste van dit artikel is respectievelijk 13 en 02.1.

De volgende grote projecten zijn reeds of worden in de loop van dit jaar in gang gezet: – nieuwbouw Clingendael regio Den Haag; – nieuwbouw brigade Zevenaar – nieuwbouw brigade Enschede – renovatie van het hoofdgebouw van de brigade Soestdijk – aankoop/verbouw van een pand te Beilen ten behoeve van de districts-  staf Noord.

Ramingskengetallen

De investeringen in de nieuwbouw en de voorzieningen/onderhoud van gebouwen en terreinen uitgedrukt in afzonderlijke percentages van de waarde van het vastgoed (bedragen x f 1000,-):

 
 1997%
Waarde vastgoed375 327 
Nieuwbouw38 94110,4
Voorzieningen/onderhoud van gebouwen en terreinen4 4001,2

06.06 Groot materieel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid.

De geraamde bedragen zijn voor het grootste deel bestemd voor op economische gronden te vervangen materieel. Voorts worden wapens en munitie ten laste van dit artikel aangeschaft alsmede automatiseringsmiddelen.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  23 60022 75322 60921 43922 500 
1e suppletore wet 1996  1 6761 000275314328 
Nieuwe mutatie  2 4531 92589150995 
Stand ontwerp-begroting 199743719 11327 72925 67823 77521 80323 82329 152
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen-stand ontwerpbegroting 199743719 11327 72925 67823 77521 80323 82329 152Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
199543718 357      18 794
1996 75624 973     25 729
1997  2 25621 422    23 678
1998  5003 25617 019   20 775
1999   1 0005 25616 547  22 803
2000    1 0003 75619 967 24 723
2001    5001 0002 85622 98327 339
na 2001     5001 0006 169 
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  22 60021 45319 60922 43923 400 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  3 1292 2251 1663641 323 
Stand ontwerp-begroting 1997 18 79425 72923 67820 77522 80324 72327 339

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Budget grensoverschrijdende criminaliteit1 5001 5001 5001 500
Prijscompensatie 1996300275314328
Technische bijstelling– 275– 1 309– 2 150– 1 205
Compensatie uitgaven 10 vte'n B-pier op Schiphol200200200200
Reorganisatie betaalorganisatie KL140140140140
Intensivering preventief toezicht360360360360
Totaal2 2251 1663641 323

Budget grensoverschrijdende criminaliteit

Bij de toekenning van het budget voor grensoverschrijdende criminaliteit is onvoldoende rekening gehouden met de aanschaf van het benodigde materieel voor deze taak.

Prijscompensatie 1996

Deze mutatie betreft de toegekende prijsbijstelling over het jaar 1996.

Technische bijstelling

Deze mutatie betreft een technische bijstelling van diverse kleinere posten waaronder de prijsbijstelling in de betreffende jaren.

Compensatie uitgaven 10 vte'n B-pier op Schiphol

Deze mutatie betreft een compensatie voor uitgaven ten behoeve van de uitbreiding van de personeelsformatie op de B-pier van de luchthaven Schiphol als gevolg van de scheiding Schengen/niet Schengen-reizigers.

Reorganisatie betaalorganisatie Koninklijke landmacht

In verband met de decentralisatie van betaalfuncties binnen de Koninklijke landmacht worden deze werkzaamheden niet langer voor de Koninklijke marechaussee uitgevoerd. Medio 1996 zijn deze werkzaamheden door de Koninklijke marechaussee overgenomen.

Intensivering preventief toezicht

In verband met een gewijzigd beleid ten aanzien van asielzoekers is extra personeel ingezet ten behoeve van het preventief toezicht op Schiphol. Dit personeel zal worden voorzien van het nodige materieel.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 econ. funct.
Vervoermiddelen en vaartuigen 7 5727 6507 000 5 2147 0007 000 13 02.1
Elektrisch en elektronisch materieel 4 5677 2006 800 4 0026 6006 500 13 02.1
Automatiserings-middelen 5 3807 0006 700 7 3667 0005 500 13 02.1
Bewapeningsmaterieel  600800  600800 13 02.1
Springstoffen en munitie 2151 5791 450 5401 3001 200 13 02.1
Telefooninstallaties 8211 200950 8381 0001 000 13 02.1
Overig groot materieel 5582 5001 978 8342 2291 678 13 02.1
totaal 19 11327 72925 678 18 79425 72923 678    

Vervoermiddelen en vaartuigen

Het voertuigenpark van de Koninklijke marechaussee bestaat uit transporters, personenauto's, motoren, vrachtauto's en pantserwagens. Het geraamde budget is gerelateerd aan de gefaseerde vervanging van deze voertuigen.

Elektrisch en elektronisch materieel

De geraamde bedragen zijn bestemd voor vervanging van verbindingsmiddelen zoals portofoons, semafoons, autotelefoons en mobilofoons. Met name de gefaseerde vervanging van het mobilofoonnet zal in de komende jaren een forse uitgavenpost betekenen.

Automatiseringsmiddelen

Teneinde op een doelmatige en doeltreffende wijze invulling te kunnen geven aan het besturingsconcept van de Koninklijke marechaussee zullen vooral op het gebied van technische infrastructuur investeringen moeten worden gedaan. Dit betreft met name de installatie van lokale netwerken op districts- en brigadeniveau onder andere ten behoeve van landelijke invoering van bedrijfsproces-systemen en passagiersafhandelings-systemen.

Bewapeningsmaterieel

Het geraamde bedrag is bestemd voor zowel initiële vervanging als voor de aanschaf van extra materieel ten behoeve van het instromend personeel als gevolg van taakuitbreidingen.

Springstoffen en munitie

Het geraamde bedrag is bestemd voor de aanschaf van munitie om de schietvaardigheid te onderhouden.

Telefooninstallaties

Het geraamde bedrag is bestemd voor de vervanging van telefooninstallaties, faxen en mobiele telefoonapparatuur.

Overig groot materieel

De geraamde bedragen zijn onder andere bestemd voor de aanschaf van krachttrainingsapparatuur, vervanging van kopieermachines en materieel dat benodigd is voor de uitvoering van de ARBO- en milieuwetgeving.

08. Beleidsterrein Multi-service projekten en aktiviteiten

08.01 Luchtmobiele brigade

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

In de Defensienota 1991 is besloten tot de oprichting van een Luchtmobiele brigade voor de Koninklijke landmacht. Overeenkomstig de door de Kamer aanvaarde motie Van Middelkoop (Kamerstukken II, 1990/91, 21 991 X, nr. 18) zijn de oprichting van en de investeringen voor de Luchtmobiele brigade onderworpen aan de procedure controle grote projecten.

De specifiek voor de oprichting van de Luchtmobiele brigade benodigde investeringen worden op dit artikel verantwoord.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  67 383     
1e suppletore wet 1996  202 31681 41063 40291 331980 
Nieuwe mutaties  78 5331 0954 8242 162  
Stand ontwerp-begroting 1997846 9901 227 058348 23282 50568 22693 49398013 566
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 t/m 19941995199619971998199920002001 
Verplichtingen stand ontwerp-begroting 1997846 9901 227 058348 23282 50568 22693 49398013 566Uitgaven stand ontwerp-begroting 1997
1995107 107135 108      242 215
1996350 08436 79382 967     469 844
1997269 71452 439100 17748 387    470 717
199899 354190 64788 17921 33913 127   412 646
199920 731207 02326 0021 9618 5002 721  266 938
2000 226 23414 8713 53816 56524 98698013 566300 740
2001 225 06626 8547 28028 86962 297  350 366
na 2001 153 7489 182 1 1653 489   

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  370 149452 181352 931255 126307 790 
1e suppletore wet 1996  84 9476 45241 161 – 18 500 
Nieuwe mutaties  14 74812 08418 55411 81211 450 
Stand ontwerp-begroting 1997 242 215469 844470 717412 646266 938300 740350 366

De nieuwe mutaties in zowel de verplichtingen- als de uitgavenopbouw hebben volledig betrekking op de prijscompensatie 1996.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering.
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering 
  199519961997 199519961997 Econ. Funct.
Bewapende helikopter 1 171 948132 69635 278 100 34368 554113 397 13 02.1
Transporthelikopter 46 336171 04113 080 134 401382 116319 898 13 02.1
Luchtmobiel speciaal voertuig 11824 364  1181005 389 13 02.1
Persoonsgebonden uitrusting 1281 500  1281 500  13 02.1
Overige, specifieke materieelprojecten 1 3566 40013 212 1 5166 76613 212 13 02.1
Infrastructuur grondcomponent 3 4613 491  3 0762 7401 136 13 02.1
Infrastructuur luchtcomponent 3 7118 74020 935 2 6338 06817 685 13 02.1
Totaal 1 227 058348 23282 505 242 215469 844470 717    

Bewapende helikopter

De verplichting voor de Apache helikopter is in 1995 aangegaan.

Transporthelikopter

De instroming van de Chinook helikopters is eind 1995 begonnen. De instroming van de Cougar helikopters zal in 1996 aanvangen.

Luchtmobiel speciaal voertuig

Dit artikelonderdeel heeft betrekking op de verwerving van lichte voertuigen, die met behulp van transporthelikopters kunnen worden vervoerd. Het voertuig bevindt zich nog in de beproevingsfase. Naar verwachting zal de instroming het laatste kwartaal van 1997 begonnen. Om de brigade tijdig de nodige mobiliteit te verschaffen is gekozen voor een interim-oplossing. Dit houdt in dat tijdelijk reeds bij de Koninklijke landmacht in gebruik zijnde Mercedes-Benz terreinvoertuigen bij de brigade worden ingedeeld.

Persoonsgebonden uitrusting

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd die voortvloeien uit de verwerving van parka's, speciale slaapzakken en overige persoonsgebonden uitrusting.

Overige, specifieke materieelprojecten

De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op speciaal voor de luchtmobiele genie en logistieke eenheden bestemd materieel, zoals minibouwmachines, mijnenvelddoorbraakuitrustingen en speciale geniemunitie.

Infrastructuur grondcomponent

De op dit artikelonderdeel opgenomen uitgaven hebben betrekking op infrastructurele aanpassingen voor de grondcomponent van de Luchtmobiele brigade te Assen en Schaarsbergen.

Infrastructuur luchtcomponent

De op dit artikelonderdeel opgenomen uitgaven hebben betrekking op infrastructurele aanpassingen voor de luchtcomponent van de Luchtmobiele brigade, te weten de Tactische Helikopter Groep te Soesterberg en Gilze-Rijen.

08.02 Vredesoperaties

De grondslag van het artikel

Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd ten behoeve van vredesoperaties. De uitgaven betreffen het verplichte Nederlandse aandeel (contributies) in de kosten van VN-operaties (1,5 %), alsmede de additionele uitgaven die het gevolg zijn van de deelname van de Nederlandse krijgsmacht aan vredesoperaties.

De additionele uitgaven hebben betrekking op:

– personele exploitatie, waaronder toelagen en reis- en verblijfskos- ten;

– materiële exploitatie, waaronder brandstofverbruik, verbruiksartike- len, gebruiksgereedmaken, en onderhoud en herstel van gebruiksmateriaal;

Momenteel neemt de Nederlandse krijgsmacht deel aan vredesoperaties in en rondom het voormalige Joegoslavië, alsmede aan enkele kleinere operaties elders in de wereld. De Navo-IFOR-operatie in het voormalige Joegoslavië, de Navo/WEU-operaties in en boven de Adriatische Zee, de EU-missies op de Donau en in Mostar, alsmede de Navo-operatie «Joint Endeavour» vanuit Italië worden niet door de Verenigde Naties (VN) gefinancierd. Als gevolg hiervan ontvangt Nederland voor deze operaties geen VN-vergoedingen. De deelneming aan deze niet-VN operaties, waarvan de additionele uitgaven in 1996 ongeveer f 250 miljoen bedragen, wordt dan ook volledig door Defensie gefinancierd.

Dit artikel «Vredesoperaties» maakt per 1 januari 1997 deel uit van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

De uitgaven

Opbouw uitgaven vorige ontwerp-begroting (x f 1000,–)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerpbegroting 1996 300 595299 586299 586299 586299 586  
1e suppletore wet 1996 29 5473 4383 4383 4373 438  
Nieuwe mutaties 160– 15 000     
Stand ontwerpbegroting 1997280 930330 302288 024303 024303 023303 024303 024 

De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw voor 1997 betreft een verlaging van de voorziene uitgaven voor vredesoperaties met f 15 miljoen.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen (x f 1000) van de uitgaven en de economische- en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Contributies 80 25161 25061 250  1002.5
         
Additionele uitgaven:         
MFO Sinaï 532    1002.5
UNPROFOR I  3 000   1002.5
UNPROFOR II 24 3442 900   1002.5
UNPROFOR Dutchbat 56 5297 700   1002.5
Deny Flight 52 19540 100   1002.5
Maritieme operaties         
Adriatische Zee 16 8998 200   1002.5
UNTAC 3 034    1002.5
UNMIH II (Haïti) 11 8453 100   1002.5
IFOR  180 900   1002.5
Diverse operaties 35 30123 152226 774  1002.5
Totaal 280 930330 302288 024    

Voor de ramingskengetallen behorend bij de uitgaven vredesoperaties, wordt verwezen naar hoofdstuk 1.4 «Overzicht Nederlandse bijdragen aan vredesoperaties».

Contributies

Dit betreft de raming voor het verplichte Nederlandse aandeel in de kosten van VN-operaties. Het Nederlandse aandeel bedraagt 1,5%.

MFO Sinaï

De Nederlandse deelname aan de operatie MFO Sinaï is eind april 1995 beëindigd.

UNPROFOR

De Nederlandse deelname aan de operatie UNPROFOR in het voormalige Joegoslavië is eind 1995 beëindigd (en gelijktijdig gedeeltelijk overgegaan in de operatie IFOR).

Deny Flight

Dit artikelonderdeel bevat de raming van de additionele uitgaven voor de Nederlandse deelname met F-16's aan de operatie Deny Flight. Deze operatie is eind 1995 beëindigd en tegelijkertijd overgegaan in de operatie «Decisive Edge», inmiddels «Joint Endeavour».

Maritieme operatie Adriatische Zee

In dit artikelonderdeel wordt de raming van de additionele uitgaven voor de deelname aan de Navo/WEU-operatie «Sharp Guard» met fregatten en maritieme patrouillevliegtuigen in het gebied van de Adriatische Zee gepresenteerd. Deze operatie is opgeschort en zal waarschijnlijk in de loop van 1996 worden beëindigd.

UNTAC

In 1995 zijn de laatste onderhouds- en herstelwerkzaamheden afgerond aan het materieel, dat is ingezet bij de operatie UNTAC in Cambodja.

UNMIH II

Op dit artikelonderdeel worden de additionele uitgaven geraamd voor de Nederlandse deelname aan de VN-operatie UNMIH II op Haïti. Deze deelname met een compagnie mariniers is in februari 1996 beëindigd.

IFOR

Op dit artikelonderdeel worden de additionele uitgaven geraamd die het gevolg zijn van de Nederlandse deelname aan de IFOR-operatie. Deze Navo-operatie is eind 1995 begonnen. Nederland neemt deel aan IFOR met een gemechaniseerd infanteriebataljon, een geniecompagnie, ondersteunende elementen, een logistiek- en transportbataljon, een mortiercompagnie en opsporingsradar, transportvliegtuigen en –helikopters, personeel van de Koninklijke marechaussee en stafpersoneel.

Diverse operaties

Op dit artikelonderdeel worden de additionele uitgaven geraamd voor de Nederlandse deelname aan diverse operaties, waaronder: de deelname aan de Rapid Reaction Force in het voormalige Joegoslavië (eind 1995 beëindigd), de WEU operaties in Mostar en op de Donau, de European Community Monitor Mission (ECMM), de VN-operaties UNTSO en UNDOF in het Midden – Oosten, de operatie UNAVEM in Angola, de deelname aan UNIPTF en UNTAES in het voormalig Joegoslavië en enkele kleine OVSE – waarnemermissies.

08.03 Doelmatigheidsbesparingen

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden de besparingen verantwoord als gevolg van maatregelen ter verbetering van de doelmatigheid. Concretisering van de maatregelen zal tijdens deze kabinetsperiode plaatsvinden. Uiterlijk met de ontwerpbegroting 1998 komt dit wetsartikel te vervallen.

De in te boeken bezuinigingen

Opbouw van de bezuinigingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996  – 28 620– 82 443– 168 297– 257 957  
1e suppletore wet 1996  – 36 608– 10 99029 845– 4 000  
Nieuwe mutaties  65 22865 37677 218103 911  
Stand ontwerpbegroting 1997   – 28 057– 61 234– 158 046– 155 210 

Doelmatigheidsbesparingen

In de beleidsbrief van november 1994 zijn onder andere structurele maatregelen aangekondigd om de kosten van «overhead» en van ondersteunende delen van de defensie-organisatie te verminderen. De besparingsmogelijkheden doen zich op verschillende terreinen voor en zijn vooral gericht op de verbetering van de doelmatigheid. In bijlage 3 van de beleidsbrief zijn de besparingsrichtingen opgenomen. De thans nog resterende reeks in te boeken doelmatigheidswinst zal in de ontwerpbegroting 1998 volledig met maatregelen zijn geconcretiseerd. Met de totale opbrengst van de maatregelen zal dan naar verwachting vanaf het jaar 2000 de structurele besparing van f 450 miljoen per jaar zijn gerealiseerd.

De verwachte netto-opbrengst van de diverse maatregelen in de jaren 1997 en 1998 is hoger dan de nog resterende taakstelling in die jaren. Door middel van gebruikmaking van het instrument van intertemporele compensatie wordt deze verwachte meeropbrengst aangewend ter vulling van de taakstelling in het jaar 1999.

Toelichting op de nieuwe mutaties

De opbrengsten van de doelmatigheidsbesparingen kunnen als volgt naar werkveld worden gespecificeerd:

 
bedragen x f 10001997199819992000
Militaire Inlichtingen en Veiligheid–1 586–2 812–3 527–3 527
Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling   –1 000
Opleidingen29 81437 65037 68536 950
Bijstelling reductie opleidingen–728–1 101–1 6732 266
Taakstelling Koninklijke landmacht12 90012 90012 90012 900
Bewaking en beveiliging 1 6502 7002 700
Voorlichting 425850850
Verkeer en Vervoer20 00015 46815 46815 468
Werving en Selectie   6 800
Onderhoud en Logistiek  2 0002 000
CO/Haagse Staven3 5205 2006 8808 720
Geneeskundige verzorging5 0005 0005 00015 900
Geestelijke verzorging3 0185 0006 0009 000
Transitiekosten–5 000–5 000   
Sociaal Beleidskader–1 710–9 004–7 065–5 116
Totaal65 22865 37677 218103 911

De economische en functionele codering is respectievelijk 10 en 02.9.

Onderstaand wordt aangegeven welke doelmatigheidsmaatregelen in 1997 in gang gezet zullen worden, dan wel reeds in 1996 in gang zijn gezet, en wat de daaraan gerelateerde financiële consequenties voor het jaar 1997 en verder zijn. De onderwerpen waarvan het doelmatigheidsonderzoek nog niet volledig is afgerond alsmede de onderwerpen die eerst in de jaren 1998 en verder tot besparingen leiden, zullen in de ontwerpbegroting 1998 worden verwerkt. De thans ingeboekte doelmatigheidsopbrengsten zijn op basis van de huidige inzichten toegerekend aan de beleidsterreinen en, binnen de beleidsterreinen, aan de begrotingsartikelen. Gedurende 1997 zullen wellicht geringe bijstellingen van deze toerekeningen, binnen het totaal van de te realiseren besparingen, nodig zijn.

Zoals bekend zal als gevolg van deze operatie een aanzienlijk aantal functies overtollig worden. De kosten daaraan verbonden, die tot uitdrukking zullen komen in het «sociaal beleidskader» zijn in totaal afzonderlijk zichtbaar gemaakt en zijn betrokken in de berekening van de totale netto-opbrengst doelmatigheidswinst.

Militaire inlichtingen en veiligheid

In de begroting 1996 is de verwachte opbrengst van de reorganisatie van de Militaire Inlichtingen Dienst ingeboekt. Uit nader onderzoek is gebleken dat een deel van deze opbrengst reeds eerder in de begrotingen van de beleidsterreinen was verwerkt. Als gevolg hiervan dient een deel van de ingeboekte opbrengst te worden teruggeboekt.

De financiële consequentie van deze correctie bedraagt:

 
bedragen x f 10001997199819992000
Algemeen–100–50   
Koninklijke marine–508–1 143–1 468–1 468
Koninklijke landmacht–978–1 619–1 937–1 571
Koninklijke luchtmacht  –122–488
Totaal correctie MID–1 586–2 812–3 527– 3 527

Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling

In de begroting 1996 is de verwachte opbrengst van de reductie in het wetenschappelijk onderzoek ingeboekt. Voortschrijdend inzicht leidt tot een neerwaartse bijstelling van de verwachte opbrengst vanaf het jaar 2000 met f 1 miljoen.

Opleidingen

Met name als gevolg van een reductie van de leerstof kunnen aanzienlijke besparingen worden gerealiseerd. Een belangrijk deel van deze besparingen is reeds ingeboekt in de begroting 1996. De thans ingeboekte bedragen hebben met name betrekking op de daling van de «Niet Beschikbaarheid wegens Opleidingen» van personeel.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Koninklijke marine6 8827 6808 2847 725
Koninklijke landmacht12 86919 61019 03018 895
Koninklijke luchtmacht6 5346 8166 8276 786
Koninklijke marechaussee3 5293 5443 5443 544
Totaal maatregel Opleidingen29 81437 65037 68536 950

Bijstelling reductie Opleidingen

In de begroting 1996 zijn, meerjarig, doelmatigheidsbesparingen ingeboekt ten laste van het Instituut Defensie Leergangen en externe opleidingen. Voortschrijdend inzicht leidt tot een wijziging van de omvang van deze doelmatigheidswinst. Tevens dient de verdeling over de beleidsterreinen enigszins te worden aangepast.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Koninklijke marine–1 051–1 035–1 099–1 115
Koninklijke landmacht1 6141 1416914 691
Koninklijke luchtmacht–522–453–511–556
Koninklijke marechaussee–119–104–104–104
Defensie Interservice Commando–650–650–650–650
Totaal maatregel Opleidingen–728–1 101–1 6732 266

Taakstelling Koninklijke landmacht

Naar aanleiding van het besluit de initiële opleidingen van BBT'ers bij de Koninklijke landmacht niet te verkorten, zal dit krijgsmachtdeel het op deze wijze niet bespaarde bedrag, door andere doelmatigheidsmaatregelen dienen te realiseren. In dit kader is het budget van het beleidsterrein Koninklijke landmacht in 1996 met f 10 miljoen en in de volgende jaren structureel met f 22,9 miljoen verlaagd. In de begroting 1996 is reeds f 10 miljoen structureel ingeboekt op de materiële exploitatie van de Koninklijke landmacht. Het restant wordt thans gevonden in diverse maatregelen binnen de personele en materiële exploitatie.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Koninklijke landmacht12 90012 90012 90012 900
Totaal maatregel taakstelling Koninklijke landmacht12 90012 90012 90012 900

Met deze maatregel is geen personele overtolligheid gemoeid.

Bewaking en beveiliging

Door aanpassing van dienstroosters wordt bij de Koninklijke marine een besparing gerealiseerd op de salaris-toelagen. Door diverse maatregelen kan bij de Koninklijke luchtmacht een reductie van 36 vte'n worden bereikt.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Koninklijke marine 600600 600
Koninklijke luchtmacht 1 0502 1002 100
Totaal maatregel Bewaking en beveiliging 1 6502 7002 700

Voorlichting

Door een versobering van de voorlichtingsactiviteiten kan een aantal functies komen te vervallen. De reductie bij de Centrale Organisatie is thans concreet uitgewerkt en wordt ingeboekt.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Algemeen 425850850
Totaal maatregel voorlichting 425850850

Als gevolg van deze maatregel zullen bij het beleidsterrein Algemeen tien vte'n komen te vervallen.

Verkeer en vervoer

Medio 1996 is de Defensie Verkeers- en Vervoersorgansatie opgericht. Deze maakt deel uit van het Dico. In deze nieuwe dienst worden de drie vervoersbedrijven van de krijgsmachtdelen samengevoegd tot één vervoersorganisatie waardoor zowel een vte-reductie als een doelmatigheidswinst op exploitatie en investeringen kunnen worden gerealiseerd. In deze begroting wordt een deel van deze doelmatigheidswinst ingeboekt. Binnen de begroting van de Koninklijke luchtmacht kan door de instroom van de nieuwe luchttransportvloot een reductie op de huur van luchttransport worden gerealiseerd.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Defensie Interservice Commando17 50012 96812 96812 968
Koninklijke luchtmacht2 5002 5002 5002 500
Totaal maatregel Verkeer en vervoer20 00015 46815 46815 468

Werving en selectie

Het grootste deel van de wervings- en selectieactiviteiten zijn met ingang van april 1996 voor de gehele defensie-organisatie gebundeld binnen het Dico. Hiertoe is de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie opgericht. Door de concentratie van activiteiten wordt, naast een personele reductie, een doelmatigheidsbesparing voorzien op de budgetten voor de diverse activiteiten.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Defensie Interservice Commando   6 800
Totaal maatregel Werving en selectie   6 800

Als gevolg van deze maatregel zullen ongeveer 70 vte'n in het jaar 2000 komen te vervallen.

Onderhoud en logistiek

Als gevolg van een herstructurering van het Defensie Materieel Codificatiecentrum worden vanaf het jaar 1999 besparingen gerealiseerd.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Defensie Interservice Commando  2 0002 000
Totaal Onderhoud en logistiek  2 0002 000

Centrale organisatie/Haagse Staven

De omvang van de Centrale organisatie en de Haagse staven van de krijgsmachtdelen en de Koninklijke marechaussee zal worden teruggebracht, met name door een reductie van de beleidsfuncties. In deze begroting wordt de voorziene functie-afname van de Centrale Organisatie als doelmatigheidswinst ingeboekt. De reductie van de Haagse Staven volgt uiterlijk in de begroting 1998.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Kerndepartement3 5205 2006 8808 720
Totaal CO/Haagse staven3 5205 2006 8808 720

Geneeskundige verzorging

Een belangrijk deel van de medische activiteiten worden in de tweede helft van 1996 gebundeld binnen het Dico, waardoor aanzienlijke besparingen kunnen worden gerealiseerd. De bundeling vindt plaats door de oprichting van het Geneeskundig Facilitair Bedrijf. Een eerste tranche van de verwachte besparingen wordt in deze begroting ingeboekt. Met de begroting 1998 zal het resterende deel van de doelmatigheidswinst zichtbaar worden gemaakt.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Defensie Interservice Commando5 0005 0005 00015 900
Totaal Geneeskundige verzorging5 0005 0005 00015 900

Geestelijke verzorging

Per juli 1996 zijn de activiteiten op het gebied van Geestelijk verzorging ondergebracht in het Dico. De diensten voor Protestantse, Rooms- katholieke, Joodse en Humanistische Geestelijke verzorging zijn samengevoegd tot één organisatie-eenheid. Besparingen worden gevonden in het terugdringen van het aantal geestelijke verzorgers en ondersteunend personeel.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Defensie Interservice Commando3 0185 0006 0009 000
Totaal Geestelijke verzorging3 0185 0006 0009 000

Transitiekosten

Teneinde de beoogde doelmatigheidswinst bij de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie te kunnen realiseren dient geïnvesteerd te worden in infrastructuur en automatisering. De hieraan verbonden uitgaven komen ten laste van de doelmatigheidsopbrengst.

 
bedragen x f 10001997199819992000
Defensie Interservice Commando–5 000–5 000  
Totaal Transitiekosten–5 000–5 000  

08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking

De grondslag van het artikel

Met ingang van de begroting 1997 wordt, ter uitwerking van de nota «De Herijking van het buitenlands beleid» (Kamerstukken II 1994/95, 24 337 X, nr. 1), de homogene groep Internationale Samenwerking in het leven geroepen.

Volgens de door de Ministerraad vastgestelde procedures worden door het ministerie van Defensie in dit kader, naast de uitgaven voor vredesoperaties ten laste van artikel 08.02, de volgende uitgaven op het voor dit doel ingestelde artikel 08.04 «Overige uitgaven Internationale Samenwerking» geraamd:

– de uitgaven voor attachés;

– de uitgaven betrekking hebbend op de kustwacht in de Nederlandse Antillen en Aruba (NA&A).

De budgetten die hiermee verband houden zijn in de eerste suppletore begroting 1996 uit de deelbegrotingen van de beleidsterreinen ontvlochten.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000,–)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerpbegroting 1996        
1e suppletore wet 1996   52 16652 16652 16652 166 
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerpbegroting 1997   52 16652 16652 16652 16652 166

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen (x f 1000) van de uitgaven en de economische- en functionele codering
Artikelonderdeel Uitgaven Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Attachés   30 566 10 02.5
Kustwacht NA&A   21 600 10 02.5
Totaal   52 166    

Ramingskengetallen

 
Personeelsaantal (attachés en ondersteuning)1997199819992000
Stand begroting 1996
Overheveling van de beleidsterreinen    
– burgerpersoneel:    
* attachés van KM7777
* attachés van KL15151515
* kustwacht NA/A van KM5555
Totaal burgerpersoneel27272727
     
– militair personeel:    
* attachés van KM26262626
* attachés van KL30303030
* attachés van KLu62626262
* kustwacht NA/A van KM42424242
Totaal militair personeel160160160160
     
Begrotingssterkte 1997187187187187

Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba

Het ramingsbedrag van f 21,6 miljoen per jaar heeft betrekking op de exploitatie-uitgaven van de Kustwacht. Het betreft de inzet van personeel en materieel van de Koninklijke marine en luchtmacht. Dit exploitatiebudget zal bij een volledig operationele Kustwacht f 40,1 miljoen per jaar bedragen (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 126). Van het meer benodigde bedrag van f 18,5 miljoen zal f 1,2 miljoen ten laste van de Nederlandse Antillen en Aruba komen. De resterende exploitatie-uitgaven van f 17,3 miljoen komen dan voor twee derde ten laste van Nederland en voor één-derde ten laste van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Voor het verwerven van het materieel voor de Kustwacht en de noodzakelijke aanpassingen van de infrastructuur ter plaatse zal een investeringsbudget van f 68,4 miljoen nodig zijn ((Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 126). Twee derde van dit bedrag zal door Nederland worden gedragen en één derde door de Nederlandse Antillen en Aruba.

09. Beleidsterrein Defensie Interservice Commando

Algemeen

Zoals reeds aangegeven in de brief van 9 februari 1996 ((Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 69) is in verband met de oprichting per 1 april 1996 van het Defensie Interservice Commando (Dico) de Groep Defensie-ondersteuning (GDO) per gelijke datum opgeheven. De diensten, die op genoemde datum deel uitmaakten van de GDO, zijn met uitzondering van de Dienst Facilitaire Zaken (DFZ) bij het Dico ondergebracht. De DFZ is gesitueerd bij de Centrale organisatie.

Ook de nieuw opgerichte interservice bedrijven zijn in het Dico opgenomen: per 1 april 1996 de Defensie-organisatie voor werving en selectie (DWS) en per 1 mei 1996 de Defensie verkeers- en vervoersorganisatie (DVVO). Het Geneeskundig facilitair bedrijf (GFB) en de Geestelijke verzorging (GEVO) maken per medio 1996 deel uit van het Dico en zijn opgenomen in het beleidsterrein 09. De uitgaven voor het GFB en de GEVO worden met ingang van het jaar 1997 geraamd en verantwoord op dit beleidsterrein.

In aansluiting op de opbouw van beleidsterrein 09 in de ontwerp-begroting voor 1996 zijn de Dico-diensten afzonderlijk in de begroting zichtbaar gemaakt en toegelicht. Daartoe heeft voor de voormalige GDO-diensten een volledige overheveling van artikel 09.01 plaatsgevonden naar artikel 09.02. Voor de nieuwe interservice bedrijven heeft overheveling uit de beleidsterreinen 01, 03, 04, 05 en 06 plaatsgevonden. Mutaties ten opzichte van deze overhevelingen worden afzonderlijk toegelicht. Terzake van de thans voor het Dico beschikbare middelen is in bijlage 13 een afzonderlijke conversietabel opgenomen.

Naast een integratie tot een gecombineerd begrotingsartikel personeel en materieel, wordt vervolgens per te onderscheiden dienst een clustering van vier vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele exploitatie en materiële exploitatie.

De uitgaven van het actief dienende personeel zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De uitkomst hiervan is aangepast voor de categorieën die niet in het SNIP zijn opgenomen en voor ontwikkelingen in de komende jaren.

De ramingen zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 1996.

Voor de agentschappen Duyverman Computercentrum (DCC) en de Dienst gebouwen, werken en terreinen (DGWT), die sinds 1 april 1996 eveneens ressorteren onder het Dico, wordt onder wetsartikel 3.1 respectievelijk wetsartikel 3.2 een afzonderlijke begroting volgens het baten-lastenstelsel gepresenteerd.

09.01 Personeel en materieel Groep Defensie-ondersteuning

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Met ingang van de eerste suppletore begroting 1996 zijn de uitgaven van dit artikel overgeheveld naar het begrotingsartikel 09.02 Personeel en materieel Defensie Interservice Commando.

De uitgaven

Opboouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996  111 302101 89982 25481 64980 701 
1e suppletore wet 1996  – 111 302– 101 899– 82 254– 81 649– 80 701 
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997        

09.02 Personeel en materieel Defensie Interservice Commando

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

In dit artikel zijn de uitgaven opgenomen die nodig zijn voor de leiding en uitvoering van activiteiten door de tot het Defensie Interservice Commando behorende diensten. Het artikel omvat ondermeer de volgende componenten:

– loonkosten en overige tot het loon te rekenen kosten van het ambtelijk burgerpersoneel en het militair personeel;

– overige personele uitgaven;

– materiële uitgaven inclusief kleine bedrijfsmatige investeringen, automatisering en telecommunicatie.

In overeenstemming met de comptabele aanwijzingen wordt bij dit begrotingsartikel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.

De uitgaven

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996 240 240245 374225 682221 665220 454  
Nieuwe mutaties 5 397136 954137 549132 692110 229 (
Stand ontwerp-begroting 1997 245 637382 328363 231354 357330 683326 183 

De nieuwe mutaties kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
(bedragen f 1000)1997199819992000
Ontvlechtingen:     
– Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB)116 984115 065115 065115 065
– Dienst voor Geestelijke verzorging (GV)32 05432 05432 05432 054
     
Doelmatigheidsbesparingen:     
– Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO)–10 200–10 713–10 713–10 713
– Defensie-organisatie voor Werving en Selectie (DWS)   –6 800
– Dienst voor Geestelijke verzorging–3 018–5 000–6 000–9 000
– Geneeskundig Facilitair Bedrijf–5 000–5 000–5 000–15 900
– Automatiseringsuitgaven1 8001 4001 3001 300
– Instituut Defensie Leergangen650650650650
– Defensie Materieel Codificatie–centrum (DMC)  –2 000–2 000
     
Sociaal Beleidskader:     
– SBK DVVO 2 7722 695 
– SBK DWS   2 950
– SBK GV   456
– SBK GFB 4 1802 356 
     
Overige mutaties:     
– Prijsbijstelling1 4521 338918925
– Loonbijstelling1 3089528171 085
– Overheveling RBB Kindsdeel178184187189
– Terugbetaling wachtgelden596–533113–282
– Aanpassing verrekenbare ontvangsten150200250250
Totaal136 954137 549132 692110 229

Ontvlechting Geneeskundig Facilitair Bedrijf

In de tweede helft van 1996 is een belangrijk deel van de medische activiteiten gebundeld binnen het Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB), waarin onder andere delen van de Krijgsmacht Hospitaal Organisatie zijn ondergebracht. Het budget van het GFB is met ingang van 1997 ontvlochten uit de begrotingen van de beleidsterreinen.

Ontvlechting Dienst voor Geestelijke verzorging

Per juli 1996 zijn de diensten voor Protestantse, Rooms-katholieke, Joodse en Humanistische Geestelijk verzorging ondergebracht bij het Dico. De met deze activiteiten samenhangende budgetten zijn met ingang van 1997 ontvlochten uit de begrotingen van de beleidsterreinen naar het Dico.

Doelmatigheidsbesparingen

Door de samenvoeging van de transportactiviteiten in één vervoersorganisatie kunnen onder andere de uitgaven voor de inhuur van transport worden gereduceerd en zowel de lijndiensten als het ongeregeld vervoer worden teruggebracht.

Door de concentratie van inspanningen wordt, naast een personele reductie, een doelmatigheidswinst voorzien op de budgetten voor de diverse wervings- en selectie-activiteiten.

Doelmatigheidswinst wordt binnen de geestelijke verzorging bereikt door aanpassing van de administratieve ondersteuning en co-locatie van de leiding van de diensten. Verdere besparingen worden verkregen door vermindering van het aantal geestelijke verzorgers en bezuinigingen op het vormingswerk.

Binnen het Geneeskundig Facilitair Bedrijf wordt een functiereductie voorzien. Met ingang van het jaar 2000 wordt de inzet van de Perifere teams gewijzigd waardoor een meer zakelijke relatie met de partnerziekenhuizen mogelijk wordt. De thans ingeboekte besparing betreft een eerste tranche. Uiterlijk met de begroting 1998 zal de volledige doelmatigheidsopbrengst inzichtelijk worden gemaakt.

In de begroting 1996 is een doelmatigheidswinst op automatiseringsuitgaven ingeboekt. Onderdeel hiervan is een tariefsverlaging bij het DCC. De verdeling over de beleidsterreinen van deze doelmatigheidswinst is gewijzigd.

In de begroting 1996 zijn, meerjarig, doelmatigheidsbesparingen ingeboekt op het Instituut Defensie Leergangen. Het besluit de Hogere Defensie Leergangen in een andere vorm voort te zetten, leidt tot een kleinere doelmatigheidsbesparing.

Door beperking van de codificatiesystemen en -processen kunnen doelmatigheidsbesparingen worden gerealiseerd op de personele en materiële uitgaven van het Defensie Materieel Codificatiecentrum.

Sociaal beleidskader

Als gevolg van de doelmatigheidsmaatregelen vinden met name binnen DVVO, DWS, IDL, DMC, de Dienst GV en het GFB functiereducties plaats. De hiermee verbandhoudende uitgaven van het Sociaal Beleidskader zijn in deze begroting opgenomen.

Specificatie totaal artikel personeel en materieel per dienst
(bedragen x f 1000) 199619971998199920002001
Staf Dico8 28911 02210 62310 48310 46310 357
Defensie Verkeers– en Vervoers–organisatie (DVVO)89 81188 70783 36582 95480 09779 357
Defensie–organisatie voor Werving en Selectie (DWS)80 92881 96980 63178 21373 66971 305
Instituut Defensie Leergangen (IDL)22 61519 93018 20717 58317 56917 490
Dienst Personeels– en Salaris–administratie (PSA)13 54712 55712 35712 17412 11911 820
Defensie Materieel Codificatie–centrum (DCM)4 6154 6802 7271 9321 7821 545
Overige interservice diensten:       
– Defensie Archieven–, Registratie- en Informatiecentrum (DARIC)9 9157 6706 4095 4085 5165 266
– Dienst Militaire Pensioenen (DMP)15 91716 7939 0029 4338 9568 648
Geneeskundig Facilitair Bedrijf (GFB) 111 984114 245112 42199 16599 165
Geestelijke Verzorging (GV) 27 01625 66523 75621 34721 230
Totaal245 637382 328363 231354 357330 683326 183

De onderverdeling naar uitgavencategorie
Uitgavencategorie199619971998199920002001
Ambtelijk burgerpersoneel48 57091 55989 30887 48782 66179 460
Militair personeel59 085109 996102 990103 36399 80698 170
Overige personele uitgaven62 47773 12171 67868 11665 26465 299
Materieel75 505107 65299 25595 39182 95283 254
Totaal245 637382 328363 231354 357330 683326 183
Uitsplitsing begrotingssterkte burgerpersoneel per dienst
Burgerpersoneel per dienst199619971998199920002001 
Staf Dico252727272727  
DVVO215317339338321321 
DWS181180179178163163  
IDL695541353535 
PSA847878787878  
DMC25211512107 
Overige Interservice diensten:        
– DMP786967676767 
– DARIC625856545454  
GFB 539522509492492 
GV 6967666060 
Totaal7391 4131 3911 3641 3071 304 
Uitsplitsing begrotingssterkte militair personeel per dienst
Militair personeel per dienst19961997199819992000 2001 
Staf Dico152020201717 
DVVO589469385385385385 
DWS309308306304278278 
IDL705454545454 
DMP111111 
GFB 502476480478478 
GV 183174165148147 
Totaal9841 5371 4161 4091 3611 360 

Sociaal Beleidskader (SBK)

In onderstaand overzicht zijn de uitgaven voor het Sociaal Beleidskader opgenomen. De verantwoording vindt, met uitzondering van de wachtgelden die ten laste van artikel 02.01 worden geboekt, voor het betreffende deel plaats van de artikelonderdelen ambtelijk burgerpersoneel en overige personele exploitatie van het begrotingsartikel 09.02 van het beleidsterrein Dico.

(bedragen x f 1 miljoen):
Hoofdcategorie:199619971998199920002001 
– Om-, her- en bijscholing en outplacement0,60,60,80,80,90,9 
– Verplaatsingskosten0,10,10,40,40,40,4 
– Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel10,35,75,04,33,53,0 
– Plaatsingen boven de organieke sterkte (BDOS)2,13,97,24,82,82,6 
Totaal SBK13,110,313,410,37,66,9 

Staf Defensie Interservice Commando

De staf heeft tot doel het ondersteunen van de Commandant Dico bij de aansturing van de onder het Dico ressorterende eenheden. Daarnaast verzorgt de staf nog diensten op het gebied van personeel- en financieel beheer voor Dico-eenheden die een dusdanig geringe omvang hebben, dat zij niet op doelmatige wijze deze taken zelfstandig kunnen uitvoeren.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel UitgavenCodering
 199619971998199920002001Econ.Funct.
09.02.01 Ambtelijk burgerpersoneel2 1542 3972 3372 3652 3542 20411.102.0
09.02.02 Militair personeel1 6232 1812 1752 1721 8721 88711.102.0
09.02.03 Overige personele uitgaven30029629629629629612.102.0
09.02.04 Materiële uitgaven4 2126 1485 8155 6505 9415 97012.102.0
Totaal8 28911 02210 62310 48310 46310 357  

Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel en militair personeel

 
Omschrijving199619971998199920002001
Ambtelijk burgerpersoneel:       
– sterkte (in vte'n)252727272727
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)2 1542 3972 3372 3652 3542 204
– bedrag per vte (x f 1,–)86 16088 77886 55687 59387 18581 630
       
Militair personeel:       
– sterkte (in vte'n)152020201717
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)1 6232 1812 1752 1721 8721 887
– bedrag per vte (x f 1,–) 108 200109 050108 750108 600110 118111 000

Toelichting per artikelonderdeel

Artikelonderdeel 01 Ambtelijk burgerpersoneel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, sociale lasten, toelagen en uitgaven verband houdend met sociale zorg voor het burgerpersoneel geraamd.

Artikelonderdeel 02 Militair Personeel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, de toelagen en sociale lasten geraamd voor het militair personeel.

Artikelonderdeel 03 Overige personele uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de overige personele uitgaven geraamd, zoals reis- en verblijfkosten, representatie, jubileum- en afscheidsrecepties en dienstopleidingen.

Artikelonderdeel 04 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd die verband houden met het in stand houden van de aanwezige automatiseringsmiddelen, alsmede de voertuigen van staf Dico. Daarnaast zijn uitgaven geraamd voor de vervanging van het materieel en inhuur van personeel.

Vooralsnog zijn drie tijdelijke functies in de organisatie van staf Dico opgenomen ter begeleiding van verdere reorganisaties van krijgsmachtdeeleenheden tot Dico-eenheden. Het wegvallen van deze tijdelijke functies dient, zolang nog niet voorzien is dat vanuit staf Dico geen ondersteuning meer moet worden verleend aan reorganisaties, te worden gecompenseerd door inhuur van tijdelijk personeel.

Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie

De Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) verzorgt alle, niet operationele, verkeers- en vervoersdiensten binnen Defensie, voor zover deze betrekking hebben op de algemene verdedigingstaak, taken in het kader van crisisbeheersingsoperaties, humanitaire operaties en overige vredestaken. De DVVO is ontstaan uit een samenvoeging van de verkeersen vervoersdiensten die tot 1996 waren ondergebracht bij de krijgsmachtdelen. De samenvoeging tot een geïntegreerde organisatie heeft mede tot doel bij te dragen tot het behalen van de Defensie doelmatigheidsbesparing.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
ArtikelonderdeelUitgavenCodering
 199619971998199920002001Econ.Funct.
09.02.05 Ambtelijk burgerpersoneel11 80917 51319 22119 40417 41316 29911.102.0
09.02.06 Militair personeel31 52425 19320 65820 63220 70720 86611.102.0
09.02.07 Overige personele uitgaven9 0659 1298 7278 6757 8887 88812.102.0
09.02.08 Materiële uitgaven37 41336 87234 75934 24334 08934 30412.102.0
Totaal89 81188 70783 36582 95480 09779 357  

Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel en militair personeel

 
Ramingskengetallen199619971998199920002001
– sterkte (in vte'n)215317339338321321
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)11 80917 51319 22119 40417 41316 299
– bedrag per vte (x f 1,–)54 92655 24656 69957 40854 24650 776
       
– sterkte (in vte'n)589469385385385385
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)31 52425 19320 65820 63220 70720 866
– bedrag per vte (x f 1,–)53 52153 71653 65753 59053 78454 197

Doelmatigheidskengetallen

Vanuit het streven om de begroting meer met outputgegevens te onderbouwen is een eerste begin gemaakt met het ontwikkelen van een set doelmatigheidskengetallen. In dit begrotingsjaar zal daar de nodige ervaring mee worden opgedaan en zal tevens de bruikbaarheid voor de interne sturing worden onderzocht. Daarbij wordt met name gewerkt aan het vergroten van betrouwbaarheid, hoeveelheidskengetallen en geleverde output. In de verdere ontwikkeling van doelmatigheidskengetallen kan dit nog leiden tot mogelijke aanpassingen van gekozen prestatie-eenheden of zelfs tot andere doelmatigheidskengetallen. Gezien de opbouwfase waarin de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie verkeert, worden deze kengetallen slechts voor het begrotingsjaar 1997 gepresenteerd.

De doelmatigheidskengetallen die voor de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie zijn ontwikkeld, hebben uitsluitend betrekking op dat deel van de organisatie dat het wegvervoer uitvoert. Voor het Verkeers- en Vervoers Coördinatie Centrum (VVCC) zijn gelet op het brede spectrum (onder andere inhuur van met name lucht-, zee- en spoorvervoer ten behoeve van strategische verplaatsingen, crisisbeheersingsoperaties en humanitaire hulpacties) vooralsnog geen doelmatigheidskengetallen te onderkennen.

  
Doelmatigheidskengetallen1997
Geregeld goederenvervoer: 
– aantal pallets (x 1000)175
– kosten per pallet (x f 1,–)35
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)6 125
  
Ongeregeld goederenvervoer:  
– aantal kilometers (x 1000)17 000
– kosten per kilometer (x f 1,–)3
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)51 000
  
Personenvervoer met chauffeur:  
– aantal kilometers (x 1000)1 500
– kosten per kilometer (x f 1,–)3
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)4 500
  
Personenvervoer zonder chauffeur:  
– aantal dagen77 000
– kosten per dag (x f 1,–)55
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)4 235
  
Busvervoer: 
– aantal dagen7 000
– kosten per dag (x f 1,–)800
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)5 600
Totaal toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)71 460

Toelichting per artikelonderdeel

Artikelonderdeel 05 Ambtelijk burgerpersoneel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, sociale lasten, toelagen en uitgaven verband houdend met sociale zorg geraamd voor het burgerpersoneel.

Artikelonderdeel 06 Militair Personeel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, de toelagen en sociale lasten geraamd voor het militair personeel.

Artikelonderdeel 07 Overige personele uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd die onder andere betrekking hebben op: – inhuur niet regulier personeel; – reis- en verblijfkosten; – onderwijs en opleidingen; – kleding; – voeding; – verplaatsingskosten e.d.

Artikelonderdeel 08 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd die onder andere betrekking hebben op: – onderhoud gebouwen, werken en terreinen; – bureaukosten en telecommunicatie;– exploitatiekosten en investeringsuitgaven voor kantoorautomatise- ring;– transportkosten.

Specificatie van de materiële uitgaven

 
Omschrijving199619971998199920002001
Gebouwen, werken en terreinen       
– geraamde uitgaven  (x f 1000)1 7461 7461 7461 7461 7461 746
Transportkosten       
– geraamde uitgaven (x f 1000)34 89034 35632 48131 96431 81032 025
Overige materiële uitgaven       
– uitgaven (x f 1000)7777705325323232
Totaal materiële uitgaven37 41336 87234 75934 24334 08934 304

Defensie-organisatie voor Werving en Selectie

De Defensie-organisatie voor Werving en Selectie (DWS) verzorgt als zelfstandige eenheid de werving en keuring van het door de krijgsmachtdelen en de centrale organisatie benodigde militair en burgerpersoneel. De DWS is ontstaan uit het samenvoegen van de Personeelsvoorzieningsafdelingen van de krijgsmachtdelen en de centrale organisatie. Met deze samenvoeging wordt een bijdrage geleverd aan de doelmatigheidsoperatie. De organisatie zal eind 1997/begin 1998 worden geïntegreerd in Amsterdam waarna de maatregelen voor het behalen van de doelmatigheidsbesparingen kunnen worden geëffectueerd.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
ArtikelonderdeelUitgavenCodering
 199619971998199920002001Econ.Funct.
         
09.02.09 Ambtelijk burgerpersoneel11 82311 83311 46811 53710 4539 78411.102.0
09.02.10 Militair personeel19 15920 25519 47220 25418 54816 79111.102.0
09.02.11 Overige personele uitgaven46 69447 30447 07543 84542 10242 14812.102.0
09.02.12 Materiële uitgaven3 2522 5772 6162 5772 5662 58212.102.0
Totaal80 92881 96980 63178 21373 66971 305  

Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel en militair personeel

 
Ramingskengetallen199619971998199920002001
Ambtelijk burgerpersoneel:       
– sterkte (in vte'n)181180179178163163
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)11 82311 83311 46811 53710 4539 784
– bedrag per vte (x f 1,–)65 32065 73964 06764 81564 12960 025
       
Militair personeel:       
– sterkte (in vte'n)309308306304278278
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)19 15920 25519 47220 25418 54816 791
– bedrag per vte (x f 1,–)62 00365 76363 63466 62566 71960 399

Doelmatigheidskengetallen

Vanuit het streven om de begroting meer met outputgegevens te onderbouwen is binnen de begroting van beleidsterrein 09 een eerste aanvang gemaakt met het ontwikkelen van een set doelmatigheidskengetallen. In dit begrotingsjaar zal daar de nodige ervaring mee worden opgedaan en zal tevens de bruikbaarheid voor de interne sturing worden onderzocht. In de verdere ontwikkeling van doelmatigheidskengetallen kan dit nog leiden tot mogelijke aanpassingen van gekozen prestatie-eenheden of zelfs tot andere doelmatigheidskengetallen. Gezien de opbouwfase waarin de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie verkeert, worden deze kengetallen slechts voor het begrotingsjaar 1997 gepresenteerd.

 
Doelmatigheidskengetallen1997
Aan te stellen militair personeel:  
– aantal personen8 750
– kosten per persoon (x f 1,–)1 900
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)16 625
Totaal toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)16 625

Het toegelicht begrotingsbedrag van de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie heeft betrekking op dat deel van de organisatie dat zich bezighoudt met de selectie van sollicitanten.

Toelichting per artikelonderdeel

Artikelonderdeel 09 Ambtelijk burgerpersoneel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, sociale lasten, toelagen en uitgaven verband houdend met sociale zorg voor het burgerpersoneel geraamd.

Artikelonderdeel 10 Militair personeel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, de toelagen en sociale lasten geraamd voor het militair personeel.

Artikelonderdeel 11 Overige personele uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de overige personele uitgaven geraamd, zoals reis- en verblijfkosten, representatie, jubileum- en afscheidsrecepties en dienstopleidingen, doch ook de wervingsbudgetten en gelden bestemd voor toepassing van het Sociaal Beleidskader.

Specificatie van de overige personele uitgaven

 
Omschrijving199619971998199920002001
– wervingsbudgetten43 70043 70043 60040 30037 40037 400
– overige personele uitgaven2 9943 6043 4753 5454 7024 748
Totaal46 69447 30447 07543 84542 10242 148

In de overige personele uitgaven is met name extra rekening gehouden met de verwachte uitgaven die moeten worden gedaan omdat personeel aanspraak gaat maken op verplaatsingskosten als gevolg van de integratie van de samenstellende delen van de wervingsorganisatie in de marinekazerne in Amsterdam.

Getracht wordt om de aanspraken op gelden uit het Sociaal Beleidskader te minimaliseren door de uitstroom van personeel zo veel als mogelijk is te laten geschieden op basis van natuurlijk verloop.

Artikelonderdeel 12 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd die verband houden met het in stand houden van het aanwezige automatiseringsmaterieel, de voertuigen van de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie alsmede de baneninformatiewinkels. Daarnaast zijn uitgaven geraamd voor de vervanging van het (bedrijfsvoerings)materieel.

Specificatie van de materiële uitgaven

 
Omschrijving199619971998199920002001
– gebouwen, werken en terreinen1 3251 3001 3001 3001 3001 300
– automatisering1 6761 1001 1001 1001 1001 100
– overige uitgaven251177216177166182
Totaal3 2522 5772 6162 5772 5662 582

Instituut Defensie Leergangen

Het Instituut Defensie Leergangen (IDL) heeft tot taak het verzorgen van loopbaanopleidingen voor officieren van de krijgsmachtdelen en het verzorgen of ondersteunen van andere opleidingen. Daarnaast behoort ook het verlenen van faciliteiten en organiseren van congressen tot het takenpakket.

Het Instituut Defensie Leergangen zal in de periode 1997–2001 aanzienlijke doelmatigheidsbesparingen moeten realiseren. Daartoe wordt niet alleen het opleidingsprogramma aangepast, maar ook het instituut zelf gereorganiseerd. Aan het personeelsintensieve karakter van de opleidingen en de daarvoor noodzakelijke borging van kwaliteit wordt recht gedaan. Bovendien wordt er, voor zover mogelijk, samenwerking met verwante externe opleidingsorganisaties nagestreefd ten gunste van een verdere doelmatigheidsbevordering.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
ArtikelonderdeelUitgavenCodering
 199619971998199920002001Econ.Funct.
         
09.02.13 Ambtelijk burgerpersoneel4 7203 7672 7922 4542 4422 28611.102.0
09.02.14 Militair personeel6 6755 8875 8685 8615 8825 92811.102.0
09.02.15 Overige personele uitgaven4 5604 4744 2984 2874 2874 28712.102.0
09.02.16 Materiële uitgaven6 6605 8025 2494 9814 9584 98912.102.0
Totaal22 61519 93018 20717 58317 56917 490  

Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel en militair personeel

 
Ramingskengetallen199619971998199920002001
Ambtelijk burgerpersoneel:       
– sterkte (in vte'n)695541353535
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)4 7203 7672 7922 4542 4422 286
– bedrag per vte (x f 1,–)68 40668 49168 09870 11469 77165 314
       
Militair personeel:       
– sterkte (in vte'n)705454545454
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)6 6755 8875 8685 8615 8825 928
– bedrag per vte (x f 1,–)95 357109 019108 667108 537108 926109 778

Toelichting per artikelonderdeel

Artikelonderdeel 13 Ambtelijk burgerpersoneel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, sociale lasten, toelagen en uitgaven verband houdend met sociale zorg voor het burgerpersoneel geraamd.

Artikelonderdeel 14 Militair Personeel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, de toelagen en sociale lasten geraamd voor het militair personeel.

Artikelonderdeel 15 Overige personele uitgaven

Op dit artikel worden de overige personele uitgaven geraamd, zoals reis- en verblijfkosten, representatie, jubileum- en afscheidrecepties en dienstopleidingen.

Artikelonderdeel 16 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd die verband houden met het in stand houden van het IDL. Daarnaast zijn er uitgaven geraamd voor de vervanging van het materieel en inhuur van personeel.

Dienst Personeels- en Salarisadministratie

De dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA) heeft als taak het beheer van het personeelsinformatiesysteem burgerpersoneel, de betaling van de salarissen van het burgerpersoneel, de financiële informatievoorziening en de uitvoeringstoetsen op vorming van het arbeidsvoorwaardenbeleid burgerpersoneel.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
ArtikelonderdeelUitgavenCodering
 199619971998199920002001Econ.Funct.
         
09.02.17 Ambtelijk burgerpersoneel5 8985 4775 3105 3445 3184 97811.102.0
09.02.18 Militair personeel      11.102.0
09.02.19 Overige personele uitgaven52747244142642642612.102.0
09.02.20 Materiële uitgaven7 1226 6086 6066 4046 3756 41612.102.0
Totaal13 54712 55712 35712 17412 11911 820  

Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel

 
Ramingskengetallen199619971998199920002001
Ambtelijk burgerpersoneel:       
– sterkte (in vte'n)847878787878
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)5 8985 4775 3105 3445 3184 978
– bedrag per vte (x f 1,–)70 21470 21868 07768 51368 17963 821

Artikelonderdeel 17 Ambtelijk burgerpersoneel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, sociale lasten, toelagen en uitgaven verband houdend met sociale zorg voor het burgerpersoneel geraamd.

Artikelonderdeel 18 Militair Personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn geen uitgaven geraamd.

Artikelonderdeel 19 Overige personele uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de overige personele uitgaven geraamd, zoals reis- en verblijfkosten, representatie, jubileum- en afscheidrecepties en dienstopleidingen.

Artikelonderdeel 20 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd die verband houden met het in stand houden van PSA. Daarnaast zijn er uitgaven geraamd voor de vervanging van het materieel en inhuur van personeel.

Defensie Materieel Codificatiecentrum

Het Defensie Materieel Codificatiecentrum (DMC) heeft tot taak het uitvoeren van activiteiten die verbonden zijn aan de functie van Nationaal Codificatie Bureau; het beheren en beschikbaar stellen van het huidige Defensie Materieel Codificatie Informatie Systeem (DEMCIS) tegen zo laag mogelijke kosten; het uitvoeren van codificatie werkzaamheden ten aanzien van alle door Navo-landen in aanmerking gebrachte artikelen en het voldoen aan de door het Directoraat Generaal Materieel gestelde richtlijnen ten behoeve van codificatie.

Door beperking van het codificatiesysteem en -proces kunnen aanzienlijke doelmatigheidswinsten worden gerealiseerd door zowel besparingen op personele uitgaven als op materiële uitgaven. Dat laatste vergt overigens voorafgaande investeringen in een nieuw informatiesysteem. De beoogde daling van de materiële uitgaven wordt daardoor vanaf 1999 verwacht.

Voor het Defensie Materieel Codificatiecentrum betekent dit een structurele reductie van de formatie van 31 vte'n naar 7 vte'n. Bij de noodzakelijke verkleining van het personeelsbestand zal ook rekening moeten worden gehouden met het organisatie migratietraject, de bijdragen aan de nieuwe systeemontwikkeling en de daarna nog resterende herplaatsingstermijnen. Vanaf 2001 wordt volledige realisatie verwacht.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel UitgavenCodering
 199619971998199920002001Econ.Funct.
         
09.02.21 Ambtelijk burgerpersoneel1 8211 5341 12493478854511.102.0
09.02.22 Militair personeel      11.102.0
09.02.23 Overige personele uitgaven27527510085858512.102.0
09.02.24 Materiële uitgaven2 5192 8711 50391390991512.102.0
Totaal4 6154 6802 7271 9321 7821 545  

Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel

 
Ramingskengetallen199619971998199920002001
Ambtelijk burgerpersoneel:       
– sterkte (in vte'n)25211512107
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)1 8211 5341 12493478845
– bedrag per vte (x f 1,–)72 84073 04874 93377 83378 80077 857

Toelichting per artikelonderdeel

Artikelonderdeel 21 Ambtelijk burgerpersoneel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, sociale lasten, toelagen en uitgaven verband houdend met sociale zorg voor het burgerpersoneel geraamd.

Artikelonderdeel 22 Militair Personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn geen uitgaven geraamd.

Artikelonderdeel 23 Overige personele uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de overige personele uitgaven geraamd, zoals reis- en verblijfkosten, representatie, jubileum- en afscheidrecepties en dienstopleidingen.

Artikelonderdeel 24 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd die verband houden met het in stand houden van het DMC. Daarnaast zijn er uitgaven geraamd voor de vervanging van het materieel en inhuur van personeel.

Overige Interservice Diensten

Onder Overige Interservice Diensten vallen de apparaatsbudgetten van het Defensie Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum (DARIC) en de Dienst Militaire Pensioenen (DMP).

Het Defensie Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum heeft als taak het verzorgen van de centrale documentaire informatievoorziening en het uitvoeren van de algemene secretarie van het ministerie. Voorts het uitvoeren van archiverings- en registratie-activiteiten, gericht op het in goede staat brengen en bewaren van door de krijgsmachtdelen en centrale organisatie aan het centrum toevertrouwde informatiebronnen alsmede het ontsluiten van archieven voor overbrenging naar rijksarchiefbewaarplaatsen. Daarnaast heeft het Defensie Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum als taak het voldoen aan de door de wet gestelde eisen aan informatie-uitwisseling binnen Defensie.

De Dienst Militaire Pensioenen heeft als taak het uitvoeren van nabestaanden- en ouderdomspensioenen militairen, het uitvoeren van reserve-overdracht en -overnamen; het uitvoeren van de financiële regelingen veteranenzorg en het geven van alle bij bovengenoemde taken horende individuele- en collectieve voorlichting. Tevens heeft de Dienst Militaire Pensioenen als taak het uitvoeren van uitvoeringstoetsen ten aanzien van de ontwikkelingen op wetgevingsterrein.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
ArtikelonderdeelUitgavenCodering
 199619971998199920002001Econ.Funct.
         
09.02.29 Ambtelijk burgerpersoneel10 3458 8688 3548 3218 2727 74311.102.0
09.02.30 Militair personeel10410510410410410511.102.0
09.02.31 Overige personele uitgaven1 05694491590790890812.102.0
09.02.32 Materiële uitgaven14 32714 5466 0385 5095 1885 15812.102.0
Totaal25 83224 46315 41114 84114 47213 914  

Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel en militair personeel

Ramingskengetallen
 199619971998199920002001
Ambtelijk burgerpersoneel:       
– sterkte (in vte'n)140127123121121121
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)10 3458 8688 3548 3218 2727 743
– bedrag per vte (x f 1,–)73 89369 82767 91968 76968 36463 992
       
Militair personeel:       
– sterkte (in vte'n)111111
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)104105104104104105
– bedrag per vte (x f 1,–)104 000105 000104 000104 000104 000105 000

Toelichting per artikelonderdeel

Artikelonderdeel 29 Ambtelijk burgerpersoneel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, sociale lasten, toelagen en uitgaven verband houdend met sociale zorg voor het burgerpersoneel geraamd.

Artikelonderdeel 30 Militair personeel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, de toelagen en sociale lasten geraamd voor het militair personeel.

Artikelonderdeel 31 Overige personele uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de overige personele uitgaven geraamd, zoals reis- en verblijfkosten, representatie, jubileum- en afscheidrecepties en dienstopleidingen.

Artikelonderdeel 32 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd die verband houden met het in stand houden van het DARIC en het DMP. Tevens zijn hier de uitgaven opgenomen van de steekproef verzekerdenadministratie (VZA) alsmede de mogelijke verhuizing van een deel van het DARIC. Verder zijn er uitgaven geraamd voor de vervanging van het materieel en inhuur van personeel.

Geneeskundig Facilitair Bedrijf

Het Geneeskundig Facilitair Bedrijf ondersteunt de krijgsmachtdeelgebonden geneeskundige diensten bij de uitvoering van hun taken in het kader van de algemene verdedigingstaak, crisisbeheersingsoperaties, humanitaire operaties en overige vredestaken. Deze ondersteuning is met name gericht op het voorzien in de behoefte aan medisch specialistisch personeel, geneeskundige goederen en militair geneeskundige inlichtingen en het opleiden van (militair geneeskundig) personeel. Daarnaast krijgt het Geneeskundig Facilitair Bedrijf een belangrijke rol in het bevorderen van de samenhang en gezamenlijkheid binnen de militaire gezondheidszorg.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
ArtikelonderdeelUitgavenCodering
 19971998199920002001Econ.Funct.
        
09.02.33 Ambtelijk burgerpersoneel36 07034 75133 82832 62132 62111.102.0
09.02.34 Militair personeel37 96437 30037 82837 88237 88211.102.0
09.02.35 Overige personele uitgaven7 3127 0437 0436 9846 98412.202.0
09.02.36 Materiële uitgaven30 63835 15133 72221 67821 67812.202.0
Totaal111 984114 245112 42199 16599 165  

Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel en militair personeel

 
Ramingskengetallen19971998199920002001
Ambtelijk burgerpersoneel:      
– sterkte (in vte'n)539522509492492
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)36 07034 75133 82832 62132 621
– bedrag per vte (x f 1,–)66 92066 57366 46066 30366 303
      
Militair personeel:      
– sterkte (in vte'n)502476480478478
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)37 96437 30037 82837 88237 882
– bedrag per vte (x f 1,–)76 62578 36178 80879 25179 251

De programma-uitgaven van het Geneeskundig Logistiek Centrum zijn nog niet in bovenstaande begrote bedragen opgenomen. Ontvlechting van deze uitgaven zal in een later stadium plaatshebben.

Toelichting per artikelonderdeel

Artikelonderdeel 33 Ambtelijk burgerpersoneel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, sociale lasten, toelagen en uitgaven verband houdend met sociale zorg geraamd voor het burgerpersoneel.

Artikelonderdeel 34 Militair Personeel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, de toelagen en sociale lasten geraamd voor het militair personeel.

Artikelonderdeel 35 Overige personele uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd welke onder andere betrekking hebben op: – inhuur niet regulier personeel; – reis- en verblijfkosten; – onderwijs en opleidingen; – kleding; – voeding; – verplaatsingskosten e.d.

Artikelonderdeel 36 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel wordt geraamd: – de kosten verbonden aan het contract met het AZU: f 7,961 miljoen; – de contracten met de 5 partnerziekenhuizen: f 10,900 miljoen; – de overige materiële uitgaven die onder andere betrekking hebben op onderhoud gebouwen, werken en terreinen, bureaukosten, telecommunicatie, transport en kantoorautomatisering.

Specificatie van de materiële uitgaven

 
Omschrijving19971998199920002001
Contract AZU      
– geraamde uitgaven (x f 1000)7 9617 9617 9617 9617 961
Contract partnerziekenhuizen      
– geraamde uitgaven (x f 1000)10 90010 90010 900  
Overige materiële uitgaven      
– uitgaven (x f 1000)11 77716 29014 86113 71713 717
Totaal materiële uitgaven30 63835 15133 72221 67821 678

Geestelijke verzorging

De Geestelijke verzorging in de krijgsmacht wordt verzorgd door vier interservice diensten geestelijke verzorging: de Rooms-katholieke, de Protestantse, de Joodse en de Humanistische.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
ArtikelonderdeelUitgavenCodering
 19971998199920002001Econ.Funct.
        
09.02.37 Ambtelijk burgerpersoneel4 1003 9513 3003 0003 00011.102.0
09.02.38 Militair personeel18 41117 41316 51214 81114 71111.102.0
09.02.39 Overige personele uitgaven2 9152 7832 5522 2882 27712.102.0
09.02.40 Materiële uitgaven1 5901 5181 3921 2481 24212.102.0
Totaal27 01625 66523 75621 34721 230  

Ramingskengetallen ambtelijk burgerpersoneel en militair personeel

 
Ramingskengetallen19971998199920002001
Ambtelijk burgerpersoneel:      
– sterkte (in vte'n)6967666060
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)4 1003 9513 3003 0003 000
– bedrag per vte (x f 1,–)59 42058 97050 00050 00050 000
      
Militair personeel:      
– sterkte (in vte'n)183174165148147
– toegelicht bedrag (x f 1000,–)18 41117 41316 51214 81114 711
– bedrag per vte (x f 1,–)100 607100 075100 073100 074100 075

Toelichting per artikelonderdeel

Artikelonderdeel 37 Ambtelijke burgerpersoneel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, sociale lasten, toelagen en uitgaven verband houdend met sociale zorg voor het burgerpersoneel geraamd.

Artikelonderdeel 38 Militair personeel

Op dit artikelonderdeel worden de salarisuitgaven, de toelagen en sociale lasten geraamd voor het militair personeel.

Artikelonderdeel 39 Overige personele uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor onder meer: – reis- en verblijfkosten; – dienstopleidingen; – kleding; – voeding; – verplaatsingen e.d.

Artikelonderdeel 40 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel worden de kantooruitgaven en de uitgaven ten behoeve van voertuigen van de Geestelijke verzorging geraamd. Daarnaast zijn uitgaven geraamd voor de vervanging van het (bedrijfsvoerings) materieel.

09.03 Groot materieel en infrastructuur Dico

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden de investeringen verantwoord die niet vallen onder het bedrijfsvoeringsbudget; dit betreft voornamelijk de grotere investeringen.

De verplichtingen en uitgaven

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996  9 10014 6006 5006 5006 500  
Nieuwe mutaties  9 267– 2 255–2 255–2 255  
Stand ontwerp- begroting 1997  9 10023 8674 2454 2454 2454 245 
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1000)
 1995199619971998199920002001  
Verplichtingen stand ontwerpbegroting 1997  9 10023 8674 2454 2454 2454 245 Uitgavenstand ontwerp-begroting 1997
1996 9 100      9 100
1997  18 867     18 867
1998  5 0004 245    9 245
1999    4 245   4 245
2000     4 245  4 245
2001      4 245 4 245
na 2001         
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
 1995199619971998199920002001 
Stand ontwerp- begroting 1996        
1e suppletore wet 1996 9 10014 6006 5006 5006 500  
Nieuwe mutaties  42672 745–2255 –2255  
Stand ontwerp-begroting 1997 910018 8679245424542454245 

De nieuwe mutaties in de verplichtingen hebben te maken met de hieronder opgenomen nieuwe mutaties in de uitgaven die als volgt kunnen worden gespecificeerd:

 
(bedragen x f 1000)1997199819992000
Transitiekosten DWS5 0005 000   
Doelmatigheidsbesparingen DVVO–7 300–2 255–2 255–2 255
Ontwikkelkosten fantoomlichaam GFB6 567   
Totaal4 2672 745–2 255–2 255

Transitiekosten Defensie-organisatie voor Werving en Selectie

Dit betreft investeringsuitgaven voor het samengaan van de werving- en selectie-organisaties op één locatie.

Doelmatigheidsbesparingen DVVO

De samenvoeging van de transportactiviteiten in één vervoersorganisatie maakt een doelmatigheidsbesparing op de investeringen mogelijk.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en uitgaven (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Verplichtingen Uitgaven Codering
  199519961997 199519961997 econ. funct.
01 – Groot materieel  7 10013 867  7 10013 867 13 02.0
02 – Infrastructuur  2 00010 000  2 0005 000 13 02.0
Totaal  9 10023 867  9 10018 867    

Artikelonderdeel 01 Groot materieel

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd bestemd voor de noodzakelijke uitgaven voor de instandhouding van het voertuigenpark van de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie. Voorts worden op dit artikel de uitgaven geraamd voor de ontwikkelkosten van het fantoomlichaam ten behoeve van de geneeskundige opleidingen. Voor de jaren 1998 tot en met 2001 is een uitgavenbedrag geraamd van f 4,245 miljoen per jaar.

In het ramingsbedrag van dit artikelonderdeel is rekening gehouden met de door de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie te behalen doelmatigheidsbesparing. Invulling daarvan is mogelijk door middel van inkrimping van het wagenpark. Met een optimale inzet van het materieel dienen minder vervangingsinvesteringen plaats te vinden.

Artikelonderdeel 02 Infrastructuur

Op dit artikelonderdeel worden uitgaven geraamd, die benodigd zijn voor de implementatie van de Defensie-organisatie voor Werving en Selectie. Voor de integratie is het noodzakelijk op de Marinekazerne Amsterdam bestaande gebouwen te renoveren en opnieuw in te delen. De voor de integratie noodzakelijke uitgaven die benodigd zijn voor de aanpassing van het Registratie- en Informatie Ondersteuningssysteem Personeelsvoorziening (RIOS-PV), zijn in dit project inbegrepen. Voor het jaar 1998 is onder dit artikelonderdeel een uitgavenbedrag geraamd van f 5 miljoen. Voor de jaren vanaf 1999 zijn geen ramingsbedragen opgenomen.

Wetsartikel 2 (ontvangsten)

De ontvangstenbegroting van het ministerie van Defensie beslaat in 1997 ongeveer f 600 miljoen. Waar de ontvangsten worden gegenereerd via in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend. Bij de toelichting op de artikelen wordt in voorkomend geval ingegaan op de redenen voor het afwijken van een kostendekkend tarief.

01. Beleidsterrein Algemeen

Bij dit beleidsterrein is met ingang van de begroting 1996 een begin gemaakt met samengevoegde uitgavenartikelen personeel en materieel. Daarnaast zijn in de begroting 1996 de uitgaven van de Centrale Organisatie en de uitvoerende diensten gescheiden verantwoord in beleidsterrein 01 en 09. Deze combinatie van factoren heeft ook gevolgen voor de vorm van de financiële verantwoording via de begroting van ontvangsten voor beleidsterrein 01. Algemeen.

01.01 Verhaalswet ongevallen ambtenaren en Algemene arbeidsongeschiktheidswet

De grondslag van het artikel

Met ingang van 1996 zijn de ontvangsten van dit artikel ondergebracht bij artikel 01.08 Ontvangsten personeel en materieel Centrale organisatie.

Ten gunste van dit artikel zijn tot en met 1995 de ontvangsten geboekt in verband met vergoedingen voor geneeskundige behandeling, de vergoeding van arbeidsderving als gevolg van ongevallen veroorzaakt door derden en de ontvangsten uit het AAW-fonds voor zover die betrekking hebben op uitgaven gedaan in het begrotingsjaar of in het daaraan voorafgaande jaar. Ten aanzien van de gehanteerde tarieven geldt, dat bij de ontvangsten als gevolg van de verhaalswet ongevallen ambtenaren in de gestelde claims is uitgegaan van de loonkosten van de betreffende ambtenaren en militairen. Voor de medische kosten geldt dit voor militairen en hun gezinsleden. Voor de terugontvangsten uit het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds is uitgegaan van de wettelijk vastgestelde tarieven, die gelden voor de vergoedingsregeling.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 480      

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  1995 econ. funct.
Verhaalswet ongevallen ambtenaren 79 11.3 02.0
Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, betreffende uitgaven gedaan in vroegere dienstjaren 255 47 02.0
Terugontvangsten voor langdurig zieken uit het AAW-fonds 146 11.1 02.0
Totaal 480    

01.02 Ontvangsten wegens inhoudingen van premie en voor diverse verstrekkingen, zoals kleding, voeding, huisvesting, geneeskundige verzorging e.d.

De grondslag van het artikel

De ontvangsten voor de uitvoerende diensten van de Groep Defensie-ondersteuning zijn ingaande 1996 overgeheveld naar beleidsterrein 09.

Per gelijke datum zijn de nog resterende ontvangsten van dit wetsartikel ondergebracht bij artikel 01.08 Ontvangsten personeel en materieel Kerndepartement.

Ten gunste van dit artikel 1.02 zijn tot en met 1995 de ontvangsten en inhoudingen voor verschillende verstrekkingen geboekt, zoals voeding, huisvesting en geneeskundige verzorging, alsmede de ontvangsten in het kader van A&O/SAJO-projecten en de inhouding van de nominale AWBZ-premie. Bij de gehanteerde tarieven zijn de daarmee gemoeide uitgaven als uitgangspunt gehanteerd.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 2 018      

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  1995 econ. funct.
Inhouding huisvesting, voeding, etc. 1 260 16.1 02.0
Overige ontvangsten 589 16.1 02.0
A&O/SAJO 169 46.4 02.0
Totaal 2 018    

01.03 Specifieke ontvangsten

De grondslag van het artikel

Met ingang van 1996 zijn de ontvangsten van dit artikel ondergebracht bij artikel 01.08 Ontvangsten personeel en materieel Kerndepartement.

Ten gunste van dit artikel zijn tot en met 1995 de ontvangsten betreffende de vroegere Centrale Drukkerij en Publicatievoorziening Grafische Bedrijven Emmen (CDP) geboekt, die inmiddels is geprivatiseerd:

– verrekening van salarissen;

– advertenties die zijn geplaatst in defensiepublicaties;

– ontvangsten verkoop bestekken DGW&T;

– diverse overige ontvangsten.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 3 998      

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  1995 econ. funct.
Verrekening salarissen 20 16.1 02.0
Tijdschriftadvertenties 501 16.1 02.0
Ontvangsten Centrale drukkerij en publicatievoorziening   16.1 02.0
Ontvangsten verkoop bestekken DGW&T 1 049 16.1 02.0
Diversen 2 428 16.1 02.0
Totaal 3 998    

Bij de gehanteerde tarieven zijn voor het merendeel de daarmee gemoeide uitgaven als uitgangspunt gehanteerd.

01.04 Ontvangsten van andere landen, voortvloeiende uit internationale verplichtingen in verband met Navo-infrastructuur

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geboekt als gevolg van verrekening met de Navo voor uitgaven van Navo-veiligheidsinvesteringswerken in Nederland. De desbetreffende uitgaven zijn opgenomen in artikel 01.11 Internationale verplichtingen. Bij de verrekening worden geen tarieven gehanteerd. Met uitzondering van BTW, worden de uitgaven integraal door de Navo vergoed.

De economische en functionele codering is respectievelijk 39.4 en 02.0.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  31 80031 80031 80031 80031 800 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 20 95031 80031 80031 80031 80031 80031 800

01.06 Overige ontvangsten

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden geboekt:

– ontvangsten uit het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds, betreffende uitgaven gedaan in vroegere dienstjaren ten behoeve van actief dienend personeel;

– boetes voor te late levering van goederen door leveranciers ingevolge artikel 22 van de algemene rijksinkoopvoorwaarden;

– terug-ontvangsten milieuheffing, als gevolg van lagere eindafrekening;

– restitutie van te veel betaalde sociale lasten;

– inhoudingen op bezoldiging in verband met nevenfuncties;

– royalties.

Gezien de samenstelling van dit artikel is het verloop van de ontvangsten moeilijk te voorspellen en kunnen tarieven in dit geval niet als instrument worden gehanteerd. Dientengevolge wordt een vast bedrag aan ontvangsten geraamd, dat ten tijde van de uitvoering van de begroting hoger of lager kan uitvallen.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  700700700700700 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 2 883700700700700700700

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Code ring
  199519961997 econ. funct.
Royalties 91   16.1 02.0
Boetes 3   16.1 02.0
Milieuheffing 1 150400400 16.1 02.0
Overige ontvangsten 1 639300300 16.1 02.0
Totaal 2 883700700    

01.07. Prijsbijstelling

Dit artikel is ingesteld om de inflatiecorrectie technisch te verrekenen met de begroting van ontvangsten. Op dit artikel worden geen mutaties voorzien.

01.08. Ontvangsten personeel en materieel Kerndepartement

De grondslag van het artikel

De geraamde ontvangsten hebben betrekking op ontvangsten die gerelateerd zijn aan de personele en materiële uitgaven op de artikelen 01.18 en 01.19.

Ten gunste van dit artikel worden geboekt: –ontvangsten in verband met vergoedingen voor geneeskundige behandeling, de vergoeding van arbeidsderving als gevolg van ongevallen veroorzaakt door derden en de ontvangsten uit het AAW-fonds voor zover die betrekking hebben op uitgaven gedaan in het begrotingsjaar of in het daaraan voorafgaande jaar. Ten aanzien van de gehanteerde tarieven geldt, dat bij de ontvangsten als gevolg van de verhaalswet ongevallen ambtenaren in de gestelde claims is uitgegaan van de loonkosten van de betreffende ambtenaren en militairen. Wat betreft de medische kosten geldt dit voor militairen en hun gezinsleden. Voor de terugontvangsten uit het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds is uitgegaan van de wettelijk vastgestelde tarieven, die gelden voor de vergoedingsregeling;–ontvangsten en inhoudingen voor verschillende verstrekkingen, zoals voeding, huisvesting en geneeskundige verzoging, alsmede de ontvangsten in het kader van de inhouding van de nominale AWBZ-premie. Bij de gehanteerde tarieven zijn de daarmee gemoeide uitgaven als uitgangspunt gehanteerd;–advertenties die zijn geplaatst in defensiepublicaties. Voor de tarieven van advertenties in de personeelsbladen van Defensie, wordt uitgegaan van marktconforme kostendekkende tarieven, welke zijn gepubliceerd in het handboek «Nederlandse pers en publiciteit»;

– overige ontvangsten.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  2 9402 9352 9352 9352 935 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997  2 9402 9352 9352 9352 9352 935

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
   19961997 econ. funct.
Personeel:         
– Verhaalswet ongevallen ambtenaren en Algemene Arbeidsongeschiktheidswet  1 3881 388 16.1 02.0
– Ontvangsten wegens inhoudingen voor diverse verstrekkingen  630630 16.1 02.0
– Ontvangsten teveel genoten salaris  165165 16.1 02.0
Totaal personeel  2 1832 183     
         
Materieel:        
– Ontvangsten uit advertenties  507507  16.1 02.0
Diverse overige ontvangsten  250245 16.1  02.0
Totaal  2 9402 935    

02. Beleidsterrein Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen

02.01 Ontvangsten Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geboekt in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), betreffende uitgaven gedaan in het huidige en vorige dienstjaar. De tarieven zijn gebaseerd op de wettelijke vergoedingsregelingen.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  25 30025 30025 30025 30025 300 
1e suppletore wet 1996  775775775775775 
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 25 18626 07526 07526 07526 07526 07526 075

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 econ. funct.
Ontvangsten AAW–fonds, betreffende uitgaven gedaan voor:         
– militaire invaliditeitspensioenen 15 15916 37516 375 11.3 02.4
– de Uitkeringswet gewezen militairen 6 7327 0007 000 11.3 02.0
– sociale zorg 8902 1002 100 11.3 02.0
– wachtgelden burgerpersoneel 2 405600600 11.3 02.0
Totaal 25 18626 07526 075    

02.02 Overige ontvangsten

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geboekt van de debiteuren ter zake van pensioenen en wachtgelden en ontvangsten in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), betreffende uitgaven gedaan in vroegere dienstjaren (betrekking hebbend op pensioenen en wachtgelden). Gezien de aard van deze ontvangsten, restitutie van te veel genoten uitkeringen op grond van het anti-cumulatiebeding en wettelijk vastgestelde vergoedingen uit het op grond van de AAW, worden geen tarieven gehanteerd.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  3 5003 5003 5003 5003 500 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 4 4353 5003 5003 5003 5003 5003 500

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 econ. funct.
Debiteuren  3 270 2 500 2 500 16.1  02.4
Ontvangsten AAW-fonds, betreffende uitgaven gedaan in vroegere dienstjaren  955 1 000 1 000 16.1  02.4
Overige ontvangsten  210      
Totaal 4 435 3 500 3 500    

03. Beleidsterrein Koninklijke marine

03.01 Verhaalswet ongevallen ambtenaren en Algemene arbeidsongeschiktheidswet

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd van verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen en de ontvangsten in het kader van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW), voorzover die betrekking hebben op uitgaven gedaan in het begrotingsjaar of in het voorafgaande jaar. De ontvangsten hebben een relatie met de artikelen 03.01 Burgerpersoneel en 03.02 Militair personeel van de uitgavenbegroting.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  1 5001 5001 5001 5001 500 
1e suppletore wet 1996  – 500     
Nieuwe mutaties   – 500– 500– 500– 500 
Stand ontwerp-begroting 1997 1 4701 0001 0001 0001 0001 0001 000

De AAW-claims voor langdurig zieke burgerambtenaren komen te vervallen. Hiervoor komen uitkeringen door de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO) in de plaats. Consequentie voor de begroting is dat de AAW-claims niet meer ten gunste van dit artikel worden geboekt. De USZO uitkeringen worden in mindering van het uitgavenartikel gebracht.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering.
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 Econ. Funct
Verhaalswet ongevallen ambtenaren 23   11.3 02.3
Ontvangsten AAW–fonds 1 4471 0001 000 47   02.3
Totaal 1 4701 0001 000    

Verhaalswet ongevallen ambtenaren

Terzake zijn geen ontvangsten geraamd. Uit hoofde van de verhaalswet ongevallen ambtenaren zijn in voorgaande jaren geringe bedragen ontvangen.

Ontvangsten AAW-fonds

In de ramingen is rekening gehouden met de ontwikkeling van de sterkte militair personeel.

03.02. Ontvangsten en inhoudingen wegens diverse verstrekkingen alsmede wegens genot van kleding, voeding, huisvesting, geneeskundige verzorging e.d.

De grondslag van het artikel

De ontvangsten en inhoudingen hebben ondermeer betrekking op:

– kleding en uitrusting;

– voeding;

– ontwikkeling, sport en ontspanning;

– huren;

– huisvesting militair personeel;

– geneeskundige verzorging;

– bijdragen in schade.

De ontvangsten hebben gedeeltelijk een relatie met het artikel

03.03 Overige personele exploitatie van de uitgavenbegroting.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  48 96049 45046 75046 75046 750 
1e suppletore wet 1996  1 590     
Nieuwe mutaties   – 9 350– 7 950– 14 950– 14 950 
Stand ontwerp-begroting 1997 26 28050 55040 10038 80031 80031 80031 800

De mutaties worden grotendeels veroorzaakt door:

– het structureel verlagen van de post overige ontvangsten als gevolg van het realisatieverloop van de voorgaande jaren. In de post is begrepen de herfasering van de verwachte ontvangsten inzake de verfschade aan de tweede serie onderzeeboten van de Walrusklasse;

– het vervallen van de inhouding voor huisvesting op de wedde van dienstplichtig militair personeel;

– het als gevolg van bijstelling van de ramingen minder ontvangsten uit hoofde van ziektekosten militair personeel;

– het terugdringen van verstrekkingen van gratis maaltijden.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering.
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 Econ. Funct
Inhouding voeding en huisvesting     16.1 02.3
Kleding en uitrusting 1 9222 0002 000 16.1 02.3
Voeding 2 3053 2003 500 16.1 02.3
Ziektekosten MP 7 3609 9509 900 16.1 02.3
Voorziening woonruimte 7 9049 6009 600 16.1 02.3
Overige ontvangsten 6 78925 80015 100 16.1 02.3
Totaal 26 28050 55040 100    

Inhouding van voeding en huisvesting

Als gevolg van het Arbeidsvoorwaardenakkoord vindt de inhouding voor huisvesting op de wedde van (dienstplichtig) militair personeel niet meer plaats.

Kleding en uitrusting

In de raming is rekening gehouden met de ontwikkeling van de personeelssterkte. De gehanteerde prijs is kostendekkend.

Voeding

De ontvangsten op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de verstrekking van maaltijden. In de raming is rekening gehouden met de ontwikkeling van de personeelssterkte en met maatregelen tot het terugdringen van het gratis verstrekken van maaltijden. De gehanteerde tarieven zijn kostendekkend.

Ziektekosten MP

Op dit artikelonderdeel werden tot 1996 nagenoeg alleen de ontvangsten uit hoofde van tandheelkundige verzorging geraamd. Met de invoering in 1995 van het nieuwe stelsel ziektekosten militair personeel worden de ontvangsten uit dien hoofde alsmede de inhouding nominale premie AWBZ voor vrijwillig dienend militair personeel eveneens op dit artikelonderdeel geraamd. De hoogte van de ramingen zijn gebaseerd op de personeelssterkte. De gehanteerde tarieven worden voornamelijk vastgesteld door het Centrale Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG).

Voorziening woonruimte

De ontvangsten op dit artikelonderdeel hebben betrekking op huren en bijkomende kosten van in Nederland en in het buitenland gelegen woningen. De grondslag van de tarieven is kostendekkend. Tot 1995 werden de ontvangsten terzake geraamd en verantwoord op kostensoort overige ontvangsten.

Overige ontvangsten

Op dit artikelonderdeel worden alle ontvangsten geraamd en verantwoord die niet zijn onder te brengen in enig ander artikel of artikelonderdeel.

03.03. Verrekeningen wegens verstrekkingen en voor verrichte werkzaamheden en voor verleende diensten

De grondslag van het artikel

Op dit artikel worden de ontvangsten verantwoord voor:

– opleidingskosten buitenlandse militairen;

– verrichte werkzaamheden en verleende diensten door de marinebedrijven voor derden;

– bijdragen in het kader van Navo-infrastructuurprojecten;

– ontvangsten in het kader van A&O/SAJO-projecten.

De ontvangsten uit hoofd van Navo-infrastructuurprojecten en terugontvangsten Foreign military sales (FMS) worden met ingang van 1996 verantwoord op wetsartikel 03.08 Ontvangsten uit hoofde van internationale samenwerking.

De ontvangsten op dit wetsartikel hebben een relatie met de artikelen 03.02 Salarissen militair personeel, 03.03 Overige personele exploitatie, 03.05 Materiële exploitatie, 03.06 Bouw en 03.07 Overig groot materieel van de uitgavenbegroting.

De tarieven worden berekend aan de hand van de gerealiseerde kosten c.q. uitgaven van het voorgaande jaar verhoogd met het bijstellingspercentage van de materiële overheidsconsumptie (MOC) dan wel op basis van middensommen. De berekende tarieven blijven voor één jaar van kracht. Het uitgangspunt voor de tariefbepaling van de onder dit artikel vallende opbrengsten is de dekking van de additionele kosten alsmede de gerelateerde directe kosten. In het kader van samenwerkingsverbanden waarbij wederzijds diensten ter beschikking worden gesteld, vindt alleen verrekening plaats voor de additionele kosten indien dit in een overeenkomst met die partners is geregeld.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  16 30013 60013 60013 60013 600 
1e suppletore wet 1996  – 8 990– 6 000– 6 000– 6 000– 6 000 
Nieuwe mutaties   – 250750750750 
Stand ontwerp-begroting 1997 14 2217 3107 3508 3508 3508 3508 350

Als gevolg van een herziene raming hebben diverse kleine bijstellingen op dit wetsartikel plaatsgevonden.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering.
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Pensionkosten burgers/militairen 17250250 11.3 02.3
Uitgeleend personeel algemeen 55350400 16.1 02.3
Hofmeesters Koninklijk Huis 357400400 16.1 02.3
Particuliere telefoongesprekken 6921 0001 000 16.1 02.3
Opleiding buitenlandse militairen 7841 0001 000 16.1 02.3
Verleende diensten enz. 2 4432 8002 800 16.1 02.3
Verrekening door marinebedrijven 1 2551 3001 300 16.1 02.3
Stichting marcandi 1110  16.1 02.3
Terugontvangsten salaris burgers 20100100 16.1 02.3
Terugontvangsten WU/KVV – 1100100 16.1 02.3
Bijdrage in Navo-infrastructuurprojecten 794   13   02.3
Ontvangsten A&O/SAJO-projecten 6 716   46.4 02.3
Terugontvangsten FMS 1 078   13   02.3
Totaal 14 2217 3107 350    

Pensionkosten burgers/militairen

Bij de vaststelling van de ramingsbedragen is rekening gehouden met de realisatie van voorgaande jaren.

Uitgeleend personeel

De verrekening van uitgeleend personeel geschiedt aan Navo-partners op basis van berekende middensommen. Bij het verrekenen van uitgeleend personeel aan overige instanties worden de werkelijke salariskosten gehanteerd.

Hofmeesters Koninklijk Huis

De ramingsbedragen op dit artikelonderdeel zijn gebaseerd op een vast aantal personeelsleden dat aan het Koninklijk Huis beschikbaar wordt gesteld op basis van werkelijke kosten.

Opleidingskosten buitenlandse militairen

In de raming is rekening gehouden met reeds afgesloten overeenkomsten en de realisatie van voorgaande jaren. De gehanteerde tarieven voor de verrekening zijn kostendekkend.

Verleende diensten enz.

De ramingen zijn gebaseerd op reeds afgesloten overeenkomsten en de realisatie van voorgaande jaren. De in de overeenkomsten opgenomen bedragen worden jaarlijks aangepast en zijn gebaseerd op kostendekkende tarieven.

Verrekening door marinebedrijven

Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd uit hoofde van diensten verleend door marinebedrijven aan derden. De gehanteerde prijs voor de verleende diensten is kostendekkend.

03.04. Terugontvangst BTW

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel wordt de terugvordering geraamd van betaalde omzetbelasting voor goederen, die worden verstrekt aan zeegaande schepen. Voor die goederen is geen omzetbelasting verschuldigd.

De geraamde ontvangsten hebben een relatie met de artikelen 03.05 Materiële exploitatie en 03.07 Overig groot materieel van de uitgavenbegroting.

De economische en functionele codering is respectievelijk 12.5 en 02.3.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  28 30028 30028 30028 30028 300 
1e suppletore wet 1996  28 200     
Nieuwe mutaties   21 9007 6008 4008 200 
Stand ontwerp-begroting 1997 36 44656 50050 20035 90036 70036 50036 500

In de raming voor het jaar 1996 en 1997 zijn terugontvangsten van betaalde en te betalen BTW over ontwikkelingskosten voor sensor-, wapen en communicatiesystemen voor schepen alsmede aan schepen geleverde niet-magazijnsgoederen opgenomen. Structureel is rekening gehouden met een hogere afgifte van goederen aan schepen als gevolg van het in dienst stellen van het nieuwe bevoorradingsschip de Hr. Ms. Amsterdam.

03.05. Verpleging van burgerpatiënten in militaire ziekeninrichtingen, geneeskundige verzorging en verstrekkingen

De grondslag van het artikel

De ontvangsten voor verpleging van burgerpatiënten in militaire ziekeninrichtingen werden ten gunste van dit artikel geboekt. In verband met de sluiting van het Marine Hospitaal Overveen worden op dit artikel geen ontvangsten meer geraamd.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 4      

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.3.

03.06. Opbrengsten van verkoop van zeekaarten, berichten aan zeevarenden, zeemansgidsen enz.

De grondslag van het artikel

De opbrengsten van aan derden verkochte kaarten, berichten aan zeevarenden, zeemansgidsen en dergelijke komen ten gunste van dit artikel.

Ten aanzien van de vraag of de berekende tarieven kostendekkend zijn, wordt het volgende aangetekend. De vervaardiging van hydrografische kaarten vloeit voort uit een wettelijke verplichting. Deze kaarten worden in beginsel kostendekkend verkocht. Om veiligheidsredenen kan tot een lagere prijs worden besloten (om zo te voorkomen dat te lang met verouderde kaarten wordt doorgevaren). De marktprijs, bepaald op de vrije markt, bijvoorbeeld in Engeland, moet min of meer worden gevolgd. In dit verband verdient het tevens vermelding dat hier sprake is van een «bijprodukt» van de betrokken dienst.

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.3.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  1 9002 0002 0002 0002 000 
1e suppletore wet 1996  – 200     
Nieuwe mutaties   – 100– 100– 100– 100 
Stand ontwerp-begroting 1997 1 9581 7001 9001 9001 9001 9001 900

03.07. Verrekening met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in verband met het ter beschikking stellen van de Hr. Ms. Tydeman voor oceanografisch onderzoek

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geboekt van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in verband met het ter beschikking stellen van de Hr. Ms. Tydeman voor oceanografisch onderzoek. De gehanteerde tarieven zijn kostendekkend.

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.2 en 02.3.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996  1 000     
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997  1 000     

Vanaf 1997 worden er geen ontvangsten meer verwacht.

03.08. Ontvangsten uit hoofde van internationale samenwerking

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden ontvangsten geraamd betreffende verrekeningen met Navo-partners voor gezamenlijke projecten.

De ontvangsten op dit wetsartikel hebben een relatie met de wetsartikelen 03.05 Materiële exploitatie, 03.06 Bouw, aankoop van gronden etc. en 03.07 Overig groot materieel van de uitgavenbegroting.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002001
Stand ontwerp-begroting 1996  5 0915 0915 0915 0915 091 
1e suppletore wet 1996  12 5009 6009 6009 6009 600 
Nieuwe mutaties   5 8001 200700700 
Stand ontwerp-begroting 1997 5 64517 59120 49115 89115 39115 39115 391

De mutatie is met name het gevolg van een ramingsbijstelling van de ontvangsten uit hoofde van Navo-infrastructuurprojecten die leidt tot een verhoging van f 5,1 miljoen in 1997 en f 0,5 miljoen in 1998.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering.
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Kustwachtcentrum Nederland  9191 39.2 02.3
Bijdrage in Navo-infrastructuur-projecten  5 2005 100 39.2 02.3
Terugontvangsten FMS  3 0006 000 39.2 02.3
Verrekening marinebedrijven 5 6455 0005 000 39.2 02.3
Overige ontvangsten  4 3004 300 39.2 02.3
Totaal 5 64517 59120 491    

Kustwacht Nederland

De ontvangsten uit hoofde van dienstverlening aan Duitsland door het Kustwachtcentrum Nederland worden op dit artikelonderdeel geraamd en verantwoord.

Navo-infrastructuur projecten

De ontvangsten uit hoofde van door de Koninklijke marine voorgefinancierde Navo-projecten, worden op dit artikelonderdeel geraamd en verantwoord.

Terugontvangsten FMS

Op dit artikel worden de terugontvangsten op diverse Foreign Military Sales programma's vanuit de Verenigde Staten geraamd en verantwoord.

Verrekening marinebedrijven

Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord uit hoofde van werkzaamheden verricht voor Navo-partners. Verrekening vindt plaats op basis van kostendekkende tarieven.

Overige ontvangsten

Hierin begrepen zijn de afrekening met de medegebruikers van de Lynx helicopter simulator op het marinevliegkamp de Kooy, en de verrekening uit hoofde van samenwerking op het gebied van LW08-radarsysteem en het Goalkeeper-wapensysteem met het Verenigd Koninkrijk. De daadwerkelijk gemaakte kosten worden verrekend.

03.09. Ontvangsten uit hoofde van de levering van inventarisgoederen en klein materieel aan derden

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geboekt voor de levering van inventarisgoederen aan derden en de levering van brandstof aan Navo-partners.

De tarieven zijn niet gebaseerd op wettelijke regelingen. Het uitgangspunt voor de tariefbepaling is de laatst bekende vervangingsprijs vermeerderd met een opslag voor behandeling en opslag. Tarieven worden automatisch aangepast aan de laatst bekende aanschaffingsprijs. Deze prijs is kostendekkend voor de verstrekking alsmede de behandelingskosten.

De ontvangsten op dit wetsartikel hebben een relatie met het wetsartikel 03.05 Materiële exploitatie van de uitgavenbegroting.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  10 00010 00010 00010 00010 000 
1e suppletore wet 1996   – 3 600– 3 600– 3 600– 3 600 
Nieuwe mutaties   3 6003 6003 6003 600 
Stand ontwerp-begroting 1997 8 51610 00010 00010 00010 00010 00010 000

De mutatie betreft de verwachte hogere afgifte van brandstoffen aan Navo-partners mede als gevolg van het in dienst stellen van het bevoorradingsschip Hr. Ms. Amsterdam.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering.
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 Econ. Funct.
Ontvangsten inzake levering inventarisgoederen 6 8813 9003 900 16.1 02.3
Ontvangsten uit hoofde van de levering van brandstoffen aan derden 1 6356 1006 100 16.1 02.3
Totaal 8 51610 00010 000    

03.10. Overige ontvangsten

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geboekt die niet verrekenbaar zijn met de uitgavenbegroting, zoals krijgstuchtelijke geldboetes, geldboetes wegens te late levering en rente-ontvangsten.

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.3.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  2 1002 1002 1002 1002 100 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 3 5562 1002 1002 1002 1002 1002 100

04. Beleidsterrein Koninklijke landmacht

04.01 Verhaalswet ongevallen ambtenaren en de Algemene arbeidsongeschiktheidswet

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd van verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen en de ontvangsten in het kader van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW), voorzover die betrekking hebben op uitgaven gedaan in het begrotingsjaar of in het daaraan voorafgaande jaar.

De ontvangsten betreffende dit artikel zijn in relatie te brengen met de artikelen 04.01 Burgerpersoneel en 04.02 Militair personeel van de uitgavenbegroting.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  4 3854 3854 3854 3854 385 
1e suppletore wet 1996  – 2 685     
Nieuwe mutaties   – 2 685– 2 685– 2 685– 2 685 
Stand ontwerp-begroting 1997 3 351 1 7001 7001 7001 7001 7001 700

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten  Codering
  199519961997 econ.  funct.
Verhaalswet ongevallen ambtenaren 578600600  11.3  02.1
Ontvangsten AAW-fonds  2 7731 1001 100 47   02.1
Totaal  3 351 1 700 1 700    

Verhaalswet ongevallen ambtenaren

De op dit artikelonderdeel betrekking hebbende ontvangsten worden geraamd op basis van de realisatie 1995.

Ontvangsten AAW-fonds

In de raming is rekening gehouden met het invoeren van een WAO-conforme regeling per 1 januari 1996. Dit leidt voorshands tot een daling van de ontvangsten, daar de AAW-claims zijn komen te vervallen.

04.02 Ontvangsten en inhoudingen wegens diverse verstrekkingen wegens genot van kleding, voeding, huisvesting, e.d.

De grondslag van het artikel

De op dit artikel betrekking hebbende ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op het personeel. De personele sterkte is dan ook van invloed op de hoogte van de ramingen.

De ontvangsten zijn nagenoeg geheel in relatie te brengen met artikel 04.03 Overige personele exploitatie van de uitgavenbegroting.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  27 58326 94626 53626 48026 480 
1e suppletore wet 1996  366     
Nieuwe mutaties   – 3 700– 3 700– 3 700– 3 700 
Stand ontwerp-begroting 1997 38 61527 94923 24622 83622 78022 78022 780

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische- en functionele codering
Artikelonderdeel  Ontvangsten  Codering
  199519961997  econ.  funct.
Inhouding wegens huisvesting van rijkswege  7 030 6 0005 305  16.1  02.1
Kleding en uitrusting 1 149950840  16.1  02.1
Voeding  9 251 9 550 10 215 16.1 02.1
Ontwikkeling, sport en ontspanning  151270240 16.1  02.1
Sociale zorg  4 003   16.1 02.1
Voorziening woonruimte  8 465 5 1272 280  16.1  02.1
Geneeskundige verzorging 6 541 4 425 2 929  16.1 02.1
Huisvestingskosten  529200177 16.1  02.1
Bijdragen in schaden  1 4961 427 1 260 16.1  02.1
Totaal 38 615 27 949 23 246    

Inhouding wegens huisvesting van rijkswege

Rekening houdend met de realisatie 1995 en de ontwikkeling van de personele sterkte is de raming voor 1997 opgesteld. De raming heeft alleen betrekking op het vrijwillig dienend militair personeel. De inhoudingen zijn volgens de «regeling huisvesting en voeding militairen» vastgesteld.

Kleding en uitrusting

Dit artikelonderdeel is gevoelig voor de ontwikkeling van de personele sterkte. Desondanks kan niet zomaar worden gerekend met een sterktebreuk, omdat de vraag fluctueert. De gehanteerde prijzen zijn kostendekkend.

Voeding

Binnen dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord betrekking hebbende op de verstrekking van maaltijden, restitutie heffingen Europese Unie inzake levensmiddelen, verrekening levensmiddelen met derden en verstrekking van levensmiddelen aan derden. De gehanteerde prijzen zijn kostendekkend.

Door het nemen van efficiencymaatregelen en het operationeel stellen van bedrijfsrestaurants, wordt een structureel hogere ontvangst verwacht.

Ontwikkeling, sport en ontspanning

De ontvangsten die op dit artikelonderdeel worden geraamd en verantwoord hebben betrekking op de opbrengsten van de verhuur van videobanden. Voor 1997 wordt een geringe daling ten opzichte van 1996 voorzien in verband met de lagere personele sterkte. De (verhuur)prijzen zijn gebaseerd op de externe marktprijzen.

Voorziening woonruimte

De ontvangsten die op dit artikelonderdeel worden geraamd en verantwoord hebben betrekking op huren en bijkomende kosten van in Nederland en in het buitenland gelegen woningen. Door een afname van het bestand aan rijkswoningen, vertoont de raming een dalende trend. De gehanteerde huurprijzen zijn kostendekkend voorzover de rechtspositioneel vastgelegde maximale huur-/loonverhouding niet wordt overschreden.

Geneeskundige verzorging

Tot 1995 heeft de raming en verantwoording voor de ontvangsten van de Ziekenfondsraad inzake de AWBZ plaatsgevonden op artikel 04.05 Geneeskundige verzorging en geneeskundige dienst materiaal. In verband met een gewijzigde boekingssystematiek vindt de verantwoording met ingang van 1995 op dit artikelonderdeel plaats. Voor 1996 en verdere jaren zijn de ramingen ter zake in dit artikelonderdeel aangepast. Daarnaast is een correctie toegepast in verband met de overheveling van de geneeskundige zorg taak, met uitzondering van de eerstelijns geneeskundige zorg, uit de Koninklijke landmachtorganisatie naar het nieuw opgerichte Defensie Interservice Commando.

Huisvestingskosten

De ontvangsten die op dit artikelonderdeel worden geraamd en verantwoord hebben voornamelijk betrekking op de eindafrekeningen van energiebedrijven. De eindafrekeningen kunnen het jaar van de uitgaven overschrijden, zodat verantwoording in de ontvangstenbegroting plaatsvindt.

Bijdragen in schaden

Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord van verhaalde schade. Het betreft min of meer incidentele gebeurtenissen.

04.03 Ontvangsten wegens verstrekkingen, verrichte werkzaamheden en verleende diensten

De grondslag van het artikel

Regelmatig wordt een beroep gedaan op de Koninklijke landmacht om steun te verlenen. De op de steunverlening betrekking hebbende kosten worden in rekening gebracht.

De met het uitgavenniveau verrekenbare ontvangsten die niet onder één van de andere artikelen van de ontvangstenbegroting zijn onder te brengen, worden eveneens op dit artikel geraamd en verantwoord.

De ontvangsten betreffende dit artikel zijn in relatie te brengen met de artikelen 04.03 Overige personele exploitatie, 04.05 Materiële exploitatie en 04.07 Overig groot materieel van de uitgavenbegroting.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  30 57330 57330 57330 57330 573 
1e suppletore wet 1996  17 182     
Nieuwe mutaties  1 550– 7 333– 7 333– 7 333– 7 333 
Stand ontwerp-begroting 1997 39 89649 30523 24023 24023 24023 24023 240

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten  Codering
  199519961997 econ.  funct.
Ontvangen salarissen burgerpersoneel 1 744 1 845 1 460  16.2 02.1
Ontvangen bezoldiging militair personeel  2 2453 125 2 765  16.2  02.1
Ontvangsten naar aanleiding van militaire steunverlening en diverse leveringen  10 4915 700 3 755  16.2  02.1
Gebouwen, werken en terreinen  3 482 5 250 2 925 17    02.1
A&O- en Sajoprojecten  3 256   46.4  02.1
Overige ontvangsten 18 67833 38512 335 16   02.1
Totaal  39 896 49 305 23 240    

Ontvangen salarissen burgerpersoneel

De ontvangsten worden op basis van de realisatie van voorafgaande jaren geraamd. Daar niet is te voorspellen of en in welke mate van de diensten van de Koninklijke landmacht gebruik zal worden gemaakt, zijn de ramingen terughoudend opgesteld. Verrekening vindt plaats op basis van berekende middensommen danwel op basis van werkelijke kosten.

Ontvangen bezoldiging militair personeel

De ontvangsten worden op basis van de realisatie van voorafgaande jaren geraamd. Daar niet is te voorspellen of en in welke mate van de diensten van de Koninklijke landmacht gebruik zal worden gemaakt, zijn de ramingen terughoudend opgesteld. Verrekening vindt plaats op basis van berekende middensommen danwel op basis van werkelijke kosten.

Ontvangsten naar aanleiding van militaire steunverlening en diverse leveringen

De materiële kosten betreffende steunverlening worden op dit artikelonderdeel geraamd en verantwoord. De ontvangsten worden op basis van de realisatie van voorafgaande jaren geraamd. Daar niet is te voorspellen of en in welke mate van de diensten van de Koninklijke landmacht gebruik zal worden gemaakt, zijn de ramingen terughoudend opgesteld.

Voor de steunverlening wordt een tarief in rekening gebracht dat is opgenomen in het Tarievenboek van de Koninklijke landmacht. De in dit boek opgenomen tarieven worden jaarlijks geactualiseerd en zijn gebaseerd op de dekking van tenminste de additionele kosten.

Gebouwen, werken en terreinen

Het niet-trendmatige verloop van de ontvangsten wordt veroorzaakt door faseverschillen in afrekeningen met de Duitse overheid voor de riolering in Seedorf en de tweede fase van de legering voor beroepspersoneel bepaalde tijd.

Overige ontvangsten

Bij dit artikelonderdeel zijn alle ontvangsten opgenomen die niet zijn onder te brengen bij een van de andere artikelen van de ontvangstenbegroting. In het ramingsbedrag voor 1996 is rekening gehouden met een éénmalige bijdrage van de Verenigde Staten van Amerika in verband met de opheffing van de «POMS-site» in Ter Apel.

04.04 Terugontvangst B.T.W.

De grondslag van het artikel

Van materieel dat door de Koninklijke landmacht wordt uitgevoerd, wordt de B.T.W. teruggevorderd. De terugvordering van B.T.W. vindt ook plaats ingeval van leveringen aan niet-ingezetenen zoals Navo-partners.

De op dit artikel betrekking hebbende ontvangsten zijn in relatie te brengen met de artikelen 04.05 Materiële exploitatie en 04.07 Overig groot materieel van de uitgavenbegroting.

In 1996 zal een inhaalslag plaatsvinden betreffende het terugvorderen van te veel betaalde BTW. Dit is de reden waarom de raming 1997 ten opzichte van 1996 lager is. Vanaf 1997 zijn de te verwachten reguliere BTW-ontvangsten geraamd.

De economische en functionele codering is respectievelijk 12.5 en 02.1.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  10 95010 95010 95010 95010 950 
1e suppletore wet 1996  4 850     
Nieuwe mutaties   – 200– 200– 200– 200 
Stand ontwerp-begroting 1997 6 06015 80010 75010 75010 75010 75010 750

04.05 Geneeskundige verzorging en geneeskundige dienst materieel

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel werden de ontvangsten geboekt voor verpleging van burgerpatiënten in het Militair Revalidatiecentrum (MRC) en bijdragen in de verpleegkosten van Bronbeek. De overheveling van de geneeskundige zorg taak, met uitzondering van de eerstelijns geneeskundige zorg, uit de Koninklijke landmachtorganisatie naar het nieuw opgerichte Defensie Interservice Commando leidt tot het verschuiven van deze ontvangsten.

De artikelen 04.03 Overige personele exploitatie en 04.05 Materiële exploitatie van de uitgavenbegroting zijn in relatie te brengen met de op dit artikel betrekking hebbende ontvangsten.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  56 95556 95549 95549 95549 955 
1e suppletore wet 1996  – 9 980     
Nieuwe mutaties  – 1 550– 56 955– 36 355– 49 955– 49 955 
Stand ontwerp-begroting 1997 46 01645 425 13 600   

Het niet-trendmatig verloop van de ontvangsten in de periode 1996 tot en met 1998 wordt veroorzaakt doordat de ontvangsten voortvloeiende uit de liquidatie van het Militair Hospitaal dr. A. Mathijsen nu in één keer in 1998 zullen worden gerealiseerd.

Eerder was er van uit gegaan dat de ontvangsten in drie termijnen zouden plaatsvinden en wel in de periode 1996 tot en met 1998.

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.1.

04.06 Verkoop topografische kaarten en drukwerk en het verrichten van werkzaamheden

De grondslag van het artikel

De opbrengst van aan derden verkochte kaarten en de ontvangsten voortvloeiende uit verrichte diensten voor derden komen ten gunste van dit artikel.

De op dit artikel betrekking hebbende ontvangsten zijn in relatie te brengen met artikel 04.05 Materiële exploitatie van de uitgavenbegroting.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  4 4004 4004 4004 4004 400 
1e suppletore wet 1996  1 905     
Nieuwe mutaties   2 4002 4002 4002 400 
Stand ontwerp-begroting 1997 8 9716 3056 8006 8006 8006 8006 800

De kaarten die worden verkocht zijn een bijprodukt van het militaire productieproces. De prijs die in rekening wordt gebracht is kostendekkend.

De stijging van de ontvangsten is gebaseerd op de verwachting dat een toename zal optreden van de vraag vanuit de civiele sector.

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.1.

04.07 Ontvangsten kantinedienst / MPV-pelotons

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de opbrengsten verantwoord uit de verkoop van kantinedienstgoederen door kantinedienststeunpunten en de materiële personeelsverzorgingspelotons. De gehanteerde prijzen zijn kostendekkend.

De op dit artikel betrekking hebbende ontvangsten zijn in relatie te brengen met artikel 04.03 Overige personele exploitatie van de uitgavenbegroting.

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.1.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  28 10028 10028 10028 10028 100 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties   – 400– 400– 400– 400 
Stand ontwerp-begroting 1997 38 52528 10027 70027 70027 70027 70027 700

04.08 Overige ontvangsten

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geboekt die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Het betreft bijvoorbeeld krijgstuchtelijke geldboetes, royalties, boetes en rente van voorschotten.

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.1.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  7 3907 3907 3907 3907 390 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 10 8717 3907 3907 3907 3907 3907 390

05. Beleidsterrein Koninklijke luchtmacht

05.01 Verhaalswet ongevallen ambtenaren en de Algemene arbeidsongeschiktheidswet

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd van verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen en de ontvangsten in het kader van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW), voorzover die betrekking hebben op uitgaven gedaan in het begrotingsjaar of in het voorafgaande jaar.

De ontvangsten hebben een relatie met de artikelen 05.01 Burgerpersoneel en 05.02 Militair personeel van de uitgavenbegroting.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  1 9001 8001 8001 8001 800 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 1 1241 9001 8001 8001 8001 8001 800

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel  Ontvangsten  Codering
  199519961997  Econ.  Funct.
Verhaalswet ongevallen ambtenaren  153400400 11.3  02.2
Ontvangsten AAW-fonds  9711 500 1 400  47    02.2
Totaal 1 124 1 900 1 800    

Verhaalswet ongevallen ambtenaren

De ontvangsten zijn geraamd op basis van de gemiddelde realisatie van de voorgaande jaren.

Ontvangsten AAW-fonds

In de raming is rekening gehouden met de ontwikkeling van de personeelssterkte.

05.02 Ontvangsten en inhoudingen wegens diverse verstrekkingen alsmede wegens genot van kleding, voeding, huisvesting, geneeskundige verzorging e.d.

De grondslag van het artikel

De ontvangsten en inhoudingen hebben ondermeer betrekking op:

– inhouding wegens huisvesting en voeding;

– kleding en uitrusting;

– te verstrekken maaltijden tegen betaling;

– ontwikkeling, sport en ontspanning;

– voorziening woonruimte;

– geneeskundige verzorging;

– bijdragen in schade;

– onderwijs en opleiding;

– overige ontvangsten.

De ontvangsten hebben grotendeels een relatie met het artikel 05.03 Overige personele exploitatie van de uitgavenbegroting.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  34 50032 70032 50032 50032 500 
1e suppletore wet 1996  – 10 400– 8 800– 8 800– 9 000– 9 200 
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 28 04624 10023 90023 70023 50023 30023 300

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 Econ.  Funct.
Inhouding wegens huisvesting/voeding van rijkswege  1 852 1 830 1 815  16.1 02.2
Kleding en uitrusting  1 820 1 9001 900  16.1  02.2
Voeding  11 45911 876 11 884  16.1  02.2
Ontwikkeling, sport en ontspanning  92100100  16.1  02.2
Voorziening woonruimte  5 771 1 460 1 277 16.1  02.2
Geneeskundige verzorging  6 2105 3105 300  16.1  02.2
Bijdragen in schade  211 29 29  16.1  02.2
Onderwijs en opleiding   220220  16.1 02.2
Overige ontvangsten  631 1 3751 375  16.1  02.2
Totaal  28 04624 10023 900    

Inhouding wegens huisvesting/voeding

Inhouding vindt plaats conform het arbeidsvoorwaardenakkoord. Bij de vaststelling van de ramingsbedragen voor 1997 is rekening gehouden met de realisatie van voorgaande jaren en de ontwikkeling van de personeelssterkte. De gehanteerde tarieven zijn vastgesteld in ministeriële publicaties en zijn kostendekkend.

Kleding en uitrusting

In de raming is rekening gehouden met de ontwikkeling van de personeelssterkte en het vervangingsschema van burgerdienstkleding van de overige krijgsmachtdelen. De gehanteerde prijs is de laatste bekende uitgaafprijs (kostendekkend). De Koninklijke luchtmacht is Single Service Manager voor wat betreft de aanschaf van burgerdienstkleding.

Voeding

De ontvangsten op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de verstrekking van maaltijden en levensmiddelen aan derden. Met de ontwikkeling van de personeelssterkte en de realisatiecijfers uit voorgaande jaren is rekening gehouden.

De tarieven op dit artikelonderdeel zijn kostendekkend. Voor houdbare voeding wordt een vaste verrekenprijs gebruikt en voor verse voeding de daadwerkelijke kosten plus een opslagpercentage.

Ontwikkeling, sport en ontspanning

In de eerste suppletore begroting 1996 is voor de ontvangsten voor verhuur van videobanden (arbitrair) f 100 000 geraamd. Een en ander is afhankelijk van de verlenging van het contract met de Koninklijke landmacht. Verhuur van videobanden is bestemd voor het personeel op de diverse onderdelen (ontspanning).

Voorziening woonruimte

De ontvangsten op dit artikelonderdeel hebben betrekking op huren en bijkomende kosten van in Nederland en in het buitenland gelegen woningen. De hoogte van de ontvangsten wordt in grote mate bepaald door de te ontvangen huren, de leegstand en de datum waarop een woning kan worden afgestoten. Ook van invloed is het aantal eindafrekeningen, dat door huiseigenaren wordt ingediend en (gedeeltelijk) wordt verhaald op de huurders.

De grondslag van de tarieven is kostendekkendheid, maar het tarief mag per individu niet meer zijn dan 17% van zijn/haar bruto salaris.

Geneeskundige verzorging

Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten van de AWBZ van de ZFR minus de nominale premie geraamd. Tevens worden hierop de ontvangsten geraamd van diverse activiteiten van de Medische Gezondheid Diensten (onder ander fysiotherapie en psychotherapie). De hoogte van de raming is gebaseerd op de personeelssterkte. De gehanteerde tarieven worden voornamelijk vastgesteld door het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG).

Bijdragen in schade

Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd van op derden te verhalen schade. Het ramingsbedrag voor 1997 is gebaseerd op een gemiddelde realisatie van de afgelopen jaren. De daadwerkelijke schade wordt in rekening gebracht.

Onderwijs en opleiding

De geraamde ontvangsten hebben betrekking op de door derden gevolgde cursussen, die door de Koninklijke luchtmacht worden verzorgd. Hierbij wordt een integraal kostendekkend tarief gebruikt. Het ramingsbedrag voor 1997 is gebaseerd op een gemiddelde realisatie van de afgelopen jaren.

Overige ontvangsten

Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord van bezoldigingsvorderingen op militair personeel. De vorderingen zijn daadwerkelijk te restitueren bedragen.

05.03 Verrekeningen wegens verstrekkingen en voor verrichte werkzaamheden en verleende diensten

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden ondermeer de ontvangsten geraamd van:

– verrichte werkzaamheden en verleende diensten door onderdelen van de Koninklijke luchtmacht voor derden;

– aan derden beschikbaar gestelde F-16 gereedschappen;

– door te berekenen projectuitgaven aan Navo-partners en -organisaties;

– bijdragen uit Navo-infrastructuurfondsen;

– saldi op het foreign military sales holding account in de Verenigde Staten;

– salaris- en studiekostenvorderingen op personeel;

– overige ontvangsten.

De ontvangsten op dit wetsartikel hebben een relatie met de artikelen 05.03 Personele exploitatie, 05.04 Materiële exploitatie, 05.06 Overig groot materieel en 05.08 Gevechtsvliegtuigen F-16 van de uitgavenbegroting.

Het uitgangspunt voor de tariefbepaling van de verrekeningen is de dekking van de additionele kosten alsmede de dekking van de daadwerkelijk gerelateerde directe kosten. De berekende tarieven zijn kostendekkend.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  49 50751 34451 52351 48651 486 
1e suppletore wet 1996  – 16 707– 18 844– 20 023– 20 286– 20 386 
Nieuwe mutaties     40 00043 000 
Stand ontwerp-begroting 1997 40 35532 80032 50031 50071 20074 10030 400

De nieuwe mutaties houden verband met de voorgenomen inruil van acht HAWK/AFU-systemen voor het project SHORAD. De opbrengsten worden geraamd in 1999 en 2000.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 Econ.  Funct.
Burgerpersoneel  557495495 16.2  02.2
Militair personeel  339659686 16.2  02.2
Groot materieel  18 53418 200 16 166  13    02.2
Verrekening met derden en militaire steunverlening  6 1483 678 3 825  13    02.2
Gebouwen, werken en terreinen  1 794 2 215 2 015 13    02.2
Overige ontvangsten  12 9837 553 9 313  16.2  02.2
Totaal 40 355 32 800 32 500    

Burgerpersoneel

Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord van salaris- en studiekostenvorderingen op burgerpersoneel. De raming voor 1997 is gelijk gehouden aan de raming voor 1996. De vorderingen zijn daadwerkelijk te restitueren bedragen.

Militair personeel

Het betreft hier ontvangsten in het kader van verrekeningen inzake bezoldiging van personeel werkzaam bij de explosieve opruimingsdienst en communicatietorens en van tandheelkundige verrichtingen.

Groot materieel

De ontvangsten op dit artikelonderdeel hebben in het bijzonder betrekking op aan derden beschikbaar gestelde F-16 gereedschappen en de terugontvangsten in het Foreign Military Sales Holding Account in de Verenigde Staten van Amerika. De ontvangsten worden niet vastgesteld aan de hand van tarieven.

Verrekening met derden en militaire steunverlening

De ontvangsten voor aan derden geleverde diensten en verrichte werkzaamheden worden op dit artikelonderdeel geraamd. Ook de ontvangsten naar aanleiding van de afrekeningen van de door de Koninklijke luchtmacht voorgefinancierde Navo-projecten worden op dit artikelonderdeel geraamd en verantwoord. De tarieven zijn vastgesteld in ministeriële publicaties (MP 11/10).

Gebouwen werken en terreinen

Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord van kazernedegradaties en brandstof, elektra en water. Hierbij worden de daadwerkelijke kosten in rekening gebracht.

Overige ontvangsten

De ontvangsten, die niet bij een van de andere wetsartikelen zijn onder te brengen, worden op dit artikelonderdeel geraamd en verantwoord.

05.04 Terugontvangsten BTW

De grondslag van het artikel

De terugontvangsten BTW, accijnzen en invoerrechten hebben betrekking op de door de Koninklijke luchtmacht aan derden verkochte vliegtuigbrandstoffen. Ook de teruggevorderde BTW van uitgevoerd materieel wordt op dit artikel geraamd en verantwoord.

De geraamde ontvangsten hebben een relatie met de artikelen 05.04 Materiële exploitatie en 05.06 Overig groot materieel van de uitgavenbegroting.

De economische en functionele codering is respectievelijk 12.5 en 02.2.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  10 50010 50010 50010 50010 500 
1e suppletore wet 1996  30 50014 50014 50014 50014 500 
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 5 61541 00025 00025 00025 00025 00025 000

05.05 Rente-ontvangsten grote projecten

De grondslag van het artikel

Voor 1997 en verdere jaren worden geen rente-ontvangsten op grote projecten voorzien. Voor eventuele ontvangsten is de economische en functionele codering respectievelijk 26.1 en 02.2.

05.06 Ontvangsten in verband met dienstverlening/medegebruik vliegbases

De grondslag van het artikel

De ontvangsten ten gunste van dit artikel hebben betrekking op de verrekening voor het civiele medegebruik van vliegbases van de Koninklijke luchtmacht.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  3 2003 2003 2003 2003 200 
1e suppletore wet 1996  900– 400– 400– 400– 400 
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 1 4884 1002 8002 8002 8002 8002 800

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 Econ.  Funct.
Verrekening met het ministerie van Verkeer en Waterstaat  1 078 1 100 1 100 16.2  02.2
Ontvangsten in verband met medegebruik vliegbases  410 3 000 1 700  16.1 02.2
Totaal  1 488 4 100 2 800    

Verrekening met het ministerie van Verkeer en Waterstaat

Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord voor de inzet van personeel ten behoeve van de Rijksluchtvaartdienst. De tarieven zijn gebaseerd op binnen Defensie vastgestelde middensommen.

Ontvangsten in verband met medegebruik vliegbases

Op dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord van de te verrekenen meerkosten in de materiële en personele exploitatie voor het civiele medegebruik van vliegbases.

Het uitgangspunt voor de tariefbepaling is de dekking van de additionele kosten en de dekking van de daadwerkelijk gerelateerde directe kosten, hetgeen is vastgelegd in een overeenkomst tussen de Koninklijke luchtmacht en Twenthe Airport en in een overeenkomst tussen de Koninklijke luchtmacht en NV Vliegveld Welschap. De ontvangsten zijn niet direct relateerbaar aan één uitgavenartikel.

05.07 Verrekeningen in verband met geleverde brandstoffen, olie, smeermiddelen e.d.

De grondslag van het artikel

Op dit artikel worden de ontvangsten geraamd van aan derden geleverde brandstoffen, olie, smeermiddelen en dergelijke. De geraamde bedragen zijn gebaseerd op de afname in voorgaande jaren.

De tarieven zijn kostendekkend en volgen de prijzen op de oliemarkt. De tarieven worden maandelijks aangepast. De ontvangsten zijn gerelateerd aan het uitgavenartikel 05.04 Materiële exploitatie.

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.2.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  10 70010 70010 70010 70010 700 
1e suppletore wet 1996  – 4 500– 4 500– 4 500– 4 500– 4 500 
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 5 6726 2006 2006 2006 2006 2006 200

05.08 Overige ontvangsten

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geboekt die niet verrekenbaar zijn met de uitgavenbegroting, zoals krijgstuchtelijke geldboetes en rente-ontvangsten.

Rente-ontvangsten ontstaan door rente uit het account van de Colorado National Bank te Denver, USA, waarop de betalingen inzake het F-16-project worden gestort en door rente-ontvangsten vanuit het «Nato Maintenance and Supply Agency» (NAMSA), voortkomende uit voorschotbetalingen die op rentedragende rekeningen uitstaan ten behoeve van geleide wapens. De raming is gebaseerd op het voorzichtigheidsbeginsel. Dit houdt in dat betaalde voorschotten in principe niet langer uitstaan dan redelijkerwijs noodzakelijk is voor de feitelijke financiering.

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.2.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  7 7007 7007 7007 7007 700 
1e suppletore wet 1996  5 300     
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 43 48713 0007 7007 7007 7007 7007 700

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 Econ.  Funct.
Overige ontvangsten  43 43912 949 7 649  16.1  02.2
Algemene arbeidsongeschiktheidswet betreffende uitgaven, gedaan voor voorgaande jaren 48 51 51  47    02.2
Totaal 43 487 13 000 7 700    

06. Beleidsterrein Koninklijke marechaussee

06.01 Verhaalswet ongevallen ambtenaren en Algemene arbeidsongeschiktheidswet

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd van verhaalde salariskosten bij ongevallen en van de ontvangsten in het kader van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW), voor zover deze betrekking hebben op uitgaven gedaan in het begrotingsjaar of in het voorafgaande jaar.

De economische en functionele codering is respectievelijk 11.3 en 02.1

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp begroting 1996  400400400400400 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  – 300– 300– 300– 300– 300 
Stand ontwerp-begroting 1997 165100100100100100100

De nieuwe mutaties in de ontvangstenopbouw zijn veroorzaakt door de verminderde aanspraken op de regelingen verhaalswet ambtenaren en algemene arbeidsongeschiktheidswet. Dit is het gevolg van een wijziging van het sociale zekerheidsstelsel, waardoor de WAO van toepassing is voor burgerambtenaren.

06.02 Ontvangsten en inhoudingen wegens diverse verstrekkingen alsmede wegens genot van kleding, voeding, huisvesting, geneeskundige verzorging e.d.

De grondslag van het artikel

De ontvangsten en inhoudingen hebben onder meer betrekking op:

– huisvesting van rijkswege;

– voeding;

– voorziening woonruimte;

– overige ontvangsten;

– bijdragen in schade.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  4 0303 5113 5023 5023 502 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties  300300300300300 
Stand ontwerp-begroting 1997 3 8514 3303 8113 8023 8023 8023 802

De nieuwe mutaties in de ontvangstenopbouw zijn een gevolg van de op grond van de realisatie 1995 naar verwachting mindere daling van de ontvangsten dan was verondersteld.

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 econ. funct.
Inhouding huisvesting van rijkswege 708795700 16.1 02.1
Voeding 148195140 16.1 02.1
Voorziening woonruimte 870995875 16.1 02.1
A&O en Sajo gelden 131   46.4 02.1
Overige ontvangsten 1 8202 1501 936 16.1 02.1
Bijdragen in schade 174195160 16.1 02.1
  3 8514 3303 811    

Inhouding huisvesting van Rijkswege

Voor het gebruik van huisvesting van rijkswege door militair personeel vindt inhouding plaats op het salaris. De verantwoording van deze bedragen geschiedt op dit artikelonderdeel.

Voeding

De ontvangsten hebben voor het merendeel betrekking op het onderbrengen van arrestanten en worden verantwoord op dit artikelonderdeel.

Voorziening woonruimte

De verantwoording van op het salaris ingehouden bedragen voor verhuur van woonruimte aan in buitenland geplaatse militairen alsmede voor dienstwoningen in Nederland vindt plaats op dit artikelonderdeel (zie uitgaven artikel 06.03).

Overige ontvangsten

De ontvangsten voor het algemeen fonds bijzondere ziektekosten van de ziekenfondsraad, inhouding nominale premie AWBZ, ontvangsten cursussen Leyduin e.d. worden verantwoord op dit artikelonderdeel.

Bijdragen in schade

Schade veroorzaakt aan met name voertuigen door eigen schuld en/of nalatigheid van militairen wordt op betrokkene verhaald en op dit artikelonderdeel verantwoord.

06.03 Verrekeningen met derden

De grondslag van het artikel

Op dit artikel worden de ontvangsten verantwoord voor verrekening van onder meer:–de inzet van personeel ter beveiliging van een aantal Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen;–begeleiding van waardetransporten voor de Nederlandsche Bank NV.–de bijdrage van het ministerie van Binnenlandse Zaken ten behoeve van de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  6 2674 7674 3674 3674 367 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 8 0636 2674 7674 3674 3674 3674 367

De onderverdeling naar artikelonderdelen

De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1000) en de economische en functionele codering
Artikelonderdeel Ontvangsten Codering
  199519961997 econ. funct.
Verekening met:         
01 Kabinet voor Nederlandse-Antiliaanse en Arubaanse zaken 2 8982 300800 16.2 02.1
02 Ministerie van Binnenlandse Zaken 3 3891 6671 667 16.2 02.1
03 Ministerie van Buitenlandse zaken 9241 2001 200 16.2 02.1
04 Overige verrekeningen 8521 1001 100 16.2 02.1
  8 0636 2674 767    

Verrekening met het Kabinet voor Nederlandse-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (KABNA)

De steunverlening van een twintigtal marechaussees aan Sint Maarten zal, zoals thans door de Regering is vastgesteld, per 1 april 1997 beëindigd worden. Verrekend worden de personeelslasten, gebaseerd op middensommen en aantallen per rang, alsmede de werkelijk gemaakte kosten en komen ten laste van het Kabinet voor Nederlandse-Antilliaanse en Arubaanse Zaken.

Verrekening met het ministerie van Binnenlandse Zaken

De verrekening met het ministerie van Binnenlandse Zaken betreft een bijdrage door genoemd ministerie aan de Koninklijke marechaussee terzake de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit.

Verrekening met het ministerie van Buitenlandse Zaken

Bij de verrekening van de kosten steunverlening aan Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen worden de personeelslasten, gebaseerd op middensommen en aantallen per rang, alsmede overheadkosten in rekening gebracht.

Overige verrekeningen

De begeleiding van de waardetransporten voor de Nederlandse Bank NV wordt verrekend op basis van een jaarlijks herzien tarief dat is gebaseerd op ingezet personeel en materieel en het aantal gemaakte ritten verhoogd met overheadkosten. Naar verwachting zal het aantal te maken ritten toenemen.

06.04 Overige ontvangsten

De grondslag van het artikel

De ontvangsten ten gunste van dit artikel hebben betrekking op legesgelden voor afgegeven reisdocumenten.

De economische en functionele codering is respectievelijk 47 en 02.1.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  600600600600600 
1e suppletore wet 1996        
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 1 091600600600600600600

08. Beleidsterrein Multiservice-projekten en aktiviteiten

08.01 Luchtmobiele brigade

De grondslag van het artikel

Voorshands worden geen ontvangsten ten gunste van dit artikel voorzien.

08.02 Ontvangsten naar aanleiding van vredesoperaties

De grondslag van het artikel

De ontvangsten hebben betrekking op de verwachte vergoedingen, in casu claims bij de Verenigde Naties (VN) en te verrekenen VN-contributies met Ontwikkelingssamenwerking. Met ingang van 1997 zal het artikel Vredesoperaties integraal deel uit maken van de homogene groep Internationale Samenwerking. Hierdoor vervalt de verrekening van de VN-contributies met Ontwikkelingssamenwerking.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  120 250119 250119 250119 250119 250 
1e suppletore wet 1996  – 25 250– 61 250– 61 250– 61 250– 61 250 
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997 131 56995 00058 00058 00058 00058 00058 000

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.52.

08.03 Overige ontvangsten Internationale Samenwerking

Voorshands worden geen ontvangsten ten gunste van dit artikel voorzien.

09. Beleidsterrein Defensie Interservice Commando

09.01. Ontvangsten personeel en materieel Groep Defensie Ondersteuning

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Met ingang van de 1e suppletore begroting 1996 zijn de ontvangsten van dit artikel overgeheveld naar de beleidsterreinen 02. Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen en 09. Defensie Interservice Commando.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996  2 0252 0252 0252 0252 025 
1e suppletore wet 1996  – 2 025– 2 025– 2 025– 2 025– 2 025 
Nieuwe mutaties        
Stand ontwerp-begroting 1997        

09.02. Ontvangsten Defensie Interservice Commando

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

De geraamde ontvangsten hebben een relatie met de personele en materiële uitgaven op het uitgaven-artikel 09.02 Personeel en materieel Dico.

Op dit artikel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord van inhoudingen voor verschillende verstrekkingen, zoals geneeskundige verzorging, voeding, huisvesting en administratiekosten. Waar het van toepassing is worden tarieven gehanteerd die kostendekkend zijn.

De ontvangsten

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
  1995199619971998199920002 001
Stand ontwerp-begroting 1996        
1e suppletore wet 1996  1 2501 2501 2501 2501 250 
Nieuwe mutaties   53 43053 48053 53053 530 
Stand ontwerp-begroting 1997  1 25054 68054 73054 78054 78054 780

De nieuwe mutaties in de ontvangsten hebben in het bijzonder betrekking op het Geneeskundig Facilitair Bedrijf ter zake van vergoedingen AWBZ en (declaratie-) ontvangsten van de zorgverzekeraar.

De economische en functionele codering is respectievelijk 16.1 en 02.0.

Wetsartikel 3 Agentschappen

3.1 DUYVERMAN COMPUTERCENTRUM

Het Duyverman Computercentrum (DCC) is het computercentrum van het ministerie van Defensie. Vanaf 1 januari 1994 is DCC een agentschap.

De producten en diensten die DCC aanbiedt zijn in 7 productgroepen ondergebracht. Het betreft:

– Computerdiensten

Computerdiensten omvat de exploitatie en opslag van informatiesystemen op centrale computerfaciliteiten (vooral mainframe). Verwerkingstijd en de wijze van en hoeveelheid gegevensopslag vormen de voornaamste producten. Ook de door DCC Uitwijkcentrum (DUC) mogelijk gemaakte uitwijkfaciliteiten behoren hiertoe. Tevens omvat deze productgroep een veelheid aan nabewerkingsmogelijkheden.

– Netwerkdiensten

DCC exploiteert het Defensie Datacommunicatie Netwerk (DDN). Via aansluiting op het DDN kunnen klanten onderling, met (de)centrale reken- en opslagfaciliteiten en met externe netwerken communiceren.

– Informatie Technologie (IT)-Realisaties

Hieronder valt een pakket aan diensten uiteenlopend van verwerving, verhuur en installatie van apparatuur tot onderhoud en technisch support van systemen alsmede volledig systeembeheer ter plekke of op afstand.

– Systeemontwikkeling en -onderhoud

Deze diensten omvatten de ontwikkeling, renovatie en onderhoud van informatiesystemen op nagenoeg alle platforms, al dan niet geïntegreerd.

– Advies

DCC biedt advies en ondersteuning bij het benutten van IT -producten. Dit omvat in principe alle aspecten, van aanschaf, inrichting tot en met opleidingsprogramma's.

– Opleidingen

De opleidingen die door DCC verzorgd worden betreffen standaardopleidingen voor gebruikers en specialistisch maatwerk.

– Value Added Services

DCC heeft diverse producten die waarde toevoegen aan het gebruik van overige producten. Dit betreft zowel standaardproducten als specifieke pakketten voor kantooromgevingen, zoals e-mail en een archief- en documentatiepakket (X-Regis).

De hoofdvestiging van DCC is in Maasland. Het DUC is gelegen in Woensdrecht.

DCC werkt voornamelijk voor het ministerie van Defensie en richt haar bedrijfsvoering in sterke mate hierop in. De door DCC opgestelde bedrijfsmissie luidt dan ook: «Wij ondersteunen Defensie en andere klanten die veiligheid en betrouwbaarheid waarderen, door slagvaardig hoogwaardige totaaloplossingen te realiseren, waarbij wij op innovatieve wijze gebruik maken van IT-diensten en -middelen.»

De begroting van baten en lasten van het agentschap DCC(x f 1 miljoen)
 1995*19961996**19971998199920002001Codering
econ.funct.
Totale baten141,7133,7143,8147,3149,4148,9151,5151,5  
Opbrengsten overige departementen0,82,60,62,57,711,214,314,316.202.0
Opbrengsten departement139,0129,0142,2143,4140,0135,7134,9134,916.202.0
(Exploitatiebijdrage departement)0,00,00,00,00,00,00,00,0  
Rente12,11,01,41,72,02,32,326.202.0
Buitengewone baten0,00,00,00,00,00,00,00,0  
           
Totale lasten137,5129,9136,2140,9138,1142,1146,6146,6  
Apparaatskosten          
– Personeel60,251,761,365,363,167,171,471,411.102.0
– Materieel51,246,747,848,047,547,747,747,70.002.0
Rente000002002,0    
Afschrijvingen          
– Materieel18,927,321,421,921,020,821,021,07902.0
– Immaterieel1,52,54,14,14,94,94,94,97902.0
Totaal afschrijvingen20,429,925,526,025,925,725,925,9  
Donaties aan voorzieningen5,71,61,61,61,61,61,61,6  
Buitengewone lasten00000000  
           
Saldo van baten en lasten (incl. rente)4,23,87,66,411,36,84,94,9  

* Realisatie

** Vermoedelijk beloop

Toelichting op «Begroting van baten en lasten DCC».

De producten en diensten die DCC levert worden verrekend op basis van tarieven. De tarieven worden jaarlijks op voordracht van de directeur DCC vastgesteld door de Agentschapscommissie DCC. Samenhangend met de instelling van het Defensie Interservice Commando (Dico) per 1 april 1996 is een Agentschapscommissie ingesteld als vervanger van de Bestuursraad DCC. De Agentschapscommissie wordt voorgezeten door de commandant Dico en bestaat voorts uit vertegenwoordigers van de krijgsmachtdelen en de Directeur Organisatie en Informatie. De prijszetting van DCC is gebaseerd op de integrale kosten, waarbij marktconformiteit een belangrijke randvoorwaarde is.

De begroting van baten en lasten is opgesteld in lopende prijzen. Het jaar 2001 is het extrapolatiejaar en is gelijkgesteld aan 2000. Eén van de primaire doelstellingen van DCC is om de verkooptarieven zo laag mogelijk te houden. Een voorcalculatorisch positief saldo van baten en lasten (bij constant gehouden prijzen) kan bestemd worden voor tariefreductie en om reserves te vormen teneinde de continuïteit te waarborgen. In deze begroting is de beoogde jaarlijkse tariefreductie verwerkt. Het alsdan resulterende voorcalculatorische bedrijfsresultaat bedraagt jaarlijks tussen de 1 en 5% van de omzet. Dit wordt bestemd voor reservevorming.

DCC is economisch eigenaar van de gebouwen in Maasland. Het onroerend goed is geactiveerd op de balans tegen aanschafwaarde. De gebruikerskosten zoals onderhoud, energie, heffingen en belastingen zijn voor rekening van het agentschap. De afschrijvingslasten ten behoeve van vervanging, alsmede de uitgaven voor de vervanging zelf, komen eveneens ten laste van het agentschap. De bij DCC in gebruik zijnde grond en bunkers voor computerapparatuur op de Koninklijke luchtmachtbasis te Woensdrecht zijn door de Koninklijke luchtmacht in bruikleen gegeven en derhalve niet geactiveerd op de balans. Het daarbij behorende kantoor is economisch eigendom van DCC en als zodanig geactiveerd op de balans. Alle gebruikerkosten zoals onderhoud, energie, belastingen en heffingen komen ten laste van DCC.Voorts zijn er enkele ruimtes gehuurd in gebouwen van de Rijksgebouwendienst in gebruik bij Defensie.De gebruikerskosten voor onderhoud en energie van dat deel van het gebouw dat door DCC wordt gebruikt, komen ten laste van DCC.

Kengetallen

DCC is een agentschap dat zijn inkomsten volledig verkrijgt uit de verkoop van producten en diensten, aangevuld met bescheiden rentebaten. DCC is onderhevig aan concurrentie: er is geen gedwongen winkelnering. Bij deze marktpositionering is de ontwikkeling van de tarieven van de producten en diensten het primaire kengetal voor DCC.

Het gemiddelde tariefniveau kent ten opzichte van het voorafgaande jaar jaarlijks een daling:

 
 Begroting 1996Begroting 1997
1994 t.o.v. 1993:–/– 6 %*–/– 6%*
1995 t.o.v. 1994:–/– 9 %*–/– 9%*
1996 t.o.v. 1995:–/–5,5%–/– 1%*
1997 t.o.v. 1996:–/– 3 %–/– 3%
1998 t.o.v. 1997:–/– 3 %–/– 3%
1999 t.o.v. 1998: –/– 2%

* realisatie

In reële termen is de tariefdaling groter daar de (in het verleden opgetreden en in de toekomst te verwachten) algemene prijsstijgingen niet of slechts deels doorvertaald worden naar de klanten. De omvang van de tariefdaling plus de inflatoire prijsstijgingen geeft een indicatie van de omvang van de doelmatigheidsverbetering. De tariefdaling in 1996 is lager dan in de begroting 1996 geraamd omdat de raming van de kosten- versus opbrengstenontwikkeling 1996 na het indienen van de begroting 1996 daartoe aanleiding gaf.

De in onderstaande tabel opgenomen kengetallen geven informatie over de ontwikkelingen op korte termijn (het afgelopen, het lopende en het begrote boekjaar) alsmede de raming op middellange termijn.

 
 1995199619972000
Resultaatmarge2,3%4,6%3,4%1,7%
Rentabiliteit agentschapsvermogen4,2%7,3%5,7% 
Flexibiliteit van het personeelsbestand18%18%10%10%
Omzetaandeel naar     
– Defensie99,5%99,6%98,3%90,4%
– Overig0,5%0,4%1,7%9,6%

De ontwikkeling van de afzet per productgroep is als toelichting bij de baten opgenomen.

Resultaatmarge

De resultaatmarge is het saldo van baten en lasten ten opzichte van de omzet, exclusief rente-inkomsten en –uitgaven. In de voorcalculatie wordt structureel een resultaatmarge geraamd die nodig wordt geacht om de continuïteit van DCC te waarborgen. In de realisatie kunnen onder andere extra efficiencyresultaten leiden tot een hogere marge.

Rentabiliteit agentschapsvermogen

De rentabiliteit van het agentschapsvermogen is het saldo van baten en lasten ten opzichte van het agentschapsvermogen aan het begin van het verslagjaar.

Flexibiliteit

Onder flexibiliteit van het personeelsbestand wordt verstaan het aantal personeelsleden met een tijdelijk contract ten opzichte van het totale personeelsbestand. Het kengetal geeft de mate aan waarin het mogelijk is de kosten van het personeelsbestand tijdig aan te passen aan een daling van de omzet. Het streven is er op gericht een flexibiliteit van minimaal 10% te handhaven.

Omzetaandeel

Het omzetaandeel geeft weer welk deel van de omzet van DCC bij het ministerie van Defensie wordt gerealiseerd, respectievelijk bij klanten buiten het ministerie van Defensie.

II. Toelichting per post

BATEN

Omzet

Deze post omvat de raming van de omzet die DCC verwacht te realiseren. In het begin van de planperiode realiseert DCC haar omzet nagenoeg volledig binnen het ministerie van Defensie. In de loop van de planperiode worden in toenemende mate diensten geleverd aan klanten bij andere ministeries binnen de Rijksoverheid; dit loopt geleidelijk op tot ongeveer 10% van de totale omzet vanaf 2000.

De prognose van de omzet is gebaseerd op de voorgenomen tariefverlagingen (die mogelijk gemaakt worden door dalende kostprijzen) en voorziene ontwikkelingen in de afzet. De prognose is een resultante van inschattingen door DCC en klanten van ontwikkelingen in de markt en in de techniek, en bedrijfsmatige doelen die DCC zichzelf stelt.

De vraag naar producten en diensten van DCC is de afgelopen jaren gestaag toegenomen. De afzet is in de twee jaren voorafgaande aan het agentschap met 51% gegroeid. In 1994 heeft een afzettoename van ongeveer 14% plaatsgevonden. In 1995 is er een (tijdelijke) stagnatie in de afzetgroei geweest, met name in de doorgaans sterk groeiende afzet computerdiensten. Vanaf 1996 zal deze afzet weer toenemen doordat DCC enerzijds nieuwe markten aanboort en anderzijds de dienstverlening verder uitbreidt. Budgetreducties bij de defensieklanten nopen tot een overigens voorzichtige schatting van het afzetniveau voor 1996. Door de voortgaande tariefreducties zal Defensie meer diensten kunnen afnemen, zonder dat de uitgaven aan DCC toenemen. DCC verwacht daardoor een min of meer constante omzet. Om optimale benutting in het productieproces te waarborgen breidt DCC haar omzet-aandeel buiten Defensie jaarlijks uit.

De geraamde afzetontwikkeling omvat voor de productgroep Computerdiensten een toename van een kwart en voor Advisering van bijna de helft in de loop van de periode 1996–2001. Voor de productgroep Value Added Services wordt een vervijfvoudiging voorzien; nieuwe producten in de sfeer van e-mail en archivering zullen naar verwachting een forse stijging in de vraag te zien geven. Er worden geen structurele afzetdalingen voorzien. Wel is het zo dat voor de productgroep IT-realisaties de eerste jaren een daling aan de orde zal zijn, omdat oude diensten zoals de verhuur van terminals uitfaseren.

Rente-ontvangsten

Deze post is het spiegelbeeld van de rentelasten. Een positief liquiditeitssaldo op de rekening-courant met het Ministerie van Financiën zal tot rente-inkomsten leiden. De te ontvangen rente bedraagt de voorschotrente van De Nederlandsche Bank.

Liquiditeit

In de planperiode zullen de inkomsten uit omzet de uitgaven overtreffen. De DCC doelstelling om investeringen uit de eigen kasstroom te financieren, en dus geen beroep te hoeven doen op de budgetruimte van het ministerie, wordt gerealiseerd. Door het positieve liquiditeitsbeeld worden rentebaten gegenereerd, die bij de huidige rentestand oplopen tot ongeveer f 2,3 miljoen.

De meerjarig geraamde inkomsten en uitgaven zijn samengevat(x f 1 miljoen)
 199619971998199920002001
Inkomsten uit omzet132,4145,4147,4147,0148,8149,2
Overige inkomsten  1,0 0,9 1,2 1,2 1,4 1,6
Totaal inkomsten133,4146,3148,6148,2150,2150,8
Uitgaven155,4130,9145,6147,2141  141  
Saldo– 22,015,43  1  9,29,8

De inkomsten uit omzet in 1996 zijn relatief laag omdat de verwachte stand van de debiteuren aanzienlijk hoger zal zijn dan aan het eind van 1995.

De geraamde uitgaven over 1996 zijn relatief hoog doordat het hoge niveau aan crediteuren en overlopende passiva aan het einde van 1995 in de loop van 1996 naar de normatieve niveaus worden teruggebracht. Voorts vinden er in 1996 uitgaven plaats voor herstructurering die ten laste van de daarvoor opgebouwde voorziening worden gebracht.

LASTEN

Personeel

De categorie personeel omvat de salariskosten van burger- en militair personeel, de geraamde kosten van inhuur, tijdelijk personeel en de overige aan personeel gerelateerde lasten, zoals opleidingen en dienstreizen.

Er zijn structureel 10 militairen in dienst bij DCC. De overige medewerkers zijn burgers.

De inhuur van tijdelijk personeel is bedoeld om piekbelastingen op te vangen, incidentele kennistekorten te compenseren en om de noodzakelijke flexibiliteit in de kosten te kunnen handhaven.

Het aantal medewerkers van DCC is afhankelijk van de omzet. De in deze begroting verwerkte sterkte is noodzakelijk om de geprognotiseerde meerjarige omzet te kunnen realiseren. De formatie en de bezetting zijn het saldo van enerzijds significante uitbreidingen om de toegenomen afzet in vooral arbeidsintensieve diensten zoals systeembeheer te kunnen realiseren en anderzijds majeure efficiencyoperaties die formatiereducties tot gevolg hebben vanaf 1996. Per saldo zal het aantal v.t.e.'n de komende jaren met ongeveer 20 groeien vanaf 1997. De kosteneffecten van formatiereducties die voortvloeien uit majeure operaties komen ten laste van de door DCC opgevoerde reorganisatievoorzieningen. Zij drukken – voor zover de voorziening voldoende van omvang is – niet op de resultaten in enig toekomstig jaar.

Voorts zijn er voorzieningen opgevoerd voor de out-of-pocket kosten voor opleidingen en inhuur in het kader van reorganisatie- en efficiencytrajecten.

Personeelssterkte van het agentschap DCC (exclusief inhuur externen, inclusief structureel 10 militair personeel)

 
199619971998199920002001
590570560570590590

De gemiddelde kosten per vte zijn als volgt (x f 1):

 
199619971998199920002001
90 00092 63294 64397 368100 339100 339

In de gemiddelde kosten per vte zijn naast de salariscomponent tevens opgenomen de overige kosten, zoals van werving en selectie en opleidingskosten.

De personeelslasten uitgedrukt in lopende guldens stijgen met 10% in de planperiode. In deze begroting is rekening gehouden met een jaarlijkse (autonome) stijging van de personeelslasten van 2 à 3%. Dit komt voort uit de collectieve arbeidsvoorwaarden afspraken voor het Defensie personeel (BARD) en de incidentele looncomponent van DCC. Ten opzichte van de realisatie 1995 wordt de stijging in v.t.e.'n in geldtermen volledig gecompenseerd door lagere externe inhuur.

Materiële exploitatie

Deze post omvat alle lopende (exploitatie-) lasten van DCC. De voornaamste lasten worden gevormd door de onderhoudskosten op de centrale en decentrale automatiseringsapparatuur, de huur van software en de huur van netwerklijnen. Voorts vallen kleine materiële aanschaffingen onder deze post.

De kostenontwikkelingen in de loop van de jaren kent verschillende oorzaken. Er zijn geen IT-markt-brede prijsdalingen te verwachten in het onderhoud. De opwaartse druk op de kosten zal gecompenseerd worden door efficiency maatregelen, die vooral vanaf 1998 effect zullen hebben.

Ook voor de kostencategorieën waar een autonome prijsstijging aan de orde is, zoals bij de huisvestingskosten (gas en elektra), zal verbeterde efficiency kostenstijgingen voorkomen.

Rente-uitgaven

Er worden geen rentelasten voorzien in 1997 en volgende jaren. Bij een negatief saldo op rekening courant bedragen de rentelasten de voorschotrente bezwaard met 2%.

Afschrijvingen

De afschrijvingslasten worden bepaald door afschrijvingen op immateriële en op materiële activa. De afschrijvingen op immateriële activa betreffen vooral de in 5 jaar af te schrijven kosten van aangeschafte software. De materiële activa bestaan uit de infrastructurele voorzieningen en de investeringen direct ten behoeve van de voortbrenging van producten en diensten. Hieronder wordt onder andere verstaan alle centrale en decentrale hardware, bedrijfsauto's en nabewerkingsapparatuur.

De afschrijvingen vinden lineair plaats. Voor de meeste te onderscheiden activa wordt een economische levensduur van 5 jaar gehanteerd. Voor gebouwen wordt de gebruikelijke afschrijvingstermijn van 30 jaar toegepast.

De jaarlijkse afschrijvingslasten bevatten vanaf medio 1995 de afschrijvingslasten van de nieuwbouw te Maasland (ongeveer f 1 miljoen per jaar). De afschrijvingslasten op de overige materiële activa nemen af. Dit wordt veroorzaakt doordat de prijzen van hardware de afgelopen jaren zijn gedaald, en door verbeteringen in de automatiseringsstructuur. De immateriële activa nemen in waarde toe doordat oude, veelal zelfontwikkelde software die niet is geactiveerd, wordt vervangen door aan te schaffen software die wel wordt geactiveerd.

Ten opzichte van de realisatie 1995 zijn de geplande afschrijvingslasten in de eerste jaren nog relatief hoog door calculatorische afschrijvingen. Dit hangt samen met de gehanteerde waarderingsmethodiek bij Openingsbalans in relatie tot noodzakelijke vervangingsinvesteringen. De calculatorische afschrijvingen nemen in de loop van de planperiode af naar nul.

Dotatie Voorzieningen

In 1994 en 1995 zijn de voorzieningen gedoteerd, voor het merendeel van incidentele aard uit hoofde van voorziene kosten gemoeid met herstructurering. Vanaf 1996 zijn slechts reguliere dotaties voor garantie- en assurantiekosten opgenomen.

Saldo baten en lasten

Het voorcalculatorische saldo van baten en lasten bedraagt jaarlijks tussen de 1 en 5% van de omzet. Dit wordt voorlopig bestemd voor reservevorming en dient als waarborg voor de continuïteit van de bedrijfsvoering van DCC.

De begroting van kapitaaluitgaven en -ontvangsten(x f 1 miljoen)
 1995*19961996*19971998199920002001
Totale kapitaaluitgaven15,019,022,714,332,030,421,921,9
         
Uitgaven onroerende goederen9,50,11,00,51,01,01,01,0
Uitgaven overige kapitaalgoederen5,518,921,713,831,029,420,920,9
Aflossingen0,00,00,00,00,00,00,00,0
         
Totale kapitaalontvangsten27,629,925,526,025,925,725,925,9
         
Investeringsbijdrage departement0,00,00,00,00,00,00,00,0
Toevoegen aan liquide middelen27,629,925,526,025,925,725,925,9
         
Saldo ontvangsten en -uitgaven12,610,92,811,7–6,1–4,74,04,0

* Realisatie 1995

** Vermoedelijk beloopTOELICHTING OP DE BEGROTING VAN KAPITAALUITGAVEN EN -ONTVANGSTEN DCC

Kapitaaluitgaven

Dit betreft de totale investeringsuitgaven van DCC. Na realisatie van de nieuwbouw in Maasland medio 1995 betreft dit vooral investeringen ten behoeve van het productieproces. Voorts vallen uitkeringen uit het aflossings- en rentevrij vermogen aan het moederdepartement hieronder.

Abstraherend van het cyclische karakter van investeringen, leiden dalende hardwareprijzen en efficiencyverbeteringen in het productieproces voorshands tot een structureel dalende investeringsreeks voor DCC.

Het cyclische karakter van de in de begroting voorziene investeringsniveaus wordt met name bepaald door de bij de openingsbalans vastgestelde afschrijvingstermijnen. Het niveau van de voorziene investeringen in 1998 en 1999 is relatief hoog omdat in die jaren vervangingsinvesteringen in de kapitaal-intensieve sectoren van DCC (Mainframe omgeving en netwerk) voorzien zijn.

Aflossingen investeringsbijdrage

Er worden geen leningen voorzien en derhalve evenmin aflossingen.

Kapitaalontvangsten

De kapitaalontvangsten bestaan uit de toename van de liquide middelen als gevolg van afschrijvingen (inclusief de calculatorische afschrijvingen).

3.2 DIENST GEBOUWEN, WERKEN EN TERREINEN

Algemeen

1. Missie en doelstelling

Het bij Defensie in beheer zijnde onroerend goed heeft een herbouwwaarde van ongeveer f 33 miljard. Het jaarlijks door Defensie aan nieuwbouw en onderhoud te besteden budget bedraagt ongeveer f 700 miljoen.

Het agentschap DGW&T wil als vastgoedbeheerder voor Defensie de deskundige intermediair zijn die de ruimtelijke belangen van de klanten zeker stelt en hun onroerend goed effectief en op maatschappelijk verantwoorde wijze inricht en beheert. De DGW&T wil de klanten altijd en overal bijstaan in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed. De DGW&T doet dit op een wijze die voor de defensie-organisatie als geheel zo efficiënt mogelijk is en aan de klanten een zo hoog mogelijke kwaliteit biedt.

De DGW&T streeft onder andere naar een verantwoorde kostenminimalisatie en naar het snel kunnen reageren op behoeften van de klant. De DGW&T wil de vastgoedbelangen en -verplichtingen van de klant onder alle omstandigheden behartigen en levert daarvoor een compleet en samenhangend dienstenpakket. De DGW&T wil gericht zijn op de primaire doelen van de klantenorganisaties in al hun geledingen. Zij wil zich daarbij profileren als «partner in business».

2. Positionering

Het vastgoed wordt bij Defensie beschouwd als een essentieel productiemiddel. Defensie heeft hierbij behoefte aan vastgoedbeheer en een vastgoedbeheerder die de primaire doelstellingen van de klanten volledig ondersteunt. Er is behoefte aan een eigen Defensie infrastructuur-organisatie voor taken in vredes- en crisistijd. Het marktmechanisme, waarbij de klanten tevens de mogelijkheid hebben infrastructuur-diensten buiten het agentschap DGW&T te verwerven, waarborgt een hoge efficiency. De DGW&T streeft ernaar haar marktaandeel te behouden op grond van een duurzaam concurrentievoordeel.

De primaire markt van de DGW&T is de defensiemarkt. De bedrijfsvoering van de DGW&T is gericht op een zo gunstig mogelijke prijs/kwaliteit-verhouding op die markt. Om de capaciteit van de DGW&T zo efficiënt mogelijk in te kunnen zetten, wordt naar omzet-stabilisatie gestreefd. Om dit te realiseren zal in beperkte mate worden gewerkt op de markt van de rijksoverheid.

3. Taken DGW&T

Door de DGW&T worden onderstaande taken verricht, verdeeld in drie hoofdgroepen, te weten:

a. Het zekerstellen dat de krijgsmachtdelen ook onder niet-vredesomstandigheden kunnen beschikken over het onroerend goed dat nodig is voor de uitoefening van operationele en logistieke taken. Onder deze taakuitoefening valt ook de ondersteuning van operaties van delen van de krijgsmacht in bondgenootschappelijk- en VN-verband.

b. Binnen Defensie vervult DGW&T de rol van ingenieursbureau en vastgoedbeheerder. Als ingenieursbureau is de DGW&T actief op de gebieden van nieuwbouwrealisatie en het daarmee samenhangend onderzoek en advies (ingenieursdiensten). Als vastgoedbeheerder biedt de DGW&T diensten aan op het gebied van algemeen-, juridisch- en technisch beheer (inclusief service).

c. De DGW&T is als uitvoerende dienst belast met departementale beleidsvoorbereidende, belangenbehartigende en adviserende taken op het gebied van bouwbeleid, ruimtelijke ordening, milieuzaken en vastgoedbeheer.

4. Organisatie

Sinds 1 januari 1996 heeft de DGW&T de status van agentschap, op dat moment behorend tot de Groep Defensie-ondersteuning (GDO). Tevens was een Bestuursraad DGW&T ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de bevelhebbers van de krijgsmachtdelen en de Commandant van de Koninklijke marechaussee en onder voorzitterschap van de plaatsvervangend Secretaris-Generaal. Met ingang van 1 april 1996 is de Groep Defensie-ondersteuning overgegaan in het Defensie Interservice Commando (Dico). Het agentschap DGW&T maakt hier per genoemde datum deel van uit. Er is een agentschapscommissie gevormd, onder voorzitterschap van de Commandant van het Dico. Hierin zijn de beleidsterreinen vertegenwoordigd.

In het statuut DGW&T, dat onderdeel is van de aanvraag van de agentschapstatus voor DGW&T, is onder andere vastgelegd op welke wijze de DGW&T wordt aangestuurd en op welke wijze de DGW&T verantwoording aflegt. In het statuut is vastgelegd dat aan de Staten- Generaal verantwoording wordt afgelegd door middel van de begroting (vooraf) en via de jaarrekening (achteraf). De jaarrekening van de DGW&T is een onderdeel van het jaarverslag dat de DGW&T na afloop van het begrotingsjaar presenteert. Een deel van de financiële informatie die benodigd is voor de aansturing van de DGW&T, conform het statuut, wordt aangeboden in de vorm van kengetallen. De kengetallen zijn weergegeven onder punt 6.

Als gevolg van de interne verzelfstandiging van de DGW&T-organisatie is de organisatiestructuur gewijzigd. De organisatie bestaat sinds medio 1995 niet meer uit drie maar uit twee managementniveaus, waarbij de dienstkringen niet meer worden aangemerkt als managementniveau. Door de herstructurering van de DGW&T-organisatie bestaat deze thans uit een Centrale Directie en 7 Regionale Directies, waarvan één in Duitsland, die functioneren als relatief zelfstandige business-units. De Centrale Directie heeft een sturende taak in het kader van de concernbesturing. Binnen de Centrale Directie is een bijzondere business-unit gepositioneerd. De taken genoemd onder 3.c. worden voornamelijk door deze business-unit uitgevoerd.

5. Doelmatigheid

De DGW&T is in het kader van de agentschapstatus getransformeerd van een input-gefinancierde organisatie naar een omzetverantwoordelijke organisatie. Het agentschap DGW&T moet haar opbrengsten halen uit de verkoop van diensten. De totale apparaatskosten moeten uit de opbrengsten worden gedekt.

De Regionale Directies zijn resultaatverantwoordelijk. Dit wordt onder andere zichtbaar in een vergaande delegatie van taken en bevoegdheden naar de regionale directies, waarbij de bemoeienis van de Centrale Directie met de uitvoering is teruggedrongen. Sturen op afstand volgens het principe «decentraal, tenzij..». Het beleid en het te verwachten resultaat van de business-units worden vastgelegd in afzonderlijke businessplannen. Deze businessplannen vormen de basis van de convenanten die jaarlijks worden afgesloten tussen de directeur van het agentschap en de regionale directeuren.

Tussen de DGW&T en de krijgsmachtdelen bestaat een zakelijke relatie. Hierdoor treedt regulering op van vraag en aanbod. Tevens bestaat voor de krijgsmachtdelen de mogelijkheid diensten uit de vrije markt te betrekken. Door deze marktwerking worden de effectiviteit en efficiency vergroot en onder druk gehouden.

6. Kengetallen

Naast indicatoren, zoals omzet en resultaat, vindt sturing plaats op basis van de kengetallen produktiviteit, flexibiliteit en de verhouding direct/indirect personeel.

a. Productiviteit: geeft weer de gefactureerde omzet per directe medewerker.

b. Flexibiliteit: is de verhouding tussen het aantal uren inhuurkrachten, tijdelijk contractanten en om kwantitatieve redenen uitbestede uren en het totaal aantal directe uren.

c. Verhouding indirect/totaal: is een kengetal dat de verhouding aangeeft tussen het aantal indirecte functies en het totaal aantal functies.

De navolgende tabel geeft de ontwikkeling van de kengetallen weer.

Kengetallen
 199619971998199920002001
Productiviteit (x f 1000)147149151153155157
Flexibiliteit ( in %)212218171515
Verhouding indirect/totaal0,240,240,250,250,250,25

Productiviteitsverhoging is één van de lange termijn doelen van DGW&T. Dit doel is op bovenstaande wijze verwerkt in het productiviteitskengetal. Het zal naar verwachting worden bereikt door een hogere bezettingsgraad van de medewerkers van DGW&T alsmede door toenemende inzet van CAD bij het primaire proces. Het effect van deze productiviteitsverhoging bij nagenoeg gelijkblijvende omzet, is een geringer benodigd aantal medewerkers. Het uiteindelijk effect is een vermindering van de lasten a.g.v. inhuur en uitbesteding.

De hier gepresenteerde productiviteitskengetallen verschillen van die uit de ontwerpbegroting 1996. De voorliggende kengetallen zijn lager dan die uit de voorgaande begroting. Oorzaak is een verandering in de berekeningsmethodiek van het productiviteitskengetal: in de huidige kengetallen worden, naast de vaste directe medewerkers, niet alleen de inhuurkrachten en tijdelijke medewerkers meegenomen, maar wordt ook, in tegenstelling tot vorig jaar, de uitbesteding door middel van de zogenaamde uitbestedingsequivalenten in de berekening opgenomen: dit is de omzet die per mensjaar uitbesteed werk, door de DGW&T wordt gegenereerd. Op basis van de oude definitie van de produktiviteit zou deze in 1996 f 165 000 bedragen.

De handhaving van een voldoende flexibiliteit komt door de beoogde productiviteitsverhoging in eerste instantie onder druk te staan. Bij ontwikkeling van de productiviteit zoals voorzien, betekent dit dat het aandeel flexibele medewerkers zal dalen. Nog in 1996 zal dit aspect bij de heroverweging van het in 1995 ingezette strategisch beleid onderwerp van nader onderzoek en besluitvorming zijn.

DGW&T stelt zich ten doel de verhouding indirect/totaal te stabiliseren rondom het niveau van 25 %. Deze doelstellling loopt vanuit het huidige perspectief geen gevaar.

7. Begroting

Begroting van baten en lasten(x f 1 miljoen)
 19951996199619971998199920002001
  *)**)      
 t–2t–1t–1tt+1t+2t+3t+4
Totale baten 153168172165165162162
Opbrengsten overige departementen  245678
Opbrengsten Defensie 153166168160159155154
         
Totale lasten 149.3167167164163160159
Apparaatskosten         
– personeel 119.3117117115114113113
– materieel 15.6251919191919
– uitbesteding 5.0171716161413
Rente         
Afschrijvingen         
– materieel 9.4888888
– immaterieel pmpmpmpmpmpmpm
Dotaties aan voorzieningen 0066666
Saldo van baten en lasten I 3.7151223
Buitengewone lasten )  42.51.01.51.20.9
         
Buitengewone baten ***)  30    
Saldo van baten en lasten II 3.702.51223

* Ontwerpbegroting 1996

** Vermoedelijk beloop 1996

*** Deze lasten komen in eerste aanleg ten laste van DGW&T. Afhankelijk van het bedrijfsresultaat zal voor de jaren 1996 en 1997, voor zover de buitengewone lasten leiden tot een negatief jaarresultaat, compensatie door middel van een buitengewone bate intern Defensie plaatsvinden (Dico). Vanaf 1998 komen deze lasten ten laste van de reorganisatie-voorziening.

TOELICHTING BIJ BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN

8. Baten

Algemeen

Sinds 1 januari 1996 is de DGW&T agentschap. Voor de diensten die de DGW&T aan haar klanten levert, hanteert de DGW&T marktconforme tarieven. Deze tarieven zijn vastgesteld door de Bestuursraad DGW&T. De lasten van de DGW&T moeten worden gedekt uit de opbrengsten uit de verkoop van diensten.

Opbrengsten Defensie

Deze post omvat de raming van de omzet van de DGW&T binnen het ministerie van Defensie. De raming is gebaseerd op het Jaarplan DGW&T 1996/1997, waarop op basis van de meest recente inzichten correcties zijn aangebracht. De correcties hebben betrekking op veranderingen in de bouwvolumina (verlaging van de budgetten voor infra-structuur in 1997 en 1998 met respectievelijk f 30 en f 40 miljoen) ter invulling van de bijdrage aan de algemene budgettaire problematiek van de Rijksbegroting. De gehanteerde tarieven zijn door de Bestuursraad DGW&T vastgesteld. Tussen de oorspronkelijke begroting 1996 en het vermoedelijk beloop van 1996 is een verschil te zien van f 15 miljoen. Het geconstateerde verschil kan globaal als volgt worden verklaard:

– De vorig jaar opgestelde begroting was gebaseerd op het Jaarplan DGW&T 1995/1996. Sindsdien zijn de infrastructuurbudgetten van de krijgsmachtdelen gestegen, een en ander is het gevolg van het uitkristalliseren van de diverse reorganisatie-programma's. Genoemde ontwikkelingen zijn tot uitdrukking gebracht in het Jaarplan DGW&T 1996/1997 dat als basis heeft gediend voor de ingediende begroting.

– Naast de toename van de infrastructuur-budgetten, wordt door DGW&T het te behalen marktaandeel thans hoger ingeschat dan ten tijde van het opstellen van de vorige begroting.

– In de begroting 1996 was nog geen rekening gehouden met een aantal nieuwe producten en deel-markten zoals het product begeleiding vooronderzoek bodemsaneringsprojecten (DGW&T-begeleiding van deskundige derden) en het binnenhalen van het (tot voor kort) RGD-deel van de Defensiemarkt.

Na een omzetstijging voor de jaren 1996 t/m 1997 voorziet DGW&T in de periode daarna een geleidelijke daling (onder andere op basis van de meerjarencijfers van de krijgsmachtdelen). Deze verwachting kan door onderzoek binnen afzienbare termijn (in het kader van de evaluatie van het strategisch beleid) bijgesteld worden, het betreft slechts een voorlopige indruk.

Omzetverwachting per produktgroep

Op basis van de door de DGW&T uitgevoerde marktanalyse, is een procentuele verdeling gemaakt van de verwachte omzet per productgroep.

De verdeling ziet er als volgt uit:

 
 1996*1997
a. Ingenieursdiensten:34%38%
   
b. Vastgoedbeheer:  
– 1 onderhoud:27%24%
– 2 service:9%9%
– 3 algemeen en technisch beheer (ATB):26%25%
– 4 totaal62%58%
   
c. Overig:4%4%
   
d. Totaal100%100%

* Vermoedelijk beloop

Marktaandeel

De DGW&T gaat ervan uit dat voor 1997 een marktaandeel van 95% bij de productgroep ingenieursdiensten kan worden verworven. Voor vastgoedbeheer gaat DGW&T uit van een marktaandeel van 100%.

Omzet bij tweeden (buiten Defensie, binnen de Rijksoverheid)

De substantiële toename van de omzet bij tweeden is gebaseerd op verwachtingen dienaangaande voor de komende 5 jaar. Concrete activiteiten worden inmiddels ontwikkeld in de richting van en/of in samenwerking met de Dienst der Domeinen, Rijkswaterstaat, de RGD en het ministerie van Justitie.

Tarieven

Substantiele wijzigingen in de tarieven, ten opzichte van het niveau van 1996, worden thans niet voorzien.

Huisvesting

De DGW&T is overwegend gehuisvest in gebouwen waarvan het economisch eigendom berust bij DGW&T. Alle hieruit voortvloeiende kosten worden verwerkt in de resultatenrekening. Daar waar de DGW&T gehuisvest is in gebouwen waarvan het economisch eigendom berust bij anderen, zijn de huurkosten en overige voor rekening van de DGW&T komende exploitatiekosten eveneens opgenomen in de resultatenrekening.

9. Lasten

De apparaatskosten van de DGW&T in de periode van 1997 tot 2001 nemen naar verwachting af van f 167 miljoen naar f 159 miljoen (exclusief buitengewone lasten). Deze afname, groot f 8 miljoen komt voor de helft voor rekening van de personele lasten en eveneens voor de helft voor rekening van de uitbestedingskosten.

Personeel

De categorie personeel omvat de salariskosten van burger- en militair personeel, de geraamde kosten van inhuur en uitbesteding en de overige aan personeel gerelateerde lasten zoals bijvoorbeeld dienstreizen en opleidingen.

Uitgangspunt voor de DGW&T was bij de start van het agentschap een gewenste flexibiliteit van 20% om onverwachte ontwikkelingen in de werklast te kunnen opvangen. Als gevolg van de thans voorziene stijging van productiviteit per directe medewerker en ontwikkelingen ten aanzien van de omzet daalt naar verwachting het flexibiliteitspercentage van 22% in 1997 tot 15% in 2001. De DGW&T zal jaarlijks op grond van ontwikkelingen van werklast aangeven wat de gewenste flexibiliteit is.

Basis voor de personele lasten wordt gevormd door de onderstaande weergave van de geplande personele sterkte. Hierbij is sprake van een toename van het aantal personeelsleden op formatieplaatsen van 1031 in 1995 tot 1082 in 1996. Dit is een gevolg van formatie-aanpassingen, die erop gericht waren het aantal personeelsleden geplaatst boven de organieke sterkte (personeel BDOS) te verminderen.

Personeelssterkte naar categorieën
 Uitgedrukt in vte'n
Art. Onderdeel en taakaanduidingWerkelijke bezetting 30-6-19951996t–l1997t1998 t+l1999t+22000t+32001t+4
Militair personeel78757575757575
        
Formatief burgerpersoneel1031108211021102110211021102
        
Overige categorieën       
– Personeel BDOS74352617800
– Tijdelijk contracten*)150164161148154149145
– Herplaatsers6232220000
Totaal1395138813861342133913261322
Gemiddelde kosten per vte (x f 1) 75 10676 66678 19979 76381 35882 985

* inhuurkrachten, uitzendkrachten & tijdelijke ambtenaren

Buitengewone lasten

In de categorie buitengewone lasten zijn opgenomen de kosten voor herplaatsers en functionarissen die voor het eerst gebruik maken van de Wachtgeld- danwel Wachtgeld/VUT-regeling na 1 januari 1996 en voortkomen uit reorganisaties die vóór 1 januari 1996 zijn doorgevoerd.

Voor de financiering van deze lasten zal binnen Defensie in de jaren 1996 en 1997 compensatie worden gegeven voor zover de lasten leiden tot een negatief jaarresultaat (buitengewone bate). Deze compensatie heeft tevens betrekking op de zogenaamde bijkomende kosten als gevolg van de werking van maatregelen in de sfeer van het Sociaal Beleidskader (verhuiskosten, additionele uitkeringen woon-/werkverkeer, opleidingen, enz.).

Vanaf 1997 wordt voor de jaren 1998 en verder een voorziening opgebouwd. Deze voorziening dient tevens ter financiering van eventueel nieuwe reorganisatiemaatregelen.

Materieel

De post materieel omvat alle lopende (exploitatie-) lasten van de DGW&T. De voornaamste lasten zijn materiële exploitatie en huisvestingslasten.

Afschrijvingen

De afschrijvingslasten betreffen afschrijvingen op onroerend goed (gebouwen, installaties en terreinen), automatiseringsmiddelen, inventaris, communicatiemiddelen, productie-ondersteunende middelen, bedrijfsondersteunende middelen en bedrijfauto's.

De afschrijving vindt lineair plaats. Voor de meeste te onderscheiden activa wordt een economische levensduur gehanteerd van 5 jaar. Voor gebouwen wordt een afschrijvingstermijn van 50 jaar gehanteerd. Waardering vindt plaats tegen aanschafprijzen.

De komende jaren blijft de DGW&T ernaar streven de jaarlijkse investeringen in lijn te brengen met de afschrijvingslasten.

Voorzieningen

Jaarlijks wordt een bedrag ter grootte van f 6 miljoen ten laste van het resultaat gebracht als dotatie aan voorzieningen. Het betreft de reorganisatievoorziening, de voorziening assurantieverplichtingen, de voorziening assurantie eigen risico en de voorziening groot-onderhoud.

Saldo baten en lasten

Het saldo van baten en lasten 1996 en 1997 uit gewone bedrijfsvoering wordt in eerste instantie bestemd ter dekking van de buitengewone lasten. Het alsdan resterende gedeelte wordt voorlopig bestemd voor reservevorming. Het saldo van baten en lasten van de daaropvolgende jaren wordt voorlopig bestemd voor reservevorming.

10. Liquiditeit

De begroting van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten van het agentschap DGW&T (x f 1 miljoen)
 ***      
 19961996t–l1997t1998t+11999t+22000t+32001t+4
Kapitaaluitgaven       
        
Uitgaven onroerende goederen––––––––––––––
Uitgaven overige kapitaalgoederen7,2114.48888
Aflossingen––––––––––––––
        
Totaal kapitaaluitgaven7,2114.48888
        
Kapitaalontvangsten       
        
Investeringsbijdrage van het departement––––––––––––––
leningen moederdepartement––––––––––––––
toevoeging aan liquide middelen9,4888888
        
Totaal kapitaalontvangsten9,4888888
        
Saldo kapitaaluitgaven en -ontvangsten2,2–/– 33,60000

* oorspronkelijk

** vermoedelijk beloop

De kapitaaluitgaven komen overeen met de door de DGW&T geplande investeringsuitgaven. De investeringen hebben voornamelijk betrekking op automatiseringsmiddelen, transportmiddelen, productie-ondersteunende systemen en bedrijfsondersteunende middelen. De DGW&T tracht de investeringen te financieren uit een meerjarig positief liquiditeitssaldo.

De kapitaalontvangsten bestaan uit de toename van de liquide middelen als gevolg van afschrijvingen.

Liquiditeitsprognose (x f 1 miljoen)
 199619971998199920002001
Saldo 1 januari0711976
       
Voorschot departement40      
Overige ontvangsten141172165165162162
       
Terugbetaling voorschot 88888
Overige uitgaven174160159159155154
Saldo 31 december7119766

Opmerkingen: 1Buitengewone lasten/baten zijn in de berekening meegenomen.2Onttrekkingen voorzieningen worden thans niet in beschouwing genomen.3Het door de krijgsmachtdelen verstrekte voorschot van f 40 miljoen is in 1996 opgenomen.

Bij de start van het agentschap op 1 januari 1996 beschikte DGW&T niet over voldoende liquide middelen om aan zijn financiële verplichtingen (m.n. salarissen) te kunnen voldoen. In verband hiermee is door de krijgsmachtdelen een voorschot verstrekt. Verrekening moet in principe plaatsvinden vanaf 1997. Indien de liquiditeitssituatie het toelaat geschiedt deze verrekening in termijnen van f 8 miljoen op jaarbasis.

Betaling van overlopende posten uit 1995 (crediteuren, vakantiegelden personeel) kwamen in 1996 ten laste van DGW&T. Het totaal van deze overlopende posten bedroeg f 10 miljoen.

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

Naar boven