nr. 13
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
Met belangstelling is kennis genomen van het nader verslag van de Staten
van de Nederlandse Antillen. De regering betreurt de negatieve conclusie van
het verslag, en dit te meer daar het verdrag grondig is voorbereid door de
Nederlands-Antilliaanse autoriteiten, onder wier leiding de onderhandelingen
met de Franse autoriteiten zijn gevoerd. Bovendien hebben zij het verdrag
uitvoerig besproken en toegelicht op Sint Maarten en meenden zij dat bepaalde
misverstanden uit de weg waren geruimd. Het zal dan ook duidelijk zijn dat
de regering de kritiek van de Staten niet deelt en achter het verdrag blijft
staan, evenals de Nederlands-Antilliaanse regering.
Wat betreft de opmerking van de P.A.R.-fractie dat bij de samenstelling
van de Commissie de voorkeur gegeven wordt aan personen afkomstig van Sint
Maarten, danwel aan personen die voldoende binding hebben met Sint Maarten,
moge ik er op wijzen dat de Nederlands-Antilliaanse regering over deze samenstelling
reeds voorbereidende besprekingen heeft gevoerd met de autoriteiten van Sint
Maarten.
De regering deelt niet de zorg van de leden van de D.P-Sint-Maarten-fractie
over de nadelige gevolgen voor het kooptoerisme. Zoals in de nota naar aanleiding
van het nader verslag is aangegeven, zijn vele goederen op Sint Maarten goedkoper
dan in de landen in de regio, en er wordt daarom niet verwacht dat toeristen
zich zullen laten weerhouden door de mogelijkheid van een dubbele controle.
De dubbele controles en de gevallen waarbij door cumulatie de toelatingseisen
op grond daarvan zwaarder worden, zijn immers gering.
Ook bevestigt de regering gaarne tegenover de aan het woord zijnde fractie
dat de definitie van vreemdeling in artikel 2 van het verdrag onverlet laat
dat de bepalingen van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (P.B. 1966,
no.17) worden toegepast.
Op het punt van de dubbele toelatingsvereisten, waarover de D.P.-Sint-Maarten-fractie
een opmerking maakt, herhaalt de regering dat deze dubbele toelatingsvereisten
alleen zullen gelden voor aangewezen vluchten, dus niet voor iedereen die
Sint Maarten bezoekt.
Wat betreft de opmerkingen van de verschillende fracties met betrekking
tot de Commissie, wijst de regering op de beantwoording van eerdere vragen
dienaangaande van vergelijkbare strekking. De leden van de Commissie worden
benoemd door de Nederlands-Antilliaanse regering in overleg met de autoriteiten
van Sint Maarten en met de Koninkrijksregering en door de Franse regering.
De leden van de Commissie blijven verantwoordelijk aan hun regeringen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo