24 095
Frequentiebeleid

nr. 8
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 juni 1996

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 14 mei 1996 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Verkeer en Waterstaat over het frequentiebeleid (24 095, nr. 6) en de FM-band.

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van Rooy (CDA) memoreerde dat de Kamer al zo'n jaar geleden heeft aangedrongen op spoed met het introduceren van DCS 1800, maar blijkens de voorstellen zal dat zeker nog zo'n twee jaar duren. In sommige andere en belangrijke EU-landen is het systeem al operationeel, terwijl als alles mee zit de procedure in Nederland pas begin volgend jaar van start kan gaan. Er is met andere woorden helemaal geen sprake van «Nederland in de kopgroep», zoals toch de bedoeling was van het actieprogramma Elektronische snelweg. Er wordt kostbare tijd verloren om de achterstand op het gebied van mobiele telecommunicatie in te lopen en dat alleen maar omdat Nederland niet de beproefde methode van openbare aanbesteding wil hanteren, maar zo nodig voor het experiment van een veiling moet kiezen. De CDA-fractie heeft zeker geen principiële bezwaren tegen toepassing van het marktmechanisme als het gaat om de verdeling van de schaarste, maar dat moet niet gehanteerd worden als de overheid zelf een kunstmatige schaarste creëert en als er in EU-verband nog nauwelijks ervaring is opgedaan met veilen. Bovendien zal het veilen leiden tot een forse lastenverzwaring voor de operators van mobiele telecommunicatie, die uiteraard aan de gebruikers zal worden doorberekend. Ten slotte zal het veilen ook nog tot de nodige vertraging leiden. Redenen genoeg om tegen dat instrument te zijn, zoals overigens de gehele telecomsector ook blijkt te zijn.

De minister heeft in het vorige overleg van 26 maart jl. gezegd dat het wel zal meevallen met de doorberekening van de kosten naar de gebruikers, maar hoe kan het dan dat alle deskundigen het tegenovergestelde beweren? Eveneens stelde de minister dat de bieder zijn eigen marges natuurlijk goed in de gaten zal houden en daarom zeker niet een te hoge prijs zal bieden. Dat kan het geval zijn voor degene die biedt op die DCS 1800-licentie, maar omdat dit automatisch doorwerkt naar GSM-operators, kan een dergelijke afweging toch niet door Libertel en PTT worden gemaakt? Die worden toch gewoon met de consequenties geconfronteerd? Hoe kan de minister volhouden dat een en ander niet zal worden doorberekend naar de consument en het voor rekening van de bedrijven zelf komt? Als dat al zo is, dan zal dat daar natuurlijk ten koste gaan van of investeringen of innovatie.

Een ander belangrijk bezwaar van de CDA-fractie was dat een bedrijf dat een monopolie bezit en een kunstmatige schaarste creëert misbruik maakt van die machtspositie. Dat is de overheid nu precies van plan, omdat niet het gehele spectrum van de DCS-1800-frequenties wordt geveild, maar slechts een deel. Dat zal ongetwijfeld prijsopdrijvend werken. Het is onbegrijpelijk dat een kabinet dat net een nieuwe Wet economische mededinging heeft ingediend om zuivere concurrentieverhoudingen in het bedrijfsleven te bewerkstelligen zelf dat soort regels aan zijn laars lapt. Bovendien vond mevrouw Van Rooy het onderhavige voorstel onbegrijpelijk omdat de minister daarmee toch het zeer kritische advies van OPT helemaal naast zich neerlegt.

Zij onderschreef wel het tweede uitgangspunt van het kabinet, nl. dat meer marktwerking moet worden bereikt in de mobiele communicatie door een nieuwe operator tot de markt toegang te geven. De minister wil Libertel en PTT eigenlijk pas in 2000 in aanmerking laten komen voor DCS 1800. In haar brief gaat zij slechts zeer beperkt in op de capaciteitstekorten die door de doorgaande snelle groei in de mobiele telecommunicatie voor zowel Libertel als PTT dreigen, met name in de drukke gebieden en aan de grens. Die tekorten zouden toch ook een beperking kunnen betekenen voor de concurrentie die zij juist wil bevorderen en kunnen leiden tot extra forse investeringen? Is het juist, zoals PTT heeft laten weten, dat er niet tweemaal 15 maar tweemaal 22 MHz beschikbaar is? Zo ja, waarom is dat niet in de brief vermeld? Als die ruimte nu al beschikbaar is, waarom stelt de minister dan niet voor om die over de beide GSM-operators te verdelen indien de behoefte daaraan kan worden aangetoond? Voor alle duidelijkheid stelde mevrouw Van Rooy dat het haar gaat om een bescheiden aantal frequenties voor de huidige GSM-licentiehouders, dus zeker niet zoveel als voor de nieuwe aanbieder, maar juist als er een tekort dreigt in het GSM-systeem, is het van belang dat ook GSM-licentiehouders enige ruimte krijgen. Bovendien is het voor de exportpositie van PTT van belang om ook ervaring met DCS 1800 op te doen.

Kan de minister aangeven hoe een en ander geregeld is in andere landen waar DCS 1800 operationeel is?

Welke voorwaarden wil zij stellen aan degenen die mee mogen doen aan de veiling? Welke stok heeft zij achter de deur om te bewerkstelligen dat degene die gewonnen heeft voldoende snel het netwerk «uitrolt» over alle delen van het land en dat een effectief prijsbeleid wordt gevoerd? Als dat alles moet meetellen, komt het vooraf dan niet neer op een soort openbare aanbesteding waardoor de procedure alleen nog maar langer zal duren?

Welke financiële eisen worden gesteld aan de consortia die aan de veiling mee mogen doen? Waar Nederland nogal strikt is in het verbieden van kruissubsidies – aan de ene kant infrastructuur en aan de andere kant dienstenaanbieders – geldt dat voor buitenlandse consortia ook? De CDA-fractie stemde ermee in dat niet voor regionale vergunningen is gekozen.

Mevrouw Van Rooy vroeg zich af, wat nu precies de breedte is van het onderzoek naar beschikbaarheid, het efficiënt gebruik, toepassing nieuwe technieken bij de radiofrequenties. De minister heeft in het vorige overleg toegezegd dat een onafhankelijk onderzoek zal worden verricht dat breder zou zijn dan alleen maar een onderzoek naar commerciële radiofrequenties. Het zou voor het gehele frequentiespectrum gelden en het zou zijn afgerond voordat het in ieder geval door de CDA-fractie niet gewenste veilen zou worden toegepast. Is het onderzoek toch niet beperkter uitgevallen? Hoezeer een dergelijk breed onderzoek nodig is, blijkt wel uit het feit dat de minister blijkbaar voor Radio 1 nog een frequentie uit de hoge hoed heeft getoverd. Als dat inderdaad het geval is, waar komt die extra ruimte dan ineens vandaan? Is het waar dat er nog enkele frequenties over zijn? Met een breder opgezet onderzoek kan de Kamer een beter inzicht krijgen in de vraag hoe FM-frequenties optimaal kunnen worden gebruikt.

Deze onduidelijke situatie onderstreepte naar de mening van mevrouw Van Rooy nog eens de bezwaren die de CDA-fractie tegen het veilen van de radiorestfrequenties heeft. De radio is toch meer dan alleen maar een commercieel goed; argumenten als het kleine taalgebied en dus cultuurpolitiek zouden ook daarbij een rol moeten spelen. Veilen zal vooral kapitaalkrachtige grote buitenlandse concerns kansen bieden. Zij zal de laatste zijn om welke vorm van protectionisme dan ook te bepleiten, maar openbare aanbesteding, met alle nadelen die ook daaraan verbonden zijn, biedt meer mogelijkheden om met de verschillende aspecten rekening te houden. Content en carrier zijn immers nauw gerelateerd en de CDA-fractie zag niet graag dat het met de Nederlandse muziekplatenindustrie dezelfde weg opgaat als met de Nederlandse filmindustrie. Omdat carriers in buitenlandse handen waren, zijn ook de contents verdwenen. Markttoegang en condities die betrekking hebben op de carriers zijn van groot belang.

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA) had uit de beantwoording van de minister begrepen dat het praktisch gezien onmogelijk is om voor het jaar 2000 meer dan tweemaal 22 MHz beschikbaar te maken voor DCS-frequenties omdat daarvoor in totaal zo'n tweemaal 75 MHz beschikbaar zou moeten komen. Dat was voor haar de enige logische reden om de DCS-veiling te beperken tot één gegadigde. De fasering voor de toegang tot de markt wordt met andere woorden alleen bepaald door de beschikbaarheid van de benodigde frequenties. Het zou eigenlijk beter voor de consument zijn als meer concurrenten tegelijkertijd op de markt zouden kunnen komen, waarbij zij in ieder geval de mogelijkheid van regionale vergunningen en de huidige aanbieders van mobiele telecommunicatie niet wilde uitsluiten. Consumenten willen immers gewoon overal mobiel bellen, goede bereikbaarheid, goede kwaliteit en weinig ergernissen en zijn niet geïnteresseerd in systemen. Zo snel mogelijk zou dan ook moeten worden toegewerkt naar een zo goed mogelijke kwaliteit van het totale aanbod van mobiele communicatie en dat betekent dat operators zowel DCS 1800 als GSM aan consumenten moeten kunnen aanbieden en wel het liefst via telefoons die met beide systemen kunnen werken. Nu dat nog enkele jaren onmogelijk blijkt te zijn, is de vraag wat er moet worden gedaan met de tweemaal zeven restfrequenties die overblijven nadat één gegadigde er tweemaal vijftien heeft gekregen, voldoende voor landelijke dekking. Voor consumenten zou het een goede zaak zijn als de huidige GSM-operators mogelijkheden zouden krijgen om met deze frequenties te experimenteren, met name als zij bij efficiënt gebruik van hun GSM-frequentie qua diensten en capaciteit tegen hun plafond zitten. Qua internationale concurrentiepositie zou dat ook heel gunstig zijn. De prijs van deze frequenties zou kunnen worden bepaald aan de hand van de resultaten van de veiling in 1997. Is de minister bereid marktpartijen een uiterste inspanning te vragen om eerder dan het jaar 2000 meer frequentieruimte beschikbaar te maken? Wat zijn op dit punt de praktische bezwaren daartegen en welke mogelijkheden ziet de minister om een en ander te versnellen?

In het vorige overleg is kamerbreed aangedrongen op een volledig onderzoek naar het gebruik van radiofrequenties. Bij herhaling is de minister gevraagd om het totale radiospectrum te onderzoeken, dus inclusief de publieke radio. Daarbij was het de bedoeling van de Kamer om nog voor 1 april 1997 een helder beeld te geven van het frequentiegebruik opdat de overheid niet kan worden beschuldigd van manipuleren met schaarste. Het zal immers gaan om een veiling waarvan de opbrengst rechtstreeks in de schatkist vloeit. De overheid zou dus belang kunnen hebben bij schaarste. Mevrouw Van Zuijlen had slechts bescheiden verwachtingen van het onderzoek, maar zij vond het ook ten opzichte van de commerciële radio-omroepen niet meer dan fair als optimaal en efficiënt gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die het radiofrequentiespectrum biedt. Dan wilde zij nog maar niet ingaan op de onevenwichtige verdeling van beschikbare frequenties tussen publiek en commercieel. De minister zegde het vorige overleg toe dat het onderzoek het gehele radiospectrum betreffen, inclusief de publieke omroepen, maar uit een gesprek met de Nederlandse vereniging van commerciële radio-omroepen met de directeur van de HDTP Groningen, is gebleken dat de opdracht die aan TNO is gegeven alleen over restfrequenties van de commerciële radio gaat. Dat zou betekenen dat er op 1 april nog helemaal geen duidelijkheid bestaat over het efficiencygebruik van de rest van het radiospectrum.

Kan de minister iets zeggen over het soort veiling; zit er nu wel of geen doelgroepveiling bij? Komt er inderdaad een aparte veiling voor nieuws en niet-popmuziek? Ook is nog niet duidelijk of kleinere partijen wellicht een andere betalingsregeling krijgen aangeboden. Is de minister bereid om op korte termijn helderheid te verschaffen over de exacte bedoelingen? Daarvoor hoeft het onderzoek toch niet te worden afgewacht?

Mevrouw Roethof (D66) had begrepen dat de regering vooralsnog kiest voor één landelijke DCS 1800-vergunning en dat in de tweede fase die in 2000 begint nog eens 50 MHz beschikbaar is voor veiling waarop ook de bestaande GSM-aanbieders mogen meedingen. Door wie en hoe is die 50 MHz op dit moment in gebruik? Is het overigens juist dat op grond van Europese afspraken Nederland 75 MHz zou moeten vrijmaken voor DCS 1800? Kan de nieuwe DCS 1800-exploitant ook GSM-frequenties krijgen, bijvoorbeeld 5 MHz? Dat zou toch tot een efficiënter gebruik van het spectrum kunnen leiden, want in landelijke gebieden heeft die operator niet zo'n dichte dekking nodig. Verdienen regionale vergunningen, bijvoorbeeld aan kabelexploitanten die daarmee hun wireless local loop tot stand willen brengen, nu al geen nadere overweging? Zo neen, waarom dan in de tweede fase wel? De minister vreest dat daarmee de concurrentiekracht van die ene toekomstige DCS-1800-exploitant wordt ondergraven. Als kabelexploitanten dan ook landelijke gebieden van hun diensten kunnen voorzien, is dat toch goedkoper dan het aanleggen van kabels?

De fractie van D66 was in principe voor veilen, maar vreesde wel een prijsopdrijvend effect en zag niet goed hoe de winnaar zijn investering terug kan verdienen als hij al zo snel een zo geduchte landelijke concurrentie krijgt. Als KPN en Libertel in de tweede fase wel kunnen meedingen, kunnen ze nu hun voorbereidingen al treffen, terwijl de eerste landelijke DCS-1800-aanbieder zeker niet voor medio 1997 zal kunnen beginnen, terwijl het zo'n twee jaar kost om het net op te zetten.

Mevrouw Roethof hoopte dat het juridische argument van de minister om KPN en Libertel vooralsnog uit te sluiten overeind blijft, vooral gelet op de uitspraak die blijkbaar de Europese Commissie heeft gedaan dat uitsluiting van GSM-operators bij toewijzing van DCS-1800-frequenties verboden is. KPN heeft laten weten in ieder geval wel op experimentele basis met DCS aan de slag te willen. De D66-fractie zou daar erg voor zijn, want het was haar ondertussen wel duidelijk geworden dat KPN zonder ervaring met deze standaard niet voor het leveren van deze diensten in aanmerking zal komen. Haars inziens mag de concurrentiepositie van KPN – en ook van Libertel als die daaraan behoefte heeft – op de wereldmarkt wel iets zwaarder wegen dan haar concurrentiepositie op de binnenlandse markt.

Vervolgens ging mevrouw Roethof in op de radiofrequenties en sloot zij zich allereerst aan bij de vragen over het onderzoek. Zij zag graag dat bij het onderzoek werden betrokken aspecten als de efficiency van het gebruik van frequenties door de overheid, met name het deel dat door Defensie wordt gebruikt voor communicatie en wellicht beter via de kabel of de satelliet kan, uiteraard voor zover internationale verdragen en/of verplichtingen dat toelaten. Overigens zou ook best eens in internationaal verband kunnen worden bezien of al die verplichtingen nog wel in stand moeten blijven. Voorts zag zij bij het onderzoek graag betrokken de effecten van digitalisering en informatiecompressie.

Uit vakliteratuur had zij begrepen dat er of frequenties kunnen worden verdeeld of gebruikers kunnen worden verdeeld in extreem korte tijdsflitsen. Met veel moeite worden frequenties uit het internationale vuur gesleept en daar moet dan ook zo efficiënt mogelijk mee worden omgegaan. Iedereen die van een frequentie gebruik maakt, zal zich moeten afvragen of hij niet met een verouderde technologie werkt en daarom meer frequenties nodig heeft dan wanneer hij meer geavanceerde technologie zou gebruiken.

De omgang met de FM-band illustreerde haars inziens het weinig fundamentele karakter van het frequentiebeleid. Haar fractie was al niet zo enthousiast over het noodverband dat zo'n jaar geleden is aangelegd voor Sky Radio en Radio 538. Nu is er ineens een FM-frequentie voor Radio 1 uit de hoed getoverd, maar waar komt die dan vandaan? Als dat zo gemakkelijk is, waarom dan niet eerder? Waarom Radio 1 wel en Veronica Nieuwsradio niet? Dit alles toont wel aan hoe belangrijk een goede inventarisatie is op basis waarvan dan elke twee jaar een frequentieverdelingsplan kan worden gemaakt.

Voorts vroeg mevrouw Roethof zich af, hoe het nu precies zit met de verhouding tussen publiek (omroep en overheid) en commercieel. Is de verhouding inderdaad 90% publiek en 10% commercieel? Naar het zich laat aanzien, redt Veronica Nieuwsradio het niet, maar zij behoort volgens de D66-fractie toch wel degelijk tot het publieke domein, net als enkele kranten daartoe behoren. Zij definieert het publieke domein als het geheel van informatie dat nodig is om mee te doen met de maatschappelijke discussie en op de hoogte te blijven van alles wat er gebeurt. In die zin beschouwt zij sommige kwaliteitskranten en nieuwszenders, zoals van Veronica, dus wel degelijk tot het publieke domein. In het actieprogramma Elektronische snelwegen staat dat het begrijp «publieke domein» nader moet worden gedefinieerd en zij heeft nu een voorzet willen doen, ook al omdat haars inziens moet worden voorkomen dat grote buitenlandse spelers het Nederlandse commerciële omroepdomein gaan beheersen. Dus gelden voor het veilen van frequenties voor televisiedoeleinden andere maatstaven dan voor het veilen van frequenties voor telecommunicatie. In die laatste sector kan de hoogste bieder aan de gang, maar voor commerciële radio en televisie geldt naar de mening van de D66-fractie dat hun bijdrage aan het publieke domein in de procedure een rol moet spelen. Het zesstappenplan dat de minister zich bij het veilen voorstelt, biedt voldoende basis om een zekere sturing mogelijk te maken.

De heer Kamp (VVD) memoreerde dat in het overleg van 26 maart jl. al is gesproken over de procedure voor de vergunningverlening voor de DCS 1800 en dat zijn fractie toen met de minister tot de conclusie is gekomen dat het goed is om door middel van een veiling één vergunning te verlenen aan een andere partij dan de huidige GSM-vergunninghouders PTT-Telecom en Libertel. Er is overigens slechts plaats voor één volwaardige vergunning. Het voordeel van een veiling is toch de volledige transparantie. De reden om PTT-Telecom en Libertel van de veiling uit te sluiten is het streven om een derde volwaardig landelijk dekkend mobiel telefoonnet in Nederland te krijgen. Hij had toen gezegd dat Nederland iets later is met de invoering van DCS 1800, maar dat hier dan wel wellicht als eerste land in Europa drie volwaardige, landelijk dekkende mobiele telefoonnetten zullen zijn. Dat maakt de concurrentiepositie alleen maar sterker.

Een deel van de toen gestelde vragen zou de minister schriftelijk beantwoorden, maar dat heeft zij slechts ten dele gedaan. De VVD-fractie was van mening dat bij veiling voor de DCS-1800-vergunning als eis moet worden gesteld dat de vergunninghouder een landelijk dekkend net moet neerleggen. Hij mag zich niet beperken tot die gebieden die commercieel interessant zijn en voor de overige gebieden aansluiten op de GSM-netten of vaste telefonie.

Het was haar vervolgens nog niet helemaal duidelijk of de vaste-telefonieoperators wel mogen meedingen naar deze DCS-vergunning. Waar zij voor de ondersteuning frequenties nodig hebben, zouden zij net als de regionale vergunninghouders kunnen volstaan met de DECT-technologie, opdat de DCS-technologie voor andere doeleinden kan worden gebruikt.

Is bij de laatste wijziging van de WTV geregeld dat de infrastructuur die nu door twee GSM-operators is gebouwd en de infrastructuur die de DCS-1800-vergunninghouder zal gaan bouwen ook door anderen kan worden gebruikt en dat elkaars infrastructuur kan worden gebruikt?

In 1998 komt als alles goed gaat de derde mobiele operator, nl. de DCS-1800-vergunninghouder op de markt. Tot die tijd moet de flinke groei (zo'n 60% per jaar) van de mobiele telecommunicatie worden opgevangen door PTT Telecom en Libertel. Zijn de huidige GSM-frequenties wel voldoende om die groei technisch gezien op te vangen?

Nu er één DCS-1800-vergunning wordt gegeven en er nog enkele frequenties over zijn, zouden zowel Libertel als PTT Telecom in de gelegenheid moeten worden gesteld om met de DCS-1800-technologie te experimenteren, ook voor een betere uitgangspositie voor hun activiteiten in het buitenland.

In het vorige overleg in maart had hij al aangegeven dat naar de mening van zijn fractie de ruimte die op de FM-band beschikbaar is voor de commerciële omroep te klein is, terwijl die voor de publieke omroepen te groot is. Door een herindeling van de FM-band, een efficiënter gebruik van de frequenties en met gebruikmaking van nieuwe technieken moet het zijns inziens toch mogelijk zijn om voor april 1997 een extra ruimte voor de commerciële omroep te creëren van zo'n 20%, zonder daarmee aan de mogelijkheden en de opdrachten van de publieke omroep te tornen. Dat zou betekenen dat er meer te veilen is en dat de prijzen naar beneden kunnen. Net als zijn collega's had hij de indruk dat het door de minister toen aangekondigde onderzoek ook daarop gericht zou zijn.

Antwoord van de minister

De minister wees er allereerst op dat in vergelijking met de voorkeur van mevrouw Van Rooy (een tender met een beauty contest) de vertraging slechts enkele maanden is en zeker niet twee jaar, want juist een beauty contest vraagt zeer veel voorbereiding, zeker van degenen die zouden willen aanbieden. De voorbereiding van een wetsvoorstel inzake de veiling levert inderdaad een vertraging van enkele maanden op, de procedure van een tender zou ook met de ervaring die bij GSM is opgedaan, ongetwijfeld langer hebben geduurd. Het voorstel ligt overigens nu wel bij de Raad van State en zij had heel voorzichtig, dus niet formeel, op enige spoed aangedrongen.

Het voordeel van het veilen van frequenties voor telecommunicatie en voor omroep (buiten de publieke omroep) is dat men op deze manier zo min mogelijk frequenties zal gebruiken en er meer sprake is van een marktprijs al zal die zeker niet zo hoog zijn als in sommige gevallen in de VS is betaald. Het argument van de kunstmatige schaarste kon de bewindsvrouwe niet delen, want in dat geval zou moeten worden gewacht totdat in dit geval alle DCS-1800-frequenties beschikbaar zouden zijn. Overigens, naarmate de schaarste kleiner is, worden de prijzen ook zeker lager.

Er zullen van te voren zeker nog verplichtingen aan de vergunning worden verbonden. In de eerste plaats zal men de tarieven moeten publiceren, er zal een verplichting komen voor aftapfaciliteiten, voor een apart informatienummer, voor specifieke rapportages aan de overheid en voor een algehele «roll out» binnen een bepaalde tijd, circa vijf jaar. De nieuwe vergunninghouder weet dus van te voren dat er in de tussentijd andere marktpartijen kunnen komen, na de veiling die in 2000 zal worden gehouden en waaraan dan wel KPN Telecom en Libertel mee kunnen doen. Aan het opstellen van die eisen wordt thans ook intensief gewerkt, net als aan de opzet van de veiling. Ook wordt nog onderzocht op welke manier de overige DCS-1800-frequenties kunnen worden gebruikt zonder dat de hoofddoelstelling – zo snel mogelijk concurrentie – in gevaar komt. Zowel Libertel als PTT Telecom hebben inderdaad gevraagd om een experimenteermogelijkheid. De bewindsvrouwe was daar graag toe bereid, mits ze daarmee maar niet alle activiteiten van de nieuwe DCS-1800-operator onderuit halen. Zij was daarentegen niet in staat om die nieuwe operator ook een GSM-frequentie te geven, want die is er gewoon niet.

Op basis van ervaringen in het buitenland durfde zij wel de stelling aan dat de kosten, bijvoorbeeld van de veiling, niet zomaar aan consumenten zullen worden doorberekend. Het is op de markt immers gebruikelijk om met inachtneming van alle kosten een prijs te bepalen waarvan wordt verwacht dat die in de praktijk voldoende zal zijn om ook nog enige winst te behalen. Tegenover de deskundigen die mevrouw Van Rooy aanhaalt, kan zij er zeker net zoveel aanhalen die het tegendeel beweren. Overigens zijn de meeste deskundigen op dit terrein toch op de een of andere manier verbonden aan een bepaalde marktpartij. Daarom is het ook zo moeilijk om echt onafhankelijke adviezen en informatie te krijgen. In landen waar wel geveild wordt, wordt de marktprijs er niet door beïnvloed, wel de winst!

In het VK is men nogal ruimhartig geweest met het afgeven van vergunningen en blijkbaar had men daar nogal wat frequenties beschikbaar; er zijn drie vergunningen aan nieuwe operators gegeven, waarvan een de vergunning heeft teruggegeven. Frankrijk heeft één vergunning aan een nieuwe operator gegeven. Ook daar mogen GSM-vergunninghouders op kleine gebiedjes experimenteren. In Duitsland wordt ook één vergunning aan een nieuwe operator gegeven en zijn de bestaande GSM-operators expliciet uitgesloten. In Scandinavië is sprake van een heel andere situatie, maar daar is de markt natuurlijk al veel verder ontwikkeld.

In antwoord op de vraag of er niet tweemaal 22 MHz beschikbaar is, verwees de bewindsvrouwe naar bijlage 1 van haar brief. Voor DCS 1800 is tweemaal 15 MHz nodig en dat betekent dus dat er tweemaal 7 MHz overblijft. Een deel daarvan zal kunnen worden benut voor technische experimenten. Zij voelde er niet veel voor om ze te gebruiken om de groei van PTT Telecom en Libertel op te vangen. Dat is ook niet nodig; die jaarlijkse groei van inderdaad circa 60% kan worden opgevangen met hun huidige frequentieruimte. Libertel heeft ook zelf aangegeven in de aanvraag dat er tot na 2000 voldoende ruimte is om de groei op te vangen. Mochten zich toch problemen voordoen, dan is afgesproken om additionele GSM-frequenties beschikbaar worden gesteld ten koste van ATF-3. Overigens had zij persoonlijk wel het gevoel dat men nog lang niet optimaal geïnvesteerd heeft. Op dit moment wordt dan ook bezien of beide partijen op dat punt wel aan de vergunningsverplichtingen voldoen.

Zij verzekerde dat aan Nederlandse consortia zeker geen andere financiële eisen zullen worden gesteld dan aan buitenlandse consortia. De exacte eisen worden op dit moment nader uitgewerkt.

Aangezien de beschikbare frequenties beperkt zijn, mag er ook een beperking worden opgelegd aan het aantal vergunningen. De overige DCS-1800-frequenties zijn in gebruik bij KPN die daarmee straalverbindingen voor televisie-uitzendingen verzorgt t.b.v. de Nozema. Momenteel wordt met KPN overlegd of er versneld frequenties kunnen worden vrijgemaakt. Binnenkort zal daarover meer duidelijkheid ontstaan – zij zegde toe de Kamer zo snel mogelijk daarover te berichten – maar de eerste signalen zijn wel dat het moeilijk zal zijn om frequenties versneld vrij te maken, met name vanwege de contracten van KPN met o.a. Nozema.

Voor de wireless local loop waren haars inziens goedkopere oplossingen te bedenken dat een DCS-1800-frequentie. Als straks frequenties vrijkomen kan iedereen die er een of meer nodig heeft op een veiling meebieden, waardoor ook op dit punt het marktmechanisme zal gaan werken.

Een aanbieder van vaste telefonie mag meedingen voor de DCS-1800-vergunning, behalve als hij ook op de GSM-markt aanwezig is, zoals PTT Telecom. Een eventueel nieuwe aanbieder van vaste telefonie zou eveneens mogen meedingen en zal aan dezelfde eisen en verplichtingen moeten voldoen.

Net als mevrouw Roethof was de bewindsvrouwe niet enthousiast over het noodverband dat zo'n jaar geleden door een rechterlijke uitspraak moest worden gelegd, maar in de toenmalige situatie was dat de best mogelijke oplossing. Zolang het niet goed is geregeld, zal de ene tevreden zijn en de andere blijven mopperen. Het is daarom van groot belang dat er zo snel mogelijk een heel helder systeem voor omroepfrequenties voor de publieke omroep komt.

De hoge hoed waarover wordt gesproken in het kader van de voor Radio 1 gevonden oplossing is niet meer dan een heel klein petje. Door dat noodverband ontstond er in Radio 1 een verzorgingsgat met name in het Utrechtse. De oplossing, in ieder geval tot 1 juli, is gevonden in een kleine frequentie die voor evenementen is bestemd. Zodra zicht is op een definitieve technische oplossing voor Radio 1 zal die evenementenfrequentie eventueel weer vrijkomen. Er zijn in totaal zo'n veertien van die kleine voor evenementen bestemde regionale frequentieruimtes, maar bij elkaar opgesteld stelt het niet veel voor.

In het vorige overleg is inderdaad afgesproken dat er een groot, breed opgezet onderzoek zou worden ingesteld, waarbij ook de bestaande omroepfrequenties kritisch zouden worden bezien. Dat zogenaamde zero base onderzoek kan zeker niet voor 1 april 1997 helemaal zijn afgerond. Voor die tijd zal wel de eerste fase ervan moeten zijn afgerond, waarin wordt bezien of er nog meer restfrequenties te vinden zijn en ook de mogelijkheden worden bezien van het opblazen van de restfrequenties. Naar verwachting zal dat in het najaar zijn. Dat zal ook wel moeten om tijdig de voorbereidingen van de veiling te kunnen afronden die immers op 1 april 1997 moet zijn gehouden. Daarna zal er een gehele herplanning van de FM-frequenties moeten plaatsvinden die overigens ook nodig is in het kader van de discussies rondom de publieke omroep en het publieke domein, het advies van de commissie-Ververs. De onderzoeksopdracht is zo goed als klaar – de Kamer zal daarvan zeker een kopie krijgen – en het opstellen ervan heeft zeker langer geduurd dan de bedoeling was, maar er is tamelijk veel overleg voor nodig geweest. TNO zal het onderzoek uitvoeren en zal er hopelijk in de tweede helft van 1997 mee klaar zijn zodat de resultaten ervan kunnen worden gebruikt voor de volledige herplanning die hopelijk ook meer consequenties heeft en ook meer ruimte zal opleveren.

De bewindsvrouwe gaf aan dat de Nozema de technische mogelijkheden van een beter gebruik van de frequenties onderzoekt en dat de resultaten daarvan een dezer maanden beschikbaar komen. Tezamen met het onderzoek van TNO zal dat een goede basis zijn om te bezien wat technisch mogelijk is. Wat gedaan kan worden, zal zeker niet worden nagelaten, maar men mag niet verwachten dat de volledige herplanning voor april 1997 kan zijn afgerond.

Voorts is het de bedoeling om te bezien of iedereen zijn frequentie(s) wel optimaal gebruikt. Dit onderzoek naar het efficiënt gebruik van de frequenties die bij overheidsorganen in gebruik zijn, wordt uitgevoerd door de TU Delft. Op basis daarvan zullen eventueel verbeteringen worden aangebracht. Vanwege de complexiteit zal ook dat onderzoek niet snel kunnen zijn afgerond.

Zij erkende dat er bij de frequenties voor de omroep en mobiele communicatie sprake is van schaarste. Frequenties die de overheid zou kunnen vrijmaken, zouden door internationale afspraken wel eens niet voor mobiele communicatie of omroep kunnen worden gebruikt. Als inderdaad de conclusie moet worden getrokken dat bepaalde sectoren van de overheid veel te gemakkelijk met frequenties omgaan, moet natuurlijk in internationaal overleg worden geprobeerd om die vrij te maken.

De bewindsvrouwe wilde op dit moment niet ingaan op de definiëring van het publieke domein maar het advies van de commissie-Ververs afwachten. Op basis daarvan zal er uitvoerig kunnen worden gesproken over de vraag hoe moet worden omgegaan met de publieke omroep en hopelijk ook met het publieke domein. Men moet niet al te gemakkelijk een definitie van het publieke domein geven, het is van belang om er een goed gefundeerde definitie van te geven, opdat er zo min mogelijk misverstanden over kunnen ontstaan. In overleg met haar collega van OCW wordt thans bezien of bij de veiling voor de commerciële omroep – waarvoor uiteraard ook de WEM-bepalingen gelden – al dan niet een frequentie moet worden afgezonderd voor een specifieke luistergroep. Daarbij moet eerder worden gedacht aan jazz of klassiek, want popmuziek zal het wel op de markt redden. De beslissing daarover is nog niet genomen en is uiteraard ook afhankelijk van de totaal beschikbare ruimte. Meer duidelijkheid daarover kan dan pas ook eind dit jaar worden verkregen. Naarmate er meer ruimte beschikbaar is, is de noodzaak om vooraf een frequentie af te zonderen natuurlijk kleiner.

Naar de mening van de minister was het vrijwel onmogelijk om, los van de wijze waarop frequenties worden uitgegeven, te bepalen dat de koper alleen maar een Nederlandse marktpartij mag zijn. Wel was zij bereid om te bezien in hoeverre het mogelijk is eisen te stellen o.a. aan de taal waarin wordt uitgezonden. Zij voelde niet veel voor inhoudelijke eisen, ook al omdat dat haars inziens neer zou komen op cultuurpolitiek via de commerciële omroep. Zo gauw daarover meer duidelijkheid is verkregen en het kabinet daarover een standpunt heeft ingenomen, zal de Kamer daarover uiteraard worden geïnformeerd.

Ten slotte wees zij nog op het verslag van het vorige overleg (24 095, nr. 7) waar zij in haar tweede termijn, blz. 14, stelt: «Dit onderzoek valt in feite in twee delen uiteen en is gericht op de korte en de lange termijn. Er wordt bekeken wat er, gegeven de bestaande kaders, binnen één jaar zou kunnen worden gedaan. Het is de vraag of voor de lange termijn, dus na 2000, niet moet worden heroverwogen hoe men de frequenties zou verdelen als men helemaal opnieuw moest beginnen.» Dat is dus dat zero base onderzoek. Verder stelt zij: «In reactie op een interruptie zei de minister dat het te ver zou gaan om per 1 april 1997 alle frequenties te herverkavelen. Mocht er extra ruimte blijken te zijn zonder dat de kwaliteit van de omroep wordt aangetast, dan zal die zeker bij de veiling moeten worden betrokken.» Dit verslag bevestigt haar opmerkingen over het onderzoek die zij zoëven had gemaakt.

De voorzitter van de commissie,

Biesheuvel

De griffier van de commissie

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), ondervoorzitter, Van den Berg (SGP), Lilipaly (PvdA), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Reitsma (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Van Rooy (CDA), Poppe (SP), Van 't Riet (D66), Duivesteijn (PvdA), H. G. J. Kamp (VVD), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Roethof (D66), M. B. Vos (GroenLinks), Verkerk (AOV), Van Zuijlen (PvdA), Van Waning (D66), Keur (VVD), Hofstra (VVD) en Assen (CDA).

Plv. leden: Blauw (VVD), Schutte (GPV), Van Gelder (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Dankers (CDA), Jeekel (D66), Swildens-Rozendaal (PvdA), Terpstra (CDA), Huys (PvdA), Korthals (VVD), Esselink (CDA), Hillen (CDA), H. Vos (PvdA), Remkes (VVD), Leerkes (Unie 55+), Witteveen-Hevinga (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Boogaard (groep-Nijpels), Valk (PvdA), Hoekema (D66), Klein Molekamp (VVD), Te Veldhuis (VVD) en Van der Linden (CDA).

Naar boven