24 095
Frequentiebeleid

nr. 22
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 april 1999

De heruitgifte van omroepfrequenties per 1 september 2000 leidt op verschillende plaatsen, met name in kringen van de commerciële omroep, tot discussies over onder meer de technische basis van de verruimde mogelijkheden ten behoeve van de commerciële omroep. Ik wil u hierbij melden wat de stand van zaken is met betrekking tot de diverse onderzoeken die thans worden uitgevoerd.

Om tot uitgifte te komen van vergunningen voor radiofrequenties per 1 september 2000 is in de afgelopen tijd in mijn opdracht onderzoek uitgevoerd door TNO-FEL. Ik heb u daarover geïnformeerd bij brief van 19 mei 1998 (24 095, nr. 17) en 23 december 1998. Dit onderzoek is uitgevoerd op basis van een aantal strikte uitgangspunten met name met betrekking tot de gewenste ontvangstkwaliteit. Er dient bij een herplanning van omroepfrequenties te worden uitgegaan van bewezen technieken, opdat bij de implementatie van de nieuwe planning geen onaanvaardbare risico's worden genomen.

Verschillende partijen, waaronder Broadcast Partners, doen uitlatingen waarin kritiek wordt geleverd op de in mijn opdracht uitgevoerde onderzoeken. Gesteld wordt dat TNO te behoedzaam te werk zou zijn gegaan en dat er door toepassing van nieuwe technieken veel meer mogelijkheden voor commerciële omroepen gevonden zouden kunnen worden.

Deze kritiek is niet nieuw voor mij en vanaf het moment dat deze mij bereikte, met rapporten onderbouwd, heb ik serieuze aandacht aan deze materie besteed. Ik heb TNO opdracht gegeven een technische evaluatie te verrichten op een door Broadcast Partners ingebrachte rapport en een technisch oordeel te geven over de geuite stelling dat er met nieuwe technieken veel meer ruimte kan worden verkregen dan met de bestaande. TNO heeft geconcludeerd: «... Op basis van de tot dusverre door Broadcast Partners gepresenteerde frequentieplanning, is de bewering met betrekking tot de verzorging van landelijke frequentiepakketten (7 x 80%) dus niet voldoende te onderbouwen, zowel wat betreft ontvangstkwaliteit in gepresenteerde verzorgingsgebieden als wat betreft de hoeveelheid frequenties....». Ook de NOS heeft mij gemeld geen voorstander te zijn van het toepassen van deze technieken voor een volledige herplanning van de FM omroepband. Zij acht haar afbreukrisico onevenredig groot als voor een geheel nieuwe opzet van een FM-infrastructuur, zoals Broadcast Partners die voorstaat, wordt gekozen. Tot slot is een volledige herplanning met deze technieken op een vergelijkbare schaal nog nergens ter wereld uitgevoerd.

Niettemin acht ik de discussies voldoende serieus om nogmaals door een derde, onafhankelijke partij een oordeel te vragen over de afbreukrisico's bij het implementeren van een volledige nationale herplanning met deze nieuwe technieken en een vergelijking daarvan met de risico's van implementatie op basis van een herplanning met behulp van bestaande technieken.

Een complete herplanning op nationale schaal is een complex technisch proces, ook voor TNO. Zo was er in het aanvullende TNO-FEL onderzoek van november 1998 een aantal fouten te constateren. Het ontdekken van deze fouten was voor TNO aanleiding om ook het basisrapport («Technische mogelijkheden voor herplanning van FM-omroepfrequenties in Nederland – fase 2: zero-base», aan de Tweede kamer toegezonden bij brief van 19 mei 1998 te controleren.

Tot mijn spijt en ongenoegen moet ik u mededelen dat mij gisteren is gemeld dat dit rapport toch nog een aantal planningsfouten bevat – aan de correctie daarvan wordt thans uiteraard hard gewerkt – die serieus genomen moeten worden omdat de kans aanwezig is dat het eindresultaat van zero-base voor de landelijke en niet-landelijke commerciële omroep enigszins lager uitvalt dan tot op heden werd berekend. Binnen een week verneem ik van TNO op welke wijze een «reparatie» van met name de landelijke pakketten tot de mogelijkheid behoort. Een meer fundamentele herberekening zal in ieder geval enige weken in beslag nemen, waarbij geen 100% garantie te geven is dat het resultaat ervan opnieuw een bedekking voor elk pakket gaat opleveren zoals die tot voor kort was berekend.

Vanzelfsprekend zal ik, vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de technische basis van de herplanning van omroepfrequenties, ervoor zorgdragen dat de technische frequentie-planning die nodig is voor de implementatie van de inhoud van het kabinetsbeleid, niet alleen voldoet aan hoge eisen van spectrum-efficiëntie, maar ook van betrouwbaarheid in de praktijk. Ik ga ervan uit dat de daarop te baseren politieke besluitvorming rondom zero-base in de loop van juni kan worden afgerond.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Naar boven