22 187
Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid

23 972
Bestrijding langdurige werkloosheid

25 024
Ontwikkelingen ten aanzien van de nieuwe wetgeving ZW en AAW/WAO

nr. 97
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 oktober 1999

* Herdruk i.v.m. nagekomen correcties.

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 30 september 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de rapportage van het SZW-werkgeverspanel 1997–1998 (SOZA-99–488);

– de brief van de staatssecretaris over de kosten van het ziekteverzuim na invoering van de WULBZ (22 187, nr. 91);

– de brief van de staatssecretaris over ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid bij vrouwen in vergelijking met mannen (22 187, nr. 90);

– de notitie «Overzicht van reïntegratie-inspanningen» (23 972, nr. 37);

– de ontslagstatistiek jaarrapportage 1998 (SOZA-99–581);

– de rapportage van het Verbond van verzekeraars uit 1998 over de toepassing van de Wet medische keuringen (SOZA-99–568);

– het rapport «Het Arbo-dienstenpanel, rapportage tweede peiling» en kabinetsstandpunt daarbij (SOZA-99–588);

– de eerste rapportage over het experiment met persoonsgebonden budgetten (SOZA-99–625);

– het kabinetsstandpunt bij de augustusrapportage 1999 van het CTSV (25 024, nr. 7);

– de antwoorden op vragen van de commissie over de onderuitputting van de veegwetbudgetten (26 239, nr. 17).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Smits (PvdA) bracht naar voren dat de ontwikkelingen rondom WAO en ziekteverzuim een beladen onderwerp zijn. Begin jaren negentig, toen het aantal WAO'ers snel opliep tot 900 000, zijn er ingrijpende, soms pijnlijke maatregelen genomen. Verwacht mag worden dat sindsdien niet de emotie, maar de kennis van zaken richtinggevend is, maar telkens als er een nieuw cijfer over de volumeontwikkeling bekend wordt, voelen velen zich vrij om de aanval op WAO'ers en hun inkomenspositie te openen.

Bij de presentatie van de begroting heeft de staatssecretaris gesuggereerd dat werkgevers er beter aan doen, het ziektegeld van werknemers niet langer aan te vullen tot 100% en dat de CAO-afspraken hierover wellicht niet langer algemeen verbindend moeten worden verklaard. De veronderstelling is kennelijk dat zieke werknemers een financiële prikkel nodig hebben om hun verzuim te beperken.

Werkgeversorganisaties hebben genoemde prikkel niet opgenomen in het advies van de Stichting van de arbeid over ziekteverzuim. Het zit de PvdA dwars dat in de discussie inzake de Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte en WAO (WULBZ) het eenzijdige beeld wordt geschetst dat Nederland er deplorabel aan toe is omdat er twee keer zoveel WAO'ers zijn als in het omringende buitenland, en dat al het ingezette beleid nergens toe heeft geleid. De realiteit is dat het aantal WAO'ers stijgt, maar gezien de groei van de beroepsbevolking en het appèl op oudere werknemers om langer door te werken, is dat niet onlogisch. In het omringende buitenland zijn de toelatingsvoorwaarden voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering scherper, waardoor zieke werknemers eerder een werkloosheidsuitkering krijgen of, zoals in België, met vervroegd pensioen worden gestuurd. Nederland blijkt naar verhouding veel minder uitkeringsontvangers te hebben dan België, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Soms wordt op basis van genoemd eenzijdig beeld verondersteld dat de 900 000 WAO'ers zo de arbeidsmarkt op kunnen, maar naar schatting een derde ervan heeft naast de uitkering betaald werk. Men moet erkennen dat 600 000 arbeidsongeschikten al langer dan zes jaar zijn aangewezen op de WAO. Vooral de ouderen onder hen komen moeilijk weer aan de slag. Verder zijn er nog 100 000 personen die vanaf hun geboorte of in hun jeugd gehandicapt of chronisch ziek zijn, de WAJONG'ers.

Niet alle ziektes en handicaps zijn uit te bannen. De PvdA-fractie vraagt erkenning voor het gegeven dat er grenzen zijn aan de mate waarin van betrokkenen verlangd wordt fulltime inzetbaar te zijn op de veeleisende Nederlandse arbeidsmarkt. Ook in de augustusrapportage van het CTSV wordt aangegeven dat er grenzen zijn aan de groei van de reïntegratie. Wat is hierop de reactie van de staatssecretaris? Het moet afgelopen zijn met het ondermijnen van de inkomenszekerheid van werknemers die door ziekte of gebrek niet meer volop kunnen meedraaien. Het veroorzaakt paniek bij betrokkenen en het leidt de aandacht af van waar het werkelijk om moet gaan.

Het WAO-debat moet gaan over preventie en reïntegratie. Er zijn nog veel knelpunten, zoals weinig informatie, een weinig actieve reïntegratiepraktijk, zowel in het eerste ziektejaar als in de WAO-periode daaropvolgend, en de gebrekkig geregelde positie van de werknemer. Het is niet duidelijk of de WULBZ heeft geleid tot een daling van het ziekteverzuim. Het landelijk gemiddeld verzuim is gelijk gebleven, rond de 5%, maar er zijn enorme verschillen tussen grote en kleine bedrijven en tussen bedrijfssectoren. Het is daarnaast onduidelijk of kleine bedrijven wel voldoende profiteren van het lagere verzuim. Het is niet bekend waarom het verzuim in de ene sector zoveel hoger is dan in de andere. Waarom steken de onderwijs- en zorgsector zo ongunstig af? In beide sectoren is het verzuim 50% hoger dan gemiddeld en de kans om in de WAO te geraken is twee keer zo hoog. Veel vrouwen, die met name in deze sectoren werken, belanden momenteel in de WAO. Als het verzuim in beide sectoren wordt teruggedrongen, geldt dat ook voor de grotere toestroom van vrouwen in de WAO. Dan hoeft ook niet meer gesproken te worden over de vraag of vrouwelijke werknemers soms in de WAO blijven hangen omdat hun houding ten opzichte van betaald werk te veel wordt beïnvloed door het kostwinnersdenken.

Er zijn grote verschillen tussen sectoren als het gaat om de verzuimcijfers, de in- en uitstroomcijfers van de WAO of het aandeel arbeidsgehandicapten met werk. De sectorcijfers zijn te globaal om er conclusies aan te kunnen verbinden. De uitvoeringsinstellingen weten precies hoe hoog de uitkeringen zijn, maar zij hebben doorgaans geen idee welke van hun WAO'ers direct bemiddelbaar zijn voor werk. Er zijn werkgevers die graag arbeidsgehandicapten in dienst willen nemen. Vaak worden er CAO-afspraken gemaakt over de werving van arbeidsgehandicapten, maar de uitvoering ervan stokt omdat uitvoeringsinstellingen de arbeidsgehandicapten niet kunnen leveren. Hoe is dat mogelijk en op welke wijze kan dit verbeterd worden?

Kan het LISV de opdracht worden gegeven, bruikbare informatie per sector te verzamelen en door te geven aan de Kamer? Het gaat daarbij om het ziekteverzuim per sector, de instroom van WAO-aanvragers, de uitstroomgegevens per sector, het aandeel WAO'ers met betaald werk, al dan niet in deeltijd, en het aandeel arbeidsgehandicapten per sector. Al eerder is gevraagd om in overleg met sociale partners afspraken te maken over streefcijfers inzake het aandeel arbeidsgehandicapte werknemers. Streefcijfers per sector zijn essentieel, anders zullen werkgevers zich weinig gelegen laten liggen aan hun maatschappelijke taak. Er moet haast worden gemaakt met het ontslagverbod voor gedeeltelijk arbeidsgehandicapten. Werknemers die door ziekte of gebrek minder goed uit de voeten kunnen, moeten aan de slag kunnen blijven.

De reïntegratiepraktijk is onvoldoende. In het eerste ziektejaar is de samenwerking tussen Arbo-diensten en uitvoeringsinstellingen niet goed. Bij de wijziging van het poortwachtermodel is erkend dat de afspraken nog niet ver genoeg gaan. Uitvoeringsinstellingen en Arbo-diensten moeten samenwerken gericht op het voorkomen van langdurig verzuim, maar eerstgenoemde instellingen moeten ook controleren of de Arbo-diensten en de werkgevers hun uiterste best doen om WAO-aanvragen te voorkomen. Hoe kan een uitvoeringsinstelling goed samenwerken als zij tegelijkertijd de boeman is die controleert en sanctioneert?

Ook de positie van de werknemer wordt ondermijnd door de dubbele rol van de uitvoeringsinstellingen. Zij moeten adviseren over pogingen om de zieke werknemer bij de eigen werkgever te reïntegreren, maar vervolgens moeten zij ook beoordelen of het eventueel ontslag terecht is als de reïntegratie mislukt. De uitvoeringsinstelling controleert op deze wijze de eigen inspanningen. De rol van de UVI's is nog volop in discussie, maar kan de staatssecretaris toch op genoemd dilemma ingaan?

De PvdA onderschrijft het plan om Arbo-convenanten te sluiten met twintig bedrijfssectoren. Waarom worden de convenanten pas in het najaar van 2000 ondertekend? Kan de staatssecretaris, gezien het hoge verzuim in de sectoren zorg en onderwijs, al in het komend najaar een concreet plan van aanpak opstellen voor deze sectoren, in overleg met werkgevers, vakbonden en verzekeraars, waarin partijen zich vastleggen op het terugdringen van het verzuim?

Uitvoeringsinstellingen en arbeidsvoorzieningen maken afspraken over de in te kopen trajecten voor arbeidsbemiddeling. Er worden afspraken gemaakt over de fase-indeling van werkzoekende arbeidsgehandicapten en hun afstand tot de arbeidsmarkt en bijbehorende budgetten. Op papier ziet het er indrukwekkend uit, maar levert dit meer banen op voor WAO'ers? Biedt dit soelaas aan werkgevers die dringend verlegen zitten om goede arbeidskrachten? Gezien de bevindingen in de CTSV-rapportages valt dit te betwijfelen, want er is bijvoorbeeld amper sprake van directe actieve bemiddeling en er is sprake van een afnemend gebruik van subsidies en andere ondersteunende instrumenten uit de Wet REA. WAO'ers worden gekeurd, herkeurd, gefaseerd, getrajecteerd en soms geschoold, maar zijn er wel genoeg functionarissen bij de UVI's en de arbeidsbureaus die werkgevers rechtstreeks vragen of zij nog goede mensen kunnen gebruiken? Wat is de reactie van de staatssecretaris op de bevinding van het CTSV dat van zulke directe actieve bemiddeling amper sprake is?

Al eerder is gevraagd het recht op reïntegratie van de werknemers vorm te geven. De Kamer is in afwachting van de uitwerking daarvan. Eenwerknemer kan een uitvoeringsinstelling altijd om advies vragen, maar moet ook rechtstreeks voorzieningen kunnen aanvragen, actieve bemiddeling kunnen verlangen en heeft recht op begeleiding van een arbeidsdeskundige. Het CTSV stelt dat de helft van de arbeidsongeschikten geen hulp krijgt ten behoeve van reïntegratie bij een nieuwe werkgever.

Voor de direct te bemiddelen WAO'ers moet alles uit de kast worden gehaald. Kan worden uitgezocht waarom de reïntegratiepraktijk niet aan de verwachtingen voldoet? Het CTSV is kritisch. TNO ondervroeg Arbo-diensten naar het gebruik van REA-instrumenten. De bevindingen daaromtrent zijn niet rooskleurig. Uit nieuwe cijfers van het LISV blijkt dat het aantal plaatsingen achterblijft. Het is dan ook goed om een aantal hoorzittingen te organiseren ten behoeve van een beter beeld van de dagelijkse reïntegratiepraktijk. Functionarissen van Arbo-diensten, arbeidsbureaus en uitvoeringsinstellingen, werkgevers, ondernemingsraden en personeelschefs kunnen aangeven wanneer en onder welke voorwaarden het wel lukt en de belemmeringen noemen. De hoorzittingen zijn bedoeld naast de al eerder afgesproken evaluatie van de Wet REA. Het moet mogelijk zijn om de gegevens eerder dan mei 2000 aan te leveren, waarmee ook wordt voldaan aan de eis om na anderhalf jaar te evalueren.

Kan de staatssecretaris op korte termijn reageren op de uitkomst van een recent CTSV-onderzoek naar de wijze waarop uitvoeringsinstellingen omgaan met keuringsstandaarden en het FIS, zodat een apart overleg kan plaatsvinden over de keuringspraktijk, de standaarden en de bevindingen van het CTSV?

De augustusrapportage van het CTSV krijgt wellicht een andere vorm. De Kamer heeft via de motie-Wöltgens gevraagd om een jaarlijkse onafhankelijke beoordeling van de ontwikkelingen rondom arbeidsongeschiktheid. Mevrouw Smits ging ervan uit dat het CTSV onafhankelijk onderzoek kan blijven verrichten ten behoeve van de rapportage.

De heer Wilders (VVD) deelde mee de lichte stijging van het ziekteverzuim zorgelijk te vinden. Naast de hoogconjunctuur en de gespannen arbeidsmarkt zijn andere factoren daaraan debet. Zieke mensen worden vaak te laat benaderd met het oog op een vroege werkhervatting. Met name in het eerste ziektejaar is veel winst te behalen. Hoe staat het met de voortgang op dat punt? Een andere oorzaak is dat groepen die onder het zogenaamde «vangnet» van de Ziektewet vallen, zoals de flexwerkers, vaak een dubbel zo hoge verzuimstijging kennen dan de groepen die vallen onder het geprivatiseerde deel ervan. Het lijkt dat de kosten van het ziekteverzuim massaal worden afgewenteld op de collectiviteit. De Raad van State, die hiervoor in zijn advies bij de WULBZ al heeft gewaarschuwd, blijkt nu gelijk te krijgen. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om flexwerkers uit het collectieve vangnet te halen? Bekeken moet worden wie verantwoordelijk moet worden gesteld voor de kosten: de uitzendbureaus of de inlener, maar niet de flexwerkers.

Een andere oorzaak is het totale gebrek aan financiële prikkels bij de zieke werknemer. Er worden nauwelijks arbeidsvoorwaardelijke prikkels toegepast en als dit al het geval is, gebeurt dat met name bij de kleinere bedrijven, die een lager verzuim en een geringere verzuimstijging kennen dan de grotere bedrijven. Het gaat met name om het doorbetalen van 100% loon bij ziekte in plaats van 70%. Eerder heeft de staatssecretaris gezegd dat de aanvulling van ziekengeld tot 100% onverstandig is en dat mensen hun ziekte in hun portemonnee moeten voelen. Aanvullingen tot 100% zijn mede debet aan een hoge instroom in de Ziektewet en uiteindelijk ook in de CAO. Sociale partners voeren dan ook een schijnsociaal beleid. Vakbonden bedrijven belangenbehartiging voor de korte termijn. Het is de vraag hoe sociaal dat is. Wat is de reactie van de staatssecretaris op het feit dat uit een recent internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat in Nederland het aantal personen dat gedurende drie maanden ziek is anderhalf tot vier maal zo hoog is dan elders, omdat er geen sprake is van inkomensachteruitgang bij ziekte, incentives ontbreken om te herstellen en er een langere ontslagbescherming geldt bij ziekte? Wil de staatssecretaris het initiatief nemen om de onwenselijke gevolgen van het aanvullen van het ziekengeld tot 100% met sociale partners te bespreken, bijvoorbeeld tijdens het najaarsoverleg? Is hij van mening dat bepalingen in CAO's wegens strijdigheid met het algemeen belang niet meer algemeen verbindend mogen worden verklaard?

Desgevraagd deelde de heer Wilders mee dat het niet de bedoeling is de afspraken in het kader van het najaarsoverleg te frustreren, maar het onderwerp moet aan de orde gesteld kunnen worden. Uit onderzoek blijkt dat het ziekteverzuim en de instroom in de WAO hoog zijn omdat er geen arbeidsvoorwaardelijke prikkels zijn. Het gaat daarbij niet alleen om loondoorbetaling, maar ook om het inleveren van vakantiedagen bij ziekte. Het hoeft daarbij niet te gaan om een verlaging tot 70%, maar om een percentage tussen de 70 en 100. Er moet maatwerk worden geleverd. Bijverzekeren moet niet verboden worden, maar de gevolgen ervan moeten in ogenschouw worden genomen.

De VVD-fractie maakt zich grote zorgen over de instroom in de WAO, zeker gezien de stijging in de afgelopen maanden. Het aantal van 900 000 arbeidsongeschikten is een nationale schande. Het is een gotspe dat een op de drie arbeidsongeschikten om psychische redenen een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt. Het is niet bekend wat het precieze aantal arbeidsongeschikten eind dit jaar zal zijn, maar wel dat het aantal uitkeringen in 1998 ten opzichte van het jaar ervoor, gecorrigeerd met de eenmalige toename uit het ABP, met 16 000 is gestegen. Ook de instroomkans is toegenomen van 1,3% naar 1,5%. In de sociale nota 2000 staat dat het aantal arbeidsongeschikten sterker stijgt dan de beroepsbevolking, namelijk van 12,2% in 1998 naar 12,4% dit jaar. Een op de acht personen van de beroepsbevolking is arbeidsongeschikt. Ook de regering weet het klaarblijkelijk niet meer precies, want de ramingen worden bijna maandelijks als een soort dagkoers naar boven bijgesteld. Er wordt nu gerekend op ongeveer hetzelfde aantal als begin dit jaar voor 1999 is geraamd, zonder plan van aanpak. Het in het plan van aanpak geraamde aantal arbeidsongeschikten voor volgend jaar is in een halfjaar met 5 000 naar boven bijgesteld, van 912 000 naar 917 000. Economisch gaat het goed, maar wat zijn de gevolgen bij economische tegenwind? Kan de staatssecretaris aangeven waardoor de stijging wordt veroorzaakt? Hij heeft in interviews gezegd dat er een serieuze kans is dat hij zijn eigen streefcijfers niet haalt. In het Rotterdams Dagblad heeft hij gezegd dat het er niet toe doet of er eind dit jaar 5 000 WAO'ers meer of minder zijn, omdat het hoe dan ook een te hoog cijfer is. De VVD-fractie is het met dat laatste eens, maar niet met het eerste. Met het plan van aanpak wordt beoogd, het aantal arbeidsongeschikten met 4000 per jaar terug te dringen. De uitgangspositie ten aanzien van het WAO-dossiers is bijzonder kwetsbaar.

In maart heeft de VVD-fractie de coalitiepartners voorgelegd het regeerakkoord open te breken om aanvullende maatregelen te nemen. Dit voorstel werd niet gesteund door PvdA en D66. Aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk om het volume aanzienlijk terug te dringen. Op termijn hoeft dan niet meer gediscussieerd te worden over hoogte en duur van de uitkering. De VVD-voorstellen zouden het aantal arbeidsongeschikten fors verminderen en de ramingen zouden niet meer bijna maandelijks opwaarts bijgesteld hoeven te worden.

In maart is ook gesproken over het slecht naleven van de verzekeringsgeneeskundige standaard «geen duurzaam benutbare mogelijkheden», waardoor te veel mensen direct medisch volledig arbeidsongeschikt worden verklaard. De staatssecretaris heeft dit gelukkig ter hand genomen. De hoop is dat snel verbetering optreedt. Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over recente berichtgeving waarin melding wordt gemaakt van misstanden bij keuringen? Een apart overleg daarover is gewenst.

Er zijn signalen dat aanzienlijk forser dan verwacht verzekeringen worden gesloten die de effecten van de premiedifferentiatie in de WAO voor werkgevers sterk afdempen en verschuiven naar verzekeraars. De vragen van de VVD-fractie over de effecten hiervan, mogelijk ook op het WAO-volume, zijn door de staatssecretaris nog niet beantwoord. Het belang van de rol van de verzekeraars neemt toe en heeft te weinig aandacht gekregen. Wil de staatssecretaris toezeggen dat er een integrale analyse wordt opgesteld, bijvoorbeeld in de vorm van een notitie over de rol van verzekeraars? Het gaat dan om het eerste en tweede spoor van reïntegratie, de verhouding tot zowel de werkgever, Arbo-dienst en UVI en de interactie daartussen, het gebruik van eigen middelen en op reïntegratie gerichte organisaties alsook het gebruik van wettelijke reïntegratie-instrumenten en de onderlinge samenhang en het privacyaspect ten aanzien van informatie-uitwisseling over zieke werknemers en de (on)mogelijkheden.

Op het gebied van reïntegratie is zeer veel winst te behalen, maar niettemin mag niet worden gedaan alsof het alleen maar kommer en kwel is. Uit eerdergenoemd internationaal onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat Nederland van alle onderzochte landen het hoogste werkhervattingpercentage kent en de grootste kans op werkhervatting na een jaar, vooral bij de eigen werkgever. Bovendien blijkt uit onderzoek van TNO-Arbeid dat het aantal werkende arbeidsgehandicapten geschat kan worden op meer dan 1,9%, zelfs op 5%. Eerder dit jaar werd bekend dat een aanzienlijk groter aantal gedeeltelijk en volledig arbeidsongeschikten dan werd gedacht al werkt. Is hierover al meer bekend? Dat gegeven is relevant voor het totaal aantal gereïntegreerde arbeidsongeschikten. De Wet REA is gelukkig niet synoniem voor reïntegratie. Het aantal gebruikte wettelijke reïntegratiemiddelen daalt gestaag, maar zowel het aantal bedrijven waar arbeidsgehandicapten werken als het aantal gehandicapten zelf stijgt weer, aldus de laatste rapportage van het SZW-werkgeverspanel. Het is interessant dat een veelvoud van bedrijven die reïntegratiemiddelen toepassen, dit voor eigen rekening doet in plaats van met REA-middelen. Het aantal bedrijven dat uitsluitend een wettelijk middel toepast, is zelfs gedaald van 5% naar 2%. Dit verklaart de onderuitputting van de REA-gelden. Hoe groot is deze? De VVD-fractie heeft niets tegen een groter gebruik van niet-wettelijke reïntegratiemiddelen, maar is wel van mening dat in het belang van reïntegratie een beter gebruik van de Wet REA gewenst is. De heer Wilders sloot zich aan bij de suggestie van mevrouw Smits inzake hoorzittingen. De VVD-fractie prijst het kabinet voor het eindelijk op 1 januari a.s. afschaffen van de verplichte inkoop van reïntegratietrajecten bij de arbeidsvoorziening. Hoe meer maximale marktwerking bij reïntegratie hoe beter. De VVD-fractie hecht groot belang aan verbetering van de reïntegratie. De coalitiepartijen hebben een motie terzake ingediend. Ook al staan daar enige voorstellen in die al in ontwikkeling zijn of nog in een experimentele fase verkeren, is het een signaal om meer haast te maken op dit belangrijke dossier.

Mevrouw Schimmel (D66) merkte op dat het kabinet vorig jaar heeft gekozen voor een sluitende aanpak ter bestrijding van de langdurige werkloosheid. D66 had liever gezien dat de keuze was gevallen op een sluitende aanpak ter bestrijding van de instroom in de WAO en het voorkomen van langdurige arbeidsongeschiktheid. Hoe staat het met de uitvoering van de door de coalitiepartijen ingediende motie over de sluitende aanpak? Er dienen liefst in overleg met de sociale partners concrete doelen te worden gesteld, met streefcijfers per sector. De aanpak in het eerste jaar moet verbeterd worden. Het valt op dat in de augustusrapportage van het CTSV de bureaucratische elementen in de in mei-juni jl. afgesproken nieuwe aanpak enigszins worden bekritiseerd. Gezien de grote instroom op basis van psychische klachten moet het streven erop zijn gericht om in het eerste jaar een convenant met betrokken partijen te sluiten. Bezien moet worden of deze klachten op een bepaalde manier behandeld kunnen worden, zodat er meer greep komt op genoemde instroom.

Bij het stellen van concrete doelen hoort ook het introduceren van het recht op reïntegratie, begeleiding en een terugkeerbudget. De staatssecretaris heeft meegedeeld dat het advies van de Stichting van de arbeid naar aanleiding van de uitvoering van genoemde motie verdeeld was. De werkgevers zijn tegen een wettelijk recht op reïntegratie en de werknemers ervoor. Het is dan ook niet duidelijk wat er zal gebeuren. Mevrouw Schimmel hechtte zeer aan het recht op reïntegratie als nieuw principe in de sociale zekerheid. Men wordt meer verantwoordelijk gesteld voor terugkeer naar de werkplek dan wel werkhervatting bij een andere werkgever en men dient daarbij niet volledig afhankelijk te zijn van bijvoorbeeld uitvoeringsinstellingen. In de rapportage van het CTSV wordt gemeld dat het is voorgevallen dat het arbeidsbureau een aantal arbeidsgehandicapten, aangeleverd door de UVI, indeelde in fase vier, waardoor zij niet meer voor bemiddeling in aanmerking kwamen. Men moet daarop ook zelf invloed kunnen uitoefenen. Een recht op een arbeidsplaats kan niet gegeven worden, maar wel het recht op goede informatie, begeleiding, een terugkeerbudget en beroep en bezwaar tegen een fase-indeling.

De staatssecretaris heeft kenbaar gemaakt dat de keuringspraktijk verbeterd moet worden en zich meer moet richten op reïntegratie. Uit de augustusrapportage blijkt dat de keuringspraktijk slecht is aan te sturen; het LISV heeft er via de richtlijnen nauwelijks greep op. Het LISV lukt dit wel via het FIS. Gebleken is dat dit bevooroordelend werkt. Hogere functies krijgen sowieso een hogere arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar het FIS heeft een vliegwieleffect. De richtlijnen blijken door de verzekeringsartsen niet te worden nageleefd, omdat zij vinden dat deze volstrekt onrechtvaardig zijn. De keuringspraktijk is te weinig gericht op het begeleiden van mensen naar een volgende arbeidsplek. Mevrouw Schimmel pleitte voor een vorm van parlementair onderzoek om daarop greep te krijgen.

De privatisering van de Ziektewet lijkt, aldus het CTSV, niet zoveel op te leveren als ervan werd verwacht, met name omdat door conventioneel verzekeren het effect wordt gedempt. Mevrouw Schimmel vroeg zich af waarom de staatssecretaris dit bestrijdt. Een teruggang naar de publieke verzekering levert overigens ook niets op. De huidige praktijk moet verbeterd worden. Het valt op dat het ziekteverzuim onder flexwerkers is gestegen. Kunnen de uitzendbureaus eigen risicodrager worden?

Ook al is het aantal aanstellingskeuringen verminderd, in de praktijk blijkt dat er vragen over de gezondheid tijdens de sollicitatieprocedure worden gesteld, ook al is dat wettelijk verboden. Een van de onderdelen van eerdergenoemde motie is dan ook het opnemen van sanctiebepalingen in de Wet medische keuringen. Het moet mogelijk zijn om door wettelijke maatregelen ongewenste effecten van de privatisering van de Ziektewet tegen te gaan.

Sociale Zaken stelt dat de markt voor Arbo-diensten 10% bedraagt, maar uit onderzoek blijkt dat de markt voor verzuimpolissen even groot is als die voor Arbo-dienstverlening, namelijk 50%. Wat is de reactie van de staatssecretaris op de constatering in het Financieele Dagblad dat de kosten niet gedaald zijn en zelfs zullen stijgen omdat ook de premies de komende jaren zullen stijgen?

Mevrouw Schimmel deelde mee de opmerkingen van mevrouw Smits te onderschrijven over het onafhankelijk onderzoek door het CTSV, dat geen bedreiging vormt, maar juist een vooruitgang is. Het biedt de mogelijkheid tot veranderingen.

Wat vindt de staatssecretaris van het pleidooi van de Stichting van de arbeid in een nota over ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid voor transparantie van de Arbo-dienstverlening, onder meer door ontwikkeling van een benchmarkingsysteem?

Mevrouw Schimmel deelde mee de staatssecretaris vragen te doen toekomen ter aanvulling op de vragen die hij de verzekeraars voorlegt over medische keuringen.

De heer Harrewijn (GroenLinks) wees allereerst op de interessante gegevens die naar voren komen uit de internationale vergelijking zoals de cijfers over reïntegratie en arbeidsongeschiktheid gerelateerd aan het totale uitkeringsgerechtigdenbestand.

De problemen bij reïntegratie moeten vooral in het eerste ziektejaar worden aangepakt. Het percentage WAO'ers is vergeleken met de beroepsbevolking redelijk stabiel, namelijk 9,7 à 9,8. De samenstelling van het WAO-bestand is in tien jaar aanzienlijk veranderd. Veel vaker heeft men in combinatie met de WAO een baan. Paniekreacties zijn niet nodig en er is geen reden, de discussie over duur en hoogte van en de aanvulling op de uitkering te openen.

De recente berichtgeving over de keuringspraktijk mag niet tot de Pavlovreactie leiden dat gepleit wordt voor strengere keuringen. Het effect kan zijn dat de WAO er is voor de hoger opgeleiden en rijken en anderen via de WW afvloeien naar de bijstand. De vraag is op welke wijze men kan toetreden tot de arbeidsmarkt en niet hoe volumes omlaag gebracht kunnen worden.

In de augustusrapportage van het CTSV valt op dat de herplaatsing na ziekte in het eerste ziektejaar een groot probleem is, maar ook herplaatsing van degenen die al in de WAO zitten. Van de volledig arbeidsongeschikten zoekt 23% zelf naar werk en 37% is van mening dat hun mogelijkheden om terug te keren bij de werkgever niet zijn benut. Er is discrepantie tussen de activiteiten die men zelf ontplooit en de prestaties van de instituties, mede vanwege bureaucratische stroperigheid. Instituties zijn nog te veel met hun producten bezig, zoals het schrijven van rapporten, het beoordelen van reïntegratieplannen, het registreren van verzuim, het opstellen van risico-inventarisaties en -evaluaties; nuttig en goed werk, maar de te reïntegreren zieke of arbeidsongeschikte is te weinig in beeld. Er is sprake van institutionele zwakte. De Arbo-diensten zijn niet snel en niet goed van start gegaan. De formele taken, zoals risico-inventarisatie en -evaluatie, verzuimregistratie, spreekuur, het onderhouden van relaties met bedrijven en UVI's lijken op orde, maar het wachten is op de uitwerking van de relatie met de klant. Ook de UVI's disfunctioneren op het terrein van de reïntegratie. Er komen klachten uit het gehele land van instanties die concrete reïntegratieactiviteiten ondernemen. Zij krijgen geen reactie of onjuiste gegevens van de UVI's, terwijl men mensen kan plaatsen. Waarom treedt er geen verbetering op?

Ook de poortwachterfunctie blijkt niet te werken. Er wordt slechts papier verschoven tussen Arbo-diensten en UVI's. Er zijn voor de zomer afspraken over verbeteringen gemaakt, maar de heer Harrewijn hield toch nog enige aarzelingen. Een verplicht reïntegratieadvies wordt door de UVI pas gegeven als het wordt aangevraagd. Ook dat advies kan weer verworden tot geduldig papier. Waarop is het vertrouwen gebaseerd dat een advies op papier ook tot leven komt? In de praktijk lijkt er nog niet veel gebeurd te zijn. Zit er enig schot in de veranderingen? Hoe is de uitwerking ervan in de praktijk?

De UVI's zijn nooit anders geweest en zullen nooit anders worden dan administratiekantoren. Hun computersystemen registreren geen arbeidsmarktrelevante gegevens. Men staat nog steeds met de rug naar de CWI's, terwijl het streven er nu juist op is gericht om werk en inkomen bijeen te brengen. In de CWI's houdt men zich bezig met de invoering van het cliëntvolg- en communicatiestelsel (CVCS), dat nog onvoldoende geschikt is voor matching met de arbeidsmarkt. Sluiten de systemen van de UVI's aan op het CVCS? Er wordt 800 mln. gestoken in een nieuw computersysteem van het GAK. Sluit ook dat systeem wel aan op het CVCS?

Er is nog steeds geen sprake van arbeidsdeskundige begeleiding door de UVI's, gericht op werk. Het gaat nog steeds vooral om een arbeidsdeskundige beoordeling. Moet naast claimbeoordeling de verantwoordelijkheid voor reïntegratie en casemanagement niet eerder een plek krijgen in de CWI's? Is het einde van de privatisering van de UVI's nu in zicht of wacht de staatssecretaris nog een maand met deze mededeling? Een samenwerkingsverband met de CWI's biedt de mogelijkheid om op basis van een publieke verantwoordelijkheid met publieke middelen fors te investeren.

De problemen in de uitvoering waren voor GroenLinks een van de redenen om bij de algemene beschouwingen de collega-fracties op te roepen om zich achter het idee van een eigen onderzoek door de Kamer te plaatsen. In aansluiting op de suggestie van mevrouw Smits inzake hoorzittingen, stelde de heer Harrewijn voor om een serie hoorzittingen te houden over een aantal thema's, zoals de uitvoering, maar ook het functioneren van wettelijke instrumenten, bijvoorbeeld in het kader van de Wet REA. In het SZW-werkgeverspanel en in de CTCS-rapportage wordt gesignaleerd dat sinds de invoering van de WULBZ minder gebruik wordt gemaakt van wettelijke middelen voor integratie. Het CTSV verwacht geen trendbreuk op basis van de Wet REA. Uit onderzoek blijkt dat reïntegratie bij een andere dan de eigen werkgever in 1998 moeilijker was dan in 1991. Nieuwe werkgevers zijn in 1998 voorzichtiger dan in 1991 en bieden minder vaak een vast contract aan. Ook de Arbo-diensten klagen over trage besluitvorming bij UVI's en over budgetten. De heer Harrewijn noemde het voorbeeld van een werkgever die bereid was, een bijdrage te leveren aan de omscholing van een werknemer zodat deze elders aan het werk kon, maar vervolgens de complete rekening moest betalen. Waarom kan een REA-budget niet aan een werknemer worden gekoppeld?

De heer Harrewijn pleitte voor onderzoek naar de uitwerking van de WULBZ, want het is vreemd dat het ziekteverzuim met 10% oploopt. Ook het doorverzekeren van werkgevers mag daarbij ter discussie worden gesteld. Het gaat om de vraag of het systeem werkt. Is voor kleinere werkgevers een jaar lang eigen verantwoordelijkheid wellicht te zwaar?

In het vervolgtraject moeten de cliënt en de werkgever die de aangepaste baan moet leveren centraal staan. Het is van belang dat er overeenstemming komt over de streefcijfers. Sectoren moeten daaraan meer gebonden worden. In het najaarsoverleg dient dit onderwerp aan de orde te komen. Voortvarend moet worden doorgegaan met het persoonsgebonden budget voor een cliënt.

Degenen die vanuit de WAO weer aan het werk gaan en een lager loon accepteren, krijgen vervolgens ook een lager pensioen. Telkenmale wordt voor deze problematiek naar de pensioenfondsen verwezen. Kan de staatssecretaris actie ondernemen op dit punt, al is het maar in de vorm van het bieden van een tussenoplossing?

De heer De Wit (SP) vroeg zich af op basis van welke rapporten de staatssecretaris in NRC/Handelsblad stelde: «Ik ben heel tevreden». De conclusies uit de augustusrapportage zijn confronterend: de privatisering van de Ziektewet en de maatregelen in de WAO beantwoorden niet aan het beoogde doel, te weten de beperking van het aantal arbeidsongeschikten en de bevordering van de arbeidsdeelname.

De oorzaken van arbeidsongeschiktheid zijn belangrijk als gestreefd wordt naar het aanpakken van de problemen. De belangrijkste maatregelen ter beperking van de instroom in de Ziektewet en de WAO liggen op het bordje van de werkgevers. Zij moeten zich richten op de arbeidsomstandigheden. Afgewacht moet worden of de gesloten convenanten het gewenste effect hebben, te weten minder arbeidsongeschikten.

Er is sinds 1996/1997 sprake van een toename van het verzuimpercentage van 10 in plaats van een afname met 10. De uitkomst is nu 5%. Sinds de invoering van de Ziektewet doen zich een aantal negatieve effecten voor, zoals risicoselectie op basis van leeftijd en gezondheid, het ontstaan van voorrangszorg, werkgevers die zelf doktertje spelen door in de sollicitatieprocedures gezondheidsvragen te stellen en werknemers die gedreigd worden met ontslag of ontslagen worden omdat zij een te hoog ziekteverzuim hebben. Zijn deze effecten voorzien? De SP is van mening dat de vraag aan de orde is of de privatisering van de Ziektewet moet worden teruggedraaid. De minister-president heeft bij de algemene beschouwingen twijfels geuit over de in gang gezette privatisering en heeft de deur opengelaten om daarop terug te komen.

Een mogelijke oorzaak van een hoger ziekteverzuim onder flexwerkers kan zijn dat zij geen enkel perspectief hebben en worden opgejaagd, omdat zij van de ene baan in de andere terechtkomen, met steeds wisselende omstandigheden. De aard van het werk kan er dus toe leiden dat men sneller ziek wordt.

In 1995 kreeg de toenmalige staatssecretaris Linschoten het voor zijn kiezen toen hij naar aanleiding van de door de metaalwerkgevers aangekondigde weigering om loon bij ziekte aan te vullen tot 100% in verband met de nieuwe Ziektewet zei, daarin niet wilde treden, omdat dit een zaak is van de sociale partners. Onderschrijft de staatssecretaris dit verstandige standpunt van zijn voorganger? Terecht maken de vakbonden afspraken met de werkgevers over de aanvulling. De mogelijkheid van een niet-algemeenverbindendverklaring is dan ook niet aan de orde.

Ten aanzien van de WAO blijven de uitstroomcijfers achter bij de gestelde doelen. Wat vindt de staatssecretaris van de suggestie van GroenLinks om een quotumverplichting in te voeren van 3%, te beginnen bij bedrijven met 35 werknemers of meer?

Reeds geruime tijd worden er kritische opmerkingen gemaakt over het FIS ten behoeve van de keuringen. Dit systeem moet dan ook in de discussie betrokken worden.

De heer De Wit sloot zich aan bij de vragen van de heer Wilders over de PEMBA en het effect van herverzekeren. Hoe staat het met de ME-richtlijn? Ieder onderzoek naar WAO-keuringen kan op de steun van de SP-fractie rekenen.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA) onderschreef het droevige beeld dat door de heer Wilders is geschetst over ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en de effecten van de reïntegratiemaatregelen. Op basis van de augustusrapportage van het CTSV kan worden vastgesteld dat het ziekteverzuimpercentage tot 1997 is gedaald en nu licht stijgt, dat de doelstelling van de WULBZ, een daling van 10%, niet wordt gehaald, dat de daling van het beroep op de uitkeringen tot stilstand is gekomen en dat het aandeel van arbeidsongeschikten met werk in tien jaar niet is verbeterd, dat het streefcijfer van 5% niet is gehaald en dat men, als men werkt, dat in vier van de vijf gevallen doet bij de eigen werkgever. Ten slotte kan geconstateerd worden dat de Wet REA geen trendbreuk heeft opgeleverd, maar wellicht kan dat nu ook nog niet verwacht worden. Er is alle aanleiding voor een fundamenteel debat, waarin het menselijke aspect vooropstaat.

Het CTSV stelt dat er sprake is van een stijging van het ziekteverzuim en dat herverzekeren het WULBZ-risico aanzienlijk dempt. Uit het SZW-werkgeverspanel blijkt dat het verzuim bij verzekerde bedrijven hoger is dan bij onverzekerde bedrijven. Kan de staatssecretaris hierop ingaan? Kan in de evaluatie van de WULBZ de sinds 1996 van kracht zijnde loondoorbetalingverplichting aan de orde komen? Mevrouw Bijleveld deelde mee dat zij het op het punt van de loondoorbetalingverplichting en het algemeen verbindend verklaren geheel eens is met de heer Linschoten dat dit een zaak is van sociale partners.

De kosten van het ziekteverzuim voor de werkgever zijn door herverzekering sterk verminderd. Na invoering van de WULBZ is dat 1,7% van de loonsom en daarvoor was dit 2,2%. In het kader van de prikkeltheorie van de staatssecretaris is dat merkwaardig, want de WULBZ was in de eerste plaats bedoeld om het verzuim terug te dringen en niet de kosten ervan. Er moest juist een financiële prikkel uitgaan naar de werkgever. Ook al worden de premies verhoogd en wordt er een eigen risico ingevoerd, dan nog blijft het goedkoper voor de werkgever. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de premieontwikkeling in de toekomst? Verwacht hij daarvan het gewenste effect? Wil de staatssecretaris ingaan op het grote verschil in de verzuimcijfers tussen grote en kleine bedrijven? Mevrouw Bijleveld steunde het verzoek van de heer Wilders om een notitie over de rol van de verzekeraars.

De staatssecretaris heeft een aantal voorstellen gedaan ter verbetering van het functioneren van het poortwachtermodel in de overgang naar de WAO. Wanneer zullen de wetswijzigingen aan de Kamer worden voorgelegd?

Het is een grote zorg dat ondanks een strengere keuring het volume van de arbeidsongeschiktheid niet echt daalt. Een van de problemen is het gebrek aan instrumenten om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen bij psychische problemen, waardoor men bij twijfel relatief vaak volledig arbeidsongeschikt wordt verklaard. Op welke wijze denkt de staatssecretaris hierin verbetering aan te brengen? In 48% van de gevallen wordt de keuring slechts uitgevoerd door de verzekeringsarts, dus zonder een arbeidsdeskundige, en vaak met als uitkomst volledige arbeidsongeschiktheid. Onderschrijft de staatssecretaris dat dit alleen bij uitzondering mag gebeuren en zo ja, wat denkt hij daaraan te doen? Mevrouw Bijleveld sloot zich aan bij de vraag van mevrouw Schimmel over het FIS. Waarom worden lagere functies benadeeld?

Uit de rapportage van het CTSV komen organisatieknelpunten naar voren. Er blijkt sprake te zijn van een soort mismatch tussen de doelstellingen en de handelingen van de verschillende uitvoeringsinstellingen. Een actiever en vroegtijdiger ingrijpen in het eerste ziektejaar is sterk gewenst. De prioriteitsstelling bij de UVI's is niet altijd gericht op volumebeheersing, maar meer op het tijdig laten verlopen van procedures. Er is ook sprake van een veel te terughoudende opstelling bij de bemiddelingsinstanties, met name de UVI's en arbeidsbureaus. Voorts is het LISV wel verantwoordelijk voor de uitvoering, maar geen uitvoerder. De kwaliteit van de beoordeling door de UVI's kan niet worden gegarandeerd. Richtlijnen voor de beoordeling zijn of niet bekend of multi-interpretabel. Volumebeheersing blijkt geen doel te zijn en zou dat wel moeten zijn, onder meer te bereiken door preventie, reïntegratie en strenger keuren. Wat denkt de staatssecretaris daaraan te doen?

De maatregelen van het vorige en het huidige kabinet met betrekking tot Ziektewet en WAO hebben geen daling van het verzuim en de arbeidsongeschiktheid tot gevolg gehad. Er is slechts sprake van financiële verantwoordelijk van de werkgever en van papieren reïntegratie, omdat verplichtingen ten opzichte van de UVI niet de juiste prikkel opleveren om aan het herstel van de zieke werknemer te werken. Effect wordt slechts bereikt als men zich in het eerste ziektejaar richt op herstel. Het blijkt dat men daarbij met name naar de eigen werkgever moet kijken. Integreren terwijl men al in de WAO zit blijkt minder goed mogelijk te zijn.

Aanvullende maatregelen zijn nodig, zoals het vroeg ingrijpen op basis van de verplichtingen en een herstelplan, op te stellen als onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Na drie maanden moet er al iets worden gedaan. In tweede instantie dient gedeeltelijk herstel en verlenging van de Ziektewet ingezet te worden als herstel nog mogelijk is. Het gaat daarbij met name om de psychische gevallen, omdat daarvoor soms een langer behandeltraject geldt. Als betrokkenen al instromen in de WAO, komen zij daar niet zo gemakkelijk weer uit, dus men kan beter nog in dienst zijn bij de eigen werkgever. Alle mogelijke maatregelen die een bijdrage leveren aan herstel moeten worden ingezet, ook het werken op basis van streefcijfers. In het herstelplan worden verplichtingen opgenomen voor zowel de werkgever als de werknemer. Als een van beide zich er niet aan houdt, moeten daar sancties op staan.

Mevrouw Bijleveld memoreerde de nogal boude uitspraken van de staatssecretaris over vrouwen in de WAO. De sterkere groei van de instroom van vrouwen in de WAO dient echter afgezet te worden tegen hun aandeel op de arbeidsmarkt. Zowel absoluut als relatief zitten er veel meer mannen in de WAO, maar jammer genoeg halen vrouwen hun achterstand in. Dat houdt nog niet in dat vrouwen eenzelfde soort arbeidsethos als mannen moeten ontwikkelen, zoals door de staatssecretaris naar voren is gebracht. Er dient eerder een cultuuromslag te worden gemaakt, gericht op het verrichten van meer zorgtaken door mannen. Is de staatssecretaris van mening dat kennis over werkdruk en emotionele belasting bij de Arbo-diensten nog veel tekortschiet en dat deze nodig is om de toenemende instroom van vrouwen in de WAO te keren?

Mevrouw Bijleveld bracht nog naar voren, de CTSV-rapportages bijzonder op prijs te stellen. Het is de vraag of het voornemen om alleen nog uitvoeringseffectrapportages te maken voldoende zal zijn. Het voornemen strook niet met de intentie van de motie-Wöltgens, terwijl de huidige rapportages dat wel doen.

Het antwoord van de regering

De staatssecretaris deelde mee dat de zin «Ik ben heel tevreden» sloeg op zijn gesprek met UVI's en het LISV over de claimbeoordeling.

De WAO blijft een beladen onderwerp omdat het een van de weinige grote sociaal-economische problemen is dat nog rest. In een tijd van voorspoed neemt het probleem eerder toe dan af. Bijzondere waakzaamheid is dan ook vereist, zodat ontsporing kan worden voorkomen. De bruto-WAO-cijfers geven een vertekend beeld. Er blijken veel meer WAO'ers te werken dan werd gedacht. Verder kan de reïntegratie van arbeidsongeschikten meer bevorderd worden. In het eerste ziektejaar moet sneller worden ingegrepen, zodat arbeidsongeschiktheid vermeden wordt. Op dat terrein is er nog een wereld te winnen.

Er heeft geen bijstelling van de ramingen plaatsgevonden. Er circuleren echter verschillende cijfers, zoals eindejaarscijfers en gemiddeldecijfers waardoor verwarring ontstaat. Gezien de ontwikkeling over het eerste halfjaar van 1999, wordt de geraamde volumeontwikkeling waarschijnlijk licht overschreden. Geruststellend is dat er in het eerste halfjaar van 1999 ten opzichte van dat van 1998 sprake is van een daling. Het eerste kwartaal van dit jaar waren de cijfers overigens slechter dan de maanden daarna, terwijl het plan van aanpak nog steeds in de steigers staat en het echte werk nog moet beginnen. Hoewel de volumes wat sneller stijgen dan verwacht, is de gemiddelde hoogte van de uitkeringen lager dan verwacht, zodat het financieel beslag van de WAO waarschijnlijk niet hoger wordt dan was aangenomen. Het is ook vanuit sociaal oogpunt goed dat er minder volledig arbeidsongeschikten in de WAO instromen.

De brutocijfers inzake de WAO zijn enigszins misleidend omdat er veel meer arbeidsongeschikten werken dan altijd werd verwacht. Uit nadere informatie van het LISV, waarvan de Kamer binnenkort op de hoogte zal worden gesteld, blijkt dat van de 215 000 gedeeltelijk arbeidsongeschikten 54%, vaak bij de eigen werkgever, werkt. Het ziet ernaar uit dat voor de nieuwe lichting gedeeltelijk arbeidsongeschikten dit percentage nog hoger ligt, zelfs boven de 60. Van de 500 000 volledig arbeidsongeschikten werkt ongeveer 11%. In totaal werken 167 000 arbeidsongeschikten, ruim 23% van het totale bestand. Het is zeker opmerkelijk dat dit 2,5% van de beroepsbevolking is, terwijl onderzoek, bijvoorbeeld van het SZW-werkgeverspanel, uitkomt beneden de 2%. Klaarblijkelijk weten werkgevers vaak niet eens dat zij een arbeidsongeschikte in hun bestand hebben. Het percentage van 2,5 is des te opmerkelijker omdat daarbij de arbeidsgehandicapten die geen uitkering hebben niet zijn meegerekend. TNO-Arbeid heeft onderzoek verricht waaruit blijkt dat totaal ongeveer 350 000 tot 500 000 arbeidsgehandicapten, dus WAO'ers in strikte zin en arbeidsgehandicapten zonder uitkering, aan het werk zijn. Dat is 5% tot 7% van de beroepsbevolking. Het streefpercentage uit de WAGW zou daarmee al behaald zijn. Misschien moet naast het absolute aantal WAO'ers ook gekeken worden naar de ontwikkeling van de WAO in arbeidsjaren.

Het nogal wijd verbreide beeld dat werkgevers totaal niet geïnteresseerd zijn in het in dienst nemen van arbeidsongeschikten of arbeidsgehandicapten klopt niet. Uit een studie van het International Social Security Association blijkt dat Nederland het op het gebied van reïntegratie lang niet slecht doet, al blijkt uit deze studie ook dat er in Nederland uit een ruim bestand geput kan worden.

Het langdurig verzuim en de instroom in de WAO is zo hoog dat reïntegratie niet toereikend is om het probleem tot aanvaardbare proporties terug te brengen. De reïntegratie kan verbeterd worden. In het eerste ziektejaar moet een maximale inspanning worden geleverd.

De staatssecretaris bestreed de conclusie dat, omdat in de augustusrapportage van het CTSV staat dat het ziekteverzuim sinds de invoering van de WULBZ licht is gestegen, deze wet dus niet heeft gewerkt. De economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren resulteren in een buitengewoon overspannen arbeidsmarkt, waardoor het ziekteverzuim omhoog gaat. Werkgevers komen gelukkig niet meer toe aan risicoselectie. Voor het eerst daalt het aantal langdurig werklozen met enkele tientallen duizenden, vaak mensen met een zwakkere gezondheid. De ziekteverzuimpercentages bij de Melkertbanen zijn zeer hoog, zelfs 10 tot 20. Het gemiddelde ziekteverzuimpercentage neemt daardoor iets toe. In de hoogconjunctuur van begin jaren negentig was het ziekteverzuim, met een minder gespannen arbeidsmarkt, ongeveer 8%. Uit berekeningen blijkt ook dat er een sterke correlatie is tussen conjunctuur en ziekteverzuim. Als de WULBZ niet was ingevoerd, zou het ziekteverzuim veel hoger zijn.

Een andere indicatie dat de WULBZ een goede uitwerking heeft, is de ontwikkeling bij de collectief verzekerde flexwerkers, waarbij het ziekteverzuim stijgt en er kennelijk sprake is van afwenteling.

De staatssecretaris zegde toe, na te zullen gaan of er sprake is van een verdubbeling van de kosten in verband met zwangerschap, die vallen onder het vangnet van de Ziektewet en, zo ja, wat de oorzaak daarvan is.

Veel bedrijven hebben zich bij- of herverzekerd, waardoor de prikkel is verminderd. De verzekeraars hebben verzekeringen te goedkoop afgesloten. De premies zullen dan ook gedifferentieerd omhoog gaan. Sommige werkgevers besluiten om een hoger eigen risico te nemen, waardoor ook de prikkels zullen terugkomen. Er is sprake van een soort verplaatsing van de prikkel van werkgevers naar verzekeraars, die meer geïnteresseerd zijn in de beheersing van het ziekteverzuim. Zij stellen bijvoorbeeld bepaalde eisen aan het niveau van de Arbo-dienstverlening die een werkgever afneemt en doen concrete suggesties om zich bij een bepaalde Arbo-dienstverlener te melden. De staatssecretaris zegde toe de vragen op dit terrein te verwerken in een nota. Ook de opmerking van de heer Harrewijn dat men in het Arbo-dienstpanel nog weinig merkt van actief optredende verzekeraars, zal daarbij worden betrokken.

De mogelijkheid wordt bestudeerd om uitzendbureaus eigen risicodrager te laten worden voor de flexwerkers. De Kamer zal daarover nader worden geïnformeerd.

PEMBA staat nog enigszins in de kinderschoenen. Het is het tweede jaar van de opbouw van de gedifferentieerde premie. In 2002 zal de opbouw hiervan zijn voltooid en zal 50% van de totale WAO-lasten geprivatiseerd zijn. Zij komen direct op het bord van de individuele werkgever. Het gaat in totaal om een bedrag van 12 mld. Voor werkgevers zal dit een financiële prikkel zijn om zowel in het voortraject naar de WAO als in de daaropvolgende jaren alles uit de kast te halen om werknemers te reïntegreren. Elke werknemer die niet in de WAO komt, betekent een besparing van ruim twee ton voor de individuele werkgever.

Voor reïntegratie kan de komende jaren veel van de marktwerking verwacht worden. Er ontstaat een prille markt waarop veel aanbieders zich begeven. Er is een grotere bereidwilligheid van werkgevers- en werknemersorganisaties om mee te doen aan tal van initiatieven, zoals REA-actief. Overigens zal de markt wel gestimuleerd moeten worden. Het is zeker niet de bedoeling om de reïntegratie naar het publieke veld te halen, zoals gesuggereerd door GroenLinks. Tijdens de discussie over de SUWI-nota heeft de GroenLinksfractie nog ingestemd met het openbreken van reïntegratie voor marktwerking. Als publieke middelen op de markt worden besteed, worden daar publieke beslissingen over genomen. Er gaat zo'n kleine 10 mld. om aan ziekteverzuimgelden en straks wordt 12 mld. aan WAO-gelden privaat besteed. Deze enorme markt leidt tot marktwerking op het gebied van reïntegratie.

Momenteel wordt geëxperimenteerd met persoonsgebonden budgetten. Tegenover het recht op reïntegratie en begeleiding staat een plicht tot reïntegratie en begeleiding. Het is een karikatuur dat werkgevers niet willen en werknemers wel, want zo zwart-wit ligt het niet. De geschetste inhoud van het recht op reïntegratie sprak de staatssecretaris aan. Hij zegde toe dit in het kader van SUWI integraal te zullen bezien. Wetgeving dient ook in dat kader te worden geïncorporeerd.

De staatssecretaris wees erop dat hij reeds eerder heeft toegezegd inzicht te zullen geven in prestaties, gebaseerd op het streven naar benchmarking binnen sectoren, dus een sectorprestatievergelijking, waaraan in samenwerking met het LISV hard wordt gewerkt. De verschillen tussen sectoren op het gebied van integratie, arbeidsgehandicapteninstroom, ziekteverzuimverleden enzovoorts worden in kaart gebracht. De branches worden niet alleen onderling vergeleken, er worden ook vergelijkingen binnen de branche opgesteld, waardoor onder andere goede en slechte voorbeelden in de zorgsector zichtbaar worden. Dankzij PEMBA zijn alle gegevens van de bedrijven beschikbaar. Geprobeerd wordt ook, te achterhalen hoe de verschillen tot stand kunnen komen. Er wordt daarbij gekeken naar bijvoorbeeld de herverzekering van het ziekteverzuim en het verzuimbeleid. Een en ander kan branche-initiatieven ondersteunen. Goede voorbeelden zouden nastrevenswaardig kunnen zijn voor andere instellingen, maar de staatssecretaris was geen voorstander van het invoeren van algemene streefcijfers voor branches. In een overleg met REA-actief, waarin sociale partners zitting hebben, is naar voren gebracht dat afspraken in de CAO over het aannemen van arbeidsongeschikten verwateren. Het is belangrijker dat in CAO's wordt opgenomen op welke wijze bereikt kan worden dat het verzuim omlaag gaat. Een instrument daarvoor zijn de Arbo-convenanten, waarin een meer vooraanstaande plaats is ingeruimd voor reïntegratiebeleid in het eerste jaar, gericht op actief integraal verzuimbeleid in een sector, een casemanager voor zieken, een draaiboek in geval van verzuim, interventietrajecten, psychologische hulpverlening, enzovoorts. De sociale partners zullen daarin moeten investeren. Tevoren kan niet worden voorspeld of dit beleid leidt tot een daling van het ziekteverzuim van 1% of 2%. Het moet een plan zijn waarvan kan worden aangenomen dat het tot daling van het ziekteverzuim leidt. De staatssecretaris had zeker geen bezwaar tegen een interne inspanningsverplichting op basis van vrijwilligheid. De Arbo-convenanten zullen specifieke meetpunten hebben die tussentijds geëvalueerd zullen worden. Als het dreigt mis te gaan, kan tussentijds worden ingegrepen.

Reïntegratie lukt alleen als werkgever en werknemer het samen willen. Met Stalinistische maatregelen gaat het niet. In de wet is de mogelijkheid van verplichting en eventuele sancties opgenomen als een soort atoomwapen waarmee wel gedreigd kan worden, maar nooit zal worden toegepast.

De staatssecretaris deelde de zorgen over het feit dat velen louter op grond van een medische keuring volledig worden afgekeurd. Er wordt te weinig gekeken naar de mogelijkheden die men nog wel heeft. Bij de arbeidsdeskundige keuringen doet men dat wel. Overigens wordt niet 48%, maar 37% van de gekeurden medisch ongeschikt worden verklaard, maar wel 48% van de psychische gevallen. Deze ontwikkeling is ongewenst, want zij is een belangrijke component van de volumestijging. Het probleem werd door het veld erkend, maar terecht werd door de UVI's aangedragen dat men kampt met enorme capaciteitsproblemen onder de keuringsartsen. Men heeft de wil tot verbetering uitgesproken. Het LISV heeft voorgesteld om meer direct aan te sturen, niet alleen via voorschriften, maar ook door rechtstreeks met de keuringsmedewerkers van de UVI's contact te hebben om nauwkeuriger in kaart te kunnen brengen wat er zoal loos is. Ook is afgesproken dat het CTSV de toepassing van de richtlijnen nader zal onderzoeken. Dossieronderzoek door het CTSV werkt ook sanerend in de uitvoeringspraktijk. Het gaat om onderzoek achteraf, met name in relatie tot de richtlijn «Geen duurzaam benutbare mogelijkheden».

Op basis van het plan van aanpak, een meer directe aansturing door het LISV, de codificering van de richtlijn enzovoorts, komt er veel op de UVI's af. Als er ook nog een parlementair onderzoek plaatsvindt, kunnen de problemen eerder toe- dan afnemen.

Sinds de OSV uit 1997 is de informatietaak inzake de werknemersverzekeringen gelegd bij het LISV. Het is niet doelmatig dat ten behoeve van de augustusrapportage van het CTSV informatie wordt ingewonnen die ook het LISV verzamelt. Er zijn principeafspraken gemaakt tussen CTSV en LISV, onder andere dat het LISV een verantwoordingsplicht heeft over de uitvoering van de sociale verzekeringen en dat vervolgens het CTSV mede op basis daarvan een toezichtrapportage levert. Het gaat om een logischer taakverdeling tussen deze twee instituties die voortvloeit uit de OSV.

De motie-Wöltgens is aangenomen voor de OSV, waarin de informatietaak naar het LISV overgegaan. Het is goed dat het LISV verantwoording aflegt voor het gevoerde beleid. Het CTSV levert daar een toezichtrapportage bij. Die is niet minder kritisch dan tot nu toe. De onafhankelijke beoordeling blijft gewaarborgd. Het CTSV zal zeker de informatieverstrekking van het LISV controleren. Het CTSV zelf heeft aangegeven dat dit een logische verantwoordelijkheidsverdeling is. De staatssecretaris zegde toe, vanwege andere signalen aan de Kamer dit onderwerp in het eerstvolgend bestuurlijk overleg met het CTSV op de agenda te plaatsen en de Kamer daarover te rapporteren.

De UVI's is tot nu toe nooit gevraagd na te gaan welk werk geregistreerden verrichten. Nu wordt die vraag wel voorgelegd, dus zal dit ook gebeuren.

De mogelijkheid om loon bij ziekte aan te vullen tot 100% betreft een vrijheid van de sociale partners. Een actieve opstelling in het eerste ziektejaar is voor reïntegratie van belang. In dat jaar gaat er veel mis. Soms wordt een arbeidsconflict maanden vooruitgeschoven via ziekteverzuim en een burn-out wordt al snel onnodig in medicalisering en WAO vertaald. Van alle partijen wordt een inspanning vereist, van werkgever, bedrijfsarts, maar ook van de werknemer zelf, die vaak een jaar ronddoolt zonder het besef wanneer en in welke vorm de WAO op hem afkomt. Komt men in de WAO, dan is de terugval in inkomen 30%. De staatssecretaris achtte het verstandig dat op enig moment in het eerste ziektejaar– dat kan na zes weken, drie maanden of een halfjaar zijn – ook via het inkomen duidelijk wordt dat er iets misgaat. In de omringende landen is dit meestal 10% tot 15%. Het gebeurt overal, behalve in Nederland. Het langdurig ziekteverzuim in Nederland is veel hoger dan in andere landen. Het was absoluut niet de bedoeling van de staatssecretaris om sociale partners iets op te leggen. Hen wordt slechts gevraagd het gezonde verstand te gebruiken.

De staatssecretaris had voldoende vertrouwen in het beleid, maar tot nu toe zijn prikkels met name bij werkgevers neergelegd. Het is verstandig om dat in lichte mate ook bij de werknemer te doen. Als een zwakke prikkel in het eerste ziektejaar ertoe leidt dat de WAO-instroom met 10% daalt, is er voor betrokkenen geen sprake van een nog grotere inkomensachteruitgang. Uit CTSV-onderzoek blijkt dat in 15% van de gevallen na TBA-keuring de financiële prikkel heeft gewerkt.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Smits (PvdA) vond het pure winst dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat de bruto WAO-cijfers een vertekend beeld geven, omdat veel WAO'ers werk hebben. Kan hij meer duidelijkheid geven over de door hem geleverde cijfers? Het is goed dat de positie van de werknemers in het wetgevend traject wordt versterkt.

Via benchmarking zullen vergelijkende gegevens per sector worden verstrekt, die ondersteunend kunnen zijn voor initiatieven in de branche. Wordt ook inzicht gegeven in het aandeel arbeidsgehandicapten per sector? Streefcijfers zijn van belang om te kunnen beoordelen of de inspanningen tot resultaat leiden.

Ook al zouden het CTSV en het LISV min of meer bruikbare werkafspraken hebben gemaakt, dan nog heeft de Kamer de wens uitgesproken om ieder jaar van een onafhankelijke toezichthouder een uitgebreide kwalitatieve en kwantitatieve analyse te krijgen. Het CTSV moet dan ook zelf onderzoek kunnen doen.

Mevrouw Smits was van mening dat de staatssecretaris op het punt van de aanvulling van het ziekengeld voor een onverstandige insteek heeft gekozen. Ook op basis van het huidige systeem kunnen nog goede resultaten worden geboekt. Het beleid dient zich te richten op de sectoren waar de problemen groot zijn, zoals de zorgsector. Een oproep aan de sociale partners heeft de suggestie in zich dat zij genoemde richting op moeten gaan. Mevrouw Smits was het daar volstrekt niet mee eens.

Mevrouw Smits onderschreef de gedachte, werkgevers van flexwerkers meer verantwoordelijkheid te geven.

Kan de staatssecretaris in zijn notitie over de rol van de verzekeraars concrete informatie verstrekken over het grote verschil in ziekteverzuim tussen kleine en grote bedrijven? Profiteren de kleine bedrijven daarvan in de vorm van een lagere premie?

Mevrouw Smits had geen behoefte aan een parlementair onderzoek naar de keuringspraktijk. Er is al veel in gang gezet met het plan van aanpak. Een eigen onderzoek door de Kamer kan verstorend werken. Kan overleg plaatsvinden over de resultaten? Het pleidooi voor hoorzittingen hield mevrouw Smits overeind, want zij wil meer weten over de reïntegratiepraktijk.

De heer Wilders (VVD) dankte de staatssecretaris voor zijn toezegging de Kamer een notitie te zullen doen toekomen over de rol van de verzekeraars. Het beeld is enigszins vertekend, want 54% van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten werkt, terwijl in de sociale nota van vorig nog stond dat dit 25% is. Voor de VVD-fractie zijn verdergaande maatregelen bespreekbaar, maar daarvoor is te weinig steun in de Kamer. Zij maakt zich grote zorgen over het volume.

De VVD-fractie heeft geen behoefte aan een onderzoek naar de keuringspraktijk.

De heer Wilders dankte de staatssecretaris voor de toezegging na te zullen gaan of de flexwerkers uit het vangnet gehaald kunnen worden dan wel dat uitzendbureaus eigen risicodrager worden.

De heer Wilders ging ervan uit dat de staatssecretaris het onderwerp van de aanvullingen zal bespreken met sociale partners. De VVD-fractie is voorstander van het niet algemeen verbindend verklaren van bepalingen in CAO's over bovenwettelijke aanvullingen.

Bij reïntegratie gaat het ook om de plicht van de werknemer. De keuze voor benchmarking in plaats van streefcijfers steunt de VVD-fractie.

Mevrouw Schimmel (D66) wees erop dat mensen niet sneller beter worden als zij minder ziektegeld ontvangen en dat ook een arbeidsconflict niet sneller zal worden opgelost. Het creëren van een goed arbeidsklimaat, waaronder de aanvulling van het ziektegeld, wordt door de meeste werkgevers nagestreefd.

De WAO-cijfers zijn verwarrend. Kan de staatssecretaris nog nadere informatie verstrekken over de inhoud van een sluitende aanpak, een ketenaanpak, voordat men in de bakken van de UVI's terechtkomt? Mevrouw Schimmel was overigens blij dat de staatssecretaris het recht op reïntegratie op wil nemen in de wet. Bij een sluitende aanpak horen ook streefcijfers, omdat daardoor het aannamebeleid en het aantal mensen dat uiteindelijk in dienst komt zichtbaar worden.

Mevrouw Schimmel hield vast aan haar voorstel om een eigen werkgroep te laten kijken naar de keuringspraktijk, in eerste instantie aan de hand van de onderzoeken tot nu, om tot een eigen beoordeling te komen.

De onafhankelijke rapportages moeten blijven. Ook de OSV biedt voldoende aanknopingspunten om het CTSV deze functie te laten vervullen.

De heer Harrewijn (GroenLinks) benadrukte dat er overeenstemming is over de inzet in het eerste ziektejaar en een grote gerichtheid op de cliënt. Streefcijfers zijn daarbij van belang. Wellicht kan dit punt worden betrokken bij het najaarsoverleg. Alle energie moet worden gericht op het eerste ziektejaar, ook in gesprekken met sociale partners. Dat geldt overigens niet voor de aanvulling op het ziektegeld, want dat zou alleen maar sfeerverziekend werken.

De UVI's wordt gevraagd, cijfers te leveren over de arbeidsrelatie. Zijn in de cijfers ook arbeidsgehandicapten zoals WSW'ers meegeteld? Is er sprake van aansluitende computersystemen? Kloppen de gegevens in relatie tot het CVCS?

Kan er een tussenregeling tot stand worden gebracht ten behoeve van het oplossen van pensioenproblemen?

De heer Harrewijn deelde mee in de procedurevergadering terug te zullen komen op de thema's voor hoorzittingen.

De heer De Wit (SP) wees er nogmaals op dat 43% van de WAO-instroom het gevolg is van slechte arbeidsomstandigheden. De WULBZ is bedoeld om werkgevers ertoe aan te zetten om daar iets aan te doen. Er is sprake van ontwijkgedrag. De beoogde effecten van de privatisering van de Ziektewet en het toepassen van marktwerking zijn niet bereikt. De heer De Wit was dan ook van mening dat de tijd is gekomen om de privatisering ter discussie te stellen.

Boven een interview waarin de staatssecretaris ingaat op de aanvulling op het ziektegeld van 70% tot 100% staat: «Ik ben een echte liberaal». Dat is te merken. De heer De Wit hoopte dat de vakbonden duidelijk zullen aangeven dat het voorstel van de staatssecretaris niet aan de orde kan zijn. Daarmee worden veel problemen voorkomen, zoals de vraag wie op welk moment bepaalt waarom iemand minder ziektegeld krijgt.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA) dankte de staatssecretaris voor de door hem toegezegde notities. Het is jammer dat hij over andere gegevens beschikt dan de Kamer, maar uiteindelijk gaat het erom, het beroep op de uitkering terug te dringen. Daarbij past een analyse over de wijze waarop dit verder verbeterd kan worden en een perspectief op herstel, want 900 000 is te veel.

Mevrouw Bijleveld zag niets in extra prikkels voor werknemers in de loondoorbetalingsfeer.

De CDA-fractie heeft niet voor de motie inzake het recht op reïntegratie gestemd, omdat daar te veel het recht op een baan in doorklinkt. Zij heeft behoefte aan een onafhankelijke CTSV-rapportage.

Vindt de staatssecretaris, gezien de cijfers, een versnelde evaluatie van de WULBZ nodig? Wil hij ingaan op de ME-richtlijn, de instroom van vrouwen in de WAO en de geringe kennis van Arbo-diensten over werkdruk en emotionele belasting?

De staatssecretaris wees erop dat wanneer «ziek is ziek» het uitgangspunt is, het geen enkele zin heeft om te proberen speciale reïntegratietrajecten te lanceren in het eerste ziektejaar. Men moet dan slechts worden doorverwezen naar huisarts en specialist. Ziek zijn begint echter vaak met het zich ongelukkig voelen op het werk, opgebrand en uitgerouleerd raken. Men doolt vaak een jaar rond in de Ziektewet en ineens komt de WAO-keuring op hen af. Een lichte inkomensachteruitgang in het eerste ziektejaar kan een bijdrage leveren aan het gevoel van urgentie bij de werknemer om het probleem aan te pakken. De Kamer heeft in de Ziektewet niet opgenomen dat loondoorbetaling van 100% moet plaatsvinden. De mogelijkheid ligt open om het iets minder te doen zijn.

De staatssecretaris zegde toe, bij de benchmarking het aantal WAO'ers per sector te zullen bekijken en met het CTSV te zullen overleggen. De uitkomst daarvan zal de Kamer per brief worden meegedeeld. Zij kan daar dan alsnog op terugkomen.

De staatssecretaris zegde verder toe het verschil tussen de verzekeringspremies van kleine en grote bedrijven te betrekken bij de notitie over de verzekeraars.

Daarnaast zal al het mogelijke worden gedaan om de gegevens ten behoeve van de evaluatie van de Wet REA en een eventuele hoorzitting zo spoedig mogelijk te leveren.

De staatssecretaris benadrukte dat de wens om cijfers te leveren vaak wordt geuit door de Kamer, zoals cijfers over de arbeidsdeelname van gehandicapten. Hij zegde toe de Kamer binnenkort een notitie te zullen toesturen over aantallen in het reïntegratietraject en de gelden ten behoeve van een sluitende aanpak.

De aansluiting van de computersystemen van de UVI's op die van het CVCS wordt goed bekeken. Overigens kan met verschillende systemen gebruik worden gemaakt van het CVCS.

Over de aanvullende pensioenen voor WAO'ers wordt gesproken met sociale partners. Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de sociale partners, want het premievrij opbouwen van pensioenen door WAO'ers betreft een afspraak van hen. Zij moeten daar in principe ook zelf een oplossing voor vinden. De staatssecretaris zegde toe zijn best te zullen doen om dat te faciliëren.

De staatssecretaris was van mening dat de WULBZ en de PEMBA goede wetten zijn. Hij was niet van plan, de evaluatie van de WULBZ eerder te houden.

De codificatie van de ME-richtlijn is vergevorderd. Het LISV heeft advies uitgebracht. Binnenkort zal de Kamer definitieve wetteksten ontvangen.

Er is nieuw onderzoek gaande naar de positie van vrouwen in relatie tot de WAO. Het leek de staatssecretaris beter, daarover apart van gedachten te wisselen. De kennis van Arbo-diensten van psychische problemen wordt bevorderd via de Arbo-convenanten. Een neveneffect daarvan kan zijn dat de kwaliteit van de dienstverlening van Arbo-diensten op een hoger niveau gebracht wordt.

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier van de commissie,

Van Dijk


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Balkenende (CDA), De Wit (SP), Harrewijn (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Hamer (PvdA), Van der Hoek (PvdA), Dankers (CDA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Hofstra (VVD), Van Middelkoop (GPV), Van Vliet (D66), Klein Molekamp (VVD), Stroeken (CDA), Mosterd (CDA), Marijnissen (SP), Vendrik (GroenLinks), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Eisses-Timmerman (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD).

Naar boven