24 095
Frequentiebeleid

nr. 199
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2006

Met verwijzing naar mijn toezegging in het Algemeen Overleg op 8 februari 2006 (24 095, nr. 198) informeer ik u hierbij dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) vastgesteld heeft dat KPN Nozema Services mag overnemen. Dit heeft de NMa op 7 maart 2006 in een persbericht naar buiten gebracht. Het besluit is 23 maart 2006 door de NMa gepubliceerd (zie www.nmanet.nl).

KPN dient binnen uiterlijk twee jaar zijn hoge zendmasten inclusief betonnen onderbouw (en in drie gevallen de zendgebouwen) die (mede) gebruikt worden voor de doorgifte van analoge FM-radio te verkopen aan één of meerdere, door de NMa goedgekeurde, onafhankelijke derden. Zo lang dat nog niet het geval is zal het beheer en de exploitatie van de zendmasten onherroepelijk worden overgedragen aan het zendmastenbedrijf Novec. Hiermee wordt voorkomen dat er een economische machtspositie op het gebied van analoge FM-radio ontstaat of wordt versterkt.

De NMa is tot haar besluit genomen na een analyse van de relevante product- en geografische markten, waarbij in beschouwing is genomen dat KPN met de koop van Nozema Services tevens een belang van 80% in Digitenne krijgt. KPN krijgt daarmee ook de beschikking over de DVB-T (Digital Video Broadcasting Terrestial) vergunning van Digitenne.

De NMa acht het niet aannemelijk dat als gevolg van de transactie de concurrentie op de markt voor de doorgifte van televisiesignalen naar vaste apparaten wordt belemmerd. Er gaat voldoende concurrentiedruk uit van het televisieaanbod via de kabel.

De NMa heeft in zijn besluit tevens betrokken dat KPN met de DVB-T vergunning tevens digitale radio-, televisie- en datasignalen naar mobiele ontvangers (zoals de mobiele telefoon) kan zenden middels de DVB-H(andheld) standaard. De NMa geeft aan dat KPN mogelijk in staat is om andere mobiele operators de wholesale toegang tot DVB-H te weigeren/te bemoeilijken om haar eigen positie op de retailmarkt voor mobiele televisiediensten te versterken. Deze mogelijkheid bestond ook al en wordt niet door de concentratie versterkt. Met betrekking tot mobiele datadiensten meent de NMa dat er voldoende alternatieven voor DVB-H bestaan, zoals WiFi en UMTS, en dat het niet aannemelijk is dat eventuele uitsluiting van aanbieders van mobiele datadiensten een significant effect op de concurrentie heeft.

Ik wijs er voor de goede orde op dat de NMa, indien KPN op dit gebied over een economische machtspositie beschikt en hier misbruik van maakt, kan optreden op grond van artikel 24 van de Mededingingswet. Verder heeft de Voorzitter van de Raad van Bestuur van KPN, de heer Scheepbouwer, mij per brief van 9 februari 2006 herbevestigd dat Digitenne – ook na het totstandkomen van de koop van Nozema Services door KPN – haar product ook via andere afnemers zal kunnen blijven afzetten.

Eind december 2005 heeft de Kamer twee moties aangenomen met betrekking tot de voorgenomen verkoop van Nozema aan KPN. Ik constateer dat met het besluit van de NMa materieel wordt tegemoet gekomen aan de wens van de Kamer (motie Irrgang en Van Dam, Kamerstukken II, 2005–2006, 24 095, nr. 192).

In reactie op de motie Aptroot c.s. (Kamerstukken II, 2005–2006, 24 095, nr. 194) meen ik dat het NMa-besluit, waarin ook de zienswijze van de OPTA is verwerkt, geen aanleiding geeft de verkoopprocedure van Nozema Services en de voorgenomen transactie te heroverwegen en dat ik overigens met toezending van deze brief voldoe aan het verzoek om de Tweede Kamer over de resultaten van de heroverweging en de adviezen van NMa en OPTA te informeren.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven