24 691
Ruimtetekort in mainport Rotterdam

22 026
Nederlands deel van een hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam–Brussel–Parijs

nr. 15
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 1999

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat verzoekt u de Kamer voor te stellen het Project Mainport Rotterdam en de HSL-Oost als grote projecten aan te merken, overeenkomstig het advies dat de commissie voor de Rijksuitgaven ter zake heeft uitgebracht.

Dit advies is als bijlage bij deze brief opgenomen.

De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Ch. J. M. Roovers

Aan de voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat

's-Gravenhage, 1 juli 1999

Uw commissie heeft in haar vergadering van 9 juni 1999 het voornemen uitgesproken om een vijftal projecten op het terrein van Verkeer en Waterstaat aan te merken voor de procedureregeling grote projecten. Op uw verzoek treft u in deze brief het advies aan van de commissie voor de Rijksuitgaven over deze projecten. De commissie voor de Rijksuitgaven heeft uw voorstellen getoetst aan de criteria (zie bijlage) uit de procedureregeling grote projecten (24 752).

1 HSL-Oost

De HSL-Oost voldoet aan de drie hoofdcriteria voor aanwijzing als een groot project. Daarnaast heeft het project belangrijke gevolgen voor de samenleving en is sprake van een complex besturings- en uitvoeringsproces. Gezien bovenstaande adviseert de commissie voor de Rijksuitgaven dan ook positief over uw voornemen de HSL-Oost aan te wijzen als groot project.

2 Project Mainport Rotterdam

Het Project Mainport Rotterdam (PMR) voldoet aan de drie hoofdcriteria voor aanwijzing als een groot project. Daarnaast heeft het project belangrijke gevolgen voor de samenleving en is, gezien de veelheid van betrokken publieke en private partijen, sprake van een complex besturings- en uitvoeringsproces. Gezien het bovenstaande adviseert de commissie voor de Rijksuitgaven dan ook positief over uw voornemen het project Mainport Rotterdam aan te wijzen als groot project.

3 Noordoostelijke Verbinding Betuweroute

De noordoostelijke verbinding (NOV) Betuweroute voldoet aan de drie hoofdcriteria voor aanwijzing als een groot project. Daarnaast heeft het project belangrijke gevolgen voor de samenleving en is sprake van een complex besturings- en uitvoeringsproces. Gezien de samenhang met de discussie over de Betuweroute zelf, adviseert de commissie voor de Rijksuitgaven, conform uw voornemen, om de NOV op te nemen in de procedure rond het reeds lopende grote project Betuweroute. In de huidige voortgangsrapportages over de Betuweroute wordt de NOV reeds meegenomen. Wel zou apart aandacht gevraagd kunnen worden aan de minister van V&W over de gewenste informatievoorziening over de NOV.

4 Noord/Zuidlijn

De Noord/Zuidlijn voldoet aan de eerste en de derde voorwaarde van de procedureregeling grote projecten. Het project voldoet niet aan het tweede criterium («het moet gaan om een activiteit waarvoor de Staat alleen of grotendeels de verantwoordelijkheid draagt»), aangezien de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en de uitvoering van het project bij het ROA en de gemeente Amsterdam ligt. Daar staat tegenover dat het Rijk vrijwel de volledige financiering verzorgt. De betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de rijksoverheid bij de Noord/Zuidlijn neemt echter sterk af na het verlenen van de subsidiebeschikking. Zeker nu de minister in haar brief van 21 juni 1999 voorstelt om alle risico's af te kopen.

Gezien de zwaarwegendheid van de laatste argumenten en om te voorkomen dat er «groteprojectenmoeheid» toeslaat bij zowel de Kamer als het departement, wordt geadviseerd om de Noord/Zuidlijn niet aan te wijzen als groot project. Dat laat overigens onverlet dat de Kamer kan aangeven om ook over de realisatie van de Noord/Zuidlijn regelmatig rapportages te willen ontvangen waarin aan de door de Kamer gewenste zaken aandacht dient te worden besteed.

5 Light Rail

De meerderheid van de diverse light rail-projecten bevindt zich nog in de verkenningenfase. Dat impliceert in ieder geval dat er nog geen financiering van rijkswege beschikbaar is en dat concrete oplossingsrichtingen nog uitgewerkt moeten worden. Het is gebruikelijk dat pas na afronding van de nut- en noodzaakdiscussie wordt besloten tot het aanwijzen van een groot project. Daarnaast ligt bij een aantal light rail-projecten (Randstadrail, Light rail Zuid Limburg) de verantwoordelijkheid voor realisatie en exploitatie vooral bij lagere overheden. Verder is het lastig om precies aan te geven welke projecten dan wel of niet onder een eventueel groot project light rail zouden vallen. De zes in de brief van 12 november 1997 genoemde projecten zijn zeer divers van aard en de definitie van light rail zoals geformuleerd in de hiervoor genoemde brief geeft zeer veel ruimte voor discussie of een eventueel nieuw project nu wel of niet tot het groot project light rail behoort.

Gezien het bovenstaande en het feit dat het aanwijzen van veel grote projecten kan leiden tot een zekere uitholling van het instrument groot project, adviseert de commissie voor de Rijksuitgaven om de light rail-projecten niet aan te wijzen als groot project. Wel adviseert de commissie voor de Rijksuitgaven om aan de minister voor Verkeer en Waterstaat te vragen om te rapporteren over de voortgang van de light rail projecten en daarbij aan te geven of er nog nieuwe light rail-projecten zijn opgestart. Indien meer helderheid is verkregen over de voortgang en de afbakening, kan eventueel op een later tijdstip alsnog besloten worden om de light rail projecten aan te wijzen als groot project.

Hopende u hiermee van dienst te zijn, met vriendelijke groet,

mr. J. van Walsem

voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven

Naar boven