24 095
Frequentiebeleid

26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

27 088
Kabel en consument: marktwerking en digitalisering

nr. 171
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2004

Tijdens het Algemeen Overleg van 2 juni 2004 over Kabel is toegezegd de vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een schriftelijke reactie te doen toekomen in antwoord op de vraag van de heer Atsma (CDA) over de levering van media- en telecomdiensten door woningbouwcorporaties. Deze brief komt hieraan tegemoet.

De vraag van de heer Atsma betrof specifiek de rol van woningcorporaties bij de exploitatie van kabelnetten en geluiden dat woningcorporaties hun kabeldiensten verrekenen in de huren.

Mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan ik uw Kamer het volgende antwoorden.

In de Breedbandnota (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 26 643, nr. 53) heb ik aangegeven dat woningcorporaties, in samenwerking met marktpartijen, een nuttige rol kunnen vervullen bij de ontwikkeling van breedband.

Wanneer woningcorporaties besluiten te investeren in kabelvoorzieningen dienen zij zich te houden aan bestaande wet- en regelgeving. In dit verband verwijs ik naar antwoorden op eerdere Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2003/2004, nr. 742) die onlangs zijn gesteld aan de Minister van VROM en aan mij.

Hierin is uiteengezet dat de aanleg van een infrastructuur en het leveren van breedbandige diensten via een dergelijke infrastructuur, op basis van het Besluit beheer sociale-huursector (Bbsh), niet tot de taken van een toegelaten instelling kan worden gerekend. Slechts de fysieke aansluiting van de huurwoningen op de infrastructuur kan, als maatregel om de verhuurbaarheid van woningen te waarborgen, tot de activiteiten van een toegelaten instelling behoren.

Uit de beantwoording van eerder genoemde Kamervragen kunt u tevens afleiden dat het aansluiten van bestaande huurwoningen op de infrastructuur alleen mogelijk is met toestemming van de huurder(s). Hieruit blijkt tevens dat de (toekomstige) huurder niet gedwongen kan worden om via de kabel aangeboden diensten af te nemen. Er zijn mij geen woningcorporaties bekend die bestaande huurwoningen hebben aangesloten op een kabelinfrastructuur zonder toestemming van de huurder(s). Dergelijke voornemens hebben wel gespeeld, maar die voornemens zijn op basis van door de Minister van VROM gevoerd overleg teruggedraaid. Ook zijn mij geen woningcorporaties bekend die kabeldiensten hebben doorberekend in de huur zonder instemming van de huurder(s).

Tot slot wijs ik er op dat ik in de Breedbandnota heb aangegeven dat het onwenselijk is wanneer initiatieven van woningcorporaties leiden tot marktverstoring. Dergelijke initiatieven dienen dusdanig van opzet te zijn dat zij de markt niet verstoren. Om te bezien of er in dit verband behoefte is aan richtsnoeren, in aanvulling op bestaande wet- en regelgeving, heeft het Kabinet de tijdelijke werkgroep Breedband en Marktordening van de Interdepartementale Commissie Marktordening in het leven geroepen. Deze werkgroep zal in de loop van dit najaar richtsnoeren presenteren met betrekking tot de rol van medeoverheden en woningcorporaties bij de ontwikkeling van breedband.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven