24 095
Frequentiebeleid

nr. 210
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2007

Bij brief van 18 april 2007 (07-EZ-B-018) heeft u mij verzocht om mijn visie op het dossier TDAB op korte termijn aan uw Kamer te doen toekomen. Met deze brief voldoe ik, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, aan dat verzoek.

Op 15 december 2006 heeft de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in een brief toegelicht waarom het TDAB-uitgiftebeleid herzien diende te worden (Kamerstukken II, 24 095, nr. 205). Door ontwikkelingen in markt en techniek was het «oude» beleidsvoornemen voor de uitgifte van de TDAB-frequentieruimte van begin 2005 – waarbij de TDAB-frequentieruimte voor digitale radiotoepassingen zou worden bestemd en via een vergelijkende toets verdeeld –, niet meer adequaat.

Door technische ontwikkeling van de TDAB-standaard worden nieuwe toepassingen mogelijk: TDAB heeft zich ontwikkeld tot mobiele multimediastandaard, die gebruikt kan worden voor méér dan alleen radio. Het voorgenomen uitgiftebeleid doet recht aan deze uitgebreidere toepassingsmogelijkheden door deze ook in het Nationaal FrequentiePlan mogelijk te maken. Daarmee is het nieuwe beleid technologieneutraler: marktpartijen worden niet gedwongen om te kiezen voor een radiotechnologie. Dit sluit ook beter aan bij het nieuwe Frequentiebeleid1.

TDAB wordt – ook internationaal – niet langer beschouwd als de (enige) opvolger van de FM. De penetratie van digitale radio via TDAB gaat langzaam. Digitale radio ontwikkelt zich op dit moment voornamelijk via andere infrastructuren (bijvoorbeeld via UMTS, DVB, kabel, internet). In internationaal verband wordt bovendien gewerkt aan een nieuwe standaard voor digitale radio via de FM-band zelf. De FM-band zal kunnen digitaliseren zodra de technologie daarvoor beschikbaar is. Met de beschikbare TDAB-frequentieruimte kunnen innovatieve digitale omroeptoepassingen worden ontwikkeld, waarbij ruimte is voor nieuwe business modellen en nieuwe vormen van omroepdienstverlening aan de consument. De TDAB-frequentieruimte wil ik mede daarom bestemmen voor omroep– waar radio een onderdeel van is – zodat innovatie in de Nederlandse omroepmarkt op het gebied van audio- en visuele diensten verder vorm kan krijgen. Bovendien wordt met de omroepbestemming aangesloten bij de voortschrijdende convergentie (netwerken en markten vloeien door de opkomst van de internettechnologie in elkaar over) en krijgt de Nederlandse omroepsector een impuls om te innoveren.

Omdat het aanbod via TDAB aanvullend is aan dat van de FM en andere infrastructuren, is er geen reden meer om kwalitatieve criteria (bijvoorbeeld om pluriformiteit van het aanbod te waarborgen) te stellen aan het dienstenaanbod van de vergunningaanvrager. Daarom, en omdat via de verruiming van de bestemming voldoende waarborgen zijn geschapen voor het op gang komen van innovatie, is een vergelijkende toets niet langer het meest voor de hand liggende verdeelmechanisme. De vergunningen zullen dan ook worden verdeeld door middel van een veiling. Bij het vormgeven van de veiling zullen de belangen van de verschillende marktpartijen ter overweging worden meegenomen.

Met de aangekondigde wijzigingen, zoals ook verwoord in de brief van 15 december 2006, ontstaat een gebalanceerd beleidskader voor de uitgifte van de TDAB-frequentieruimte.

Tot slot: verschillende bij TDAB betrokken partijen hebben aan uw Kamer en aan mij kenbaar gemaakt het belangrijk te vinden dat de beschikbare frequentieruimte op korte termijn, nog in 2007, wordt uitgegeven. Om dat te realiseren, is het, zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 10 april 2007 (ez07000168), noodzakelijk om door te gaan met de voorbereiding van de veiling en de wijziging van het Nationaal FrequentiePlan. Conform uw verzoek bij brief van 25 april 2007 (07-EZ-B-021) zal ik echter, in afwachting van een voor het zomerreces te voeren overleg met uw Kamer over TDAB, geen onomkeerbare stappen zetten in dit dossier.

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk


XNoot
1

Kamerstuk 2005–2006, 24 095, nr. 188, Tweede Kamer.

Naar boven