24 772
Wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de preventie en bestrijding van armoede en van sociale uitsluiting

nr. 12
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 november 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:

Aa

In artikel 14, eerste lid, zoals dat na de inwerkingtreding van de Wet van 25 april 1996, Stb.248 (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) komt te luiden, wordt «artikel 65, derde lid, of vijfde lid,» vervangen door: artikel 65, derde of vierde lid,.

Ab

Aan artikel 14, tweede lid, zoals dat na de inwerkingtreding van de Wet van 25 april 1996, Stb.248 (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) komt te luiden, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Ac

Aan artikel 14a, tweede lid, zoals dat na de inwerkingtreding van de Wet van 25 april 1996, Stb.248 (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) komt te luiden, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Ad

Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

3. In het nieuwe derde lid wordt «eerste, tweede en derde lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

B

Artikel II, onderdeel B, komt te luiden:

Ba

In artikel 20, vierde lid, zoals dat na de inwerkingtreding van de Wet van 25 april 1996, Stb.248 (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) komt te luiden, wordt «artikel 13, derde of vijfde lid,» vervangen door: artikel 13, derde of vierde lid,.

Bb

Aan artikel 20, vijfde lid, zoals dat na de inwerkingtreding van Wet van 25 april 1996, Stb.248 (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) komt te luiden, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Bc

Aan artikel 20a, tweede lid, zoals dat na de inwerkingtreding van de Wet van 25 april 1996, Stb.248 (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) komt te luiden, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

C

Artikel III, onderdeel B, komt te luiden:

Ba

In artikel 20, eerste lid, zoals dat na de inwerkingtreding van de Wet van 25 april 1996, Stb.248 (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) komt te luiden, wordt «artikel 13, derde of vijfde lid,» vervangen door: artikel 13, derde of vierde lid,.

Bb

Aan artikel 20, vijfde lid, zoals dat na de inwerkingtreding van de Wet van 25 april 1996, Stb.248 (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) komt te luiden, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Bc

Aan artikel 20a, tweede lid, zoals dat na de inwerkingtreding van de Wet van 25 april 1996, Stb.248 (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) komt te luiden, wordt een zin toegevoegd, luidende: Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Toelichting

Nader overleg met VNG en Divosa terzake van de wet boeten, maatregelen, terug- en invordering sociale zekerheid (Kamerstukken 23 909) geeft aanleiding tot wijziging van de wet. Het gaat hierbij om de vraag of afgezien kan worden van het opleggen van een boete of maatregel indien iedere verwijtbaarheid ontbreekt. In de wet is niet expliciet geregeld dat in het geval van het ontbreken van verwijtbaarheid afgezien wordt van het opleggen van een boete of een maatregel. Wel is bepaald dat de hoogte van de maatregel en de boete wordt afgestemd op de mate van verwijtbaarheid. Dit leidt ertoe dat indien de verwijtbaarheid geheel ontbreekt de boete of maatregel nihil is. Er is een discussie ontstaan over de vraag of de wet formeel de mogelijkheid biedt om af te zien van het opleggen van een boete of maatregel in plaats van het opleggen van een nihil boete of maatregel. De voorgestelde wijziging van de wet heeft de bedoeling om expliciet in de wet op te nemen dat van een boete of maatregel wordt afgezien bij niet-verwijtbaarheid. Wel dient erop ten overvloede misschien nogmaal opgewezen te worden dat het ontbreken van iedere verwijtbaarheid niet snel kan worden aangenomen. Afzien van het opleggen van een maatregel of boete wegens het ontbreken van iedere verwijtbaarheid zal dus tot de uitzonderingen behoren.

Hiermee wordt het ook voor cliënten duidelijk dat gemeenten alleen in evidente gevallen moeten afzien van het opleggen van een boete of maatregel wegens niet-verwijtbaarheid.

Om dit expliciet in de wet op te nemen is in het betreffende maatregel en boete artikel aan het tweede lid, waarin de mate van verwijtbaarheid ook wordt afgewogen, een volzin toegevoegd waarin staat dat gemeenten afzien van het opleggen van een maatregel of boete indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Voor wat betreft Aa nog het volgende. Deze wijziging was al opgenomen in de eerste nota van wijziging en behelst niet meer dan het kloppend maken van een verwijzing.

Iets vergelijkbaars geldt ten aanzien van Ad. Ook deze wijziging was al onderdeel van het wetsvoorstel en komt door de hierboven weergegeven invoegingen op deze plaats te staan.

B

Voor de toelichting op deze wijzigingen zij kortheidshalve verwezen naar A. De daar vermelde wijzingen in de Abw worden hier herhaald voor de Ioaw.

C

Voor de toelichting op deze wijzigingen zij kortheidshalve verwezen naar A. De daar vermelde wijzingen in de Abw worden hier herhaald voor de Ioaz.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Naar boven