24 095
Frequentiebeleid

nr. 169
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2004

Conform de toezegging van de staatssecretaris van Economische Zaken geef ik u mijn schriftelijke oordeel over de heden in een VAO ingediende moties.

De motie van mevrouw Gerkens verzoekt de regering een onderzoek in te stellen naar draadloze technologieën en daarover te rapporteren voor uitgifte van de zogeheten LMDS-frequenties, maar in ieder geval vóór 1 januari 2005.

Als onderdeel van het beschikbaar stellen van LMDS-frequenties wordt onderzoek gedaan naar de potentie van de markt. Als ik de motie zo mag interpreteren dat u om een dergelijk onderzoek vraagt, kan ik dit de Kamer toezeggen en dan laat ik het oordeel van deze motie aan de Kamer over.

Zoals ik in de breedbandnota uiteen heb gezet zie ik de ontwikkeling van «wireless» en «vast» als complementair en niet zo zeer als een substituut. Wat betreft het aspect capaciteit kan wireless een substituut zijn, echter wat betreft andere aspecten, zoals stabiliteit en veiligheid is het dat niet.

Volledigheidshalve verwijs ik u ook naar het standpunt van het kabinet zoals verwoord in de breedbandnota, waarbij het kabinet uitspreekt dat het primaat voor investeringen in de verdere ontwikkeling van nieuwe generatie breedbandige infrastructuren bij de markt ligt.

De motie van de Heer Aptroot betrekt in de overwegingen dat publieke financiering van telecom-infrastructuur marktverstorend werkt en daarom ongewenst is. Vervolgens verzoekt hij de regering zodanige richtsnoeren op te stellen, dat er géén sprake is van financiële betrokkenheid van lokale overheden en of andere publieke instellingen bij investeringen in glasvezelnetten of welke andere telecom-infrastructuur, en dit indien nodig in wetgeving om te zetten. In het algemeen overleg is hierover een gedachtewisseling geweest. Ik deel het oordeel van de heer Aptroot dat marktverstoringen moeten worden voorkomen. Op dit moment ontwikkelt de interdepartementale commissie marktordening richtsnoeren. Die richtsnoeren betreffen: het bepalen van het publieke belang dat men nastreeft; het bepalen van de daarbij passende mate van interventie en het in beeld brengen van valkuilen voor marktverstoring en methodes om deze te voorkomen. Ik zou de heer Aptroot willen vragen zijn motie aan te houden totdat hij kennis heeft genomen van deze richtsnoeren. Als de heer Aptroot de motie nu in stemming wil brengen moet ik deze ontraden aangezien deze een te grote inbreuk vormt op de gemeentelijke autonomie.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven