24 095
Frequentiebeleid

nr. 200
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 april 2006

De vaste commissie voor Economische Zaken1 en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 hebben op 30 maart 2006 overleg gevoerd met vice-minister-president, minister Brinkhorst van Economische Zaken en staatssecretaris Van der Laan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– Digitale radio (24 095, nr. 187);

– Nota Frequentiebeleid 2005 (24 095, nr. 188);

– Masten en mastvoeten en digitalisering van de ether (24 095, nr. 193);

– Nota Omschakelbeleid 2006–2015 (24 095, nr. 195);

– Frequentieverdeling voor TDAB (24 095, nr. 196).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Aptroot (VVD) vindt het verheugend dat de minister heeft toegezegd dat de uitgifte van de TDAB-frequenties wordt uitgesteld tot na de Regional Radio Conference 2006 (RRC06) die plaatsvindt van 15 mei tot en met 16 juni 2006. Is de minister bereid met de commerciële stations te onderhandelen over verlenging van hun frequenties tot 2015 en het vervolgens starten met digitale frequenties? Het is van belang dat de commerciële stations hieraan meedoen, want de kans op succes is aanmerkelijk kleiner wanneer alleen met de publieke omroep wordt gestart. Dit moet behalve voor de FM ook voor de middengolf gelden. Bestaat de mogelijkheid om bestaande vergunningen te verlengen als ook digitaal wordt uitgezonden? Klopt het dat de driebandfrequenties noodzakelijk zijn om met een redelijk aantal zenders het gehele land te bereiken? Wil de minister zich inspannen om in de onderhandelingen hiervoor voldoende frequentieruimte beschikbaar te stellen?

Het is voor de overheid lastig om te bepalen hoe succesvol TDAB (Terrestrial Digital Audio Broadcasting) zal zijn in de toekomst. Het is ook niet bekend of andere landen ermee gaan werken. Daarom is het verstandig om de ontwikkelingen in de praktijk af te wachten en de frequenties zo veel mogelijk technologieneutraal toe te wijzen. Bij een overgang naar digitale radio met ingang van 1 januari 2015 is het belangrijk om de consument zo snel mogelijk voor te lichten. Is het kabinet een informatiecampagne aan het voorbereiden?

De heer Aptroot vindt dat de door de overheid aangewezen lokale en regionale omroepen ook onder het basispakket behoren te vallen, zonder dat moet worden bijbetaald, ongeacht de techniek. Kunnen de bewindslieden toezeggen dat zij dit regelen? Dat kan via de Telecommunicatiewet of via de Mediawet.

Over de verkoop van Nozema aan KPN Telecom heeft de minister de Kamer schriftelijk geïnformeerd. De NMa (Nederlandse Mededingingsautoriteit) heeft advies uitgebracht en ziet twee problemen. Ten eerste dat KPN het monopolie in de ether krijgt omdat alle masten in handen van KPN komen. Ten tweede gaan vier van de vijf vergunde multiplexen van DVB-T (Digital Video Broadcasting Terrestrial) naar de KPN, waarmee KPN de toegang tot deze technologie kan controleren en ook anderen de toegang kan weigeren. KPN is dan de enige die televisie via mobiele ontvangers kan aanbieden. Dat is ernstig omdat KPN al een groot marktaandeel heeft in mobiele telefonie. De Opta (Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit) signaleert dezelfde problemen en concludeert dat met de voorgenomen concentratie de overname niet kan geschieden dan nadat duidelijkheid is verkregen over 1. de voorwaarden van beheer en verkoop van de masten, 2. de potentiële gedragingen van KPN na de concentratie en 3. de mogelijke markten waarin KPN in de toekomst actief zal zijn en de positie van KPN in die markten. Opta vindt dat goedkeuring van de voorgenomen concentratie nu niet zou mogen worden gegeven. Geconcludeerd moet worden dat de NMa en de Opta dezelfde bezwaren zien tegen overname van Nozema door KPN, maar dat de adviezen van de Opta verder gaan dan die van de NMa. In dit verband staat het mededingingsbeleid ter discussie. Hoe verhoudt de toezichthouder algemeen, de NMa, zich tot de toezichthouder specifiek, de Opta? Waarom is het Opta-advies niet aan de Kamer gestuurd? De minister doet in zijn brief, evenals de NMa in haar advies, geen recht aan het Opta-advies. Een simpele oplossing zou zijn om te stellen dat KPN Nozema mag overnemen, mits voor de overname de masten en de mastvoeten worden afgestoten en de unieke frequenties voor televisiediensten voor mobiele ontvangsten opnieuw worden geveild en gegund aan verschillende marktpartijen. Wanneer dat wordt geregeld, zijn er geen bezwaren meer tegen de overname van Nozema door KPN. Is de minister bereid deze twee voorwaarden te stellen om recht te doen aan de serieuze bezwaren van de Opta?

De heer Bakker (D66) sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Aptroot over de verkoop van Nozema aan KPN. Hij voegt daaraan toe dat hierbij een belangrijk element is hoe wordt omgegaan met de toegang tot diensten. Juist op dat terrein deden zich in de afgelopen tien jaar veel problemen voor.

Het is een goede zaak dat met de verdeling van de TDAB-frequenties wordt gewacht tot na de RRC06. Om de introductie van TDAB succesvol te doen verlopen, moet er sprake zijn van meerwaarde. Dat betekent dat er meer frequenties beschikbaar moeten zijn dan tot nu toe via de FM te ontvangen zijn. Die extra frequenties kunnen in de RRC06 worden verworven. Van belang is om met de bestaande partijen op de FM-band, waarvoor de TDAB beoogt een opvolger te zijn, afspraken te maken. Eigenlijk had drie jaar geleden bij de verdeling van radiofrequenties voor de FM de voorwaarde moeten worden gesteld dat men alleen een frequentie zou krijgen wanneer men bereid was te investeren in TDAB. Dat is toen uiteindelijk niet in de voorwaarden opgenomen vanwege het politiek ingewikkelde karakter van het dossier. Is het mogelijk om alsnog van partijen bij de verdeling van TDAB-frequenties te vragen in TDAB te investeren? Daarbij moet helderheid verschaft worden onder welke voorwaarden men in aanmerking kan komen voor verlenging van frequenties vanaf 2011 tot 2015.

De positie van de regionale en lokale omroep moet van meet af aan in de procedure meegenomen worden. Het is namelijk de vraag of het na afschakeling van de FM na 2015 nog mogelijk is om via de ether regionaal en lokaal te kunnen ontvangen. Welke condities moeten er worden gesteld om dit mogelijk te maken? Overigens dreigt er sowieso een probleem te ontstaan voor de verspreiding van regionale en lokale zenders vanwege de huidige ontwikkelingen met digitale pakketten op de kabel en in de lucht. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de verantwoordelijkheid om ook die elementen van de publieke omroep, waar mensen belasting voor betalen, in alle huiskamers te brengen, ongeacht de ontwikkeling van de techniek. Tot nu toe heeft de staatssecretaris de aanbieders van digitale pakketen, onder andere UPC, niet verplicht de regionale en lokale omroep standaard in de digitale basispakketten mee te nemen. Om de regionale en lokale omroep niet het slachtoffer te laten worden van de digitalisering van pakketten moet de overheid de aanbieders van de pakketten daartoe wel verplichten.

Is het de bedoeling om ook de middengolf af te schakelen per 2015? Is de minister bereid aandacht te besteden aan de positie van middengolfzenders voordat hij met de voorwaarden komt voor de verdeling van TDAB-zenders?

De heer Irrgang (SP) vraagt zich af of invoering van digitale radio wel meerwaarde heeft boven het huidige radioaanbod. Kan de minister duidelijkheid geven over het moment waarop besloten moet worden tot verlenging van de vergunningen? Is dat in 2006 of in 2009? De staatssecretaris moet aangeven welke ruimte er voor de regionale en lokale omroep is bij de verdeling van digitale frequenties. De regionale omroep moet bij de verdeling van frequenties voorrang krijgen boven commerciële stations. De regionale omroepen vragen terecht om een resultaatsverplichting om extra frequentieruimte op band 3 toegewezen te krijgen.

De heer Irrgang herinnert aan de veiling van kavels in het verleden. Voor kavel A9 heeft de rechter geconcludeerd dat de programmatische toets niet goed is verlopen. De commissie-Franken heeft daarin gefaald. De staatssecretaris wil de herbeoordeling van kavel A9 ook weer door deze commissie laten doen. Is dat wel verstandig? Bij de verdeling van kavel A8 waren beide inschrijvers bijna gelijk geëindigd. Dat is op zijn minst merkwaardig te noemen, terwijl het om een bod in gesloten envelop ging. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? De staatssecretaris wil niet te veel eisen stellen aan een toekomstige vergelijkende toets, omdat de markt nog in ontwikkeling is. Dat houdt het risico in dat het weer om veel dezelfde zenders zal gaan, zoals bij de vorige veiling. De heer Irrgang pleit voor een meer gekleurde toets.

De heer Irrgang wijst op de door de Kamer aanvaarde motie-Irrgang/Van Dam met betrekking tot de overname van Nozema. In hoeverre is uitvoering gegeven aan deze motie? In de motie staat dat de definitieve verkoop van de mastvoeten en de masten voor de overname moet zijn geregeld. Dat is nog niet het geval. Ook staat erin dat alle masten verkocht moeten worden. Uit het advies van de Opta blijkt dat een deel van de mastvoeten niet wordt verkocht door KPN. Kan de minister daar duidelijkheid over verschaffen? Wat wordt verstaan onder «alle masten»? Zijn dat alle masten voor analoge radio-uitzendingen of zijn dat ook alle masten voor digitale radio-uitzendingen? De prijs waarvoor de masten verkocht worden, mag niet hoger zijn dan de historische kostprijs minus de afschrijvingen. Het mag absoluut niet zo zijn dat KPN de masten verkoopt tegen een monopolistische prijs.

De heer Van Dam (PvdA) stelt dat zijn inzichten met betrekking tot de invoering van TDAB enigszins gewijzigd zijn sinds het algemene overleg van 8 februari over digitale radio. Hij vindt dat niet van mensen kan worden verlangd dat zij vanaf 2015 omwille van een betere marktwerking hun analoge radio’s moeten vervangen voor digitale. Het lijkt hem beter om het primaat aan de markt te laten en na de RRC06 de TDAB-vergunningen uit te geven, zonder voorkeurspositie voor de partijen die nu een FM-frequentie hebben. Ook moet niet de afspraak worden gemaakt dat de FM wordt afgeschakeld per 2015 en dat er een overheidscampagne wordt gevoerd om TDAB te stimuleren. Dit alles betekent dat de overheid niet nu al de keuze mag maken om de FM te vervangen door TDAB. De consequentie van deze lijn is dat de publieke omroep zelf de keuze moet maken voor TDAB. De publieke omroep heeft wel een voorrangspositie boven de commerciële omroep als het gaat om distributietechnieken. Er is geen reden om daarin wijziging aan te brengen.

Wat de regionale en lokale omroep betreft vraagt de heer Van Dam de staatssecretaris of de «must carry» in het kader van de nieuwe Mediawet actualisatie behoeft, zodanig dat elke aanbieder van radio- en televisiesignalen verplicht wordt om ervoor te zorgen dat, via welk platform dan ook, de publieke omroepen door mensen bekeken en beluisterd kunnen worden.

Met betrekking tot de discussie over de verkoop van Nozema merkt de heer Van Dam op dat de kracht van de nieuwe onderneming KPN/Digitenne vooral gelegen is in de DVB-H-technologie: de technologie om televisie uit te zenden via mobiele telefoons. De nieuwe onderneming is de enige in Nederland die een combinatie biedt van DVB-H en UMTS. De Staat zou hieraan niet mee moeten werken door de aandelen Digitenne aan KPN te verkopen. Hij sluit zich aan bij de voorwaarden die de heer Aptroot in dit verband stelde. Die moeten dan ook keihard zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks) stelt dat de discussie draait om één vraag, namelijk wat de meerwaarde voor de Nederlandse burgers is van invoering van TDAB. Een simpele rekensom laat zien dat de overgang naar TDAB de Nederlandse burger in totaal 4 mld. gaat kosten. Zijn de vooruitzichten van dit project zo hoopvol, dat de Nederlandse burgers voor een periode van vele jaren moeten worden opgezadeld met deze kostenpost? De heer Vendrik heeft dat vertrouwen niet. Het is de vraag of de uitgifte van de digitale radiofrequenties werkelijk in het najaar moet geschieden, gezien de vele twijfels die er, ook in het buitenland, over TDAB zijn. Wellicht moet er eerst een debat plaatsvinden over de vraag wat Europese burgers wordt aangedaan met een mogelijke verdere uitrol van TDAB.

Uit de passage in de brief van de minister van Economische Zaken van 24 februari 2006 over de relatie met de huidige FM-vergunningen moet geconcludeerd worden dat de commerciële stations worden gesubsidieerd om TDAB in de lucht te krijgen. Deze «bad practice» is ook in het buitenland toegepast. De heer Vendrik vindt dat geen concessies mogen worden gedaan aan huidige vergunninghouders van commerciële FM-frequenties. Als dit wel wordt gedaan, is er sprake van staatssteun. Nog nooit is aangetoond dat de ontvangstkwaliteit via TDAB beter is dan via FM. Mocht dit wel het geval zijn, dan zijn toezeggingen aan bestaande vergunninghouders niet nodig. Dat zal dan via marktwerking blijken.

De heer Vendrik wijst erop dat er signalen zijn van andere landen, onder andere Noorwegen, Zweden en Denemarken, dat TDAB geen onvolprezen succes is. Er zijn berichten dat de ontvangstkwaliteit via TDAB niet beter is dan via de FM. Een winstpunt van TDAB is dat er meer zenders mogelijk zijn binnen een bepaald frequentiegebied, maar dat geldt voor elke vorm van digitalisering. Kan de minister tegen deze achtergrond uitleggen waarom de keuze voor TDAB gemaakt zou moeten worden? Waarom wordt er op Europees niveau niet gesproken over de vraag of men deze uitrol wil? Spreker heeft geen vertrouwen in de keuze voor deze vorm van technologie. Hij adviseert het kabinet om, mocht invoering van TDAB onverhoopt doorgaan, te kiezen voor een gekleurde veiling om het belang van de lokale en regionale publieke omroepen te borgen.

Wat de verkoop van Nozema betreft sluit de heer Vendrik aan bij de kritische woorden van de heer Aptroot.

In de brief van de staatssecretaris van 6 maart 2006 staat op pagina 2 dat de rechtbank vindt dat ook criterium 4 bij kavel A9 als gezichtsbepalend moet worden beschouwd, tenzij er alsnog overtuigende argumenten zijn om dit anders te zien. Dit is niet terug te vinden in de uitspraak van de rechter. Criterium 4 is vanzelfsprekend mede gezichtsbepalend. Er was geen ruimte voor de commissie-Franken om daarvan af te wijken. Waarom is dit zo opgenomen in de brief? Het is vreemd dat de commissie zich opnieuw verlaat op de commissie-Franken, die immers heeft geblunderd. Uiteindelijk is de Staat aanspreekbaar. Als dit avontuur fout afloopt, kan dit in financiële termen een behoorlijke schadepost betekenen. De Kamer was meegedeeld dat de Staat der Nederlanden op 1 maart op dit punt uitsluitsel zou hebben. Hoe kan het dat dit nog niet is gebeurd?

De heer Atsma (CDA) vraagt aandacht voor de positie van het Rijk in juridische zin als het gaat om kavel A9. Kan de minister de toezegging doen de Kamer een update te sturen over de kosten die gemoeid zijn geweest met de toewijzing van frequenties? Het gaat om vele miljoenen. Er moeten lessen getrokken worden uit wat bij de vorige veiling fout is gegaan.

De heer Atsma is ten principale voorstander van de introductie van TDAB. Hij vraagt zich echter af of besluitvorming daarover al dit jaar moet plaatsvinden. De invoering heeft namelijk ingrijpende gevolgen. Voordat tot besluitvorming moet worden overgegaan, moet duidelijk zijn wat de consequenties zijn van de plaatsing van rond de 450 antennes, onder andere voor de volksgezondheid. Daarover moet ook overeenstemming worden bereikt met betrokken gemeenten en marktpartijen. Ook moet eerst nagegaan worden wat de ervaringen met TDAB zijn in het buitenland. De belangrijkste reden voor de introductie van TDAB is niet dat de marktwerking daarmee gestimuleerd wordt, maar wel dat daarmee een einde wordt gemaakt aan schaarste. Hierbij moet bedacht worden dat er wellicht nog andere, zelfs betere technieken zijn. In die zin past enige aarzeling bij de keuze voor TDAB. Daarom is het belangrijk dat aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan en dat rekening wordt gehouden met de consequenties voor andere partijen, zoals de commerciële stations die veel geld hebben betaald voor de frequenties en de consument. Het komt erop neer dat tussen de 35 en 40 miljoen radiotoestellen moeten worden vervangen. Op het moment dat besloten wordt tot de introductie, is dat onomkeerbaar. Het is vanzelfsprekend dat de minister wacht met vervolgstappen tot na de RRC06. De minimale voorwaarde voor de invoering van een nieuw systeem is immers dat er voldoende frequenties zijn.

In de brief van 24 februari wijst de minister op het belang van de invoering voor de publieke omroep. Ook de raad van bestuur van de publieke omroep heeft met klem gewezen op het belang om door te gaan met het proces van digitalisering. De publieke omroep stelt dat het alleen maar zin heeft om het door te voeren als de commerciële stations meedoen. Daarmee is de heer Atsma het van harte eens. Dit betekent overigens niet dat het gelijkwaardige partijen zijn. De publieke omroep zal altijd een aparte positie innemen.

De heer Atsma sluit zich aan bij de opmerkingen over de regionale en lokale publieke omroep. Het stoort hem dat het kabinet met twee maten meet als het gaat om de regionale en lokale omroep in relatie tot de andere omroepen die actief zijn in het publieke domein. Hij verwijst in dit verband naar de discussie over de doorgifte van geld uit het Gemeentefonds naar de gemeenten voor de lokale omroepen.

Wat de verkoop van Nozema aan KPN betreft meent de heer Atsma dat er via de mededingingswetgeving altijd opgetreden kan worden tegen misbruik van een machtspositie, mocht daar sprake van zijn. Kan de minister deze interpretatie bevestigen? Hij sluit zich aan bij het advies van de Opta over de verkoop van masten en mastvoeten op basis van historische rechten. Dat lijkt het meest voor de hand te liggen. Dan zal het geen probleem zijn om gegadigden te vinden. Hoe denkt de minister hierover?

Tot slot merkt de heer Atsma op dat hij het een slechte ontwikkeling vindt dat bij de digitalisering van kabelpakketten, in tegenstelling tot wat eerder werd beweerd, er geen mogelijkheid is tot het zelf samenstellen van het pakket. De consument wordt straks verplicht een bepaald pakket te kopen. Het is dus niet waar dat de programmaraden kunnen worden afgeschaft. De ontwikkelingen in Nederland staan haaks op de afspraken die zijn gemaakt en dat is buitengewoon jammer.

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Economische Zaken vindt dat in zijn brief van 24 februari helder geschetst is waarom digitalisering van de radio zou moeten worden bevorderd. Het kabinet had het voornemen om in 2006 de eerste TDAB-uitgifte te realiseren en in 2009 eventueel de tweede TDAB-uitgifte, waarbij het zeker niet de bedoeling is om de commerciële partijen te subsidiëren. De huidige FM-vergunningen lopen in 2011 af. In 2015 is afschakeling van de analoge FM voorzien. Aangezien de Kamer in verschillende toonaarden heeft aangegeven dat er voorlopig geen behoefte is aan een dergelijke kaderstellende oriëntatie van de kant van het kabinet, vindt de minister het beter om niet te trekken aan een dood paard en een lijn door te zetten die door de Kamer niet wordt ondersteund. Daarom wil hij eerst de resultaten van de RRC06 afwachten alvorens de discussie over digitale radio te voeren. Dan is ook bekend hoe de andere Europese landen hiermee omgaan. Spreker stelt met nadruk dat het zeker niet de bedoeling is dat er nu pas op de plaats wordt gemaakt. Dat betekent dat hij de verschillende elementen die door de Kamer naar voren zijn gebracht mee zal nemen op weg naar de conferentie, onder andere het onderzoek naar de ervaringen in andere landen en de verbetering van de ontvangstkwaliteit. Hij zegt toe de Kamer in het najaar een vervolgbericht te sturen. Tegen die tijd hebben de verschillende commerciële partijen zich rustig kunnen bezinnen.

Desgevraagd zegt de minister toe samen met de staatssecretaris te onderzoeken of het bericht klopt dat het sommige regionale televisieomroepen onmogelijk wordt gemaakt analoog uit te zenden. Hij zal de Kamer daarover berichten. Tevens zegt hij toe terug te komen op de positie van de middengolf in het kader van de TDAB.

De minister merkt op dat de verkoop van Nozema Services in eerste instantie een verantwoordelijkheid is van de minister Financiën. De Kamer is uitvoerig ingelicht over het verkoopproces en de uitkomst daarvan. Daarbij is aangegeven dat een goedkeuring van de NMa een opschortende voorwaarde was. Nu de NMa akkoord is gegaan, is voldaan aan die voorwaarde en vindt verkoop plaats. De regering heeft uitvoering gegeven aan de door de Kamer ingediende moties. In de eerste plaats werd op de regering het appel gedaan de NMa-adviezen serieus te nemen en die medebepalend te laten zijn voor het handelen van de regering. In de tweede plaats is de regering verzocht KPN te verplichten, voor de definitieve verkoop haar eigendom van de zendmasten te vervreemden. Nu de NMa groen licht heeft gegeven voor de voorgenomen transactie onder de conditie dat KPN de relevante zendmasten binnen twee jaar verkoopt, is dat de juridische basis. Terecht is gevraagd naar de mededingingsrechtelijke problemen rondom de digitale televisie. Door de koop van Nozema komt KPN via Digitenne in het bezit van de DVB-T-vergunning. De NMa voorziet geen mededingingsrechtelijke problemen, gelet op de sterke marktpositie van de kabel. De positie van KPN/Digitenne op deze markt is heel klein, ongeveer 2%. Het is niet te verwachten dat de digitale ether zich op afzienbare termijn zal ontwikkelen tot een volwaardig substituut van de kabel. Wel zal van meer concurrentiedruk op deze infrastructuren een disciplinerende werking uitgaan, zoals de Kamer wenst. De NMa heeft in haar oordeel ook betrokken dat de KPN de DVB-T-vergunning mogelijk op langere termijn zou kunnen gebruiken voor mobiele diensten, zoals de DVB-H-uitzendingen (Digital Video Broadcasting-Handheld). De NMa acht het echter niet aannemelijk dat de mededinging op het gebied van de mobiele communicatie significant wordt belemmerd als gevolg van de concentratie. De NMa heeft wel aangegeven dat KPN in de toekomst mogelijk in staat is om andere mobieletelecommunicatieoperators de wholesaletoegang tot DVB-H te weigeren en dat het effect van dergelijk gedrag op de mededinging significant kan zijn. De NMa kan dan optreden op grond van artikel 24 van de Mededingingswet. De KPN heeft bij brief van 9 februari toegezegd toe te zien op die wholesaletoegang tot DVB-H. Voor mobiele datadiensten worden geen problemen verwacht, aangezien er voldoende alternatieve technologieën zijn die, in tegenstelling tot DVB-H, nu reeds worden gebruikt, zoals UMTS en Wi-Fi (Wireless Fidelity).

De feitelijke situatie is dat de overname geregeld is en dat de NMa een goedkeuring heeft gegeven. De voorwaarden daarvan zijn overgenomen door de NMa en de Opta. Er is geen tegenstelling tussen het Opta-advies en het NMa-advies. Het beheer van de masten is inmiddels overgedragen aan Novec. KPN oefent daar geen zeggenschap meer over uit. De beheersovereenkomst tussen Novec en KPN is door de NMa goedgekeurd. KPN heeft twee jaar de tijd voor de verkoop en heeft geen invloed op de voorwaarden waaronder de verkoop geschiedt. De discussie over de wijze waarop dat zal plaatsvinden, wordt in de komende tijd gevoerd. De KPN werd niet verplicht om in eerste instantie de masten binnen een periode van zes maanden te verkopen, omdat het meer tijd vergt om de verkoop van de zendmasten af te ronden. Het is niet nodig alle masten te verkopen, want voor de lage masten zijn er alternatieven. Voor de digitale radio kunnen in de toekomst ook lagere masten gebruikt worden. De NMa heeft daarin geen probleem gezien. De verkoopprijs zal tot stand komen in de onderhandelingen tussen de marktpartijen.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat in op de positie van de lokale en de regionale omroepen bij digitale doorgifte op de kabel. Wat dit betreft moet een nadrukkelijk onderscheid worden gemaakt tussen de regionale omroep en de lokale omroep. In de digitale pakketten wordt de regionale omroep meegenomen. Daar is dus geen probleem. Voor de lokale omroep is dit technisch gezien echter niet mogelijk, zoals is uitgelegd in de brief van 7 februari 2006. De huidige Mediawet formuleert een verplichting tot must carry voor de doorgifte van de lokale omroep technologieneutraal. Dat kan echter alleen wanneer er sprake is van volledige analoge doorgifte of van volledige digitale doorgifte. In de overgangsfase waarin analoog en digitaal naast elkaar op de kabel worden doorgegeven, is de formulering in de Mediawet niet voldoende. Het kabinet is bereid serieus te onderzoeken of de Mediawet zodanig kan worden gewijzigd dat voor de overgangsfase, als de digitalisering van de kabel verder doorzet en de technische mogelijkheden meer in beeld komen, een «must carry» voor de digitale doorgifte van de lokale omroep mogelijk kan worden gemaakt. Dit kan niet meer meegenomen worden in de wijziging van de Mediawet over de landelijke publieke omroep, waarvoor de procedure al loopt. Onderzocht moet worden vanaf welk moment dat mogelijk moet zijn, bijvoorbeeld wanneer sprake is van een fiftyfiftysituatie. Dit betekent dat 50% van de huishoudens digitaal en 50% analoog afneemt.

De commissie-Franken heeft inmiddels, later dan verwacht, advies uitgebracht over de uitgifte van kavel A9. Het kabinet heeft hierover nog geen standpunt ingenomen. Zodra dit er is, zal de staatssecretaris een definitieve voordracht doen voor de toekenning van het kavel. Op de vraag waarom er niet meer pluriformiteit wordt betracht in de toets, antwoordt zij dat het gaat om een startende markt, die volop ruimte moet hebben om de digitale ether rendabel te kunnen gebruiken. Daarom moet de onderlinge verdeling van onderwerpen niet te groot zijn. De procedure van de toets is vernieuwd in die zin dat er punten verdiend kunnen worden met de lancering van een nieuw concept.

Met betrekking tot het gezichtsbepalende karakter van criterium 4 bij kavel A9 verwijst de staatssecretaris naar pagina 13 van de rechterlijke uitspraak. De rechter stelt daarin dat de motivatie voor het buiten beschouwing laten van criterium 4 niet voldoende is. Daaruit heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat het nog steeds niet is uitgesloten dat criterium 4 buiten beschouwing kan worden gelaten. Dit betekent dat de commissie-Franken dit bij de casus die nu voorligt opnieuw zal moeten bekijken en ook dat de motivatie zal moeten worden getoetst. De rechter houdt dus de mogelijkheid open dat de commissie alsnog een deugdelijke motivering geeft. Dit verklaart de formulering in de brief van 6 maart.

Toezeggingen

– De minister en de staatssecretaris zullen op korte termijn een brief sturen over de resultaten van het onderzoek naar de doorgifte van regionale tv.

– De staatssecretaris zegt toe dat de problematiek met de digitale doorgifte van de lokale en regionale omroepen te onderzoeken en is bereid zonodig de Mediawet daarvoor te wijzigen.

– De minister komt terug op de positie van de middengolf in het kader van TDAB.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Aptroot

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Jungbluth (GroenLinks) en Irrgang (SP).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Vlies (SGP), Varela (LPF), Hermans (LPF), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Van Dijk (CDA), Van Gent (GroenLinks) en Gerkens (SP).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Smeets (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Roefs (PvdA) en Jungbluth (GroenLinks).

Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Brinkel (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Herben (LPF), Meijer (PvdA), Nijs (VVD), Halsema (GroenLinks), Kalsbeek (PvdA) en Vendrik (GroenLinks).

Naar boven