23 490
Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag

nr. 4b
nr. 110
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 18 november 1998

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 19 november 1998. De wens dat de ontwerp-besluiten uitdrukkelijke instemming behoeven kan door of namens één van beide Kamers te kennen worden gegeven uiterlijk op 4 december 1998.Gelet op artikel 3 van de Rijkswet houdende goedkeuring van het Verdrag betreffende de Europese Unie (Stb. 1992, 692) bieden wij u bijgaand de geannoteerde agenda en de thans beschikbare documenten1 aan voor de bijeenkomst van de Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken op 3 en 4 december 1998.

U treft meest recente teksten aan die beschikbaar zijn, met de kanttekening dat hierover nog besprekingen gaande zijn en dat die besprekingen mogelijk zullen leiden tot nieuwe teksten die aan de Raad zullen worden voorgelegd. Indien nieuwe documenten beschikbaar komen, zullen wij u die zo spoedig mogelijk doen toekomen.

Het document behorend bij agendapunt 12 wordt u ter vertrouwelijke kennisneming gezonden.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

GEANNOTEERDE AGENDA VOOR DE ZITTING VAN DE RAAD (JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN) VAN 3 EN 4 DECEMBER 1998

1. Goedkeuring van de voorlopige agenda

2. Goedkeuring van de lijst van A-punten

Niet van alle onderstaande A-punten is het zeker dat zij ook daadwerkelijk worden geagendeerd. E.e.a. is afhankelijk van de vraag of resterende voorbehouden zijn opgeheven. De regering kan in elk geval instemmen met deze onderwerpen.

2a. Betrokkenheid van Europol bij de bestrijding van valsemunterij en vervalsing van betaalmiddelen

document:10 708/2/98 EUROPOL 80 REV 2 (NL)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit: opdracht van de Raad aan Raad van Bestuur van Europol

Met name door de komst van de Euro wordt het wenselijk geacht dat Europol zich gaat bezighouden met de bestrijding van valsemunterij en de vervalsing van betaalmiddelen.

Deze vorm van criminaliteit is genoemd in de lijst die als bijlage bij artikel 2 van de Europol-Overeenkomst is gevoegd. Dit betekent dat de JBZ-Raad met eenparigheid van stemmen kan besluiten dat Europol zich met de bestrijding daarvan zal bezighouden.

In bijgaand document wordt de JBZ-Raad voorgesteld de Raad van Bestuur van Europol de opdracht te geven een concept-besluit ter zake op te stellen en aan te geven wat de gevolgen voor de begroting en het personeel van Europol zullen zijn, wanneer Europol deze taak krijgt.

2b. Aanbeveling inzake wapenhandel

document: 11 071/1/98 ENFOPOL 101 REV 1 (NL)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:aanbeveling van de Raad

Teneinde de beschikbaarheid van vuurwapens en explosieven te beperken en terroristische activiteiten effectief te voorkomen en te bestrijden, worden de lidstaten in de aanbeveling opgeroepen de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten te intensiveren.

2c. Voorstellen tot verbetering van de methodiek voor de registratie van delicten waaraan xenofobe, racistische en antisemitische motieven ten grondslag liggen

document: 12 132/98 ENFOPOL 111 (NL)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:goedkeuring van een nota

Met het oog op het opstellen van een synthese heeft het voorzitterschap voorstellen gedaan ter verbetering van de onderzoeksmethodiek. De Raad wordt verzocht met de volgende uitgangspunten in te stemmen. Elke lidstaat verzamelt dergelijke incidenten aan de hand van aangiften en politiële waarnemingen. Het gaat om medisch vast te stellen lichamelijk letsel, ook zonder ziekenhuisopname of arbeidsongeschiktheid. De statistieken dienen in absolute getallen opgegeven te worden. Facultatief kunnen de statistieken ook in aantallen incidenten per miljoen inwoners gepresenteerd te worden. Voorzover mogelijk dient het percentage derdelanders in elke lidstaat opgegeven te worden.

2d. Herziening van de Verdragen van Brussel van 1968 en Lugano van 1988

document: 12 201/1/98 JUSTCIV 120 REV 1 (F)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:goedkeuring van een verslag

Bij de voorbereiding van de JBZ-Raad van december 1997 bent u geïnformeerd over de start van de besprekingen ter herziening van de Verdragen van Brussel en Lugano (23 490, nr. 82). Thans wordt aan de Raad een voortgangsverslag aangeboden. Het Voorzitterschap is voornemens het Europees Parlement te informeren over de ontwerp-Overeenkomsten.

2e. Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verplichtingen (Rome II)

document: 11 506/1/98 JUSTCIV 118 REV 1 (F)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:goedkeuring van een verslag

Een van de prioriteiten op JBZ-terrein betreft een onderzoek naar de noodzakelijkheid en haalbaarheid van een op te stellen Overeenkomst inzake het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verplichtingen. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en de Raad wordt verzocht vast te stellen dat er een noodzaak bestaat om een dergelijke overeenkomst op te stellen en dat dit ook haalbaar wordt geacht. Vervolgens zal de Raad de bevoegde organen verzoeken de onderhandelingen te starten over een reeds door het Voorzitterschap opgestelde ontwerp-overeenkomst.

2f. Voortgangsverslag aan de Europese Raad betreffende de uitvoering van de aanbevelingen in het actieplan tegen georganiseerde criminaliteit

document: 11 571/1/98 CRIMORG 141 REV 1 (NL)

verbindendheid:onverbindend

aard van het besluit:goedkeuring van voortgangsverslag

Evenals aan de Europese Raad in Cardiff zal aan de Europese Raad van Wenen een voortgangsverslag voorliggen (zie voor het vorige voortgangsverslag 23 490, nr. 99).

2g. Ontwerp van een gemeenschappelijk optreden inzake binnenlandse maatregelen en regelingen voor de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de identificatie, opsporing, bevriezing of inbeslagneming, en confiscatie van hulpmiddelen en van de opbrengsten van misdrijven

document: 11 387/98 CRIMORG 137 (NL)

verbindendheid: verbindend

aard van het besluit:gemeenschappelijk optreden in de zin van artikel K.3, tweede lid, onder b, Unieverdrag

Dit ontwerp van een gemeenschappelijk optreden is reeds betrokken bij de instemmingsprocedure rond de JBZ-Raad van 24 september jl. (23 490, nrs. 104 en 107). De Raad bereikte toen een politiek akkoord. Het Nederlandse voorbehoud vanwege het ontbreken van parlementaire instemming is inmiddels opgeheven en de tekst is door de juristen/vertalers opgeschoond. De Raad wordt thans verzocht de tekst goed te keuren, waarna publicatie zal volgen in het Publikatieblad van de EG.

2h. Décharge van de coördinator van de EDE voor het EDE-budget voor 1997 en reallocatie van het Europol-budget voor 1999

document: 12 632/98 EUROPOL 113 (EN)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:goedkeuring décharge en reallocatie gelden

Op basis van een accountantsverklaring wordt de Raad verzocht décharge te verlenen aan de coördinator van de EDE voor het EDE-budget over 1997. Daarnaast wordt een voorziening getroffen t.b.v. de EDE gelet op het feit dat Europol niet van start gaat per 1 januari 1999 en de Europol-begroting voor 1999 wel al door de JBZ-Raad is goedgekeurd. Dit laatste besluit (waarvan nog geen tekst voorhanden is) ligt nog voor bij de Raad van Bestuur van Europol tijdens zijn bijeenkomst van 25 november a.s. Het is nog onzeker of dit (technische) besluit vervolgens door de JBZ-Raad wordt genomen danwel op een later tijdstip door een andere (vak)Raad.

2i. Werkprogramma Europol 1999

document: 12 642/98 EUROPOL 114 (EN)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:goedkeuring van werkprogramma

De Raad van Bestuur van Europol heeft in zijn vergadering van 2 en 3 november 1998 het concept-werkprogramma van Europol voor 1999 goedgekeurd. In dat werkplan zijn de geplande activiteiten van Europol ingedeeld in activiteiten met een hoge prioriteit en met een lagere prioriteit.

De activiteiten kunnen worden ingedeeld in 9 categorieën.

1. strategische projecten;

2. verzamelen en analyse van informatie en inlichtingen;

3. informatieverschaffing aan lidstaten over verbanden tussen strafbare feiten

4. ondersteuning van onderzoeken in de lidstaten;

5. ontwikkelen/beheren van geautomatiseerde systemen ter ondersteuning van nationale onderzoeken;

6. ontwikkeling van gespecialiseerde kennis en advisering aan (diensten/instanties) van de lidstaten;

7. opstellen van algemene overzichtsrapportages met betrekking tot specifieke onderwerpen;

8. advisering aan lidstaten;

Europol concentreert zich bij deze activiteiten op de volgende terreinen:

a) georganiseerde criminaliteit in de lidstaten en in het bijzonder op het gebied van drugscriminaliteit, mensenhandel, het witwassen van gelden en de handel in gestolen voertuigen;

b) illegale immigratie, in het bijzonder vanuit Irak en landen in Centraal- en Oost-Europa, mede in relatie tot de onder a) genoemde vormen van criminaliteit;

c) drugsproductie, drugshandel en ontwikkelingen in het gebruik van met name synthetische drugs;

d) ontwikkelingen op het gebied van witwassen van gelden en de analyse van methodes en maatregelen in de lidstaten tegen het witwassen van gelden;

e) bestrijding van strafbare feiten die gepleegd zijn of kunnen worden in het kader van terrorisme (onder de voorwaarde dat de JBZ-Raad instemt met de voorgestelde taakstelling van Europol op dit terrein).

2j. Europol: toevoeging van de definitie van «mensenhandel» aan de bijlage bij artikel 2, Europol-Overeenkomst

document: 12 367/1/98 EUROPOL 111 REV 1 (NL)

verbindendheid: verbindend

aard van het besluit:besluit ex artikel 43, lid 3, Europol-Overeenkomst

De JBZ-Raad heeft reeds op 4 december 1997 (voor verslag zie 23 490, 86) besloten de definitie voor de vorm van criminaliteit mensenhandel in de bijlage bij artikel 2 van de Europol Overeenkomst aan te vullen. Thans wordt dit besluit formeel genomen, met inachtneming van de in artikel 43, lid 3, Europol-Overeenkomst neergelegde procedure. Het besluit geeft aan Europol de bevoegdheid zich in het kader van de bestrijding van de mensenhandel bezig te houden met de bestrijding van de produktie, handel en verspreiding van kinderpornografie.Ten behoeve van een doeltreffende strijd tegen de mensenhandel wordt het nuttig geacht kinderpornografie in de eerderbedoelde zin onder het bereik van Europol te brengen.

2k. Integratie van de kandidaat-lidstaten in de statistische gegevensuit- wisseling in het kader van het Centrum voor informatie, beraad en gegevensuitwisseling inzake grensoverschrijding en immigratie (CIBGGI)

document: 12 414/98 CIREFI 61 (NL)

10 901/1/98 CIREFI 53 REV 1 (NL)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:goedkeuring van nota aan de Raad

De Raad is op 19 maart 1998 overeengekomen dat het wenselijk is de kandidaat-lidstaten op passende wijze te integreren in het informatieuitwisselingssysteem in CIBGGI-verband (zie voor annotatie en verslag 23 490, nrs. 90 en 98). Vervolgens is in het CIBGGI en in het Comité K.4 het doel van deze integratie nader bepaald, namelijk de totstandkoming van één enkel gegevensbestand voor de vreemdelingenpolitie uit de (kandidaat)lidstaten. De streefdatum voor volledige deelneming van de kandidaat-lidstaten aan de gegevensuitwisseling is bepaald op 1 januari 2000.

2l. Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied en verordening van de Raad 515/97 van 13 maart 1998: bepaling van elementen voor de opneming in de DIS-gegevensbestanden

document: 12 861/98 ENFOCUSTOM 63 (EN)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:goedkeuring van een nota

Het document zet feitelijk uiteen hoe de gegevensbestanden van het derde pijler Douane-informatie-systeem (DIS) worden opgezet in samenhang met het eerste pijler DIS. Er is sprake van een driedeling in gegevens: ten eerste gegevens verzameld met als grondslag de eerste pijler, ten tweede gegevens verzameld met als grondslag de derde pijler en ten derde een categorie gegevens waarvan niet aanstonds duidelijk is of de grondslag ligt in de eerste dan wel de derde pijler. Het voorstel is de gegevens behorend tot de laatste categorie voorlopig onder te brengen bij het eerste pijler DIS. Nederland kan de inhoud van het document aanvaarden.

2m. Aanneming in de talen van de Gemeenschappen van het besluit van de Raad betreffende gemeenschappelijke standaards voor het invullen van het uniforme model voor verblijfstitels

document: 11 469/98 ASIM 202 VISA 20 (NL)

verbindendheid: verbindend

aard van het besluit:besluit van de Raad

Dit ontwerp-besluit is reeds betrokken bij de instemmingsprocedure rond de JBZ-Raad van 24 september jl. (23 490, nr. 104). Uiteindelijk stond het onderwerp toen niet geagendeerd. Sindsdien is er overeenstemming bereikt over de tekst en hebben de juristen/vertalers de tekst van het besluit bijgewerkt. De Raad wordt in overweging gegeven het besluit aan te nemen en te besluiten tot de bekendmaking ervan in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2n. Toelichtend rapport over de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn

document: 11 542/98 JUSTPEN 95 (NL)

verbindendheid:onverbindend

aard van het besluit:goedkeuring toelichtend rapport

Dit onderwerp stond laatstelijk op de agenda van de JBZ-Raad van 24 september jl. (23 490, 104 en 107). Sindsdien is de tekst bijgewerkt door de juristen/vertalers. De tekst ligt nu voor ter kennisname door de Raad, waarna de tekst bekend gemaakt wordt in het Publikatieblad van de EG.

2o. Ontwerp van een gemeenschappelijk optreden van de Raad inzake een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door de lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat niet wordt erkend door de lidstaat die het blad opstelt of aan personen die geen reisdocumenten bezitten

document: 10 224/4/98 ASIM 180 VISA 13 REV 4 (EN)

verbindendheid: verbindend

aard van het besluit:gemeenschappelijk optreden in de zin van artikel K.3, tweede lid, onder b, Unieverdrag

Met dit gemeenschappelijk optreden wordt het model geharmoniseerd voor een blad waarop waarop een visum kan worden aangebracht dat door de lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat niet wordt erkend door de lidstaat die het blad opstelt of aan personen die geen reisdocumenten bezitten. De Commissie heeft bezwaren over de rechtsgrondslag van dit ontwerp-gemeenschappelijk optreden en heeft daarover advies gevraagd aan het Europees Parlement.

2p. Ontwerp van een gemeenschappelijk optreden van de Raad betreffende de invoering van een Europees systeem voor opslag en transmissie van beelden (FADO)

document: 12 838/98 ASIM 233 FAUXDOC 16 (NL)

verbindendheid: verbindend

aard van het besluit:gemeenschappelijk optreden in de zin van artikel K.3, tweede lid, onder b, Unieverdrag

Reeds enkele jaren wordt binnen de derde pijler getracht een Europees geharmoniseerd beeldopslag en -transmissiesysteem voor documenten op te zetten. Op initiatief van het Nederlandse Voorzitterschap heeft een missie bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten Oostenrijk, Portugal en Ierland alsmede van het Secretariaat-Generaal van de Raad en de Europese Commissie een studie verricht naar de in een aantal lidstaten bestaande nationale beeldopslagsystemen. In oktober 1997 is deze studie afgerond. Vervolgens zijn de eisen van een Europees systeem nader vastgesteld en is een gemeenschappelijk optreden geformuleerd. Middels het Europese beeldopslagsysteem zoals dat thans wordt voorgesteld, worden gegevens uitgewisseld over authentieke, valse en vervalste documenten. Het systeem wordt beheerd door het Secretariaat-Generaal van de Raad en wordt vanuit één centraal punt in elk lidstaat geraadpleegd via speciale datatransmissielijnen. Zolang niet alle lidstaten in staat zijn het geautomatiseerde systeem te gebruiken, zal de gebruikelijke gegevensuitwisseling van documenten op papier blijven bestaan. Het systeem heeft geen vergaande financiële implicaties.

3. Actieplan ter vorming van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

document: 12 028/1/98 JAI 31 REV 1 (EN)

9836/3/98 CK4 28 REV 3 (NL)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:n.v.t.

De Europese Raad van Cardiff (juni 1998) heeft de Raad en de Commissie opgeroepen tijdens de Europese Raad van Wenen (december 1998) een actieplan voor te leggen over de wijze waarop de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam over een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid het best kunnen worden uitgevoerd. Tijdens de informele bijeenkomst van JBZ-Ministers van 29 en 30 oktober 1998 heeft een eerste discussie plaatsgevonden over de prioritaire werkzaamheden die het plan moet bevatten. De Raad zal een openbaar debat aan het ontwerp wijden, waarna het via de Algemene Raad zal worden voorgelegd aan de Europese Raad van 11 en 12 december 1998. Volgens Nederland zou het actieplan in eerste instantie een meerjarig werkprogramma moeten zijn dat heldere prioriteiten en termijnen stelt aan de werkzaamheden op JBZ-gebied. Daarbij zou, volgens Nederland, een evenwicht tussen de thema's vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid gewenst zijn. Nederland heeft tijdens genoemde informele JBZ-bijeenkomst een aantal prioriteiten naar voren gebracht (zie voor verslag onze brief van18 november 1998, onder kenmerk 728.770/98/BIZ). Nederland kan over het geheel gezien de inhoud van het thans voorliggende document onderschrijven, doch meent dat het op een klein aantal punten nog zou moeten worden aangevuld of bijgesteld: zo zou Deel III moeten worden geschrapt en zou aan Deel II. C.4 nog moeten worden toegevoegd dat de Raad, met het oog op de uitbreiding van de bevoegdheid van het EG Hof van Justitie tot behandeling van prejudiciële vragen op basis van Titel VI van het EU-verdrag en de nieuwe Titel IV van het EG-verdrag, opdracht geeft tot het inventariseren van de mogelijkheden om de behandelingsduur van dergelijke vragen zo kort mogelijk te laten zijn en zijn verzoek tot bekorting van de procedures aan het EG Hof van Justitie kenbaar maakt.

4. EURODAC – Overeenkomst en Protocol

document: 11 868/1/98 ASIM 214 EURODAC 7 REV 1 + EXT 1 REV 1 (NL)

verbindendheid: n.v.t.; het betreft een overeenkomst in de zin van artikel 3, vijfde lid, Goedkeuringswet Unieverdrag.

aard van het besluit:overeenkomst in de zin van artikel 3, vijfde lid, Goedkeuringswet Unieverdrag

Dit onderwerp is ook tijdens de informele JBZ-Raad van 29 en 30 oktober jl. aan de orde geweest (zie voor verslag onze brief van 18 november 1998, onder kenmerk 728.770/98/BIZ). Voor wat de ontwerp-Overeenkomst betreft, resteren nog de volgende voorbehouden: Nederland heeft een voorbehoud bij de leeftijdgrens voor het nemen van vingerafdrukken genoemd in artikel 4. Eén lidstaat heeft nog een voorbehoud bij het voorstel dat de Commissie het beheer van Eurodac gaat doen. Twee lidstaten hebben een voorbehoud bij het artikel dat de bepalingen in het Verdrag van Amsterdam met betrekking tot de bevoegdheden van het Hof van Justitie in de Eurodac-Overeenkomst na de inwerkingtreding van dat Verdrag van overeenkomstige toepassing verklaart. Over de tekst van het Protocol waarbij de werkingssfeer van de Eurodac-Overeenkomst wordt uitgebreid tot «illegale immigranten», is nog geen volledige overeenstemming bereikt. Nederland is in elk geval, evenals de overgrote meerderheid van lidstaten, van mening dat de Overeenkomst en het Protocol gelijktijdig in werking moeten treden, ook als ze wellicht niet gelijktijdig worden ondertekend.

5. Gemeenschappelijk optreden inzake tijdelijke bescherming van ontheemden en gemeenschappelijk optreden betreffende de solidariteit bij de opvang en het oponthoud van tijdelijke bescherming genietende ontheemden

document: 12 617/98 ASIM 230 ASILE 11 MIGR 24 (NL)

verbindendheid: verbindend

aard van het besluit:gemeenschappelijk optreden in de zin van artikel K.3, tweede lid, onder b, Unieverdrag

Het Commissie-voorstel voor een gemeenschappelijk optreden inzake tijdelijke bescherming van ontheemden van 31 maart 1997 is op basis van het commentaar van de lidstaten en het Europees Parlement door de Commissie gewijzigd. Dit gemeenschappelijk optreden is bindend voor wat de gezamenlijke invoering en beëindiging van een regeling voor tijdelijke bescherming betreft, alsook voor wat de minimumrechten die aan de begunstigden van deze regeling moeten worden toegekend aangaat. Daarnaast heeft de Commissie een nieuw voorstel ingediend dat primair is gericht op de financiële solidariteit tussen de lidstaten bij de opvang en het verblijf van ontheemden die tijdelijke bescherming behoeven.

Er bestaat momenteel nog op veel punten verschil van inzicht tussen de Lid-Staten, zodat de afronding van de onderhandelingen over de beide voorstellen onder het Oostenrijkse Voorzitterschap niet in de rede ligt. Belangrijkste punten voor Nederland zijn in elk geval dat er in concrete gevallen een koppeling wordt aangebracht tussen de invoering van een regeling voor tijdelijke bescherming voor een categorie ontheemden en een besluit over onderlinge solidariteit ten aanzien van diezelfde groep. Dat is een standpunt waartegen sommige lidstaten sterk zijn gekant. Verder vindt Nederland het van groot belang dat de rechten verbonden aan de status van «ontheemde» worden geharmoniseerd, zodat er geen secundaire migratiestromen tussen de lidstaten meer ontstaan als gevolg van onderling afwijkende nationale regelgeving.

6. Strategiedocument inzake migratie en asiel

document: 9 809/1/98 CK4 27 ASIM 170 REV 1 (reeds in uw bezit)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:interim-rapport van het Voorzitterschap

Het Strategiedocument is na uitgebreide discussie in de informele JBZ-Raad van 29 en 30 oktober jl. (zie voor verslag onze brief van 18 november 1998, onder kenmerk 728.770/98/BIZ) en in het K.4-comité gewijzigd naar aanleiding van de ontvangen reacties. Er wordt nu onder meer ook aandacht besteed aan de positieve effecten van migratie, gebieden waarop bilaterale samenwerking plaatsvindt, harmonisatie van het asielrecht op middellange termijn, het maken van een duidelijk onderscheid tussen (illegale) immigratie en asiel, zonder de relatie daartussen overigens uit het oog te verliezen, en de samenhang met het Actieplan genoemd onder punt 3 van de agenda voor deze JBZ-Raad. Nederland is met name niet overtuigd van de noodzaak tot aanpassing van het wereldwijd geldende Vluchtelingenverdrag en ziet meer heil in maatregelen binnen de EU als bedoeld onder het voorgaande agendapunt. Voorts moet er rekening worden gehouden met het tijdens de informele JBZ-Raad gepresenteerde Nederlandse voorstel voor een «Task force» gericht op een landenspecifieke aanpak. De Voorzitter van de Raad zal aan de hand van een derde versie van het document verslag uitbrengen over de laatste stand van zaken in de discussie en in dat verband tevens verwijzen naar het voorstel van Nederland voor een «Task force», de onder Fins Voorzitterschap geplande Europese Raad over JBZ-aangelegenheden, daaronder begrepen asiel en migratie, in Tampere en het werkprogramma van het komende Duitse Voorzitterschap.

7. Task force asiel en migratie

document:

nog niet beschikbaar

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit: kennisneming nota

Nederland heeft tijdens de laatste JBZ-Raad (zie voor verslag onze brief van 18 november 1998, onder kenmerk 728.770/98/BIZ) en de Algemene Raad van 9 november jl. het voorstel gedaan om een «Task force» te formeren met het oog op de totstandkoming van een gezamenlijke, geïntegreerde en pijleroverstijgende aanpak van de asiel- en migratieproblematiek in de EU, die met name is gericht op de situatie in landen van herkomst van asielzoekers en migranten. De Regering bereidt momenteel een nota over de taken van de «Task force» asiel en migratie voor, die achtereenvolgens in de JBZ-Raad en de komende Algemene Raad zal worden gepresenteerd. Het voorstel aan de Algemene Raad zal zijn de «Task force» te belasten met de volgende taken: het maken van een inventarisatie en beoordeling van bestaande initiatieven zoals het Oostenrijkse strategiedocument over asiel en migratie, de opstelling van een lijst met de belangrijkste landen van herkomst van asielzoekers en migranten, het opstellen van een plan van aanpak voor ieder van deze landen, aangeven hoe de samenwerking met de UNHCR kan worden versterkt en het onderzoeken van de mogelijkheden tot samenwerking met gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties in het geven van humanitaire hulp aan het betrokken land of de betrokken landen.

8. Europol

8a. Reglement van orde van het gemeenschappelijk controle-orgaan

document: 10 851/4/98 EUROPOL 85 REV 4 (NL)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:reglement van Orde op basis van art. 24, lid 7, Europol-Overeenkomst

Dit onderwerp is ook aan de orde geweest tijdens de JBZ-Raad van 24 september 1998 (zie voor annotatie 23 490, nrs. 103 en 4a en 105 en voor het verslag Staten-Generaal, 23 490, nr. 107).

Artikel 24 lid 7 van de Europol Overeenkomst schrijft voor dat het gemeenschappelijk controle-orgaan zijn reglement van orde vaststelt. Dit reglement moet door de JBZ-Raad worden goedgekeurd.

De onderhandelingen over het Reglement van Orde hebben op dit moment nog niet tot inhoudelijke overeenstemming binnen de Raad geleid, met name omdat er verschillende inzichten bestaan tussen de lidstaten over het karakter van het gemeenschappelijk controle-orgaan als beslechter van geschillen. Nederland heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de discussie eigenlijk moet gaan over de vraag of het Reglement van Orde voldoet aan art. 6, EVRM. Nederland kan instemmen met de tekst van onderhavig document.

8b. Directeuren van Europol

document: geen

verbindendheid: n.v.t.

aard van het besluit:n.v.t.

Tijdens de Raad zal worden gesproken over de aanwijzing van de directeur en de adjunct-directeuren van Europol.

8c. Ontwerp-besluit om Europol bevoegdheid te geven ten aanzien van de bestrijding van strafbare feiten in het kader van terroristische activiteiten gericht tegen het leven, de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid, alsmede tegen goederen

document: 12 643/98 EUROPOL 115 (NL)

verbindendheid: verbindend

aard van het besluit:besluit ex art. 43, lid 3, Europol-Overeenkomst

Ingevolge artikel 2, lid 2, gaat Europol zich uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de Europol-Overeenkomst bezighouden met strafbare feiten die zijn gepleegd of wellicht zullen worden gepleegd in het kader van terroristische activiteiten die gericht zijn tegen het leven, de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid, alsmede tegen goederen. De Raad kan met eenparigheid van stemmen besluiten Europol voor het verstrijken van deze termijn met de behandeling van deze terroristische activiteiten te belasten. In maart 1998 heeft de Raad een beginselbeslissing genomen dat Europol zich per 1 januari 1999 zal richten op de bestrijding van strafbare feiten in het kader van terroristische activiteiten gericht tegen het leven, de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid, alsmede tegen goederen (zie voor annotatie 23 490, nr. 90 en voor verslag 23 490, nr. 98). In mei 1998 heeft de Raad deze beginselbeslissing bekrachtigd en bepaald dat de Raad een formeel besluit tot mandaatsuitbreiding zal nemen zodra de Europol-overeenkomst in werking is getreden ( voor annotatie zie 23 490, nrs. 126d en 99 en voor verslag 23 490, nr. 102). Nederland kan instemmen met onderhavig ontwerp-besluit, dat stelt dat Europol zich ook zal gaan bezighouden met de (bestrijding van) strafbare feiten in het kader van bovenbedoelde terroristische activiteiten op het moment dat Europol zijn activiteiten feitelijk aanvangt.

9. Jaarlijks verslag aan de Europese Raad over drugs en drugsgerelateerde onderwerpen

document: nog niet beschikbaar

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:kennisneming van een verslag aan de Europese Raad

Op dit moment is nog in Raadskader in bespreking het jaarlijks verslag aan de Europese Raad. Dit verslag zal ter kennisneming voorliggen aan de JBZ-Raad. Het verslag geeft ondere andere inzicht in de implementatie van het gemeenschappelijk optreden betreffende de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle inzake nieuwe synthetische drugs (Pb EG L 167 van 25-6-'97) en in die van het gemeenschappelijk optreden betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen en praktijken van de Lid-Staten van de Europese Unie ter bestrijding van drugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van de illegale drugshandel (Pb EG L 342 van 31-12-'96). Zodra het verslag beschikbaar is, sturen wij u dit alsnog toe.

10. Terrorisme: interne en externe dreiging

document: 12 680/98 ENFOPOL 118 (NL)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:geheim rapport

Zoals gebruikelijk zal de samenvatting en analyse van het EU-terrorisme-dreigings-document aan de Vaste Commissie voor Inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer worden gezonden.

11. Ontwerp van een gemeenschappelijk optreden inzake bestrijding van kinderporno op Internet

document: 10 850/3/98 ENFOPOL 95 JUSTPEN 83 CRIMORG 127 REV 3 (NL)

verbindendheid: verbindend

aard van het besluit:ontwerpgemeenschappelijk optreden in de zin van artikel K.3, tweede lid, onder b, Unieverdrag

Dit gemeenschappelijk optreden beoogt het seksueel misbruik van kinderen en met name de productie, de verwerking, de verspreiding en het bezit van kinderpornografie via Internet te verhinderen en te bestrijden. Daartoe worden de lidstaten opgeroepen de nodige maatregelen te treffen om Internetgebruikers aan te moedigen de wetshandhavingsinstanties rechtstreeks of onrechtstreeks te informeren. Er kan, afhankelijk van de administratieve organisatie van de verschillende lidstaten, gekozen worden voor het oprichten van gespecialiseerde eenheden bij de wetshandhavingsinstanties die over de nodige deskundigheid en middelen beschikken om snel te reageren op verkregen informatie. Lidstaten verbinden zich er toe te zorgen voor een maximale samenwerking, teneinde een doeltreffend onderzoek en een efficiënte vervolging van strafbare feiten in verband met kinderpornografie, overeenkomstig de bestaande afspraken en overeenkomsten te vergemakkelijken. Voorts onderzoeken de lidstaten, in het kader van een constructieve dialoog met het bedrijfsleven, de nodige – vrijwillige of juridisch bindende – maatregelen om kinderpornografie van het Internet te weren (Nederland verzocht daarbij te betrekken de EURO-ISPA= de European Internet Service Provider Association) De lidstaten spreken af geregeld na te zullen gaan of de technologische ontwikkelingen vereisen dat, om de doeltreffendheid van de bestrijding van kinderpornografie op Internet te handhaven, veranderingen moeten worden aangebracht, met inachtneming van hun fundamentele rechtsregels, in hun nationale strafprocesrecht.

Nederland overweegt nog een wijzigingsvoorstel met betrekking tot artikel 2, lid 3, aangezien dit artikellid niet nauwkeurig genoeg is geredigeerd.

Verschillende lidstaten hebben nog (studie-)voorbehouden. Het ontwerp voor het gemeenschappelijk optreden zal wel binnenkort naar het Europees Parlement worden gestuurd.

12. Verslag over de stand van zaken van de georganiseerde criminaliteit in de Europese Unie 1997

document:

12 749/98 CRIMORG 175 RESTREINT (ter vertrouwelijke kennisneming)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:rapport aan de Raad

Het voornaamste doel van de jaarlijkse rapportage aan de Raad over de stand van zaken van de georganiseerde criminaliteit in de EU is om de omvang en de tendensen in de georganiseerde criminaliteit inzichtelijk te maken met speciale aandacht daarbij voor de internationale vertakkingen van de georganiseerde criminaliteit. Het verslag is gebaseerd op de nationale situatieverslagen en sterk in kwaliteit verbeterd. Adviezen over het ontwikkelen en het vaststellen van een gemeenschappelijk kader om tot EU-prioritering te komen (zoals genoemd in één van de aanbevelingen bij het rapport) zullen aan een volgende bijeenkomst van de JBZ-Raad worden voorgelegd. EDE is direct betrokken bij de opstelling van de jaarlijkse rapportage. Het rapport zelf is vertrouwelijk. Een samenvatting van het rapport wordt ter beschikking gesteld van het Europees Parlement.

13. Ontwerp-Overeenkomst met betrekking tot de rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie

document: 12 954/98 JUSTPEN 106 (EN)

12 570/98 JUSTPEN 101 (NL)

verbindendheid: n.v.t.; het betreft een overeenkomst in de zin van artikel 3, vijfde lid, Goedkeuringswet Unieverdrag.

aard van het besluit:overeenkomst in de zin van artikel K.3, tweede lid, onder c, Unieverdrag

Dit onderwerp is ook besproken tijdens de JBZ-Raad van 24 september 1998 (zie voor annotatie 23 490, nrs. 103, 4 en 104 en voor verslag 23 490, nr. 107). De onderhandelingen over dit verdrag zijn nog gaande, met name over de bepalingen inzake het afluisteren van telecommunicatie (artt.12 en 13). Naar verwachting zal het Voorzitterschap een voortgangsverslag presenteren en zal aan de Raad een aantal beslispunten worden voorgelegd betreffende het afluisteren van telecommunicatie van personen op het grondgebied van een andere staat.

14. Ontwerp-resolutie van de Raad betreffende richtsnoeren en maatregelen ter preventie van georganiseerde criminaliteit met het oog op de uitvoering van een alomvattende strategie ter bestrijding daarvan

document: 9 986/4/98 CRIMORG 110 REV 4 (NL)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:resolutie van de Raad

Ook het Oostenrijkse voorzitterschap heeft het belang onderkend om bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit aandacht te besteden aan het onderwerp preventie. Naast de voortgang die bereikt werd bij de uitwerking van de relevante aanbevelingen in het Actieplan, bijvoorbeeld de voorstellen van de Commissie inzake het nemen van maatregelen om bepaalde kwetsbare beroepen te beschermen (aanbeveling 12), heeft het Voorzitterschap ook in een breder opgestelde resolutie aan tal van punten aandacht besteed. Het document eindigt met twee afspraken, waarvan er een aan de Europese Commissie en Europol gericht is om te komen met een uitgebreide rapportage met aanbevelingen voor het einde van 2000. Nederland is van mening dat deze totale visie op preventie bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit een waardevolle bijdrage is en steunt de Oostenrijkse activiteiten op dit gebied.

15. Ontwerp van een gemeenschappelijk optreden inzake het strafbaar stellen van corruptie in de particuliere sector

document: 12 863/98 JUSTPEN 105 (EN)

verbindendheid: verbindend

aard van het besluit:gemeenschappelijk optreden in de zin van art. K.3, tweede lid, onder b, Unieverdrag

Dit onderwerp is besproken tijdens de laatste Raad (voor verslag zie onze brief van 18 november 1998, onder kenmerk 728.770/98/BIZ ). Nederland, dat nog altijd een voorbehoud bij dit document heeft, plaatste enkele kanttekeningen bij de versie van het voorstel die tijdens die Raad voorlag. Het ontwerp zou behalve een sanctie-deel ook het belang van preventie moeten onderkennen omdat de private sector in beginsel zelf omkoping dient aan te pakken en het strafrecht hier slechts als ultimum remedium kan dienen. Het in het voorstel opgenomen begrip plichtsverzuim zou, uit een oogpunt van harmonisatie van wetgeving, een meer bepaalde, materiële omschrijving moeten krijgen. Nederland verklaarde bereid te zijn aan de totstandkoming van het onderhavige instrument mee te werken indien ten aanzien van het voorstel twee voorwaarden worden vervuld, namelijk het onderkennen van het belang van preventie door samenwerking met de private sector en een betere omschrijving van het begrip «plichtsverzuim». Voorts verlangde Nederland een ruime invoeringstermijn, teneinde in overleg met private sector de preventieve maatregelen op dit terrein nader uit te werken en mede in dat licht te beslissen over de noodzakelijke aanpassing van de wetgeving.

16. Informatie over juridische en procedurele aspecten van de ontwerp-richtlijn van het Europees Parlement en de Raad voor de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties

document: geen

verbindendheid: n.v.t.

aard van het besluit:n.v.t.

De Voorzitter van de Raad zal naar verwachting de Raad inlichten over de juridische en procedurele aspecten van deze ontwerp-richtlijn, die tevens in de Industrieraad van 16 november jl. aan de orde is geweest.

17. Ontwerp van een gemeenschappelijk optreden door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake de strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie in de lidstaten van de Europese Unie

document: 7 586/98 CRIMORG 52 + ADD 1 (NL)

verbindendheid: verbindend

aard van het besluit:gemeenschappelijk optreden in de zin van artikel K.3, tweede lid, onder b, Unieverdrag

Dit punt is laatstelijk besproken tijdens de JBZ-Raad van 19 maart 1998 (voor annotatie zie 23 490, nr. 90 en voor verslag 23 490, nr. 98). Het vloeit voort uit aanbeveling 17 uit het actieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. De Raad werd daarin verzocht spoedig een gemeenschappelijk optreden aan te nemen waarmee het volgens de wet van elke lidstaat een misdrijf wordt als een persoon op zijn grondgebied deelneemt aan een criminele organisatie, los van de plaats waar de organisatie zich in de Unie bevindt of haar criminele activiteit uitoefent. Nederland heeft zich al eerder akkoord verklaard met het voorliggende document. Eén lidstaat heeft evenwel nog een parlementair voorbehoud bij dit ontwerp-gemeenschappelijk optreden.

18. Implementatie van het Douane Informatie Systeem (DIS)

18a. Protocol bij de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied (DIS)

document: 10 546/1/98 ENFOCUSTOM 41 REV 1 (NL)

verbindendheid: n.v.t.; het betreft een overeenkomst in de zin van artikel 3, vijfde lid, Goedkeuringswet Unieverdrag

aard van het besluit:overeenkomst in de zin van artikel 3, vijfde lid, Goedkeuringswet Unieverdrag

Het Protocol regelt de aanpassing van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied (DIS-overeenkomst) van 26 juli 1995 aan twee later totstandgekomen rechtsinstrumenten op douanegebied. Het gaat daarbij in de eerste plaats om het opnemen van kentekens van het motorrijtuigen in het derde pijler Douane-Informatiesysteem (DIS), naar voorbeeld van het eerste pijler DIS (op basis van EG-verordening 515/97), en in de tweede plaats om de aanpassing van de definitie van witwassen aan de ruimere definitie van het Verdrag inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen douaneadministraties (Napels II). Nederland kan instemmen met het Protocol.

18b. Het Douane-informatiesysteem in de derde pijler

document: 12 195/98 ENFOCUSTOM 56 (NL)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:goedkeuring van een nota

Het document zet feitelijk uiteen hoe het Douane-informatiesyteem (DIS) van de derde pijler wordt opgezet in samenhang met het eerste pijler DIS. In de bijlage bij het document worden de gegevenselementen weergegeven. Nederland acht onderhavig document nuttig om de stand van zaken en de verdere aanpak van het DIS aan te geven.

19. Verslag aan de Raad inzake de implementatie van de Resolutie van 20 december 1996 betreffende de samenwerking van personen met justitiële administraties bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit

document:9 258/1/98 CRIMORG 96 REV 2 (EN)

verbindendheid:onverbindend

aard van het besluit:verslag aan de Raad

De Voorzitter zal verslag uitbrengen aan de Raad over de implementatie van de bovenstaande resolutie, die nog altijd van belang wordt geacht voor de gedachtevorming op het gebied van de bescherming van getuigen.

20. Elementen van een EU-strategie inzake de strijd tegen «high tech» criminaliteit

document: 11 893/2/98 CRIMORG 157 REV 1 (NL)

verbindendheid: onverbindend

aard van het besluit:kennisneming van document

Het rapport bevat tien strategische richtsnoeren, die zijn gebaseerd op bijeenkomsten met andere internationale fora en de evaluatie van activiteiten binnen de EU. De Raad wordt gevraagd kennis te nemen van het document, de algemene oriëntaties daarvan goed te keuren en te concluderen dat het de essentiële elementen bevat voor de verdere ontwikkeling van de Uniestrategie tegen «high-tech» criminaliteit.

21. Stand van ratificatie in de verschillende lidstaten – Actieplan ter bestrijding van georganiseerde misdaad – implementatie van aanbevelingen 13 en 14 van het Actieplan

document: geen ()

verbindendheid: n.v.t.

aard van het besluit:n.v.t.

22. Diversen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

2 Ter vertrouwelijke inzage alleen voor de leden gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven