24 036
Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit

nr. 109
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 oktober 1998

De vaste commissies voor Economische Zaken1 en voor Justitie2 hebben op 9 september 1998 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken en minister Korthals van Justitie over de notitie implementatie kabinetsstandpunt MDW-project markt en overheid (24 036, nr. 98).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Voûte-Droste (VVD) vroeg of al iets kon worden gezegd over het tijdpad van de in het regeerakkoord aangekondigde wetgeving op dit punt en of er nog vervolgtranches zullen komen en, zo ja, wanneer en waarover. Tot op heden heeft het ministerie van EZ de voortrekkersrol vervuld, maar zal het dat ook bij de implementatie doen?

Voorts vroeg zij of al enige duidelijkheid kan worden geschapen over verruiming van de VPB-plicht voor nevenactiviteiten van publiekrechtelijke organisaties of daarvan afgeleide organisaties.

Op blz. 12 van de notitie wordt in punt 7 gesteld dat moet worden voorzien in afspraken tussen de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMA) en het Commissariaat voor de media overeenkomstig het regeringsstandpunt op het rapport «Zicht op toezicht». Is die overeenstemming inmiddels bereikt of zijn er nog knelpunten?

Wat betreft de bedrijfstakpensioenfondsen is de aanbeveling dat bij dochterondernemingen de producten en gegevensbestanden onder gelijke voorwaarden en condities aan andere verzekeraars beschikbaar moeten zijn. De VVD-fractie was het daarmee eens, omdat daarmee meer gelijkwaardigheid wordt verkregen, maar hoe kan en zal dat worden gecontroleerd?

Ten slotte wees mevrouw Voûte op de brief van de branchevereniging van ondernemers in de kinderopvang over hun problemen met vooral gemeenten. Wat kan de regering daaraan doen?

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA) constateerde dat er in het kader van het MDW-traject aan veel projecten (zo'n 40 à 50) tegelijk wordt gewerkt. Over het algemeen vond zij de selectie wel duidelijk, in dit geval niet erg, behalve dan de keuze voor de publieke omroep. Zit daar een systeem achter en, zo ja, waar zal dat uiteindelijk toe leiden? Wanneer zal de lex Cohen de Kamer bereiken? Hoewel zij hoopte dat die nog deze kabinetsperiode zal kunnen worden afgerond, hechtte zij er meer aan dat dan ook de zogenaamde derde lijn zal zijn afgerond en er een voldoende draagvlak voor die wet zal zijn.

Uit de notitie had zij een vijftal meer algemene aanbevelingen gehaald zoals de wijziging van de VPB in die zin dat overheidsbedrijven die in concurrentie met derden werken ook VPB-plichtig worden. Zij zag daarmee graag enige spoed betracht. Over BTW rept de notitie niet veel en zij ging er dan ook maar van uit dat er op dat punt weinig problemen bestaan.

Een tweede aanbeveling betreft het formuleren van een wettelijke grondslag op het moment waarop de particuliere markt aan de behoefte kan voldoen. Het is volgens de regering ook mogelijk om een collectieve voorziening te privatiseren. Dat is inderdaad mogelijk, maar mevrouw Van Zuijlen hechtte er gelet op de geschiedenis zeer aan dat dit alleen maar gebeurt als er sprake is van een concurrerende markt of deze actief wordt georganiseerd en niet als er slechts sprake is van dreigende concurrentie.

Het doorberekenen van integrale kosten en het transparant maken van onderlinge financiële relaties ontmoette bij haar fractie uiteraard geen enkel bezwaar.

De vierde algemene aanbeveling is het voorkomen van kruissubsidiëring door Chinese muren, administratieve scheiding. Zij bespeurde in de tekst een lichte voorkeur om dat pas in laatste instantie te doen en vooral om concurrerende activiteiten in aparte vennootschappen onder te brengen. Dat genoot ook zeker de voorkeur van haar fractie omdat situaties met Chinese muren toch altijd heel ondoorzichtig blijven.

De toegankelijkheid van publieke gegevensbestanden door overheidsorganisaties met exclusieve of bijzondere marktrechten is een belangrijke concurrentiebelemmerende factor, maar het was mevrouw Van Zuijlen niet in alle opzichten helder om welke gegevens het in dit geval gaat. Gaat het alleen om gegevens die in overheidsinstellingen of andere instellingen met een publieke taak ingezameld worden ingevolge een wettelijke plicht, zoals de sociale dienst, de belastingdienst of de kamers van koophandel, of gaat het ook om gegevens van bijvoorbeeld wetenschappelijke instituten die met overheidssubsidies zijn verzameld? Is het wellicht mogelijk een overzicht te verschaffen van de gegevens waarom het gaat? In de uitwerking is het bijvoorbeeld niet duidelijk waarom de RDW die gegevens niet aan derden mag verstrekken. Als deze gegevens geheim zijn, waarom worden ze voor marketingdoeleinden dan wel verstrekt aan de vervoersbranche? Volgens de regering moet het gebruik van die gegevens in overeenstemming zijn met de doeleinden en moet de bewerking ervan in het verlengde liggen van de publieke taak. Kennelijk is dat niet zo vanzelfsprekend als de PvdA-fractie vindt. Gelden die regels alleen voor overheidsorganisaties met exclusieve marktrechten of voor iedereen die over publieke gegevensbestanden beschikt? Zo ja, hoe wordt dat gecontroleerd en kan dat überhaupt worden gecontroleerd? Wordt controle opgedragen aan de registratiekamer en, zo ja, is die daar voldoende voor geëquipeerd? Hoe zit het in dit verband met de auteursrechten?

Voorts ging mevrouw Van Zuijlen nog in op enkele afzonderlijke rapportages. Bij brandweeropleidingsinstituten wordt de VPB-plicht ingevoerd voorzover de activiteiten in concurrentie met derden worden verricht en een winstoogmerk hebben. Is niet pas sprake van concurrentievervalsing als activiteiten op of zelfs onder kostprijs worden verricht? Zo ja, waarom is winstoogmerk dan een criterium? Wat kunnen overigens de gevolgen zijn van dit standpunt voor de instituten zelf? Afslanking of zelfs opheffing?

Wat de publieke omroepen betreft, vroeg zij zich af of er nog gekeken gaat worden (wellicht door de NMA) naar de NOB en de Nozema, want bevinden beide organisatie zich vanuit mededingingsoogpunt niet op een heel interessante markt? Er wordt gesteld dat het produceren van programma's onlosmakelijk is verbonden met de publieke taak, maar programma's kunnen toch ook door anderen worden geproduceerd, zoals onafhankelijke producenten? Wel leek het haar vanzelfsprekend dat ook dit soort nevenactiviteiten in aparte rechtspersonen moeten worden ondergebracht. De stelling dat ook de uitgifte van een programmablad onlosmakelijk verbonden is met de publieke taak verbaasde haar enigszins, gelet op de binnenkort te verwachten uitspraak van de NMA dat ook anderen programmabladen mogen uitgeven. Ook wordt er niets over de inhoud gezegd.

Bedrijfstakpensioenfondsen hebben inderdaad veel gegevens en een exclusieve marktpositie. Hoeveel van dit soort fondsen hebben overigens verzekeringsdochters? Als dat vaak voorkomt, is dan ook voorzien in een overgangstermijn voor de implementatie van deze operatie?

De heer Bakker (D66) sloot zich aan bij de vraag wanneer wetgeving tegemoet kan worden gezien en in welke mate daarbij de lex Cohen, het voorstel van VNO/NCW, zal worden betrokken. Ook zijn fractie vond een goede en heldere scheiding tussen overheidstaken en in concurrentie uitgevoerde activiteiten zeer wenselijk. In een column in de Volkskrant van hedenmorgen wordt gereageerd op de kwesties van CNN en de tram in Amsterdam en wordt gesteld: «Zo worden de Amsterdammers in hun postsocialistische gemeente uitgeleverd aan monopolisten die zich niet gehinderd door concurrenten, overheidscontrole of de wensen van hun clientèle kunnen toeleggen op het ene grote doel: winst maken. Dat is een karikatuur van de markteconomie, een combinatie van het slechtste van twee werelden.» Kern van het verhaal is dat marktwerking echte marktwerking moet zijn en geen publiek monopolie in vermomming. De kern van marktwerking is dat consumenten en producenten in hun onderlinge relatie komen tot de beste combinatie van vraag en aanbod tegen een aanvaardbare prijs. Normaal gesproken heeft de overheid daarin geen rol, tenzij er uitdrukkelijk publieke verantwoordelijkheden in het geding zijn, maar dan nog mag er geen sprake zijn van concurrentievervalsing, respectievelijk tenzij er nieuwe monopolies zouden zijn ontstaan. In dat geval is het stimuleren van meer concurrentie inderdaad de beste weg. De staatssecretaris voor de media heeft dat heel goed begrepen en heeft deze morgen aangekondigd nu eens eindelijk een frequentie beschikbaar te stellen voor een commerciële nieuwszender op de radio. Ook wil hij commerciële omroepen terecht toegang geven tot gesubsidieerde productie- en stimuleringsfondsen.

Wat betreft de gegevensbestanden wilde de heer Bakker zich aansluiten bij de vragen van mevrouw Van Zuijlen. Gaat het om persoonsbestanden of zijn het meer om bijvoorbeeld statistieken van het CBS? Er wordt wel verwezen naar de Wet op de persoonsregistraties, maar om welke registraties gaat het dan? Als er gegevensbestanden ter beschikking worden gesteld dan moet dat inderdaad non-discriminatoir; dus aan alle afnemers onder gelijke voorwaarden of een veiling. Maakt de opmerking in de notitie dat het gebruik van eigen publieke gegevensbestanden alleen is toegestaan bij binding met de eigen doelstelling het ter beschikking stellen aan derden al niet bij voorbaat onmogelijk?

Bij de brandweeropleidingsinstituten wordt verwezen naar het NIBRA die werkzaamheden voor derden verricht en die werkzaamheden steeds meer ook op de private markt aanbiedt. De regering wil dat in 1999 eerst nog eens evalueren en daarna conclusies trekken. In het geval van het keuringswezen wordt met soortgelijke huiver de privatisering van Kalibra tegemoet getreden; de waterscheiding tussen Holland Metrology en Kalibra moet enigszins worden versterkt, maar aangezien water zeer vloeibaar is zou de heer Bakker er toch de voorkeur aan geven om, niet op termijn, een heldere keuze te maken. Hij zag niet direct publieke verantwoordelijkheden of taken die dat zouden verhinderen.

Waar het gaat om de waterleidingbedrijven is er de exclusieve taak van watervoorziening aan particulieren en de geleidelijke liberalisering bij de watervoorziening aan ondernemingen, maar in het rapport is ook sprake van participatie van waterleidingbedrijven in ondernemingen. Is dat niet wat wezensvreemd?

Het kabinet meent dat de richtlijn neven- en verenigingsactiviteiten voor de publieke omroep, opgesteld door het Commissariaat voor de media, een adequaat toetsingskader is. De publieke omroep heeft een publieke taak; het verzorgen van programma's waarvoor zendtijd ter beschikking is gesteld. Die taak wordt uitgevoerd door particuliere omroepverenigingen. Er kunnen naar de mening van de heer Bakker in dat licht gezien nog wel de nodige vraagtekens worden gezet bij nogal wat nevenactiviteiten. De positie van zo'n omroepvereniging op de particuliere commerciële markt voor videobanden, boeken, CD's, e.d. wordt in sterke mate beïnvloed, meer bevoordeeld, door de publieke taak. Komt bijvoorbeeld de opbrengst van videobanden van eigen programma's ten goede aan diezelfde publieke taak? Zo ja, dan is er niets aan de hand, maar het commercieel uitbaten van die publieke producten vond de heer Bakker in ieder geval principieel gezien onjuist. Een omroep is of commercieel of publiek!

Ook had hij bezwaar tegen de voorkeurspositie waar het gaat om met publiek geld geproduceerde programma's en tegen het feit dat de publieke omroep al jaren tegenhoudt dat programmagegevens aan derden ter beschikking worden gesteld. Als gegevensbestanden openbaar zijn, zijn ze voor iedereen openbaar en moeten ze aan iedereen beschikbaar worden gesteld onder dezelfde voorwaarden. Op zich kan dat wel jammer zijn voor de publieke omroepverenigingen, maar het is in ieder geval goed voor de publieke taak. Het onderbrengen van activiteiten in een aparte rechtspersoon, zoals het kabinet voorstelt, had dan ook niet zijn voorkeur. Dat voorkomt geen kruissubsidies, ook niet het weglekken van publiek profijt naar de omroepverenigingen die immers steeds minder vereniging en steeds meer bedrijf zijn geworden. Nog meer zorgen maakte hij zich als wordt gesteld dat nevenactiviteiten in de vorm van nieuwe media aanvaardbaar zijn. Als dat uitdrukkelijk als publieke taak wordt aangemerkt zou daar geen bezwaar tegen zijn. In de ether is de publieke omroep al buitengewoon dominant en heeft zij een voorkeurspositie op de kabel en als de publieke omroep nu ook nog actief wordt in de nieuwe media, mede gebaseerd op het publieke karakter, is het niet onwaarschijnlijk dat zij opnieuw een groot beslag gaat leggen op de kabel- en ethercapaciteit. Te denken valt aan de betaal-tv waarvan de verdeling nu al zo ongeveer ten voordele van de publieke omroep uitvalt. Dat is toch niet allemaal op de publieke taak terug te voeren? De heer Bakker miste met name een helder onderscheid tussen de publieke taak van de publieke omroep en de nevenactiviteiten die zij op tal van terreinen onderneemt waarmee zij de ontwikkeling van de concurrentie de facto beperkt, of omdat de publieke omroep dominant is in de infrastructuur of omdat zij publieke middelen of voordelen, zoals zendtijd, benut om die commerciële activiteiten te ondersteunen. De heer Bakker nodigde de regering dan ook graag uit om de aangekondigde algemene maatregel ex art. 57a, tweede lid Mediawet in het licht van het zojuist door hem geschetste te willen zien.

Bij de pensioenfondsen wordt er een spanningsveld geconstateerd tussen het uitgangspunt van de solidariteit en de collectiviteit en de wettelijke mogelijkheden die zo'n fonds heeft. De regering stelt dat na invoering van wetgeving die bijzondere positie van de fondsen gerechtvaardigd is voor alle producten die het aanbiedt en dat een nadere analyse van de producten die het fonds zelf aanbied in het kader van de markt en overheidproblematiek thans niet wenselijk is. Kan niet alleen deze opmerking nader worden toegelicht maar ook worden aangegeven op welke taken dat slaat?

Begreep de heer Bakker het goed dat het kabinet wat de IB-groep betreft nu onderschrijft wat zo'n halfjaar geleden al door de minister is afgewezen, nl. dat de groep gegevensbestanden wilde verkopen aan commerciële uitgevers om studenten te benaderen?

Uit de brief van de branchevereniging kinderopvang begreep hij dat de gemeenten in feite als een normale marktpartij zouden moeten optreden en dus niet onder het mom van inkoop tegelijk allerlei subsidievoorwaarden zou mogen stellen. Wil de minister overigens bij de bestudering van deze brief rekening houden met het MDW-rapport kinderopvang en dat rapport ook betrekken bij de verdeling van de extra middelen die in het regeerakkoord voor kinderopvang zijn uitgetrokken?

Ten slotte wees de heer Bakker in het kader van het MDW-project nog op regelgeving die in feite een gedwongen winkelnering bevatten, zoals die ten aanzien van arbeidsvoorziening, inburgeringstrajecten die gemeenten alleen maar mogen inkopen bij het reguliere onderwijs terwijl het commerciële onderwijs dat even goed en vaak zelfs goedkoper kan aanbieden.

De heer Van der Knaap (CDA) kon zich op zich wel vinden in de gedachten van de regering over de voorwaarden die moeten worden gesteld aan het beschikbaar stellen van publieke gegevensbestanden en bestanden in het bezit van verschillende organen die ook aan derden beschikbaar moeten worden gesteld. Een probleem leek hem nog wel de controle op de naleving van die voorwaarden en om welke publieke organisaties het nu precies gaat. Er is nu een zestal clusters onderzocht en in de derde tranche zullen ook nog enkele andere organisaties worden onderzocht. Is het mogelijk een overzicht op te stellen van alle organisaties die aan de door de regering gesuggereerde voorwaarden moeten voldoen? Hoe wordt die organisaties kenbaar gemaakt welke publieke gegevens al dan niet openbaar zijn? Wordt er in overleg getreden met organisaties over het beschikbaar stellen van hun gegevensbestanden of worden zij daarin vrijgelaten? Hoe wordt omgegaan met derden die ook bij die organisaties betrokken zijn? Worden derden die bij die op dezelfde markten opereren betrokken zijn, eveneens in het overleg betrokken en, zo ja, hoe? Kunnen de organisaties overigens zelf kiezen op welke wijze die gegevens beschikbaar worden gesteld?

Over de derde lijn heeft het kabinet met het IPO en de VNG gesproken. Naar aanleiding daarvan is een viertal analyses gemaakt waarmee de projectteams aan de slag zouden gaan. Hun bevindingen zouden zij zo ongeveer in juni aan de werkgroep markt en overheid rapporteren. Wat is nu de voortgang van dit project. Wanneer kan naar verwachting de afsluitende discussie over dit gehele MDW-project plaatsvinden? Het is immers van belang dat daar waar sprake is van oneerlijke concurrentie de overheid zoveel mogelijk probeert dat «oneerlijke» terug te dringen.

De regering heeft aangekondigd in de zomer met een notitie over de VPB te komen. Komt die nog en, zo neen, waaraan ligt dat uitstel en wanneer mag zij dan wel worden verwacht?

De heer Vendrik (GroenLinks) had uit het rapport-Cohen, de reacties daarop en de discussies met name in dit huis, begrepen dat het ging om een correctie op het ongeremde geloof in marktwerking in het publieke domein en om het besef dat die marktwerking in het publieke domein aan regels moet worden gebonden. Wat dit betreft was het rapport een goed rapport, maar het was ook wel beperkt in die zin dat de politieke context niet is aangeraakt. Als de overheid op zoveel terreinen marktwerking wil introduceren dan wel wil aanmoedigen en overheidsdienaren voorhoudt dat een vorm van marktmanagement ook in overheidsorganisaties dominant moet worden, is het toch niet vreemd dat zich taferelen voordoen die juist het rapport-Cohen nu wilde bestrijden. Over de uitvoering van de sociale zekerheid is veel te doen geweest. Gerichtheid op cliënten, mensen met een uitkering waarmee van alles aan de hand is en van alles moet, heeft zeker in het middel- en hogere management langzamerhand plaats gemaakt voor strategische en positionele gevechten. In discussies met leidinggevenden hoor je woorden als «uitkeringsgerechtigden» gewoon niet meer. Het gaat over markten die zich openen, over posities die men wil innemen en het is helemaal niet duidelijk of dat alles ook zal leiden tot een betere dienstverlening of betere resultaten. Zo is marktwerking in die uitvoering de laatste jaren steeds meer opgerukt, maar keer op keer moet toch worden vastgesteld dat de grote omslag in vermindering van bijvoorbeeld het aantal arbeidsongeschikten er niet komt ondanks het feit dat de arbeidsmarkt zoveel ruimte biedt! In veel analyses van het falen van overheidsorganisaties of publieke organisaties is naar de mening van de fractie van GroenLinks veel te vaak marktwerking als oplossing gekozen en heeft de notie dat er sprake moet zijn van een vernieuwing langs publieke weg, een vorm van publiek ondernemerschap zonder allerlei vormen van marktwerking geen voet aan de grond gekregen. Daarenboven is de overheid iedere keer opnieuw geconfronteerd met conglomeraatvorming, ook in de sociale zekerheid.

De suggesties over wat met gegevensbestanden wel of niet mag of moet had de heer Vendrik zich proberen voor te stellen in het kader van de sociale zekerheid. In het geval private organisaties publieke uitkeringen gaat administreren en verstrekken, hebben zij daarvoor gegevens nodig die nu door onder andere het GAK zijn verzameld. Komen die private organisaties dan onder een streng gegevensregime? Zo ja, hoe verhoudt zich dat dan tot de wens van die organisaties voor een wat ruimere privatiseringsvariant dan die welke het kabinet voorstaat en waaraan zij een ruim gebruik van gegevens voor nevendoeleinden onlosmakelijk verbinden aan het goed kunnen functioneren ten behoeve van die administratie van die publieke verzekeringen. Staat het zwaar conditioneren van het gegevensgebruik dan niet haaks op een gezonde uitvoering van die taak in een concurrerende markt? De fractie van GroenLinks was de mening toegedaan dat het risico dat die private organisaties gaan schuiven met publieke gegevens dermate groot is dat het niet aan die organisaties moet worden overgelaten.

Waar het gaat om participaties van waterleidingbedrijven worden er geen problemen gesignaleerd, maar het kwam de heer Vendrik toch voor dat participaties van nutsbedrijven in andere ondernemingen, in welke vorm dan ook, aan regels zou moeten worden gebonden. Dergelijke participaties ontstaan immers op basis van (relatieve) monopolies en je zou kunnen zeggen dat dit met publiek geld gebeurt.

De tekst onder punt 2 van het hoofdstukje bedrijfstakpensioenfondsen was ook hem niet helemaal duidelijk. Wat dit betreft, verwees hij nog naar een wetsvoorstel dat thans in behandeling is en dat regelt dat de fiscale bevoordeling van pensioenen aan strenge regels wordt gebonden. Als de overheid voor zichzelf op dit punt een kleinere taak ziet en dus ook minder eraan wil bijdragen, kon hij zich voorstellen dat die lijn gevolgd wordt in het stellen van dit soort regels.

Antwoord van de regering

De minister van Economische Zaken memoreerde dat dit overleg mede kan worden gezien als onderdeel van de voorbereiding van wetgeving die in het regeerakkoord is aangekondigd. Een goede voorbereiding is noodzakelijk, want het is een complexe materie die de nodige tijd vraagt. Zo was een deel van de analyses in de derde lijn in april afgerond en alleen de doorlichting van de sectoren afval en recreatieschappen had enige vertraging ondervonden. Naar verwachting zal deze winter het bestuurlijk overleg kunnen plaatsvinden met IPO en VNG. Dat zal mede betrekking hebben op de voorbereiding van het uiteindelijke wetsvoorstel en zal zeker niet gaan om nieuwe tranches af te spreken. De tranches tot nu toe waren immers bedoeld om erachter te komen hoe een en ander het beste in een wet zou kunnen worden geregeld. De NOB en de Nozema bijvoorbeeld worden niet meer apart onder de loep genomen, maar vallen straks gewoon onder het wetsvoorstel dat naar verwachting in de eerste helft van 1999 aan het kabinet kan worden voorgelegd, maar de advisering van de Raad van State zal ongetwijfeld ook nog wel de nodige tijd vragen.

De voortgangsrapportage gaat in op de analyse in de tweede lijn van een zestal clusters van organisaties buiten de rijksoverheid om zo een goede mix te krijgen van verschillende rechtspersonen, ZBO's, stichtingen en een goed beeld te krijgen van eventuele problemen en consequenties.

Een notitie over uitbreiding van de VPB-plicht tot activiteiten van overheidslichamen in concurrentie met derden wordt voorbereid met als doel uiteindelijke invoering van de VPB-plicht op het niveau van de rijksoverheid en een plan voor nader overleg met medeoverheden over consequenties van invoering van de VPB-plicht op hun niveau. De bewindsvrouwe zegde toe aan de staatssecretaris van Financiën over te brengen dat de commissie er graag enige spoed mee betracht ziet. Zij zag heel wel in dat beide trajecten parallel moeten verlopen, niet alleen om de nodige duidelijkheid te verschaffen maar ook al omdat de VPB-plicht al een belangrijke factor van de oneerlijke concurrentie zal wegnemen. De kwestie van de BTW-plicht was volgens haar inmiddels conform EU-richtlijnen geregeld, maar zij zou daarnaar informeren. Wellicht is er nog sprake van een uitvoeringsprobleem.

De analysegroep heeft de publieke taak van de omroep als gegeven beschouwd en dus rekening gehouden met de Mediawet. Kijkend naar de nevenactiviteiten heeft de groep geconstateerd dat de richtlijn terzake van het Commissariaat voor de media op de meeste punten voldeed, zoals voor het belangrijke aspect van de kostenallocatie. De aanbevelingen richten zich onder andere op het onderbrengen van nevenactiviteiten in aparte rechtspersonen. Daarvoor is wetgeving noodzakelijk omdat dit niet via de richtlijn van het commissariaat afdwingbaar is. Slechts toegestaan zijn nevenactiviteiten die in de Mediawet als zodanig worden benoemd. Ook wordt overwogen om alsnog een maximumpercentage in te voeren voor andere dan omroepinformatie in de omroepbladen. Voorts zal het kabinet nog bezien of aanvullende eisen moeten worden gesteld inzake de organisatie en financiering van activiteiten op het terrein van de nieuwe media. Dat laatste zal overigens moeten worden geregeld in de in voorbereiding zijnde concessiewetgeving. De ontwikkeling staat niet stil en daarom zal ook voortdurend moeten worden bezien of en, zo ja, welke taken nog wel of niet meer horen tot het publieke domein en of er wellicht nieuwe aan moeten worden toegevoegd, maar dat is meer de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris die de media in zijn portefeuille heeft. De minister was het er overigens wel mee eens dat de publieke omroep niet op alle nieuwe transportmiddelen voorrang moeten krijgen, maar volgens haar was dat bij Internet niet aan de orde.

Zij wees er vervolgens op dat publieke omroepen de programma's die zij hebben gemaakt via andere media, zoals Internet of een videoband, aan de klant ter beschikking mogen stellen als de opbrengst maar wordt gebruikt voor andere programma's die weer via die publieke omroep worden uitgezonden. Zij kon dat niet zien als concurrentievervalsing.

Er vindt op dit moment afstemming plaats tussen het Commissariaat voor de media en de NMA, maar niet bekend is of reeds overeenstemming is bereikt.

Voorts ging de bewindsvrouwe in op de gegevensbestanden, de definitie ervan, de geheimhouding en de relatie met de publieke taak. In de analyse is gekeken naar elektronische gegevens verzameld ter uitvoering van de publieke taak. Uitgangspunt bij het verstrekken van elektronische gegevens aan derden is het zorgen voor een gelijk speelveld; geen verstrekking als niet alle partijen onder gelijke voorwaarden over gegevens kunnen beschikken. Als gegevens geheim behoren te worden gehouden, moeten ze voor alle partijen geheim worden gehouden. Het gaat in dit verband dus niet om de vraag of iets wel of niet geheim moet worden gehouden. Of het publieke gegevensbestanden zijn en wat ermee wel of niet mag gebeuren, is overigens opgenomen in wettelijke regels. Ook die regels worden betrokken bij de implementatienota «naar toegankelijkheid overheidsinformatie» van Binnenlandse Zaken en daarbij komen verschillende aspecten aan de orde. De Kamer krijgt binnenkort de resultaten voorgelegd van een onderzoek naar gegevensbestanden bij de overheid. Daarover vindt thans nauw overleg met derden plaats.

Uit een brief van verzekeringsmaatschappijen over het gebruik van gegevensbestanden door de dochter blijkt dat de aanbeveling om gegevens van verzekerden aan commerciële dochters ter beschikking te stellen niet uitvoerbaar is en dat die dochter altijd een voorsprong zal behouden. Het uitgangspunt is dat die dochters alleen gegevensbestanden mogen gebruiken als diezelfde bestanden onder gelijke condities ook voor derden beschikbaar zijn. In het implementatietraject wordt bezien op welke manier dat uitgangspunt in de wet kan worden verankerd en daarbij zullen de uitvoerbaarheid en de controleerbaarheid uiteraard een belangrijke rol spelen. De minister was het op zich wel eens met de vrees die in de brief wordt uitgesproken namelijk dat er altijd een klein concurrentievoordeel kan blijven bestaan. Er zal goed naar de taakafbakening moeten worden gekeken, maar anders zal het zogenaamde piepsysteem wel zijn diensten bewijzen. Desgevraagd zegde zij toe haar collega van Financiën te vragen dit aspect te betrekken bij de wijziging van Wet toezicht verzekeringswezen.

Er vindt thans overleg plaats over een afbakening tussen de begrippen «collectiviteit» en «solidariteit» in relatie tot pensioenproducten. Daarvoor moet inzicht worden verkregen in de afbakening van de producten van pensioenfondsen en verzekeraars.

De minister merkte voorts op dat gegevens van de IB-groep alleen maar mogen worden gebruikt voor de uitvoering van zijn taak.

Na een vluchtige blik op de brief van de kinderopvang had zij het vermoeden dat de daarin geuite klachten op een breder terrein dan dat van markt en overheid voorkomen en zich meer richten op de huidige voorzieningsmethode van de opvangcapaciteit die nu eenmaal zwaar leunt op subsidies via en door gemeenten. Er wordt wel aan een andere inrichting van de markt gedacht waardoor ook andere dan gesubsidieerde instellingen meer kansen krijgen. Dat is overigens al opgenomen in het MDW-rapport kinderopvang. Aan het implementatieplan van dat rapport wordt nu gewerkt, mede in het licht van de afspraken die op dit punt in het regeerakkoord zijn opgenomen.

Holland Metrology is een zelfstandige onderneming met EZ als aandeelhouder en opdrachtgever, hetgeen wil zeggen dat voor een scheiding met Kalibra medewerking van het bedrijf noodzakelijk is. Daarbij moeten uiteraard de bedrijfseconomische gevolgen van de scheiding voor beide bedrijven bekeken worden. Er wordt op dit moment over de aanbevelingen gesproken en naar verwachting zal de desbetreffende aanbeveling nog deze kabinetsperiode kunnen worden uitgevoerd.

De opmerkingen over participaties van waterleidingbedrijven en andere nutsbedrijven gaven de minister aanleiding om daar nog eens goed naar te kijken.

In de nota VPB-plicht wordt concurrentie als belangrijkste onderscheidend criterium voor die plicht gezien en niet, zoals mevrouw Van Zuijlen uit de brief opmaakte, winstoogmerk.

De schets van de heer Vendrik over publiek ondernemerschap kon zij niet ondersteunen, want daarover zou je kunnen spreken als een publieke taak zo efficiënt mogelijk wordt uitgevoerd. Benchmarking is daarvoor een aardig instrument, maar er zijn ook publieke taken die nooit via de markt zullen kunnen uitgevoerd, zoals veiligheid.

De minister van Justitie was de mening toegedaan dat de vragen die op zijn beleidsterrein betrekking hadden zo goed door zijn collega van EZ waren beantwoord dat hij alleen nog maar wilde ingaan op de vraag of EZ ook nog de voortrekkersrol vervulde bij de wetgeving. Het kabinet ziet het MDW-traject als een gezamenlijke operatie en de voortrekkersrol is dus afhankelijk van het dominante wetgevingsonderwerp.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Biesheuvel

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van Heemst

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), M.B. Vos (GroenLinks), Van Zuijlen (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Hofstra (VVD), Van Walsem (D66), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Verburg (CDA), Bos (PvdA), Van Dok-van Weele (PvdA) en Blok (VVD).

Plv. leden: Verbugt (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), Kamp (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Bakker (D66), Cornielje (VVD), Schimmel (D66), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Van der Knaap (CDA), Koenders (PvdA), Rehwinkel (PvdA) en Udo (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), O.P.G. Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), De Milliano (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA) en Brood (VVD).

Plv. leden: Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Wagenaar (PvdA), Van Vliet (D66), Arib (PvdA), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), De Graaf (D66), Karimi (GroenLinks), Schutte (GPV), Santi (PvdA), Van den Doel (VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Passtoors (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), Van der Hoeven (CDA) en Kamp (VVD).

Naar boven