24 095
Frequentiebeleid

nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 19 mei 1998

Hierbij bied ik u het door mij, in mijn brief van 23 september 1997 inzake interimrapportage onderzoek FM-omroepfrequenties(kamerstukken 24 095, nr. 14), toegezegde onderzoeksrapport aan, getiteld «Technische mogelijkheden voor herplanning van FM-omroepfrequenties in Nederland (fase 2: «zero-base»)»1. Dit rapport is in mijn opdracht door TNO opgesteld. Hieronder zal ik na een korte inleiding zeer beknopt het technische onderzoek beschrijven alsmede aangeven welke vervolgstappen ik voor ogen heb teneinde te komen tot een nieuwe verdeling van de FM-omroep-frequenties.

1. Inleiding

De doelstelling van het «zero base»-onderzoek – zoals uiteengezet in de interimrapportage «zero base» die op 23 september 1997 door mij aan u is toegestuurd – luidt «het aangeven van technische mogelijkheden voor een nieuwe frequentieplanning van de FM-omroepband». De achterliggende gedachte is om door een efficiëntere planning van deze band, alle verplichtingen jegens de publieke omroep respecterend, een maximaal aantal FM-etherfrequenties beschikbaar te kunnen stellen voor commerciële omroep.

Contacten met belanghebbenden (zowel publiek als commercieel) alsmede met vrijwel alle Nederlandse onderzoeksinstellingen die vertrouwd zijn met het plannen van FM-omroepfrequenties hebben gedurende het gehele «zero base»-onderzoek, bilateraal of in breder verband, plaatsgevonden. Gedane aanbevelingen zijn op hun merites beoordeeld en deels overgenomen, soms met acceptatie van een zekere tijdsvertraging. Dit heeft er mede aan bijgedragen dat het onderzoek 15 maanden heeft geduurd in plaats van de bij de start van het onderzoek aangekondigde 13 maanden.

2. Het technische «zero base»-onderzoek

Allereerst zal ik de belangrijkste stappen uit het onderzoek op hoofdlijnen beschrijven.

a. De «zero base»-planningsnorm.

Uitgangspunt bij de totstandkoming hiervan is steeds geweest om binnen het verzorgingsgebied een goede ontvangstbeleving van luisteraars te realiseren. Bij de planning van pakketten is vervolgens uitgegaan van één norm (voor publiek en commercieel). Hiertoe is achtereenvolgens de ontvangstbeleving van een representatieve groep luisteraars vastgesteld door TNO Technische Menskunde, vervolgens heeft TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium (TNO-FEL) een aantal parameters aangepast aan de huidige ontvangstsituatie en tenslotte hebben veldmetingen door RDR geleid tot een aanpassing voor stedelijke en beboste gebieden. Met deze deze laatste aanpassing, die alleen geldt voor stedelijke en beboste gebieden, blijken theorie en praktijk goed overeen te komen. De «zero base»-planningsnorm is afgestemd op stereokwaliteit en duidelijk minder streng dan de (internationaal gangbare) stereo ITU-planningsnorm.

b. Nieuwe technieken.

Deze zijn gedurende het gehele «zero base»-onderzoek in de beschouwingen meegenomen. Eén van de vier nieuwe technieken (audio processing) heeft zich intussen bewezen en is meegenomen bij de vaststelling van de plannings-norm. De toepasbaarheid van de andere nieuwe technieken is niet onomstreden en deze zijn daarom niet in de «zero base»-basisplanning meegenomen, wel zijn aanbevelingen gedaan in welke omstandigheden deze kunnen worden toegepast. Desgewenst kunnen deze nieuwe technieken later in specifieke gevallen worden toegepast door omroepen die zulks wensen.

c. Referentiescenario.

Deze theoretische exercitie heeft geleid tot de conclusie dat het in het algemeen, door de internationale frequentiecoördinatieprocedure, niet spectrum-efficiënt is om grote FM-omroepzenders te verplaatsen. Daarom blijven in de 5 «zero base»-scenario's vrijwel alle opstelpunten met grote zenders ongewijzigd.

d. «Quick scan» lokale publieke omroep.

In deze «quick scan» is bestudeerd of door herplanning alle lokale publieke omroepen, bij voorkeur in stereo, zijn onder te brengen in de band die voor de lokale publieke omroep gereserveerd is (104,9 – 108 Mhz). Om alle lokale publieke omroepen voor hun gehele gemeentelijke verzorgingsgebied in stereo te plannen is ongeveer driemaal de frequentieruimte vereist van de lokale omroepband. Binnen deze band blijkt stereo-ontvangst met de gewenste kwaliteit mogelijk tot ongeveer 2 km van de zender.

e. De 5 «zero base» scenario's.

Deze scenario's zijn bedoeld om de invloed van verschillende uitgangspunten op de beschikbaarheid van FM-frequenties inzichtelijk te maken. Voor de landelijke publieke omroep wordt naast het huidige aantal van 4 FM-netten ook een scenario uitgewerkt met 3 en een met 5 FM-netten. Voor de regionale publieke omroep is, op spectrumefficiënte wijze, het huidige editiestelsel gerespecteerd. Voor de lokale publieke omroep is, net als nu het geval is, in mono gepland. Voor de landelijke commerciële omroep is hoofdzakelijk gestreefd naar 7 pakketten. Voor het dekkingspercentage blijkt bij 7 pakketten en bij 4 landelijke publieke FM-netten ongeveer 60% haalbaar te zijn. Daarnaast is inzichtelijk gemaakt wat het betekent als er wordt uitgegaan van 4 respectievelijk 10 landelijk commerciële pakketten. In één scenario is de niet-landelijke commerciële omroep, volgens de door TNO Strategie, Technologie en Beleid gedane aanbeveling, van frequenties voorzien alvorens de landelijke commerciële omroep werd ingepland.

Het effect van een scala aan uitgangspunten op het eindresultaat is aldus middels de 5 uitgewerkte scenario's inzichtelijk gemaakt, het blijft echter mogelijk om te besluiten tot een variatie op één van de gepresenteerde scenario's.

Het huidige «zero base»-onderzoeksresultaat impliceert dat commerciële omroepen op FM, bij een gelijkblijvende omvang van de publieke FM-omroep, ongeveer tweemaal zoveel luisteraars zullen kunnen bereiken als het geval is onder de tijdelijke regeling die 1 januari jl. van kracht is geworden. Op basis van dit resultaat ben ik van mening dat het mogelijk is om te komen tot een aanmerkelijke verbetering van de frequentie-efficiëntie in de FM-omroepband. Onder punt 3 geef ik aan welke activiteiten nog ontplooid zullen worden om het «zero base»-resultaat verder te optimaliseren.

In april jl. is het technische onderzoeksresultaat door TNO-FEL gepresenteerd aan betrokken partijen. Diverse partijen hebben hierop gereageerd. De Vereniging voor Commerciële Radio (vertegenwoordiger van een groot aantal commerciële radiostations die te ontvangen zijn via de ether) heeft het resultaat afgewezen. Alhoewel ik onderken dat er veel uiteenlopende belangen in het geding zijn bij «zero base» deel ik de kritiek van partijen op het technische onderzoeks-rapport geenszins en ben ik van mening dat dit rapport een goed uitgangspunt vormt voor het aangegeven vervolg.

3. Hoe nu verder?

a. Aanvullend onderzoek

TNO-FEL zal een beperkte technische aanvulling op het gepresenteerde «zero base»-onderzoek uitvoeren om nog meer nieuwe (kleinere maar toch interessante) frequenties te vinden.

Aan de ene kant zal daarbij nagegaan worden wat, bij een efficiente frequentieplanning, het frequentiebeslag zal zijn van het in stereo plannen van de verzorgingsgebieden van lokale publieke omroep. Dit zowel voor stereo-verzorging voor alle gemeenten als alleen voor die gemeenten waar nu een lokale publieke omroep aanwezig is.

Aan de andere kant zal daarbij nagegaan worden of er, via het vinden van (kleinere maar toch interessante) frequenties, mogelijkheden zijn om de «zero-base» scenario's t.a.v. de publieke omroep verder te optimaliseren alsook de mogelijkheden van commerciele omroep verder te inventariseren. Daartoe zullen belanghebbenden geconsulteerd worden.

Beide onderdelen uit dit aanvullend onderzoek zullen, naar verwachting, in oktober a.s. zijn afgerond.

b. Kabinetsstandpunt

Het overleg met publieke en commerciële partijen over het onderzoek en de eventuele aanvullingen daarop zal worden gecontinueerd. In dat kader zal op 18 juni a.s. een «zero base»-hoorzitting plaatsvinden. Voor de toekomstige uitgifte van FM-omroepfrequenties zal nu een kabinetsstandpunt worden voorbereid. Ik verwacht dat dit in de tweede helft van het jaar gereed zal zijn en aan u kan worden toegestuurd. Zoals aangegeven in de interimrapportage zal de internationale frequentiecoördinatie einde van dit jaar gestart worden en zal de «zero base»-frequentieverdeling in de tweede helft van 1999 plaatsvinden; dit alles om zo snel mogelijk, doch uiterlijk 1 september 2000, de «zero base»-frequenties in gebruik te kunnen nemen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven